Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 november 2010 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje en de daarop vissende visserijtakken (COM(2009)0399 – C7-0157/2009 – 2009/0112(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2009)0399),
– gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0157/2009),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures (COM(2009)0665),
– gelet op artikel 294, lid 3, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 17 maart 2010(1),
– gelet op artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij (A7-0299/2010),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 november 2010 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje en de daarop vissende visserijtakken
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) In het licht van het uitvoeringsplan dat is vastgesteld tijdens de in 2002 in Johannesburg gehouden Wereldtop van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling, moet de Europese Unie onder meer zorgen voor het behoud of het herstel van de visbestanden op een niveau dat een maximale duurzame opbrengst kan opleveren en voor de urgente verwezenlijking − waar mogelijk uiterlijk in 2015 − van deze doelstellingen wanneer het uitgeputte bestanden betreft.
(2) De ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje is sinds 2005 gesloten vanwege de slechte toestand van het bestand.
(3) Om het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje weer te herstellen tot een peil dat het mogelijk maakt dit bestand duurzaam volgens het principe van de maximale duurzame opbrengst te exploiteren, moeten maatregelen voor het langetermijnbeheer van dit bestand worden vastgesteld om te garanderen dat dit bestand een met het principe van de maximale duurzame opbrengst overeenstemmende hoge opbrengst oplevert, dat de stabiliteit van de visserij optimaal wordt gewaarborgd en dat het risico van een ineenstorting van het bestand wordt beperkt.
(4) Het seizoen voor de visserij op ansjovis in de Golf van Biskaje loopt jaarlijks van 1 juli tot en met 30 juni. Omwille van de vereenvoudiging dienen op basis van het advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Wetenschappelijk Comité voor de Visserij (WTECV) specifieke maatregelen inzake de vaststelling van de totaal toegelaten vangst (TAC) voor elk visseizoen en de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten te worden genomen die samenvallen met deze beheersperiode(3). Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) ligt het aan de Raad maatregelen vast te stellen tot vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden. Gezien het specifieke karakter van de ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje, is het gepast dat de Raad deze maatregelen zodanig vaststelt dat de TAC's en de quota per visseizoen kunnen worden toegepast.
(5) Uit het advies van het WTECV blijkt dat de vangst van een constant blijvend aandeel van de paaibiomassa van het bestand zou leiden tot een duurzaam bestandsbeheer. Het WTECV adviseert bovendien de minimale paaibiomassa die aanwezig moet zijn voordat de visserij van start gaat, vast te stellen op 24 000 ton en het voorzorgsniveau van de biomassa op 33 000 ton. Het adequate vangstniveau bedraagt jaarlijks 30 % van de paaibiomassa, tenzij adequate beperkingen nodig zijn. Met dit niveau kan het risico van een instorting van het bestand onder het niveau van de minimale paaibiomassa, en een daaruit volgende sluiting van de visserij, tot een minimum worden herleid terwijl de opbrengsten groot blijven.
(6) Wanneer het WTECV over een bepaalde TAC geen advies kan uitbrengen wegens het ontbreken van voldoende nauwkeurige en representatieve informatie, moeten maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat toch op consequente wijze een TAC kan worden vastgesteld.
(7) Mocht uit een evaluatie blijken dat het in het plan vastgestelde minimale paaibiomassaniveau of de in het plan vastgestelde TAC achterhaald is, dan dient een aanpassing van het plan te worden overwogen. De Commissie moet daarom de bevoegdheid krijgen in overeenstemming met artikel 290 van het VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van het voorzorgsniveau van de biomassa of van het TAC-niveau dat volgens bijlage I overeenstemt met de betrokken biomassaniveaus. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau.
(8)De in het plan voorgestelde exploitatieregel tot vastlegging van de TAC is gebaseerd op ramingen van de paaibiomassa van de ansjovis in mei en juni van elk jaar, vlak voor de beheersperiode van het van 1 juli tot 30 juni lopende visseizoen. Indien de wetenschappelijke bewaking van het bestand dusdanig zou verbeteren dat de versterking van het bestand aan het begin van ieder jaar met voldoende zekerheid kan worden voorspeld, kan het mogelijk zijn de exploitatiestrategie van de visserij te verbeteren die de aanpassing van dit langetermijnplan voor de ansjovis zou rechtvaardigen.
