Resolutie van het Europees Parlement van 18 mei 2010 over ethische kwesties en bedrijfsmanagement (2009/2177(INI))
Het Europees Parlement,
– gelet op de aanbeveling van de Commissie van 30 april 2009 ter aanvulling van de Aanbevelingen 2004/913/EG en 2005/162/EG met betrekking tot de regeling voor de beloning van bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen(1),
– gelet op de aanbeveling van de Commissie van 30 april 2009 inzake het beloningsbeleid in de sector van de financiële diensten(2),
– gelet op de mededeling van de Commissie bij de twee bovengenoemde aanbevelingen, die ook gepubliceerd werd op 30 april 2009 (COM(2009)0211),
– gelet op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid (COM(2009)0362),
– gelet op Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen(3),
– gelet op Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad(4),
– gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0135/2010),
A. overwegende dat de Europese Unie en de rest van de wereld af te rekenen hebben met de ergste economische crisis van de laatste 60 jaar, dat de reële economie te kampen heeft met de ernstigste recessie van diezelfde tijdspanne en dat algemeen verwacht wordt dat de situatie op de arbeidsmarkt ondanks een relatief herstel van de economie nog zal verslechteren,
B. overwegende dat ongeacht het soort bedrijf of de branche waarin het actief is een aantal vragen rond het bedrijfsmanagement van belang is binnen de totale context van de zakelijke ethiek, zoals de zorgplicht, transparantie, de sociale verantwoordelijkheid van een onderneming, risicobeheersing, de economische duurzaamheid van financiële investeringsbeslissingen, praktijken van de raad van bestuur en van de raad van commissarissen, en de uitoefening van de rechten van aandeelhouders; overwegende dat de recente financiële crisis heeft aangetoond dat deze vragen beschouwd moeten worden in het licht van het behouden van de financiële stabiliteit en dat ze voortdurend onderzocht moeten worden om oplossingen te helpen vinden waarmee de bedrijven de huidige uitdagingen aankunnen en om een bijdrage te leveren aan de bevordering van de economische groei en meer werkgelegenheid binnen de EU,
C. overwegende dat de crisis ook heeft laten zien dat er nauwe verbanden zijn tussen risicobeheersing en beloningsbeleid en dat dit laatste van belang is voor de mechanismen die een goed functioneren van bedrijven regelen; overwegende dat om deze reden de risicobeheersing steeds moet worden meegenomen bij het formuleren van het beloningsbeleid, om toe te laten dat effectieve risicobeheersystemen worden ingebouwd in een bredere, gebalanceerde aanpak van bestuur, en om ervoor te zorgen dat wordt voorzien in de nodige risicobeheersystemen om een tegengewicht te vormen tegen eventuele stimuleringsregelingen,
D. overwegende dat bedrijven in alle sectoren een aantal risicoklassen gemeen hebben, hoewel sommige soorten risico branchespecifiek zijn (zoals de risico's voor bedrijven in de financiële sector); overwegende dat het falen van een effectieve risicobeheersing door gebrek aan controle op de naleving van de toezichtregels en verkeerd afgestemde prikkels in het beloningsbeleid een centrale rol speelden in de recente financiële crisis,
E. overwegende dat risicobeheersing op het niveau van de organisatie als geheel moet worden geconcipieerd en toegepast en niet alleen op het niveau van de afzonderlijke operationele eenheden; ook moet het bekend worden gemaakt, transparant zijn en moeten er verslagleggingseisen voor gelden,
F. overwegende dat iedere oplossing moet waarborgen dat wanneer een risico genomen wordt, dit in overeenstemming is met de doelstelling van de bedrijvigheid en de strategie van de onderneming en zonder de effectieve risicobeheersing uit het oog te verliezen; in alle bedrijven moet een effectieve risicobeheersing gezien worden als een van de belangrijkste elementen van een goed ondernemingsbestuur,
