Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/0106(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0016/2010

Ingediende teksten :

A7-0016/2010

Debatten :

PV 24/02/2010 - 22
CRE 24/02/2010 - 22

Stemmingen :

PV 25/02/2010 - 7.1
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0034

Aangenomen teksten
PDF 383kWORD 99k
Donderdag 25 februari 2010 - Brussel
Investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur ***I
P7_TA(2010)0034A7-0016/2010
Resolutie
 Geconsolideerde tekst
 Bijlage

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 25 februari 2010 over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96 (COM(2009)0361 – C7-0125/2009 – 2009/0106(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2009)0361),

–   gelet op de raadpleging door de Raad van het Parlement (C7-0125/2009),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),

–   gelet op artikel 294, lid 3, en artikel 194, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrond,

–   gelet op de artikelen 55 en 37 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0016/2010),

1.   neemt het hierbij opgenomen standpunt in eerste lezing aan;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 25 februari 2010 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96 van de Raad
P7_TC1-COD(2009)0106

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 194, leden 1 en 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  De invoering van een gemeenschappelijk en solidair energiebeleid met het oog op de veiligstelling van de energievoorziening van de Unie, de overgang naar een hoog energie-efficiënte economie en de functionering van concurrerende energiemarkten die op solidariteit en eerlijke concurrentie op de interne markt berusten, is een doelstelling die de Unie zichzelf gesteld heeft.

(2)  Een voorwaarde voor de ontwikkeling van een Europees energiebeleid is dat er een algemeen beeld wordt verkregen van de ontwikkeling van de investeringen in energie-infrastructuur in de Unie. Dit moet het voor de Commissie mogelijk maken de nodige vergelijkingen en evaluaties te maken en relevante maatregelen voor te stellen gebaseerd op de nodige gegevens en een passende analyse, met name wat het toekomstige vraag/aanbodevenwicht betreft. Maatregelen die op Unieniveau worden voorgesteld of genomen, dienen neutraal te zijn en mogen niet neerkomen op ingrepen in de werking van de markt.

(3)  Het energielandschap binnen en buiten de Unie is in de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd, wat van investeringen in de energie-infrastructuur een cruciale kwestie maakt die moet worden opgelost om de energievoorzieningszekerheid van de Unie te waarborgen, met name via energie-efficiëntie en energiebesparingen, waarbij mogelijke toekomstige tekorten en/of overschotten in de energievoorziening moeten worden geïdentificeerd en moet worden gezorgd voor de regelmatige energievoorziening van de Unie en de ononderbroken goede werking van de interne markt, en voor de door de Unie ingezette overgang naar een hoog energie-efficiënte economie.

(4)  Gezien de nieuwe energiecontext zijn er aanzienlijke investeringen vereist in alle infrastructuur, in het bijzonder in de sectoren hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, en moet er gewerkt worden aan de ontwikkeling van nieuwe infrastructuurtypes en nieuwe marktrijpe technologieën. De liberalisering van de energiesector en de verdere integratie van de interne markt resulteren in een prominentere rol voor de marktdeelnemers bij investeringen en tegelijk zullen nieuwe beleidseisen, zoals streefcijfers voor de brandstofmix, het beleid van de lidstaten met het oog op de totstandbrenging van een nieuwe en/of gemoderniseerde energie-infrastructuur beïnvloeden.

(5)  Daartoe moeten de lidstaten, overeenkomstig de doelstelling van de EU om de energie-efficiëntie met 20% te verhogen, altijd eerst denken aan vermindering van het energiegebruik, wat bovendien het voordeligste middel is om de reductiedoelstellingen voor broeikasgassen te realiseren, en aan verbetering en het bouwen aan bestaande infrastructuur voordat zij gaan investeren in nieuwe infrastructuur. Investeringsprojecten op het gebied van energie-infrastructuur moeten volledig aansluiten bij de doelstelling om in 2020 ten minste 20% van de energie te betrekken uit duurzame, hernieuwbare bronnen.

(6)  Gezien de nieuwe energiedoelstellingen en marktontwikkelingen moet meer prioriteit worden gegeven aan investeringen in de energie-infrastructuur in de Unie, in het bijzonder met het oog op het anticiperen op problemen in verband met de energievoorzieningszekerheid, het bevorderen van beste praktijken en het tot stand brengen van grotere transparantie inzake de toekomstige ontwikkeling van de onderling verbonden energiesystemen in de Unie.

