Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2079(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0274/2010

Ingediende teksten :

A7-0274/2010

Debatten :

PV 10/11/2010 - 23
CRE 10/11/2010 - 23

Stemmingen :

PV 11/11/2010 - 8.11
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0401

Aangenomen teksten
PDF 218kWORD 70k
Donderdag 11 november 2010 - Brussel
Tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek
P7_TA(2010)0401A7-0274/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 11 november 2010 inzake het vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek (2010/2079(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie inzake het vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek (COM(2010)0187),

–  gezien het besluit van de Commissie van 23 juni 2009 over de aanvaardbaarheidscriteria voor methodologieën voor gemiddelde personeelskosten (C(2009)4705),

–  gelet op het verslag van de groep van deskundigen „Ex-post evaluatie van de zesde kaderprogramma's (2002-2006)” (het verslag Rietschel) en de daarop betrekking hebbende mededeling van de Commissie (COM(2009)0210),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 26 mei 2010 getiteld „Meer of minder controles? Het vinden van een juist evenwicht tussen de administratieve kosten van controle en de risico's ten gevolge van vergissingen” (COM(2010)0261),

–  gezien de conclusies van de Raad betreffende „richtsnoeren voor de toekomstige prioriteiten van het Europees onderzoek en de op onderzoek gebaseerde innovatie in de strategie van Lissabon na 2010”, die op 3 december 2009 werden goedgekeurd, en gezien de conclusies van de Raad voor mededingingszaken over „vereenvoudigde en doeltreffender programma's voor de ondersteuning van onderzoek en vernieuwing in Europa”, welke op 26 mei 2010 werden goedgekeurd,

–  gezien de Verklaring van Berlijn inzake open toegang tot kennis op het gebied van de natuur- en menswetenschappen,

–  gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissies begrotingscontrole en regionale ontwikkeling (A7-0274/2010),

A.  overwegende dat het zevende kaderprogramma (KP7) het omvangrijkste transnationale programma voor O&O ter wereld is en dat het een essentieel onderdeel vormt voor de verwezenlijking van een Europese ruimte voor onderzoek en het realiseren van de doelstellingen van de EU 2020-strategie,

B.  overwegende dat onderzoek een fundamentele bijdrage levert in termen van economische groei, schepping van arbeidsplaatsen en van groene en duurzame energie,

C.  overwegende dat het kaderprogramma de hoogste normen van excellentie, doelmatigheid en efficiëntie in het onderzoek vereist, om de beste wetenschappers naar Europa aan te lokken en te laten blijven en een in sterkere mate op innovatie en kennis gebaseerde economie van de EU te bevorderen, die competitief is in de wereldeconomie,

D.  overwegende dat er nog steeds slechts sprake is van een beperkte coördinatie tussen het nationale, regionale en Europese beleid op onderzoekgebied, waardoor belangrijke obstakels worden gecreëerd bij het bereiken van vanuit financieel opzicht gunstige oplossingen,

E.  overwegende dat het huidige beheer van het KP7 wordt gekenmerkt door een excessieve bureaucratie, een geringe risicotolerantie, een geringe efficiency en veel te lange termijnen, dingen die demotiverend werken op participatie van de kant van onderzoekers, de academische wereld, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en de industrie (en in het bijzonder de kleinere onderzoekbedrijvers, met inbegrip van de kmo's),

F.  overwegende dat alle belanghebbenden aandringen op een verdere vereenvoudiging en harmonisering van de regels en procedures, waarbij de vereenvoudiging geen doel op zich is, maar eerder een middel om de aantrekkelijkheid en toegankelijkheid van de communautaire financiering van het onderzoek te verzekeren en de tijd te verminderen die onderzoekers moeten investeren in het proces zelf,

G.  overwegende dat een op resultaten gebaseerde financiering het bereik van de onderzoekprogramma's zou kunnen beperken tot de minder riskante projecten en tot marktgericht onderzoek, een ontwikkeling die de EU zou hinderen bij het nastreven van excellent onderzoek aan de grenzen van onze kennis,

H.  overwegende dat onderzoek en innovatie duidelijk als twee onderscheiden processen moeten worden gezien (onderzoek is investeringen omzetten in kennis, terwijl innovatie juist omzetting van kennis in investeringen is),

I.  overwegende dat het huidige vereenvoudigingsproces op een cruciaal moment komt, en een stimulans biedt voor de halftijdse herziening van het KP7 en de voorbereiding van het komende KP8,

J.  overwegende dat het ontwerp en de tenuitvoerlegging van het huidige KP7 en de toekomstige kaderprogramma's gebaseerd moet zijn op de beginselen van eenvoudigheid, stabiliteit, transparantie, rechtszekerheid, consistentie, excellentie en vertrouwen,

1.  ondersteunt het initiatief van de mededeling van de Commissie, dat strekt tot vereenvoudiging van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek en serieuze en creatieve maatregelen bevat voor het aanpakken van de knelpunten waarmee deelnemers aan het KP worden geconfronteerd;

2.  vestigt de aandacht op het feit dat het vereenvoudigingsproces weliswaar van groot belang is, maar slechts een van de noodzakelijke hervormingen is die vereist zijn om verbetering te brengen in de financiering van het onderzoek door de EU;

3.  onderstreept de noodzaak om in het geval van elke individuele vereenvoudigingsmaatregel te bepalen of deze in werking treedt binnen het huidige kader, of dat er veranderingen vereist zijn in de regels van het Financieel Reglement, de regels voor participatie of de specifieke regels die van toepassing zijn op de programma's van het kaderprogramma;

4.  dringt er bij de Commissie op aan om een bijdrage te leveren aan de lopende hervorming van het Financieel Reglement, die de volgende doeleinden beoogt: meer samenhang te brengen in het huidige juridische kader, vermindering van het aantal bepalingen, duidelijkheid en ondubbelzinnigheid, en beheerbaarheid; pleit er in dit verband voor om de regels voor deelneming op te nemen in het Financieel Reglement;

5.  benadrukt het feit dat de Commissie naast de door haar voorgestelde vereenvoudigingen ook een gedetailleerd plan zou moeten opstellen voor de ontwikkeling van een onderzoekinfrastructuur in de nieuwe lidstaten, ten einde voor alle lidstaten gelijke kansen te creëren voor toegang tot financiering uit hoofde van het KP7 en het toekomstige KP8;

6.  merkt op dat de participatie van de particuliere sector aan het KP gering blijft tengevolge van de gecompliceerde en tijdrovende voorschriften voor participatie, de hoge personeelskosten en de excessieve administratieve lasten;

Een pragmatische verschuiving in de richting van administratieve en financiële vereenvoudiging

7.  verwelkomt de toegenomen inspanningen om te komen tot administratieve en financiële vereenvoudiging van de regels voor het KP over het gehele programma en over de gehele levenscyclus van de projecten (aanvrage, evaluatie en beheer), iets dat van groot nu zal zijn voor de belanghebbenden;

8.  onderstreept dat elk vereenvoudigingsproces zorgvuldig moet worden ontwikkeld binnen het huidige KP7, ten einde stabiliteit, consistentie en rechtszekerheid voor de deelnemers te handhaven en te zorgen voor wederzijds vertrouwen; benadrukt in dit verband dat er weliswaar ten spoedigste moet worden gestreefd naar een uniforme interpretatie van de bestaande regels, maar dat bij de contracten de toepassing van na de afsluiting vastgestelde „richtsnoeren” moet worden vermeden;

9.  is bezorgd over het feit dat het huidige systeem en de huidige praktijk van het beheer van KP7 in excessieve mate op controle zijn gericht, en daardoor leiden tot verspilling van middelen, een lagere participatiegraad en minder aantrekkelijke onderzoeklandschappen; merkt met bezorgdheid op dat het huidige beheersysteem van „zero risk tolerance” eerder lijkt te leiden tot het vermijden van risico's dan tot het beheer van risico's; dringt daarom aan op de herziening en/of een verruiming van de interpretatie van het Personeelsstatuut van het EU voor wat betreft de kwestie van persoonlijke aansprakelijkheid alsook op de indiening van concrete voorstellen in de context van de lopende hervorming van het Financieel Reglement (onder meer een verzekerings- of risicodelingssysteem);

