Resolutie van het Europees Parlement van 18 mei 2010 over sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer (2009/2154(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het verslag van de Commissie ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten (COM(2009)0225);
– gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0130/2010),
A. overwegende dat de Europese Unie in de afgelopen jaren met het aannemen van Verordening (EEG) nr. 3821/85 en Verordening (EG) nr. 561/2006 alsmede van Richtlijn 2006/22/EG een stelsel van sociale voorschriften voor het wegvervoer heeft gecreëerd om de veiligheid op de weg te vergroten en een eerlijke concurrentie te waarborgen;
B. overwegende dat de sanctieregelingen in de lidstaten van de Europese Unie historisch zijn gegroeid en derhalve grote verschillen vertonen, met boetes die in extreme gevallen in de ene lidstaat tien keer hoger liggen dan in een andere lidstaat;
C. overwegende dat de rechtspositie op het gebied van internationaal vervoer voor ondernemers en met name voor bestuurders zeer ondoorzichtig is geworden; overwegende dat de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de regelingen voor grote uitdagingen staan en dat de huidige situatie niet verenigbaar is met de interne markt;
D. verontrust door berichten over gebreken aan de digitale tachograaf die het instrument erg gevoelig maken voor manipulatie;
Opmerkingen van algemene aard
1. is ingenomen met het verslag van de Commissie ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten; betreurt echter dat het verslag door het ontbreken van gegevens van bepaalde lidstaten geen volledige analyse biedt van de situatie in Europa op dit moment; en roept de Commissie op de ontbrekende gegevens op te vragen bij de lidstaten;
2. merkt op dat het verslag van de Commissie refereert aan de indeling van inbreuken in categorieën, als bepaald in de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG, zonder rekening te houden met de termijn voor tenuitvoerlegging die genoemd wordt in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie;
3. verzoekt de Commissie derhalve reeds in 2010 een geactualiseerd en volledig verslag te presenteren over de tenuitvoerlegging van de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG;
4. wijst erop dat in eerdere verslagperiodes sprake is geweest van grote vertragingen zodat bijvoorbeeld in het huidige verslag van 3 augustus 2009 (24e verslag van de Commissie ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer) pas de cijfers uit de periode 2005 en 2006 zijn uitgewerkt waardoor nauwelijks conclusies kunnen worden getrokken over de daadwerkelijke stand van de harmonisatie van de sociale voorschriften voor bestuurders van motorvoertuigen in het wegverkeer;
5. roept de Commissie en de lidstaten op alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen als geformuleerd in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 561/2006 eerder gehaald worden, zodat meer actuele statistieken beschikbaar komen ter ondersteuning van komende harmonisatiemaatregelen;
6. wijst erop dat ook bijlage IV van Verordening (EG) nr. 1071/2009 een opsomming van ernstige inbreuken in de zin van deze verordening bevat; is daarom van oordeel dat een geharmoniseerde indeling in categorieën van ernstige inbreuken op de sociale voorschriften dringend noodzakelijk is;
Aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten
7. stelt vast dat de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten, niet alleen verschillen in de hoogte van de boetes, maar ook wat betreft het soort sancties en de indeling ervan in categorieën;
8. wijst erop dat deze verschillen kunnen worden verklaard door economische en geografische omstandigheden, alsmede door de uiteenlopende rechtsstelsels van de lidstaten met betrekking tot de vervolging in strafzaken, alsmede door verschillende politieke benaderingen van het vraagstuk van de verkeersveiligheid;
9. constateert dat de sociale voorschriften voor het wegvervoer, met name Verordening (EEG) nr. 3821/85 en Verordening (EG) nr. 561/2006 alsmede Richtlijn 2006/22/EG, de lidstaten erg veel ruimte voor interpretatie bieden; betreurt het dat het grote aantal onnauwkeurige formuleringen in de Europese regelingen onvermijdelijk leidt tot een ongelijke tenuitvoerlegging in de lidstaten; is van mening dat om te beginnen een eenduidige en bindende interpretatie van deze verordeningen en de richtlijn nodig is teneinde tot verdere harmonisatie te komen;
10. betreurt het dat sommige lidstaten geen onderscheid van sancties kennen naargelang van de ernst van de inbreuk; roept de lidstaten op nationale wetgeving vast te stellen die een doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende werking heeft en de ernst van de inbreuk in aanmerking neemt;
