Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2010 over de recente aardbeving op Haïti
Het Europees Parlement,
– gezien de G7-top van 6 februari 2010 in Iqaluit (Canada),
– gezien de conclusies van de voorbereidende ministerconferentie van 25 januari 2010 in Montreal,
– gezien het debat in het Europees Parlement met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, barones Ashton, over de aardbeving in Haïti op 20 januari 2010,
– gezien de conclusies van de buitengewone zitting van de Raad Buitenlandse Zaken op 18 januari 2010 in Brussel,
– gezien de Europese consensus over humanitaire hulp,
– gezien de stabiliseringsmissie van de Verenigde Naties in Haïti (MINUSTHA),
– gezien het voorstel van Michel Barnier van 9 mei 2006 voor een Europese civielebeschermingsmacht, "Europe Aid",
– gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Haïti op 12 januari 2010 is getroffen door een aardbeving met een kracht van 7,3 op de schaal van Richter, met catastrofale schade in Port-au-Prince, Jacmel en andere steden en dorpen in de regio als gevolg, en dat vele krachtige naschokken het land bleven treffen,
B. overwegende dat volgens berichten 200 000 mensen zijn omgekomen, 250 000 gewond en meer dan 3 miljoen rechtstreeks getroffen,
C. overwegende dat het VN-bureau voor de coördinatie van humanitaire aangelegenheden (OCHA) heeft gemeld dat zeker een miljoen mensen in het hele land onderdak nodig hebben en dat 600 000 mensen ontheemd zijn,
D. overwegende dat volgens ramingen van de Haïtiaanse regering 235 000 mensen Port-au-Prince hebben verlaten en wellicht een miljoen mensen vanuit de steden naar het platteland zullen trekken, met als gevolg een belasting voor reeds kwetsbare gemeenschappen,
E. overwegende dat vóór de aardbeving ongeveer 1,8 miljoen mensen te lijden hadden onder een voedseltekort, in een land waar bijna 60% van de bevolking op het platteland woont en 70% moet rondkomen met minder dan 2 USD per dag,
F. overwegende dat de al tientallen jaren durende politieke instabiliteit in de periode vóór de aardbeving heeft bijgedragen tot de verzwakking van de overheidsinstellingen en van hun capaciteit om basisdiensten te verlenen, en dat de overheid door de schade als gevolg van de aardbeving verlamd is en niet in staat is actief te reageren op de hulpverlening, waardoor de situatie nog is verergerd,
G. overwegende dat de Commissie ermee heeft ingestemd 137 miljoen EUR te verstrekken voor de noden op korte termijn en ten minste 200 miljoen EUR voor de middellange en lange termijn, terwijl de lidstaten nog eens 92 miljoen EUR verstrekken,
H. overwegende dat Haïti gebukt gaat onder een buitenlandse schuld die op ongeveer 1 miljard wordt geraamd, die reeds vóór de aardbeving een struikelblok voor de ontwikkeling van Haïti was en het herstel van het land kan bemoeilijken,
I. overwegende dat de onverwijlde wederopbouw van de capaciteit voor een functionerende democratie en overheid in Haïti een essentieel onderdeel is van de overgang van de eerste fase, namelijk noodhulp, naar de aanzienlijke taak om de natie weer op te bouwen,
1. spreekt zijn oprechte medeleven en solidariteit uit met de bevolking van Haïti en andere landen en het personeel van internationale organisaties, waaronder de VN en de Commissie, wegens het massale verlies van mensenlevens en de massale vernietiging die de aardbeving heeft veroorzaakt,
2. is verheugd over de inspanningen van de Haïtiaanse overheid en maatschappelijke organisaties, alsook van de VN, ngo's en andere bilaterale donoren, om de bevolking van Haïti hulp te verlenen, en brengt hulde aan de hulporganisaties en personen uit de hele Unie voor het werk dat zij verrichten;
3. dringt aan op een algehele evaluatie om de behoeften van de bevolking op de korte en lange termijn in kaart te brengen en na te gaan hoe de EU kan deelnemen aan de drie fasen van het wederopbouwproces, namelijk noodhulp, herstel en wederopbouw; verzoekt de Commissie zo snel mogelijk de Europese reactie op de humanitaire crisis in Haïti te evalueren en voorstellen in te dienen voor een verdere verbetering van het optreden van de EU in vergelijkbare situaties in de toekomst;