(9) Ter aanvulling van de controlemaatregelen die zijn vervat in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid(4)moet garanderen, moeten controlemaatregelen worden ingevoerd om de naleving van de in de onderhavige verordening vervatte maatregelen te garanderen. Aangezien in de ansjovisvisserij een groot aantal vaartuigen met een lengte ▌van minder dan 15 meter actief is, dienen de verplichtingen die zijn vastgesteld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en in Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen(5), tot alle op ansjovis vissende vaartuigen te worden uitgebreid.
(10) Er dient te worden voorzien in een periodieke evaluatie van het plan en in de aanpassing daarvan wanneer uit de evaluatie blijkt dat de vangstcontrolevoorschriften de voorzorgsbenadering voor het bestandsbeheer niet langer waarborgt.
(11) Met het oog op het bepaalde in artikel 21, onder a) i) en iv), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds(6) moet het plan een herstelplan zijn in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(7) wanneer het bestand zich onder het voorzorgsniveau voor de paaibiomassa bevindt, en moet het plan in alle andere omstandigheden een beheersplan zijn in de zin van artikel 6 van de laatstgenoemde verordening,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening wordt een langetermijnplan voor de instandhouding en het beheer van het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje vastgesteld (hierna „het plan” genoemd).
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op het ansjovisbestand in ICES-subgebied VIII.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a)
„visseizoen”: de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar;
b)
„totaal toegestane vangst” (TAC): de hoeveelheid ansjovis uit het in het in artikel 2 genoemd subgebied aanwezige ansjovisbestand die gedurende elk visseizoen mag worden gevangen, aangeland of als levend aas gebruikt;
c)
„quotum”: een aandeel van de over de lidstaten verdeelde TAC;
d)
„voorzorgsniveau van de biomassa”: een paaibiomassaniveau van 33 000 ton;
e)
„bestaande biomassa”: de mediane omvang van de biomassa van het ansjovisbestand met referentie aan de periode mei-juni onmiddellijk voorafgaand aan het begin van het visseizoen waarvoor de TAC moet worden vastgesteld;
f)
„controlesysteem voor het ansjovisbestand”: de procedures voor de directe beoordeling van het ansjovisbestand aan de hand waarvan het WTECV het niveau van de bestaande biomassa kan vaststellen; deze procedures bestaan momenteel uit de akoestische onderzoeken in mei en juni en uit de methode voor dagelijkse eitjesproductie.
HOOFDSTUK II
DOELSTELLING VOOR LANGETERMIJNBEHEER
Artikel 4
Doelstelling van het plan
Het plan heeft tot doel:
a)
de exploitatie van het ansjovisbestand op een met de maximale duurzame opbrengst overeenstemmend hoog niveau te verzekeren, en
b)
de langetermijnstabiliteit van de visserij zo goed mogelijk te garanderen, wat een absolute voorwaarde is om de economische en ecologische duurzaamheid van de visserijsector te waarborgen, en tegelijkertijd het risico van een instorting van het bestand beperkt te houden.
HOOFDSTUK III
VANGSTVOORSCHRIFTEN
Artikel 5
De TAC en de verdeling ervan over de lidstaten
1. De over de lidstaten te verdelen TAC voor elke visseizoen wordt vastgesteld op de in bijlage I opgenomen hoeveelheid in ton die overeenstemt met de door het WTECV geraamde bestaande biomassa.
2. Wanneer het WTECV niet in staat is de bestaande biomassa te evalueren, hetzij wegens een fout in het controlesysteem dan wel wegens onvoldoende nauwkeurige of incoherente ramingen van het niveau van de bestaande biomassa ▌, worden de TAC en de quota als volgt bepaald:
a)
wanneer het WTECV adviseert dat de ansjovisvangsten tot het laagst mogelijke niveau moeten worden verlaagd, worden de TAC en de quota vastgesteld op een niveau dat 25% lager ligt dan de TAC en de quota die golden voor het vorige visseizoen;
b)
in alle andere gevallen worden de TAC en de quota vastgesteld op een niveau dat overeenstemt met het niveau in ton dat gold voor het vorige visseizoen.
