Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2051(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0276/2010

Ingediende teksten :

A7-0276/2010

Debatten :

PV 18/10/2010 - 18
CRE 18/10/2010 - 18

Stemmingen :

PV 21/10/2010 - 7.7
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0384

Aangenomen teksten
PDF 193kWORD 99k
Donderdag 21 oktober 2010 - Straatsburg
Toekomst van de Europese normalisatie
P7_TA(2010)0384A7-0276/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2010 over de toekomst van de Europese normalisatie 2010/2051(INI)

Het Europees Parlement,

–  gezien de openbare hoorzitting over de toekomst van de Europese normalisatie die zijn Commissie interne markt en consumentenbescherming op 23 juni 2010 heeft gehouden,

–  gezien de antwoorden tijdens de openbare raadplegingsronde van de Commissie over de herziening van het Europese normalisatiestelsel (gehouden van 23 maart tot 21 mei 2010),

–  gezien de effectbeoordeling die ten aanzien van het „normalisatiepakket” is uitgevoerd voor Directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie van de Commissie (9 maart 2010),

–  gezien het verslag van het panel van deskundigen voor de herziening van het Europese normalisatiestelsel (EXPRESS) getiteld „Standardisation for a competitive and innovative Europe: a vision for 2020” (februari 2010),

–  gezien het verslag van prof. Mario Monti van 9 mei 2010 aan de voorzitter van de Commissie getiteld „A New Strategy for the Single Market”,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld „Europa 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),

–  gezien de studie over de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot de Europese normalisatie getiteld „Enabling small and medium-sized enterprises to achieve greater benefits from standards and from involvement in standardisation”, die is uitgevoerd in opdracht van het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (CENELEC) (augustus 2009),

–  gezien de studie over de toegang tot normalisatie die is uitgevoerd voor Directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie van de Commissie (10 maart 2009),

–  gezien het verslag van de Commissie van 21 december 2009 over de werking van Richtlijn 98/34/EG in de periode 2006-2008 (COM(2009)0690) en het bijbehorende werkdocument van de Commissiediensten (SEC(2009)1704),

–  gezien het Witboek van 3 juli 2009 getiteld „Modernisering van de ICT-normalisatie in de EU − Hoe nu verder?” (COM(2009)0324),

–  gezien de conclusies van de Raad van 25 september 2008 over normalisatie en innovatie,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 25 juni 2008 met als titel „Denk eerst klein − een ”Small Business Act' voor Europa' (COM(2008)0394),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 2008 getiteld „Naar een grotere bijdrage van normalisatie aan innovatie in Europa” (COM(2008)0133),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 18 oktober 2004 over de rol van de Europese normalisatie in het kader van beleid en wetgeving van de Gemeenschap (COM(2004)0674) en het bijbehorende werkdocument van de Commissiediensten getiteld „The challenges for European standardisation”,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 25 februari 2004 getiteld „Integratie van milieuaspecten in de Europese normalisatie” (COM(2004)0130),

–  gezien het werkdocument van de Commissiediensten van 26 juli 2001 over „European Policy Principles on International Standardisation” (SEC(2001)1296),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 februari 1999 over het verslag van de Commissie betreffende de efficiëntie en transparantie bij de Europese normalisatie in het kader van de nieuwe benadering(1),

–  gezien het verslag van de Commissie van 13 mei 1998 over de efficiëntie en transparantie bij de Europese normalisatie in het kader van de nieuwe benadering (COM(1998)0291),

–  gezien Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 betreffende de financiering van de Europese normalisatie(2),

–  gezien Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften(3),

–  gezien Beschikking 87/95/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de normalisatie op het gebied van de informatietechnologieën en de telecommunicatie(4),

–  gezien de Overeenkomst van Wenen van juni 1991 betreffende technische samenwerking tussen ISO en CEN en de Overeenkomst van Dresden van september 1996 betreffende de uitwisseling van technische gegevens tussen CENELEC en IEC,

–  gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en het advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0276/2010),

A.  overwegende dat het Europese normalisatiestelsel een centraal onderdeel is geweest bij de totstandbrenging van de interne markt, met name door het gebruik van normen op essentiële wetgevingsgebieden in het kader van de „nieuwe benadering”, die deel uitmaakt van het nieuwe wetgevingskader,

B.  overwegende dat het huidige rechtskader heeft bijgedragen tot het succes van de Europese normalisatie, die de ontwikkeling mogelijk heeft gemaakt van Europese normen waaraan alle economische actoren behoefte hebben om een soepele werking van de interne markt te garanderen, de wereldhandel en de markttoegang te vergemakkelijken en een duurzame groei en het concurrentievermogen te stimuleren,

C.  overwegende dat het Europese normalisatiestelsel een sleutelrol speelt als men wil voorzien in de toenemende behoefte in het Europese beleid en de Europese wetgeving aan normen die kunnen zorgen voor productveiligheid, toegankelijkheid, innovatie, interoperabiliteit en milieubescherming,

D.  overwegende dat in beginsel 7 van de „Small Business Act” wordt onderstreept dat het belangrijk is de deelname van kmo's aan het normalisatieproces te stimuleren en hun belangen daarin te behartigen,

E.  overwegende dat de ontwikkeling van Europese normen bijdraagt aan de ontwikkeling van wereldwijde normen,

F.  overwegende dat een modern en flexibel Europees normalisatiesysteem een essentieel onderdeel vormt van een ambitieus en vernieuwd Europees industriebeleid,

G.  overwegende dat het Europese normalisatieproces zich voltrekt binnen het wereldwijde ecosysteem, waarmee het op diverse wijzen verbonden is, en dat het afhankelijk is van specifieke structuren en een speciale reeks processen voor de ontwikkeling van normen, die door CEN en CENELEC worden uitgevoerd op basis van het nationale delegatiebeginsel en door het European Telecom Standards Institute (ETSI) op basis van rechtstreeks lidmaatschap,

H.  overwegende dat in het verslag-Monti over een nieuwe strategie voor de interne markt wordt gesteld dat normalisering cruciaal is voor de governance van de interne markt en wordt onderstreept dat herziening van het Europese normalisatieproces nodig is, onder behoud van de voordelen van het huidige systeem en met een juist evenwicht tussen de Europese en de nationale dimensie,

I.  overwegende dat de Europese normalisatie – wil zij kunnen voorzien in de toekomstige behoeften van bedrijfsleven en consumenten en wil zij alle potentiële voordelen kunnen opleveren ter ondersteuning van openbare en maatschappelijke doelstellingen − zich moet aanpassen aan de veranderingen die een gevolg zijn van de mondialisering, klimaatverandering, de opkomst van nieuwe economische spelers en de ontwikkeling van de technologie,

J.  overwegende dat er een strategische benadering van de Europese normalisatie moet worden ontwikkeld en dat het huidige stelsel wordt herzien, zodat het succesvol kan blijven en beantwoordt aan de behoeften voor de komende tien jaar, en Europa zijn vooraanstaande rol in het mondiale normalisatiesysteem kan blijven spelen,

Inleiding

1.  is verheugd over het voornemen van de Commissie om het Europese normalisatiestelsel zodanig te herzien dat zijn vele succesvolle onderdelen blijven bestaan, tekortkomingen worden gecorrigeerd en het juiste evenwicht wordt gevonden tussen de Europese, de nationale en de internationale dimensie; onderstreept dat bij de beoogde herziening moet worden uitgegaan van de sterke kanten van het bestaande stelsel, die een stevige basis voor verbeteringen vormen, en moet worden afgezien van radicale veranderingen die de kernwaarden van het stelsel zouden aantasten;

2.  verzoekt de Commissie met klem om met spoed een voorstel voor een modern, geïntegreerd normalisatiebeleid vast te stellen, waarbij ook een herziening van Richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, Beschikking 87/95/EEG betreffende ICT-normalisatie en Besluit 1673/2006/EG betreffende de financiering van de Europese normalisatie, zoals aangekondigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2010;

3.  herinnert eraan dat herziening van het Europese normalisatiestelsel moet bijdragen tot Europese innovatie en duurzame ontwikkeling, het concurrentievermogen van de Unie en haar plaats in de wereldhandel moet versterken en het welzijn van de burgers moet vergroten;

4.  spreekt zijn lof uit over het verslag van het panel van deskundigen voor de herziening van het Europese normalisatiestelsel (EXPRESS); verzoekt Europese en nationale normalisatieorganisaties, de lidstaten en de Commissie de daarin opgenomen strategische aanbevelingen uit te voeren om te komen tot een Europees normalisatiestelsel dat aan maatschappelijke en economische behoeften beantwoordt en zijn vooraanstaande rol in het mondiale normalisatiesysteem kan blijven spelen;

5.  verzoekt de Commissie haar voorstel tot herziening van het huidige rechtskader voor de Europese normalisatie vergezeld te doen gaan van een strategiedocument waarin een breed kader wordt vastgesteld voor maatregelen op Europees en nationaal niveau, waaronder concrete voorstellen voor de verbeteringen die niet via een herziening van de wetgeving kunnen worden gerealiseerd; onderstreept dat een dergelijk strategiedocument niet mag volstaan met de aanbevelingen die in het EXPRESS-verslag worden gedaan;

6.  is ingenomen met het witboek van de Commissie van getiteld „Modernisering van de ICT-normalisatie in de EU − Hoe nu verder?”; verzoekt de lidstaten en de Commissie de belangrijkste aanbevelingen uit dat witboek uit te voeren om te zorgen voor de uitwerking, binnen de Europese en internationale normalisatiestelsels, van relevante wereldwijde ICT-normen, zodat die in het EU-beleid en in de openbare aanbestedingen van de EU kunnen worden geïmplementeerd en gebruikt;

7.  steunt de Commissie in haar voornemen om in het rechtskader voor de Europese normalisatie de beginselen op te nemen die vermeld staan in de overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie inzake technische handelsbelemmeringen (transparantie, openheid, onpartijdigheid, consensus, effectiviteit, relevantie en coherentie), teneinde een sterkere toepassing daarvan binnen het Europese normalisatiestelsel te bereiken; is van oordeel dat de opname van deze beginselen niet tot gevolg mag hebben dat er naast de drie reeds bestaande instituten - te weten CEN, CENELEC en het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI)- nog meer erkende Europese normalisatieorganisaties (ENO's) komen;

8.  is van oordeel dat deze beginselen zouden kunnen worden aangevuld met andere attributen zoals onderhoud, beschikbaarheid, kwaliteit, neutraliteit en verantwoordingsplicht; meent dat al deze beginselen nader moeten worden uitgewerkt en gedefinieerd en dat er specifiek toezichtsysteem moet worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat zij op nationaal en Europees niveau worden toegepast bij de ontwikkeling van normen die bedoeld zijn als ondersteuning van wetgeving en beleid van de EU;

9.  onderstreept evenwel dat deze beginselen op zichzelf geen voldoende waarborg vormen dat alle belanghebbenden – met name vertegenwoordigers van gezondheids- en veiligheids-, consumenten- en milieubelangen – adequaat vertegenwoordigd zijn bij het normeringsproces innen het Europese normalisatieproces; beschouwt daarom de toevoeging van het beginsel van „passende vertegenwoordiging” als een essentieel onderdeel, aangezien het, telkens wanneer het openbaar belang in het geding is, van het grootste belang is de standpunten van alle belanghebbenden op passende wijze mee te wegen, in het bijzonder bij de ontwikkeling van normen die bedoeld zijn als ondersteuning van wetgeving en beleid van de EU, maar erkent ook de noodzaak bij normalisatieprojecten steeds de meest terzake kundige technische deskundigen in te schakelen;

10.  wijst erop dat kmo's, hoewel een essentieel onderdeel van de Europese markt uitmakend, niet naar behoren bij het normalisatiestelsel betrokken worden en daardoor niet ten volle kunnen profiteren van de voordelen die normalisatie biedt; acht het cruciaal dat kmo's beter vertegenwoordigd worden in en deelnemen aan het stelsel, vooral in technische comités op nationaal niveau; verzoekt de Commissie in haar effectbeoordeling in het kader van de herziening van het Europese normalisatiestelsel na te gaan hoe dit doel het best kan worden bereikt en te berekenen hoeveel geld er nodig is om de kmo's daarbij te helpen;

11.  wijst erop dat normen weliswaar hebben bijgedragen tot een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit en veiligheid van goederen, maar dat hun beschikbaarheid op het gebied van diensten geenszins gelijke tred houdt met het economisch belang en het potentieel van deze sector; merkt met name op dat het aantal nationale normen voor diensten dat de afgelopen jaren in Europa is ontwikkeld, het aantal Europese normen dat voor deze sector is opgesteld verre overtreft;

12.  erkent dat normen voor diensten vaak een antwoord zijn op specifieke nationale omstandigheden en dat de ontwikkeling van deze normen zowel verband houdt met de behoeften van de markt als met die van de gebruiker en met het openbaar belang; onderstreept dat de ontwikkeling van Europese normen voor diensten, evenals de opstelling door beroepsverenigingen van een eigen kwaliteitshandvest of kwaliteitsmerk op Unieniveau, zoals bepaald in Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt, de verdere harmonisatie in de dienstensector ten goede zal komen, Europese diensten transparanter, kwalitatief beter en concurrerender zal maken en de concurrentie, de innovatie, het slechten van handelsbelemmeringen en de consumentenbescherming kan bevorderen;