4. vraagt dat de EU nu prioriteit geeft aan hulp bij de wederopbouw en het verbeteren van de humanitaire situatie, met nadruk op kwetsbare groepen zoals vrouwen en kinderen en het verstrekken van onderdak, medische voorzieningen, logistieke bijstand en voedsel; vraagt alle lidstaten zich voor te bereiden op verzoeken van de VN om extra hulp;
5. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het welzijn van kwetsbare personen, met name vrouwen; verzoekt de Commissie en de VN bijzondere aandacht te besteden aan de deelname van vrouwen aan de wederopbouw, door hen actief te betrekken bij de herstel-, wederopbouw- en evaluatiefase van alle hulpverlenings- en wederopbouwprogramma's;
6. benadrukt dat niet-begeleide en van hun familie gescheiden kinderen hulp moeten krijgen om zo spoedig mogelijk met hun ouders of gebruikelijke verzorgers te worden herenigd; verzoekt de EU en de internationale gemeenschap zo spoedig mogelijk na te gaan of er behoefte bestaat aan een gecoördineerd plan ten behoeve van de duizenden kinderen die door de aardbeving wees zijn geworden; wijst op het grote risico van mensenhandel;
7. vraagt de EU haar steun uit te spreken voor een tijdelijke opschorting van nieuwe adopties van kinderen uit Haïti gedurende maximaal twee jaar na het begin van de opsporingsinspanningen; vraagt dat de EU zich inspant om met spoed in de basisbehoeften van kinderen te voorzien en noodscholen en counseling voor kinderen op te zetten;
8. is verheugd dat de Europese Commissie voorlopig 30 miljoen EUR voor humanitaire hulp heeft toegezegd, maar spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat de noodoproep ("flash appeal") van OCHA om 575 miljoen USD voor Haïti nog maar voor 87% is gehonoreerd; onderstreept dat dit bedrag van cruciaal belang is om de operaties op lange termijn te kunnen handhaven; verzoekt de Commissie en alle lidstaten om de beloften die zij hebben gedaan volledig na te komen;
9. is verheugd over het besluit van de G7-landen om de internationale schuld van Haïti kwijt te schelden; verwacht dat alle landen en internationale donoren dat ook zullen doen; vraagt ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) de uitstaande schulden van het land, waaronder een in januari 2010 goedgekeurde noodlening van 102 miljoen USD, volledig kwijt te schelden; beklemtoont dat alle noodhulp in verband met de aardbeving moet worden verstrekt in de vorm van giften, en niet als leningen die weer tot schulden leiden;
10. herhaalt het verzoek van de adjunct-secretaris-generaal van de VN voor humanitaire zaken om voertuigen voor brandstoftransport beschikbaar te stellen; verzoekt de lidstaten extra hulp te verlenen om voorraden te transporteren naar geïmproviseerde kampen, distributieposten en afgelegen steden en dorpen;
11. onderstreept dat adequate beveiliging van de konvooien die hulpgoederen verdelen belangrijk is om ervoor te zorgen dat de voorraden eerlijk en rustig worden verdeeld, met name onder de zwakken en de meest behoeftigen;
12. is verheugd over het besluit van de Raad om 350 leden van de militaire politie uit te zenden om onder VN-bevel de hulpverlening in Haïti te ondersteunen, en over het besluit om in Brussel een coördinatiepunt (EUCO Haïti) op te zetten om een proactieve Europese reactie op militair en veiligheidsgebied en de coördinatie van de bijdragen van de EU-lidstaten aan de hulpverlening te faciliteren;
13. verzoekt de VN in overleg met de Haïtiaanse autoriteiten het mandaat van de MINUSTHA te herzien om in te spelen op de behoeften van het land na de ramp, met bijzondere aandacht voor veiligheidsaspecten;
14. onderstreept dat het belangrijk is dat de plaatselijke autoriteiten de nodige hulp krijgen om de economie te kunnen stimuleren, omdat honderdduizenden mensen uit Port-au-Prince wegtrekken naar het platteland; vraagt de EU en andere internationale donoren zo mogelijk lokaal geproduceerde voedingsmiddelen te kopen voor de hulpoperaties;
15. steunt de EU-maatregelen om de lokale voedselproductie te bevorderen door de beschadigde infrastructuur op te knappen en kleine landbouwbedrijven het nodige materiaal (zaaigoed, meststof en werktuigen) ter beschikking te stellen, met name voor het voorjaarsplantseizoen dat in maart begint en goed is voor 60% van de nationale voedselproductie;
