Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 juni 2010 over de ontwerprichtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures (00001/2010 – C7-0005/2010 – 2010/0801(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het initiatief van een groep lidstaten (00001/2010),
– gelet op letter b) van artikel 76 en letter b) van de tweede alinea van artikel 82, lid 2, en artikel 289, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig hetwelk de Raad het initiatief aan het Parlement heeft voorgelegd (C7-0005/2010),
– gelet op artikel 294, lid 3, en artikel 15 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het voorstel van de Commissie (COM(2010)0082), dat dezelfde wetgevende doelstelling heeft,
– gezien de met redenen omklede adviezen die zijn voorzitter door de nationale parlementen zijn toegezonden over de vraag of het initiatief met het subsidiariteitsbeginsel strookt,
– gelet op de artikelen 44 en 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0198/2010),
1. keurt onderstaand standpunt in eerste lezing goed;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 16 juni 2010 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2010/…/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement in eerste lezing overeen met het definitieve wetsbesluit: Richtlijn 2010/64/EU)