3. Jaarlijks stelt de Commissie de betrokken lidstaten in kennis van het WTECV-advies, bevestigt zij welke daarmee overeenstemmende TAC en quota overeenkomstig het bepaalde in bijlage I gelden voor het op 1 juli van dat jaar beginnende visseizoen en publiceert zij deze informatie in de serie C van het Publicatieblad van de Europese Unie en op haar website. Indien nodig kondigt de Commissie voor 1 juli van elk jaar een indicatieve TAC aan, in afwachting van de vaststelling van een definitieve TAC binnen de 15 dagen na de start van het seizoen.
Artikel 6
Delegatie van bevoegdheden
Wanneer het in artikel 3 bedoelde voorzorgsniveau van de biomassa of het TAC-niveau dat volgens bijlage I overeenstemt met de betrokken biomassaniveaus, niet meer adequaat is met het oog op de duurzame exploitatie van het ansjovisbestand, kan de Commissie, door middel van gedelegeerde handelingen in overeenstemming met artikel 7 en met inachtneming van de voorwaarde van de artikelen 8 en 9, nieuwe waarden voor deze niveaus vaststellen.
Artikel 7
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om de in artikel 6 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van 3 jaar te rekenen vanaf ...(8). De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de termijn van 3 jaar een verslag op over de gedelegeerde bevoegdheid. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij zij door het Europees Parlement of de Raad overeenkomstig artikel 8 wordt ingetrokken.
2.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis.
3.De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van artikelen 8 en 9.
Artikel 8
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De delegatie van bevoegdheden bedoeld in artikel 6 kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te brengen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en wat daarvoor de redenen kunnen zijn.
3.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld in werking. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 9
Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen
1.Het Europees Parlement en de Raad kunnen bezwaar aantekenen tegen een gedelegeerde handeling binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving.
Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.
2.Indien bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn het Europees Parlement of de Raad geen bezwaar hebben gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.
Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van die termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.
3.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling binnen de in lid 1 bedoelde termijn, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.
▌
HOOFDSTUK IV
TOEZICHT, INSPECTIE EN BEWAKING
Artikel 10
Verband metVerordening (EG) nr. 1224/2009
De in dit hoofdstuk vastgestelde controlemaatregelen zijn van toepassing ter aanvulling van die van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en de bepalingen ter uitvoering daarvan.
Artikel 11
Speciaal visdocument
1. Om in de Golf van Biskaje op ansjovis te mogen vissen, moeten de betrokken vaartuigen over een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten(9) afgegeven speciaal visdocument beschikken.
2. Voor vissersvaartuigen die niet beschikken over het in lid 1 bedoelde speciaal visdocument, is het verboden te vissen op ansjovis of enige hoeveelheid ansjovis aan boord te hebben tijdens visreizen waarbij het vaartuig het in artikel 2 genoemd ICES-subgebied heeft aangedaan.
3. Vóór het begin van de visserijactiviteiten in om het even welk visseizoen stellen de lidstaten een lijst op van de vaartuigen die over het in lid 1 bedoelde speciale visdocument beschikken en stellen deze lijst op hun officiële website ter beschikking van de Commissie en de overige lidstaten aan de hand van een link naar de betrokken webpagina. De lidstaten werken de lijst zo nodig bij en stellen de Commissie en de lidstaten onverwijld in kennis wanneer de oorspronkelijke link naar de webpagina wordt gewijzigd.
Artikel 12
Satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen
Bovenop artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gelden de in Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie vervatte verplichtingen op die vaartuigen met een lengte over alles van niet meer dan 15 meter. Lid 5 van Artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is niet van toepassing.
Artikel 13
Vergelijkende controles
Bij de uitvoering van de validering van gegevens overeenkomstig artikel 109, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 met betrekking tot ansjovis, leggen de op het gebied van visserijcontrole bevoegde autoriteiten van de lidstaten speciale nadruk ▌op de mogelijkheid dat andere soorten dan ansjovis als ansjovis worden aangegeven en omgekeerd.
