Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 18 mei 2010 over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen (herschikking) (05386/3/2010 – C7-0095/2010 – 2008/0223(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (05386/3/2010 – C7-0095/2010),
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad (COM(2008)0780),
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0413/2008),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),
– gelet op artikel 294, lid 7, en artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van 14 mei 2009 van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
– gezien het advies van 21 april 2009 van het Comité van de Regio's(3),
– gelet op artikel 72 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0124/2010),
1. hecht zijn goedkeuring aan het standpunt van de Raad;
2. hecht zijn goedkeuring aan de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die als bijlage bij de onderhavige resolutie is gevoegd;
3. neemt kennis van de verklaringen van de Commissie die als bijlage bij deze resolutie zijn gevoegd;
4. constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het standpunt van de Raad;
5. verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 297, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, te ondertekenen;
6. verzoekt zijn secretaris-generaal het besluit te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd en, samen met de secretaris-generaal van de Raad, zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
7. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.
betreffende Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestaties van gebouwen (herschikking)
Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende artikel 290 van het VWEU:
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verklaren dat de bepalingen van Richtlijn 2010/31/EU geen afbreuk doen aan enig toekomstig standpunt van de instellingen wat de tenuitvoerlegging betreft van artikel 290 van het VWEU of van afzonderlijke wetgevingshandelingen die dergelijke bepalingen bevatten.
Verklaring van de Commissie over recesperiodes
„De Europese Commissie neemt er akte van dat, met uitzondering van de gevallen waarin de wetgevingshandeling voorziet in een urgentieprocedure, het Europees Parlement en de Raad ervan uitgaan dat bij de kennisgeving met betrekking tot gedelegeerde handelingen rekening wordt gehouden met de periodes van reces van de instellingen (winter, zomer en Europese verkiezingen) teneinde te waarborgen dat het Europees Parlement en de Raad in staat zijn hun prerogatieven uit te oefenen binnen de termijnen die zijn vastgesteld in de desbetreffende wetgevingshandelingen, en zij is bereid om dienovereenkomstig te handelen.”
Verklaring van de Commissie over de financiering van energie-efficiëntie in gebouwen
„De Commissie benadrukt de cruciale rol die financieringsinstrumenten spelen in een succesvolle omvorming van de Europese bouwsector naar een energie-efficiënte en koolstofarme sector. De Commissie zal de lidstaten blijven aansporen om uitgebreid gebruik te maken van de financiële middelen die beschikbaar zijn in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (momenteel kan tot 4% van de totale nationale bedragen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, wat neerkomt op 8 miljard EUR, worden gebruikt voor het verbeteren van de energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in de woningbouwsector, bovenop de onbeperkte financiële steun die al beschikbaar is voor duurzame energie in openbare en commerciële/industriële gebouwen) en zal de lidstaten helpen om beter gebruik te maken van alle beschikbare fondsen en financiële middelen die een hefboomfunctie kunnen vervullen bij het stimuleren van investeringen in energie-efficiëntie.
Bovendien zal de Commissie nagaan of het mogelijk is alle bestaande initiatieven verder te ontwikkelen, zoals het initiatief „intelligente steden” (SET-Plan, COM(2009)0519) of het gebruik van de begroting van het programma „Intelligente Energie – Europa II”, bijvoorbeeld voor de verspreiding van kennis en het leveren van technische bijstand inzake de oprichting van een nationaal revolverend fonds.
Voorts zal de Commissie een overzicht en een beoordeling opstellen van de financieringsmechanismen die momenteel in de lidstaten bestaan en rekening houden met de bevindingen van die beoordeling in haar pogingen om beste praktijken in de hele EU te verspreiden.
Ten slotte zal de Commissie, op grond van de analyse waarnaar wordt verwezen in artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2010/31/EU, nadenken over mogelijke toekomstige ontwikkelingen van financiële stimulansen (onder meer met betrekking tot de instrumenten van de Unie waarnaar, met het oog hierop, wordt verwezen in artikel 10, lid 5, onder a)) en het optimale gebruik daarvan voor investeringen ter verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen.