Resolutie van het Europees Parlement van 16 juni 2010 over economisch bestuur
Het Europees Parlement,
– gezien de informele bijeenkomst van de Europese Raad op 11 februari 2010,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 maart 2010 over EU-2020(1),
– gezien de bijeenkomst van de staats- en regeringsleiders van de landen van de eurozone en van de Raad Ecofin over het Europees financieel stabiliseringsmechanisme,
– gezien de Mededeling van de Commissie van 12 mei 2010 over intensivering van economische beleidscoördinatie (COM(2010)0250),
– gezien de zes verslagen die op 10 mei 2010 in de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement zijn aangenomen,
– gezien het werk van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis,
– gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de huidige financieel-economische crisis duidelijk maakt dat er behoefte bestaat aan beter economisch en monetair bestuur,
B. overwegende dat de ’EU 2020’-strategie de economische groei moet bevorderen en werkgelegenheid moet scheppen, en dat de daling van het BBP met 4%, de achteruitgang van de industriële productie en de meer dan 23 miljoen vrouwen en mannen die werkloos zijn een sociaal-economische uitdaging betekenen,
Een Europees financieel stabiliseringsmechanisme als belangrijke eerste stap voor stabiliteit van de euro
1. is van mening dat de overeenkomst die op 9 mei 2010 werd bereikt om een Europees financieel stabiliseringsmechanisme te creëren om zowel de landen van de eurozone als de landen buiten de eurozone bij te staan wanneer ze in financiële moeilijkheden verkeren, van cruciaal belang is in de Europese geschiedenis; betreurt het feit dat de Europese beleidsmakers niet eerder krachtdadig hebben opgetreden, terwijl duidelijk was dat de financiële crisis in omvang toenam;
2. herinnert de Commissie en de lidstaten eraan dat het Europees Parlement ermee zal moeten instemmen indien de Commissie en de Raad het Europees financieel stabiliseringsmechanisme op de internationale kapitaalmarkten willen toepassen;
3. is van mening dat de overeenkomst een belangrijke eerste stap is om de Europese Unie een robuust en duurzaam kader te bieden voor het economisch en monetair beleid;
4. benadrukt dat de recente gebeurtenissen duidelijk maken dat de eurozone behoefte heeft aan steviger economisch bestuur en dat een monetaire pijler zonder een sociaal-economische pijler gedoemd is te mislukken;
De Europese Unie moet haar systeem van economisch bestuur herzien om beter op toekomstige crises voorbereid te zijn
5. onderstreept dat er, om opnieuw te zorgen voor gezonde groeicijfers en om de doelstelling van duurzame economische groei en sociale cohesie te verwezenlijken, voorrang moet worden gegeven aan de aanpak van het hardnekkige en grootschalige gebrek aan macro-economisch evenwicht en de verschillen in mededingingsvermogen; spreekt er in dit verband zijn waardering voor uit dat de Commissie deze noodzaak erkent in haar mededeling over coördinatie van het economisch beleid;
6. vraagt de door de Europese Raad in maart 2010 ingestelde task force het tempo van zijn werk op te voeren en uiterlijk in september van dit jaar concrete voorstellen te presenteren, op basis van de communautaire methode, voor een intensievere en bredere economische coördinatie;
7. wijst op het feit dat de langetermijnstabiliteit van overheidsfinanciën van essentieel belang is voor stabiliteit en groei; is blij met de voorstellen van de Commissie gericht op het versterken van het bestuur op de middellange en lange termijn van de eurozone, die ontworpen zijn om een herhaling van de huidige munteenheidscrisis te voorkomen, en deelt haar standpunt dat het stabiliteits- en groeipact behoefte heeft aan doeltreffender stimulerings- en sanctioneringsmechanismen;
8. betreurt evenwel het feit dat de voorstellen van de Commissie betreffende Europees economisch bestuur geen ideeën bevatten voor een meer op de ontwikkeling van een gemeenschappelijke begrotingsstrategie gerichte coördinatie van het economisch beleid, in het kader van een alomvattende Europa 2020-strategie, om de economische groeicijfers op de lange termijn te herstellen en te waarborgen;
9. beklemtoont dat duurzame overheidsfinanciën niet alleen een kwestie van verantwoord uitgeven is, maar ook van adequate en billijke belastingheffing, een doeltreffender inning van belastingen door nationale belastingautoriteiten en een betere bestrijding van belastingontduiking; verzoekt de Commissie in dit verband een reeks maatregelen voor te stellen om de lidstaten te helpen het evenwicht van de overheidsfinanciën te herstellen en overheidsinvesteringen te financieren via het aanboren van innovatieve financiële bronnen;