G. overwegende dat een van de eerste maatregelen van de Commissie na de crisis het probleem van het beloningsbeleid aanpakte door middel van een aanvulling op de Aanbevelingen 2004/913/EG en 2005/162/EG van de Commissie, waarin gestreefd werd naar het waarborgen van een passend beloningsbeleid door beste praktijken te formuleren voor de opzet daarvan, met een nieuwe aanbeveling voor de beloningsregelingen van directeuren van beursgenoteerde bedrijven en door een aanbeveling te publiceren in verband met het beloningsbeleid in de sector van de financiële diensten,
H. overwegende dat de mate van aanbeveling varieert al naargelang het soort bedrijf, terdege rekening houdend met zijn omvang, interne organisatie en de complexiteit van zijn activiteiten; overwegende dat dergelijke onderscheiden kunnen worden gemaakt tussen financiële bedrijven (al dan niet beursgenoteerd) en beursgenoteerde, maar niet-financiële bedrijven, en tussen verschillende sectoren van de financiële bedrijfstak, zoals banken, verzekeringsbedrijven en fondsenbeheerbedrijven,
I. overwegende dat in verband met de beloning een aantal punten in overweging genomen moet worden, zoals (i) de beloningsregelingen en hun structuur, transparantie en symmetrie, alsmede het verband tussen beloning en stimulans, (ii) het proces van vaststelling van de beloningsregelingen en de omschrijving en afbakening van de betrokken partijen, taken en verantwoordelijkheden, (iii) controle op de beloningsregelingen, met bijzondere aandacht voor de aandeelhouders, en (iv) de totale beloning, met inbegrip van salarissen en pensioenen,
J. overwegende dat bepaalde aspecten van de beginselen die in de aanbevelingen worden genoemd uitermate belangrijk zijn en op de juiste wijze in de praktijk moeten worden omgezet, zoals het concept van de prestatiecriteria, dat bedoeld is bij te dragen aan het creëren van een koppeling tussen beloning en prestaties, het concept van de „tekortschietende prestatie” in het geval van ontslagvergoedingen, de ontslagvergoeding zelf en variabele componenten van de beloning in de sector van de financiële diensten,
K. overwegende dat, gezien de terugkerende problemen rond het definiëren van de koppeling tussen vergoeding en prestaties, de aandacht vooral uit moet gaan naar de effectiviteit van het vaststellingsproces van het beloningsbeleid alsmede naar het aspect van transparantie; deze beide zaken moeten geworteld zijn in een gezond ondernemingsbestuur, omschreven en geëvalueerd met gebruikmaking van een passend tijdskader dat zich richt op de middellange tot lange termijn, ter vermijding van gevaarlijke, niet-duurzame vormen van risicobeheersingsbeleid die zich op de korte (zo niet uiterst korte) termijn concentreren, met duidelijk omschreven en afgebakende taken en verantwoordelijkheden voor de betrokkenen,
L. overwegende dat er niet gezocht moet worden naar pasklare oplossingen en dat bedrijven de flexibiliteit moeten houden om de stelsels aan te passen aan hun eigen behoeften,
M. overwegende dat er behoefte is aan een beoordeling achteraf van de prestaties en van het beloningsbeleid,
N. overwegende dat transparantie een belangrijk element van goed bestuur is gebleken; overwegende dat transparantie niet moet worden teruggebracht tot enkel informatieverstrekking, maar moet betekenen dat bedrijven hun keuze voor een bepaald beloningsbeleid moeten kunnen uitleggen,
O. overwegende dat openbaarmaking van het beleid inzake de beloning van bestuurders, in een duidelijke, begrijpelijke vorm, principieel gunstig is voor het besluitvormingsproces met betrekking tot het beloningsbeleid, met name door de aandeelhouders; deze openbaarmaking zou mede de vorm kunnen hebben van een gedetailleerde mededeling in de jaarrekening of het beloningsverslag met betrekking tot de totale beloning en andere aan individuele bestuurders verstrekte voordelen,
