Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/0193(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0032/2010

Ingediende teksten :

A7-0032/2010

Debatten :

PV 18/10/2010 - 13
CRE 18/10/2010 - 13

Stemmingen :

PV 20/10/2010 - 6.5
CRE 20/10/2010 - 6.5
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0373

Aangenomen teksten
PDF 469kWORD 107k
Woensdag 20 oktober 2010 - Straatsburg
Tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie ***I
P7_TA(2010)0373A7-0032/2010
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2010 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (COM(2008)0637 – C6-0340/2008 – 2008/0193(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0637),

–  gelet op artikel 251, lid 2, artikel 137, lid 2, en artikel 141, lid 3, van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0340/2008),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),

–  gelet op artikel 294, lid 3, artikel 153, lid 2, en artikel 157, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 13 mei 2009(1),

–  na raadpleging van het Comité van de Regio's,

–  gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrond,

–  gelet op de artikelen 37, 55 en 175 van zijn Reglement,

–  gezien het eerste verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0267/2009),

–  gezien het tweede verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0032/2010),

1.  keurt onderstaand standpunt in eerste lezing goed;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

(1) PB C 277 van 17.11.2009, blz. 102.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 oktober 2010 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2011/…/EU van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatieen inzake de vaststelling van maatregelen die werknemers helpen om hun werk en gezinsleven te combineren
P7_TC1-COD(2008)0193

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op de artikelen 153, lid 2, en 157, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Artikel 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 151 van het VWEU het optreden van de lidstaten door de Unie wordt ondersteund en aangevuld op het gebied van de verbetering van met name de arbeidsomstandigheden om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen, en op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft.

(2)  Artikel 157 van het VWEU bepaalt dat de Raad, handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité maatregelen aanneemt om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep.

(3)  Aangezien deze richtlijn niet alleen betrekking heeft op de gezondheid en veiligheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, maar ook intrinsiek betrekking heeft op kwesties van gelijke behandeling, zoals het recht om naar haar baan of naar een vergelijkbare functie terug te keren, de bepalingen inzake ontslag en rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst of inzake betere financiële ondersteuning gedurende het verlof, vormen de artikelen 153 en 157 van het VWEU gezamenlijk de rechtsgrondslag voor deze richtlijn.

(4)  Gelijkheid van vrouwen en mannen is een grondbeginsel van de Europese Unie. De artikelen 21 en 23 van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie verbieden discriminatie op grond van geslacht en bepalen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen op alle gebieden moet worden gewaarborgd. Dit geldt eveneens voor het combineren van beroeps- en gezinsleven.

(5)  Volgens artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is het bevorderen van de gelijkheid van mannen en vrouwen een van de hoofdtaken van de Unie. Evenzo moet de Unie volgens artikel 8 van het VWEU er bij elk optreden naar streven de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen actief te bevorderen.

(6)  In zijn arrest van 26 februari 2008 in zaak C-506/06 Mayr/Flöckner(3) heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat er sprake is van directe seksediscriminatie wanneer een werkneemster wordt benadeeld vanwege afwezigheid in verband met een IVF-behandeling.

(7)  Het recht van een vrouw die zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft om na afloop van dit verlof naar haar baan of naar een gelijkwaardige functie terug te keren is neergelegd in artikel 15 van Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep(4).

(8)  Richtlijn 92/85/EEG van de Raad(5) voorziet in maatregelen ter verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk van werkneemsters, tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie.

(9)  In de doelstellingen die zijn opgenomen in de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 wordt gesteld dat de lidstaten hindernissen voor arbeidsparticipatie van vrouwen uit de weg moeten ruimen en tegen 2010 moeten voorzien in kinderopvangfaciliteiten voor ten minste 90% van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd, en voor ten minste 33% van de kinderen jonger dan drie jaar, en moeten zorgen voor de gelijke toegang van die kinderen tot dergelijke voorzieningen in stedelijke gebieden en op het platteland.

(10)  In de mondiale strategie voor zuigelingen- en kindervoeding van de Wereldgezondheidsorganisatie van 16 april 2002, die werd bekrachtigd door Resolutie 55.25 van de 55ste Algemene Vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie, wordt gesteld dat de groei en de ontwikkeling van een kind optimaal zijn als het gedurende de eerste zes maanden van zijn leven uitsluitend borstvoeding krijgt. De lidstaten dienen op grond van deze resolutie verlofmaatregelen aan te moedigen die erop gericht zijn deze doelstelling te verwezenlijken.

(11)  Een van de zes prioriteiten die in de Mededeling van de Commissie van 1 maart 2006, getiteld „Een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010” zijn vastgelegd, is een betere balans tussen werk, privéleven en gezinsleven mogelijk te maken. Daarom heeft de Commissie het initiatief genomen om de bestaande wetgeving op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen aan te passen en waar nodig te moderniseren. De Commissie heeft tevens aangekondigd dat zij, met het oog op de verbetering van de gendergelijkheid „de bestaande, niet in 2005 herschikte EU-wetgeving inzake gendergelijkheid zou onderzoeken om die waar nodig bij te werken, te moderniseren en te herschikken”. Richtlijn 92/85/EEG maakte geen deel uit van de herschikking.

(12)  In haar mededeling van 2 juli 2008, getiteld „Vernieuwde sociale agenda: kansen, toegang en solidariteit in het Europa van de 21e eeuw” bevestigde de Commissie dat de mogelijkheden om privéleven en werk te combineren moeten worden verbeterd.

(13)  Alle ouders hebben het recht voor hun kind te zorgen.

(14)  De bepalingen in deze richtlijn met betrekking tot zwangerschaps- en bevallingsverlof laten de andere ouderschapsverlofregelingen in de lidstaten onverlet en deze richtlijn mag die regelingen niet ondermijnen. Zwangerschaps-, vaderschaps-, en ouderschapsverlof vullen elkaar aan en kunnen er samen voor zorgen dat werk en gezinsleven beter kunnen worden gecombineerd.

(15)  Een werkneemster die een kind heeft geadopteerd moet dezelfde rechten hebben als een biologische ouder en heeft recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof onder dezelfde voorwaarden.

(16)  Gezien de kwetsbaarheid van de werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie is het noodzakelijk hun recht te geven op een vóór en/of na de bevalling te nemen zwangerschaps- en bevallingsverlof van ten minste 20 aaneengesloten weken, en hun de verplichting op te leggen na de bevalling een zwangerschaps- en bevallingsverlof van ten minste zes weken te nemen.

(17)  De zorg voor kinderen met een handicap stelt bijzondere eisen aan werkende moeders, die door de samenleving moeten worden erkend. De verhoogde kwetsbaarheid van werkende moeders van gehandicapte kinderen vraagt om toekenning van aanvullend zwangerschaps- en bevallingsverlof. De minimumduur van dit verlof moet in deze richtlijn worden vastgelegd.

(18)  Om als zwangerschaps- en bevallingsverlof in de zin van deze richtlijn te worden beschouwd, moet op nationaal niveau beschikbaar gezinsgerelateerd verlof langer zijn dan de perioden bedoeld in Richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof(6); moet het worden betaald zoals bepaald in deze richtlijn; en moeten de in deze richtlijn opgenomen waarborgen ten aanzien van ontslag, terugkeer in dezelfde baan of een gelijkwaardige functie, en discriminatie van toepassing zijn.

(19)  Het Hof van Justitie heeft ten aanzien van het beginsel van gelijke behandeling consequent de legitimiteit erkend van de bescherming van vrouwen tijdens en na de zwangerschap. Het heeft voorts consequent geoordeeld dat elke ongunstige behandeling van vrouwen die verband houdt met zwangerschap of moederschap een directe discriminatie op grond van geslacht vormt.

(20)  Op grond van het beginsel van gelijke behandeling erkent het Hof van Justitie ook de bescherming van de rechten inzake de arbeid van vrouwen, met name hun recht terug te keren naar dezelfde baan of een gelijkwaardige functie, met arbeidsvoorwaarden die voor hen niet minder gunstig zijn, alsmede van hun recht te profiteren van de verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden die tijdens hun afwezigheid is ingevoerd.

(21)  Een „gelijkwaardige functie” betekent een functie die dezelfde is als de vorige wat betreft bezoldiging en taakomschrijving, of, indien zulks niet mogelijk is, een gelijkwaardige functie die overeenstemt met de kwalificaties van de werkneemster en haar bezoldiging in haar vorige functie.

(22)  Gezien de demografische ontwikkelingen in de Unie, is het nodig om de toename van geboortes te stimuleren door middel van gerichte wetgeving en maatregelen ten einde te komen tot een betere combinatie van werk, privéleven en gezin.

(23)  Vrouwen moeten daarom worden beschermd tegen discriminatie op grond van zwangerschap of zwangerschaps- en bevallingsverlof en dienen over adequate mogelijkheden voor rechtsbescherming te beschikken om te waarborgen dat hun recht op menswaardige arbeidsomstandigheden en een betere balans tussen gezins- en beroepsleven wordt geëerbiedigd.

(24)  In de resolutie van de Raad en van de ministers van werkgelegenheid en sociaal beleid, in het kader van de Raad bijeen, van 29 juni 2000, betreffende de evenwichtige deelneming van mannen en vrouwen aan het beroeps- en gezinsleven(7) worden de lidstaten ertoe aangespoord na te gaan in hoeverre in hun rechtsorde aan mannelijke werknemers een individueel en niet-overdraagbaar recht op vaderschapsverlof kan worden toegekend, zonder aantasting van hun arbeidsrechten.

(25)  Om werknemers in de gelegenheid te stellen hun beroeps- en gezinsleven te combineren, is het essentieel het moederschaps- en vaderschapsverlof te verlengen, ook bij adoptie van een kind jonger dan 12 maanden. Een werknemer die een kind jonger dan 12 maanden heeft geadopteerd moet dezelfde rechten hebben als een biologische ouder en moet onder dezelfde voorwaarden moederschaps- of vaderschapsverlof kunnen opnemen.

(26)  Om werknemers in de gelegenheid te stellen hun beroeps- en gezinsleven te combineren en werkelijke gelijkheid van mannen en vrouwen te verwezenlijken, is het essentieel dat mannen recht hebben op bezoldigd vaderschapsverlof, onder gelijke voorwaarden als die welke voor zwangerschaps- en bevallingsverlof gelden, behalve wat betreft de duur, zodat geleidelijk aan de vereiste voorwaarden worden vastgelegd. Dit recht moet ook worden toegekend aan ongehuwde partners. De lidstaten worden ertoe aangespoord na te gaan in hoeverre in hun rechtsorde aan mannelijke werknemers een individueel en niet-overdraagbaar recht op vaderschapsverlof kan worden toegekend, zonder aantasting van hun arbeidsrechten.

