Resolutie van het Europees Parlement van 25 februari 2010 over de 13de zitting van de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties, in het bijzonder zijn resolutie van 14 januari 2009 over de ontwikkeling van de VN-Raad voor de mensenrechten en de rol van de EU(1), alsook die van 16 maart 2006 over de resultaten van de onderhandelingen over de mensenrechtenraad en over de 62-ste zitting van de VN-mensenrechtencommissie(2), die van 29 januari 2004 over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties(3), die van 9 juni 2005 over de hervorming van de Verenigde Naties(4), die van 29 september 2005 over de resultaten van de Wereldtop van de Verenigde Naties van 14-16 september 2005(5), en die van 7 mei 2009 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2008 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie(6),
– onder verwijzing naar zijn spoedresoluties over mensenrechten en democratie,
– gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties A/RES/60/251 waarmee de Raad voor de mensenrechten van de VN (United Nations Human Rights Council, UNHCR) is opgericht,
– gezien de voorgaande gewone en buitengewone zittingen van de UNHCR, alsook de voorgaande ronden van de universele periodieke toetsing (UPR),
– gezien de komende 13de zitting van de UNHCR in maart 2010 en de achtste ronde van de universele periodieke toetsing die van 3 tot 14 mei 2010 wordt gehouden,
– gezien de beoogde herziening van de UNHCR in 2011,
– gezien de institutionele wijzigingen uit hoofde van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon,
– gelet op de artikelen 2, 3, lid 5, 18, 21, 27 en 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in de versie die het resultaat is van het Verdrag van Lissabon,
– gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat eerbiediging, bevordering en waarborging van het universele karakter van de mensenrechten een onderdeel is van het ethische en wettelijke acquis van de Europese Unie en één van de hoekstenen van de Europese eenheid en integriteit(7),
B. overwegende dat de UNHCR een uniek, in de universele mensenrechten gespecialiseerd platform is, en een specifiek mensenrechtenforum binnen het kader van de VN,
C. overwegende dat bij de toetsing van de UNHCR een tweesporenbeleid wordt gevolgd, waarbij de status van dit orgaan in New York zal worden besproken en de procedures in Genève; dat in het komende jaar een aantal initiatieven en informele bijeenkomsten gepland zijn,
D. overwegende dat de rol van de Europese Unie als mondiale speler de afgelopen decennia groter is geworden, en dat een nieuwe benadering, zoals belichaamd door de nieuwe Europese Dienst voor extern optreden (EEAS), de Unie kan helpen bij het op coherentere, consistentere en doeltreffendere wijze inspelen op mondiale uitdagingen,
E. overwegende dat een delegatie van de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement tijdens de 13de zitting van de UNHCR naar Genève zal reizen, evenals in voorgaande jaren het geval was bij de zittingen van de UNHCR en, voordien, bij bijeenkomsten van de voorloper van de UNHCR, te weten de mensenrechtencommissie van de VN,
1. benadrukt het belang van de 13de zitting van de UNHCR – de voornaamste zitting van de UNHCR in 2010; is ingenomen met het deel op hoog niveau van de komende 13de gewone zitting, waaraan de ministers van de regeringen en andere hooggeplaatste vertegenwoordigers zullen deelnemen; merkt op dat tijdens de vergaderingen op hoog niveau twee kwesties zullen worden besproken: de economische en financiële crisis en de VN-Verklaring over onderwijs en opleiding inzake mensenrechten;
2. is verheugd dat het „report of the United Nations High Commissioner for Human Rights on the impact of the global economic and financial crises to the realization of all human rights and on possible actions required to alleviate it” op de agenda van de 13de zitting van de UNHCR staat; verzoekt de lidstaten van de EU actief een bijdrage aan dit debat te leveren;
3. roept de lidstaten van de EU op actief deel te nemen aan het jaarlijkse interactieve debat over de rechten van personen met een handicap, alsook aan de discussies over het recht op de waarheid (opgestart door de Groep van Latijns-Amerikaanse en Caribische landen, met speciale aandacht voor de historische waarheid over onderdrukking) en aan de jaarlijkse vergadering over de rechten van het kind;
4. onderstreept het belang van gezamenlijke EU-standpunten over de kwesties die tijdens de 13de zitting van de UNHCR zullen worden besproken, hoewel de modaliteiten voor optreden van de EU-lidstaten in de UNHCR na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nog niet geheel duidelijk zijn;
Het werk van de Mensenrechtenraad
5. herhaalt zijn oproep aan de lidstaten van de EU om zich actief te verzetten tegen elke poging tot ondermijning van het concept van universaliteit, ondeelbaarheid en interdependentie van de mensenrechten, en om de UNHCR actief aan te sporen in gelijke mate aandacht te besteden aan discriminatie op alle gronden, waaronder geslacht, ras, leeftijd, seksuele geaardheid en godsdienst of overtuiging;
6. waarschuwt tegen de extreme politisering van de UNHCR, aangezien dit de verwezenlijking van zijn mandaat belemmert; benadrukt het belang van landenspecifieke resoluties bij het aan de kaak stellen van ernstige mensenrechtenschendingen; veroordeelt in dit verband het gebruik van zogenaamde „no-action motions” en uit zijn frustratie over het gebruik van deze procedure tijdens de elfde speciale zitting van de Raad, waardoor het onmogelijk was een consistente en coherente slotresolutie over de situatie in Sri Lanka aan te nemen;
7. is verheugd over het feit dat op initiatief van Brazilië de 13-de speciale zitting over Haïti is georganiseerd met als doel het integreren van de mensenrechtenbenadering in de wederopbouwactiviteiten na de verwoestende aardbeving, en daarnaast ook over de innovatieve aspecten van deze zitting, zoals de timing (onmiddellijk na een natuurramp) en de betrokkenheid van gespecialiseerde VN-organisaties (input van knowhow voor de gesprekken); benadrukt de belangrijke rol van de onafhankelijke mensenrechtendeskundige in Haïti bij het integreren van de mensenrechten in de bredere VN-inspanningen of initiatieven van donoren voor Haïti, en roept de leden van de VN op voor follow-up van deze zitting te zorgen door de mensenrechtenbenadering op te nemen in de algemene VN-inspanningen voor Haïti, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen, zoals kinderen;
8. verzoekt de lidstaten om met voorrang te werken aan specifieke maatregelen van de UNHCR om een einde te maken aan de mensenrechtenschendingen jegens de burgerbevolking tijdens oorlogen en gewelddadige conflicten, waaronder specifiek geweld tegen vrouwen en kinderen, en aan de problematiek van de kindsoldaten;
9. betreurt het feit dat de UNHCR niet in staat is geweest tijdig andere mensenrechtensituaties aan te pakken; roept de lidstaten van de EU op mensenrechtenschendingen te veroordelen en actief te pleiten voor de oprichting van speciale UNHCR-mechanismen voor de mensenrechtencrises in Afghanistan, Guinee-Conakry, Iran, Jemen, Irak en de westelijke Sahara; herhaalt zijn standpunt dat het VN-mandaat ook betrekking moet hebben op toezicht op de mensenrechtensituatie in de westelijke Sahara;
10. herhaalt zijn standpunt ten aanzien van het concept van „belastering van godsdiensten” en is, in de wetenschap dat het probleem van discriminatie van religieuze minderheden daadwerkelijk moet worden aangepakt, van oordeel dat het niet gepast is om dit concept op te nemen in het protocol betreffende aanvullende normen inzake racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en alle vormen van discriminatie; roept de leden van de VN op volledig uitvoering te geven aan de bestaande normen inzake de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst en geloofsovertuiging;
11. herhaalt zijn oproep aan de lidstaten van de EU om toe te zien op eerbiediging van de mensenrechten in hun eigen beleid, aangezien nalatigheid op dit punt de EU-positie in de UNHCR zou verzwakken;
12. is verheugd over het feit dat de VS zich opnieuw in VN-organen heeft ingeschakeld en dat het land vervolgens in de UNHCR is gekozen, alsook over het constructieve werk dat dit land heeft verricht ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting in de 64-ste Algemene Vergadering van de VN, en ten aanzien van het actieplan betreffende de follow-up van de toetsingsconferentie van Durban; roept de VS en de lidstaten van de EU op dit voort te zetten en in de toekomst nauw samen te werken ten aanzien van dit soort initiatieven;
