Resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2010 over de Unie voor het Middellandse-Zeegebied (2009/2215(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de verklaring van Barcelona, aangenomen op de Euromediterrane Conferentie van de ministers van Buitenlandse Zaken van 27 en 28 november 1995 te Barcelona, waarbij een Euromediterraan partnerschap wordt ingesteld,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Het proces van Barcelona, Unie voor het Middellandse-Zeegebied” (COM(2008)0319),
– gezien de instemming van de Europese Raad van 13 en 14 maart 2008 te Brussel met het „Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied”,
– gezien de verklaring van de top van Parijs voor het Middellandse-Zeegebied op 13 juli 2008,
– gezien de slotverklaring van de bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied te Marseille op 3 en 4 november 2008,
– gezien de verklaringen van het bureau van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering (EMPV) te Parijs (12 juli 2008), Cairo (22 november 2009) en Rabat (22 januari 2010),
– gezien de conclusies van de oprichtingsbijeenkomst van de Euromediterrane vergadering van regionale en lokale overheden te Barcelona op 21 januari 2010,
– gezien de slotverklaring van de top van Euromediterrane sociaaleconomische raden en vergelijkbare instellingen te Alexandrië op 19 oktober 2009,
– onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over het beleid van de Europese Unie ten aanzien van het Middellandse-Zeegebied, en vooral die van 15 maart 2007(1) en 5 juni 2008(2), en zijn resolutie over het proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied, van 19 februari 2009(3),
– gezien de conclusies van de tweede Euromediterrane ministeriële conferentie over de versterking van de rol van vrouwen in de samenleving, die plaatshad in Marrakech op 11 en 12 november 2009,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid(4),
– gezien de aanbevelingen van de commissies van de EMPV die zijn aangenomen tijdens de zesde plenaire zitting in Amman van 13 en 14 maart 2010,
– gezien de aanbeveling van de EMPV die is aangenomen op 13 oktober 2008 in Jordanië en is ingediend op de eerste bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken van het proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied in Marseille,
– gezien de op 3 maart 2010 aangenomen statuten van het secretariaat-generaal van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied,
– gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en van de Commissie internationale handel alsmede van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0133/2010),
A. overwegende dat het Middellandse-Zeegebied van cruciaal belang is voor de EU en dat in een multipolaire, en onderling steeds afhankelijker wereld grote geïntegreerde regionale samenwerkingsverbanden beter in staat zullen zijn de sociale, culturele, economische, ecologische, demografische, politieke en veiligheidsuitdagingen aan te gaan,
B. overwegende dat de Europese Unie in haar betrekkingen met haar mediterrane buren een strategische visie moet ontwikkelen die rekening houdt met al deze uitdagingen, met als prioriteit de sociale, economische en democratische ontwikkeling van de regio,
C. overwegende dat, overeenkomstig artikel 8 van het EU-Verdrag, de Unie bijzondere betrekkingen ontwikkelt met haar buurlanden, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en welke gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op samenwerking,
D. overwegende dat met de Unie voor het Middellandse-Zeegebied een nieuw elan kan worden gegeven aan het regionale en multilaterale aspect van de Euromediterrane betrekkingen, en er nieuwe vooruitzichten worden geboden op het scheppen van een vreedzaam, veilig en welvarend bestel voor 800 miljoen inwoners, en een ideaal kader kan worden geboden om de sociaaleconomische uitdagingen aan te pakken, regionale integratie te bevorderen en te zorgen voor de gezamenlijke ontwikkeling van de partnerlanden,
E. overwegende dat het nabuurschapsbeleid, door voorrang te geven aan het verdiepen van gedifferentieerde bilaterale betrekkingen, in zijn eentje niet kan bijdragen aan een gemeenschappelijk integratieproces en significante hervormingen in de regio, overwegende in dat opzicht dat de totstandkoming van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied de kans biedt om de complementariteit tussen het bilaterale en het regionale beleid te verbeteren zodat doeltreffender kan worden ingespeeld op de doelstellingen van de Euromediterrane samenwerking, die gebaseerd zijn op de wederzijdse erkenning van gemeenschappelijke waarden, zoals de democratie, de rechtstaat, goed bestuur en eerbiediging van de mensenrechten; overwegende dat er bij de lidstaten op moet worden aangedrongen dat zij op een coherente en geloofwaardige manier het Europese nabuurschapsbeleid implementeren overeenkomstig artikel 8 van het EU-Verdrag,
F. overwegende dat het van essentieel belang is om te steunen op de verworvenheden van het proces van Barcelona, waarvan de doelstellingen en de resultaten door de Unie voor het Middellandse-Zeegebied moeten worden versterkt, zoals vermeld in de verklaring van Parijs van 13 juli 2008, en om reproductie of overlapping van reeds bestaande beleidsinstrumenten en institutionele niveaus te voorkomen teneinde de doeltreffendheid en de coherentie van de talrijke instrumenten van Europese samenwerking te garanderen,
