Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 5 mei 2010 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart (COM(2009)0217 – C7–0038/2009 – 2009/0063(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2009)0217),
– gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 80, lid 2, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0038/2009),
– gelet op de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),
– gelet op artikel 294, lid 3, en artikel 100, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 5 november 2009,
– na raadpleging van het Comité van de Regio′s,
– gelet op artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0035/2010),
1. neemt het onderstaande standpunt in eerste lezing aan;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 5 mei 2010 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2010/…/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 100, lid 2,
Gelet op het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De beveiliging van de luchtvaart op Europese luchthavens is hoofdzakelijk een staatsverantwoordelijkheid. ▌Er moet ▌een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor het regelen van de essentiële kenmerken van beveiligingsheffingen en de manier waarop ze worden vastgesteld, zo niet bestaat het risico dat de basisbeginselen in de relatie tussen de instanties die dergelijke heffingen vaststellen en de luchthavengebruikers niet worden gerespecteerd.
(2) Het innen van heffingen voor het aanbieden van luchtvaartnavigatiediensten en grondafhandelingsdiensten is al geregeld bij Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten(3), respectievelijk Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap(4).
(3) Het is van essentieel belang dat de luchthavengebruikers regelmatig door de instantie die de heffingen vaststelt of toepast, worden geïnformeerd over de wijze en de basis waarop de beveiligingsheffingen worden berekend. Deze informatie verschaft de luchthavengebruikers inzicht in de kosten van de beveiligingsdiensten in de zin van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart(5) en de voorschriften ter uitvoering daarvan, de productiviteit van de bijbehorende investeringen en eventuele toelagen en subsidies van de autoriteiten voor beveiligingsdoeleinden. Om de bevoegde instantie die de heffingen vaststelt of toepast, in staat te stellen te beoordelen welke toekomstige investeringen noodzakelijk zijn, moeten ▌luchthavengebruikers al hun operationele prognoses, uitbreidingsprojecten en specifieke vragen en wensen tijdig aan de bevoegde instantie meedelen.
(4) Aangezien niet in de hele Unie dezelfde methoden worden gebruikt voor de financiering of voor het vaststellen en innen van de bedragen die betaald moeten worden voor het dekken van de beveiligingskosten, is er behoefte aan een harmonisering van de basis voor het in rekening brengen van beveiligingskosten op de luchthavens van de Unie die deze kosten verrekenen in de luchthavengelden. Op deze luchthavens moeten de luchthavengelden in verhouding staan tot de beveiligingskosten, rekening houdende met eventuele overheidsmiddelen voor de beveiligingskosten, teneinde mogelijke winsten te voorkomen en om adequate en kosteneffectieve diensten en voorzieningen voor de beveiliging op de betrokken luchthavens beschikbaar te kunnen stellen.
(5) Het is belangrijk om voor transparantie te zorgen inzake de toepassing van nationale beveiligingsmaatregelen die strenger zijn dan de gemeenschappelijke basisnormen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 300/2008.
(6) In elke lidstaat waar heffingen voor de beveiliging van luchthavens worden geïnd, moet een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit ▌zorgen voor de goede en effectieve toepassing van deze richtlijn. De autoriteit moet over de nodige middelen (personeel, deskundigheid en financiële middelen) beschikken om haar taken te kunnen uitvoeren.
(7)De lidstaten moeten een gemeenschappelijk systeem van heffingen kunnen toepassen op een luchthavennetwerk of andere groepen luchthavens, met inbegrip van luchthavens die de luchtverbindingen van dezelfde stad of agglomeratie verzorgen.
(8)Voor de berekening van beveiligingsheffingen waar het hun verband met de kosten betreft moeten objectieve criteria worden gebruikt, zoals de criteria in de desbetreffende documenten van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, die ervoor pleiten gebruik te maken van het aantal passagiers of de maximale startmassa van het vliegtuig of een combinatie daarvan.