P. overwegende dat een constructieve betrokkenheid van aandeelhouders en werknemers een bedrijfsdoelstelling moet zijn; overwegende dat hiertoe gezocht moet worden naar andere mogelijke maatregelen om te komen tot een effectieve betrokkenheid van de aandeelhouders bij de vormgeving van het beloningsbeleid van het bedrijf (zoals de in Duitsland ingevoerde mogelijkheid dat bedrijven voor een geschaald beloningsbeleid toestemming van de aandeelhouders vragen in de vorm van een adviserende stemming), mede omdat aandeelhouders niet altijd bereid of toegerust zijn om daarin een actievere rol te vervullen; overwegende dat dit ook betekent dat gezocht moet worden naar manieren om aandeelhouders een meer initiërende in plaats van reactieve houding tegenover de raad van bestuur te laten innemen,
Q. overwegende dat elektronisch stemmen in de algemene vergaderingen van aandeelhouders moet worden aangemoedigd omdat vooral bij beursgenoteerde ondernemingen veel aandeelhouders zich van participatie onthouden,
R. overwegende dat de bestaande wetgeving over de informatie aan en raadpleging van werknemers op het gebied van het beheer van hun onderneming volgens de regels moet worden toegepast, om een daadwerkelijke dialoog met de leiding mogelijk te maken en te komen tot een duidelijke omschrijving van de beloningen en de doelstellingen van de bedrijven,
S. overwegende dat het vaststellen van criteria en de hoogte van de beloning van het ondernemingsbestuur onder de wettelijke bevoegdheid van de raad van bestuur van ondernemingen vallen,
T. overwegende dat vrijwillige normen essentieel zijn om de taakvervulling van raden van bestuur te verbeteren en dat een beoordeling van bestaande goede praktijken mogelijk nodig is,
U. overwegende dat gestreefd moet worden naar de instelling van deskundige raden van bestuur en raden van commissarissen die een objectieve en onafhankelijke mening kunnen vormen; overwegende dat de effectiviteit en efficiëntie van besturen geëvalueerd moet worden,
V. overwegende dat het, gezien de erkende zwakke punten die het huidige systeem van ondernemingsbestuur vertoont, aanbeveling verdient dat een bepaald deel (bijvoorbeeld een derde) van de directeuren (leden van het ondernemingsbestuur) uit beroepsmensen bestaat die alleen door de aandeelhouders worden beloond, alleen aan hen verantwoording schuldig zijn en alleen aan hen ondergeschikt zijn; overwegende dat de mate waarin zij verantwoordelijk en ondergeschikt zijn afhankelijk wordt gesteld van de deskundigheid in hun beroep,
W. overwegende dat, hoewel de invoering van wetgeving op dit gebied moeilijker en tijdrovender kan zijn dan de vaststelling van aanbevelingen, de „zachte” benadering niettemin ontoereikend is,
X. overwegende dat de Commissie voornemens is naar aanleiding van de aanbevelingen wetsvoorstellen te doen om de beloningsregelingen binnen de werking van het prudentieel toezicht te brengen en met name heeft voorgesteld de Richtlijn kapitaalvereisten te herzien; overwegende dat de Commissie voornemens is onderzoek te doen naar aanvullende maatregelen met betrekking tot de niet-bancaire financiële dienstverlening,
Y. overwegende dat aanbevelingen van de Commissie voor beursgenoteerde bedrijven niet noodzakelijk geschikte algemene richtsnoeren vormen voor de uitwerking van beste praktijken in niet-beursgenoteerde bedrijven,
Z. overwegende dat voor ieder wetgevingsinstrument dat op dit gebied vastgesteld wordt een gelijkmatige en samenhangende tenuitvoerlegging in de gehele Unie en door alle betrokken partijen van essentieel belang is,
