Resolutie van het Europees Parlement van 7 september 2010 over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving (2009/2205(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie van 29 april 2009, getiteld „Opvangen van de gevolgen van de vergrijzing in de EU (Vergrijzingsverslag 2009)” (COM(2009)0180),
– gezien het ambtelijk werkdocument van de Commissie van 11 mei 2007, getiteld „De demografische toekomst van Europa: feiten en cijfers” (SEC(2007)0638),
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 mei 2007, getiteld „Meer solidariteit tussen de generaties” (COM(2007)0244),
– gezien de mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006, getiteld „De demografische toekomst van Europa: probleem of uitdaging?” (COM(2006)0571),
– gezien de mededeling van de Commissie van 1 maart 2006, getiteld „Een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010” (COM(2006)0092),
– gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met name de artikelen 23 en 25, inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en de rechten van ouderen, en op de artikelen 34, 35 en 36 van het handvest, waarin het recht op sociale bijstand en op bijstand ten behoeve van huisvesting, een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en de toegang tot diensten van algemeen economisch belang specifiek zijn bepaald,
– gelet op artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin wordt beklemtoond dat de lidstaten waarden gemeen hebben als pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van mannen en vrouwen,
– gelet op artikel 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waar wordt verwezen naar de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid,
– gezien het Europees pact voor gendergelijkheid dat in maart 2006(1) door de Europese Raad werd aangenomen,
– gezien Aanbeveling R 162 (1980) van de IAO (Internationale Arbeidsorganisatie) over oudere werknemers,
– gelet op het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (1979),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 februari 2009(2) over de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht en solidariteit tussen de generaties,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 2009 over de omzetting en toepassing van Richtlijn 2002/73/EG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden(3),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 februari 2008 over de demografische toekomst van Europa(4),
– gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0237/2010),
A. overwegende dat vergrijzing te vaak in negatieve zin wordt opgevat, namelijk als uitdaging voor de beroepsbevolking in termen van leeftijdsopbouw en als bedreiging voor de houdbaarheid van sociale zekerheid en gezondheidszorg, hoewel ouderen eveneens een economische reserve en een reservoir van ervaringen vormen en een essentiële bijdrage aan familie en gemeenschap leveren omdat zij, gezien hun ruime beroepservaring, zorgen voor afhankelijke personen en als raadgever op het werk dienen, en omdat zij bijdragen tot de instandhouding van plattelandsgemeenschappen,
B. overwegende dat, in weerwil van het feit dat de routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010, wat betreft de verwezenlijking van volledige gendergelijkheid, een aantal hiaten aan het licht heeft gebracht en de gendergelijkheidsagenda in een aantal opzichten vooruit heeft geholpen, er in het geheel genomen weinig vooruitgang is geboekt,
C. overwegende dat de huidige economische en sociale crisis bijzonder ernstige gevolgen heeft voor vrouwen, en met name oudere vrouwen, en de dienstverlening te hunnen behoeve, waardoor ongelijkheid en discriminatie niet alleen op grond van geslacht maar eveneens van leeftijd en gezondheidstoestand verscherpt worden,
D. overwegende dat ouderen meer gevaar lopen om arm te worden dan de bevolking in het algemeen, dat het percentage van personen van 65 jaar en ouder in 2008 in de EU-27 rond de 19% lag, terwijl dit percentage in 2005 op 19% lag en in 2000 op 17%; overwegende dat vrouwen van 65 jaar en ouder groot gevaar lopen in armoede te vervallen (nl. 22%, d.w.z. vijf punten meer dan mannen),
E. overwegende dat de bevolking van de EU-27 volgens de prognoses verder zal vergrijzen: het percentage mensen van 65 jaar en ouder zal toenemen van 17,1% in 2008 tot 30% in 2060 en het percentage mensen van 80 jaar en ouder zal in dezelfde periode toenemen van 4,4% tot 12,1%
F. overwegende dat de werkende bevolking volgens de prognoses relatief krimpt en dat opneming van groepen die momenteel niet actief zijn op de arbeidsmarkt steeds belangrijker wordt,
G. overwegende dat het geslacht een significante factor bij de vergrijzing is, aangezien de levensverwachting van vrouwen ongeveer zes jaar langer is dan die van mannen: cijfers voor de EU-27 uit 2007 laten zien dat mannen gemiddeld 76 jaar oud worden en vrouwen 82 jaar; overwegende dat de kloof tussen een gezonde levensverwachting voor mannen en vrouwen blijkens cijfers van Eurostat veel smaller is: 61,6 jaar voor mannen, tegen 62,3 jaar voor vrouwen,
H. overwegende dat vrouwen van oudsher een groter gevaar lopen arm te worden en een beperkt pensioen te ontvangen, met name vrouwen ouder dan 65 die veelal pensioenen ontvangen die nauwelijks boven het bestaansminimum liggen om uiteenlopende redenen zoals de brede kloof tussen de beloning van mannen en vrouwen, waardoor de pensioenrechten rechtstreeks worden beïnvloed, het feit dat zij een pauze hebben ingelast of gestopt zijn met werken om hun gezinsplichten te vervullen, dan wel het feit dat zij zonder beloning en zonder sociale verzekeringen in het bedrijf van hun man hebben gewerkt, met name in de zaken- en landbouwsector en overwegende dat het gevaar in armoede te vervallen voor deze vrouwen in tijden van economische recessie zelfs nog groter is,
1. is verheugd over de mededeling van de Commissie over het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing in de EU maar betreurt dat de Commissie bij de definities, statistieken en behandelde situaties onvoldoende oog heeft gehad voor genderongelijkheid op latere leeftijd, die voornamelijk het resultaat is van geaccumuleerde gendernadelen gedurende het gehele leven;
2. onderschrijft de keuze van de Commissie voor nadruk op de door de Europese Raad in 2001(5) in Stockholm uitgestippelde strategie als leidraad voor de lange termijn om in te spelen op de uitdagingen en mogelijkheden die de vergrijzing voor de samenleving met zich meebrengt; stemt voorts in met haar voorstel om een alomvattende, multidisciplinaire aanpak ten aanzien van de vergrijzing te volgen alsook ten aanzien van het creëren van mogelijkheden, met name wat betreft markten voor producten en diensten die afgestemd zijn op de behoeften van ouderen en op de behoeften van hen die in niet-officiële hoedanigheid zorgen voor afhankelijke mensen; verzoekt de Commissie bijzondere aandacht te schenken aan de bescherming van de rechten van oudere consumenten, daar deze te vaak worden misleid of benadeeld;
3. verlangt dat alle instellingen zich positiever opstellen tegenover ouder worden en ruimere bekendheid geven aan de problematiek rond vergrijzing en de reële gevolgen ervan; verzoekt de Commissie de lastgerichte benadering van ouder worden aan te pakken door bij voorbeeld de gevolgen en mogelijkheden van de zilvergrijze economie, waaraan actief wordt deelgenomen door oudere vrouwen, te laten onderzoeken; steunt het initiatief van de Commissie om 2012 uit te roepen tot het jaar van actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties van ganser harte;
4. stelt dat het beleid inzake ouder worden erbij gebaat zou zijn als de levensloopbenadering wordt gevolgd, met aandacht voor de onderlinge samenhang tussen ouder worden en de genderproblematiek; beschouwt ook het volgen van een leeftijds- en geslachtsbenadering in het kader waarvan het opnemen van leeftijds- en geslachtsaspecten in alle vormen van beleid een onmisbare methode en een onmisbaar instrument worden in de bepaling van het beleid in alle desbetreffende sectoren (economie, maatschappij, werkgelegenheid, volksgezondheid, voedselveiligheid, consumentenrechten, digitale agenda, plattelands- en stadsontwikkeling, enz.) als de manier om vooruitgang te boeken bij de totstandbrenging van sociale integratie en sociale samenhang;
Aanpakken van leeftijddiscriminatie
5. dringt erop aan dat de richtlijn ter bestrijding van leeftijddiscriminatie zo spoedig mogelijk wordt goedgekeurd;
6. beseft dat leeftijddiscriminatie ook met meer doeltreffende juridische middelen en toegankelijker procedures moet worden aangepakt, met name bij discriminatie in verband met arbeid, waarover specifieke wettelijke regelingen bestaan en waarbij steun voor het individu en onderzoek naar de toedracht essentieel zijn; verzoekt de lidstaten dan ook ervoor te zorgen dat de wetgeving die noodzakelijk is om leeftijds- en andere vormen van discriminatie aan te pakken, doeltreffend wordt omgezet;
7. dringt aan op een benadering van ouder worden die meer uitgaat van rechten, zodat ouderen als mondige burgers kunnen optreden en niet lijdelijk hoeven af te wachten wat hun overkomt;
8. dringt aan op meer middelen en onderzoek en de uitbouw van bestaande mechanismen om de ontwikkelingen te volgen, omdat leeftijddiscriminatie zelden wordt onderkend en aangepakt; beseft dat er in de lidstaten meer inzicht vereist is en zou een bijdrage van het Bureau voor de grondrechten en van het nieuwe Europees Instituut voor gendergelijkheid toejuichen;
9. beklemtoont dat moet worden ingezien dat oudere vrouwen vaak worden geconfronteerd met meervoudige discriminatie in gemeenschappen waar zij worden gediscrimineerd op grond van leeftijd, geslacht, gezondheidstoestand en handicap;
10. is ernstig verontrust over de mate waarin de meest kwetsbare groepen vrouwen onder meervoudige discriminatie te lijden hebben: migrantenvrouwen, vrouwen met een handicap, homoseksuele vrouwen, vrouwen die tot een minderheid behoren, vrouwen met weinig opleiding en oudere vrouwen, daar deze worden gediscrimineerd op grond van leeftijd, geslacht, etnische afkomst en seksuele of godsdienstige voorkeur enz., en dringt aan op positieve discriminatie te hunnen behoeve;
11. verzoekt de lidstaten volwaardige campagnes te voeren om het bewustzijn te vergroten omtrent de fundamentele rol die ouderen spelen in de maatschappij en de noodzaak oudere vrouwen in staat te stellen een actieve rol te spelen, o.m. door bevordering van kleinschalige ambachtelijke diensten;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten rekening te houden met de specifieke situatie van oudere lesbiennes, biseksuele en transseksuele vrouwen;
Combineren van werk en zorgtaken
13. verzoekt de lidstaten nieuwe vormen van verlof in te voeren zodat in plaats van ouderschapsverlof betaald zorgverlof kan worden opgenomen, en een gelijkmatiger verdeling van onbetaalde arbeid over mannen en vrouwen te bevorderen, zulks omdat het verrichten van mantelzorg de mogelijkheden om buitenshuis te werken inperkt; is van mening dat een van de manieren om in dit kader de armoede onder oudere vrouwen te beperken bestaat uit steun aan regelingen, zoals deeltijdwerk en duobanen, die het mogelijk maken te kiezen voor flexibele werktijden; wijst er in dit verband echter op dat de arbeidsrechten van werknemers met flexibele roosters gelijk moeten zijn aan die van werknemers met een volledige betrekking; wijst erop dat de werkloosheid onder oudere vrouwen aangepakt moet worden, om de werkgelegenheidsdoelstellingen van de EU2020-strategie te halen;
14. verzoekt de lidstaten mechanismen te ontwikkelen om te bereiken dat voldoende pensioen wordt opgebouwd, ook als het inkomen lager is ten gevolge van zorgtaken, hetgeen vooral voor vrouwen geldt; verzoekt de Commissie om een onderzoek naar de uiteenlopende gevolgen die de pensioenstelsels in de lidstaten hebben voor mannen en vrouwen;
15. verzoekt de lidstaten met de man/vrouwdimensie rekening te houden in verband met de hervorming van de pensioenstelsels en de aanpassing van de pensioenleeftijd, gezien de verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft werkpatronen en het hogere discriminatierisico dat oudere vrouwen lopen op de arbeidsmarkt;
16. verzoekt de lidstaten vormen van onderlinge bijstand te bevorderen die de kloof tussen jongeren en ouderen overbruggen, door het enthousiasme van de eersten en de ervaring van de laatsten bruikbaar te maken;
Gezondheid, zorg en sociale diensten
17. dringt aan op een benadering op basis van rechten, zodat ouderen een inbreng kunnen hebben als er beslist wordt welke zorg en sociale diensten en behandelingen hun worden geboden als er keuzes bestaan; dringt ook aan op tenuitvoerlegging van een op vraag gebaseerde benadering met betrekking tot het aanbieden van zorgdiensten, om ouderen in staat te stellen zo lang zij dat wensen op zichzelf te wonen;