(9) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, aangezien systemen voor het innen van beveiligingsheffingen niet op uniforme wijze in de hele Unie kunnen worden vastgesteld en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie tot stand kunnen worden gebracht, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vervatte evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Voorwerp
1. In deze richtlijn worden gemeenschappelijke beginselen vastgesteld voor het innen van beveiligingsheffingen op luchthavens van de Unie.
2. Deze richtlijn is van toepassing op alle luchthavens die gelegen zijn op het grondgebied dat onder de bepalingen van het Verdrag valt, en die open staan voor commercieel verkeer.
Deze richtlijn is niet van toepassing op de inning van heffingen voor de vergoeding van en-route- en terminalnavigatiediensten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie, noch op de inning van heffingen voor de vergoeding van de in de bijlage bij Richtlijn 96/67/EG van de Raad vermelde grondafhandelingsdiensten.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:
a)
„luchthaven”: elk terrein dat speciaal is ingericht om luchtvaartuigen de mogelijkheid te bieden te landen, op te stijgen of manoeuvres uit te voeren, met inbegrip van de eventueel bijbehorende installaties ten behoeve van het verkeer van en de dienstverlening aan luchtvaartuigen en de nodige installaties ten behoeve van de commerciële luchtdiensten;
b)
„beheersorgaan van de luchthaven”: de instantie die, eventueel in combinatie met andere activiteiten, aan de nationale wet- of regelgeving de taak ontleent om de luchthaveninfrastructuur te beheren en de activiteiten van de verschillende op de luchthavens aanwezige ondernemingen te coördineren en te controleren;
c)
„luchthavennetwerk”: een aantal luchthavens in een lidstaat die worden geëxploiteerd door een luchthavenbeheerder die door de bevoegde nationale instantie is aangewezen;
d)
'bevoegde instantie„: een luchthavenbeheerder of andere instantie of autoriteit die verantwoordelijk is voor de toepassing en/of vaststelling van het niveau en de structuur van de beveiligingsheffingen voor de luchtvaart op luchthavens in de Unie;
e)
„luchthavengebruiker”: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die vanaf of naar de desbetreffende luchthaven door de lucht passagiers, post en/of vracht vervoert;
f)
„beveiligingsheffing”: een heffing die door een entiteit, een luchthaven of een luchthavengebruiker in enigerlei vorm wordt geïnd en die specifiek tot doel heeft ▌de kosten te dekken van de maatregelen ter bescherming van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden. Dergelijke kosten voor de luchtvaartbeveiliging kunnen ook de kosten omvatten die voortvloeien uit het waarborgen van de toepassing van Verordening (EG) nr. 300/2008 of kosten die voortvloeien uit de regulerende of toezichthoudende activiteiten van de bevoegde instantie;
g)
„beveiliging van de luchtvaart”: de combinatie van maatregelen en menselijke en materiële hulpbronnen die bedoeld is om de burgerluchtvaart te beveiligen tegen wederrechtelijke daden die een gevaar vormen voor de veiligheid van de burgerluchtvaart.
Artikel 3
Discriminatieverbod
De lidstaten zien erop toe dat bij het innen van de beveiligingsheffingen geen onderscheid wordt gemaakt tussen luchthavengebruikers of luchtvaartpassagiers.
Artikel 4
Luchthavennetwerk
De lidstaten kunnen de bevoegde instantie van een luchthavennetwerk toestaan een gemeenschappelijk en transparant beveiligingsheffingssysteem voor het gehele luchthavennetwerk in te voeren.
Artikel 5
Gemeenschappelijke heffingssystemen
Na de Commissie op de hoogte te hebben gesteld en overeenkomstig de wetgeving van de Unie kunnen de lidstaten de bevoegde instantie toestemming verlenen om een gemeenschappelijk en transparant heffingssysteem toe te passen voor alle luchthavens die de luchtverbindingen van dezelfde stad of agglomeratie verzorgen, mits iedere luchthaven de voorschriften inzake transparantie van artikel 7 volledig naleeft.