10.  is van oordeel dat het toezicht en de financiële controle vanwege de EU in de eerste plaats gericht moeten zijn op de bescherming van de openbare middelen en de bestrijding van fraude, waarbij een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen fraude en vergissingen; acht het in dat verband noodzakelijk om in alle juridische documenten tot een duidelijker definitie te komen van „vergissingen”, en ook mechanismen uit te stippelen om vast te stellen of er sprake is van vergissingen of van uiteenlopende interpretaties; dringt daarom aan op een grondige analyse van de vergissingen en op bekendmaking ervan en maatregelen om deze te herstellen;

11.  is van oordeel dat het beheer van de Europese financiering van onderzoek in sterkere mate gebaseerd moet zijn op vertrouwen en risicotolerantie ten aanzien van deelnemers in alle stadia, met flexibele EU-regels die beter kunnen worden afgestemd op potentiële en bestaande uiteenlopende nationale bepalingen en internationaal erkende boekhoudpraktijken;

12.  gaat volledig akkoord met de goedkeuring van een hogere tolerantie voor risico's ten gevolge van vergissingen (TRE), iets wat zowel de complexiteit en audits achteraf zou vergemakkelijken, waardoor er een juist evenwicht wordt gevonden tussen goed financieel beheer en de vereiste controles; benadrukt dat het van essentieel belang is ervoor te zorgen dat de regels voor participatie op een uniforme wijze worden geïnterpreteerd en toegepast, hetgeen tot een vermindering van het percentage fouten zou leiden;

13.  verlangt dat de begunstigden die steun ontvangen uit hoofde van het KP geïnformeerd worden over de relevante auditstrategieën van de Commissie; pleit ervoor om de informatie over deze strategieën te verspreiden via de nationale contactpunten en op te nemen in Cordis;

14.  stemt in met een ruimere aanvaarding van gebruikelijke boekhoudpraktijken voor de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van deelnemers, zodra deze duidelijk zijn gedefinieerd en hierover overeenstemming is bereikt, en zou deze ook willen aanbevelen, vooral voor de methodologieën gebaseerd op de gemiddelde personeelskosten, mits deze procedures in overeenstemming zijn met de nationale regels en door de bevoegde autoriteiten zijn gecertificeerd, hetgeen voldoende flexibiliteit voor elke begunstigde zou laten om te kiezen voor afwel de methodologie van de feitelijke persoonlijke kosten, ofwel die van de gemiddelde personeelskosten;

15.  dringt er bij de Commissie op aan om actief gevolg te geven aan de verzoeken die het Parlement gedaan heeft in zijn kwijtingsbesluiten voor de jaren 2007 en 2008, en in het bijzonder om concrete voorstellen te doen ter vereenvoudiging van de berekening van de gemiddelde personeelskosten en om deze voorstellen ook toe te passen;

16.  is verder van oordeel dat voor openbare lichamen de verklaringen van verzekering over de betrouwbaarheid van de jaarrekeningen van de organisatie en de legaliteit en regelmatigheid van de onderliggende transacties, die zijn afgegeven door de nationale rekenkamer en/of de nationale openbare financiële controleurs, door de Europese instellingen geaccepteerd moeten worden bij de audit van de gehele kostenmethodologie;

17.  stemt in met de vermindering van het aantal combinaties in financieringspercentages en methoden voor het vaststellen van indirecte kosten via de verschillende instrumenten en tussen de activiteiten (management, onderzoek, demonstratie en verspreiding, zonder dat daarbij het huidige niveau van financiering in gevaar wordt gebracht); erkent dat het huidige onderscheid tussen universiteiten/onderzoekcentra, industrie, non-profit organisaties en kmo's moet worden gehandhaafd; verzoekt de Commissie het gebruik van de feitelijke kosten aan te houden als een methode om de financieringspercentages te combineren en de indirecte kosten te definiëren;

18.  is van oordeel dat forfaitaire bedragen en flat rates op vrijwillige basis moeten worden gebruikt, en alleen in gevallen waarin dit is gerechtvaardigd; dringt bij de Commissie aan op een verdere verduidelijking van de terminologie over het gebruik van flat rates en forfaitaire bedragen;

19.  is voorstander van forfaitaire bedragen ter vergoeding van „andere rechtstreekse kosten, mits daarnaast de optie van ”werkelijke kosten' blijft bestaan; dringt bij de Commissie aan op zorgvuldige evaluatie van het gebruik van forfaitaire bedragen voor personeelskosten; benadrukt dat forfaitaire bedragen het meest effectieve alternatief zijn voor partnerlanden voor internationale samenwerking in het kader van het KP;

20.  erkent dat beperking in omvang tot consortia van kleinere omvang, waar dit mogelijk is, bijdraagt tot vereenvoudiging van het proces, verkorting van de het tijdschema van projecten en vermindering van de administratieve kosten;

21.  is van oordeel dat grotere teams gerechtvaardigd moeten worden door de multidisciplinaire aard van de uit te voeren taken;

22.  stelt bijvoorbeeld een procedure van stilzwijgende goedkeuring voor om de wijziging van het akkoord voor het verlenen van steun te vergemakkelijken, met name om rekening te houden met wijzigingen in de samenstelling van consortia of wijzigingen in hun administratieve en financiële configuratie;

23.  is voorstander van de totale afschaffing van mechanismen voor tijdregistratie, zoals tijdkaarten (deze afschaffing dient zich niet te beperken tot gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van forfaitaire bedragen);

24.  verheugt zich over de onmiddellijke afschaffing van de verplichting tot invordering van rentekosten over de prefinanciering;

25.  vindt dat het gebruik van prijzen moet worden aangemoedigd, maar dat dit niet in de plaats kan komen van een goed gestructureerde financiering;

26.  dringt er bij de Commissie op aan om de terugbetaling mogelijk te maken van kosten die na de indiening van het project worden gemaakt, om de deelneming te bevorderen van industriële partners, en in het bijzonder de kmo's;

27.  verlangt een vereenvoudigde interpretatie van de definitie van voor vergoeding in aanmerking komende kosten (zoals belastingen en personeelskosten) en van de vraag of btw gerekend kan worden tot deze kosten; verzoekt de Commissie om de mogelijkheid te onderzoeken om de BTW als in aanmerking komende kosten te beschouwen indien deze niet aftrekbaar is; verlangt een verdere verduidelijking te aanzien van de procedures in verband met de wisselkoersen voor partners die verschillende valuta gebruiken;

28.  betreurt het dat de invoering van een code voor de vaststelling van participatie (PIC) niet heeft geleid tot een vermindering van de herhaalde verzoeken om juridische en financiële informatie (met inbegrip van bewijsstukken) en dat de ontvangst van de pic tijdens de aanvraagprocedure niet altijd wordt gevolgd door een validatiecontrole; dringt daarom bij de betrokken partijen aan op een betere en efficiëntere gebruikmaking van de pic;

29.  verzoekt de Commissie om voorstellen voor preciezere, consistentere en transparantere procedures voor financiële controles voor te leggen, met inbegrip van regels en principes die verzekeren dat de rechten van de gecontroleerde instantie gerespecteerd worden en dat alle partijen worden gehoord, en verslag uit te brengen over de kosten-batenverhouding van die controles;

30.  dringt bij de Commissie aan op uitvoering van de „enkele audit aanpak” en over te gaan op auditing in „real time” door een enkele eenheid, waarbij de begunstigden de mogelijkheid krijgen om eventuele systeemfouten te corrigeren en het volgende jaar verbeterde kostenverklaringen in te dienen; is van oordeel dat een dergelijke „enkele audit aanpak” verder kan verzekeren dat afgesloten projecten niet meer dan eenmaal door de verschillende financiële controleurs aan een audit worden onderworpen, zodat het advies van de eerst benoemde (onafhankelijke) financieel controleur door de Commissie wordt vertrouwd en de documenten slechts´ eenmaal hoeven te worden verstrekt, ongeacht hoeveel audits er worden uitgevoerd;