Verdere harmonisatie
11. benadrukt dat een doeltreffend en evenwichtig systeem van sancties met een afschrikkende werking alleen kan zijn gebaseerd op duidelijke, transparante en vergelijkbare sancties; roept de lidstaten op naar wetgevende en praktische oplossingen te zoeken, teneinde de soms zeer grote verschillen in aard en hoogte van de sancties te reduceren;
12. roept de Commissie op om, na overleg met de controle-instanties en vertegenwoordigers uit de vervoerssector, tot een eenduidige en bindende interpretatie van de richtlijn voor rij- en rusttijden te komen; is van oordeel dat de controle-instanties met deze interpretatie rekening moeten houden;
13. is van oordeel dat voor een verdere harmonisatie van de soorten sancties en de hoogte van de boetes een classificatie van de boetes nodig is die is gekoppeld aan een classificatie van de sancties en dat minimum- en maximumniveaus moeten worden vastgesteld voor elke inbreuk op de sociale voorschriften voor het wegvervoer; benadrukt dat bij de stroomlijning van sancties de noodzakelijke evenredigheid van billijke boetes in de verschillende lidstaten op grond van objectieve criteria (zoals het BNP of geografische factoren) vergezeld moet gaan van een doeltreffende afschrikking tegen ernstige inbreuken;
14. wijst erop dat de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG, vastgesteld bij Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie, moet worden gezien als basis voor een gemeenschappelijke definitie van inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten; roept de lidstaten nadrukkelijk op de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen uit te vaardigen met het oog op een snelle tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie;
15. wijst er bovendien op dat het Verdrag van Lissabon een nieuw artikel over de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van het strafrecht heeft toegevoegd, dat als artikel 83, lid 2, in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is opgenomen; verzoekt de Commissie deze nieuwe mogelijkheden voor wetgeving op het gebied van de justitiële samenwerking in strafzaken te onderzoeken en de Raad en het Europees Parlement binnen twaalf maanden een verslag over de mogelijke harmonisatiemaatregelen te doen toekomen, inclusief de kenmerken die betrekking hebben op de verkeersveiligheid en het opleggen van boetes over de grenzen heen, als dat niet al eerder is gedaan;
16. juicht het toe dat de Commissie overeenkomstig artikel 22, lid 4, van Verordening (EG) nr. 561/2006 „richtsnoeren” heeft voorbereid om de lidstaten te ondersteunen bij de nationale interpretatie en toepassing van deze verordening; stelt echter vast dat deze niet bindend zijn en derhalve hun doel, namelijk een uniforme tenuitvoerlegging in de lidstaten, voorbij zijn geschoten;
17. is van oordeel dat, ter verwezenlijking van een interne vervoermarkt en ter vergroting van de rechtszekerheid van chauffeurs en ondernemers, de interpretatie van de handhaving van de sociale wetgeving dient te worden geharmoniseerd; roept de Europese Commissie in deze context op, in samenwerking met Corte, Tispol en Euro Contrôle Route, met voorstellen te komen om een einde te maken aan de discriminerende handhaving van de sociale wetgeving in het wegvervoer; wijst in dit verband op de noodzaak van een gemeenschappelijke, artikelsgewijze handhavinginterpretatie van Verordening (EG) nr. 561/2006 en Verordening (EEG) nr. 3821/85;
18. verzoekt de lidstaten bij de uitvoering van de sociale voorschriften gebruik te maken van deze richtsnoeren, zodat er sprake kan zijn van een geharmoniseerde tenuitvoerlegging;
Controles
19. onderstreept dat alleen door middel van een consequente en niet-discriminerende handhaving van de geldende wetgeving oneerlijke concurrentie kan worden voorkomen en de verkeersveiligheid kan worden gewaarborgd; onderstreept dat voor de tenuitvoerlegging van de sociale voorschriften voor het wegvervoer een geharmoniseerd en doeltreffend controlesysteem nodig is;
20. vestigt de aandacht op het feit dat de verkeerssituatie in de lidstaten zeer uiteenloopt waar het gaat om infrastructuur, verkeersdichtheid en verkeersdruk, en is derhalve van mening dat deze factoren onder andere in aanmerking kunnen worden genomen bij het vaststellen van de frequentie van de controles, waarbij erop moeten worden gelet dat één van de voornaamste doelstellingen van de controles de naleving van de sociale voorschriften is;
21. is ervan oordeel dat de Commissie dergelijke geharmoniseerde controlesystemen moet ontwikkelen en bevorderen en regulerend moet optreden, ten einde de belemmeringen voor de Europese interne markt weg te nemen en de verkeersveiligheid te verbeteren; doet een beroep op de Commissie om ter verwezenlijking van deze doelstellingen een doelmatig en passend coördinatie-instrument op Europees niveau te creëren;
