Resolutie van het Europees Parlement van 21 september 2010 betreffende handel en economische betrekkingen met Turkije (2009/2200(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het voortgangsverslag 2009 van de Commissie inzake Turkije (SEC(2009)1334),
– gelet op de overeenkomst van 12 september 1963 waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije,
– gelet op het aan die overeenkomst gehechte aanvullend protocol van 23 november 1970 en met name op artikel 41, lid 1, daarvan („standstill-clausule”),
– gezien Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EG-Turkije van 19 september 1980,
– gezien Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie (96/142/EG),
– gezien de arresten van het Europese Hof van Justitie betreffende de vier fundamentele vormen van verkeer, met name in de zaken Demirel, Sevince, Savas, Abatay-Sahin, Tum-Dari en Soysal,
– gezien de laatste WTO-evaluatie van het handelsbeleid van Turkije, gepubliceerd in 2007,
– onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties met betrekking tot Turkije,
– gezien de analyse van de Beleidsafdeling extern beleid inzake het jaarprogramma 2009 voor Turkije uit hoofde van het pretoetredingsinstrument (IPA) in het kader van het uitbreidingspakket 2009,
– gezien de conclusies van de Raad van 11 december 2006,
– gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0238/2010),
A. overwegende dat de douane-unie met Turkije een van de meest vooruitstrevende en nauwste handelsrelaties vormt die de EU met een derde land onderhoudt,
B. overwegende dat Turkije, volgens de statistieken van de Wereldbank, qua omvang de zeventiende economie ter wereld is en de zesde economie van Europa vormt, waarbij industriële goederen meer dan 90% van ´s lands export vertegenwoordigen; overwegende dat Turkije in 2008 als ontvanger van DBI de twintigste plaats op de wereldranglijst innam en dat zijn DBI-instroom in dat jaar 18 miljard EUR bedroeg,
C. overwegende dat Turkije inmiddels de op zes na grootste handelspartner van de EU is en dat de EU de grootste handelspartner van Turkije is,
D. overwegende dat Turkije in 2009 producten ter waarde van 33,6 miljard EUR naar de EU exporteerde en producten ter waarde van 40,4 miljard EUR vanuit de EU importeerde,
E. overwegende dat het gemiddelde werkloosheidspercentage in Turkije in 2009 opliep tot een schrikbarende 13%, de jeugdwerkloosheid 24% bedraagt en het laatste armoederapport (2007) laat zien dat 18,56% van de Turkse bevolking onder de armoedegrens leeft,
1. is ingenomen met het feit dat de handelsbetrekkingen tussen de EU en Turkije zich op een hoog niveau bevinden; dringt er bij Turkije op aan de procedures en de bureaucratie te vereenvoudigen en resterende tarifaire en non-tarifaire belemmeringen weg te nemen; benadrukt het belang van een constructieve dialoog tussen beide partijen met het oog op een verdere verbetering van deze betrekkingen;
2. herinnert eraan dat het extern optreden van de Unie, met inbegrip van het gemeenschappelijk handelsbeleid, overeenkomstig de gecombineerde lezing van artikel 205 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is gericht op de bevordering van „(…) de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht”, alsmede op de totstandbrenging van partnerschap met derde landen die bovengenoemde beginselen delen;
3. verzoekt de Commissie haar betrokkenheid bij en dialoog met Turkije op het gebied van handel te continueren binnen het kader van het Gemengd Raadgevend Comité en het Gemengd Comité van de douane-unie EG-Turkije; moedigt beide partijen aan deze platforms op doeltreffendere wijze te benutten door openstaande geschillen, zoals Turkije´s verbod op de import van rundvlees, levende runderen en afgeleide producten, en de in bepaalde EU-lidstaten toegepaste wegquota voor in Turkije geregistreerde voertuigen, snel op te lossen;