13. maakt zich zorgen over de kandidatuur van Iran voor het UNHCR-lidmaatschap (de UNHCR-verkiezingen vinden plaats in mei 2010); herhaalt zijn standpunt ten aanzien van het concept van „schone staten” in UNHCR-verkiezingen en dringt aan op competitieve verkiezingen voor alle regionale groepen, en verzoekt de EU met klem alles in het werk te stellen om te voorkomen dat in de UNHCR landen worden gekozen met een gitzwarte mensenrechtenreputatie;
14. verzoekt de EU en haar lidstaten te blijven aandringen op de vaststelling van criteria voor het lidmaatschap de UNHCR, in het bijzonder de minimumvereiste van samenwerking met „speciale procedures” overeenkomstig hun eigen voorwaarden; verzoekt de EU een voortrekkersrol op zich te nemen door samen met partners uit andere regio's verkiezingsrichtsnoeren op te stellen;
15. dringt erop aan om in het kader van het proces van de universele periodieke toetsing (UPR) per land toezicht uit te oefenen op de toepassing in de praktijk van de „speciale procedures” en de verdragsaanbevelingen;
16. vraagt de lidstaten van de EU al het mogelijke te doen om alle mandaten voor „speciale procedures” te handhaven; dringt aan op verlenging van het mandaat van de speciale VN-afgezant voor Birma en de Democratische Volksrepubliek Korea (DPRK), en, gezien de verslechterende humanitaire situatie in dat land, op een nieuw landenspecifiek mandaat voor de Democratische Republiek Kongo (DRC);
17. is verheugd over de „joint study on global practises in relation to secret detention in the context of countering terrorism”, die tijdens de 13de zitting zal worden besproken; verzoekt de lidstaten van de EU het verslag te steunen en voor passende follow-up ervan te zorgen, overeenkomstig de eerdere resoluties van het Europees Parlement over dit onderwerp, in het bijzonder zijn resoluties van 19 februari 2009(8) en 14 februari 2007(9) over het veronderstelde gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen;
18. verzoekt de EU actief in de aanstaande UPR-zittingen te participeren, teneinde een eerlijk verloop te garanderen, alsmede resultaten die aansluiten op de conclusies en de aanbevelingen van de „speciale procedures” en de verdragen van de VN, en wel door onder andere de nodige technische assistentie te geven voor hun implementatie;
19. verzoekt de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid én de lidstaten te werken aan een stevig gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van de follow-up van het verslag van de fact finding missie betreffende het conflict in Gaza en het Zuiden van Israël, door in het openbaar aan te dringen op de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen daarin en het afleggen van verantwoording voor alle schendingen van het internationaal recht, waaronder gevallen van vermeende oorlogsmisdaden, en door beide partijen aan te sporen onderzoeken in te stellen die voldoen aan de internationale normen van onafhankelijkheid, onpartijdigheid, transparantie, snelheid en doeltreffendheid, overeenkomstig resolutie A/64/L.11 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, en beklemtoont dat eerbiediging van de internationale mensenrechtenwetgeving en het internationaal humanitair recht door alle partijen en onder alle omstandigheden een conditio sine qua non is voor het tot stand brengen van een eerlijke en duurzame vrede in het Midden-Oosten;
20. verzoekt de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid én de lidstaten actief toezicht uit te oefenen op de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen in het verslag-Goldstone door middel van raadpleging van de externe missies van de EU en NGO's ter plaatse; dringt erop aan de aanbevelingen en gerelateerde opmerkingen ter sprake te brengen in de dialoog die de EU met beide partijen voert, én door te laten wegen in de standpunten van de EU in internationale fora;
21. onderstreept dat, hoewel de herziening van de UNHCR niet direct een onderwerp is dat op de 13de zitting van de UNHCR zal worden besproken, een transparante en allesomvattende herziening van de UNHCR nodig is waarbij rekening wordt gehouden met ngo's, het maatschappelijk middenveld en alle andere betrokkenen;