Artikel 6
Raadpleging en verhaal
1. De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde instantie toegang heeft tot alle nodige informatie over de kosten voor het verlenen van diensten voor de beveiliging van de luchtvaart op de luchthaven.
2. De lidstaten zien erop toe dat er een verplichte ▌procedure wordt vastgesteld voor periodiek overleg tussen de bevoegde instantie en de luchthavengebruikers of de vertegenwoordigers of verenigingen van luchthavengebruikers over de werking van het systeem van beveiligingsheffingen en het niveau van die heffingen. Een dergelijk overleg vindt minstens eenmaal per jaar plaats, tenzij tijdens het laatste overleg anders is overeengekomen. Indien tussen de bevoegde instantie en de luchthavengebruikers een meerjarige overeenkomst is gesloten, vindt het overleg plaats op de wijze die daarin is vastgelegd. De lidstaten kunnen verzoeken om frequenter overleg te plegen.
3. De bevoegde instantie legt daartoe uiterlijk vier maanden vóór de beveiligingsheffingen van kracht worden, aan de luchthavengebruikers of de vertegenwoordigers of verenigingen van luchthavengebruikers een voorstel voor tot wijziging van het systeem of het niveau van de beveiligingsheffingen, samen met de redenen voor de voorgestelde wijzigingen. De bevoegde instantie consulteert de luchthavengebruikers over de voorgestelde wijzigingen en neemt hun zienswijzen in aanmerking alvorens een besluit te nemen.
4. De bevoegde instantie publiceert haar beslissing uiterlijk twee maanden vóór ze van kracht wordt. Wanneer geen overeenstemming over de voorgestelde wijzigingen wordt bereikt tussen de bevoegde instantie en de luchthavengebruikers, motiveert de bevoegde instantie haar beslissing tegenover de luchthavengebruikers.
5.De lidstaten zien erop toe dat, wanneer er een geschil bestaat over een door de bevoegde autoriteit genomen besluit over beveiligingsheffingen, elke partij de tussenkomst kan vragen van de in artikel 10 bedoelde onafhankelijke toezichthoudende autoriteit, die de motivering van de wijziging van het systeem of het niveau van de beveiligingsheffingen onderzoekt.
6.Lidstaten kunnen besluiten lid 5 niet toe te passen voor wijzigingen van het niveau of de structuur van de heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart op de luchthavens waarvoor:
a)
een verplichte nationale wettelijke procedure bestaat volgens welke de beveiligingsheffingen, of hun maximumniveau, worden vastgesteld of goedgekeurd door de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit, of
b)
een verplichte nationale wettelijke procedure bestaat waarbij de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit regelmatig of naar aanleiding van verzoeken van belanghebbenden onderzoekt of dergelijke luchthavens aan een daadwerkelijke concurrentie blootstaan. Indien zulks naar aanleiding van een dergelijk onderzoek gerechtvaardigd lijkt, besluit de lidstaat dat de beveiligingsheffingen, of het maximumniveau daarvan, moeten worden vastgesteld of goedgekeurd door de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit. Dit besluit blijft geldig zo lang noodzakelijk is op grond van door die autoriteit verricht onderzoek.
De door de lidstaten voor de toepassing van dit lid gehanteerde procedures, voorwaarden en criteria moeten relevant, objectief, niet-discriminerend en transparant zijn.