4. wijst op Turkije´s groeipotentieel op lange termijn en ´s lands specifieke demografische omstandigheden; spoort zowel de EU als Turkije aan om de nodige aandacht te besteden aan de onderlinge verwevenheid van hun economieën, open handels- en investeringsregelingen te blijven hanteren en hun vermogen te behouden om de binnenlandse protectionistische druk te weerstaan, in overeenstemming met de verplichtingen die zij in het kader van diverse internationale platforms zijn aangegaan, en om handelsbeschermende instrumenten te gebruiken overeenkomstig de desbetreffende WTO-voorschriften;
5. uit zijn zorg over het geringe participatieniveau van vrouwen op de arbeidsmarkt en hun werkzaamheid in de informele sector; spoort Turkije aan arbeidsparticipatie van vrouwen centraal te stellen in zijn economische, sociale en werkgelegenheidsbeleid;
6. benadrukt de ernst van de jeugdwerkloosheid en het gebrek aan specifieke maatregelen om dit probleem aan te pakken; wijst op een recente studie van de IAO waarin het scheppen van werkgelegenheid in het algemeen en voor vrouwen en jongeren in het bijzonder als de belangrijkste arbeidsmarktuitdaging voor de ontwikkeling van Turkije wordt beschreven; dringt derhalve aan op een werkgelegenheidsstrategie die zich richt op werkgelegenheid voor jongeren in het algemeen en op de situatie van jonge vrouwen in het bijzonder;
7. is ingenomen met de oprichting van de douane-unie in 1996, die een grotere toegang tot de markt heeft bewerkstelligd en die een groei van het handelsvolume tussen de EU en Turkije naar een hoogtepunt van 100 miljard EUR per jaar in 2008 mogelijk heeft gemaakt;
8. onderstreept dat de douane-unie zowel industrieproducten als verwerkte landbouwproducten omvat; ziet uit naar de zo spoedig mogelijke opname van landbouwproducten in de douane-unie; is van mening dat de douane-unie kan worden verdiept teneinde er ook andere gebieden zoals de dienstensector en overheidsopdrachten in op te nemen;
9. betreurt dat volgens het laatste WTO-verslag het door Turkije gehanteerde gemiddelde tarief op landbouwproducten relatief hoog en in sommige gevallen extreem hoog is (het gehanteerde tarief voor graan bedraagt bijvoorbeeld 130%); dringt er bij de Turkse regering op aan om deze barrières substantieel te verkleinen;
10. verwelkomt de aanpassing van het Turkse douanewetboek aan dat van de EU en in het bijzonder de overname van het stelsel van algemene preferenties (SAP); roept op tot een betere afstemming van de Turkse wetgeving op het acquis communautaire voor wat betreft vrijhandel, het tegengaan van namaak, controles achteraf en vergunningen voor belastingvrije winkels;
11. betreurt het feit dat Turkije het aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst voor het vijfde opeenvolgende jaar niet volledig heeft geïmplementeerd noch alle belemmeringen heeft weggenomen voor het vrije verkeer van goederen; roept Turkije op al zijn uit dit protocol voortvloeiende verplichtingen onverwijld, volledig en op niet discriminerende wijze ten uitvoer te leggen, hetgeen zal bijdragen aan de verdere ontwikkeling van zijn handelsrelaties met alle EU-lidstaten, en wijst er nogmaals op dat het nalaten hiervan ernstige gevolgen kan hebben voor het verdere onderhandelingsproces;
12. herhaalt dat het essentieel is dat Turkije zijn in het kader van de douane-unie aangegane verbintenissen volledig nakomt; is tevens van mening dat op enkele gebieden, zoals vrijhandelszones en vrijstelling van douanerechten, verdere harmonisering met het acquis communautaire nodig is;
13. benadrukt dat de douane-unie in grote mate gebaat zou zijn bij herziening van de procedure voor het beslechten van geschillen, hetgeen een snelle en eerlijke oplossing van hangende kwesties mogelijk zou maken;
