Resolutie van het Europees Parlement van 9 februari 2010 over een herzien Kaderakkoord tussen het Europees Parlement en de Commissie voor de volgende zittingsperiode
Het Europees Parlement,
– gezien de "Politieke richtsnoeren voor de volgende Commissie", gepresenteerd door de kandidaat-voorzitter van de Commissie op 3 september 2009,
– gezien de verklaringen van de kandidaat-voorzitter van de Commissie in het Parlement op 15 september 2009, en in de Conferentie van voorzitters op 19 november 2009,
– gezien zijn besluit van 16 september 2009(1) betreffende de verkiezing van de heer Durão Barroso tot voorzitter van de Commissie,
– gelet op het huidige kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie(2),
– gezien de huidige praktijk van de uitvoering door de Commissie en het Parlement van het Interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven"(3),
– gezien de ervaringen van de vorige zittingsperiode, de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Lissabon, die op 1 december 2009 in werking traden en die een nieuw institutioneel evenwicht bewerkstelligen, en de gemeenschappelijke visie die op 27 januari 2010 is bereikt tussen de Werkgroep van het Europees Parlement voor de herziening van het kaderakkoord en de kandidaat-voorzitter van de Commissie,
– gelet op artikel 17 van het EU-Verdrag en de artikelen 244 tot en met 248 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU),
– gelet op de artikelen 106 en 107 van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Europees Parlement en de Commissie nauw moeten samenwerken met het oog op een succesvolle en doeltreffende toepassing van de "communautaire methode", waarbij zij er name voor moeten zorgen dat de Unie meer is dan de som der delen,
1. verwelkomt het nieuwe voorstel van de kandidaat-voorzitter van de Commissie om een "Speciaal partnerschap tussen het Europees Parlement en de Commissie" op te zetten, zoals voorgesteld in zijn "Politieke richtsnoeren voor de volgende Commissie", met het oog op het verdedigen en verwezenlijken van de specifiek Europese belangen en het leggen van de eerste hoeksteen voor een hernieuwde Europese Unie in de periode na Lissabon;
2. roept op tot een zo snel mogelijke herziening van het Kaderakkoord tussen het Europees Parlement en de Commissie voor het regelen van de bilaterale betrekkingen tussen de twee instellingen, waarbij de toezeggingen van de kandidaat-voorzitter van de Commissie, dhr. Barroso, als uitgangspunt worden genomen;
3. roept in het licht van die toezeggingen met name op tot de opname van de volgende punten in het herziene Kaderakkoord:
(a)
de garantie dat de Commissie het grondbeginsel van gelijke behandeling van het Parlement en de Raad zal toepassen, met name waar het gaat om toegang tot vergaderingen en de levering van bijdragen of andere informatie, in het bijzonder met betrekking tot wetgevings- en begrotingsaangelegenheden;
(b)
de tenuitvoerlegging van het speciale partnerschap tussen het Parlement en de Commissie door middel van de volgende regelingen:
–
de voorzitter van de Commissie pleegt geregeld overleg met de Voorzitter van het Europees Parlement inzake essentiële horizontale kwesties en belangrijke wetgevingsvoorstellen. In het kader van dit overleg wordt de Voorzitter van het Parlement ook uitgenodigd vergaderingen van het college van commissarissen bij te wonen;
–
de voorzitter of een ondervoorzitter van de Commissie wordt uitgenodigd vergaderingen van de Conferentie van voorzitters of de Conferentie van commissievoorzitters bij te wonen indien specifieke kwesties worden besproken die betrekking hebben op het vaststellen van de agenda voor de plenaire vergadering of op wetgevings- en begrotingskwesties;
–
er vindt jaarlijks een vergadering plaats tussen de Conferentie van voorzitters en de Conferentie van commissievoorzitters en het college van commissarissen, waarbij relevante kwesties worden besproken, waaronder de voorbereiding en uitvoering van het werkprogramma van de Commissie;
–