(7)  De Commissie en in het bijzonder haar waarnemingspost voor de energiemarkt moeten daarom, met het oog op de waarborging van de belangrijkste investeringen, beschikken over nauwkeurige gegevens en informatie over lopende en toekomstige investeringsprojecten, met inbegrip van ontmanteling van een deel van de bestaande infrastructuur, voor de belangrijkste onderdelen van het energiesysteem van de Unie.

(8)  Gegevens en informatie inzake de voorspelbare ontwikkelingen qua productie-, transport- en opslagcapaciteit en projecten in de onderscheiden energiesectoren zijn van belang voor de toekomstige investeringsprojecten van de Unie. Het is daarom noodzakelijk te waarborgen dat de Commissie, en in het bijzonder haar waarnemingspost voor de energiemarkt, in kennis wordt gesteld van investeringsprojecten en -plannen die reeds zijn opgestart of naar planning binnen een termijn van vijf jaar worden opgestart, dan wel die tot doel hebben de volledige infrastructuur of een deel daarvan binnen een termijn van drie jaar buiten gebruik te stellen.

(9)  Opdat de Commissie kan beschikken over een samenhangend beeld betreffende de toekomstige ontwikkelingen in het hele energiesysteem van de Unie, moet een geharmoniseerd kader voor een op geactualiseerde categorieën gebaseerde rapportering inzake investeringsprojecten worden ingevoerd, waarbij de lidstaten officiële gegevens en informatie moeten verstrekken.

(10)  Informatie die de Commissie uit hoofde van deze verordening verkrijgt, kan worden gebruikt om na te gaan of de lidstaten specifieke EU-wetgeving naleven, in het bijzonder Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen(2).

(11)  In dat kader moeten de lidstaten aan de Commissie gegevens en informatie toezenden over de op hun grondgebied geplande of in uitvoering zijnde investeringsprojecten op het gebied van energie-infrastructuur met betrekking tot de productie, de opslag en het vervoer van aardolie, gas, kolen, hernieuwbare energie, elektrisch vermogen, alsmede grote projecten voor stadsverwarming en -koeling en de afvang, het vervoer en de opslag van kooldioxide, met inbegrip van verbindingen met derde landen. Op de betrokken ondernemingen moet de verplichting berusten de lidstaten in kennis te stellen van dergelijke gegevens en informatie, teneinde de Commissie in staat te stellen toezicht te houden op de energie-infrastructuur in de EU. De lidstaten en de Commissie moeten verplicht worden de vertrouwelijkheid van de door ondernemingen verstrekte gegevens te waarborgen.

(12)  Gezien de tijdshorizon van investeringsprojecten in de energiesector volstaat een tweejaarlijkse rapportering.

(13)  Teneinde onevenredige administratieve belasting te voorkomen en de kosten voor de lidstaten en ondernemingen, voornamelijk die uit het midden- en kleinbedrijf, te minimaliseren, moet deze verordening de mogelijkheid bieden de lidstaten en ondernemingen vrij te stellen van bedoelde rapporteringsverplichting wanneer de Commissie gelijkwaardige en vergelijkbare informatie ontvangt op grond van energiespecifieke door instellingen van de Europese Unie vastgestelde wetgeving die tot doel heeft concurrerende Europese energiemarkten tot stand te brengen en de duurzaamheid van het Europese energiesysteem en de continuïteit van de energievoorziening van de Europese Unie te waarborgen. Daarom moet worden voorkomen dat de rapporteringsverplichtingen die zijn vastgelegd in het kader van het derde liberaliseringspakket inzake energie (Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit(3), Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas(4), Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators(5), Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit(6) en Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten(7)), elkaar overlappen. De Commissie dient de toepassing van deze vrijstelling te verduidelijken om tot een werkelijke verlichting van de rapporteringbelasting te komen, en aan te geven wat inhoud, formaat en tijdschema van de rapporteringverplichtingen zijn, voor welke personen of instanties deze verplichtingen gelden en welke belast worden met het beheer van het rapporteringsysteem.

(14)  De lidstaten, de door hen gedelegeerde entiteiten of, wanneer passend, de bevoegde instanties die belast zijn met de sectorspecifieke investeringsplannen voor de energiesector in de EU, dienen de kwaliteit, relevantie, nauwkeurigheid, duidelijkheid, tijdschema's en samenhang van de gegevens en informatie die zij de Commissie toezenden, te waarborgen en daarbij te garanderen dat commercieel gevoelige gegevens en informatie vertrouwelijk blijven.