14. dringt aan op het wegnemen, in overeenstemming met de WTO-voorschriften, van alle onnodige handelsbelemmeringen tussen de EU en Turkije, met inbegrip van technische belemmeringen, zoals het niet erkennen van certificatie, dubbele toetsing, dubbele controles en verplichte technische regelgeving en normen; roept daarnaast de Commissie op goede praktijken op dit terrein te delen;
15. geeft zich rekenschap van de moeilijkheden waar Turkije mee kampt bij de sluiting van vrijhandelsovereenkomsten met derde landen, hetgeen schadelijke effecten heeft op de Turkse economie, aangezien vrijhandelsparters van de EU waarmee Turkije nog geen vrijhandelsovereenkomsten heeft kunnen sluiten, unilaterale, preferentiële toegang wordt verschaft tot de Turkse markt; roept de Commissie en de Raad op om Turkije te betrekken bij de effectbeoordeling van toekomstige vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en derde landen en meer informatie te verstrekken over het standpunt van de EU en de stand van zaken bij de onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten; moedigt de Commissie aan om bij de vrijhandelsovereenkomsten rekening te houden met de douane-unie tussen de EU en Turkije;
16. dringt er bij Turkije op aan om de resterende invoervergunningen voor goederen die in strijd zijn met de verplichtingen in het kader van de douane-unie in te trekken, en in te stemmen met de actualisering van Besluit 2/97 van de Associatieraad EG-Turkije betreffende de opheffing van technische handelsbelemmeringen;
17. is verheugd over de wetgeving betreffende standaardisatie op het gebied van buitenlandse handel die in 2009 door de Turkse regering werd aangenomen; wijst evenwel op de invoering van conformiteitsbeoordelingsprocedures en fysieke douanecontroles; moedigt zowel de EU als Turkije aan om de beginselen van wederzijdse erkenning volledig toe te passen;
18. dringt er bij Turkije op aan de omslachtige invoerprocedures in te trekken en zijn regeling inzake rechtenvrije contingenten voor verwerkte landbouwproducten aan te passen, aangezien die niet in overeenstemming zijn met de douane-unie;
19. is ingenomen met de positieve conclusies in de laatste WTO-beoordeling inzake Turkije; spoort de Turkse regering evenwel aan de noodzakelijke maatregelen te nemen om de in deze beoordeling verwoorde aanbevelingen te verwezenlijken en de structurele en wetgevingshervormingen te versnellen;
20. roept Turkije op om de nieuwe voorschriften inzake goede fabricagepraktijken op te schorten aangezien zij de import van bepaalde farmaceutische producten de facto verbieden, alsook om deel te nemen aan internationale initiatieven voor de harmonisatie van procedures en normen voor goede fabricagepraktijken, zoals die van de WHO en de EU, en deze te eerbiedigen;
21. wijst op de dynamische internationale handelsstrategie van Turkije en de sluiting, tot dusver, van 16 vrijhandelsovereenkomsten; spoort de EU en Turkije aan om samen te werken aan de verdieping van de handelsrelaties met Centraal-Azië;
22. onderstreept het feit dat 88% van de totale directe buitenlandse investeringen (DBI) in Turkije uit de EU afkomstig zijn; wijst er evenwel op dat het aandeel van directe buitenlandse investeringen in het Turkse BBP relatief gering is;
23. wijst op de rol van Turkije binnen regionale platforms zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte Zeegebied, de Handels- en Ontwikkelingsbank voor het Zwarte Zeegebied en het Zuidoost-Europees Samenwerkingsproces; moedigt Turkije aan een leidende rol op zich te nemen bij de bevordering van open en eerlijke handel met voldoende oog voor het sociaal en economisch welzijn en milieubelangen;
24. wijst op de rol van Turkije in het Middellandse Zeegebied als mede-initiator van het proces van Barcelona en roept Turkije op alle partnerlanden van dit proces volledig te respecteren; benadrukt dat er enorme mogelijkheden liggen om Turkije´s handel in het Middellandse Zeegebied te vergroten;