in het kader van zijn werkzaamheden ter voorbereiding en uitvoering van EU-wetgeving, met inbegrip van zachte wetgeving, verstrekt de Commissie alle informatie en de volledige documentatie inzake zijn vergaderingen met nationale deskundigen; tevens kunnen deskundigen van het Parlement worden uitgenodigd om die vergaderingen bij te wonen;
(c)
de toezegging van de Commissie om verslag uit brengen van de praktische follow-up van initiatief-wetgevingsverzoeken binnen drie maanden na de goedkeuring van een initiatief-wetgevingsverslag, overeenkomstig artikel 225 van het VWEU; de Commissie dient uiterlijk na één jaar een wetgevingsvoorstel in of neemt het voorstel op in haar werkprogramma van het jaar daarop. Indien de Commissie geen voorstel indient, geeft zij het Europees Parlement een gedetailleerde toelichting van de redenen daarvan;
(d)
de toezegging dat nauwe en vroegtijdige samenwerking tussen het Parlement en de Commissie zal plaatsvinden inzake iniatief-wetgevingsverzoeken die voortvloeien uit burgerinitiatieven;
(e)
de toezegging van het Parlement en de Commissie om overeenstemming te bereiken over wezenlijke veranderingen bij de voorbereidingen voor toekomstige onderhandelingen met de Raad inzake de aanpassing van het Interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven" aan de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Lissabon en inzake, onder meer, het wijzigen van de praktijk van uitvoering van het huidige akkoord, waaronder:
–
er worden effectbeoordelingen uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Commissie door middel van een transparante procedure waarmee onafhankelijke beoordelingen worden gewaarborgd; de effectbeoordelingen worden tijdig openbaar gemaakt, rekening houdend met een aantal uiteenlopende scenario's, waaronder een "niets doen"-optie, en worden in beginsel gepresenteerd aan de bevoegde parlementaire commissie in het kader van de raadpleging van nationale parlementen uit hoofde van het Verdrag van Lissabon;
–
op gebieden waar het Parlement gewoonlijk betrokken is bij het wetgevingsproces wordt waar passend zachte wetgeving toegepast, met opgave van ter dege gemotiveerde redenen en na raadpleging van het Parlement;
–
met het oog op vereenvoudiging van het recht van de Unie is het gebruik van herwerking als standaardprocedure gegarandeerd indien dit mogelijk en relevant is, of wordt deze vervangen door een codificatie van de rechtshandeling binnen zes maanden na de definitieve vaststelling ervan;
–
met het oog op een beter toezicht op de omzetting en uitvoering van het recht van de Unie zien de Commissie en het Parlement toe op de opname van verplichte concordantietabellen en een bindend tijdschema voor de omzetting, waarbij in het geval van richtlijnen een termijn van twee jaar normaal gesproken niet mag worden overschreden;
–
de Commissie voorziet het Parlement van beknopte gegevens over alle inbreukprocedures, van de schriftelijke aanmaning, met inbegrip, indien het Parlement hierom verzoekt, van de kwesties waar de inbreukprocedure op betrekking heeft, te beoordelen per geval en met inachtneming van de vertrouwelijkheidsregels;
(f)
overeestemming over de volgende eisen met het oog op een verbeterde verantwoordingsplicht voor de uitvoerende macht:
–
bij het opstellen van een herziening van de gedragscode voor commissarissen vraagt de Commissie het Parlement om advies;
–
bij het opstellen van een herziening van zijn Reglement in verband met de betrekkingen met de Commissie vraagt het Parlement de Commissie om advies;
–
indien het Parlement de voorzitter van de Commissie verzoekt om het vertrouwen in een individueel lid van de Commissie op te zeggen, zal hij ernstig overwegen of hij het betreffende lid dient te verzoeken ontslag te nemen, overeenkomstig artikel 17, lid 6 van het EU-Verdrag; de voorzitter zal ofwel van het betreffende lid verlangen ontslag te nemen ofwel op de volgende zittingsperiode van het Parlement toelichting geven over de weigering daartoe;
–