G. overwegende dat de mediterrane landen sinds een jaar of vijftien een snelle diversificatie kennen van hun handels- en economische betrekkingen (bijvoorbeeld met Rusland, China, Brazilië, de Golfstaten) en dat hun samenlevingen aan aanzienlijke veranderingen onderhevig zijn (consumptiepatronen, mobiliteit, demografische veranderingen, enz.) die niet zonder gevolgen zijn voor met name de binnenlandse stabiliteit,
H. overwegende dat met de beperkte culturele uitwisselingen alleen het niet mogelijk is om de volkeren van het Middellandse-Zeegebied dichter bij elkaar te brengen en dat Europa geleidelijk aan cultureel gewicht als baken voor zijn mediterrane partners verliest,
I. overwegende dat de aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten van de Europese Unie enerzijds en de mediterrane landen anderzijds nog blijven toenemen, en gezien de zorgwekkende structurele problemen van sociaaleconomische en institutionele aard, die om een krachtige gemeenschappelijke respons vragen in het belang van alle lidstaten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, overwegende dat dit perspectief wordt aangemoedigd door het economische groeipotentieel van de mediterrane derde landen, nota nemend van de noodzaak om de zuid-zuidintegratie te verbeteren,
J. overwegende dat het regionale kader waarin de Unie voor het Middellandse-Zeegebied gestalte krijgt nog steeds wordt getekend door politieke spanningen en conflicten, die haar ontwikkeling hebben ondermijnd en vertraagd sinds de top van Parijs in juli 2008, overwegende dat het vredesproces in het Midden-Oosten tot stilstand is gekomen,
K. overwegende dat de gevolgen van de financiële en economische crisis bovenop de politieke, economische en sociale uitdagingen komen waarmee de partnerlanden al geconfronteerd worden, in het bijzonder op het gebied van de werkloosheid; overwegende dat het in het belang is van al die landen en van de EU om de werkloosheid in de regio te verminderen en de bevolking, in het bijzonder de vrouwen, de jongeren en de plattelandsbevolking, hoop te geven voor de toekomst,
L. overwegende dat de hervatting van het vredesproces in het Midden-Oosten en de concrete vooruitzichten op een duurzame totaaloplossing van het grootste belang zijn voor de ontwikkeling van de Euromediterrane betrekkingen en de functionering en implementatie van de projecten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied,
M. overwegende dat de twee voornaamste vernieuwingen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied – institutioneel (covoorzitterschap, permanent gemeenschappelijk comité, secretariaat-generaal van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied) en operationeel (integratieprojecten) – op een doeltreffende en transparante wijze dienen te werken zodat de levensomstandigheden van de burgers, de belangrijkste begunstigden van dit project, verbeteren,
N. overwegende dat het secretariaat-generaal uiteindelijk de spil van de instelling moet worden, dat zijn doeltreffendheid afhangt van het vermogen van zijn personeel zelfstandig te werken, en dat overigens de aanwezigheid van een hoge Israëlische functionaris en van een hoge Palestijnse functionaris die in een internationale organisatie op regionaal niveau samenwerken ongekend is en reden geeft tot hoop,
O. overwegende dat de mediterrane regio's direct betrokken zijn bij transnationale uitdagingen, zoals de duurzame ontwikkeling van het Middellandse-Zeegebied, de zekerheid van de energievoorziening, de migratiestromen, de uitwisselingen op het gebied van cultuur en toerisme, en bij grensoverschrijdende problemen, zoals waterbeheer, toegang tot water, verontreiniging, de ontwikkeling van verkeersnetwerken, en dat de lokale en regionale instanties derhalve vitale steunpunten zijn voor de ontwikkeling van een duurzaam territoriaal beleid dat rekening houdt met de lokale bijzonderheden, en voor de totstandbrenging van concrete en allesomvattende projecten,
P. overwegende dat de landbouw in de mediterrane landen een uiterst belangrijke plaats inneemt vanwege het sociaaleconomisch belang, de invloed op het milieu en de gevolgen voor het territoriaal evenwicht,
Q. overwegende dat 60% van de mensen in de wereld die met een watertekort te kampen hebben, zich in het zuiden van het Middellandse-Zeegebied en in het Midden-Oosten bevindt en dat volgens de verslagen van de UNDP en van Plan Bleu in 2025 63 miljoen mensen met waterschaarste te maken zullen hebben,
R. herinnert aan het besluit van de ministeriële conferentie over de Unie voor het Middellandse-Zeegebied van 4 november 2008 in Marseille om de digitale kloof tussen de twee kusten van het Middellandse-Zeegebied te verkleinen, wat resulteerde in het BB-MED-voorstel (breedband voor het Middellandse-Zeegebied),
S. overwegende dat sinds de top van Parijs, de projecten die in het kader van de Unie zijn aangekondigd momenteel te lijden hebben van een algemene onderfinanciering, die de uitvoering ervan dreigt te vertragen,
T. gezien het belang van de migrantenstromen en de diverse uitdagingen die hierdoor aan beide zijden van de Middellandse Zee worden gesteld op humanitair, sociaal, cultureel en economisch gebied,
U. gezien het grote belang van de kapitaalstromen die bestaan uit het geld dat migranten sturen naar de bevolking van de landen van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied,
V. gezien de recente inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de daarmee gepaard gaande institutionele veranderingen enerzijds en de aanhoudende vragen over de werking en de financiering van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied anderzijds, waardoor het voor het Parlement van essentieel belang is de ontwikkelingen betreffende de Unie nauwlettend te volgen, teneinde bij te dragen aan een volledig welslagen van de top van Barcelona,