25. merkt op dat hoewel de EU nog steeds Turkije´s grootste handelspartner is, Rusland, China, de Verenigde Staten en Iran sinds 2009 tot de voornaamste handelspartners van Turkije behoorden; onderstreept dat het handelsvolume tussen Turkije en de EU gedurende 2009 is afgenomen, terwijl in de eerste twee kwartalen van 2010 een stijgende trend werd waargenomen; wijst er tevens op dat Turkije diversificatie nastreeft op het gebied van zijn handelspartners; verzoekt de Commissie een studie te laten verrichten naar de oorzaken, waaronder wellicht de financiële crisis, en de economische gevolgen van de relatieve afname van het EU-aandeel in Turkije´s buitenlandse handelsvolume;
26. wijst erop dat Turkije en de EU voor vergelijkbare uitdagingen staan met betrekking tot energievoorziening; onderstreept het belang van het Nabucco-project voor het veiligstellen van de energievoorziening in de EU en vraagt Turkije derhalve het initiatief te nemen tot een spoedige tenuitvoerlegging van de intergouvernementele overeenkomst inzake het Nabucco-project; benadrukt dat het noodzakelijk is om een gemeenschappelijke externe energiestrategie te bepalen en de onderhandelingen over het energiehoofdstuk te openen, hetgeen de samenwerking op het gebied van energie zou versterken; dringt er bij Turkije op aan het Verdrag inzake het Energiehandvest te ratificeren en spoort het land aan te investeren in het enorme potentieel van zijn hernieuwbare energiebronnen;
27. merkt op dat de terugkerende visumproblemen in verband met procedure 4 van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten (GATS 4) het verkeer van Turkse zakenlieden en vrachtwagenbestuurders naar de EU in belangrijke mate beperken; wijst met klem op de opeenvolgende arresten van het Europees Hof van Justitie inzake deze kwestie en roept de Commissie op er zorg voor te dragen dat alle lidstaten deze arresten eerbiedigen; verzoekt de Commissie en de Raad de visumprocedures opnieuw te bekijken, ten einde handelsbelemmeringen weg te nemen;
28. acht het betreurenswaardig dat de wetgeving die volledige eerbiediging waarborgt van vakbondsrechten overeenkomstig de EU-normen en de desbetreffende overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie, met name wat het organisatie- en stakingsrecht en het recht op collectieve arbeidsovereenkomsten betreft, nog altijd niet is voltooid;
29. verzoekt Turkije geen discriminerende voorwaarden te hanteren ten aanzien van buitenlandse ondernemingen door Turkse bieders een prijsvoordeel van 15% te geven op het gebied van openbare aanbestedingen; nodigt Turkije uit partij te worden bij de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA) binnen de WTO;
30. benadrukt dat namaakproducten, met inbegrip van farmaceutische producten en cosmetica, een probleem vormen in de handelsbetrekkingen tussen de EU en Turkije en dat zij Turkije minder aantrekkelijk maken voor directe buitenlandse investeringen; spoort Turkije aan de nieuwe wetgeving inzake intellectuele-eigendomsrechten doeltreffend ten uitvoer te leggen teneinde de handelsbetrekkingen met de EU te bevorderen; onderstreept de noodzaak een beter evenwicht te bewerkstelligen tussen de internationale normen met betrekking tot het recht inzake intellectuele eigendom en binnenlandse economische ontwikkelingsbehoeften;
31. wijst erop dat het MKB 99% van de Turkse ondernemingen omvat en voorziet in 70% van de arbeidsmogelijkheden in Turkije; spoort Turkije aan de toegang van het MKB tot financiering te verbeteren; verwelkomt Turkije´s negende ontwikkelingsplan dat zich toespitst op O&O-uitgaven die cruciaal zijn om het concurrentievermogen van het MKB te vergroten;
32. verwelkomt de uitslag van het referendum tot hervorming van de grondwet;
33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regering van Turkije.