indien de voorzitter van de Commissie voornemens is de taakverdeling van de Commissie tijdens de ambtstermijn te wijzigen, overeenkomstig artikel 248 van het VWEU, brengt hij het Parlement hiervan tijdig op de hoogte, met het oog op parlementaire raadpleging inzake deze wijzigingen; het besluit van de voorzitter om de taakverdeling te wijzigen kan onverwijld ten uitvoer worden gelegd;
–
indien een commissaris wordt vervangen, neemt de voorzitter van de Commissie het advies van het Parlement ernstig in overweging, alvorens in te stemmen met het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 246 van het VWEU;
–
de Commissie steunt het Parlement bij de komende onderhandelingen over de Europese dienst voor extern optreden (EEAS), teneinde volledig verantwoording controle van die dienst te waarborgen, onder meer door middel van een transparante procedure voor de benoeming van speciale vertegenwoordigers en ambassadeurs;
–
de Commissie steunt het Parlement bij de komende onderhandelingen over de EEAS met het oog op de voortzetting en versterking van de "Communautaire benadering" op het gebied van ontwikkelingsbeleid, onder meer door middel van de programmering van instrumenten voor ontwikkelingshulp, met name het Europees Ontwikkelingsfonds, dat binnen de bevoegdheid van de Commissie moet blijven en waarover de Commissie volledige verantwoording moet afleggen aan het Parlement;
–
er wordt een vragenuur met commissarissen ingevoerd, onder meer met de vice-voorzitter voor Buitenlandse Betrekkingen/Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, waarbij het model wordt gevolgd van het bestaande vragenuur met de voorzitter van de Commissie, een en ander met als doel een wijziging van de opzet van het bestaande vragenuur;
(g)
kandidaten voor de post van uitvoerend directeur van regelgevende organen worden onderworpen aan een hoorzitting van parlementaire commissies;
(h)
de toezegging door de Commissie dat versterkte samenwerking met het Parlement zal plaatsvinden door middel van onmiddellijke en volledige informatieverstrekking aan het Parlement in alle stadia van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten (ook inzake de vaststelling van de onderhandelingsrichtsnoeren), met name op het gebied van handelskwesties en andere onderhandelingen waarvoor de toestemmingsprocedure geldt, waarbij artikel 218 van het VWEU onverkort ten uitvoer wordt gelegd, met eerbiediging van de rol van elke instelling en volledige uitvoering van de nieuwe procedures en regels voor het waarborgen van de nodige vertrouwelijkheid;
(i)
op internationale conferenties streeft de Commissie er op verzoek van het Parlement naar dat de voorzitter van de parlementaire delegatie de status van waarnemer wordt toegekend op relevante bijeenkomsten, met het oog op de met het Verdrag van Lissabon uitgebreide bevoegdheden van het Parlement, waarbij de Commissie de delegaties van het Parlement toegang biedt tot de faciliteiten van de EU;
(j)
de toezegging om de huidige regelingen in verband met de programmering te verbeteren door middel van een aantal maatregelen, waaronder:
–
het beginsel om bepaalde belangrijke initiatieven van de Commissie eerst op de plenaire vergadering te presenteren en pas daarna aan het publiek;
–
de toezegging van de Commissie om, overeenkomstig artikel 17 van het EU-Verdrag, snel de initiatieven te nemen om "de jaarlijkse en meerjarige programmering van de Unie om interinstitutionele akkoorden tot stand te brengen";
–
jaarlijkse vergaderingen van het college van commissarissen en de Conferentie van voorzitters en de Conferentie van commissievoorzitters vóór de vaststelling van het werkprogramma van de Commissie, met inbegrip van nieuwe voorstellen voor vereenvoudiging, belangrijke initiatieven voor zachte wetgeving en intrekkingen, teneinde het debat voor te bereiden en te streven naar een gemeenschappelijke visie tussen de Commissie en het Parlement;
–
het beginsel dat de Commissie de redenen moet toelichten indien zij de in haar programma vastgelegde afzonderlijke voorstellen niet kan verwezenlijken of wijzigt;
4. verzoekt het Parlement en de Commissie de werking van het toekomstige Kaderakkoord uiterlijk eind 2011 te evalueren;
5. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de nieuwe Commissie.