1. is ingenomen met maatregelen die de ethische aspecten van het bedrijfsmanagement beogen aan te pakken, omdat de recente financiële crisis heeft aangetoond dat deze nog lang niet opgelost zijn; is in dat verband verheugd over de twee aanbevelingen van de Commissie;
2. wijst er echter op dat de „zachte” benadering niet toereikend is;
3. is dan ook ingenomen met het eerste wetsvoorstel van de Commissie dat de Europese wetgever de mogelijkheid geeft behoorlijk werk te maken van de relevante kwesties, d.w.z. de wijziging van de Richtlijn kapitaalvereisten;
4. stemt in met de beginselen die de Commissie in haar aanbevelingen van 30 april 2009 heeft geformuleerd, enerzijds met betrekking tot de beloningsstructuur en het beleid inzake beloning van bestuurders en topmanagers van beursgenoteerde ondernemingen en, anderzijds, met betrekking tot de beloningsstructuur, het uitstippelen en implementeren van het beloningsbeleid (governance), de transparantie van het beloningsbeleid en de prudentiële controle (toezicht) in de financiële sector, maar wijst erop dat deze aanbevelingen op onbevredigende wijze door de lidstaten zijn omgezet;
5. houdt staande dat de Europese Unie een industrieel, maatschappelijk en ecologisch model nodig heeft dat gericht is op de lange termijn en rekening houdt met het algemeen belang (van bedrijven, aandeelhouders en werknemers) en met een nieuwe financiële structuur die gebaseerd is op een systeem van prudentiële en ethische regels en op nationale en Europese toezichthoudende instanties met bindende bevoegdheden; is ook van mening dat de financiële sector tegemoet dient te komen aan de behoeften van de reële economie, moet helpen bij de bevordering van een duurzame groei en de grootst mogelijke mate van maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag moet leggen;
6. wijst erop dat tijdens de herstructurering van de economie behalve de steunmaatregelen voor de reële economie, maatregelen ter bescherming van de werkgelegenheid en maatregelen inzake opleiding en arbeidsomstandigheden van fundamenteel belang zijn en door alle betrokken partijen in overweging moeten worden genomen;
7. wijst erop dat beloningsbeleid dat zich richt op een verstandig en duurzaam bedrijfsbeheer niet alleen nodig is om ethische redenen, maar ook om specifiek economische redenen, omdat dit soort beleid rechtstreekse gevolgen heeft voor de activa en de ontwikkelingsvooruitzichten van bedrijven zelf en voor de economie in het algemeen alsmede voor het behoud en het scheppen van hogere werkgelegenheidsniveaus;
8. is van mening dat de voorzieningen op het vlak van het beloningsbeleid voor directeuren van banken en kredietinstellingen meer moeten zijn dan louter aanbevelingen en daarom de vorm moeten krijgen van bindende maatregelen, gekoppeld aan een systeem van toezicht, met als doel te garanderen dat de variabele component van de beloning (bonussen, aandelenopties en andere financiële stimulansen) bedrijven niet prikkelt tot teveel risico's in investeringsbeleid en bedrijfsvoering, waarbij niet gelet wordt op de gevolgen voor de reële economie;
9. benadrukt dat bij het bedrijfsbeheer en beloningsbeleid de in de Verdragen en EU-richtlijnen vastgelegde beginselen van een gelijke beloning en behandeling van mannen en vrouwen in acht moeten worden genomen en gestimuleerd moeten worden;
10. merkt op dat er behoefte is aan meer Europese wetgevende maatregelen om het probleem op te lossen dat er voor bedrijven uiteenlopende nationale regels voor beloningen bestaan, voor het geval een manager van de ene naar de andere lidstaat verhuist, hetzij binnen hetzelfde bedrijf (of holding) hetzij van het ene bedrijf naar een ander bedrijf in een andere lidstaat, of wanneer een bedrijf zich bedient van het vrije verkeer binnen de interne markt, bijvoorbeeld in de vorm van grensoverschrijdende fusies;