(15)  Om de gegevens te verwerken en de toezending ervan te vergemakkelijken en te beveiligen, moeten de Commissie en met name de waarnemingspost voor de energiemarkt alle passende maatregelen kunnen nemen en meer bepaald gebruik kunnen maken van geïntegreerde IT-instrumenten en -procedures. De Commissie dient ervoor te zorgen dat deze IT-instrumenten de vertrouwelijkheid van de haar verstrekte gegevens en informatie waarborgen.

(16)  De bescherming van personen bij de verwerking van persoonsgegevens is gereguleerd bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(8), terwijl de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie wordt gewaarborgd door Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(9). De onderhavige verordening laat de hierboven genoemde bepalingen onverlet.

(17)  De toegang tot milieu-informatie is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen(10) en bij Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 over de toegang van het publiek tot informatie over het milieu(11). De onderhavige verordening laat de hierboven genoemde bepalingen onverlet.

(18)  De Commissie en met name haar waarnemingspost voor de energiemarkt moeten op gezette tijden een sectoroverschrijdende analyse maken van de structurele ontwikkeling en vooruitzichten van het energiesysteem van de Unie alsook, waar nodig, een meer gerichte analyse maken inzake bepaalde aspecten van dit energiesysteem; deze analyse moet nationale benaderingen aanvullen, regionale dimensies ontwikkelen en bijdragen aan meer energievoorzieningszekerheid door eventuele tekorten qua infrastructuur en investeringen en daaraan verbonden risico's snel op te sporen, zodat het evenwicht van vraag en aanbod op lange termijn gewaarborgd blijft. Deze analyse moet ook bijdragen tot een continu debat op EU-niveau over de behoefte aan energie-infrastructuur en moet daarom ter bespreking worden toegezonden aan de belanghebbenden.

(19)  Kleine en middelgrote ondernemingen moeten kunnen profiteren van de monitoring van en rapportering over energie-investeringsprojecten voor zover de in het kader van deze verordening verzamelde gegevens beschikbaar gesteld worden aan het publiek en op lange termijn bijdragen aan nieuwe en beter gecoördineerde investeringstrends.

(20)  De Commissie kan worden bijgestaan door deskundigen van de lidstaten of andere vakbekwame deskundigen met het oog op de ontwikkeling van gemeenschappelijke inzichten in mogelijke tekorten qua infrastructuur en daaraan verbonden risico's, en de bevordering van de transparantie met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen, wat in het bijzonder belangrijk is voor nieuwe marktdeelnemers.

(21)  De technische maatregelen, inclusief aanvullende technische definities, vereist voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, moeten door de Commissie worden vastgesteld.

(22)  Gezien de amendementen die vereist zijn om de wetgeving aan te passen aan de huidige uitdagingen op energiegebied en met het oog op de duidelijkheid moet Verordening (EG) nr. 736/96 van de Raad(12) worden ingetrokken en vervangen door de nieuwe verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader ingevoerd voor de aanmelding aan de Commissie van gegevens en informatie over investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur in de sectoren aardolie, gas, kolen, hernieuwbare energie en elektriciteit ▌, en over grote investeringsprojecten met betrekking tot stadsverwarming en –koeling en voor de afvang en opslag van de door deze sectoren geproduceerde kooldioxide.

2.  Deze verordening is tevens van toepassing op EU-ondernemingen die investeren in energie-infrastructuurprojecten in derde landen die rechtstreeks verbonden zijn met of een impact hebben op de energienetwerken van een of meerdere lidstaten.

3.  Deze verordening is van toepassing op de in de bijlage genoemde types investeringsprojecten waarvan de bouw is gestart, of naar planning binnen een termijn van vijf jaar zal worden gestart, en op investeringsprojecten voor het uit bedrijf nemen van energie-infrastructuur binnen een termijn van drie jaar.