10. geeft nog eens aan dat het belangrijk is dat de Europese financiële toezichthouders zowel op micro- als op macroniveau nauw met elkaar samenwerken, teneinde ervoor te zorgen dat hun werk doeltreffend is;
11. is van oordeel dat de bevoegdheden van Eurostat moeten worden uitgebreid, onder andere via de toekenning van onderzoeksbevoegdheden; is van mening dat open en transparante statistische informatie een noodzakelijke voorwaarde moet zijn om toegang te hebben tot de Structuurfondsen; stelt zich op het standpunt dat de Commissie de verantwoordelijkheid op zich moet nemen voor het beoordelen van de door de lidstaten overlegde statistieken;
12. dringt aan op de oprichting van een ’Europees monetair fonds’ (EMF), waaraan wordt bijgedragen door de landen van de eurozone in overeenstemming met de grootte van hun BBP en door boetes op basis van hun bovenmatige schulden en tekorten; de lidstaten zouden EMF-middelen moeten kunnen opnemen tot de hoogte van het bedrag dat ze er eerder in hadden gestort; indien een land evenwel bijkomende middelen of garanties nodig heeft, moet het een op maat gemaakt hervormingsprogramma aanvaarden, dat onder toezicht staat van de Europese Commissie;
13. vraagt de Commissie met een macro-economische effectbeoordeling te komen van het maatregelenpakket voor het behoud van financiële stabiliteit in de Europese Unie, en een mededeling uit te brengen over de haalbaarheid, de risico's en de voordelen van het uitgeven van Eurobonds;
De Europese Unie moet haar systeem van economisch bestuur herzien met het oog op een succesvolle tenuitvoerlegging van haar nieuwe Europa 2020-strategie
14. is van mening dat de bestuurstructuur van de Europa 2020-strategie moet worden versterkt om ervoor te zorgen dat nu, anders dan bij de Lissabonstrategie, de doelstellingen wel worden verwezenlijkt; betreurt in dit verband het feit dat de Commissie en de Raad geen desbetreffende voorstellen hebben voorgelegd, hoewel het Parlement daar in zijn resolutie van 10 maart 2010 over Europa 2020 wel nadrukkelijk op had aangedrongen;
15. benadrukt het belang van een nauwer verband tussen de instrumenten van het stabiliteits- en groeipact, macro-economische instrumenten en de nationale hervormingsprogramma's in het kader van de EU 2020-strategie door ze op coherente manier te presenteren, met inbegrip van een betere vergelijkbaarheid van de nationale begrotingen met betrekking tot uitgaven in verschillende categorieën; de lidstaten moeten hun eigen, nationale economische maatregelen niet alleen als een kwestie van nationaal belang zien, maar ook als een zaak van gemeenschappelijk belang, en ze moeten hun beleid dienovereenkomstig formuleren; herinnert de lidstaten aan de versterkte rol van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid;
16. is van oordeel dat wat de economie betreft en om de nieuwe strategie tot een succes te maken minder vertrouwd zou moeten worden op de open coördinatiemethode en juist in versterkte mate gebruik zou moeten worden gemaakt van bindende maatregelen;
17. is van oordeel dat de Europa 2020-strategie zich onvoldoende richt op de belangrijkste kwesties die door de lidstaten zouden moeten worden aangepakt, en benadrukt dat er grote problemen zijn ten aanzien van de inhoud en het beheer van de ’flagships’ en de ’doelstellingen’;
18. herhaalt zijn oproep voor één, geïntegreerde ontwikkelingsstrategie voor Europa, met langetermijnrichtsnoeren voor economissche groei, teneinde te komen tot een betere, billijkere en duurzamere economie, die welvaart biedt voor iedereen;
19. herhaalt zijn oproep tot integratie van de verschillende overlappende strategieën, zoals de Europa 2020-strategie, de strategie voor duurzame ontwikkeling en het stabiliteits- en groeipact; betreurt dat deze benadering door de Europese Raad is afgewezen, waardoor het probleem van het gebrek aan beleidsamenhang niet is opgelost;
20. is van oordeel dat doeltreffend economisch bestuur alleen mogelijk is indien de Commissie een behoorlijke en sterkere beheersverantwoordelijkheid krijgt, zodat ze van de bestaande instrumenten gebruik kan maken alsook van nieuwe instrumenten in het kader van het Verdrag van Lissabon, zoals de artikelen 121, 122, 136, 172, 173 en 194, die de Commissie opdragen hervormingsplannen en maatregelen te coördineren en een gemeenschappelijke strategie vast te stellen;