13.  steunt daarom het voornemen van de Commissie om normen voor diensten op te nemen in het rechtskader voor de Europese normalisatie, omdat daarmee niet alleen de kennisgeving is gegarandeerd van alle nationale dienstennormen die mogelijk een technische handelsbelemmering op de interne markt zouden kunnen vormen, maar ook een behoorlijke rechtsgrond is gegeven op grond waarvan de Commissie van de Europese normalisatieorganisaties (ENO's) kan verlangen dat zij normen in de dienstensector uitwerken; stelt de Commissie voor dienstenaanbieders aan te moedigen om normen te ontwikkelen binnen de ENO's ten fragmentatie tussen verschillende nationale normen zoveel mogelijk te voorkomen, en er tevens op toe te zien dat normen voor diensten voeling houden met de behoeften van de markt en van de gebruiker en met het openbaar belang; steunt de actie die wordt ondernomen om toe te zien op de kwaliteit van dienstverrichting, zoals de dor beroepsorganisaties opgetelde kwaliteitshandvesten en kwaliteitsmerken, en spoort alle partijen aan deel te nemen aan het Europese normeringsproces;

Invulling van het Europese normalisatiestelsel

a)  Algemene punten

14.  bevestigt dat de Europese normalisatie ter ondersteuning van de wetgeving in het kader van de „nieuwe benadering” een succesvol en essentieel instrument is gebleken bij de voltooiing van de interne markt; merkt op dat het aantal normalisatiemandaten ter ondersteuning van wetgeving op andere terreinen dan die welke onder de „nieuwe benadering” vallen, de laatste jaren is toegenomen, wat erop duidt dat op een brede scala van EU-beleidsterreinen voor dit model is gekozen; acht het wenselijk het gebruik van normen op andere wetgevings- en beleidsgebieden buiten de interne markt uit te breiden, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de betrokken gebieden, overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving;

15.  stelt dat het van het grootste belang is een duidelijke scheidslijn te trekken tussen wetgeving en normalisatie om onjuiste interpretaties met betrekking tot de doelstellingen van de wet en het gewenste beschermingsniveau te voorkomen; onderstreept dat de Europese wetgever bij het vaststellen van essentiële vereisten in regelgeving uiterst waakzaam en precies moet zijn, terwijl de Commissie de doelstellingen van het normalisatiewerk duidelijk en nauwkeurig in de mandaten moet afbakenen; onderstreept dat de rol van normalisatie-instanties zich moet beperken tot het vaststellen van de technische middelen voor de verwezenlijking van de door de wetgever gestelde doelen en tot het waarborgen van een hoog beschermingsniveau;

16.  wijst er andermaal op dat het essentieel is dat de Europese normen binnen een redelijke tijdsspanne worden ontwikkeld, vooral op gebieden waar normen snel nodig zijn om in de behoeften van het overheidsbeleid te voorzien en in te spelen op snel veranderende marktomstandigheden; verzoekt de Europese en nationale normalisatieorganisaties daarom te blijven streven naar steeds meer efficiëntie en effectiviteit, daarbij bedenkend dat de versnelling van het normalisatieproces niet ten koste mag gaan van de beginselen van openheid, kwaliteit, transparantie en consensus tussen alle betrokken partijen;

17.  erkent het belang van vereenvoudiging van de procedure voor het vaststellen van normen; verzoekt de Commissie om samen met de betrokken partijen nieuwe wijzen te vinden om de effectieve vaststelling van Europese normen te optimaliseren;

18.  meent dat het normalisatieproces ten dele zal worden bespoedigd als de Commissie, alvorens een mandaat te geven, beter overleg pleegt met de ENO's, zodat deze sneller − bij voorkeur binnen twee maanden − kunnen laten weten of zij een normalisatieproject op zich kunnen nemen;

19.  wijst op het belang van het bij Richtlijn 98/34/EG ingestelde comité als forum waar de Commissie en de lidstaten overleg kunnen plegen over kwesties in verband met technische regelgeving en normalisatie; is van mening dat vertegenwoordigers van het Europees Parlement zouden moeten worden uitgenodigd voor de vergaderingen van dit comité (of de opvolger daarvan), die − onder behoud van het waarnemerschap van Europese en nationale normalisatieorganisaties − ook open zouden moeten staan voor waarnemerschap van Europese belangenorganisaties, met name wanneer er gesproken wordt over normalisatiemandaten;

20.  dringt er bij de Commissie op aan in samenwerking met de ENO's een verbeterd en coherent systeem uit te werken en in te voeren ter coördinatie van het normalisatiebeleid en de bijbehorende activiteiten, die alle aspecten van het normalisatieproces dienen te bestrijken, vanaf de voorbereiding en verstrekking van mandaten, via toezicht op het werk van de technische comités om te waarborgen dat de opgestelde normen beantwoorden aan het EU-beleid en voldoen aan elementaire vereisten van de desbetreffende wetgeving, tot de formele goedkeuring, publicatie en toepassing van de normen; benadrukt de rol die categorieën van betrokken partijen kunnen spelen als adviserende groep die de Commissie helpt bij de uitwerking van een geharmoniseerd Europees platform voor het normalisatiebeleid;

21.  vraagt de lidstaten een gecoördineerd beleid inzake normalisatie in te voeren en een gecoördineerde aanpak te volgen ten aanzien van het gebruik van normen ter ondersteuning van wetgeving; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de verwezenlijking van EU-beleidsdoelen niet in gevaar komt door ongecoördineerde normalisatiepogingen of onderling strijdige of onnodige normen, een teveel aan certificeringregelingen;

22.  verzoekt de Commissie het proces met het oog op de mandatering van ENO's zo te herzien en te rationaliseren dat het ook een overlegfase met de belanghebbenden omvat, alsook een grondige analyse om de noodzaak van een nieuwe normalisatieactiviteit te staven, ten einde te waarborgen dat het normalisatiewerk relevant is en dat overlapping en verbreiding van uiteenlopende normen en specificaties worden voorkomen;

23.  verzoekt de Commissie een actieplan voor te leggen dat voorziet in een meer geïntegreerd EU-normalisatiesysteem, efficiëntere en effectievere vaststelling van normen, betere toegang tot normalisatie, met name voor kmo's, een grotere rol van de EU bij de vaststelling van normen op het internationale vlak en een duurzamer financieringsstelsel voor de uitwerking van normen;

24.  onderstreept de belangrijke rol van de „deskundigen nieuwe benadering”, die moeten nagaan of geharmoniseerde normen in overeenstemming zijn met de desbetreffende EU-wetgeving; wijst erop dat deze deskundigen momenteel worden geselecteerd door en werkzaam zijn binnen de ENO's, hetgeen een aanzienlijke administratieve last voor deze organisaties betekent en soms aanleiding is voor bezorgdheid onder de belanghebbenden over de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van het proces; verzoekt daarom de Commissie te onderzoeken of herziening van de bestaande procedures geboden is; is voorts van mening dat de Commissie een procedure moet vaststellen om ervoor te zorgen dat gemandateerde normen in overeenstemming zijn met ander EU-beleid en –wetgeving buiten het toepassingsgebied van de „nieuwe benadering”; is van mening dat dit moet gebeuren tijdens de ontwikkeling van de normen, ten einde te voorkomen dat er als gevolg van verwerping achteraf vertraging en ondoelmatigheid ontstaat;

25.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de geleverde normen grondiger te evalueren om te waarborgen dat ze voldoen aan de in het mandaat gestelde eisen, vooral wanneer de normen gebruikt worden voor de doeleinden van de „nieuwe benadering”, maar er tegelijkertijd ook voor te zorgen dat de procedure voor goedkeuring van normen niet al te veel extra vertraging oploopt; is voornemens om in het kader van de komende herziening van het Europese normalisatiestelsel na te gaan of het thans nog aan de Commissie en de lidstaten toegekende recht om normen aan te vechten wanneer die niet volledig voldoen aan de wezenlijke vereisten van de desbetreffende wetgeving, uit te breiden tot het Parlement;

26.  verzoekt de Commissie omwille van de transparantie om beslissingen aangaande formele bezwaren tegen normen op eenduidige wijze bekend te maken en een actueel overzicht beschikbaar te stellen van alle acties in verband met formele bezwaren; verzoekt de Commissie tevens jaarlijks verslag uit te brengen over de normalisatiemandaten en de vorderingen bij de uitvoering daarvan;

27.  vraagt de ENO's hun huidige geschillencommissies waarop bij onenigheid over een norm een beroep kan worden gedaan, te versterken; merkt op dat de huidige commissies wellicht niet altijd effectief zijn omdat hun samenstelling in feite het standpunt weerspiegelt van degenen die de norm hebben goedgekeurd; stelt daarom voor de geschillencommissies uit te breiden met onafhankelijke externe deskundigen en/of Europese maatschappelijke belangengroepen die momenteel geassocieerd lid of samenwerkingspartner van de ENO's zijn;

28.  betuigt zijn steun aan het Keymark, een vrijwillig Europees certificatiemerk van CEN/CENELEC dat de conformiteit van een product met de Europese normen aantoont; wijst erop dat het Keymark een waardevol alternatief vormt voor de uiteenlopende nationale certificatiesystemen in het kader waarvan een product in de diverse lidstaten steeds weer opnieuw moet worden getest en gecertificeerd, wat de handel binnen de interne markt kan belemmeren en hoge kosten kan meebrengen voor kleine bedrijven, en dus hogere prijzen voor de consument; spoort de nationale normalisatieorganisaties en andere nationale certificatie-instanties er derhalve toe aan, het Keymark te bevorderen als alternatief voor nationale certificatiesystemen; verzoekt ook om een Europawijde voorlichtingscampagne om het bedrijfsleven en de consument meer bewust te maken van de voordelen van het Keymark;

29.  beseft dat het huidige EU-financieringsstelsel ter ondersteuning van Europese normalisatie vaak tot frustratie leidt vanwege de steeds veranderende regels, de hoge auditkosten en de trage betalingsmachtigingen; benadrukt dat er dringend behoefte is aan verlaging van deze kosten en vermindering van de hoge administratieve lasten die de voordelen van de geboden financiële steun soms tenietdoen, terwijl ze toch stroken met de financiële voorschriften van de EU; roept de Commissie en alle belanghebbenden op om de financiële duurzaamheid van het systeem te verzekeren, onder meer door publiek-private partnerschappen en meerjarige financiële planning, wat van wezenlijk belang is om te zorgen dat dit systeem effectief en efficiënt is bij concurrentie op wereldschaal; is van mening dat de Commissie en de ENO's beter zouden kunnen samenwerken om een stabiel en gebruiksvriendelijk kader voor de financiële bijdrage van de EU aan de Europese normalisatie tot stand te brengen, wat de doeltreffendheid van het stelsel zeer ten goede zou komen;

b)  Verbetering van de toegang tot het normalisatieproces

30.  beschouwt het beginsel van nationale delegatie als een hoeksteen van het Europese normalisatiestelsel, met name binnen het proces van normontwikkeling door CEN en CENELEC; stelt evenwel vast – zoals in de studie over de toegang tot normalisatie wordt bevestigd – dat in de allermeeste Europese landen de maatschappelijke belanghebbenden niet of nauwelijks bij het normalisatieproces betrokken worden;

31.  moedigt Europese en nationale normalisatieorganen daarom aan de daadwerkelijke participatie van alle belanghebbenden in het normalisatieproces te bevorderen en te vergemakkelijken, met name van vertegenwoordigers van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en alle belanghebbenden die het openbaar belang vertegenwoordigen, zoals consumenten (met inbegrip van gehandicapten en kwetsbare consumenten), milieubeschermers, werknemers en organisaties die andere maatschappelijke belangen behartigen;

32.  verzoekt de Commissie tevens te onderzoeken waarom de participatie van de maatschappelijke belangengroepen en kmo's op nationaal niveau zo gering is en zonodig maatregelen van de lidstaten te stimuleren waarmee maatschappelijke belangengroepen en kmo's beter toegang krijgen tot het nationale normalisatieproces; is ingenomen met de pogingen van CEN/CENELEC en de nationale normalisatieorganisaties (NNO's) om de „Toolbox met 58 aanbevelingen” van de studie over de toegang voor kmo's tot normalisatie en de aanbevelingen van het EXPRESS-verslag over de verbetering van toegang voor alle belanghebbenden, uit te voeren;

33.  onderstreept dat het nodig is – hetgeen al sinds de jaren negentig wordt erkend – de rechtstreekse participatie van maatschappelijke belangengroepen op Europees niveau te waarborgen om hun opvattingen doeltreffender naar voren te brengen, gezien het feit dat zij in de meeste lidstaten nog steeds zwak zijn vertegenwoordigd in nationale technische comités; stelt dat, aangezien er bij het versterken van de participatie van maatschappelijke belangengroepen op nationaal niveau zeer weinig succes is geboekt, de financiële en politieke steun voor de Europese organisaties die deze belangengroepen vertegenwoordigen, ten minste tot 2020 in stand moet worden gehouden en verhoogd; roept deze organisaties op een prominentere rol te spelen bij het verstrekken van advies aan de lidstaten en de nationale belangenverenigingen teneinde de deelname van de verschillende belanghebbenden op nationaal niveau te vergroten;

34.  is van mening dat deze Europese organisaties die maatschappelijke belangen vertegenwoordigen, een sterkere rol binnen de ENO's moeten krijgen; vraagt de Commissie en de ENO's daarom verschillende maatregelen te stimuleren om dit doel te bereiken, onder meer door - onverminderd het beginsel van nationale delegatie - al deze organisaties een daadwerkelijk lidmaatschap in de ENO's aan te bieden, zij het zonder stemrecht, mits het gaat om geassocieerde leden of samenwerkende partners; is van mening dat NNO's een sleutelrol moeten spelen bij het bevorderen en versterken van de deelname van maatschappelijke belangengroepen aan het normalisatieproces, gezien de primaire gelding van het beginsel van nationale delegatie

35.  neemt kennis van de recente ontwikkelingen in de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO), met name het model dat is gebruikt voor de ontwikkeling van de ISO 26000-norm inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid, waarbij de NNO's slecht één vertegenwoordiger uit elk van de zes aangewezen categorieën belanghebbenden (industrie, consumenten, regering, werknemers, NGO's, SSRO (diensten, ondersteuning, onderzoek en overige)) naar de betrokken werkgroep mochten afvaardigen; stelt dat het gebruik van een dergelijk model, als alternatief voor de opstelling van normen op terreinen van buitengewoon openbaar belang, grondig door de ENO's en de Commissie moet worden beoordeeld, in samenwerking met alle betrokken partijen, en dat de conclusies van die beoordeling aan het Parlement moeten worden gerapporteerd; verzoekt de Commissie financiële middelen voor te stellen om een dergelijk alternatief model te ondersteunen;

c)  Versterking van het beginsel van nationale delegatie

36.  wijst erop dat de NNO's weliswaar een kernstuk vormen in het Europese normalisatiestelsel, maar dat zij aanmerkelijke onderlinge verschillen vertonen qua middelen, technische deskundigheid en betrokkenheid van belanghebbenden bij het normalisatieproces; onderstreept dat zij als gevolg van de bestaande ongelijkheden in zeer ongelijke mate deelnemen aan het Europese normalisatiestelsel, terwijl gebrek aan middelen bij sommige NNO's hun effectieve deelname aan het normalisatieproces kan belemmeren;

37.  verzoekt de Commissie en de ENO's opleidingsprogramma's te bevorderen en alle nodige maatregelen te nemen om zwakkere NNO's, die momenteel niet over een secretariaat voor de technische comités beschikken of niet aan het Europese normalisatiewerk deelnemen op een bij hun economische structuur passend niveau, in staat te stellen een actievere rol in het normalisatieproces te gaan spelen, ten einde het vertrouwen in de interne markt te vergroten dankzij de totstandbrenging van gelijke concurrentieverhoudingen; acht opleidingsprogramma's ook voor de kmo's noodzakelijk, zodat deze intensiever aan het normalisatieproces kunnen gaan deelnemen en de normalisatie als strategisch bedrijfshulpmiddel aan belang wint;

38.  looft het initiatief van CEN en CENELEC om een proces van collegiale toetsing in te voeren om te beoordelen of de NNO's de WTO-beginselen (en aanvullende attributen) correct toepassen en om voortdurende verbetering en uitwisseling van goede praktijken te stimuleren; wijst erop dat dit project een effectief middel zou moeten zijn om de NNO's te versterken en voor meer deelname van alle belanghebbenden op nationaal niveau te zorgen; meent dat alle NNO's bij dit project zouden moeten worden betrokken en dat het project moet worden onderbouwd met onafhankelijke audits; verzoekt CEN en CENELEC een verslag over de resultaten van de collegiale toetsing op te stellen en openbaar te maken;

39.  dringt er bij de lidstaten op aan om voor een daadwerkelijke vertegenwoordiging van alle relevante belanghebbenden in de nationale technische comités te zorgen, door procedures voor toezicht en verslaglegging vast te stellen en training en financiële steun te bieden aan zwakkere maatschappelijke belangengroepen en zonodig aan kmo-federaties en ambachtelijke bedrijven, om hun effectieve participatie te waarborgen; onderstreept het belang van digitale toegang voor gebruikers tot informatie over normen;

40.  verzoekt de ENO's en de lidstaten op gezette tijden een aan specifieke rapportagevereisten beantwoordend voortgangsverslag voor te leggen aan de Commissie over de acties die zij ondernemen om te zorgen voor een passende vertegenwoordiging van alle belanghebbenden in de technische instanties die belast zijn met de ontwikkeling van de gemandateerde normen; onderstreept dat die verslagen vervolgens moeten worden verwerkt in een verslag van de Commissie over de inspanningen van de Europese en nationale normalisatieorganisaties en de bereikte resultaten;

41.  verzoekt de NNO's de zwakkere belanghebbenden vrij toegang te verlenen tot de normalisatiecomités en middelen te ontwikkelen om voor meer participatie van de belanghebbenden te zorgen, o.a. een gratis gebruiksvriendelijk mechanisme voor online inzage in alle nieuwe voorstellen voor normen; moedigt deze organisaties aan om volledig gebruik te maken van informatie- en communicatietechnologie (ICT) om de deelneming van de belanghebbende partijen te vergroten door middel van vergaderingen via internet en online-discussies; moedigt ook de NNO's aan ervoor te zorgen dat er communicatie over de grenzen van het systeem heen plaatsvindt, met name bij openbare enquêtes over nieuwe normen, gezien het feit dat openbare enquêtes momenteel nog meestal gericht zijn tot de huidige deelnemers aan het systeem;

42.  betreurt het dat de overheidsinstanties in de meeste lidstaten slechts weinig belangstelling tonen voor deelname aan het normalisatieproces, ondanks het belang van normalisatie als instrument ter ondersteuning van wetgeving en overheidsbeleid; dringt er bij de lidstaten − als vertegenwoordigers van de belangen van de burgers − en met name bij de met het markttoezicht belaste instanties op aan om vertegenwoordigers te sturen naar alle nationale technische comités die zich bezighouden met de ontwikkeling van normen ter ondersteuning van het beleid en de wetgeving van de EU; onderstreept dat de aanwezigheid van nationale instanties bij het debat over de ontwikkeling van normen van cruciaal belang is voor een goede werking van de wetgeving op de terreinen die onder de „nieuwe benadering” vallen, en om te voorkomen dat achteraf formele bezwaren tegen geharmoniseerde normen worden ingediend;