Artikel 7
Transparantie
1. De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde instantie alle luchthavengebruikers of de vertegenwoordigers of verenigingen van luchthavengebruikers, telkens wanneer het in artikel 6, lid 2, bedoelde overleg wordt gevoerd, informatie verschaft over de elementen die gebruikt worden als basis voor het vaststellen van de structuur en het niveau van alle beveiligingsheffingen die op elke luchthaven worden geïnd. Deze informatie behelst ten minste:
a)
een lijst van de verschillende diensten en infrastructuur die in ruil voor de beveiligingsheffingen ter beschikking worden gesteld;
b)
de methode voor het berekenen van de beveiligingsheffingen;
c)
de algemene kostenstructuur van de faciliteiten en diensten waarop de beveiligingsheffingen betrekking hebben;
d)
de inkomsten uit de beveiligingsheffingen en de totale kosten van de door die heffingen gedekte diensten;
e)
het totale aantal werknemers dat werkzaam is bij de diensten waarvoor de beveiligingsheffingen dienen;
f)
eventuele overheidsfinanciering van de faciliteiten en diensten waarop de beveiligingsheffingen betrekking hebben;
g)
ramingen van het niveau van de beveiligingsheffingen waarbij rekening is gehouden met de voorgestelde investeringen, de groei van het verkeer en vervoer en grotere beveiligingsdreigingen;
h)
eventuele geplande investeringen die het niveau van de beveiligingsheffingen aanzienlijk kunnen beïnvloeden.
2. De lidstaten zien erop toe dat de luchthavengebruikers vóór iedere in artikel 6 bedoelde consultatie de bevoegde instantie informatie verstrekken over met name:
a)
verkeersprognoses;
b)
prognoses betreffende de samenstelling en het geplande gebruik van hun vloot;
c)
hun ontwikkelingsprojecten op de betrokken luchthaven;
d)
hun behoeften op de betrokken luchthaven;
e)
het bedrag aan beveiligingsheffingen dat de luchthavengebruikers van de van de luchthaven vertrekkende passagiers innen, en informatie over de elementen die gebruikt worden als basis voor het vaststellen van die heffingen overeenkomstig de letters a) tot h) van lid 1.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie over het bedrag aan beveiligingsheffingen dat de bevoegde instantie en de luchthavengebruikers innen, voor het publiek toegankelijk is.
4.Onverminderd de nationale wetgeving wordt de op basis van dit artikel verstrekte informatie als vertrouwelijk of economisch gevoelig beschouwd en als dusdanig behandeld. Bij beursgenoteerde luchthavenbeheerders moeten met name de beursvoorschriften in acht worden genomen.
Artikel 8
Strengere maatregelen
1. De bijkomende kosten in verband met de uitvoering van strengere maatregelen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 300/2008 komen ten laste van de lidstaten.
▌
2.Voordat zij maatregelen vaststelt op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 300/2008 voert de Commissie een effectbeoordeling uit met betrekking tot de gevolgen voor het niveau van de beveiligingsheffingen. De Commissie raadpleegt de adviesgroep van belanghebbenden die krachtens artikel 17 van Verordening (EG) nr. 300/2008 is opgericht, over het resultaat van deze effectbeoordeling.
Artikel 9
Kostengerelateerdheid van beveiligingsheffingen
Beveiligingsheffingen worden uitsluitend gebruikt om beveiligingskosten te dekken. Deze kosten worden bepaald overeenkomstig de in elk van de lidstaten algemeen erkende beginselen inzake boekhouding en evaluatie. De totale inkomsten uit beveiligingsheffingen mogen niet hoger zijn dan de totale kosten voor de luchtvaartbeveiliging van de betreffende luchthaven, het betreffende luchthavennetwerk of de betreffende groep van luchthavens.
De lidstaten dienen er echter op toe te zien dat met name rekening wordt gehouden met:
–
de kosten van de financiering van de specifieke faciliteiten en installaties voor beveiligingsactiviteiten, inclusief een billijke waardevermindering van deze faciliteiten en installaties;
–
het nationale en/of internationale niveau van de beveiligingsdreiging;
–
de uitgaven voor beveiligingspersoneel en beveiligingsactiviteiten;
–
de toelagen en subsidies die door de overheid worden verstrekt voor beveiligingsdoeleinden.