(27)  Tegen de achtergrond van de vergrijzing in de Unie en de Mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006, getiteld „De demografische toekomst van Europa: probleem of uitdaging”, zal alles in het werk moeten worden gesteld om te komen tot een effectieve bescherming van het moeder- en vaderschap.

(28)  In het Groenboek van de Commissie getiteld „Demografische veranderingen: naar een nieuwe solidariteit tussen de generaties” wordt erop gewezen dat de lidstaten lage vruchtbaarheidscijfers hebben, die ontoereikend zijn voor de vervanging van de bevolking. Er moeten dan ook maatregelen worden getroffen ter verbetering van de omstandigheden van werkneemsters op de werkvloer vóór, tijdens en na de zwangerschap. Het verdient aanbeveling de goede praktijken na te volgen van lidstaten met een hoog vruchtbaarheidscijfer en die een voortdurende participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt promoten.

(29)  In de conclusies van de Raad „Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken” (EPSCO) van december 2007 over een evenwichtige rolverdeling tussen mannen en vrouwen ten behoeve van werkgelegenheid, groei en sociale samenhang, erkent de Raad dat maatregelen die helpen om werk, gezin en privéleven te combineren essentieel zijn om de gelijkheid van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt te promoten.

(30)  Deze richtlijn laat de bepalingen van Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden(8), zoals herschikt in Richtlijn 2006/54/EG, onverlet.

(31)  De bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie dient gewaarborgd en mag niet strijdig zijn met de beginselen van de richtlijnen op het gebied van gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

(32)  Om de effectieve rechtsbescherming van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie te verbeteren, moeten de voorschriften inzake de bewijslast worden aangepast indien er sprake is van een kennelijke schending van de rechten uit hoofde van deze richtlijn. Voor een effectieve toepassing van de rechten moet de bewijslast bij de verweerder worden gelegd als deze schending kan worden aangetoond.

(33)  Bepalingen met betrekking tot het zwangerschaps- en bevallingsverlof zouden geen nuttige werking hebben indien zij niet gepaard gaan met de handhaving van alle rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van het behoud van de volledige bezoldiging en het recht op een gelijkwaardige uitkering.

(34)  Daadwerkelijke toepassing van het beginsel van gelijke behandeling vereist een passende rechtsbescherming tegen represailles.

(35)  De lidstaten dienen voor inbreuken op de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties vast te stellen.

(36)  De lidstaten worden ertoe aangespoord in het kader van hun nationale rechtsorde de nodige maatregelen te treffen om te zorgen voor reële en effectieve compensatie of vergoeding − naar gelang wat zij passend achten − van de schade die een werknemer is toegebracht als gevolg van het niet naleven van de in deze richtlijn bedoelde verplichtingen, op een wijze die afschrikkend, doeltreffend en evenredig is aan de geleden schade.

(37)  De ervaring heeft geleerd dat de schending van de rechten die door deze richtlijn worden gewaarborgd, zou worden versterkt door een of meer organen voor de bevordering van gelijke behandeling in elke lidstaat de bevoegdheid te geven om de betrokken problemen te analyseren, naar oplossingen te zoeken en de slachtoffers praktische bijstand te verlenen. Daarom moet in deze richtlijn een bepaling in die zin worden opgenomen.

(38)  Slachtoffers van discriminatie moeten kunnen beschikken over passende rechtsbeschermingsmiddelen. Ten einde een effectievere bescherming te verlenen, dienen verenigingen, organisaties en andere rechtspersonen de mogelijkheid te krijgen om zich, naar gelang lidstaten dit wenselijk achten, namens of ter ondersteuning van een slachtoffer partij te stellen in een procedure, onverminderd de nationale procedurele voorschriften betreffende de vertegenwoordiging en verdediging voor rechterlijke instanties.

(39)  De lidstaten moeten actieve deelname van de sociale partners aanmoedigen en stimuleren om de betrokkenen beter voor te lichten en effectievere regelingen te treffen. Door de dialoog met bovengenoemde organisaties aan te moedigen kunnen de lidstaten meer feedback krijgen en meer inzicht in de praktische uitvoering van deze richtlijn, en in de problemen die zich naar alle waarschijnlijkheid zullen voordoen, om discriminatie te bannen.

(40)  Deze richtlijn stelt minimumvereisten vast en laat de lidstaten daarmee de keuze gunstiger bepalingen aan te nemen of te handhaven. De uitvoering van deze richtlijn mag niet als rechtvaardiging dienen voor enigerlei verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande beschermingsniveau, in het bijzonder van nationale wetgeving die door een combinatie van ouderschaps- en moederschapsverlof de moeder recht geeft op ten minste 20 weken voor en/of na de bevalling op te nemen zwangerschaps- en bevallingsverlof met een vergoeding op ten minste het in deze richtlijn bepaalde niveau.

(41)  De lidstaten dienen de dialoog tussen de sociale partners en met niet-gouvernementele organisaties te bevorderen, teneinde bewust te zijn van de diverse vormen van discriminatie en deze te bestrijden.

(42)  Daar de doelstellingen van de te nemen maatregelen, namelijk de verbetering van het minimale beschermingsniveau van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie te verbeteren en de effectieve toepassing van het beginsel van gelijke behandeling te verbeteren, gezien hun verschillende beschermingsniveaus, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 92/85/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)  In artikel 1 wordt het volgende lid ingevoegd:"

1 bis.  Deze richtlijn heeft tevens ten doel werkneemsters tijdens de zwangerschap en na de bevalling in staat te stellen op de arbeidsmarkt te blijven of terug te keren en hun beroepsleven te combineren met hun privé- en gezinsleven.