22. dringt erop aan dat de Commissie aanbevelingen en Europese minimumnormen opstelt voor de opleiding van controle-instanties en de samenwerking tussen de controle-instanties; verzoekt de Commissie het verzamelen van statistische gegevens te verbeteren, zodat meer gefundeerde uitspraken kunnen worden gedaan over de effectiviteit van de handhaving, en een geharmoniseerde aanpak van de lidstaten op het gebied van handhaving te bevorderen;
23. roept de lidstaten op het toezichthoudend personeel altijd op te leiden in de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van gegevensverwerving en om bij het omzetten van gemeenschappelijke normen nauw samen te werken met de Commissie om het ontstaan van een geharmoniseerd controlesysteem te bevorderen en daarmee rechtszekerheid te scheppen;
24. is van oordeel dat wegcontroles en controles ter plaatse bij ondernemingen frequenter en grondiger moeten worden uitgevoerd; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de lidstaten het aantal te organiseren controles, zoals bedoeld in artikel 2, lid 3, van Richtlijn 2006/22/EG, naleven; roept de Commissie op om het Europees Parlement in te lichten over de verdere aanpak die de Commissie van plan is te volgen met betrekking tot deze controles;
25. verzoekt de Commissie op zo kort mogelijke termijn te komen met een verslag over de controle van de gebreken aan de digitale tachograaf en over de middelen die zijn ingezet om deze gebreken te verhelpen;
26. benadrukt dat de digitale tachograaf, gebaseerd op Verordening (EEG) nr. 3821/85, moet worden verbeterd als controle-instrument waarbij de Commissie moet onderzoeken hoe gegevens door de controle-instanties sneller kunnen worden gedownload van de digitale tachograaf;
27. wijst op het meldpunt disproportionele transacties dat door Euro Contrôle Route is opgericht en roept chauffeurs en vervoersondernemingen op bij dit loket melding te maken van disproportionele en discriminerende handhaving van de sociale voorschriften voor het wegvervoer;
Andere initiatieven
28. is van mening dat zowel bedrijven als vrachtwagenchauffeurs geholpen zouden zijn met een begrijpelijke brochure in alle officiële talen van de Europese Unie; onderstreept dat deze brochure de betrokken bestuurders en bedrijven beter moet informeren over de geldende sociale voorschriften en de daaraan verbonden sancties in de verschillende lidstaten; vindt dat dergelijke informatie ook beschikbaar moet zijn voor bedrijven en bestuurders uit derde landen; onderstreept het belang van het gebruik van intelligente transportsystemen om deze informatie in realtime beschikbaar te stellen voor de chauffeurs;
29. is ervan overtuigd dat in het kader van de inzet van moderne informatie- en communicatietechnologieën alsook van intelligente transportsystemen het mogelijk moet zijn voor bedrijven en bestuurders zich te informeren over geldende sociale voorschriften en de sancties die verbonden zijn aan de inbreuken hierop;
30. roept alle lidstaten op om de samenwerking op basis van reeds bestaande structuren zoals de Euro Contrôle Route te versterken en daarmee de coördinatie van gemeenschappelijke controles, de uitwisseling van navolgenswaardige praktijken en de gezamenlijke organisatie van scholing voor de controle-instanties te verbeteren;
31. is van mening dat alle beschikbare technologie moet worden gebruikt om vrachtwagenchauffeurs, met inbegrip van die uit de nabuurlanden, in realtime op de hoogte te houden van relevante sociale voorschriften en de sancties die staan op de inbreuken op deze regels in de verschillende lidstaten, bijvoorbeeld met gebruik van GPS of andere beschikbare hulpmiddelen;
32. roept de lidstaten op voor een passende infrastructuur in het Europese wegennet te zorgen, met inbegrip van voldoende en veilige parkeerplaatsen en -diensten, zodat bestuurders de voorschriften inzake de rij- en rusttijden daadwerkelijk kunnen naleven en controles efficiënt kunnen worden uitgevoerd; wijst erop dat het veiligheidsaspect bij deze projecten een belangrijke plaats moet innemen; roept de Commissie op om over te gaan tot regelmatige publicatie in de meest bruikbare vorm van de beschikbare faciliteiten, zowel openbaar als particulier, die te vinden zijn langs het Europese wegennet met informatie over de aangeboden diensten aan mensen die beroepshalve aan het verkeer deelnemen;
33. vraagt de Commissie en de lidstaten projecten te stimuleren en te financieren voor de aanleg van veilige parkeerplaatsen, die voor chauffeurs onmisbaar zijn om de bepalingen van Verordening (EG) nr. 561/2006 te kunnen naleven;
o o o
34. verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.