Index 
Aangenomen teksten
Donderdag 11 februari 2010 - Straatsburg
Wijziging van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) ***I
 Internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden *
 Europees programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit − Progress ***I
 Overeenkomst tussen de EU/VS inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het Programma voor het traceren van terrorismefinanciering ***
 Raamovereenkomst inzake de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche
 Venezuela
 Madagaskar
 Birma

Wijziging van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) ***I
PDF 195kWORD 31k
Resolutie
Tekst
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2010 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (COM(2009)0588 – C7-0279/2009 – 2009/0163(COD))
P7_TA(2010)0026A7-0003/2010

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2009)0588),

–   gelet op artikel 181 bis van het EG­Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0279/2009),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),

–   gelet op de artikelen 294, lid 3, en 212, lid2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gelet op artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A7-0003/2010),

1.   neemt het hierbij opgenomen standpunt in eerste lezing aan;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 11 februari 2010 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. .../2010 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA)

P7_TC1-COD(2009)0163


(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met het definitieve wetsbesluit: Verordening (EU) nr. 540/2010.)


Internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden *
PDF 191kWORD 29k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2010 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden (COM(2009)0373 – C7-0156/2009 – 2009/0100(NLE))
P7_TA(2010)0027A7-0005/2010

(Raadpleging)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2009)0373),

–   gelet op de artikelen 61, onder c), en 300, lid 2, eerste alinea, van het EG­Verdrag,

–   gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea, van het EG­Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0156/2009),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),

–   gelet op de artikelen 81, lid 3, en 218, lid 6, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gelet op de artikelen 55 en 90, lid 8, van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A7-0005/2010),

1.   hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;

2.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


Europees programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit − Progress ***I
PDF 215kWORD 35k
Resolutie
Tekst
Bijlage
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2010 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit − Progress (COM(2009)0340 – C7-0052/2009 – 2009/0091(COD))
P7_TA(2010)0028A7-0049/2009

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2009)0340),

–   gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 13, lid 2, artikel 129 en artikel 137, lid 2, onder a, van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0052/2009),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),

–   gelet op artikel 294, lid 3, artikel 19, lid 2, artikel 149 en artikel 153, lid 2, onder a, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gelet op artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A7-0049/2009),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.   neemt nota van de Verklaring van de Commissie in bijlage gevoegd;

3.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

4.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 11 februari 2010 met het oog op de aanneming van Besluit nr. .../2010/EU van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1672/2006/EG tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit ‐ Progress

P7_TC1-COD(2009)0091


(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met het definitieve wetsbesluit: Besluit nr. 284/2010/EU.)

Bijlage

Verklaring van de Commissie

Betreft: financiering van de Europese microfinancieringsfaciliteit

De financiële bijdrage uit de begroting van de Unie voor de microfinancieringsfaciliteit voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 is vastgesteld op 100 miljoen euro, deels te financieren door een verlaging met 60 miljoen euro van het bedrag dat aan het Progress-programma is toegewezen.

Bij de indiening van haar ontwerp-begroting zal de Commissie voorzien in een toereikende niet-toegewezen marge binnen het kader van het uitgavenplafond voor rubriek 1a, opdat de begrotingsautoriteit, d.w.z. de Raad en het Parlement, het aan het Progress-programma voor de periode 2011-2013 toegewezen bedrag met maximaal 20 miljoen euro kan verhogen overeenkomstig punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer.


Overeenkomst tussen de EU/VS inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het Programma voor het traceren van terrorismefinanciering ***
PDF 197kWORD 31k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2010 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het Programma voor het traceren van terrorismefinanciering (05305/1/2010 REV 1 – C7-0004/2010 – 2009/0190(NLE))
P7_TA(2010)0029A7-0013/2010

(Goedkeuringsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2009)0703 en 05305/1/2010 REV 1),

–   gezien de tekst van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het Programma voor het traceren van terrorismefinanciering (16110/2009),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 september 2009 over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het Ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan(1),

–   gezien het door de Raad ingediende verzoek om goedkeuring overeenkomstig artikel 218, lid 6, onder a), in samenhang met artikel 82, lid 1, onder d), en artikel 87, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0004/2010),

–   gelet op de artikelen 81 en 90, lid 8, van zijn Reglement,

–   gezien de aanbeveling van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0013/2010),

1.   hecht niet zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;

2.   verzoekt de Europese Commissie om de Raad onverwijld aanbevelingen te doen met het oog op een langetermijnovereenkomst met de Verenigde Staten ter voorkoming van de financiering van terrorisme; herhaalt dat iedere nieuwe overeenkomst op dit gebied moet voldoen aan het nieuwe juridische rechtskader dat door het Verdrag van Lissabon is gecreëerd en aan het nu bindende Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en herhaalt de in zijn resolutie van 17 september 2009 geformuleerde verzoeken, met name in de paragrafen 7 tot en met 13;

3.   verzoekt zijn Voorzitter zijn standpunt te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering van de Verenigde Staten van Amerika.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2009)0016.


Raamovereenkomst inzake de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche
PDF 118kWORD 43k
Resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2010 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van de door HOSPEEM en EPSU gesloten raamovereenkomst inzake de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche (COM(2009)0577)
P7_TA(2010)0030B7-0063/2010

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van de door de European Hospital and Healthcare Employers„ Association (HOSPEEM) en de European Federation of Public Services Unions (EPSU) gesloten raamovereenkomst inzake de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche (COM(2009)0577),

–   gelet op de artikelen 153, lid 1, letter a) en 155, van het Verdrag betreffende de werking van de EU,

–   gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 1, hiervan,

–   gelet op Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 inzake maatregelen ter verbetering van de veiligheid en gezondheid van werknemers op de arbeidsplaats(1),

–   gelet op Richtlijn 89/655/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)(2),

–   gelet op Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (derde bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)(3),

–   gelet op Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)(4),

–   gezien de door HOSPEEM en EPSU gesloten raamovereenkomst inzake de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche,

–   gezien het feit dat de raamovereenkomst een gezamenlijk verzoek aan de Commissie bevat tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst door middel van een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie, overeenkomstig artikel 155, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de EU,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 februari 2005 over bevordering van de gezondheid en de veiligheid op het werk(5),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2006 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de bescherming van werknemers in de gezondheidszorg in Europa tegen door bloed overgedragen infecties als gevolg van prikaccidenten(6),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 2008 over de communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk(7),

–   gelet op artikel 84, lid 3, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat prikaccidenten kunnen leiden tot de overdracht van meer dan 20 levensbedreigende virussen, zoals hepatitis B, hepatitis C en hiv/aids, en bijgevolg een ernstig gezondheidsprobleem vormen,

B.   overwegende dat naaldprikwonden en andere verwondingen veroorzaakt door scherpe medische instrumenten behoren tot de meest voorkomende en ernstigste risico's voor gezondheidswerkers in heel Europa; overwegende dat ziekenhuispersoneel en gezondheidswerkers vaak het risico lopen op infecties veroorzaakt door verwondingen die het gevolg zijn van het gebruik van naalden en andere scherpe instrumenten,

C.   overwegende dat onafhankelijke studies hebben aangetoond dat het merendeel van de prikaccidenten voorkomen kan worden door een betere opleiding, betere arbeidsomstandigheden en het algemeen gebruik van veiliger medische apparatuur waaronder mechanismen ter bescherming tegen scherpe letsels,

D.   overwegende dat er in de Europese Unie volgens deskundigen naar schatting meer dan een miljoen prikaccidenten per jaar voorkomen,

E.   overwegende dat de psychologische en emotionele impact van een naaldprik of een ander scherp letsel enorm kan zijn, ook al zet de infectie niet door, omdat de werknemer en zijn gezin vele maanden in onzekerheid leven over de gevolgen van het letsel voor zijn gezondheid,

F.   overwegende dat het initiatief voor een wettelijke maatregel inzake passende bescherming van werknemers in de gezondheidszorg in Europa tegen mogelijk dodelijke, door bloed overgedragen infecties als gevolg van prikaccidenten en andere scherpe medische instrumenten, vervat is in de bovengenoemde resolutie van 6 juli 2006,

G.   overwegende dat er een groot gebrek is aan personeel in de gezondheidszorg, en overwegende dat studies doen vermoeden dat de dagelijkse blootstelling aan ernstige gezondheidsrisico's een van de belangrijkste redenen vormt dat een carrière in de gezondheidszorg niet als aantrekkelijk wordt gezien; overwegende dat in het verslag over het Europese concurrentievermogen 2004 wordt erkend dat het groeiende gebrek aan arbeidskrachten in de gezondheidszorg voor de Europese Unie zeer zorgwekkend is,

H.   overwegende dat door de inwerkingtreding van de raamovereenkomst een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de bescherming van de gezondheid en veiligheid van het personeel in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche,

I.   overwegende dat het nodig is het hoogst mogelijke veiligheidsniveau te waarborgen in de werkomgeving in ziekenhuizen en overal waar werkzaamheden in de gezondheidszorg worden uitgevoerd,

J.   overwegende dat moet worden vermeden dat de regelgeving met betrekking tot sociale kwesties overbodige administratieve, financiële en juridische beperkingen oplegt die de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen kunnen hinderen,

1.   is ingenomen met het feit dat de Commissie het Parlement om advies heeft gevraagd, vooral omdat dit een kwestie is waaraan het Parlement al vele jaren grote aandacht heeft besteed;

2.   erkent dat in de voorgestelde richtlijn van de Raad de belangrijkste bevindingen van zijn resolutie van 6 juli 2006 terug te vinden zijn;

3.   is verheugd over het feit dat de raamovereenkomst op basis van gelijkheid is opgesteld in samenwerking met HOSPEEM (European Hospital and Healthcare Employers„ Association) en EPSU (European Federation of Public Services Unions), die door de Commissie erkend zijn als Europese sociale partners in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche;

4.   is verheugd over het feit dat de raamovereenkomst een clausule bevat inzake minimumvereisten, die stelt dat de overeenkomst bestaande of toekomstige nationale en communautaire bepalingen die gunstiger zijn voor werknemers onverlet laat; herinnert eraan dat de lidstaten en/of de sociale partners de vrijheid moeten hebben en aangespoord moeten worden om aanvullende maatregelen te nemen die gunstiger zijn voor de werknemers in de desbetreffende bedrijfstak;

5.   beveelt aan de in de voorgestelde richtlijn geformuleerde maatregelen onverwijld aan te nemen en uit te voeren, aangezien de werknemers in kwestie al meer dan 5 jaar hebben gewacht sinds deze buitengewoon ernstige kwestie voor het eerst onder de aandacht van de Commissie werd gebracht;

6.   roept de Commissie op richtsnoeren op te stellen en uit te geven om bij de overeenkomst te voegen, om zo te helpen bij de vlotte uitvoering ervan in alle lidstaten;

7.   dringt er bij de Commissie op aan toezicht te houden op de toepassing van de overeenkomst en het Europees Parlement regelmatig op de hoogte te brengen van de tenuitvoerlegging ervan;

8.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de sociale partners die partij zijn bij de raamovereenkomst.

(1) PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.
(2) PB L 393 van 30.12.1989, blz. 13.
(3) PB L 393 van 30.12.1989, blz. 18.
(4) PB L 262 van 17.10.2000, blz. 21.
(5) PB C 304 E van 1.12.2005, blz. 400.
(6)2 PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 754.
(7) PB C 41 E van 19.02.2009, blz. 14.


Venezuela
PDF 121kWORD 42k
Resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2010 over Venezuela
P7_TA(2010)0031RC-B7-0093/2010

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de situatie in Venezuela en met name die van 7 mei 2009, 23 oktober 2008 en 24 mei 2007,

–   gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de vrijheid en onafhankelijkheid van de media een essentieel onderdeel vormen van het fundamentele recht van vrijheid van meningsuiting dat is vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens,

B.   overwegende dat de vrijheid van de media van elementair belang is voor de democratie en de eerbiediging van de fundamentele vrijheden, gelet op de essentiële rol van de media als waarborg dat meningen en ideeën vrij kunnen worden geuit, onder eerbiediging van het recht van minderheden, waaronder politieke tegenstanders, en op hun bijdrage tot de daadwerkelijke deelname van mensen aan democratische processen, zodat vrije en eerlijke verkiezingen kunnen plaatsvinden,

C.   overwegende dat het recht van het publiek om informatie uit de meest uiteenlopende bronnen te ontvangen fundamenteel is voor een democratische samenleving en voor de deelname van de burgers aan het politieke en maatschappelijke leven van een land,

D.   overwegende dat de verplichting voor alle radio- en tv-media, zoals vastgelegd in de „wet op de sociale verantwoordelijkheid”, om de redevoeringen van het staatshoofd integraal uit te zenden niet overeenstemt met de pluralistische grondbeginselen,

E.   overwegende dat de artikelen 57 en 58 van de Venezolaanse grondwet de vrijheid van meningsuiting, communicatie en informatie waarborgen,

F.   overwegende dat de media de wettelijke voorschriften moeten naleven; overwegende dat de sluiting van een mediabedrijf een uiterste middel moet zijn en een maatregel die alleen mag worden genomen als deze omgeven is met alle waarborgen van een eerlijk proces, waaronder het recht zich in onafhankelijke rechtbanken te verdedigen en in beroep te gaan,

G.   overwegende dat Radio Caracas Televisión, een vrij te ontvangen zender, in mei 2007 door president Hugo Chávez uit de lucht is gehaald en gedwongen was internationaal te worden om via het kabeltelevisienet uit te zenden,

H.   overwegende dat de eerste protesten van de studentenbeweging zijn begonnen naar aanleiding van het uit de lucht halen van de zender,

I.   overwegende dat de regering van Hugo Chávez op 1 augustus 2009 34 radiozenders heeft laten sluiten door verlenging van hun zendmachtiging te weigeren,

J.   overwegende dat president Chávez in januari 2010 een eind heeft laten maken aan de uitzendingen van RCTV International (RCTVI) en vijf andere kabel- en satelliettelevisiezenders (TV Chile, Ritmo Son, Momentum, America TV en American Network) wegens het niet uitzenden van de officiële toespraak van de president ter gelegenheid van de 52ste verjaardag van de omverwerping van Pérez Jiménez; overwegende dat twee van deze zenders, America TV en RCTV-I, nog steeds verboden zijn,

K.   overwegende dat deze nieuwe sluitingen hebben geleid tot een nieuwe golf van studentenprotesten, waartegen de politie in veel provincies en steden van het land met grof geweld is opgetreden, en dat daarbij in de stad Mérida twee jonge studenten om het leven zijn gekomen en tientallen gewonden zijn gevallen,

L.   overwegende dat deze maatregelen zijn bedoeld om de media onder controle te krijgen en monddood te maken, of zelfs om het democratische recht op vrijheid van meningsuiting en informatie te beknotten,

M.   overwegende dat de OAS via de Inter-Amerikaanse Commissie voor mensenrechten heeft gewaarschuwd dat deze nieuwe praktijk om zenders uit de lucht te halen, enorme gevolgen heeft voor het recht op vrijheid van meningsuiting,

N.   overwegende dat president Chávez onlangs heeft verklaard dat het gebruik van sociale netwerken zoals Twitter, internet en sms voor kritiek op of verzet tegen zijn regime „terrorisme” is,

O.   overwegende dat de hervorming van de wet op wetenschap en technologie die momenteel in de Nationale Vergadering van Venezuela wordt behandeld, gericht is op een zodanige regulering van het „informatienetwerk” dat dit tot internetcensuur kan leiden,

P.   overwegende dat Venezuela het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, alsmede Amerikaans Verdrag inzake de rechten van de mens heeft ondertekend,

Q.   overwegende dat Venezuela het land met de grootste energiereserves in Latijns-Amerika is en dat maatregelen als willekeurige confiscatie en onteigening, waarvan sommige ook EU-belangen schaden, de fundamentele sociale en economische rechten van de burgers ondergraven,

R.   overwegende dat een aantal leidinggevende personen uit de omgeving van president Chávez, zoals Ramón Carrizález, vice-president en minister van Defensie, Yubiri Ortega, minister van Milieubeheer, en Eugenio Vázquez Orellana, president van de Centrale Bank, onlangs ontslag hebben genomen,

S.   overwegende dat Venezuela volgens het rapport van Transparency International over 2009 een van de meest corrupte landen ter wereld is,

T.   overwegende dat het latente klimaat van onveiligheid en de omvang van het misdaad- en geweldsprobleem, die van Venezuela en de hoofdstad Caracas een van de gevaarlijkste plekken ter wereld hebben gemaakt, de Venezolaanse bevolking met zorg vervullen,

U.   overwegende dat de vele beledigingen, bedreigingen en aanvallen van president Chávez aan het adres van nationale en internationale leiders voor onvrede en zeer veel onnodige spanningen hebben gezorgd, die soms zelfs hebben geleid tot een mobilisatiebevel voor troepen met het oog op een mogelijke oorlog tegen Colombia,

1.   is ontsteld over de dood van de twee jonge studenten, Yonisio Carrillo en Marcos Rosales, tijdens de protesten in Mérida, en verzoekt de autoriteiten een onderzoek in te stellen naar de redenen voor de dood van deze jongemannen en wenst dat de schuldigen aan de rechter worden voorgeleid;

2.   betreurt het besluit van de regering om uitzendingen van bepaalde zenders in Venezuela te verbieden en verzoekt deze zenders weer toe te laten;

3.   roept de Venezolaanse autoriteiten op dit besluit, alsmede de verplichting tot integrale uitzending van de redevoeringen van het staatshoofd te heroverwegen;

4.   herinnert de regering van de Bolivariaanse Republiek Venezuela aan haar verplichting tot eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, die verankerd is in haar eigen grondwet en in de verschillende internationale en regionale overeenkomsten en handvesten waarbij Venezuela partij is;

5.   verzoekt de regering van Venezuela uit naam van het beginsel van onpartijdigheid van de staat ervoor de zorgen dat alle media, met inbegrip van internet, voor de wet gelijk worden behandeld, ongeacht of zij in privé- of openbaar bezit zijn en los van alle politieke en ideologische overwegingen;

6.   is van mening dat de Venezolaanse media het politieke en sociale leven in Venezuela op pluralistische wijze aan bod moeten laten komen;

7.   is van mening dat de Nationale Commissie voor telecommunicatie moet aantonen dat zij onafhankelijk is van de politieke en economische krachten in het land en moet toezien op een gelijkwaardig pluralisme;

8.   verzoekt de Venezolaanse regering zich te committeren aan de waarden van de rechtsstaat en het recht op vrijheid van meningsuiting, ook op internet, en vrijheid van vergadering te bevorderen, te beschermen en te eerbiedigen;

9.   wijst erop dat er volgens het Inter-Amerikaans Democratisch Handvest van de Organisatie van Amerikaanse Staten in een democratie, naast een duidelijke en noodzakelijke oorsprongslegitimiteit, die haar basis heeft in en verkregen wordt via de stembus, ook sprake moet zijn van legitimiteit van de machtsuitoefening, en deze moet berusten op respect voor het pluralisme, de vaste regels, de geldende grondwet, de wetten en de rechtsstaat als waarborg van een volledig functionerende democratie, en dit omvat noodzakelijkerwijs respect voor vreedzame en democratische politieke oppositie, vooral wanneer die oppositie is verkozen en een mandaat van de kiezer heeft;

10.   maakt zich ernstige zorgen dat de regering van president Hugo Chávez afglijdt naar autoritarisme, want zijn handelen is erop gericht de democratische oppositie te verzwakken en de rechten en vrijheden van de burgers te beknotten;

11.   verzoekt de Venezolaanse regering met het oog op de parlementsverkiezingen op 26 september 2010 de democratische spelregels in acht te nemen en de beginselen van de vrijheid van meningsuiting, vergadering, vereniging en verkiezing te eerbiedigen;

12.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering en Nationale Vergadering van de Bolivariaanse Republiek Venezuela, de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering en de secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten.


Madagaskar
PDF 119kWORD 41k
Resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2010 over de situatie in Madagaskar
P7_TA(2010)0032RC-B7-0099/2010

Het Europees Parlement,

–   gezien de artikelen 8 en 9 van de overeenkomst van Cotonou over respectievelijk politieke dialoog en de eerbiediging van de mensenrechten,

–   gezien de resolutie die de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op 3 december 2009 heeft aangenomen in Luanda,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Madagaskar, en met name die van 7 mei 2009 over de situatie in Madagaskar,

–   gezien de schorsing van Madagaskar als lid van de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC) en de Afrikaanse Unie,

–   gezien het standpunt van de Afrikaanse Unie, die op 2 februari 2010 heeft gevraagd dat „het illegale regime in Madagaskar ophoudt met zijn pogingen om eenzijdige oplossingen op te dringen” en opnieuw heeft bevestigd dat „de in het handvest van Maputo en de aanvullende akte van Addis Abeba overeengekomen overgangsinstellingen moeten worden geïnstalleerd”,

–   gezien het standpunt van het veiligheids- en defensieorgaan van de SADC van 15 januari 2010, waarin de internationale gemeenschap wordt opgeroepen om „de plannen van Andry Rajoelina, die de overeenkomsten over machtsdeling wil negeren en in maart verkiezingen wil uitschrijven, te verwerpen”,

–   gezien het besluit van de Verenigde Staten om Madagaskar wegens de politieke situatie niet langer de voordelen van de AGOA (African Growth and Opportunity Act) te laten genieten,

–   gezien de overeenkomsten van Maputo van 8 en 9 augustus 2009 en de aanvullende akte van Addis Abeba van 6 november 2009, die door de leiders van vier politieke groeperingen in Madagaskar zijn ondertekend,

–   gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat er sinds de staatsgreep een blijvende politieke instabiliteit heerst, waardoor Madagaskar op sociaaleconomisch en humanitair vlak in een hachelijke situatie is beland,

B.   overwegende dat de door het leger gesteunde leider van Madagaskar, de heer Andry Rajoelina, zich op 18 december 2009 heeft teruggetrokken uit de onderhandelingen met de politieke groeperingen in Madagaskar over machtsdeling,

C.   overwegende dat de heer Rajoelina op 18 december 2009 de voormalige legerofficier kolonel Albert Camille Vital tot eerste minister heeft benoemd,

D.   overwegende dat oppositiegroeperingen, waaronder groeperingen onder leiding van gewezen president Marc Ravalomanana, de benoeming van kolonel Albert Camille Vital tot eerste minister hebben veroordeeld als een illegale daad van een illegaal bewind,

E.   overwegende dat de mensenrechten op grote schaal worden geschonden, dat parlementsleden, geestelijken en leden van maatschappelijke organisaties worden lastiggevallen en willekeurig worden gearresteerd, dat kerken worden geplunderd en dat de pers wordt geïntimideerd,

F.   overwegende dat de internationale gemeenschap een onderhandelde uitweg uit de crisis heeft aangemoedigd, die momenteel opzettelijk wordt geblokkeerd terwijl het illegale heersende regime de internationale gemeenschap blijft uitdagen,

G.   overwegende dat de Europese Unie op 6 juli 2009 een raadplegingsproces met Madagaskar overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou heeft aangevat, waarmee een dialoog wordt aangegaan om naar oplossingen voor de politieke problemen van het land te zoeken,

H.   overwegende dat het Malgassische volk zijn eigen toekomst moet en kan kiezen en zelfbeschikking moet en kan krijgen,

I.   overwegende dat het illegale heersende regime de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht alsook de media monopoliseert,

J.   overwegende dat de heer Rajoelina heeft aangekondigd dat hij van plan is eenzijdig en in strijd met de verkiezingskalender parlementsverkiezingen te organiseren, zonder raadpleging van het Malgassische volk overeenkomstig het handvest van Maputo en de aanvullende akte van Addis Abeba,

K.   overwegende dat de donorhulp aan Madagaskar volgens het IMF 50% van de nationale begroting uitmaakt en dat de EU haar ontwikkelingshulp heeft opgeschort totdat er een democratische oplossing voor de huidige crisis wordt gevonden,

L.   overwegende dat het merendeel van de bevolking met minder dan één dollar per dag moet rondkomen, dat 7 000 kinderen aan ernstige ondervoeding lijden en dat de situatie sinds het begin van de politieke crisis nog is verergerd,

M.   overwegende dat de regering een decreet heeft vastgesteld dat de uitvoer van onverwerkt hout van bedreigde soorten legaliseert, waardoor de biodiversiteit van het land in gevaar komt en voorgoed verloren kan gaan,

1.   herhaalt zijn krachtige veroordeling van de machtovername in Madagaskar door de heer Rajoelina, die een flagrante schending van de Malgassische grondwet vormt en dus wel degelijk een staatsgreep is;

2.   veroordeelt ten stelligste het besluit van de heer Rajoelina om de benoeming te annuleren van Eugene Mangalaza, die na een overeenkomst over machtsdeling tussen alle politieke partijen in oktober 2009 als eerste minister werd geïnstalleerd;

3.   veroordeelt ten stelligste het besluit van de heer Rajoelina om de derde ronde van de onderhandelingen in december in Maputo te boycotten en zich terug te trekken uit de besprekingen over machtsdeling;

4.   vraagt dat de in Maputo en Addis Abeba ondertekende overeenkomsten, die het herstel van een grondwettelijke regering beogen, onverwijld worden uitgevoerd;

5.   veroordeelt de stelselmatige repressie van de oppositie, de mediacensuur en de intimidatie en stelselmatige arrestatie van journalisten, de arrestatie en foltering van burgers en politici, en de opsluiting van tal van mensen zonder aanklacht op onbekende plaatsen; vraagt dat alle politieke gevangenen onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden vrijgelaten en dat de gerechtelijke procedures tegen hen worden geannuleerd;

6.   uit zijn ernstige bezorgdheid over de verdwijning van honderden mensen, onder wie een honderdtal kinderen en jongeren;

7.   vraagt om een onafhankelijk internationaal onderzoek naar alle politieke moorden in Madagaskar, alle schendingen van de mensenrechten en alle gevallen van repressie door de veiligheidsdiensten en het leger;

8.   spreekt zijn afkeuring uit over elke poging van de heer Rajoelina om in maart 2010 eenzijdig verkiezingen te organiseren, en steunt alleen verkiezingen die overeenkomstig het handvest van Maputo en de aanvullende akte van Addis Abeba worden voorbereid door een op consensus berustende en inclusieve regering en plaatsvinden overeenkomstig de verkiezingskalender en na een raadpleging van het Malgassische volk; vraagt de Commissie en de lidstaten daarom slechts een verkiezingswaarnemingsmissie te sturen binnen het kader van de overeenkomsten van Maputo en Addis Abeba;

9.   is ervan overtuigd dat het handvest van Maputo en de aanvullende akte van Addis Abeba het enige mogelijke kader vormen voor een oplossing van de politieke crisis in Madagaskar; is van mening dat een constructieve dialoog de enige werkbare manier is om tot een politieke oplossing van de crisis te komen;

10.   vraagt dat er snel een ontwapeningsproces op gang wordt gebracht en dat de milities worden ontbonden zodat er opnieuw een republikeins leger kan worden ingesteld;

11.   vraagt dat er, indien de in Maputo en Addis Abeba gedane toezeggingen niet worden nageleefd, individuele en gerichte sancties worden getroffen tegen de huidige leiders van de hoge overgangsautoriteit die de situatie met opzet blokkeren;

12.   vraagt dat de vermoedelijke daders van plunderingen van particuliere en openbare eigendommen en natuurlijke rijkdommen in Madagaskar gerechtelijk worden vervolgd; verzoekt om het even welke interim-regering van Madagaskar geen overeenkomsten met andere landen of bedrijven over zijn natuurlijke rijkdommen of nationale activa te sluiten alvorens er verkiezingen worden gehouden en een nieuwe regering een democratisch mandaat van het Malgassische volk heeft gekregen;

13.   verzoekt de internationale gemeenschap en de Europese Unie hun humanitaire hulp aan de Malgassische bevolking op te voeren; herhaalt dat de samenwerkingsprogramma's met Madagaskar slechts kunnen worden hervat als de in het handvest van Maputo en de aanvullende akte van Addis Abeba overeengekomen overgangsinstellingen van de op consensus berustende en inclusieve regering worden geïnstalleerd en als alle democratische beginselen en fundamentele vrijheden worden geëerbiedigd;

14.   steunt de inspanningen van de gewezen president van Mozambique, de heer Joachim Chissano, die in dit proces bemiddelt namens de SADC, en roept de vier politieke groeperingen in Madagaskar op om onmiddellijk naar de onderhandelingstafel terug te keren om een politieke agenda voor eerlijke, democratische en transparante verkiezingen in 2010 overeen te komen;

15.   verzoekt de Afrikaanse Unie, de SADC en de internationale contactgroep het overgangsproces tot een goed einde te brengen;

16.   vraagt de Commissie verslag uit te brengen aan het Parlement over de ontwikkeling van het raadplegingsproces met Madagaskar overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou;

17.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie, de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie, de ACS-EU-Raad, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de SADC, president Joaquim Chissano en de Commissie van de Afrikaanse Unie.


Birma
PDF 123kWORD 43k
Resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2010 over Birma
P7_TA(2010)0033RC-B7-0105/2010

Het Europees Parlement,

–   gezien de conclusies van 27 april 2009 van de Europese Raad over Birma/Myanmar en het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, dat de beperkende maatregelen tegen Birma verlengt,

–   gezien de conclusies en verklaring van 19 juni 2009 van de Europese Raad over Birma,

–   gezien de verklaring van 11 juni 2009 van de voorzitter namens de Europese Unie over de Karen-burgerbevolking die Birma/Myanmar ontvlucht,

–   gezien de verklaring van 23 februari 2009 van de voorzitter van de Europese Raad, die een alomvattende dialoog tussen de overheid en de democratische krachten in Birma vraagt,

–   gezien de resolutie 64/238 van 23 december 2009 van de algemene vergadering van de Verenigde Naties over de toestand van de rechten van de mens in Myanmar,

–   gezien de verklaring van 14 mei 2009 van de voorzitter namens de Europese Unie over de arrestatie van Aung San Suu Kyi,

–   gezien de verklaring van 11 augustus 2009 van de voorzitter van de ASEAN over Myanmar,

–   onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over Birma/Myanmar,

–   gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de toestand van de rechten van de mens in Birma is blijven achteruitgaan, dat de politieke onderdrukking toegenomen is en de fundamentele vrijheden van de Birmaanse bevolking stelselmatig geschonden worden,

B.   overwegende dat het leger in de gebieden waar er zich etnische conflicten afspelen, zich aan schendingen de rechten van de mens tegen de burgerbevolking blijft schuldig maken, o.a. wederrechtelijke moorden, dwangarbeid en seksueel geweld,

C.   overwegende dat het Birmaans regiem nog altijd op grote schaal en stelselmatig voortgaat met inlijving van kindsoldaten onder dwang,

D.   overwegende dat er volgens de rapporten in Birma wel 2 177 politieke gevangenen zijn, waarvan veertien journalisten, terwijl meer dan 230 boeddhistische monniken die aan de protestbeweging van 2007 deelgenomen hebben, nog altijd opgesloten zitten,

E.   overwegende dat Birma naar verwachting dit najaar zijn eerste parlementsverkiezingen in twintig jaar houdt,

F.   overwegende dat de verkiezingen volgens de grondwet moeten verlopen die door het leger opgesteld is en waarvan de legitimiteit in brede kring aangevochten wordt ; dat de nieuwe grondwet verkiezingen in 2010 voorschrijft om vijftig jaar militair bewind te rechtvaardigen en het leger 25% van de parlementszetels toekent,

G.   overwegende dat de nieuwe grondwet Aung San Suu Kyi, leider van de Nationale Liga voor democratie en houder van de Nobelprijs voor de vrede, van alle openbare ambten uitsluit, en dat een aantal oppositiepartijen en etnische minderheidsgroepen verklaard hebben dat ze de verkiezingen willen boycotten, terwijl de NLD de uitslag niet erkent als er niet eerst een dialoog over herziening van de grondwet komt,

H.   overwegende dat op 28 januari 2010 Ngwe Soe Lin tot 13 jaar gevangenisstraf veroordeeld is wegens zijn medewerking aan het buitenlands nieuwsagentschap Voice of Burma, terwijl op 30 december 2009 Hla Hla Win op gelijkaardige beschuldigingen tot 27 jaar gevangenis veroordeeld is,

I.   overwegende dat het voortdurend optreden tegen afwijkende politieke meningen als een poging van de junta te zien is om in het vooruitzicht van de nationale verkiezingen later op het jaar meer greep op de media te krijgen,

J.   overwegende dat Aung San Suu Kyi op 11 augustus 2009 tot drie jaar gevangenis veroordeeld is, een uitspraak die door de Birmaanse overheid naderhand in achttien maanden huisarrest omgezet is, en dat haar advocaten bij het Birmaans hooggerechtshof tegen de uitspraak in beroep gegaan zijn ; dat het ongerechtvaardigd proces en verdict tegen Aung San Suu Kyi door de internationale gemeenschap algemeen veroordeeld is,

K.   overwegende dat duizenden burgers in mei vorig jaar op de vlucht gedreven zijn door aanvallen van het leger en het democratisch boeddhistisch leger van de Karen (DKBA), die ook naar schatting 5 000 vluchtelingen gedwongen hebben om een onderkomen in Thailand te zoeken ; dat er groot gevaar bestaat dat de Karen vluchtelingen bij hun terugkeer ernstige schendingen van de rechten van de mens te dragen krijgen, o.a. dwangarbeid en verkrachtingen door soldaten van het Birmaans leger,

L.   overwegende dat er zich naar schatting een half miljoen binnenlandse ontheemden in het oosten van Birma bevinden en 140 000 vluchtelingen die nog altijd in negen kampen langs de grens met Thailand verblijven, en dat er meer dan 200 000 Rohingya's in vluchtelingenkampen of verspreid over het zuidoosten van Bangladesh wonen, terwijl er zich miljoenen Birmaanse emigranten, vluchtelingen en asielzoekers in Thailand, India, Bangladesh en Maleisië bevinden, waar ze soms slachtoffer van mensenhandel worden,

M.   overwegende dat de diensten voor ordehandhaving van Bangladesh sinds 2 januari 2010 op een ongekende manier opgetreden zijn tegen niet geregistreerde Rohingya vluchtelingen die zich buiten de twee officiële vluchtelingenkampen, in het district Cox's Bazar gevestigd hadden; dat er sindsdien meer dan vijfhonderd Rohingya's aangehouden zijn en dat een aantal daarvan over de Birmaanse grens teruggedreven zijn, terwijl anderen volgens de immigratiewetten in beschuldiging gesteld en naar de gevangenis gestuurd zijn,

N.   overwegende dat meer dan 5 000 Rohingya's die in Bangladesh zelf een vestigingsplaats gezocht hadden, uit hun woningen gevlucht zijn en zich op zoek naar een veilig onderkomen in het geïmproviseerd noodkamp van Kutupalong in Ukhia verzameld hebben, dat nu naar schatting tot 30 000 bewoners uitgebreid is, die geen voedselhulp krijgen en waar alle middelen van bestaan aan ontzegd worden, omdat er arrestatie dreigt als ze het kamp verlaten om werk te zoeken,

1.   spreekt zijn krachtige veroordeling over de voortdurende stelselmatige schendingen van de rechten van de mens, de fundamentele vrijheden en de elementaire democratische rechten van de bevolking van Birma uit;

2.   maakt zich zeer ongerust over het recent proces, de inbeschuldigingstelling en veroordeling van Aung San Suu Kyi en eist haar onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating; wil dat ze het recht krijgt om aan de verkiezingen deel te nemen;

3.   neemt akte van het regeringsbesluit om verkiezingen te organiseren en stelt met nadruk dat ze onder de huidige omstandigheden niet als vrij en democratisch beschouwd kunnen worden; keurt meer in het bijzonder het verbod op kandidaatstelling tegen Aung San Suu Kyi af;

4.   vraagt de Birmaanse regering om onmiddellijk in echte dialoog met de NLD, alle andere oppositiepartijen en etnische groepen te treden; verheugt zich daarom over de bemiddelingspogingen van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en zijn speciale rapporteur voor de rechten van de mens in Birma;

5.   dringt er bij de Birmaanse regering met kracht op aan om zonder verder uitstel de nodige stappen te ondernemen om een vrij, eerlijk en doorzichtig verkiezingsproces met deelname van alle belanghebbende partijen te verzekeren dat aan internationale normen beantwoordt, o.a. door de nodige verkiezingswetten af te kondigen en deelname van alle kiezers en alle politieke partijen aan de verkiezingen mogelijk te maken en internationale waarnemers toe te laten;

6.   spreekt zijn afkeuring uit over de willekeurige beschuldigingen die als voorwendsel voor de aanhouding van politieke tegenstanders van het Birmaans regiem of dissidenten dienen, vooral de aanhoudende repressie en intimidatie van boeddhistische monniken; dringt er bij de Birmaanse overheid op aan om zich van verdere arrestaties te onthouden die politiek gemotiveerd zijn, en alle gewetensgevangenen vrij te laten, ook de monniken, zonder uitstel, onvoorwaardelijk, en met volledig herstel van hun politieke rechten;

7.   spreekt zijn veroordeling uit over de beperkingen op de vrijheid van vergadering, vereniging, beweging en meningsuiting in Birma; dringt er bij de Birmaanse overheden op aan om de beperkingen op te heffen, ook die tegen de vrije en onafhankelijke pers;

8.   spreekt zijn ongerustheid uit over de aanhoudende discriminatie, schendingen van de rechten van de mens, geweldpleging, dwang- en kinderarbeid, verdrijving en andere vormen van onderdrukking tegen een groot aantal etnische en godsdienstige minderheden en vraagt de Birmaanse regering om terstond in te grijpen om verbetering in hun toestand te brengen;

9.   spreekt zijn ernstige bezorgdheid over de aanhoudende praktijk van willekeurige opsluiting, georganiseerde verdwijningen, verkrachting en andere vormen van seksueel geweld, foltering, en wrede, onmenselijke en vernederende behandeling uit, en doet een krachtige oproep aan de Birmaanse regering om voor volledig, doorzichtig, doeltreffend, onpartijdig en onafhankelijk onderzoek naar alle berichten over schendingen van de rechten van de mens te zorgen, en de verantwoordelijken voor de rechter te brengen, zodat er een einde aan de straffeloosheid van dat soort misdaden komt;

10.   doet een krachtige oproep aan de Birmaanse junta om op staande voet een einde aan de inlijving en het inzetten van kindsoldaten te maken, krachtiger maatregelen te treffen om kinderen tegen gewapende conflicten in bescherming te nemen en haar samenwerking met de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor kinderen in gewapende conflicten voort te zetten;

11.   spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de etnische zuiveringscampagne van de Birmaanse regering tegen de minderheden, ook degene die toevlucht in de buurlanden gezocht hebben;

12.   vraagt de regering van het koninkrijk Thailand om de Karen vluchtelingen, die aan misstanden in Birma proberen te ontkomen, toevlucht en bescherming te blijven bieden en samen met de diensten van de hoge vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen, het consortium voor de Thais-Birmaanse grens en de internationale gemeenschap een alternatieve oplossing te zoeken die de veiligheid van de 3 000 Karen vluchtelingen waarborgt;

13.   dringt er bij de Europese Commissie op aan, gezien het conflict dat aan de Thais-Birmaanse grens aan de gang is, om de bijstand van het bureau voor humanitaire hulp van de Europese Gemeenschap aan de vluchtelingen in het gebied in 2010 te handhaven;

14.   verheugt zich dat de regering van Bangladesh volgende week een onderzoeksdelegatie van zijn delegatie voor Zuid-Azië toelaat om de toestand van de Rohingya bevolking in de districten Cox's Bazar en Bandarban na te gaan en vraagt haar om de niet geregistreerde Rohingya's als staatloze asielzoekers te erkennen die voor vervolging in Birma op de vlucht zijn en internationale bescherming nodig hebben, en ze van degelijke bescherming, middelen van bestaan en andere elementaire dienstverlening te voorzien;

15.   dringt er bij de regering van China, India en Rusland op aan om hun economische en politieke invloed bij de Birmaanse overheden aan te wenden om wezenlijke verbeteringen in het land tot stand te brengen en de voorziening van het Birmaans regiem in bewapening en andere strategische goederen te staken;

16.   vraagt de Raad om de restrictieve maatregelen tegen het Birmaans regiem te handhaven totdat er tastbare vooruitgang in democratische richting is, en dringt er tegelijk op aan om de doelmatigheid van zijn maatregelen na te gaan;

17.   verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te laten toekomen aan de hoge vertegenwoordiger en ondervoorzitter van de Europese Commissie Catherine Ashton, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de speciale afgezant van de Europese Unie voor Birma, de Birmaanse staatsraad voor vrede en ontwikkeling, de regeringen van de lidstaten van de ASEAN en ASEM, de regeringen van Bangladesh en Rusland, het ASEM-secretariaat, het interparlementair Asean-comité voor Myanmar, Aung San Suu Kyi, de Nationale liga voor de democratie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de hoge vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor de rechten van de mens, en de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor de rechten van de mens in Birma.

Juridische mededeling - Privacybeleid