Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2155(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0051/2010

Ingediende teksten :

A7-0051/2010

Debatten :

PV 19/04/2010 - 25
CRE 19/04/2010 - 25

Stemmingen :

PV 18/05/2010 - 8.16
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0172

Aangenomen teksten
PDF 148kWORD 54k
Dinsdag 18 mei 2010 - Straatsburg
Vereenvoudiging van het GLB
P7_TA(2010)0172A7-0051/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 18 mei 2010 over vereenvoudiging van het GLB (2009/2155(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 19 oktober 2005: „Vereenvoudiging en betere regelgeving bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid” (COM(2005)0509),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 18 maart 2009: „Een vereenvoudigd GLB voor Europa − in het voordeel van iedereen” (COM(2009)0128),

–  gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0051/2010),

A.  overwegende dat alle regelgeving in verhouding tot het doel moet staan en pas moet worden ingevoerd na verrichting van een volledige effectbeoordeling waarin de financiële lasten die de regelgeving met zich meebrengt worden onderzocht en een volledige kosten-batenanalyse wordt gemaakt,

B.  overwegende dat vereenvoudiging in de eerste plaats ten goede moet komen aan landbouwers en niet alleen aan de nationale autoriteiten en betaalorganen van de lidstaten, zoals we in het merendeel van de gevallen hebben vastgesteld,

C.  overwegende dat een nieuw GLB landbouwers in staat moet stellen zich te concentreren op de kerndoelstelling van het produceren van veilig, kwalitatief hoogwaardig en traceerbaar voedsel, en hen moet helpen bij het aanbieden van niet-commerciële publieke goederen,

D.  overwegende dat het doel het reduceren van de implementatiekosten van het GLB moet zijn, alsmede het terugdringen van de administratieve lasten voor de communautaire producenten, zodat de landbouwers meer tijd kunnen besteden aan het bewerken van hun land,

E.  overwegende dat een nieuw GLB duurzaam concurrerend moet zijn,

F.  overwegende dat regelgeving helder en begrijpelijk geformuleerd moet worden zodat bevoegde autoriteiten en landbouwers rechtszekerheid hebben, en dat schrapping van onnodige regelgeving nodig is,

G.  overwegende dat de verdeling van de bedrijfstoeslagregeling eerlijkheid moet waarborgen,

H.  overwegende dat een doelmatig rechtskader nodig is om de belangrijke juridische kwesties die het GLB opwerpt te regelen,

I.  overwegende dat een nieuw GLB, overeenkomstig de recente hervormingen van het beleid, in grotere mate marktgeoriënteerd moet zijn, en gericht op het reduceren van buitensporig protectionisme, mét handhaving van de instrumenten voor steun aan de landbouwers in tijden van grote economische instabiliteit,

J.  overwegende dat het nieuwe GLB eenvoudiger en reactiever moet zijn,

K.  overwegende dat regelgeving flexibeler moet zijn om het GLB te kunnen aanpassen aan specifieke regio's en gebieden, zonder het gemeenschappelijke karakter van het GLB in gevaar te brengen,

L.  overwegende dat de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten en de plaatselijke autoriteiten bevorderd moet worden,

M.  overwegende dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de EU-27 van essentieel belang is voor enerzijds het waarborgen van een adequate bevoorrading met veilig voedsel en anderzijds het blijven inspelen op uitdagingen als het behoud van plattelandsgebieden, bergregio's, achterstandsgebieden, ultraperifere gebieden, alsook voor het multifunctionele karakter van de Europese landbouw,

Algemene beginselen

1.  benadrukt dat het GLB moet streven naar harmonisatie van de regelgeving door overlappingen weg te nemen; en vraagt de Commissie om er bij het invoeren van nieuwe regelgeving tegelijkertijd naar te streven om onnodige barrières op te heffen;

2.  dringt er bij de Commissie op aan uitvoerig en regelmatig met de betrokken partijen in de agrarische sector te overleggen om de impact van de regelgeving in de praktijk beter te kunnen beoordelen en om praktische, eenvoudige en transparante regels voor landbouwers te identificeren;