▌
▌
Artikel 14
Voorafgaande kennisgeving
1. In afwijking van de artikelen 17, lid 1, en artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, wordt de termijn voor het vooraf in kennis stellen van de bevoegde autoriteiten van de vlaggen- of kustlidstaat gesteld op een uur vóór het vermoedelijke tijdstip van aankomst in die haven.
2. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat waar meer dan 1 ton ansjovis zal worden aangeland, kunnen eisen dat niet met het lossen van de aan boord gehouden vangst wordt begonnen voordat zij daartoe toestemming hebben gegeven. De aanlanding mag echter nooit worden uitgesteld of vertraagd tot na het tijdstip waarop de kwaliteit of de verkoopwaarde van de vis afneemt.
▌
Artikel 15
Aangewezen havens
▌
De nationale en regionale autoriteiten van elke lidstaat wijst de havens aan waar de aanlanding van meer dan 1 ton ansjovis dient plaats te vinden.
▌
Artikel 16
Tolerantiemarge bij de raming van de in het logboek geregistreerde hoeveelheden
Overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, bedraagt de toegestane tolerantiemarge bij de raming van de in kg uitgedrukte, aan boord gehouden hoeveelheden 10% van de in het logboek geregistreerde hoeveelheid.
Artikel 17
Gescheiden opslag van ansjovis
Vissersvaartuigen van de Unie mogen geen containers aan boord hebben waarin hoeveelheden ansjovis met andere soorten mariene organismen zijn vermengd. Containers met ansjovis moeten gescheiden van andere containers in het ruim worden gestouwd.
▌
Artikel 18
Nationale controleactieprogramma's
▌
1. De Commissie belegt ten minste eenmaal per jaar een vergadering van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur om de toepassing en de resultaten van de nationale controleactieprogramma's te beoordelen.
2.De Commissie informeert de regionale adviesraad voor de zuidwestelijke wateren over de toepassing en de resultaten van de nationale controleprogramma's.
▌
Artikel 19
Specifiek controle- en inspectieprogramma
De Commissie kan beslissen over een specifiek controle- en inspectieprogramma in overeenstemming met artikel 95 van Verordening (EG) nr.1224/2009.
HOOFDSTUK V
FOLLOW-UP
Artikel 20
Evaluatie van het plan
Uiterlijk in het derde jaar van toepassing van deze verordening en vervolgens om de drie jaar tijdens de toepassingsperiode van deze verordening evalueert de Commissie op basis van adviezen van het WTECV en na raadpleging van de betrokken Regionale Adviesraad het effect van het plan op het ansjovisbestand en de op dat bestand vissende visserijtakken, en stelt zij, in voorkomend geval, relevante maatregelen tot wijziging van het plan voor.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 21
Bijstand uit hoofde van het Europees Visserijfonds
1. Gedurende de visseizoenen waarin het bestand zich onder het voorzorgsniveau van de biomassa bevindt, geldt het plan als een herstelplan in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, en voor de toepassing van artikel 21, onder a), punt i), van Verordening (EG) nr. 1198/2006.
2. Gedurende de visseizoenen waarin het bestand zich op of boven het voorzorgsniveau van de biomassa bevindt, geldt het plan als een beheersplan in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, en voor de toepassing van artikel 21, onder a) iv), van Verordening (EG) nr. 1198/2006.
Artikel 22
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
De in de hieronder opgenomen tabel genoemde TAC-niveaus zijn berekend volgens de volgende formule:
Waarbij:
TACy = de totaal toegestane vangst voor een beheersjaar y dat de periode 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar bestrijkt.
TAC min = de minimale TAC.
TAC max = de maximale TAC.
Bpa = het voorzorgsniveau van de paaibiomassa voor het bestand.
Gamma ã = het vangstniveau.
SSBy i = de in mei van elk jaar geraamde daadwerkelijke paaibiomassa.
Volgens het wetenschappelijk advies zijn de adequate parameters om het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje aan de hand van de hierboven opgenomen formule te beheren, de volgende:
TAC min = 7 000 ton;
TAC max = 33 000 ton;
Bpa = 33 000 ton;
ã = 0,3.