1. vraagt de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, die elkaar 7 juni 2010 in Barcelona treffen, alles in het werk te stellen om deze bijeenkomst, na twee moeilijke jaren, tot een succes te maken voor de verdere ontwikkeling van de instellingen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied en voor de uitvoering van grote projecten, en om vooruitgang te kunnen boeken in alle hoofdstukken over de Euromediterrane samenwerking;
2. blijft ondanks de oprichting van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied bezorgd over het ontbreken van een duidelijke omschrijving van het Middellandse-Zeebeleid van de EU en een strategische langetermijnvisie voor de ontwikkeling en stabilisering van de regio; acht het dringend noodzakelijk dat het Euromediterrane integratieproces opnieuw bovenaan de politieke agenda van de EU komt te staan;
3. verzoekt de regeringen van de lidstaten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied de politieke dialoog grondig te herzien en te intensiveren; benadrukt dat wederzijds respect en begrip fundamentele onderdelen zijn van deze dialoog en dringt erop aan dat de bevordering en de eerbiediging van de democratie, de rechtstaat en de mensenrechten, ongeacht of het gaat om civiele, politieke, economische, sociale, culturele of collectieve rechten, op een duidelijk manier worden opgenomen onder de doelstellingen van dit nieuwe initiatief en dat de bestaande mechanismen worden versterkt; onderstreept in dat verband het belang van de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting, mening en geloofsovertuiging, alsook de noodzaak om de rechten van de minderheden, met inbegrip van de religieuze minderheden, te waarborgen; is van mening dat speciale aandacht is vereist voor de eerbiediging van de rechten van de vrouw, gendergelijkheid en de bestrijding van discriminatie op grond van seksuele geaardheid; bevestigt opnieuw zijn steun aan de democratische politieke organisaties en het maatschappelijke middenveld in de landen van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied en brengt hulde aan het waardevolle werk van de vrouwenorganisaties;
4. is van mening dat de politieke spanningen en de regionale conflicten in het Middellandse-Zeegebied geen rem mogen zijn voor de mogelijkheid die er is concreet vooruitgang te boeken in de richting van operationele en sectorale samenwerking en dat met een substantiële politieke dialoog en de totstandbrenging van grote integratieprojecten de Unie voor het Middellandse-Zeegebied zal bijdragen aan de totstandkoming van een klimaat van vertrouwen dat bevorderlijk is voor het nastreven van gemeenschappelijke veiligheidsdoelen, in een geest van solidariteit en van vrede; wijst er echter op dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied alleen met volledig succes kan worden bekroond indien er een oplossing wordt gevonden voor de diverse regionale conflicten, met inachtneming van het volkerenrecht, waardoor het Middellandse-Zeegebied tot een enkele ruimte van vrede kan uitgroeien;
5. wijst op de dringende noodzaak om een rechtvaardige en duurzame oplossing te vinden voor het conflict in het Midden-Oosten en pleit ervoor dat de EU en alle lidstaten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied zich hier vastberaden voor inzetten; herhaalt zijn oproep om in het kader van het vredesproces opnieuw te beginnen met serieuze onderhandelingen, die moeten uitmonden in een oplossing met twee staten, een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat en de staat Israël, die in vrede en veiligheid en binnen internationaal erkende grenzen naast elkaar bestaan; staat achter de belangrijke bijdrage die de Unie voor het Middellandse-Zeegebied kan leveren aan de verbetering van de betrekkingen tussen Israël en de Palestijnse Nationale Autoriteit, onder andere door de samenwerking tussen Israëlische en Palestijnse vertegenwoordigers in het kader van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied;
6. betreurt het feit dat het proces van dekolonisering van de westelijke Sahara nog niet is afgerond;
7. is ingenomen met de benoeming van de secretaris-generaal en de goedkeuring van de statuten van het secretariaat van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied en doet met het oog op de top van Barcelona de aanbeveling dat de vaststelling van de institutionele en functionele structuur van de Unie haar beslag krijgt aan de hand van de volgende hoofdlijnen:
–
het secretariaat voorzien van de nodige financiële en statutaire middelen om doeltreffend en zelfstandig te kunnen functioneren; erop aandringen dat het secretariaat volledig operationeel wordt en dat het personeel wordt geselecteerd op basis van verdienste, met inachtneming van het principe van geografische spreiding en gendergelijkheid,
–
zorgen voor duidelijke besluitvormings-, financierings- en uitvoeringscriteria voor grote projecten, en met name de prioriteiten voor de komende drie jaar vastleggen,
–
van de zijde van de Europese deelnemers (lidstaten, Raad en Commissie) zorgen voor een gemeenschappelijke vertegenwoordiging, overeenkomstig het Verdrag van Lissabon, en tegelijkertijd actieve deelname van alle derde landen in het Middellandse-Zeegebied bevorderen,
–
toezien op de democratische legitimiteit van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied en daarbij te bevestigen dat de EMPV een integrerend onderdeel van de institutionele architectuur uitmaakt,
–