43.  verzoekt de NNO's zich omwille van een eerlijke mededinging op de interne markt te houden aan de Ethische Code van de ISO om te garanderen dat de onpartijdigheid van normen niet in het gedrang komt als gevolg van andere activiteiten zoals certificatie en accreditering; acht het ook belangrijk dat normen en richtsnoeren voor conformiteitsbeoordeling worden uitgewerkt en dat de vaststelling en het redelijke gebruik daarvan wordt gestimuleerd, in het bijzonder waar het gaat om de vereisten van integriteit, objectiviteit en onpartijdigheid;

d)  Toegang tot normen vergemakkelijken

44.  erkent dat Europese normalisatie bijdraagt tot het scheppen van een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers, met name voor cruciale spelers als kleine en middelgrote ondernemingen, die de ruggegraat vormen van de Europese economie en cruciale spelers zijn binnen het systeem; erkent evenwel dat hun betrokkenheid bij het normalisatiewerk niet altijd in juiste verhouding staat tot hun economisch belang, omdat de ingewikkeldheid en de kosten van normen voor de kmo's een beletsel kunnen zijn;

45.  benadrukt dat normen zo moeten worden ontworpen en aangepast dat rekening wordt gehouden met de kenmerken en werkomgeving van kmo's, met name kleine, micro- en ambachtelijke bedrijven; is verheugd over de recente initiatieven van de Europese en nationale normalisatie-instanties om uitvoering te geven aan de aanbevelingen in de studie over de toegang van kmo's tot de Europese normalisatie, en meent dat deze als beste praktijken moeten worden beschouwd; omarmt en steunt ook de maatregelen die in het kmo-programma van CEN/CENELEC worden voorgesteld ter ondersteuning van het gebruik van normen door kleine en middelgrote ondernemingen; onderstreept dat verdere maatregelen moeten worden genomen om te garanderen dat kmo's ten volle kunnen meewerken bij de ontwikkeling van normen, en beter en goedkoper toegang kunnen krijgen tot die normen;

46.  onderstreept met name dat de Europese Unie en de lidstaten ervoor moeten zorgen dat bij de ontwikkeling van normen meer rekening kan worden gehouden met de belangen van het mkb en van ambachtelijke bedrijven, door de strategische maatregelen van de „Small Business Act” uit te voeren in overeenstemming met beginsel 7 daarvan: financiële steun van de EU, verlaging van de kosten van toegang tot de normen, systematische publicatie van samenvattingen van Europese normen, evenwichtige samenstelling van de normalisatiecomités;

47.  roept de Commissie tevens op om de procedures zo veel mogelijk te vereenvoudigen en bij toekomstige veranderingen met name rekening te houden met het beginsel „Denk eerst klein”; beveelt aan dat de Commissie het thema normalisatie opneemt in de eerstkomende Europese week van het midden- en kleinbedrijf;

48.  stelt dat de toegang van gebruikers tot Europese normen die zijn ontwikkeld ter ondersteuning van het beleid en de wetgeving van de EU, een belangrijke kwestie is die nader onderzoek vereist; is van mening dat er moet worden nagedacht over verschillende tariefsystemen voor particuliere/industriële normen en geharmoniseerde/gemandateerde normen; verzoekt met name de NNO's de kosten te verlagen door middel van speciale tarieven en door pakketten normen tegen een gereduceerde prijs aan te bieden, en andere mogelijkheden te onderzoeken om de toegang te verbeteren, vooral voor kmo's;

49.  wijst er evenwel op dat de koopprijs van de norm zelf slechts een gering deel vormen van de totale kosten voor de gebruikers van die norm, omdat zij gewoonlijk heel wat meer middelen moeten wijden aan het omzetten van de vereiste norm in hun bedrijfsproces;

50.  onderstreept dat normen begrijpelijk, eenvoudig en gemakkelijk te gebruiken moeten zijn, zodat zij door de gebruikers beter kunnen worden toegepast; acht het van essentieel belang om, waar van toepassing, het buitensporig grote aantal kruisreferenties tussen normen te verminderen en iets te doen aan de moeilijkheden die momenteel bestaan bij het vaststellen welke groep normen van toepassing is op een bepaald product of procedé; verzoekt de nationale en Europese normalisatie-instanties en handelsverenigingen gebruiksvriendelijke richtsnoeren op te stellen voor het gebruik van normen, vrije online uittreksels, betere online toegang tot ontwerpraadplegingen en eenvoudige elektronische zoekfuncties;

51.  is ingenomen met het huidige initiatief van de ENO's om een samenvatting van al hun normen op te stellen en zonder enige beperking op internet beschikbaar te stellen, en vraagt om snelle voltooiing van dit project; onderstreept echter dat dit project ook op nationaal niveau moet worden uitgevoerd, zodat de gebruikers van normen in hun eigen taal via de website van NNO's informatie kunnen krijgen over de aspecten waarop elke norm betrekking heeft;

52.  wijst op het belang van het verstrekken van normen in alle officiële talen van de EU, zodat de gebruikers ze naar behoren kunnen begrijpen; verzoekt de Commissie de financiële regelingen voor de vertaling van geharmoniseerde normen verder te ondersteunen en te vereenvoudigen;

Normalisatie ter ondersteuning van innovatie en een duurzaam concurrentievermogen in een gemondialiseerde omgeving

53.  beseft dat de Europese normalisatie een belangrijk middel is om innovatie, onderzoek en ontwikkeling (O&O) te bevorderen en dus bijdraagt tot het concurrentievermogen van de EU en de voltooiing van de interne markt; wijst op de grote economische voordelen ervan, die bedrijven de mogelijkheid geeft sneller kennis over te dragen, kosten en risico's te verkleinen, de termijn voor marktintroductie korter te maken en de waarde van innovatie te vergroten;

54.  onderkent dat ofschoon normalisatie de benutting van nieuwe technologieën in belangrijke mate kan vergemakkelijken, de overheveling van O&O-resultaten naar de ontwikkeling van normen een aanzienlijke achterstand laat zien; onderstreept dat er verbetering moet komen in de onderlinge relatie en samenwerking tussen normalisatiemedewerkers, innovatiedeskundigen, de academische wereld en onderzoekskringen; onderstreept dat door het in normen opnemen van nieuwe kennis, met name afkomstig uit door de overheid gefinancierde onderzoeks- en innovatieprogramma's, de innovatie en het concurrentievermogen zullen worden bevorderd;

55.  vraagt de Commissie en de lidstaten om in samenwerking met de NNO's eraan te werken, dat normalisatie als onderdeel wordt opgenomen in academische opleidingen, in het onderwijs (bv. economische en technische scholen), in programma's voor levenslang leren, en in voorlichtingscampagnes, opdat de huidige en toekomstige economische actoren en beleidsmakers zich meer bewust worden van het belang en de voordelen van normalisatie; verzoekt de NNO's meer samen te werken met handelsverenigingen om de kmo's geloofwaardge informatie te verstrekken over de voordelen van normengebruik; verzoekt de Commissie ook ervoor te zorgen dat het onderwerp normalisatie wordt opgenomen in het programma Erasmus voor jonge ondernemers; pleit voor maatregelen om de economische en sociale voordelen van normalisatie te kwantificeren en daar bekendheid aan te geven;