Artikel 2

Definities

In de zin van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

   (1) „infrastructuur”, elk soort installatie of onderdeel van een installatie dat verband houdt met de productie, het vervoer en de opslag van energie en de bijbehorende energiebronnen, of kooldioxide;
  (2) „investeringsprojecten”, projecten die tot doel hebben:
   (a) nieuwe infrastructuur te bouwen;
   (b) bestaande infrastructuur om te bouwen of te moderniseren, of de capaciteit van bestaande infrastructuur te vergroten of te verkleinen;
   (c) bestaande infrastructuur geheel of gedeeltelijk buiten bedrijf te stellen;
   (d) nieuwe interconnectoren voor energietransmissiesystemen tussen de Europese Unie en haar buurlanden te ontwikkelen;
   (3) „geplande investeringsprojecten”, investeringsprojecten voordat de bouw van start gaat en kapitaalkosten worden gemaakt of voordat de buitenbedrijfstelling effectief aan de gang is, inclusief investeringsprojecten waarvoor de relevante autoriteiten een eerste vergunningaanvraag hebben ontvangen, maar waarvan de voornaamste kenmerken (locatie, aannemer, onderneming, bepaalde basale technische en bedrijfskenmerken, enz.) in een later stadium geheel of gedeeltelijk kunnen worden herzien of definitief vergund;
   (4) „investeringsprojecten in uitvoering”, investeringsprojecten waarvan de uitvoering van start is gegaan en waarvoor kapitaalkosten zijn gemaakt;
   (5) „buitenbedrijfstelling”, de fase waarin een bepaalde infrastructuur permanent buiten bedrijf wordt genomen;
   (6) „productie”, de opwekking van elektriciteit en de verwerking van brandstoffen, inclusief biobrandstoffen;
  (7) „vervoer”, de transmissie van elektriciteit, gas, vloeibare brandstoffen of kooldioxide, via een netwerk, meer in het bijzonder:
   (a) via pijpleidingen die niet behoren tot het upstream-pijpleidingsnet en die geen onderdeel vormen van het pijpleidingsnet dat hoofdzakelijk wordt gebruikt in de context van lokale distributie;
   (b) via hoogspanningsleidingen en met dergelijke leidingen verbonden systemen, die geen systemen zijn die hoofdzakelijk worden gebruikt in de context van de lokale distributie;
   (c) via stadsverwarmings- en stadskoelingsleidingen;
   (8) „opslag”, het tijdelijk of permanent opslaan van thermische en elektrische energie of energiebronnen ▌in boven- of ondergrondse faciliteiten of geologische bergingslocaties of de insluiting van kooldioxide in ondergrondse geologische formaties;
   (9) 'opslaglocatie„, een systeem van gesloten opslagtanks of een bepaalde geologische structuur die een afgesloten opslagruimte vormt;
   (10) „onderneming”, elke natuurlijke of particuliere, dan wel publieke rechtspersoon die beslist over investeringsprojecten of die dergelijke projecten uitvoert;
   (11) „energiebronnen”:
   (a) primaire energiebronnen, zoals aardolie, aardgas, kolen of kernbrandstoffen, of getransformeerde energiebronnen, zoals elektriciteit;
   (b) hernieuwbare energiebronnen, zoals waterkracht, biomassa, windenergie, zonne-energie, getijde-energie en geothermische energie;
   (c) energieproducten, zoals geraffineerde olieproducten en biobrandstoffen;
   (12) 'samengevoegde gegevens„: gegevens die op nationaal of regionaal niveau zijn samengevoegd; wanneer bij samenvoeging op nationaal niveau commercieel gevoelige informatie van een individuele onderneming zou worden prijsgegeven, kunnen gegevens op regionaal niveau worden samengevoegd;
   (13) 'specifieke instantie„, een instantie die op grond van specifieke EU-wetgeving voor de energiesector is belast met de voorbereiding en aanneming van meerjarenontwikkelings- en investeringsplannen voor energie-infrastructuurnetwerken op EU-niveau, zoals het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 715/2009;
   (14) 'stadsverwarming„ of ”stadskoeling„, de distributie van thermische energie in de vorm van stoom, warm water of gekoelde vloeistoffen vanuit een centrale productie-installatie via een netwerk dat verbonden is met meerdere gebouwen of locaties, voor het verwarmen of koelen van ruimtes of processen.

Artikel 3

Kennisgeving van gegevens

1.  Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel bij gegevensverzameling en rapportering verzamelen de lidstaten of de door hen met die taak belaste entiteiten met ingang van 2011 en vervolgens om de twee jaar alle in deze verordening gespecificeerde gegevens en informatie.

Zij stellen de Commissie in 2011, het eerste rapporteringsjaar, en vervolgens om de twee jaar in kennis van de samengevoegde gegevens en van de relevante projectinformatie.