3.  onderstreept dat een verdere vereenvoudiging van het GLB nodig is om implementatiekosten voor EU-instellingen, lidstaten en de begunstigden zelf terug te dringen; op deze manier wordt het beleid ook inzichtelijker voor de landbouwers en de belastingbetalers;

4.  verzoekt de Commissie de GLB-regels te harmoniseren door de overlapping van taken te elimineren en bureaucratie te verminderen, ten einde het concurrentievermogen van de landbouwsector in alle lidstaten te verhogen;

5.  benadrukt dat GLB-maatregelen evenredig moeten zijn aan de doelstelling en dat alleen voor wetgeving moet worden gekozen wanneer dit daadwerkelijk gerechtvaardigd is, waarbij de ontwikkeling van een voor de landbouwers moeilijk te begrijpen wetgevingsinstrumentarium wordt voorkomen;

6.  dringt aan op een resultaatgericht GLB in plaats van een GLB dat in eerste instantie inzet op regelgeving, en vindt dat alle lidstaten en hun regionale autoriteiten de landbouwers via adviesinstrumenten en passende communicatiemethoden méér advies en hulp moeten geven;

7.  is van mening dat, overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving, alle toekomstige wetgeving vooraf moet worden gegaan door een volledige effectbeoordeling waarin aandacht wordt besteed aan regelgevings- en administratieve lasten, en dat ervoor moet worden gezorgd dat alle nieuwe regelgeving evenredig is aan het nagestreefde doel;

8.  is van mening dat de lidstaten, indien mogelijk, zelfcertificering moeten toestaan;

9.  meent dat de lidstaten in het kader van de plannen voor plattelandsontwikkeling de mogelijkheid moeten hebben vooral voor kleine bedrijven een forfaitaire landbouwgrondregeling in te voeren, maar alleen voor zover deze aan de aangegane verplichtingen kunnen voldoen;

10.  erkent de waarde van het beginsel van inachtneming van randvoorwaarden als één van de sleutelconcepten van directe betalingen in GLB-kader, maar vindt wel dat het systeem sterk moet worden vereenvoudigd zonder de doeltreffendheid ervan te verminderen;

11.  benadrukt dat het GLB eenvoudiger, transparanter en rechtvaardiger moet worden;

12.  wijst erop dat de vereenvoudiging van het GLB niet hoeft te resulteren in minder steun voor landbouwers en ontmanteling van de traditionele instrumenten voor marktbeheer; verzoekt de Europese Unie om met het oog op de toekomst doeltreffende mechanismen in werking te stellen om de prijsvolatiliteit af te remmen;

13.  benadrukt dat vereenvoudiging van het GLB hand in hand moet gaan met informatieverschaffing aan begunstigden, en verzoekt de Commissie de informatieverschaffing over het gemeenschappelijk landbouwbeleid uit te breiden en verder te ontwikkelen;

14.  bepleit de mogelijkheid voor de betalingsontvanger om zelf fouten te corrigeren, waardoor hij, mocht hij ongewild fouten hebben gemaakt, de autoriteiten hiervan op de hoogte kan brengen zonder een boete te hoeven betalen;

15.  wijst erop dat het systeem waarbij landbouwers boetes krijgen voor fouten in betalingsclaims evenredig moet zijn met de omvang van de inbreuk, en dat er geen sancties moeten worden toegepast in het geval van kleine vergissingen, en met name niet in het geval van fouten die niet aan de landbouwer zijn toe te schrijven;

16.  geeft aan dat administratieve sancties, met inbegrip van de verplichting voor de landbouwer om reeds ontvangen bedragen terug te betalen, niet moeten worden toegepast in omstandigheden waarop de landbouwer objectief gesproken geen invloed had;

17.  vestigt de aandacht op het probleem van gehuwde landbouwers die afzonderlijke landbouwactiviteiten uitoefenen en daarom afzonderlijke rechten en plichten moeten hebben wat betreft het aanvragen van betalingen in het kader van het GLB;

Randvoorwaarden

18.  is van oordeel dat het hoofddoel van inspecties het geven van advies aan landbouwers is, teneinde ze te informeren en in staat te stellen zich beter aan de wettelijke vereisten te houden, met zo min mogelijk obstakels; vindt daarom dat inspecties ook in de toekomst door publieke autoriteiten moeten worden uitgevoerd om te garanderen dat ze onafhankelijk en onpartijdig zijn;