de coördinatie met de communautaire programma's en projecten die door gespecialiseerde ministeriële conferenties zijn goedgekeurd, versterken, waarbij speciale aandacht aan mogelijke synergieën wordt geschonken,
–
samenwerkingsverbanden met een variabele geometrie mogelijk maken voor landen en multilaterale instellingen die zich graag willen inzetten voor projecten van gemeenschappelijk belang,
–
een goede samenwerking tussen het secretariaat en de Commissie waarborgen en zorgen voor een duidelijke afbakening van hun respectieve bevoegdheden; de Commissie ertoe oproepen actief samen te werken met de Unie voor het Middellandse-Zeegebied en meer duidelijkheid te vragen over haar rol in de nieuwe institutionele structuur,
–
acties ontwikkelen op het gebied van de communicatie om de zichtbaarheid van de activiteiten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied te garanderen; de burgers informeren over de grote projecten en de vorderingen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, met name via een volledige en goed gevulde website,
–
toezien op de democratische legitimiteit van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, zodanig dat de beslissingen op transparante wijze worden genomen, door het Europees Parlement, de EMPV en de nationale parlementen bij het besluitvormingsproces te betrekken; erop wijzen dat de EMPV als parlementair orgaan moet worden erkend als integrerend onderdeel van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied,
–
de betrokkenheid van en de dialoog met alle partijen (lokale overheden en maatschappelijke organisaties) bij het besluitvormingsproces rond de grote projecten waarborgen;
8. herinnert eraan dat op de top in Parijs zes grote horizontale strategische gebieden zijn vastgesteld (civiele bescherming, snelle maritieme en landverbindingen, sanering van de Middellandse Zee, het mediterrane plan voor zonne-energie, het mediterrane initiatief voor bedrijfsontwikkeling en de Europees-mediterrane universiteit), waarvan de meeste reeds zijn opgenomen in projecten in het kader van het EuroMed-partnerschap; acht het van het grootste belang dat de regionale programma's en de middelen die al zijn ingezet in het kader van het Euromediterrane partnerschap nauwgezet worden geëvalueerd en spreekt de wens uit dat bij de selectie van de projecten die voor financiering in het kader van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied in aanmerking worden genomen de toegevoegde waarde op regionaal en lokaal vlak als criterium wordt gehanteerd; dringt daarom aan op een snelle implementatie van deze prioritaire projecten;
9. acht het van essentieel belang dat publiek-private financieringen van projecten worden gewaarborgd, uitgebreid en aangewend; in dat kader:
–
verzoekt het Europees Parlement de leden van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied middelen vrij te maken die recht doen aan de omvang van de uitdagingen en verwacht het een historische inzet van de deelnemers op de top van Barcelona,
–
dringt het er sterk op aan dat in de periode die voorafgaat aan de afsluiting van de financiële vooruitzichten 2007-2013, geen enkele financiële bijdrage van de Unie afbreuk doet aan lopende of geplande Euromediterrane regionale programma's; onderstreept het de noodzaak van een aanzienlijke uitbreiding van de middelen voor het zuidelijke deel van het Europees nabuurschapsbeleid en van de bijdragen van de EU aan de projecten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied in de nieuwe financiële vooruitzichten 2014-2020 van de EU; vindt overigens wel dat rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de financieel-economische crisis,
–
brengt het hulde aan de nationale, Europese (EIB-FEMIP, EBWO) en internationale (Wereldbank) financiële instellingen die al in de regio opereren; onderstreept het de noodzaak om synergie te ontwikkelen rond grote projecten en stelt het in dat opzicht de oprichting voor van een Euromediterrane Investerings- en Ontwikkelingsbank om de pariteit van noord en zuid in de Unie voor het Middellandse-Zeegebied te versterken,
–
benadrukt het de rol van de Europese Investeringsbank (EIB), die drie van de zes prioritaire projecten coördineert (de sanering van de Middellandse Zee, het mediterrane plan voor zonne-energie en de snelwegen op het land en op zee),
–
onderstreept het de noodzaak om de voorwaarden te creëren voor nauwere samenwerking en betere financiële en economische integratie van alle lidstaten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, en meer in het bijzonder van de landen van het zuidelijke deel van de Middellandse Zee,
–
is ingenomen met de recente oprichting van investeringsfondsen voor de financiering van projecten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, waaronder het fonds InfraMed, dat gewijd is aan infrastructurele projecten, en verzoekt het de verschillende deelnemers om de ontwikkeling van soortgelijke initiatieven te stimuleren,
–
wenst het dat er investeringsfondsen in het leven worden geroepen voor de financiering van projecten van lokale en regionale overheden op het gebied van duurzame ontwikkeling;
10. moedigt de partijen aan te ijveren voor een verbetering van het economische en juridische klimaat in de derde landen, met als prioriteit de oprichting van levensvatbare en geloofwaardige subregionale financiële instellingen, waarmee buitenlandse investeringen kunnen worden aangetrokken; dringt tegelijkertijd aan op:
–
het opstellen van een gemeenschappelijk handvest ter bescherming van investeringen voor mediterrane derde landen, waarmee deze bescherming kan worden verbeterd en investeringen worden aangemoedigd,
–