De lidstaten of hun gedelegeerde entiteiten stellen de Commissie uiterlijk op 31 juli van het betrokken rapporteringsjaar in kennis van de samengevoegde gegevens en de relevante projectinformatie.

2.  De Commissie stelt de lidstaten of hun gedelegeerde entiteiten vrij van de in lid 1 bedoelde rapporteringsverplichting wanneer krachtens sectorspecifieke EU-wetgeving:

   (a) de betrokken lidstaat of zijn gedelegeerde entiteit de vereiste gegevens of informatie reeds ter kennis heeft gebracht en informatie over de datum van de kennisgeving en de relevante specifieke wetgeving heeft toegezonden;
   (b) een specifieke instantie is belast met de voorbereiding van een meerjareninvesteringsplan voor de energie-infrastructuur op EU-niveau en te dien einde equivalente gegevens en informatie samenbrengt; in een dergelijk geval verstrekt de specifieke instantie de Commissie binnen de in lid 1 genoemde termijn alle relevante gegevens en informatie.

Artikel 4

Gegevensbronnen

1.  De betrokken ondernemingen stellen vóór 31 mei van elk rapporteringsjaar de lidstaten of de relevante gedelegeerde entiteiten op het grondgebied waarvan zij de uitvoering van investeringsprojecten plannen in kennis van de in artikel 3 bedoelde gegevens of informatie. De ter kennis gebrachte gegevens en informatie geven een beeld van de investeringsprojecten op 31 maart van het betrokken rapporteringsjaar.

De eerste alinea is echter niet van toepassing op ondernemingen ten aanzien waarvan de betrokken lidstaat besluit andere middelen te gebruiken om de Commissie in kennis te brengen van de in artikel 3 bedoelde gegevens of informatie, mits de verstrekte gegevens of informatie vergelijkbaar en gelijkwaardig zijn.

2.  De lidstaten vermijden dubbel werk bij gegevensverzameling die krachtens de huidige EU-wetgeving reeds verplicht is, en minimaliseren de kosten voor ondernemingen.

Artikel 5

Inhoud van de kennisgeving

1.  Wat de in de bijlage omschreven investeringsprojecten betreft, bevat de krachtens artikel 3 toe te zenden informatie, waar van toepassing:

   (a) het volume van de geplande of momenteel in opbouw zijnde capaciteit;
   (b) de locatie, naam, soort en voornaamste kenmerken van de geplande of momenteel in opbouw zijnde infrastructuur of capaciteit, waarbij vermeld wordt welke zich in de planningsfase bevindt en welke in opbouw is;
   (c) de datum waarop de relevante autoriteiten de eerste vergunningaanvraag hebben ontvangen, en de datum waarop naar verwachting alle noodzakelijke bouwvergunningen zullen zijn verleend;
   (d) de vermoedelijke datum van indienstneming;
   (e) het soort gebruikte energiebronnen;
   (f) de technologieën die van belang zijn voor het veiligstellen van de energievoorziening, zoals keerstromen, brandstofswitchingscapaciteit of andere relevante uitrusting;
   (g) de uitrusting van koolstofafvanginstallaties of retrofittingsmechanismen;
   (h) de tijdelijke onbeschikbaarheid of bedrijfsonderbreking van een infrastructuur, indien deze meer dan drie jaar bedraagt.

2.  Indien wordt beoogd installaties buiten werking te stellen, moet de in artikel 3 bedoelde kennisgeving de volgende gegevens bevatten:

   (a) de aard en capaciteit van de betrokken infrastructuur;
   (b) de vermoedelijke datum waarop zij buiten werking zal worden gesteld, met inbegrip van de tussentijdse data van de stapsgewijze buitengebruikstelling van de infrastructuur, wanneer dit van toepassing is;
   (c) de lijst van geplande maatregelen voor milieusanering, wanneer een dergelijke sanering door specifieke wetgeving wordt vereist.

3.  In elke kennisgeving overeenkomstig artikel 3 wordt ook het volume van de geïnstalleerde productie-, vervoers- en opslagcapaciteit die beschikbaar is aan het begin van het betrokken rapporteringsjaar vermeld.

Wanneer lidstaten over informatie inzake vertragingen en/of belemmeringen voor de uitvoering van investeringsprojecten beschikken, voegen hun gedelegeerde entiteiten of de in artikel 3, lid 2, bedoelde specifieke instanties die informatie bij de kennisgeving.