31.  verzoekt de Commissie om voor rechtszekerheid te zorgen door af te zien van de toepassing met terugwerkende kracht van een striktere definitie van de regels voor participatie en door zich ervan te onthouden de ontvangers te vragen om reeds door de diensten van de Commissie goedgekeurde financiële fiches opnieuw te berekenen, waardoor ook de noodzaak van audits achteraf en correcties met terugwerkende kracht zou worden verminderd; verzoekt de Commissie spoedig een oplossing te vinden voor vroegere situaties die uit lopende inspecties voortvloeien, en daarbij het nodige onderscheidingsvermogen aan de dag te leggen, met inachtneming van de beginselen van goed financieel beheer; pleit ervoor om geschillen in verband met deze vroegere situaties op te lossen in gemeen overleg tussen alle partijen, bijvoorbeeld aan de hand van een hernieuwde onafhankelijke audit en/of met tussenkomst van een onafhankelijke ad hoc-bemiddelaar;

32.  stelt de invoering voor van een antwoordprocedure, die inhoudt dat indien de Commissie binnen een nader vast te stellen termijn geen enkele reactie heeft gegeven op de ontvangen informatie ervan wordt uitgegaan dat de Commissie hiermee heeft ingestemd;

33.  verzoekt de Commissie regelmatig verslag aan het Parlement uit te brengen over de administratieve kosten van het KP7, met inbegrip van de kosten van beheer voor zowel de Commissie als de deelnemers, alsook over de maatregelen die zijn genomen of gepland om deze kosten te verminderen;

Een radicale verschuiving in de richting van betere kwaliteit, betere toegankelijkheid en meer transparantie
Op weg naar een „aanpak op wetenschappelijke basis”

34.  herinnert de Commissie eraan dat van de begunstigden van de EU programma's verwacht wordt dat zij de met financiële steun uitgevoerde activiteiten te goeder trouw uitvoeren en zich ervoor inzetten om de verwachte resultaten te behalen;

35.  maakt zich daarom zorgen over de huidige algemene tendens van de Commissie in de richting van op resultaten gebaseerde financiering (hoofdzakelijk gebaseerd op het beginsel van gezonde verantwoordingsplicht) en maakt zich ernstige zorgen over de mogelijke gevolgen van een dergelijke financieringsgrondslag voor de kwaliteit en de aard van het onderzoek, omdat dit kan leiden tot beperkingen op wetenschappelijk onderzoek en negatieve gevolgen voor projecten waarvan de doelstellingen niet meetbaar zijn, of in elk geval niet meetbaar wanneer men geen andere parameter gebruikt dan die van het onmiddellijke nut; maakt zich eveneens zorgen over de potentiële resultaten in termen van verdere ex-ante en ex-post evaluaties van de output of de resultaten van de projecten, alsook over het vaststellen van de criteria die nodig zijn om deze te definiëren;

36.  is overtuigd van de ontoereikendheid, behoudens uitzonderlijke en naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden, van het algemene gebruik van forfaitaire bedragen, zoals op grond van onderhandelingen specifiek voor bepaalde projecten vastgestelde forfaitaire bedragen of van te voren per project vastgestelde forfaitaire bedragen; geeft daarentegen de voorkeur aan een op „hoog vertrouwen” gebaseerde aanpak, die goed afgestemd is op de behoeften van grensverleggend onderzoek; beveelt het opstarten aan van tests naar de aanpak van de „op resultaten gebaseerde financiering” waarbij een voor een specifiek project vastgesteld forfaitair bedrag wordt uitbetaald op grond van overeengekomen output of resultaten en demonstratieprojecten op gebieden die een bijzondere uitdaging bieden;

37.  geeft daarentegen de voorkeur van een financieringsysteem „op wetenschappelijke basis”, met nadruk op wetenschappelijke en technische criteria en „peer review” op grond van excellentie, relevantie en effect, met een vereenvoudigde en efficiënte financiële controle, met inachtneming van het recht van alle partijen om te worden gehoord; is van oordeel dat deze aanpak op wetenschappelijke basis zal leiden tot een belangrijke verschuiving van de mechanismes voor financiële controle van het financiële aspect naar het wetenschappelijke en technische aspect; is van oordeel dat een dergelijke benadering de belanghebbende partijen de mogelijkheid geeft om hun inspanningen te richten op hun centrale competenties, op wetenschappelijke of technische kwesties en de opbouw van een Europese ruimte voor onderzoek (ERA);