het opzetten van een financieel verzekerings- en garantiesysteem voor investeerders, gebaseerd op het systeem van het Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties, en afgestemd op de Euromediterrane situatie,
–
hervormingen met als doel de administratieve rompslomp te verminderen en in het bijzonder de uitvoering van de contracten te optimaliseren en te vereenvoudigen,
–
het bevorderen van een geleidelijke en effectieve harmonisatie van de arbeidswetgevingen, met waarborgen voor de rechten van de werknemers in de lidstaten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied,
–
verbetering van de toegang van de kmo's tot krediet en van het aanbod aan formules van krediet en microkrediet;
11. hoopt op de voor toekomstige investeringen noodzakelijke verbetering van de marktsituatie en de wetgeving in deze regio; benadrukt het belang van de doelstelling om de ontwikkeling van de beroepsbevolking en de werkgelegenheid te stimuleren, in aansluiting op de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling op het vlak van armoedebestrijding; benadrukt dat het behoud en de ontwikkeling van krachtige overheidsdiensten eveneens een belangrijk element is om duurzame ontwikkeling in de regio te waarborgen;
12. is van mening dat een betere bilaterale en multilaterale economische zuid-zuidsamenwerking tastbare voordelen kan opleveren voor de burger en het politieke klimaat in de regio kan verbeteren;
13. dringt sterk aan op het ontwikkelen van de zuid-zuidhandel, die slechts 6% van de handelsbetrekkingen uitmaakt, en daarmee op het uitbreiden van de Overeenkomst van Agadir, vestigt de aandacht op het feit dat het in het belang van deze landen is om hun betrekkingen en hun handel te intensiveren zodat ze een verenigd en sterk economisch gebied vormen dat aantrekkelijk is voor investeerders en dat de belangen van de regio kan verdedigen en de ontwikkeling ervan stimuleren; benadrukt dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied het gemakkelijker moet maken om te reageren op verzoeken om technische en financiële bijstand met het oog op de bevordering van de economische zuid-zuidintegratie; is van mening dat uitbreiding en vereenvoudiging van de pan-Euromediterrane oorsprongscumulatie zou kunnen bijdragen tot verwezenlijking hiervan;
14. benadrukt het belang van de lopende onderhandelingen over de Europees-mediterrane vrijhandelszone en moedigt de landen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied aan te zorgen voor onderlinge afstemming van hun standpunten in de context van de WTO-onderhandelingen;
15. verzoekt de Commissie in het kader van onderhandelingen over handelsovereenkomsten rekening te houden met de uitkomst van bestaande effectbeoordelingen en de gevolgen te beoordelen die het liberaliseringsproces heeft op sociaal en milieugebied, gezien de klimaatverandering en de economische een maatschappelijke crisis, en het mogelijk te maken dat dit proces geleidelijk en asymmetrisch wordt toegepast, terwijl wordt gezorgd voor de bescherming van vergelijkbare productiesectoren aan beide zijden van de Middellandse Zee, waarvoor de huidige mededinging de grootste gevaren met zich meebrengt door de manier waarop het liberaliseringsproces zich ontwikkelt; roept de Unie voor het Middellandse-Zeegebied op de projecten hoofdzakelijk te selecteren aan de hand van maatschappelijke en economische behoeften en op basis van de noodzaak de gevolgen voor het milieu te beperken;
16. wenst dat de associatieovereenkomsten worden herzien in het licht van de nieuwe behoeften in verband met de financiële, economische en maatschappelijke crisis en de voedsel- en energiecrisissen; wijst er nogmaals op dat één van de voornaamste doelen van de oprichting van een Euromediterrane vrijhandelszone moet blijven dat er handelsactiviteiten plaatsvinden ten behoeve van ontwikkeling en armoedebestrijding, en spreekt de hoop uit dat het door het stappenplan van de ministerstop van 9 december 2009 mogelijk wordt dit doel te verwenlijken;
17. betreurt het dat sociaaleconomische, handels- en energieaspecten, zoals directe buitenlandse investeringen, alsmede werkgelegenheid, energie-efficiëntie, de informele economie en armoedebestrijding zijn veronachtzaamd in de verklaring van Parijs en wenst dat dit wordt verholpen op de top in Barcelona;
18. onderstreept dat het migratiebeleid een van de prioriteiten van het Euromediterraan partnerschap vormt, en verzoekt de staten en instellingen die lid zijn van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied bijzondere aandacht te besteden aan het gecoördineerde beheer van de migratiestromen; wijst erop dat de totstandbrenging van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied onlosmakelijk verbonden is met de valorisatie van de menselijke hulpbronnen en van de uitwisselingen tussen de bevolkingen van het Middellandse-Zeebekken, en spoort, naast de beheersing van de migratiestromen en de bestrijding van de illegale immigratie, ook de geleidelijke bevordering aan van vrij verkeer tussen beide zijden van de Middellandse Zee, de versterking van de regelingen voor de integratie van de migranten, de uitwerking van een actief beleid ter ondersteuning van de werkgelegenheid, en de verbetering van de uitoefening van het asielrecht; is van oordeel dat er een vervolg moet komen op de Euromediterrane conferentie van ministers van migratie, van 19 november 2007 in Albufeira;
19. verzoekt de leden van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied om de overmaking van geld door migranten aan de bevolking van hun thuislanden te vergemakkelijken, met name door te ijveren voor een verlaging van de kosten die ermee zijn gemoeid;