18. dringt aan op bevordering van beleid in het kader waarvan kernfamilies worden gesteund zodat men kan besluiten ervoor te kiezen oudere familieleden zelf te verzorgen of een beroep te doen op aanvullende sociale diensten, met dien verstande dat deze bijstand in beide gevallen gelijkelijk wordt beloond;
19. beklemtoont dat publieke en private diensten voor ouderen gemakkelijk toegankelijk, van hoge kwaliteit en betaalbaar moeten zijn en dat ouderen dankzij deze diensten zo lang mogelijk thuis moeten kunnen blijven wonen;
20. is van mening dat er een alomvattend steunbeleid voor niet-officiële zorgers, voor het merendeel vrouwen, moet komen dat hun status, uitkeringen en sociale rechten, de verlening van sociale diensten en steundiensten, de beschikbaarheid van beroepsmatige zorgdiensten, enz. bestrijkt;
21. wijst erop dat vrijwilligerswerk of niet-officiële zorg, die veelal rusten op de schouders van vrouwen, niet de tekortkomingen mogen aanvullen van de maatschappelijke zorg, en dringt erop aan dat er adequate sociale maatregelen worden genomen om vrouwen in staat te stellen zich bezig te houden met betaalde werkzaamheden van hun keuze;
22. dringt erop aan dat op het niveau van de lidstaten bijstandspakketten worden opgezet, waarvan maatregelenprogramma's deel uitmaken, ter vergroting van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, demping van de gevolgen van werkloosheid en opvoering van het aantal mensen boven de 50 dat werkt;
23. wijst erop dat de kwaliteit van de zorg gegarandeerd moet zijn om de levenskwaliteit van ouderen te verbeteren en om de fysieke, seksuele, psychische en economische misère, waar veel ouderen het slachtoffer van worden, te voorkomen; wijst erop dat mensen die in publieke en private instellingen voor ouderenzorg wonen het recht zouden moeten hebben via bestuurs- en administratieve constructies deel te nemen aan de besluitvorming van deze instellingen; is van oordeel dat de lidstaten moeten zorgen voor permanente scholing en regelmatige beoordeling van de arbeidsresultaten van de publieke en private ouderenzorgverleners en dat aan hun werkzaamheden een grotere economische waarde wordt toegekend, met inbegrip van beloning, verzekering en arbeidsomstandigheden;
24. verzoekt de lidstaten om stimulansen voor het aanbieden van opleiding in psychologische en lichamelijke bijstand aan ouderen en van de nodige faciliteiten om hen onder te brengen;
25. moedigt de omvorming toe van verpleeghuizen, die in het algemeen functioneren zoals ziekenhuizen, tot aangename etablissementen, waar het gezinsmodel wordt toegepast als manier om institutionalisering te voorkomen;
26. stelt voor dat in het kader van het opstarten van het Europese actieplan inzake de ziekte van Alzheimer naar behoren de rol wordt erkend die oudere vrouwen spelen in de verzorging van demente mensen, en dat het plan spoedig ten uitvoer wordt gelegd; is voorts van mening dat er nationale plannen nodig zijn om maatregelen in kaart te brengen die de levenskwaliteit van oudere vrouwen kunnen verbeteren; stelt voor dat de Alzheimerverenigingen worden geraadpleegd voor het in kaart brengen en uitvoeren van deze maatregelen;
27. dringt erop aan dat met een man/vrouwbenadering rekening wordt gehouden bij het bepalen van medische diagnoses, om ervoor te zorgen dat deze nauwkeurig zijn en dat de mensen een adequate behandeling en zorg ontvangen; verlangt dat de inzet van diagnose-instrumenten, gezondheidsdiensten en zorg niet puur op grond van de leeftijd en het geslacht van patiënten wordt ingeperkt, maar dat screening op aandoeningen als borstkanker, baarmoederhalskanker, longkanker, darmkanker en hart- en vaatziekten ook voor oudere vrouwen beschikbaar is; dringt er voorts op aan meer aandacht te schenken aan voorkoming en behandeling van ziekten waarvoor oudere vrouwen bijzonder gevoelig zijn zoals osteoporose en reumatoïde artritis;
28. dringt erop aan dat voedingsadviezen vanuit gender- en leeftijdperspectief worden gegeven; verzoekt eveneens om inzet van het geslachts- en leeftijdsperspectief in aanbevelingen inzake kwesties in verband met voedselveiligheid, zoals etikettering van levensmiddelen, gezondheidsclaims, REACH-verordening en nieuwe levensmiddelen;