Optimalisering van de tijdsdimensie

38.  verheugt zich over de algemene tendens tot verkorting van de gemiddelde tijd tot aan het verlenen van een subsidie en de tijd van uitbetaling, maar wil enkele reserves uiten over het algemene gebruik van oproepen met een grotere reikwijdte en oproepen met vervaldata; erkent evenwel dat dergelijke oproepen geschikt zijn voor de KMO's als een middel ter vermindering van de onzekerheid over de financieringsmogelijkheden en om deze uit te nodigen tot een ruimere deelneming;

39.  maakt zich zorgen over het feit dat de gemiddelde tijd tussen de indiening van een voorstel tot de ondertekening van een contract (tijd tot aan contract) nog steeds te lang is, ook al bestaan er grote verschillen binnen de verschillende diensten van de Commissie; dringt bij de Commissie aan op verkorting van de tijd tot aan contract tot maximaal 6 maanden en de vaststelling van passende termijnen voor evaluatie en het onderhandelen over contracten, op grond van een systeem van benchmarks;

40.  verzoekt de Commissie om uitbreiding van de gemiddelde tijd tussen publicatie van de oproep om voorstellen en de uiterste termijn voor de indiening van een aanvraag;

41.  koestert ernstige bezwaren ten aanzien van de effecten van de afschaffing van de wettelijke vereiste van een advies van comités van vertegenwoordigers van de lidstaten ten aanzien van selectiebesluiten voor individuele projecten, in het bijzonder wanneer het gaat om projecten met ethische aspecten of projecten die samenhangen met veiligheid en defensie;

42.  is van oordeel dat de aanpak die gericht is op het identificeren van gemeenschappelijke basisbeginselen niet in conflict mag komen met nationale ethische keuzen en specifieke elementen op onderzoekgebied;

43.  stemt in met de huidige tendens in de richting van een aanvraagprocedure in twee stappen, vooral in gevallen waar in een het aanbod sterk overtreffende inschrijving verwacht wordt, op voorwaarde dat de grondige evaluatie vooral plaats heeft in het eerste stadium (doelstellingen, wetenschappelijke aanpak, competenties van de deelnemers, toegevoegde waarde van de wetenschappelijke samenwerking en het totale budget); benadrukt dat hierdoor de kansen van succes in het tweede stadium vergroot worden, mits dit niet ten koste gaat van langere tijden tot aan het contract of langere subsidiëringsperioden; is van oordeel dat deze aanpak tot vermindering van de kosten van aanvragen leidt;

Overschakelen op een „gebruikergerichte” aanpak voor wat de toegankelijkheid betreft

44.  onderstreept dat bij het beheer van het KP de gebruikers een centrale plaats moeten krijgen en een betere toegang tot het KP moeten krijgen;

45.  dringt aan op een substantiële verbetering van de duidelijkheid en toegankelijkheid van de oriëntatiedocumenten (bv. de financiële regels), die in een handboek moeten worden samengevat en in alle officiële talen van de EU vertaald moeten zijn;

46.  onderstreept de noodzaak van een sterkere deelneming van de nieuwe lidstaten aan de projecten van het KP door middel van een vereenvoudiging van de procedures voor aanvragen en contracten, welke een belangrijke hindernis vormen voor deelneming in het stadium van voorstel, in het bijzonder voor organisaties die voor de eerste maal een aanvraag indienen;

47.  pleit ervoor de aan de deelnemers verstrekte stabiliteit te verbeteren door zoveel mogelijk gebruik te maken van een enkele projectleider , die op persoonlijke basis steun verleent gedurende de gehele looptijd van een project en daarbij zorgt voor consequente toepassing van de regels en ook voor een aanpak van „een enkel loket voor de klant”, die het mogelijk maakt advies over programma's met vele aspecten aan een enkel contactpunt te verkrijgen;

48.  verzoekt dat in elk van de door de Commissie verstrekte documenten duidelijk moet worden vermeld wat de juridische status ervan is, met vermelding voor wie de inhoud bindend is en van welke aard deze verbintelijkheid is;