"

2)  Artikel 2 wordt vervangen door:"

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

   a) „werkneemster tijdens de zwangerschap”: elke zwangere werkneemster, onafhankelijk van het arbeidscontract, met inbegrip van huishoudelijk werk , die haar werkgever in kennis stelt van haar toestand overeenkomstig nationale wetten en/of praktijken;
   b) „werkneemster na de bevalling”: elke werkneemster, onafhankelijk van het arbeidscontract, met inbegrip van huishoudelijk werk, na de bevalling in de zin van nationale wetten en/of praktijken die de werkgever in kennis stelt van haar toestand overeenkomstig deze wetten en/of praktijken. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt hieronder ook verstaan een werkneemster die onlangs een kind heeft geadopteerd;
   c) „werkneemster tijdens de lactatie”: elke werkneemster, onafhankelijk van het arbeidscontract, met inbegrip van huishoudelijk werk, tijdens de lactatie in de zin van nationale wetten en/of praktijken die de werkgever in kennis stelt van haar toestand overeenkomstig deze wetten en/of praktijken.

"

3)  Artikel 3 wordt vervangen door:"

Artikel 3

Richtsnoeren

1.  De Commissie, bijgestaan door het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, stelt in overleg met de lidstaten richtsnoeren op voor de evaluatie van de chemische, fysische en biologische agentia alsmede van de industriële procedés welke geacht worden een risico te vormen voor de reproductieve gezondheid van mannelijke en vrouwelijke werknemers en voor de veiligheid of de gezondheid van de werkneemsters in de zin van artikel 2. Deze richtsnoeren worden herzien en worden vanaf 2012 ten minste om de vijf jaar bijgewerkt.

De in de eerste alinea bedoelde richtsnoeren hebben ook betrekking op bewegingen en houdingen, geestelijke en lichamelijke vermoeidheid en andere soorten lichamelijke en geestelijke belasting in verband met de werkzaamheden van de werkneemsters in de zin van artikel 2.

2.  Het is de bedoeling dat in de lid 1 bedoelde richtsnoeren als leidraad dienen voor de in artikel 4, lid 1, bedoelde evaluatie.

Daartoe brengen de lidstaten die richtsnoeren ter kennis van alle werkgevers en alle mannelijke en vrouwelijke werknemers en/of hun vertegenwoordigers en de sociale partners in hun respectieve lidstaten.

"

4)  Artikel 4 wordt vervangen door:"

Artikel 4

Evaluatie, informatie en overleg

1.  In de evaluatie van de risico's die overeenkomstig Richtlijn 89/391/EEG wordt uitgevoerd, neemt de werkgever een evaluatie van de reproductieve risico's voor de mannelijke en vrouwelijke werknemers op. Voor alle werkzaamheden waarbij zich een specifiek risico kan voordoen van blootstelling aan de agentia, procedés of arbeidsomstandigheden waarvan een niet-limitatieve lijst in bijlage I is opgenomen, moeten de aard, de mate en de duur van de blootstelling in de betrokken onderneming en/of inrichting van de werkneemsters in de zin van artikel 2 en werkneemsters die zich in een van de in artikel 2 bedoelde toestanden zouden kunnen bevinden, rechtstreeks door de werkgever of door bemiddeling van de in artikel 7 van Richtlijn 89/391/EEG bedoelde beschermings- en preventiediensten worden geëvalueerd, ten einde:

   ieder risico voor de veiligheid of de gezondheid, alsmede iedere terugslag op de zwangerschap of de lactatie van de werkneemster in de zin van artikel 2 van deze richtlijn en werkneemsters die zich in een van de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde toestanden zouden kunnen bevinden, te kunnen beoordelen,
   te kunnen vaststellen welke maatregelen moeten worden genomen.

2.  Onverminderd artikel 10 van Richtlijn 89/391/EEG worden in de betrokken onderneming en/of inrichting de werkneemster in de zin van artikel 2 van deze richtlijn en de werkneemsters die zich in een van de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde toestanden zouden kunnen bevinden en/of hun vertegenwoordigers en de relevante sociale partners geïnformeerd over de resultaten van de in lid 1 bedoelde evaluatie en over alle maatregelen op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk.

3.  Er worden passende maatregelen genomen om te verzekeren dat de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de betrokken onderneming of vestiging kunnen toezien op de toepassing van deze richtlijn of betrokken kunnen worden bij de uitvoering ervan, met name voor wat betreft de door de werkgever genomen maatregelen zoals bedoeld in lid 1, onverminderd de verantwoordelijkheid van de werkgever om deze maatregelen vast te stellen.

4.  Het overleg met en de deelname van de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in verband met aangelegenheden die binnen de werkingsfeer van deze richtlijn vallen, hebben plaats overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG.

"

5)  In artikel 5 worden de leden 2 en 3 vervangen door:"

2.  Indien aanpassing van de arbeidsomstandigheden en/of werktijden technisch en/of objectief niet mogelijk is, neemt de werkgever de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokken werkneemster een andere arbeidsplaats krijgt.

3.  Indien overplaatsing technisch en/of objectief niet mogelijk is, wordt de betrokken werkneemster gedurende de gehele voor de bescherming van haar veiligheid of gezondheid noodzakelijke periode, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken, vrijgesteld van arbeid.