56.  is van mening dat Europese kaderprogramma's voor onderzoek, concurrentievermogen en innovatie een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het normalisatieproces door een hoofdstuk te wijden aan normalisatie; meent dat een dergelijke maatregel meer inzicht zou opleveren in de voordelen van normen en een systematische benadering in een voorafgaande fase zou helpen bevorderen tussen onderzoek, innovatie en normalisatie; verzoekt de Commissie om als criterium voor de beoordeling van door de EU gefinancierde O&O-projecten ook „relevantie voor de normalisatie” op te nemen, projecten rond normalisatie te stimuleren, en bekendheid te geven aan die projecten met behulp van innovatieve middelen;

57.  roept de Commissie tevens op om activiteiten op het gebied van technologische bewaking te ontplooien om vast te stellen welke toekomstige O&O-resultaten baat zouden kunnen hebben bij normalisatie en te zorgen voor een soepeler verkeer en meer transparantie van de informatie die nodig is voor marktpenetratie en de werking van O&O, en in dit verband ook om makkelijk toegankelijke en gebruikersvriendelijke beoordelingsinstrumenten via internet te bevorderen;

58.  verzoekt de lidstaten bij openbare aanbestedingen gebruik te maken van Europese normen om de kwaliteit van openbare diensten te verbeteren en innoverende technologieën te stimuleren; onderstreept evenwel dat het gebruik van normen niet mag leiden tot extra belemmeringen, met name voor kleine bedrijven die aan een openbare aanbestedingsprocedure willen deelnemen;

59.  bevestigt andermaal dat de aanpak van de klimaatverandering en andere toekomstige wereldwijde milieuproblemen de ontwikkeling en bevordering van schone technologieën en milieuvriendelijke producten impliceert; acht het derhalve dringend noodzakelijk dat de milieuaspecten worden geïntegreerd in alle producten en diensten en dat het Europese normalisatiesysteem een beter stelsel opzet om ervoor te zorgen dat bij de ontwikkeling van normen naar behoren op die aspecten wordt gelet; wijst op de noodzaak van bevordering van de actieve participatie van milieuorganisaties en voor milieubeschermingsautoriteiten in de normalisatiecomités op nationaal en Europees niveau; onderstreept dat de noodzaak om de Europese innovatie-inspanningen te richten op wereldwijde strategieën voor bestrijding van klimaatverandering en het vinden van antwoorden op de uitdagingen op het gebied van energie, maatschappij en milieu, ook door moet klinken bij het opstellen van nieuwe richtsnoeren voor normalisatiemodellen;

60.  onderstreept dat voor verbetering van de volksgezondheid en van de levensomstandigheden producten moeten worden ontwikkeld die een gezonde lichaamsontwikkeling onder de bevolking ten goede komen en de toegankelijkheid verbeteren, met name voor kinderen en kwetsbare personen; acht het derhalve dringend noodzakelijk dat gezondheidsaspecten worden geïntegreerd in alle producten en diensten en dat het Europese normalisatiesysteem een beter stelsel opzet om ervoor te zorgen dat bij de ontwikkeling van normen naar behoren op die aspecten wordt gelet; pleit in dit verband bijvoorbeeld voor vaststelling van Europese normen voor orthopedisch verantwoord schoeisel voor kinderen; onderstreept dat de actieve participatie van gezondheidsdeskundigen en voor gezondheidsvraagstukken verantwoordelijke autoriteiten in normalisatiecomités moet worden bevorderd;

61.   benadrukt dat normalisatie een zeer geschikt instrument is voor het opheffen van belemmeringen die het personen met een handicap en ouderen beletten om zich te doen gelden en op gelijkwaardige voet deel te nemen aan alle aspecten van het dagelijks leven; roept daarom op tot het ontwikkelen van normen waarmee rekening wordt gehouden met de uiteenlopende behoeften van de bevolking en nieuwe kansen worden gecreëerd voor ondernemingen om innovatieve oplossingen aan te bieden, teneinde de ontwikkeling van producten, diensten en infrastructuren die voor iedereen toegankelijk zijn te stimuleren; benadrukt het belang van het concept „ontwerpen voor iedereen”, dat een creatieve en ethische uitdaging vormt voor normalisatie-instellingen, ontwerpers, ondernemers, publieke autoriteiten en beleidsmakers, aangezien het tot doel heeft iedereen gelijke toegang te bieden tot onder meer de gebouwde omgeving, vervoer, onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, medische faciliteiten, informatie en communicatie, cultuur, recreatie en consumentenproducten en -diensten;

62.  roept derhalve de Commissie en de ENO's op om een systematische aanpak van hun normalisatieactiviteiten te ontwikkelen en te ondersteunen, om te waarborgen dat in de normen afdoende vereisten op het gebied van toegankelijkheid zijn opgenomen, overeenkomstig de beginselen van „ontwerpen voor iedereen”, met inbegrip van een passend verificatiemechanisme om te garanderen dat de betreffende normen de behoeften van personen met een handicap en ouderen in voldoende mate weerspiegelen; roept de Commissie, de lidstaten en de Europese en nationale normalisatie-instituten bovendien op om cursussen te ontwikkelen en te ondersteunen voor personen met een handicap, zodat zij op doeltreffende wijze kunnen participeren aan het normalisatieproces, maar ook voor normalisatie-instituten, zodat zij inzicht krijgen in kwesties op het gebied van invaliditeit en toegankelijkheid;

63.  dringt er bij alle lidstaten op aan het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap onverwijld te ratificeren en de bepalingen die betrekking hebben op de bevordering van beginselen inzake universeel ontwerp doeltreffend te implementeren in het normalisatieproces; roept bovendien de Commissie en de lidstaten op de bestaande regels inzake openbare aanbestedingen te versterken, om de opname van toegankelijkheidsclausules in aanbestedingsprocedures te bevorderen, teneinde de toegankelijkheid te verbeteren en producenten stimulansen te bieden om toegankelijke producten en diensten te ontwikkelen en aan te bieden; roept op tot de bevordering van O&O-projecten met steun van de EU, voor de ontwikkeling van innovatieve, hulpverlenende technologische producten, en tot het vaststellen van bepalingen inzake toegankelijkheid als criterium voor de toewijzing van structurele financiering op nationaal en regionaal niveau;

64.  beklemtoont dat de procedure voor normen in verband met de richtlijn inzake algemene productveiligheid voorrang moet krijgen, met het oog op verdere verbetering van de consumentenbescherming;

65.  herinnert aan de resolutie van het Parlement van 6 mei 2010 over elektrische voertuigen, waarin wordt gepleit voor doeltreffende normalisatieprocessen op diverse terreinen met het oog op een snelle marktintroductie van elektrische voertuigen in het belang van het concurrentievermogen en het milieu;