49.  stemt in met een verdergaande invoering van e-administratie en IT-instrumenten en, in het bijzonder, de ontwikkeling van een portal voor deelnemende onderzoekers, alsook de invoering van de elektronische handtekening; verzoekt de Commissie om een geïntegreerd en gebruikersvriendelijk online systeem in te voeren; pleit ervoor om alle elektronische informatie over het programmabeheer (identificatie, toepassing, onderhandelingen, verslag) beschikbaar te stellen; pleit ervoor om dit online systeem op dag één van het programma en in alle stadia ervan beschikbaar te stellen; is van oordeel dat het houden van videoconferenties moet worden aangemoedigd in de plaats van persoonlijke ontmoetingen; pleit ervoor dat bij de diensten voor e-administratie gebruik wordt gemaakt van open protocollen en formats bij de communicatie met burgers, om de transparantie, toegankelijkheid en interoperabiliteit te verzekeren;

50.  pleit ervoor dat de Commissie de aanzet geeft tot een informatie- en bewustmakingscampagne over de IT-instrumenten die in het kader van het programma beschikbaar zijn;

51.  is ingenomen met het proefproject voor Open toegang van de Commissie, dat tot doel heeft een betere toegang te verstrekken tot de onderzoekresultaten, zowel via het Cordis-systeem als door het aanmoedigen van wetenschappers om hun onderzoek te registreren in een archiefbewaarplaats;

52.  beklemtoont dat de toegang van begunstigden tot projecten op het gebied van onderzoek en innovatie hoogwaardige technische capaciteiten en grondige kennis van administratieve en financiële procedures vereist en dat deze toegang daarom buitengewoon moeilijk is voor kleine kandidaten zoals de KMO's en kleine onderzoeksinstituten in perifere regio's; herinnert eraan dat ongeveer 90% van de bedrijven in Europa KMO's zijn en dat hun effectieve en volledige deelname aan het gebruik van de middelen van het 7de O&O-kaderprogramma moet worden gewaarborgd;

53.  onderstreept de noodzaak van een grotere transparantie met betrekking tot de procedure voor selectie van thema's bij oproepen tot aanvragen, waardoor een participatie van de in aanmerking komende belanghebbenden kan worden gegarandeerd;

54.  pleit voor de invoering van een transparanter, coherenter en meer geharmoniseerd systeem voor „peer review”, dat op verdienste is gebaseerd;

Synergieën van programma's en instrumenten

55.  dringt aan op vermindering van de complexiteit van de programma's van de EU (zoals: . KP, CIP, Structuurfondsen) en de daarmee samenhangende instrumenten (gemeenschappelijke technologie-initiatieven (JTI), initiatieven uit hoofde van artikel 187, PPP's, projecten uit hoofde van artikel 185, KICs, Era-netwerk, enz.); benadrukt dat dit zal leiden tot een volledige benutting van de synergieën die voortkomen uit hun gecombineerde werking;

56.  betreurt het bestaan van een enorm groot aantal onderzoeksinstanties, samenwerkingsmodellen en beheersmechanismen, alsmede de complexiteit die hiervan het gevolg is, die transparantieproblemen ten aanzien van de begrotingsautoriteit veroorzaakt en die tot een verschillende behandeling van de begunstigden leidt;

57.  beveelt een vermindering aan van het aantal regels en gemeenschappelijke financieringsbeginselen dat betrekking heeft op de financiering van O&O door de EU en dringt aan op coherentie en harmonisatie bij de tenuitvoerlegging en interpretatie van de regels en procedures; benadrukt de noodzaak om over het gehele KP en de daarmee samenhangende instrumenten en binnen de Commissie dit gemeenschappelijke stel regels toe te passen, ongeacht de eenheid of het agentschap dat met de uitvoering is belast;

58.  beveelt de invoering aan van mechanismen die een gemeenschappelijke oriëntatie verstrekken binnen de Commissie en om te zorgen voor de opleiding van projectfunctionarissen en personen belast met de interne financiële controle; dringt aan op de oprichting van mechanismen voor beroep, zoals een „KP ombudsman”,waartoe deelnemers aan projecten hun toevlucht kunnen nemen in gevallen van een incoherente en inconsistente interpretatie van de regels en procedures; is van oordeel dat de door deze ombudsman genomen besluiten definitief en bindend moeten zijn;