"

6)  Het volgende punt wordt toegevoegd aan artikel 6:"

  3. bij zwangerschap mogen werkneemsters bovendien niet worden verplicht taken te verrichten zoals het dragen en optillen van zware gewichten of taken die gevaarlijk of uitputtend zijn of risico's met zich meebrengen voor de gezondheid.

"

7)  Artikel 7 wordt vervangen door:"

Artikel 7

Nachtarbeid en overuren

1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de werkneemsters in de zin van artikel 2 niet verplicht worden nachtarbeid te verrichten of overuren te maken:

   a) gedurende een periode van 10 weken vóór de uitgerekende datum van de bevalling;
   b) gedurende de rest van de zwangerschap indien de gezondheid van de moeder of het ongeboren kind zulks vereist;
   c) gedurende de gehele lactatieperiode.

2.  De in lid 1 bedoelde maatregelen dienen de mogelijkheid te omvatten, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken:

     a) van overplaatsing naar passend werk overdag; of
     b) van vrijstelling van arbeid of verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wanneer overplaatsing naar passend werk overdag technisch en/of objectief niet mogelijk is.

3.  Werkneemsters die van nachtarbeid wensen te worden vrijgesteld, moeten overeenkomstig de regelgeving van de lidstaten hun werkgever hiervan op de hoogte brengen en, indien lid 1, letter b), van toepassing is, hun werkgever een medisch attest overleggen.

4.  In het geval van eenoudergezinnen en ouders van kinderen met een ernstige handicap, kunnen de in lid 1 bedoelde periodes worden verlengd volgens de door de lidstaten vastgelegde procedures.

"

8)  Artikel 8 wordt vervangen door:"

Artikel 8

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de werkneemsters in de zin van artikel 2 recht hebben op vóór en/of na de bevalling te nemen zwangerschaps-en bevallingsverlof van ten minste 20 aaneengesloten weken.

2.  Wat de laatste vier weken van de in lid 1 bedoelde periode betreft, kan een op nationaal niveau bestaande regeling voor gezinsverlof in de zin van deze richtlijn als zwangerschaps- en bevallingsverlof worden beschouwd op voorwaarde dat deze regeling werknemers een algemene bescherming biedt zoals bedoeld in artikel 2 van deze richtlijn, die equivalent is aan het in deze richtlijn vastgestelde niveau. In dat geval moet de totale duur van het toegestane verlof langer zijn dan de periode van ouderschapsverlof bedoeld in Richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof*.

Het loon voor de laatste vier weken zwangerschaps- en bevallingsverlof mag niet lager zijn dan de in artikel 11, lid 5, bedoelde uitkering, of, in het andere geval, kan het gemiddelde inhouden van het loon tijdens de 20 weken van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, wat ten minste 75% dient te bedragen van het laatste maandloon of het gemiddelde maandloon als bepaald volgens de nationale wetgeving, met een plafond dat volgens nationale wetgeving is vastgesteld. De lidstaten mogen vastleggen over welke periodes dit gemiddelde maandloon wordt berekend.

Indien een lidstaat heeft voorzien in een periode van minstens 18 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof, mag hij besluiten dat de laatste twee weken worden nagekomen door een nationaal beschikbaar vaderschapsverlof met hetzelfde bezoldigingsniveau.

3.  Het in lid 1 bedoelde zwangerschaps- en bevallingsverlof moet een na de bevalling te nemen volledig betaald verplicht zwangerschaps- en bevallingsverlof van ten minste zes weken omvatten, onverminderd de vigerende nationale regels die voorzien in een periode verplicht zwangerschaps- en bevallingsverlof voor de bevalling. Het verplicht zwangerschaps- en bevallingsverlof van zes weken is van toepassing op alle werkneemsters, ongeacht het aantal vóór de bevalling gepresteerde werkdagen. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de werkneemsters in de zin van artikel 2 vrij de periode, vóór of na de bevalling mogen kiezen wanneer zij het niet-verplichte deel van het verlof opnemen. Het verplicht zwangerschaps- en bevallingsverlof van zes weken is van toepassing op alle werkneemsters, ongeacht het aantal vòòr de bevalling gepresteerde werkdagen.

4.  Deze periode kan, wanneer de ouders het zo overeenkomen en hierom verzoeken, worden verdeeld over de vader en de moeder, overeenkomstig de wetgeving van elke lidstaat.

5.  Ten behoeve van de bescherming van de gezondheid van moeder en kind, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om te waarborgen dat werkneemsters vrij en zonder dwang kunnen beslissen om al dan niet gebruik te maken van het gedeelte niet-verplichte zwangerschaps- en bevallingsverlof vóór de bevalling.

6.  De werkneemster moet het gedeelte niet-verplichte zwangerschaps- en bevallingsverlof ten minste een maand voor de begindatum ervan bekendmaken.

7.  In het geval van meerlingen wordt het in lid 3 bedoelde verplichte gedeelte zwangerschaps- en bevallingsverlof voor elk bijkomend kind vermeerderd overeenkomstig de nationale wetten.

8.  Het deel van het zwangerschaps- en bevallingsverlof dat vóór de bevalling wordt opgenomen, wordt verlengd met de periode die tussen de vermoedelijke en de werkelijke datum van de bevalling verstrijkt, zonder dat het resterende deel van het verlof wordt verkort.