21. dringt er bij de Europese Raad en de Commissie op aan te zorgen voor een ’carrot and stick’-benadering en een beroep te doen op nalevingsmechanismen in het kader van artikel 136 van het Verdrag, zoals economische stimulansen (bijvoorbeeld bijkomende EU-middelen) en sancties die tot doel hebben een versterkt Europees economisch bestuur te ondersteunen, en meer in het bijzonder versterkt bestuur in het kader van de EU 2020-strategie;
22. is van oordeel dat versterking van het economisch bestuur moet worden geflankeerd door versterking van de democratische legitimiteit van het Europees bestuur, hetgeen tot stand moet worden gebracht door het Europees Parlement en de nationale parlementen eerder in en tijdens het hele proces een grotere rol toe te kennen; vraagt de Raad en de Commissie in het bijzonder gebruik te maken van de bepalingen in het Verdrag van Lissabon over de actieve betrokkenheid van het Parlement bij het economisch beleid, in het bijzonder artikel 121, de leden 5 en 6, en vraagt de Commissie gedetailleerde voorstellen te presenteren voor een regelmatige politieke en wetgevingsdialoog tussen de instellingen op dit belangrijke beleidsterrein;
De Europese begrotingsplannen en de nationale hervormingsplannen moeten aansluiten bij de doelstellingen van de Europa 2020-strategie betreffende bevordering van groei en ontwikkeling
23. wijst met nadruk op het feit dat er, als het de bedoeling is dat de Europa 2020-strategie geloofwaardig overkomt, meer compatibiliteit en complementariteit nodig zijn tussen de nationale begrotingen van de 27 EU-landen en de EU-begroting; beklemtoont de grotere rol die de EU-begroting moet spelen door het bundelen van middelen;
24. beklemtoont het belang van publieke of private investeringen voor het financieren van de infrastructuur die nodig is voor het verwezenlijken van de ’flagship’-initiatieven van de Europa 2020-strategie, en verzoekt de Commissie voorstellen te doen om het Europees regelgevingskader aan te passen om de samenwerking tussen langetermijninvesteerders te bevorderen;
25. geeft nog eens aan dat de Europa 2020-strategie alleen geloofwaardig kan zijn als deze in voldoende mate wordt gefinancierd en zou graag zien dat het ontwerp van begroting 2011 wat dit punt betreft wat ambitieuzer zou zijn met het oog op een succesvolle tenuitvoerlegging van de strategie; betreurt dat op het ontwerp van begroting 2011 onvoldoende financiële ruimte is gecreëerd voor de vlaggeschipprogramma's van de Europa 2020-strategie; beklemtoont dat een grotere rol voor de Europese Investeringsbank (EIB) en publiek-private partnerschappen (PPP's) doeltreffend kan zijn, maar geen ’one size fits all’-oplossing is; vindt het jammer dat deze kwestie noch door de Europese Raad, noch door de Commissie aan de orde is gesteld;
26. roept de Europese Commissie op te verduidelijken wat de verhouding is tussen de EU-begrotingsposten en de overeenkomstige specifieke doelstellingen van de EU 2020-strategie; verzoekt de Commissie voor het eind van het eerste half jaar van 2010 een voorstel te presenteren voor het hervormen van het huidige meerjarig financieel kader voor de periode 2007-2013 om aanvullende begrotingsmiddelen te vinden voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;
27. vraagt om extra informatie over de gevolgen voor de EU-begroting van het Europees financieel stabiliseringsmechanisme zoals besloten tijdens de buitengewone Raad Ecofin op 9 en 10 mei 2010;
28. onderstreept het belang van herziening van het lopende MFK is om te kunnen voldoen aan de conclusies van de Europese Raad van 15-16 december 2005 en van afstemming van dit kader op de vereisten van het Verdrag van Lissabon, met het oog op de financiering van de in de Europa 2020-strategie genoemde initiatieven en de verschillende initiatieven en politieke voornemens die gedurende het lopende en het volgende MFK zijn genomen;
29. beklemtoont de eis dat de EU-begroting de noodzaak moet weerspiegelen van het financieren van de overgang op een ecologisch duurzame economie;
Het Europees Parlement vraagt nauwer bij de detailinvulling van de Europa 2020-voorstellen te worden betrokken
30. benadrukt dat het Parlement slechts een besluit over de werkgelegenheidsrichtsnoeren zal nemen nadat het een bevredigend antwoord heeft gekregen met betrekking tot de bestuursstructuur en het begrotingskader van de EU 2020-strategie;
31. benadrukt dat de jaarlijkse beleidsaanbevelingen en waarschuwingen van de Commissie over de naleving door de lidstaten van de Europa 2020-doelstellingen de basis moeten vormen voor de besluiten van de Europese Raad; is van oordeel dat deze verslagen eerst in het Europees Parlement moeten worden besproken voordat ze aan de Europese Raad worden voorgelegd;
o o o
32. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad en de Commissie.