20. herinnert aan het belang van het zogenaamde vierde hoofdstuk over Euromediterrane samenwerking (over migratie, sociale integratie, rechtvaardigheid en veiligheid) en onderstreept dat het noodzakelijk is dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied een impuls geeft aan de samenwerking in het kader van dit hoofdstuk;
21. wijst met nadruk op het strategische belang van de uitdagingen op het gebied van landbouw, voedselveiligheid, aanpassing aan de klimaatverandering, rationeel gebruik van water en energie in de mediterrane landen en vraagt om van de samenwerking op landbouwgebied een politieke prioriteit te maken; moedigt de landen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied ertoe aan een harmonisering van hun standpunten in het kader van de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie te bespoedigen en te streven naar een grotere overeenstemming van de uiteenlopende landbouwbeleidslijnen in de Euromediterrane regio, met name als het gaat om de naleving van passende sociale normen, voedselveiligheidsnormen, fytosanitaire en milieunormen, en normen inzake de kwaliteit van producten; is van mening dat deze beleidsmaatregelen rekening moeten houden met de vereisten van duurzame ontwikkeling (met inbegrip van de instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen), waardoor op termijn regionale markten zullen ontstaan, en dat daarbij aandacht moet worden besteed aan de specifieke mededingingssituatie van de landbouwers uit het Middellandse-Zeegebied en aan de noodzaak van de instandhouding van een sterke landbouwsector;
22. onderstreept de noodzaak van het opzetten van een regionaal landbouwbeleid aan de hand van de Euromediterrane routekaart voor de landbouw die de plaatselijke voedselproductie en voedselzekerheid beschermt en de productie, distributie en diversificatie van typisch mediterrane producten en de ontwikkeling van kleine en middelgrote bedrijven bevordert, en dat aangepast is aan duurzame ontwikkeling; roept de Commissie op om, in het licht van de toenemende voedselonzekerheid in veel mediterrane partnerlanden, verzoeken van partners te aanvaarden met betrekking tot verlengde waarborgen en snelle procedures om deze uit te voeren in tijden van voedselcrisis;
23. bevestigt andermaal zijn steun voor de milieudimensie van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied en onderstreept het belang van het Euromediterrane initiatief voor de sanering van de Middellandse Zee; verheugt zich in dit verband over de start van de tweede fase van het investeringsprogramma voor de verwijdering van de voornaamste bronnen van vervuiling van de Middellandse Zee (Mediterranean Hot-Spot Investment Programme − Project Preparation and Implementation Facility (MEHSIP PPIF)); acht het dringend noodzakelijk dat vooruitgang wordt geboekt op het specifieke gebied van de voorkoming van verontreiniging van de zee, en meent dat de Middellandse Zee bijzondere aandacht verdient als ingesloten zee; wijst er in dit verband op dat alle projecten moeten worden gepland en uitgevoerd in samenhang met de bestaande programma's, in het bijzonder met betrekking tot het Mediterranean Action Plan for the Barcelona Convention van het UNEP;
24. verzoekt de partnerlanden in het kader van de grote projecten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied op het gebied van vervoer over land en over zee de infrastructuren te verbeteren teneinde het verkeer van personen en goederen op de Middellandse Zee te verbeteren, rekening houdend met de eisen inzake duurzame ontwikkeling, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, energie-efficiëntie en intermodaliteit; onderstreept dat dergelijke inspanningen met name in samenhang met het milieubeleid, het industriebeleid, het volksgezondheidsbeleid en het beleid inzake ruimtelijke ordening moeten worden verwezenlijkt; wijst nadrukkelijk op de noodzaak om snelwegen op zee te ontwikkelen ten einde een verschuiving naar zeevervoer te stimuleren en veilige, schone en duurzame scheepvaartroutes voor de handel te creëren;
25. is van mening dat de verbetering van de haveninfrastructuur en van het vervoer over land kan helpen bij de bevordering van de economische groei en de handel tussen de Euromediterrane landen;
26. onderstreept de noodzaak van versterkte samenwerking op energiegebied en dringt er op aan onmiddellijk werk te maken van ontwikkelingsplannen ter bevordering van de differentiatie van energiebronnen en energieaanvoerroutes, zodat een beslissende bijdrage wordt geleverd aan toereikende energievoorziening in het Middellandse-Zeegebied;
27. herinnert aan het grote potentieel aan hernieuwbare energiebronnen in de Euromediterrane regio, in het bijzonder met betrekking tot wind- en zonne-energie; spreekt zijn steun uit aan een snelle en gecoördineerde tenuitvoerlegging van het mediterrane plan voor zonne-energie, dat als hoofddoel heeft om tegen 2020 in de Middellandse Zee 20GW aan nieuwe capaciteit voor de productie van hernieuwbare energie te installeren, en van industriële initiatieven zoals het Desertec-project, alsook de goedkeuring van een Euromediterrane strategie voor energie-efficiëntie; verlangt dat de projecten in de allereerste plaats beantwoorden aan de behoeften van de leverancierslanden en wijst er in dat verband op dat de verbetering van de netinfrastructuur, met name in het zuidelijke deel van de Middellandse Zee, de geleidelijke totstandkoming van een onderling afhankelijke regionale markt en het ontstaan van een nieuwe industrietak, die bijvoorbeeld verband houdt met de vervaardiging van zonnecomponenten, aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de economische ontwikkeling van de partnerlanden;