11. acht het van belang de nadruk te leggen op de algemene maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijfsdirecties voor de duurzame ontwikkeling op de langere termijn van bedrijven die in een EU-lidstaat gevestigd zijn en het als de plicht van deze directies te beschouwen dat zij de beloning van bedrijfsdirecteuren een zodanige structuur geven dat dit doel wordt weerspiegeld en dat het Europese publiek transparantie wordt verschaft;
12. verzoekt de Commissie met klem sectorspecifieke wijzigingen voor te stellen op de wetgeving voor financiële diensten om te zorgen voor een consequente lijn in de benadering van bankinstellingen en niet-bankinstellingen op het gebied van het beloningsbeleid; verzoekt de Commissie wetgevingsvoorstellen op het gebied van het vennootschapsrecht in te dienen die zouden kunnen helpen bij het aanpakken van de problemen rond het ondernemingsbestuur en die voor consistentie in het beloningsbeleid voor alle soorten bedrijven zouden kunnen zorgen;
13. nodigt de Commissie uit een effectieve tenuitvoerlegging van op Europees niveau vastgestelde, vooral op grensoverschrijdend opererende bedrijven gerichte maatregelen te stimuleren en te steunen en werk te maken van haar intentie om een evaluatieverslag te doen toekomen over de toepassing van beide aanbevelingen door de lidstaten; verzoekt de Commissie in dat verband in de conclusies van haar evaluatieverslag een overzicht op te nemen van geschikte wetgevende en andere maatregelen die daaruit zouden kunnen voortvloeien;
14. dringt erop aan dat de regelgeving inzake raadpleging en participatie van werknemers waarvoor wordt geopteerd in het kader van Richtlijn 2001/86/EG(5) tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap efficiënt wordt uitgevoerd;
15. beschouwt de Europese vennootschap als een geschikt platform voor beste praktijken om ethische beginselen te verankeren in de wijze waarop transnationaal opererende ondernemingen worden gedirigeerd en om dergelijke beginselen in praktijk te brengen;
16. verzoekt de lidstaten effectief uitvoering te geven aan maatregelen als de Europese Richtlijn aandeelhoudersrechten, teneinde de participatie van aandeelhouders in stemmingen te vergroten en de belemmeringen daarvoor weg te nemen, met name voor wat betreft grensoverschrijdende stemmingen;
17. roept alle belanghebbenden op zich actief bezig te houden met een toetsing van de zakelijke praktijken en de veranderingen in de bedrijfscultuur;
18. dringt met klem aan op de benoeming van meer vrouwen op directieposten via een aanbeveling van de Commissie over de invoering van een regeling voor de samenstelling van besluitvormingsorganen van ondernemingen en bij de vervulling van functies bij andere organen en posten in het algemeen;
19. stelt voor dat de nationale controle-instanties de onafhankelijkheid van de leden van de leiding van een onderneming strikter vastleggen en tegelijk doeltreffender mechanismen voor corruptiebestrijding ontwikkelen die kunnen bijdragen aan de versterking van de ethische dimensie van het bedrijfsmanagement alsook aan de vergroting van de economische prestaties;
20. is voorstander van de instelling van uniforme, omvattende richtsnoeren voor risicobeheersing, een aspect waaraan op dit moment in de lidstaten nog slechts op fragmentarische wijze invulling wordt gegeven in de vorm van uiteenlopende gedragscodes en normen;
21. benadrukt dat in het geval van economische delicten een strafrechtelijke vervolging mogelijk is van de afzonderlijke leden van het bedrijfsmanagement die verantwoordelijk zijn voor deze delicten;
22. verzoekt de Commissie te bevorderen dat gebruik wordt gemaakt van begeleiding op het gebied van beste praktijken voor niet-beursgenoteerde bedrijven waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken en verschillen van dergelijke bedrijven;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.