22. onderstreept dat een herziening van de UNHR deze er niet van mag weerhouden zijn belangrijke werk op het gebied van de mensenrechtenschendingen voort te zetten;
23. verzoekt de lidstaten van de EU, met het oog op de aanstaande eerste bijeenkomst van de, in resolutie A/HRC/12/L.28 opgerichte werkgroep voor de herziening van de UNHCR, een gezamenlijk standpunt over deze kwestie in te nemen en een doeltreffende en proactieve onderhandelingsstrategie vast te stellen; benadrukt het belang van een gezamenlijk EU-standpunt over de herzieningsprocedure van de UNHCR en verzoekt de lidstaten van de EU de „rode lijnen” waarover gezamenlijke overeenstemming is bereikt, te eerbiedigen;
24. verzoekt zijn Commissie buitenlandse zaken een aanbeveling aan de Raad te formuleren met het oog op een tijdige inbreng voor de bepaling van het EU-standpunt over de aanstaande herziening; 25. erkent dat er behoefte bestaat aan een uitgebreidere discussie, maar is van oordeel dat de herziening de onafhankelijkheid van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) onverlet moet laten, de „speciale procedures” waarborgen en zo mogelijk versterken moet en de mogelijkheid voor de UNHCR moet openhouden om tegen bepaalde mensenrechtenschendingen via landenresoluties en landenmandaten op te treden; onderstreept het belang van de ondeelbaarheid van de sociale, economische, culturele, burgerlijke en politieke mensenrechten; is ingenomen met de discussies over de wijzen waarop de UNHCR versterkt kan worden zonder een beroep te hoeven doen op het proces van institutionele opbouw; Betrokkenheid van de EU
26. is ingenomen met de actieve betrokkenheid van de EU en de lidstaten bij de werkzaamheden van de UNHCR en feliciteert België met het tot dusver succesvolle voorzitterschap en stemt in met de prioriteiten van het Spaanse voorzitterschap voor het EU-beleid op dit gebied;
27. roept de Raad en de Commissie op door te gaan met het bevorderen van de universele ratificatie van het Statuut van Rome en de nationale tenuitvoerleggingswetgeving, overeenkomstig gemeenschappelijk standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 over het Internationaal Strafhof(10) en het Actieplan van 2004 betreffende de follow-up van het gemeenschappelijk standpunt; neemt kennis van de samenwerkings- en bijstandsovereenkomst tussen de EU en het Internationaal Strafhof en roept de EU en haar lidstaten in dat verband op volledig met het Strafhof samen te werken en het Strafhof de nodige bijstand te verlenen; wijst erop dat de eerste toetsingsconferentie van het Statuut van Rome in Kampala (Oeganda) zal plaatsvinden van 31 mei tot 11 juni 2010, en een cruciale stap zal vormen voor de verdere ontwikkeling van het Strafhof;
28. is van mening dat de nieuwe institutionele structuur van de EU de mogelijkheid biedt om de samenhang, de zichtbaarheid en de geloofwaardigheid van het EU-optreden in de UNHCR te vergroten; verzoekt de hoge vertegenwoordiger/vice-voorzitter van de Commissie dan ook ervoor te zorgen dat praktische maatregelen worden genomen om het Verdrag van Lissabon uit te voeren, om een te lange overgangsperiode te voorkomen, waardoor de geloofwaardigheid en de doeltreffendheid van de Unie zou worden aangetast, en verzoekt daarnaast erop toe te zien dat de nieuwe regelingen resulteren in een groter vermogen van de EU om regio-overstijgend op te treden en samen te werken met landen van andere blokken in het kader van gemeenschappelijke initiatieven;
29. machtigt de delegatie van het Europees Parlement naar de 13de zitting van de UNHCR om de in deze resolutie geformuleerde punten van bezorgdheid naar voren te brengen; verzoekt de delegatie verslag uit te brengen aan de Subcommissie mensenrechten over haar bezoek en acht het wenselijk een delegatie van het Europees Parlement naar relevante zittingen van de UNHCR te blijven afvaardigen;
o o o
30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger/vice-voorzitter van de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Veiligheidsraad van de VN, de secretaris-generaal van de VN, de voorzitter van de 64ste Algemene Vergadering, de voorzitter van de Raad voor de mensenrechten van de VN, de hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN en de door de Commissie buitenlandse zaken ingestelde werkgroep EU-VN.