Artikel 6

Kwaliteit van en toegang tot de gegevens

1.  De lidstaten, de door hen gedelegeerde entiteiten of, wanneer passend, de specifieke instanties die belast zijn met de sectorspecifieke investeringsplannen voor de energiesector in de EU, waarborgen de kwaliteit, relevantie, nauwkeurigheid, duidelijkheid, tijdschema's en samenhang van de gegevens en informatie die zij de Commissie toezenden. Als de informatie niet duidelijk en volledig genoeg is, kan de Commissie van deze instanties verlangen dat zij aanvullende informatie verstrekken.

In het geval van specifieke instanties die belast zijn met de sectorspecifieke investeringsplannen voor de energiesector in de EU, worden bij de toegezonden gegevens en informatie de nodige opmerkingen van de lidstaten gevoegd inzake de kwaliteit en relevantie van de verzamelde gegevens en informatie.

2.  De Commissie maakt de overeenkomstig deze verordening toegezonden geïntegreerde gegevens en informatie bekend, met name in de context van de in artikel 10, lid 3, bedoelde analyses, op voorwaarde dat de gegevens en informatie in geïntegreerde vorm op nationaal of regionaal niveau worden gepubliceerd (met name wanneer in een lidstaat slechts één onderneming van dit type aanwezig is) en dat geen specifieke gegevens over afzonderlijke ondernemingen bekend worden gemaakt of kunnen worden afgeleid.

Deze bekendmaking laat de relevante nationale en EU-wetgeving over de toegang van het publiek tot informatie, met name milieu-informatie, informatie over beursgenoteerde vennootschappen en informatie over overheidsfinanciering van investeringsprojecten, onverlet.

De lidstaten, hun gedelegeerde entiteiten en de Commissie zijn alle verantwoordelijk voor het bewaren van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens of informatie die zich in hun bezit bevinden.

Artikel 7

Tenuitvoerleggingsmaatregelen

De Commissie stelt de maatregelen vast die vereist zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening. Deze maatregelen hebben met name betrekking op de te gebruiken berekeningsmethoden, de technische definities, de vorm, de inhoud en andere details betreffende de kennisgeving van de in artikel 3 bedoelde gegevens en informatie, met inbegrip van de toepassing van de in artikel 3, lid 2, bedoelde vrijstelling en in het bijzonder bepalingen inzake het tijdschema voor en de inhoud van de kennisgevingen en de entiteiten waarvoor de rapporteringsverplichtingen gelden.

Artikel 8

Gegevensverwerking

1.  De Commissie is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van, het onderdak bieden aan en het beheer en onderhoud van de IT-hulpmiddelen voor planningdoeleinden die vereist zijn voor de ontvangst, opslag en verwerking van de aan de Commissie overeenkomstig deze verordening toegezonden gegevens of informatie over de energie-infrastructuur.

2.  De Commissie draagt er tevens zorg voor dat de IT-hulpmiddelen die voor de in lid 1 genoemde doeleinden nodig zijn, de vertrouwelijkheid van de uit hoofde van deze verordening aan de Commissie toegezonden gegevens en informatie waarborgen.

Artikel 9

Bescherming van persoonsgegevens bij de dataverwerking

Deze verordening laat de bepalingen van de wetgeving van de Unie onverlet en doet met name geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens, als neergelegd in Richtlijn 95/46/EG, of de krachtens Verordening (EG) nr. 45/2001 aan de EU-instellingen en instanties opgelegde verplichtingen met betrekking tot de bij de uitvoering van hun taken ondernomen verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 10

Monitoring en rapportering

1.  Op basis van de toegezonden gegevens en informatie en, wanneer passend, andere gegevensbronnen, inclusief door de Commissie aangekochte data, maakt de Commissie ten minste tweejaarlijks een sectoroverschrijdende analyse van de structurele ontwikkeling en vooruitzichten van het EU-energiesysteem, met name met het oog op:

   (a) de detectie van eventuele toekomstige tekorten en/of overschotten inzake energievraag en -aanbod, met bijzondere aandacht voor zich mogelijk aandienende tekortkomingen en gebreken in de infrastructuur voor productie en transmissie, met name als gevolg van veroudering;
   (b) de monitoring van de ontwikkeling van investeringsprojecten vanaf de datum van kennisgeving tot de daadwerkelijke uitvoering, en met name de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, en de bevordering van beste praktijken om opgespoorde problemen op te lossen;
   (c) het vergroten van de transparantie voor de marktdeelnemers en eventuele nieuwkomers;
   (d) de monitoring van investeringsprojecten van de EU in derde landen die van invloed zijn op de energiemarkt en de voorzieningszekerheid in de EU;
   (e) de bepaling van het risico van een buitensporige afhankelijkheid van één enkele energie-infrastructuur en van de risico's van verbindingen met derde landen;
   (f) het vaststellen van de investeringsbehoeften met het oog op de verbetering van de werking van de interne energiemarkt (bijv. bidirectionele stromen en interconnectoren).

Op basis van deze gegevens en informatie kan de Commissie ook specifieke analyses maken wanneer die noodzakelijk en passend worden geacht.

2.  Bij het maken van de analyses coördineert de Commissie haar werkzaamheden met de specifieke instanties die belast zijn met de sectorspecifieke investeringsplannen voor de energiesector in de EU, en kan zij worden bijgestaan door deskundigen uit de lidstaten en/of andere deskundigen, kringen en verenigingen met specifieke competenties op het relevante gebied.

3.  De Commissie bespreekt de analyses met de betrokken partijen. Zij zendt de analyses in kwestie toe aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comitι en publiceert ze.

4.  Om de samenhang tussen de verschillende publicaties op het gebied van monitoring te waarborgen houdt de Commissie rekening met de meerjarige investeringsplannen op het gebied van energie-infrastructuur die ontwikkeld zijn door specifieke instanties.

Artikel 11

Evaluatie

1.  Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie een evaluatie van de tenuitvoerlegging ervan.

2.  Teneinde de kwaliteit van de gegevens te verbeteren toetst de Commissie bij de uitvoering van de in lid 1 genoemde herziening zo nodig de minimumwaarden die in de bijlage worden genoemd, en kan zij van de lidstaten verlangen dat zij de belangrijkste kenmerken van de geplande of in opbouw zijnde infrastructuur of capaciteit beschrijven.

Artikel 12

Intrekking

Verordening (EG) nr. 736/96 wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

(1) Standpunt van het Europees Parlement van 25 februari 2010.
(2) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.
(3) PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55.
(4) PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94.
(5) PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1.
(6) PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15.
(7) PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36.
(8) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(9) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(10) PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13.
(11) PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.
(12) PB L 102 van 25.4.1996, blz. 1.


BIJLAGE

INVESTERINGSPROJECTEN

1.  AARDOLIE

1.1.  Productie

   winningsinstallaties met een capaciteit van ten minste 20 000 barrel/dag;

1.2.  Raffinage

   distillatie-installaties met een capaciteit van ten minste 1 miljoen ton per jaar;
   uitbreidingen van de distillatiecapaciteit tot meer dan 1 miljoen ton per jaar;
   reforming/crackinginstallaties met een minimumcapaciteit van 500 ton per dag;
   ontzwavelingsinstallaties voor stookolieresiduen/gasolie/feedstock/andere aardolieproducten.

Uitgezonderd zijn chemische installaties die geen stookolie en/of motorbrandstoffen produceren of deze alleen als bijproducten vervaardigen.

1.3.  Vervoer

   pijpleidingen voor het vervoer van ruwe aardolie, met een capaciteit van ten minste 3 miljoen ton per jaar, en uitbreiding of verlenging van dergelijke pijpleidingstelsels met minimaal 30 kilometer;
   pijpleidingen voor het vervoer van aardolieproducten met een capaciteit van ten minste 1,5 miljoen ton per jaar, en uitbreiding of verlenging van dergelijke pijpleidingstelsels met minimaal 30 kilometer;
   pijpleidingen die essentiële verbindingselementen vormen in nationale of internationale interconnectienetwerken en pijpleidingen en projecten van gemeenschappelijk belang, als geselecteerd overeenkomstig de richtsnoeren die zijn opgesteld krachtens artikel 171 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Uitgezonderd zijn pijpleidingen voor militaire doeleinden en pijpleidingen waarmee bedrijven worden bevoorraad welke buiten het toepassingsgebied van punt 1.2 vallen.

1.4.  Opslag

   opslaginstallaties voor ruwe aardolie en aardolieproducten (installaties met een capaciteit van minimaal 150 miljoen m³ of, in het geval van voorraadtanks, met een capaciteit van minimaal 100 000 m³).