29. wijst op het potentiële belang van technologie en technische vooruitgang voor de aanpassing van de maatschappij aan de behoeften van een ouder wordende bevolking; dringt erop aan dat bij de ontwikkeling van innovaties nauw wordt samengewerkt met ouderen, zodat er een ruimer gebruik van zal worden gemaakt, waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan vereenvoudigde mobiele telefoons en internetaansluitingen, slimme sensoren in bepaalde producten ter vermindering van het aantal ongelukken en afgerichte honden voor mensen met geheugenstoornissen; dringt aan op programma's, die met name zijn opgezet op de grondslag van levenslang leren voor ouderen, die door de staat moeten worden gesteund;
30. dringt aan op het testen van geneesmiddelen die worden ontwikkeld om de gevolgen ervan vast te stellen, niet alleen op het lichaam van mannen, maar ook van vrouwen;
31. stelt voor statistisch onderzoek te verrichten naar het toenemende geweld tegen ouderen om dit ernstige probleem op te helderen – waarvan ouderen in het algemeen geen melding kunnen maken omdat zij de slechte behandeling die hen ten deel valt wellicht aanvaarden als iets dat bij het oud en afhankelijk zijn hoort – en om mishandeling van ouderen doelmatiger en met meer inzet van de maatschappij in het algemeen te bestrijden;
32. dringt, om te voorkomen dat oudere vrouwen buiten de maatschappij worden gesloten, aan op gerichte culturele en onderwijsprogramma's en op het betrekken van oudere vrouwen bij plaatselijke gemeenschapsinitiatieven;
Voortgang
33. verzoekt de Commissie uiterlijk eind 2011 een actieplan voor te leggen dat het volgende inhoudt:
–
onderzoek naar de behoefte aan meer middelen voor wetenschappelijk onderzoek in verband met ouder worden,
–
maatregelen om de kwaliteit van de zorg en van de arbeidsomstandigheden van zorgpersoneel te waarborgen,
–
veranderingen omwille van een sterkere coherentie op het gebied van de sociale zekerheid, waaronder pensioenregelingen, zorgverlof en deeltijdarbeid,
–
integratie van man/vrouwaspecten in de benadering van leeftijdsgebonden ziekten en maatregelen om deze optimaal te herkennen en te behandelen,
–
jaarlijkse verslaglegging, op de grondslag van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en op institutioneel niveau onder leiding van het Bureau voor de grondrechten en de nationale agentschappen in de lidstaten, over de schending van de rechten van ouderen en over maatregelen op Europees en nationaal niveau om directe en indirecte discriminatie uit te bannen,
–
maatregelen, afgezien van wetgeving, om leeftijddiscriminatie aan te pakken, zoals bewustmakingscampagnes,
–
opneming in alle vormen van beleid van het perspectief van oudere migranten en lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen,
–
maatregelen ter ondersteuning van de solidariteit tussen de generaties, zoals programma's ter ondersteuning van vrouwen die voor kleinkinderen zorgen terwijl de ouders afwezig zijn om te werken,
–
maatregelen om gebruik te maken van de kennis en beroepservaring van ouderen, bij voorbeeld door het opzetten van verenigingen van ouderen die werkzoekenden advies geven,
–
uitwisseling van optimale werkmethoden;
34. verzoekt de Commissie de mechanismen voor toezicht op de naleving van de grondrechten voor het eind van 2012 aan te passen en aan te scherpen; dringt erop aan dat aan deze mechanismen, die te weinig gebruikt worden, ruimere bekendheid wordt gegeven, aangezien oudere mensen in het algemeen en vrouwen in het bijzonder hun rechten vaak niet kennen;
35. verklaart dat elke man en vrouw in de EU recht moet hebben op goede, betaalbare en hoogwaardige sociale en medische zorg van algemeen belang, afhankelijk van hun specifieke behoeften en voorkeuren; verzoekt de Commissie een richtlijn inzake basiszorg op te stellen, waarin rekening wordt gehouden met de situatie in de verschillende lidstaten; wijst erop dat oudere vrouwen bijzonder kwetsbaar zijn en verzoekt de Commissie na te denken over een stelsel dat alle mannen en vrouwen in de EU een basisinkomen garandeert, afhankelijk van de levensstandaard in de verschillende lidstaten;
36. verzoekt de Commissie ernaar te streven te waarborgen dat Gemeenschapskredieten bestemd worden voor projecten waarbij onder meer maatschappelijk kansarme, alleenstaande en oudere vrouwen betrokken zijn;
o o o
37. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.