Bestaande biomassaniveaus en overeenkomstige TAC- en quotaniveaus
Geraamde bestaande biomassa (ton)
Overeenkomstige TAC (ton
Quota (ton)
Frankrijk
Spanje
24 000 of minder
0
0
0
24 001 – 33 000
7 000
700
6 300
33 001 – 34 000
10 200
1 020
9 180
34 001 – 35 000
10 500
1 050
9 450
35 001 – 36 000
10 800
1 080
9 720
36 001 – 37 000
11 100
1 110
9 990
37 001 – 38 000
11 400
1 140
10 260
38 001 – 39 000
11 700
1 170
10 530
39 001 – 40 000
12 000
1 200
10 800
40 001 – 41 000
12 300
1 230
11 070
41 001 – 42 000
12 600
1 260
11 340
42 001 – 43 000
12 900
1 290
11 610
43 001 – 44 000
13 200
1 320
11 880
44 001 – 45 000
13 500
1 350
12 150
45 001 – 46 000
13 800
1 380
12 420
46 001 – 47 000
14 100
1 410
12 690
47 001 – 48 000
14 400
1 440
12 960
48 001 – 49 000
14 700
1 470
13 230
49 001 – 50 000
15 000
1 500
13 500
50 001 – 51 000
15 300
1 530
13 770
51 001 – 52 000
15 600
1 560
14 040
52 001 – 53 000
15 900
1 590
14 310
53 001 – 54 000
16 200
1 620
14 580
54 001 – 55 000
16 500
1 650
14 850
55 001 – 56 000
16 800
1 680
15 120
56 001 – 57 000
17 100
1 710
15 390
57 001 – 58 000
17 400
1 740
15 660
58 001 – 59 000
17 700
1 770
15 930
59 001 – 60 000
18 000
1 800
16 200
60 001 – 61 000
18 300
1 830
16 470
61 001 – 62 000
18 600
1 860
16 740
62 001 - 63 000
18 900
1 890
17 010
63 001 – 64 000
19 200
1 920
17 280
64 001 – 65 000
19 500
1 950
17 550
65 001 – 66 000
19 800
1 980
17 820
66 001 – 67 000
20 100
2 010
18 090
67 001 – 68 000
20 400
2 040
18 360
68 001 – 69 000
20 700
2 070
18 630
69 001 – 70 000
21 000
2 100
18 900
70 001 – 71 000
21 300
2 130
19 170
71 001 – 72 000
21 600
2 160
19 440
72 001 – 73 000
21 900
2 190
19 710
73 001 – 74 000
22 200
2 220
19 980
74 001 – 75 000
22 500
2 250
20 250
75 001 – 76 000
22 800
2 280
20 520
76 001 – 77 000
23 100
2 310
20 790
77 001 – 78 000
23 400
2 340
21 060
78 001 – 79 000
23 700
2 370
21 330
79 001 – 80 000
24 000
2 400
21 600
80 001 – 81 000
24 300
2 430
21 870
81 001 – 82 000
24 600
2 460
22 140
82 001 – 83 000
24 900
2 490
22 410
83 001 – 84 000
25 200
2 520
22 680
84 001 – 85 000
25 500
2 550
22 950
85 001 – 86 000
25 800
2 580
23 220
86 001 – 87 000
26 100
2 610
23 490
87 001 – 88 000
26 400
2 640
23 760
88 001 – 89 000
26 700
2 670
24 030
89 001 – 90 000
27 000
2 700
24 300
90 001 – 91 000
27 300
2 730
24 570
91 001 – 92 000
27 600
2 760
24 840
92 001 – 93 000
27 900
2 790
25 110
93 001 – 94 000
28 200
2 820
25 380
94 001 – 95 000
28 500
2 850
25 650
95 001 – 96 000
28 800
2 880
25 920
96 001 – 97 000
29 100
2 910
26 190
97 001 – 98 000
29 400
2 940
26 460
98 001 – 99 000
29 700
2 970
26 730
99 001 – 100 000
30 000
3 000
27 000
Meer dan 100 000
33 000
3 300
29 700
BIJLAGE II
Inhoud van de nationale controleactieprogramma's
In de nationale controleprogramma's dient onder andere het volgende te worden vastgelegd:
1. CONTROLEMIDDELEN
Personele middelen
1.1. De aantallen inspecteurs die aan de wal en op zee worden ingezet, alsmede de perioden en gebieden waarin zij worden ingezet.