Uitgezonderd zijn opslagtanks voor militaire doeleinden en tanks waarmee bedrijven worden bevoorraad welke buiten het toepassingsgebied van punt 1.2 vallen.

2.  GAS

2.1.  Productie

   winningsinstallaties met een capaciteit van ten minste 0,1 miljoen m3/dag;

2.2.  Vervoer

   pijpleidingen voor het vervoer van gas, inclusief aardgas en biogas;
   gaspijpleidingen die essentiële verbindingen in nationale of internationale interconnectienetwerken vormen, alsmede pijpleidingen en projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld overeenkomstig artikel 171 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en projecten zoals genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 663/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 houdende vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie(1).

2.3.  LNG ▌

   terminals die bestemd zijn voor de invoer en uitvoer van vloeibaar aardgas;
   capaciteiten voor vergassing, opslag en vloeibaarmaking.

2.4.  Opslag

   opslaginstallaties die verbonden zijn met in punt 2.2 bedoelde pijpleidingen voor het vervoer van aardgas;
   IT-software en hardware voor toezicht op de gasvoorraden en onmiddellijke melding hiervan aan de bevoegde instanties van de EU.

Uitgezonderd zijn gasleidingen, -terminals en -installaties die bestemd zijn voor militaire doeleinden en gasleidingen waarmee chemische installaties worden bevoorraad die geen energieproducten vervaardigen of deze slechts als bijproduct vervaardigen.

3.  STEENKOOL, BRUINKOOL EN OLIESCHALIE

3.1.  Productie

   nieuwe of uitgebreide open groeven met een jaarlijkse productie van ten minste 1 miljoen ton;
   nieuwe of uitgebreide ondergrondse mijnen met een jaarlijkse productie van ten minste 1 miljoen ton.

4.  ELEKTRICITEIT

4.1.  Productie

   thermische elektriciteitscentrales en kerncentrales (eenheden met een vermogen van minimaal 100 MW);
   hydro-elektrische centrales (centrales met een vermogen van minimaal 30 MW);
   windmolenparken (met een capaciteit van minimaal 20 MW in het geval van windmolenparken op zee of 5 MW in het geval van windmolenparken aan land);
   gecentraliseerde thermische zonnecentrales en geothermische ▌installaties (opwekkingsinstallaties met een capaciteit van minimaal 10 MW per eenheid) en fotovoltaïsche installaties (met een capaciteit van minimaal 5 MW);
   installaties voor de productie van elektriciteit uit biomassa/vloeibare biomassa/afval (opwekkingsinstallaties met een capaciteit van minimaal 5 MW per eenheid);
   warmtekrachtcentrales (eenheden met een elektriciteitsopwekkingscapaciteit van minimaal 10 MW);
   gedecentraliseerde installaties voor de productie van hernieuwbare energie die aangesloten zijn op een stroomnet of waarvoor een terugkoopcontract geldt met een bedrijf dat een totale productiecapaciteit van meer dan 10 MW heeft.

4.2.  Vervoer

   bovengrondse transmissielijnen, voor zover deze geschikt zijn voor een spanning van 100 kV of meer;
   ondergrondse of onderzeese transmissiekabels, voor zover deze geschikt zijn voor een spanning van 100 kV of meer;
   projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld overeenkomstig artikel 171 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en projecten zoals genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 663/2009;
   stadsverwarmingnetten waarvan de leidingen een diameter van ten minste 300 mm hebben.

4.3.  Opslag

   opslaginstallaties voor elektriciteit.

5.  BIOBRANDSTOFFEN

5.1.  Productie

   installaties voor de productie van biobrandstoffen (raffinaderijen met een capaciteit van minimaal 50 000 ton/jaar).

6.  KOOLDIOXIDE

6.1.  Vervoer

   CO2-pijpleidingen die verbonden zijn met de in de punten 1.2 en 4.1 bedoelde productie-installaties.

6.2.  Opslag

Onder dit punt vallen ook projecten betreffende de opslag van CO2 in geologische opslagplaatsen, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 663/2009.

   opslaginstallaties (opslaglocaties of -complexen met een capaciteit van minimaal 100 000 t).

Uitgezonderd zijn opslaginstallaties die bedoeld zijn voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

(1) PB L 200 van 31.7.2009, blz. 31.

Juridische mededeling - Privacybeleid