28. verlangt dat het „Solar for Peace”-initiatief wordt bevorderd en ondersteund in het kader van het project voor euromediterrane integratie van de energiemarkt (MED-EMIP);
29. beveelt aan dat de landen die deelnemen aan het euromediterrane proces zich aansluiten bij het initiatief „intelligente steden” dat in het kader van het Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET) is gepland;
30. ondersteunt de bevordering van trans-Euromediterrane verbindingen voor elektriciteit, gas en olie ter vergroting van de zekerheid van de energiebevoorrading; benadrukt het belang van voltooiing van het mediterrane elektriciteitscircuit en steunt de totstandbrenging van een zuidelijke gascorridor; moedigt het gebruik van keerstromen aan in gevallen waarin dit de bevoorradingszekerheid ten goede komt en zowel rendabel als levensvatbaar is;
31. wijst erop dat de 20-20-20 klimaatdoelstellingen aanzienlijke gevolgen zullen hebben voor de vraag naar gas, en dat een LNG-actieplan voor de lidstaten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied dus zou bijdragen tot diversificatie en zekerheid van de energiebevoorrading, vooral voor landen die van één energieleverancier afhankelijk zijn;
32. wijst op het belang van vorderingen op het gebied van de LNG-technologie en van investeringen in transportcapaciteit en in hervergassingsterminals voor LNG; wijst erop dat naast de ontwikkeling van infrastructuur ook voor maritieme veiligheid moet worden gezorgd;
33. wijst er met nadruk op dat het dringend nodig is sterkere samenwerkingsverbanden te ontwikkelen op het gebied van civiele bescherming in het Middellandse-Zeegebied om natuurrampen tegen te gaan, met name aardbevingen, overstromingen en bosbranden; spoort aan tot de oprichting van een Euromediterraan instituut voor bosbranden;
34. acht het van groot belang dat in het kader van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied nieuwe projecten tot stand komen die gericht zijn op onderwijs, uitwisselingen tussen scholen en universiteiten, en onderzoek, als zijnde factoren voor de toenadering tussen de volkeren van de beide oevers van de Middellandse Zee; acht het van prioritair belang dat, met de actieve deelneming van het maatschappelijk middenveld, een daadwerkelijke Euromediterrane ruimte van hoger onderwijs, wetenschap en onderzoek tot stand komt, en:
–
verheugt zich over de oprichting van de Euromediterrane universiteit EMUNI en verzoekt de partnerinstellingen meer inspanningen te doen om de activiteiten ervan op te voeren,
–
verlangt dat meer financiële middelen worden vrijgemaakt voor uitwisselingsprogramma's voor universiteiten, zoals „Erasmus Mundus”, en dat studenten beter worden voorgelicht over bestaande uitwisselingsprogramma's; stelt in dat verband voor om de ervaringen die zijn opgedaan met het Europese Averroès-programma als voorbeeld te nemen,
–
wenst dat een ambitieuze Euromediterrane Erasmus-junior wordt opgezet, die het mogelijk maakt de uitwisselingen tussen scholen van de verschillende lidstaten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied te intensiveren,
–
dringt aan op een beter gestructureerde samenwerking op het gebied van het hoger onderwijs en het onderzoek, om de onderlinge erkenning van diploma's, het invoeren van gemeenschappelijke diploma's en gemeenschappelijke doctoraalopleidingen aan te moedigen, zodat in het bijzonder de mobiliteit van onderzoekers kan worden opgevoerd, gekoppeld aan maatregelen om kennisvlucht tegen te gaan,
–
wenst dat bijzondere aandacht wordt besteed aan de onderlinge toenadering op het vlak van opleiding, onderzoek en innovatie, en dat het accent wordt gelegd op de dialoog tussen universiteiten en bedrijven en op publiek-private samenwerking op het gebied van onderzoek;
35. dringt erop aan dat snel nieuwe projecten ter bevordering van de culturele uitwisseling en het wederzijds begrip tussen de samenlevingen op de agenda van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied worden geplaatst en dat met name een Euromediterrane strategie voor culturele uitwisseling en de intensivering van de interculturele en interconfessionele dialoog wordt aangenomen; moedigt de uitvoering van de projecten van de permanente conferentie van audiovisuele diensten in het Middellandse-Zeegebied (COPEAM) aan, en meer in het bijzonder de oprichting van een Euromediterrane televisiezender, en dringt erop aan dat succesvolle initiatieven zoals de Arabische Week en EuroMedScola worden herhaald; betuigt zijn erkentelijkheid voor het werk van de Bibliotheek van Alexandrië, het „Institut du Monde arabe” en de Anna Lindh-stichting, in het bijzonder de organisatie door deze stichting van de Forumdagen voor de interculturele dialoog in maart 2010 in Barcelona; dringt er bij de staten en instellingen die lid zijn van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied op aan zich te houden aan hun verplichtingen die zij in het kader van de Alliantie van Beschavingen van de Verenigde Naties zijn aangegaan;
36. is verheugd over de kandidaatstelling van Marseille-Provence als culturele hoofdstad van Europa in 2013, een project dat duidelijk gericht is op een Euromediterrane dimensie en waarmee ernaar wordt gestreefd om de volkeren van beide oevers van de Middellandse Zee nader tot elkaar te brengen; onderstreept de zeer symbolische opzet van dit culturele project, namelijk concrete en innoverende acties uit te voeren ten dienste van de dialoog tussen culturen in Europa en in het Middellandse-Zeegebied;