Technische middelen
1.2. De aantallen patrouillevaartuigen en -vliegtuigen die worden ingezet, alsmede de perioden en gebieden waarin zij worden ingezet.
Financiële middelen
1.3. De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de inzet van personele middelen, patrouillevaartuigen en -vliegtuigen.
2. ELEKTRONISCHE REGISTRATIE EN RAPPORTAGE VAN DE GEGEVENS OVER DE VISSERIJACTIVITEITEN
Beschrijving van de systemen die ter naleving van de artikelen 13, 15 en 17 worden gebruikt.
3. AANWIJZING VAN HAVENS
In voorkomend geval, de lijst van de havens die overeenkomstig artikel 16 zijn aangewezen voor de aanlanding van ansjovis.
4. AAN DE AANLANDING VOORAFGAANDE KENNISGEVING
Beschrijving van de systemen ter handhaving van artikel 14.
5. CONTROLE VAN DE AANLANDINGEN
Beschrijving van de voorzieningen en systemen die ter handhaving van de artikelen 14, 15 en 16 worden gebruikt.
6. INSPECTIEPROCEDURES
In de nationale controleactieprogramma's wordt vermeld welke procedures zullen worden gevolgd:
a)
bij de uitvoering van inspecties op zee en aan de wal;
b)
bij de communicatie met de bevoegde autoriteiten die door andere lidstaten met het nationale controleprogramma voor ansjovis zijn belast;
c)
bij het gezamenlijk toezicht en de uitwisseling van inspecteurs, met inbegrip van een specificatie van de bevoegdheden van inspecteurs bij activiteiten in wateren van andere lidstaten.
BIJLAGE III
SPECIFIEKE IJKPUNTEN VOOR DE INSPECTIE
DOEL
1. Elke lidstaat stelt specifieke streefdoelen voor de inspectie vast overeenkomstig deze bijlage.
STRATEGIE
2. De inspectie en bewaking van de visserijactiviteiten worden toegespitst op de vaartuigen waarvan mag worden verwacht dat zij ansjovis vangen. Aselecte inspecties van het vervoer en het op de markt brengen van ansjovis worden gebruikt als een aanvullend kruiscontrolemechanisme om te testen of de inspectie en bewaking doeltreffend zijn.
PRIORITEITEN
3. Per type vistuig wordt het prioriteitsniveau bepaald op basis van de vangstmogelijkheden voor de vloten. Om die reden dient iedere lidstaat specifieke prioriteiten te bepalen.
STREEFDOELEN
4. Uiterlijk één maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening geven de lidstaten uitvoering aan hun inspectieschema's met inachtneming van de hierna aangegeven streefdoelen.
De lidstaten specificeren welke bemonsteringsstrategie zal worden toegepast, en beschrijven deze strategie.
Op verzoek van de Commissie kan haar inzage worden verleend van de door de lidstaat gebruikte bemonsteringsregeling.
a) Aantal inspecties in de havens
In de regel moet een nauwkeurigheid worden bereikt die ten minste gelijkwaardig is aan die welke zou worden verkregen als met behulp van een eenvoudige aselecte bemonsteringsmethode inspecties zouden worden verricht op 20% van alle in een lidstaat aangelande ansjovis.
b) Aantal inspecties bij het op de markt brengen
Van de totale hoeveelheid ansjovis die op veilingen te koop wordt aangeboden, moet 5% worden geïnspecteerd.
c) Aantal inspecties op zee
Flexibel streefdoel: vast te stellen na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteit in elk gebied. IJkpunten voor de inspectie op zee hebben betrekking op het aantal patrouilledagen op zee in de beheersgebieden voor ansjovis, eventueel met een afzonderlijk ijkpunt voor de dagen waarop in specifieke gebieden wordt gepatrouilleerd.
d) Aantal inspecties vanuit de lucht
Flexibel streefdoel: vast te stellen na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteit in elk gebied en met inachtneming van de middelen die de lidstaat ter beschikking staan.