19.  beklemtoont dat, volgens de VN, de mondiale voedselproductie in 2050 met 70% moet zijn toegenomen om aan de behoeften van negen miljard mensen te kunnen voldoen;

20.  meent dat bij de vaststelling van de verplichtingen met betrekking tot de randvoorwaarden rekening moet worden gehouden met de grootte van de bedrijven, zodat de lasten voor kleinere ondernemingen, waar het risico immers ook minder groot is,verlaagd worden;

21.  onderstreept dat als lidstaten boetes opleggen aan landbouwers die de regels niet naleven, deze boetes moeten worden opgelegd op transparante, eenvoudige en evenredige wijze, waarbij rekening wordt gehouden met de feitelijke situatie;

22.  meent dat de wettelijke voorschriften voor controle van de randvoorwaarden gemakkelijk te begrijpen moeten zijn voor landbouwers en controleautoriteiten;

23.  is van oordeel dat de belangrijkste doelstelling van controles het aanmoedigen van landbouwers is om zich beter aan de wet te houden en dat jaarlijkse controles van de naleving van de randvoorwaarden voor uit de regelgeving voortvloeiende beheereisen, wanneer er in recente jaren slechts een klein aantal overtredingen is geweest, kunnen worden gereduceerd of vervangen door steekproefsgewijze controles;

24.  onderstreept dat de verplichte vervolgcontroles bij kleine overtredingen (de-minimisgrens) slechts steekproefsgewijs moeten worden uitgevoerd;

25.  is van oordeel dat de toepassing van uit de regelgeving voortvloeiende beheereisen die niet op eenvoudige wijze kunnen worden gecontroleerd en die niet kunnen worden gemeten, moeten worden afgeschaft;

26.  is van oordeel dat de lidstaten of, indien van toepassing, de regionale en plaatselijke autoriteiten de inspectiequota tot een specifieke lagere grens moeten kunnen verlagen indien zij over een risicoanalysekader beschikken dat voldoet aan de communautaire wettelijke vereisten;

27.  pleit voor de vaststelling, op het niveau van elke lidstaat, van een risicoanalysekader in overeenstemming met de gemeenschapswetgeving, teneinde de controlequota tot een lager niveau terug te brengen;

28.  denkt dat meer bijstand en advies middels doeltreffende informatie- en adviesinstrumenten, zoals een telefonische hulplijn of het gebruik van het internet, inbreuken zou kunnen helpen voorkomen en de lidstaten in staat zou ztellen hun inspectiequota geleidelijk te verlagen;

29.  is van mening dat de controles die op de bedrijven door de daarmee belaste partijen worden uitgevoerd − of uitgevoerd gaan worden − moeten worden gecoördineerd, ten einde het aantal bedrijfsbezoeken voor inspectiedoeleinden terug te dringen;

30.  acht de uitwerking noodzakelijk van een plan voor informatieverschaffing over de randvoorwaarden, een plan dat is gericht op zowel de landbouwers als op de consumenten teneinde zoveel mogelijk informatie te verschaffen over de verplichtingen die voortkomen uit de randvoorwaarden en de voordelen die voortkomen uit de productie van goederen en de totstandkoming van publieke diensten bij landbouwers die werkzaam zijn binnen de kaders van deze randvoorwaarden;

31.  meent dat het aantal verplichtingen met betrekking tot de randvoorwaarden moet worden teruggebracht en de werkingssfeer moet worden aangepast;

32.  dringt aan op de toelating van een doelmatig en transparant indicatorenstelsel in de zin van eenvoudigere beoordelingsinstrumenten voor controles met betrekking tot de randvoorwaarden en afschaffing van het huidige systeem en de mogelijkheid van dubbele en meerdere straffen voor een fout; verzoekt de Commissie een onderzoek in te stellen naar het onevenredig grote aantal inbreuken op dieridentificatieregels, zo'n 70% van alle inbreuken, en op basis daarvan passende wijzigingen aan te brengen;