59.  vindt dat het regionale niveau het meest geschikte niveau is om onderzoek en innovatie te stimuleren, aangezien de universiteiten, de openbare onderzoeksinstellingen, de grote bedrijven, de kmo's en de regionale en lokale overheidsinstanties elkaar op dit niveau treffen, bij voorbeeld binnen clusters; merkt ook op dat het bevorderen van onderzoek en innovatie op regionaal niveau kan helpen om sociale en regionale dispariteiten te verminderen; spoort evenwel de verschillende niveaus (regionaal, nationaal en communautair) aan hun inspanningen beter te coördineren in het kader van een Europese planning van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; wijst ook op de noodzaak van betere banden tussen de universiteiten en de industrie;

Lessen voor het toekomstige KP8

60.  beschouwt een radicale hervorming van de wijze waarop het KP geadministreerd wordt als één van de hoogste prioriteiten bij de opstelling van het komende kaderprogramma;

61.  is van oordeel dat de herziening van het Financieel Reglement, die van het Personeelsstatuut en de tenuitvoerlegging van een specifiek op onderzoek afgestemde TRE (risicotolerantie) spelen een kardinale rol bij de herstructurering van het financieringskader voor onderzoek en bij het maken van verdere vooruitgang bij de vereenvoudiging van de financiering van het onderzoek;

62.  verzoekt de Commissie om de effectiviteit van elk individueel instrument, binnen elk programma bij het realiseren van specifieke beleidsdoelstellingen te evalueren en dringt aan op vermindering van het aantal verschillende instrumenten, voorzover de effectiviteit of de specifieke bijdrage daarvan niet is aangetoond, daarbij voldoende flexibiliteit handhavend om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de projecten;

63.  stemt in met een financieringssysteem op basis van wetenschappelijk belang en een evenwichtige verdeling tussen top-down, effectgericht en bottom-down, wetenschapsgericht, onderzoek als grondslag voor het achtste kaderprogramma;

64.  is van oordeel dat het KP8 gericht moet zijn op grensverleggend onderzoek, daarbij rekening houdend met de gehele innovatieketen van grensverleggend onderzoek, technologische ontwikkeling, demonstratieprojecten, verspreiding en evaluatie van de resultaten en een snelle marktintegratie van de onderzoekresultaten;

65.  is van oordeel dat het KP8 de samenwerking tussen Europese onderzoekers moet bevorderen door invoering van een systeem van onderzoekvouchers, op grond waarvan het onderzoeksgeld onderzoekers volgt die verhuizen naar universiteiten in alle lidstaten, daardoor een bijdrage leverend aan centres of excellence en onafhankelijke universiteiten en aan een grotere mobiliteit onder de onderzoekers;

66.  verzoekt de Commissie om een analyse te publiceren van de niveaus van deelneming aan KP7 in de verschillende lidstaten en om rekening te houden met de conclusies van die analyse teneinde in het KP8 een evenwichtige ontwikkeling van het onderzoek in alle lidstaten te verzekeren;

67.  is van oordeel dat bij het vaststellen van prioriteiten voor het KP8 rekening moet worden gehouden met de ruimere, niet op subsidies gebaseerde alternatieven voor de financiering van innovatie, zoals publiek-private ventures en investeringen met vreemd vermogen;

68.  pleit voor een verdere internationalisatie van het achtste kaderprogramma door middel van samenwerking met derde landen, met inbegrip van ontwikkelingslanden, door voor hen eenvoudige en specifieke regels van beheer vast te stellen; moedigt, vooruitlopend op het komende KP8, de uitwisseling aan van beste praktijken en normen met alle andere internationale partners;

69.  ondersteunt de rol van de Commissie als deurwachter wanneer er financiering van de kant van nationale of regionale overheden vereist is;

70.  is ingenomen met de oprichting van de subgroep „innovatie” van de Commissie, en de besprekingen die hierin hebben plaatsgevonden over de manier waarop de doelmatigheid kan worden gemeten van het O&O beleid van de EU en de daarmee samenhangende uitgaven voor O&O-projecten;

o
o   o

71.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Juridische mededeling - Privacybeleid