16. verzoekt de Commissie al het mogelijke te doen om "cash for work"-programma's te ondersteunen, omdat deze belangrijk zijn om geld in de gemeenschap te pompen en te helpen om het banksysteem weer operationeel te krijgen;
17. beklemtoont de noodzaak van langlopende investeringen in de aanleg van aardbevingsbestendige gebouwen en basisinfrastructuur zoals waterleidingen, wegen en elektriciteitsvoorziening, die vóór de aardbeving ontbraken of veel te wensen overlieten, waardoor de mogelijke gevolgen van natuurrampen nog erger zijn;
18. pleit voor een internationale conferentie en een gecoördineerde evaluatie van de behoeften na de ramp samen met de VN en de Wereldbank, met het oog op de definitieve wederopbouw als de noodhulpfase eenmaal voorbij is;
19. verzoekt de internationale gemeenschap ervoor te zorgen dat de burgers van Haïti en hun regering de belangrijkste actoren in de wederopbouw zijn, zodat hun gemeenschappelijke toekomst zelf in handen kunnen nemen;
20. verzoekt de Commissie het Parlement een uitgebreide evaluatie van de behoeften na de ramp alsook een voortgangsverslag over de wederopbouw voor te leggen;
21. vraagt dat de EU samen met de Haïtiaanse autoriteiten een systeem voor rampenpreventie en capaciteitsbeheer voor de lange termijn uitwerkt, met dien verstande dat de wederopbouw op nationale prioriteiten gebaseerd moet zijn, dat de beginselen van effectieve hulpverlening gevolgd moeten worden en dat steun aan de Haïtiaanse instellingen moet worden gegeven om doeltreffend bestuur mogelijk te maken;
22. verzoekt de internationale gemeenschap Haïti hoog op de agenda te houden en dit te zien als een kans om de fundamentele oorzaken van de onderliggende armoede in Haïti eens en voor goed aan te pakken en Haïti te helpen om uit deze ramp tevoorschijn te komen als een volledig werkende democratie met een economie die in het levensonderhoud van de bevolking kan voorzien;
23. heeft waardering voor het werk dat afzonderlijke EU-lidstaten via het EU-mechanisme voor civiele bescherming hebben verricht en voor de doeltreffende coördinatie van deze hulpverlening door het waarnemings- en informatiecentrum (MIC) en de ECHO-teams, die reeds enkele uren na de aardbeving werden ingezet;
24. neemt kennis van het feit dat de Commissie voor het eerst twee modules heeft ingezet die beschikbaar werden gesteld via een voorbereidende actie met het oog op een EU-structuur voor snelle respons, die met de steun van het Parlement werd ingesteld;
25. vraagt de Commissie zo spoedig mogelijk voorstellen in te dienen voor de oprichting van een Europese civielebeschermingsmacht op basis van het EU-mechanisme voor civiele bescherming, zodat de EU de nodige middelen kan bijeenbrengen om binnen 24 uur na een ramp de eerste humanitaire noodhulp te verlenen;
26. benadrukt dat een EU-mechanisme voor snelle respons:
–
civiel en/of humanitair moet zijn;
–
permanent moet bestaan;
–
op elk moment en zo snel mogelijk in actie moet kunnen komen;
–
onder EU-vlag moet optreden;
–
het humanitair recht in acht moet nemen;
–
moet openstaan voor samenwerking met andere instanties die humanitaire hulp verlenen;
–
bereid moet zijn om met het VN-systeem samen te werken;
–
moet openstaan voor bijdragen uit derde landen;
–
de lidstaten vrij moet laten om al dan niet aan de geplande regeling deel te nemen;
–
er voortdurend naar moet streven dat er ten allen tijde voldoende manschappen en materieel beschikbaar zijn om te worden ingezet;
–
op het beginsel van gedeelde lasten gebaseerd zijn;
27. verzoekt de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de commissaris voor Internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisbestrijding het voortouw te nemen bij de coördinatie van de reactie van de Unie op crises en gebruik te maken van de door het Verdrag van Lissabon geschapen bevoegdheden om de reactie van de Unie op toekomstige crises effectiever te coördineren maar daarbij voort te bouwen op hetgeen reeds is bereikt;
28. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de voorzitter van de Europese Commissie, de president en de regering van Haïti, de adjunct-secretaris-generaal voor humanitaire zaken en noodhulpcoördinator van de Verenigde Naties en de regeringen van de lidstaten.