33.  is van oordeel dat één wetgevingstekst moet worden opgesteld met betrekking tot randvoorwaarden; is van mening dat de door landbouwbedrijven geproduceerde positieve externe producten, publieke goederen en diensten, op billijke wijze moeten worden beloond;

34.  vraagt precieze en constante regels voor de randvoorwaarden te handhaven, die de lidstaten kunnen kennen en eerbiedigen;

Rechtstreekse betalingen

35.  meent dat landbouwers moeten kunnen beschikken over functionele systemen die hen in staat stellen om aanvragen voor rechtstreekse betalingen gemakkelijk en zonder onnodige bureaucratische vereisten in te dienen, in het algemeen in de eigen woonplaats;

36.  is van mening dat ter vereenvoudiging van de bedrijfstoeslagregeling de jaarlijkse verstrekking van dezelfde gedetailleerde informatie moet worden afgeschaft;

37.  vindt dat bij de aanvragen minder informatie hoeft te worden ingediend, aangezien die informatie reeds beschikbaar is bij de betaalorganen van de lidstaten;

38.  pleit voor de toelating van flexibelere uitbetalingsprocedures, waardoor ook vóór een definitieve afsluiting van alle controles uitbetalingen kunnen worden gedaan;

39.  dringt er bij de Commissie op aan de definitie van grond die in aanmerking komt en de interpretatie daarvan in de lidstaten te onderzoeken;

40.  meent dat de huidige definitie van landbouwactiviteit met het oog op de bedrijfstoeslagregeling moet worden herzien om ervoor te zorgen dat aanvragers die geen actieve landbouwers zijn, niet in aanmerking komen;

41.  is van oordeel dat het toekomstige systeem vereenvoudigd moet zijn en dat vereenvoudiging, transparantie en billijkheid de belangrijkste prioriteiten van de hervorming van het GLB moeten zijn;

42.  verzoekt de Commissie het stelsel voor controle op en goedkeuring van de rekeningen opnieuw te onderzoeken;

43.  is van oordeel dat de Commissie bij de controles op de naleving van de regelgeving, de inspecties en het opleggen van financiële correcties voor een meer evenredige en, uiteindelijk, voor een op risico gebaseerde benadering moet kiezen;

44.  verzoekt de Commissie voorstellen te presenteren voor het verbeteren van het inspectie- en controlekader van het GLB;

45.  is van oordeel dat bestaande grote verschillen in rechtstreekse steun tussen de lidstaten moeten worden voorkomen om gelijke behandeling van landbouwers in de Europese Unie te waarborgen en verstoringen op de markt en in de concurrentie te vermijden;

46.  erkent dat, om milieu-uitdagingen, inclusief de aanpassing aan en de matiging van klimaatverandering, het hoofd te kunnen bieden, landbouwers een belangrijke rol moeten spelen bij het bepalen van de praktische maatregelen die nodig zijn om deze doelstellingen te verwezenlijken, en meent dat in plaats van regelgeving resultaatgerichte overeenkomsten de beste mechanismen zijn om deze doelstellingen te halen;

47.  benadrukt dat een vermindering van de administratieve lasten in verband met controles en verslaglegging, die zijn opgelegd aan producentenorganisaties in de sector groenten en fruit, deze organisaties aantrekkelijker zou maken voor landbouwers en hen zou aanmoedigen om zich te verenigen en gezamenlijk actie te ondernemen;

Plattelandsontwikkeling

48.  wijst er met nadruk op dat bij betalingen op grond van een bestaande certificeringsregeling (bv. steunregelingen inzake organische productie en milieu) slechts een controle volstaat;

49.  neemt met bezorgdheid kennis van het hoge aantal fouten dat in een aantal lidstaten wordt gemaakt bij de aanvragen voor rechtstreekse betalingen; beklemtoont dat deze fouten hoofdzakelijk toe te schrijven zijn aan de gebruikte orthofotografische apparatuur in plaats van aan de landbouwers; verzoekt in dit verband om alleen de gevallen van kennelijke poging tot fraude te sanctioneren;

50.  meent dat wetgeving die met elkaar in tegenspraak is (zoals milieuwetgeving en de bedrijfstoeslagregeling) moet worden aangepast voordat zij op landbouwers van toepassing wordt;