9.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aanvullend verlof met volledig behoud van loon wordt toegekend in geval van vroeggeboorte, ziekenhuisopname van het kind na de geboorte, geboorte van een kind met een handicap, moeders met een handicap en geboorte van een meerling. De duur van het aanvullend verlof moet in verhouding staan tot en tegemoetkomen aan de bijzondere behoeften van de moeder en het kind/de kinderen. De totale duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt verlengd met ten minste acht weken na de geboorte wanneer het kind gehandicapt is. De lidstaten zien er eveneens op toe dat er een aanvullend verlof wordt verleend van zes weken wanneer het kind dood wordt geboren.

10.  De lidstaten zorgen ervoor dat ziekteverlof wegens ziekte of complicaties die samenhangen met de zwangerschap dat vier weken of meer vóór de bevalling wordt opgenomen, geen invloed heeft op de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof.

11.  Om de rechten van de moeder en de vader te beschermen stellen de lidstaten bijzondere arbeidsvoorwaarden vast ter ondersteuning van ouders die belast zijn met de zorg voor kinderen met een handicap.

12.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen voor de erkenning van postnatale depressies als ernstige ziekte, en ondersteunen bewustmakingscampagnes ter bevordering van nauwkeurige informatie over postnatale depressies en tegen de vooroordelen en het gevaar van stigmatisering die nog steeds aan deze ziekte kleven.

________________

* PB L 145 van 19.6.1996, blz. 4.

"

9)  De volgende artikelen worden ingevoegd:"

Artikel 8 bis

Vaderschapsverlof

1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de werknemers van wie de partner onlangs is bevallen, recht hebben op een bezoldigde en onoverdraagbare aaneensluitende periode van vaderschapsverlof van ten minste twee weken, dat op gelijke voorwaarden – behalve wat betreft de duur – wordt verleend als het zwangerschaps- en bevallingsverlof, en dat moet worden opgenomen na de bevalling van hun echtgenote/partner of tijdens de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof.

Lidstaten die niet reeds een onoverdraagbaar bezoldigd vaderschapsverlof onder gelijke voorwaarden – behalve wat betreft de duur – als het zwangerschaps- en bevallingsverlof, hebben ingesteld, dat tijdens de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof verplicht voor een aaneengesloten periode van ten minste 2 weken na de bevalling van hun echtgenote of partner moet worden opgenomen, worden ten sterkste aangemoedigd om dat te doen, teneinde een gelijke participatie van beide ouders in de rechten en verantwoordelijkheden met betrekking tot het gezin te bevorderen.

2.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat werknemers van wie de partner onlangs is bevallen, recht hebben op een bijzondere verlofperiode die het niet opgenomen deel van het moederschapsverlof in geval van overlijden of lichamelijke ongeschiktheid van de moeder, omvat.

Artikel 8 ter

Adoptieverlof

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn inzake het zwangerschaps- en vaderschapsverlof ook van toepassing zijn in het geval van adoptie van een kind jonger dan 12 maanden.

"

10)  Artikel 10 wordt vervangen door:"

Artikel 10

Ontslagverbod

Om werkneemsters in de zin van artikel 2 te waarborgen dat zij de in het onderhavige artikel erkende rechten inzake de bescherming van haar veiligheid en gezondheid kunnen doen gelden, wordt het volgende bepaald:

   1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ontslag en alle voorbereidingen voor ontslag van werkneemsters in de zin van artikel 2 te verbieden gedurende de periode vanaf het begin van hun zwangerschap tot ten minste zes maanden na het einde van het in artikel 8, lid 1 bedoelde zwangerschaps- en bevallingsverlof, behalve in uitzonderingsgevallen die geen verband houden met hun toestand en overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken zijn toegestaan en, in voorkomend geval, voor zover de bevoegde instantie hiermee heeft ingestemd.
   2. Indien een werkneemster in de zin van artikel 2 wordt ontslagen gedurende de in punt 1 bedoelde periode, dient de werkgever schriftelijk gegronde redenen op te geven voor het ontslag. ▌
   3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om werkneemsters in de zin van artikel 2 te beschermen tegen de gevolgen van ontslag, indien dit op grond van de punten 1 en 2 onwettig is.
   4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om discriminatie van zwangere vrouwen op de arbeidsmarkt te verbieden door gelijke aanwervingskansen te waarborgen voor zwangere vrouwen die voldoen aan alle eisen voor een bepaalde betrekking.
   5. Het ongunstiger behandelen van vrouwen in samenhang met zwangerschap of bevallingsverlof in de zin van artikel 8 van deze richtlijn vormt een discriminatie in de zin van Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling voor mannen en vrouwen in arbeid en beroep*.
   6. De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de werknemers tijdens hun vaderschapsverlof/comoederschapsverlof dezelfde ontslagbescherming genieten als die welke door artikel 1 wordt toegekend aan werkneemsters in de zin van artikel 2.
   7. De lidstaten worden ertoe aangespoord maatregelen te nemen die waarborgen dat werkneemsters kunnen kiezen om gedurende een periode van niet langer dan één jaar halftijds te werken, met volledige bescherming tegen eventueel ontslag en behoud van alle rechten om na afloop van de bedoelde periode terug te keren naar hun voltijdse baan en opnieuw hun volledige loon te ontvangen.
  

____________

  

* PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23.