66.  wijst erop dat zowel intellectuele-eigendomsrechten (IER) als normalisatie innovatie in de hand werken en de verspreiding van technologie vergemakkelijken; benadrukt dat er een goed evenwicht moet worden gevonden tussen de belangen van gebruikers van normen en de houders van IER; verzoekt de Europese en nationale normalisatieorganisaties bijzonder waakzaam te zijn bij het ontwikkelen van normen die gebaseerd zijn op propriëtaire technologie, opdat alle gebruikers ruim toegang krijgen; benadrukt dat erop moet worden toegezien dat octrooilicenties voor essentiële op normen rustende IER op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden worden verleend;

67.  erkent dat fora en consortia een aanzienlijke bijdrage leveren aan het normalisatiesysteem door specificaties met een mondiale relevantie op te stellen, die vaak meer openstaan voor innoverende technologieën; wijst erop dat, met name in de ICT-sector, een aantal fora en consortia zich heeft ontwikkeld tot mondiale organisaties die op basis van open, transparante en op consensus berustende ontwikkelingsprocessen specificaties opstellen die op brede schaal worden toegepast; is van mening dat de ENO's en de fora/consortia naar samenwerking bij de planning van hun activiteiten moeten streven door normen naar het meest geschikte niveau over te brengen (internationaal of Europees), om voor samenhang te zorgen en versnippering of dubbel werk te voorkomen;

68.  verzoekt de ENO's tevens om een beter mechanisme te ontwikkelen en toe te passen om specificaties van fora/consortia als Europese normen te kunnen goedkeuren, waarbij de consensus tussen alle belanghebbenden moet worden gewaarborgd door vaste procedures voor de raadpleging van alle partijen, overeenkomstig het nationale delegatiebeginsel; nderstreept dat dit geen beperking mag inhouden van de mogelijkheid om specificaties van fora/consortia rechtstreeks aan internationale normalisatieorganisaties voor te leggen om een meer mondiale status te verkrijgen, mits de beginselen van de Wereldhandelsorganisaties inzake technische handelsobstakels worden gerespecteerd, d.w.z. transparantie, openheid, relevantie en coherentie;

69.  beseft dat interoperabiliteit cruciaal is voor innovatie en concurrentievermogen, vooral in de ICT-sector, waarin fora en consortia een fundamentele rol spelen; wijst erop dat interoperabiliteit niet alleen afhangt van de definitie van normen en specificaties, maar ook van de toepassing van die normen en specificaties door de gebruikers; erkent de belangrijke rol van door gebruikers beheerde fora en consortia voor de verwezenlijking van interoperabiliteit; verzoekt de Commissie te zorgen voor meer coördinatie tussen ICT-fora en consortia en de officiële normalisatieorganen, wat kan leiden tot meer interoperabiliteit en minder kans dat normen in de ICT-sector overlappen of strijdig zijn met elkaar;

70.  wijst op de dringende noodzaak om het ICT-normalisatiebeleid aan te passen aan markt- en beleidsontwikkelingen om belangrijke Europese beleidsdoelen die interoperabiliteit vereisen te halen, zoals e-gezondheidszorg, toegankelijkheid, beveiliging, e-business, e-overheid en vervoer, en bij te dragen tot de ontwikkeling van normen op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens;

71.  verzoekt de Commissie om ter ondersteuning van het overige beleid een gemoderniseerd en uitgebreid EU-normalisatiebeleid voor informatietechnologie te implementeren, dat onder meer moet zorgen voor interoperabiliteit, rechtszekerheid en de toepassing van voldoende waarborgen, waarbij tevens de extra lasten voor het bedrijfsleven, de risico's voor de gebruikers en de belemmeringen voor het vrije verkeer van informatietechnologie minimaal moeten blijven;

72.  vraagt de Commissie doeltreffend gebruik te maken van bestaande rechtsgrondslagen die normalisatie van de informatietechnologie mogelijk maken, om aanvullende sectoren, gebieden en toepassingen van informatietechnologie aan te wijzen waar doeltreffend gebruik gemaakt kan worden van EU-normalisatie ter ondersteuning van het EU-beleid, en om hiertoe passende voorstellen in te dienen; verzoekt de Commissie ook waar nodig de toepassing van de nieuwe aanpak en van het nieuwe wetgevingskader te overwegen als model voor een gemoderniseerd ICT-normalisatiebeleid ter ondersteuning van het EU-beleid;

73.  beklemtoont dat internationale normen de wereldmarkt mogelijk maken dankzij het gebruik van eenzelfde norm in vele landen, waarbij een „prestatiegerichte” benadering, begrijpelijkheid voor de consument en marktvertrouwen centraal staan;

74.  benadrukt dat de dialoog op regelgevingsgebied een belangrijk aspect van de externe dimensie van de interne markt is en acht het daarom nodig de positie van het Europese normalisatiesysteem in de normalisatiewereld te beschermen en te versterken, om de ontwikkeling van internationale normen met een werkelijk mondiale relevantie te bevorderen, de handel te vergemakkelijken en het Europese concurrentievermogen te vergroten, rekening houdend met de legitieme belangen van de ontwikkelingslanden, en ervoor oppassend, niet nog eens werk over te doen dat al op internationaal niveau is verricht;

75.  is voorstander van de afvaardiging van twee Europese normalisatiedeskundigen naar China en India met als doel de ENO's te ondersteunen, de Europese normen te promoten en feedback te geven over de normalisatiesystemen van deze landen; vraagt de Commissie na te gaan of er ook normalisatiedeskundigen naar andere delen van de wereld moeten worden uitgezonden om het Europese normalisatiesysteem ook daar te promoten;

76.  roept de Commissie op om haar normalisatieactiviteiten te coördineren met onze internationale partners, bijvoorbeeld in het kader van de trans-Atlantische dialoog;. moedigt de Commissie aan om met dit in gedachten de nodige maatregelen te overdenken en te nemen om de invloed van de Europese normalisatie in de wereld te consolideren ten einde het concurrentievermogen van Europese producten en diensten in de wereldhandel te versterken;

77.  verzoekt Europese belanghebbenden en NNO's zich opnieuw te committeren aan internationale normalisatie, teneinde kapitaal te slaan uit de vooraanstaande rol van Europa en zich als initiator van voordelen te verzekeren op de wereldmarkten; onderstreept dat er tussen Europese belanghebbenden en NNO's een betere coördinatie op technisch en politiek vlak moet plaatsvinden;

o
o   o

78.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 150 van 28.5.1999, blz. 624.
(2) PB L 315 van 15.11.2006, blz. 9.
(3) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(4) PB L 36 van 7.2.1987, blz. 31.

Juridische mededeling - Privacybeleid