De kostenbasis voor het berekenen van de beveiligingsheffingen dient geen kosten te omvatten die voortvloeien uit de uitvoering van meer algemene beveiligingfuncties door de lidstaten, zoals algemene beveiligingstaken, het verzamelen van inlichtingen of activiteiten op het gebied van de nationale veiligheid.
Artikel 10
Onafhankelijke toezichthoudende autoriteit
1. Om te garanderen dat de maatregelen die worden genomen om aan deze richtlijn te voldoen correct worden toegepast, stellen de lidstaten een onafhankelijk orgaan aan als nationale onafhankelijke toezichthoudende autoriteit of richten zij een dergelijk orgaan op. Dat orgaan mag hetzelfde zijn als de entiteit die door een lidstaat belast is met de toepassing van Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden(6).
2.Deze richtlijn belet niet dat de nationale onafhankelijke toezichthoudende autoriteit onder haar toezicht en volledige verantwoordelijkheid de uitvoering van deze richtlijn overeenkomstig de nationale wetgeving kan delegeren aan andere onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten, mits de uitvoering overeenkomstig dezelfde normen geschiedt.
3. De lidstaten garanderen de onafhankelijkheid van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit door erop toe te zien dat deze autoriteit juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk is van de bevoegde instanties of van de luchtvaartmaatschappijen. Lidstaten die eigenaar blijven van of de controle behouden over luchthavens, beheersorganen van luchthavens of luchtvaartmaatschappijen moeten ervoor zorgen dat de regelgevende functies structureel gescheiden zijn van de activiteiten die verband houden met deze eigendom of controle. De lidstaten zorgen ervoor dat de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit haar bevoegdheden onpartijdig en op transparante wijze uitoefent.
4. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam en het adres van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit, de taken en verantwoordelijkheden die aan deze autoriteit zijn toevertrouwd en de maatregelen die zijn genomen om overeenstemming met lid 3 te waarborgen.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat, met betrekking tot geschillen over beveiligingsheffingen, maatregelen worden getroffen om:
a)
een procedure in te stellen voor het beslechten van geschillen tussen de bevoegde instantie en de luchthavengebruikers;
b)
te bepalen in welke omstandigheden een geschil kan worden voorgelegd aan de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit, en om de autoriteit in staat te stellen onvoldoende gemotiveerde of gedocumenteerde klachten te verwerpen; en
c)
de criteria vast te stellen voor de beoordeling van geschillen met het oog op hun beslechting.
Deze procedures, voorwaarden en criteria moeten niet-discriminerend, transparant en objectief zijn.
6. De onafhankelijke toezichthoudende autoriteit publiceert jaarlijks een verslag over haar activiteiten.
7.Wanneer een lidstaat, overeenkomstig zijn nationaal recht, een regelgevings- of wetgevingsprocedure toepast om op nationaal vlak de structuur of het niveau van de beveiligingsheffingen vast te stellen en goed te keuren, vervullen de nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor het onderzoek naar de geldigheid van de beveiligingsheffingen de functie van onafhankelijke toezichthoudende autoriteit zoals bedoeld in de leden 1 tot en met 6.
Artikel 11
Herziening en verslaglegging
1. De Commissie legt uiterlijk ...(7) aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, alle passende voorstellen.
2. De lidstaten en de Commissie werken samen bij de toepassing van de onderhavige richtlijn, met name wat het verzamelen van gegevens betreft welke voor de opstelling van het in lid 1 bedoelde verslag nodig zijn.
3.De Commissie legt uiterlijk ...(8)* een verslag voor over de financiering van de luchtvaartbeveiliging waarin de ontwikkeling van de kosten voor de beveiliging van de luchtvaart, en de methoden voor de financiering van de luchtvaartbeveiliging worden onderzocht.
Artikel 12
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór …(9) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
3.Wanneer er op geen enkele luchthaven van een lidstaat beveiligingsheffingen worden geïnd, is die lidstaat, onverminderd artikel 11, lid 2, niet verplicht aan de leden 1 en 2 te voldoen.
Artikel 13
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.