"

11)  Artikel 11 wordt vervangen door:"

Artikel 11

Rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst:

Teneinde de werkneemsters in de zin van artikel 2 te waarborgen dat zij de in het onderhavige artikel erkende rechten inzake de bescherming van hun veiligheid en gezondheid kunnen doen gelden, word het volgende bepaald:

   1. in de in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde gevallen moeten de rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van het behoud van een bezoldiging en/of het genot van een gelijkwaardige uitkering, van de werkneemsters in de zin van artikel 2 overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken worden gewaarborgd;
   2. werkneemsters in de zin van artikel 2, die worden uitgesloten van werk door hun werkgever, die hen als arbeidsongeschikt beschouwt zonder dat de werkneemster een medische indicatie heeft verstrekt, kunnen op eigen initiatief een arts raadplegen. Indien deze arts de arbeidsgeschiktheid van de vrouwen bevestigt, dient de werkgever hen als voorheen in dienst te nemen of zij ontvangen tot aan het begin van het zwangerschaps- en bevallingsverlof in de zin van artikel 8, lid 3, een bezoldiging die gelijk is aan hun volledige loon;
   3. de lidstaten treffen passende maatregelen om de gezondheid en veiligheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap te beschermen, met name wat betreft ergonomische omstandigheden, werktijden (met inbegrip van nachtwerk en verandering van werk) en intensiteit van het werk, alsmede betere bescherming tegen specifieke besmettelijke stoffen en ioniserende straling;
  4. in het in artikel 8 bedoelde geval, moeten worden gewaarborgd:
   (a) de andere dan de in onderstaand punt b) bedoelde rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst van de werkneemsters in de zin van artikel 2;
   (b) het behoud van een bezoldiging en/of het genot van een gelijkwaardige uitkering van de werkneemsters in de zin van artikel 2;
   (c) het recht van werkneemsters die met zwangerschaps- en bevallingsverlof zijn om, in voorkomend geval, automatisch voor loonsverhoging in aanmerking te komen zonder dat zij hun zwangerschaps- en bevallingsverlof tijdelijk moeten beëindigen om op loonsverhoging aanspraak te kunnen maken;
   (d) het recht van werkneemsters in de zin van artikel 2 om – onder voorwaarden die voor hen niet minder gunstig zijn – naar hun baan of naar een gelijkwaardige functie terug te keren, met behoud van de bezoldiging, de beroepscategorie en de inhoud van hun functie welke zij vóór het zwangerschaps- en bevallingsverlof hadden, en te profiteren van elke verbetering van de arbeidsvoorwaarden waarop zij tijdens hun afwezigheid aanspraak hadden kunnen maken; en in uitzonderlijke gevallen van herstructurering of ingrijpende reorganisatie van het productieproces moet de werkneemster met de werkgever kunnen spreken over de gevolgen van deze wijzigingen voor haar werksituatie en, indirect, haar persoonlijke situatie;
   (e) de handhaving, voor werkneemsters in de zin van artikel 2, van mogelijkheden voor loopbaanontwikkeling door middel van opleiding, permanente bijscholing en aanvullende scholing, ten einde hun loopbaanperspectieven intact te houden;
   (f) dat een periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof de pensioenrechten van de betrokken werkneemster niet aantast, dat dit verlof wordt meegerekend bij de tewerkstellingsperioden met het oog op de pensioenberekening en dat zwangerschaps- en bevallingsverlof dus nooit leidt tot vermindering van de pensioenrechten;
   5. de in punt 4, onder b), bedoelde uitkering wordt als gelijkwaardig beschouwd, wanneer zij een inkomen waarborgt dat gelijk is aan het laatste maandloon of aan het gemiddelde maandloon over een bepaalde periode. Werkneemsters met zwangerschaps- en bevallingsverlof ontvangen hun volledige loon en de uitkering bedraagt 100% van het laatste maandloon of het gemiddelde maandloon. De lidstaten mogen vastleggen over welke periode dit gemiddelde maandloon wordt berekend;
   6. de uitkering die werkneemsters in de zin van artikel 2 ontvangen, is in geen geval lager dan de uitkering die werkneemsters in de zin van artikel 2 zouden ontvangen in geval van een onderbreking van hun werkzaamheden om gezondheidsredenen;
     7. de lidstaten zorgen ervoor dat werkneemsters die met zwangerschaps- en bevallingsverlof zijn, in voorkomend geval, automatisch voor loonsverhoging in aanmerking komen zonder dat zij hun zwangerschaps- en bevallingsverlof tijdelijk moeten beëindigen om op loonsverhoging aanspraak te kunnen maken;
   8. de lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een werkneemster in de zin van artikel 2 tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof of bij terugkeer van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, zoals bepaald in artikel 8, haar werkgever mag verzoeken haar werktijden en -patronen aan te passen en dat de werkgever verplicht is een dergelijk verzoek in overweging te nemen, waarbij de behoeften van de werkgever en de werkneemster in aanmerking worden genomen;
     9. de lidstaten nemen de nodige maatregelen om de werkgevers aan te sporen en om de dialoog tussen de sociale partners te bevorderen om, indien nodig en/of wanneer de werkneemster daarom verzoekt, alsmede overeenkomstig de nationale wetgeving steun te verlenen voor de re-integratie en de opleiding van werkneemsters die hun activiteiten hervatten na een zwangerschaps- en bevallingsverlof;
   10. de werkgever moet waarborgen dat bij de werktijden van zwangere vrouwen rekening wordt gehouden met verplichte periodieke en bijzondere medische onderzoeken;
     11. de lidstaten sporen werkgevers ertoe aan om opvangfaciliteiten voor kinderen jonger dan drie jaar ter beschikking te stellen van hun werkneemsters.