37. wijst op het belang van de vaststelling van industriebeleid om de schaaleconomie te verbeteren en tegelijkertijd het midden- en kleinbedrijf (MKB) te ondersteunen en de high-tech bedrijfstakken te versterken; verzoekt de lidstaten en instellingen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied een actieve rol te spelen bij het ondersteunen van het MKB en daarbij vooral het accent te leggen op efficiënte financiële diensten en technische en administratieve bijstand, zodat er een krachtig ondernemerschap kan ontstaan, vooral in bedrijfstakken die bijdragen tot de economische groei in de mediterrane landen;
38. onderstreept dat de EMPV het aangewezen orgaan is om de parlementaire instelling van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied te worden, hoedster van de democratische legitimiteit, en stemt in met het voorstel van de 6e plenaire zitting van de EMPV van 13 en 14 maart 2010 in Amman om de EMPV om te dopen tot Parlementaire Vergadering − Unie voor het Middellandse-Zeegebied;
39. herinnert aan zijn bevoegdheden in de begrotingsprocedure van de Europese Unie en wijst met nadruk op het belang voor de Euromediterrane parlementaire vergadering om met onmiddellijke ingang meer verantwoordelijkheid te dragen door bij de uitvoering van de begroting een raadplegende en controlerende democratische rol te vervullen; verzoekt de bevoegde commissies van de EMPV de secretaris-generaal en de adjunct-secretarissen-generaal op gezette tijden te horen; meent echter dat deze verantwoordelijkheid gepaard moet gaan met een verbetering van de functionering en de werkwijzen van de EMPV; dat het hiervoor ook nodig is dat de vereiste menselijke en financiële middelen beschikbaar worden gesteld en dat de werkzaamheden van de EMPV beter worden afgestemd op die van de andere instellingen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied; is verheugd over de besluiten die met het oog hierop zijn aangenomen tijdens de zesde plenaire zitting van de EMPV van 13 en 14 maart 2010 in Amman;
40. is ingenomen met de recente instelling van de Euromediterrane vergadering van lokale en regionale overheden (ARLEM) en dringt aan op toezicht op een goede afstemming van de werkzaamheden van de ARLEM en de EMPV, met name door middel van gezamenlijke bijeenkomsten of wederzijdse uitnodigingen voor werkbijeenkomsten van leden van de respectieve bureaus; wijst met nadruk op het belang van deze bijeenkomsten waarin verkozenen van beide oevers van de Middellandse Zee bijeen worden gebracht en die de uitwisseling van democratische goede praktijken bevorderen;
41. dringt er op aan dat het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en de talrijke netwerken van maatschappelijke- en beroepsorganisaties die in het kader van het Euromediterrane partnerschap zijn ontwikkeld geregeld geraadpleegd en betrokken worden bij de activiteiten en projecten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied; zegt zijn steun toe aan:
–
de algemene vergadering van economische en sociale raden en soortgelijke instellingen om de oprichting van een Euromediterrane economische en sociale raad in overweging te nemen,
–
de uitvoering van projecten gericht op het bevorderen van zakenrelaties, investeringen en bedrijfspartnerschappen tussen het noorden en het zuiden van de Middellandse Zee, naar het voorbeeld van het project Invest in Med,
–
het opzetten van een Euromediterraan netwerk van alle kamers van koophandel, vakbonden en werkgeversverenigingen,
–
de uitbreiding van de groep voor industriële samenwerking, die belast is met de toepassing van het Euromediterrane handvest voor ondernemingen, met organisaties die de kmo's vertegenwoordigen, zodat dit het instrument wordt waarmee hindernissen voor groei en ontwikkeling van kmo's kunnen worden weggenomen;
42. is verheugd over de verbintenis die andermaal is bevestigd tijdens de tweede Euromediterrane ministeriële conferentie over de versterking van de rol van vrouwen in de samenleving (Marrakech, 11 en 12 november 2009), om de juridische en de feitelijke gelijkheid tussen vrouwen en mannen, de strijd tegen geweld jegens vrouwen en eerbiediging van de civiele, politieke, economische, sociale en culturele rechten van zowel vrouwen als mannen te bevorderen; dringt aan op concrete stappen in deze richting en beveelt aan in het kader van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied een project op te zetten voor ondernemerschap van vrouwen en de verbetering van hun deelname aan het openbare leven; herinnert aan zijn vaste standpunt dat het in ere houden van tradities en gewoonten geen voorwendsel mag vormen voor het schenden van de grondrechten van vrouwen;
43. verzoekt de Raad, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de EU, de Europese Commissie en de pas opgerichte Europese Dienst voor extern optreden alle nodige inspanningen te leveren om te zorgen voor een samenhangende deelname van de EU aan de Unie voor het Middellandse-Zeegebied en het Europees Parlement te betrekken bij de bepaling van het Europese beleid;
44. is verheugd over de recente opname van de Westelijke Balkanlanden die kandidaat zijn voor toetreding tot de EU, in de Unie voor het Middellandse-Zeegebied;
45. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Raad van de Europese Unie, de voorzitter van de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de EU, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, het voorzitterschap en het Secretariaat-generaal van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, alsmede aan de regeringen en parlementen van de partnerlanden.