51.  meent dat de definities in wetgeving inzake plattelandsontwikkeling moeten worden herzien en zo nodig uitgebreid om consistentie met de wetgeving inzake rechtstreekse betalingen te waarborgen;

52.  is van oordeel dat de transparantie met betrekking tot de aan landbouwers opgelegde sancties en verplichtingen moet worden verhoogd;

53.  dringt aan op de invoering van nauwkeurig gedefinieerde verplichtingen voor landbouwers, teneinde iets te doen aan het gebrek aan transparantie ten aanzien van sancties;

54.  verlangt dat bij de controle van deze regelingen een bredere, op de lange termijn gerichte aanpak wordt gehanteerd waarbij meer nadruk wordt gelegd op de uiteindelijke effecten en resultaten in plaats van op specifieke foutenpercentages als gevolg van maatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling of milieu;

55.  onderstreept dat het huidige ingewikkelde indicatorenstelsel herzien en vereenvoudigd moet worden, en dat het monitoringsysteem, de jaarverslagen en de ex-ante-, tussentijdse en ex-postevaluaties een overdreven complex indicatoren- en rapportagestelsel hebben gecreëerd;

56.  vraagt de Commissie het gebruik van resultaatgerichte overeenkomsten te onderzoeken als eenvoudige en efficiëntere methode voor het leveren van openbare goederen in de toekomst;

57.  pleit voor het vaststellen van een vereenvoudigd en constant indicatorensysteem, dat impliciet leidt tot betere kennis en toepassing ervan, tot een relevante evaluatie en tot vermindering van de bureaucratie;

58.  meent dat de regels over de btw die in aanmerking komt voor financiering onder de tweede pijler van het GLB, met name voor activiteiten die worden uitgevoerd door organisaties die onder het publiekrecht vallen, in overeenstemming moeten worden gebracht met de regels voor de structuurfondsen;

59.  benadrukt dat vereenvoudiging van het GLB parallel moet verlopen met vereenvoudiging van de implementatie ervan, en verzoekt de lidstaten de bureaucratische formaliteiten die potentiële GLB-begunstigden moeten vervullen tot een minimum terug te dringen, met name die op het gebied van de plattelandsontwikkeling;

60.  verzoekt de lidstaten in het kader van de nationale programma's voor plattelandsontwikkeling systemen ter beschikking van de potentiële begunstigden te stellen, die transparantie waarborgen en hen de benodigde tijd gunnen om de financieringsaanvraag voor te bereiden en te voldoen aan de diverse toekenningscriteria van de steunregeling; verzoekt de Commissie dit onderwerp constant ter sprake te brengen in de bilaterale gesprekken met de lidstaten;

Identificatie van dieren

61.  spoort de Commissie aan het in elke lidstaat gebruikte dieridentificatiesysteem te onderzoeken en te werken aan harmonisering van die systemen en aan afschaffing van onnodige regelgeving, in het bijzonder de controle van producenten- en bedrijfsnummers, het aantal vereiste registers en het verschil tussen producent en bedrijf;

62.  bepleit een verregaande harmonisatie van de huidige zeer gedifferentieerde identificatievoorschriften voor dieren;

63.  is van oordeel dat rapportering betreffende de verplaatsingen van schapen en geiten, en het doorsturen van de informatie naar databanken en de autoriteiten zo veel mogelijk moet worden vereenvoudigd, met gebruikmaking van alle communicatie-instrumenten, waaronder de nieuwe technologieën;

64.  meent dat voor schapen en geiten net als bij varkens een identificatie van de kudde voldoende is;

65.  verzoekt om uitstel van de verplichting om schapen en geiten met ingang van 31 december 2009 elektronisch te identificeren in verband met de te hoge kosten daarvan in de context van de economische crisis;

66.  roept op tot een drie jaar durende ontheffing voor boetes in verband met de randvoorwaarden, gekoppeld aan de elektronische identificatie van schapen en geiten, aangezien dit een nieuwe en complexe technologie is die enige tijd vergt van de landbouwers om hier gewend aan te raken en deze te testen; roept de Commissie verder op een grondige toetsing van de regelgeving uit te voeren;

o
o   o

67.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Juridische mededeling - Privacybeleid