"

12)  De volgende artikelen worden ingevoegd:"

Artikel 11 bis

Vrijstelling van arbeid voor borstvoeding

1.  Een moeder die borstvoeding geeft, heeft recht op een periode van vrijstelling van arbeid in dit verband, verdeeld in twee afzonderlijke periodes van elk één uur, behalve indien een andere regeling is vastgelegd in onderling overleg met de werkgever, zonder verlies van de voorrechten die aan haar arbeid zijn verbonden.

2.  In geval van meerlingengeboorte wordt de in lid 1 bedoelde arbeidspauze vermeerderd met dertig extra minuten per bijkomend kind.

3.  Ingeval van halftijds werk, wordt de in lid 1 bedoelde arbeidspauze verminderd naar evenredigheid met de normale arbeidstijd, maar niet tot minder dan 30 minuten.

4.  In het lid 3 genoemde geval wordt de arbeidspauze toegestaan voor een periode van maximum één uur en in voorkomend geval voor een tweede periode voor de resterende tijd, tenzij een andere regeling is overeengekomen met de werkgever.

Artikel 11 ter

Het voorkomen van discriminatie en gendermainstreaming

De lidstaten nemen, in overeenstemming met hun nationale gebruiken en praktijken, passende maatregelen om het overleg tussen de sociale partners op de passende niveaus te bevorderen teneinde effectieve acties te ondernemen om discriminatie tegen vrouwen op grond van zwangerschaps-, moederschaps- of adoptieverlof te voorkomen.

De lidstaten moedigen de werkgevers aan om door middel van collectieve overeenkomsten of praktijken, doeltreffende maatregelen te nemen om discriminatie van vrouwen om redenen van zwangerschap, moederschap of adoptieverlof te voorkomen.

De lidstaten houden bij de opstelling en uitvoering van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, beleidsmaatregelen en activiteiten op de in deze richtlijn genoemde gebieden daadwerkelijk rekening met de doelstelling van gelijkheid van mannen en vrouwen.

"

13)  Het volgende artikelen worden ingevoegd:"

Artikel 12 bis

Bescherming tegen represailles

De lidstaten nemen in hun nationale wetgeving de nodige maatregelen op om personen te beschermen, met inbegrip van getuigen, tegen een nadelige behandeling of nadelige gevolgen als gevolg van een klacht die is ingediend of een rechtsvordering die is ingesteld met het oog op de handhaving van de rechten uit hoofde van deze richtlijn.

Artikel 12 ter

Sancties

De lidstaten bepalen welke sancties gelden voor schendingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties kunnen het betalen van schadevergoeding omvatten ▌en moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 12 quater

Orgaan voor de bevordering van gelijke behandeling

De lidstaten zorgen ervoor dat het orgaan of de organen voor de bevordering van gelijke behandeling die uit hoofde van Richtlijn 2006/54/EG, zijn aangewezen voor de bevordering, analyse, ondersteuning en het volgen van de gelijke behandeling van eenieder, zonder discriminatie op grond van geslacht, tevens bevoegd zijn voor kwesties die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, indien deze kwesties voornamelijk betrekking hebben op gelijke behandeling en niet alleen op de gezondheid en veiligheid van de werkneemster.

"

Artikel 2

1.  De lidstaten mogen bepalingen vaststellen of handhaven die gunstiger voor werknemers zijn dan die van deze richtlijn.

2.  De lidstaten kunnen preventieve en controlemaatregelen goedkeuren met het oog op de bescherming en de veiligheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap of na de bevalling.

3.  De uitvoering van deze richtlijn vormt onder geen beding een reden voor de verlaging van het niveau van bescherming op de door de richtlijn bestreken terreinen.

4.  De bepalingen van deze richtlijn moeten in de tekst van collectieve arbeidscontracten in de lidstaten worden opgenomen.

Artikel 3

1.  De lidstaten doen uiterlijk …(9) de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

2.  In de aldus door de lidstaten aangenomen bepalingen wordt naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking ervan. De regels voor deze verwijzing, worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

1.  De lidstaten en de nationale organen voor de bevordering van gelijke behandeling verstrekken de Commissie uiterlijk op …(10) en vervolgens om de drie jaar, alle dienstige gegevens om haar in staat te stellen een verslag aan het Europees Parlement en aan de Raad over de toepassing van Richtlijn 92/85/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn, op te stellen.

2.  In het verslag van de Commissie wordt op passende wijze rekening gehouden met de standpunten van de sociale partners en betrokken niet-gouvernementele organisaties. Overeenkomstig het beginsel van integratie van het gelijkekansenbeleid (gender mainstreaming) worden in dit verslag onder meer de gevolgen van de maatregelen ten aanzien van vrouwen en mannen geëvalueerd. Dit verslag bevat ook een impactstudie waarin de sociale en economische gevolgen in de Unie als een geheel van een bijkomende verlenging van de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de invoering van vaderschapsverlof worden geanalyseerd. In het licht van de vergaarde informatie bevat het verslag, indien nodig, voorstellen voor de herziening en bijwerking van Richtlijn 92/85/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1) PB C 277 van 17.11.2009, blz. 102.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 20 oktober 2010.
(3) Jurispr 2008, I-01017.
(4) PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23.
(5) PB L 348 van 28.11.1992, blz. 1.
(6) PB L 145 van 19.6.1996, blz. 4.
(7) PB C 218 van 31.7.2000, blz. 5.
(8) PB L 269 van 5.10.2002, blz. 15.
(9)* Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(10)* Drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Juridische mededeling - Privacybeleid