Beloning van bestuurders van beursgenoteerde bedrijven en bezoldigingsbeleid in de financiële dienstensector
137k
57k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2010 over de beloning van bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen en het beloningsbeleid in de sector van de financiële diensten (2010/2009(INI))
– gezien de aanbeveling van de Commissie van 30 april 2009 inzake het beloningsbeleid in de sector van de financiële diensten (C(2009)3159),
– gelet op de aanbeveling van de Commissie van 30 april 2009 ter aanvulling op de Aanbevelingen 2004/913/EG en 2005/162/EG met betrekking tot de regeling voor de beloning van bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen (C(2009)3177),
– gelet op het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid (COM(2009)0362),
– gezien de beginselen inzake een deugdelijk beloningsbeleid van het Forum voor financiële stabiliteit (FSB) van 2 april 2009 en de desbetreffende uitvoeringsnormen van 25 september 2009,
– gezien de overkoepelende beginselen voor het beloningsbeleid van het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBS) van 20 april 2009,
– gezien het verslag van het CEBS van 11 juni 2010 over de nationale toepassing van de overkoepelende beginselen van het CEBS voor het beloningsbeleid,
– gezien de beginselen voor het bedrijfseconomisch toezicht op beloningen en de standaardbeoordelingsmethode voor beloningen van het Bazels Comité voor het bankentoezicht van januari 2010,
– gezien het OESO-document van februari 2010 over corporate governance en de financiële crisis – conclusies en opkomende goede werkwijzen voor een betere toepassing van de beginselen,
– onder verwijzing naar zijn resolutie 18 mei 2010 inzake ethische kwesties in verband met het bedrijfsmanagement(1),
– gezien het groenboek van de Commissie van 2 juni 2010 over Corporate governance in financiële instellingen en het beloningsbeleid (COM(2010)0284),
– gezien het verslag van de Commissie van 2 juni 2010 over de toepassing door de lidstaten van de Europese Unie van Aanbeveling 2009/385/EG van de Commissie (aanbeveling van 2009 betreffende bestuurdersbeloningen) ter aanvulling van Aanbeveling 2004/913/EG en Aanbeveling 2005/162/EG wat betreft de regeling voor de beloning van bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen (COM(2010)0285),
– gezien het verslag van de Commissie van 2 juni 2010 over de toepassing door de EU-lidstaten van Aanbeveling 2009/384/EG van de Commissie over het beloningsbeleid in de financiële sector (aanbeveling van 2009 over het beloningsbeleid in de financiële sector) (COM(2010)0286),
– gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0208/2010),
A. overwegende dat in de financiële sector en in sommige beursgenoteerde ondernemingen het beloningsbeleid ten aanzien van personeelscategorieën waarvan de beroepsactiviteiten concrete gevolgen hebben voor het risicoprofiel van de onderneming zodanig was dat daardoor transacties gericht op kortetermijnwinsten werden aangemoedigd, en dat met het oog daarop steeds riskantere bedrijfsmodellen werden ontwikkeld, ten koste van werknemers, spaarders en beleggers en ten koste van duurzame groei in het algemeen,
B. overwegende dat in het groenboek van de Commissie over Corporate governance in financiële instellingen en het beloningsbeleid wordt benadrukt dat het ontbreken van effectieve controlemechanismen er in aanzienlijke mate toe heeft bijgedragen dat financiële instellingen buitensporige risico's zijn aangegaan, en dat bij de corporate governance rekening moet worden gehouden met de stabiliteit van het financiële stelsel, dat afhankelijk is van de handelingen van talrijke spelers,
C. overwegende dat de inadequate beloningsstructuren van sommige financiële instellingen die het aangaan van buitensporige risico's en onvoorzichtig handelen in de hand werken, een element in de vermenigvuldiging van risico's geweest zijn die tot de huidige financiële, economische en sociale crisis geleid hebben en daarom voor beleidsmakers en wetgevers een belangrijk zorgpunt vormen,
D. overwegende dat de financiële instellingen als onderdeel van hun sociale verantwoordelijkheid als onderneming, op een geïntegreerde manier rekening moeten houden met de samenleving waarin ze werkzaam zijn, en de belangen van alle betrokken partijen, zoals cliënten, aandeelhouders en personeel,
E. overwegende dat er zowel wereldwijd als op Europees en nationaal niveau talrijke initiatieven zijn gelanceerd om de problematiek van de beloningspraktijken aan te pakken, en dat een wereldwijd gecoördineerde aanpak van wezenlijk belang is, niet alleen om een vlak speelveld te garanderen, maar ook om de wereldwijde competitiviteit van Europa te waarborgen en blijvende en eerlijke concurrentie tussen de verschillende markten te verdedigen,
F. overwegende dat in de FSB-beginselen inzake een deugdelijk beloningsbeleid, die door de G20-leiders zijn goedgekeurd, vijf elementen voor deugdelijke beloningspraktijken worden genoemd, en dat het van belang is om gelijktijdige uitvoering van die beginselen te stimuleren,
G. overwegende dat de overeengekomen beginselen en de reeds getroffen maatregelen met betrekking tot het beloningsbeleid voortdurend getoetst en eventueel aangepast moeten worden, om in heel Europa dezelfde voorwaarden te creëren en het mondiale concurrentievermogen van de Europese financiële sector te waarborgen,
H. overwegende dat zowel diverse wetenschappelijke studies als de ervaring hebben uitgewezen dat niet-bindende aanbevelingen inzake beloningsbeleid slechts een beperkt effect hebben, hetgeen nog eens extra benadrukt dat er krachtigere instrumenten moeten worden gecreëerd om de eerbiediging van die beginselen te waarborgen,
I. overwegende dat in het verslag van de Commissie wordt verklaard dat, ondanks het feit dat de crisis ingrijpende hervorming van het beloningsbeleid dringend noodzakelijk heeft gemaakt, slechts 16 lidstaten de Aanbeveling van de Commissie volledig of ten dele hebben uitgevoerd,
Algemeen
1. is ingenomen met de initiatieven van de Commissie en de FSB inzake het beloningsbeleid in de financiële sector en beursgenoteerde ondernemingen in het algemeen; is echter van mening dat de omvang van een financiële instelling, en dus ook het aandeel van haar werkzaamheden in de systeemrisico's, naar verhouding in acht moeten worden genomen wanneer de financiële instellingen bijkomende regelgeving in zaken als bezoldigingspolitiek en kapitaalvereisten opgelegd krijgen;
2. neemt kennis van de voorstellen in het verslag over de richtlijnen inzake kapitaalvereisten, dat pleit voor bindende beginselen voor het beloningsbeleid in de financiële sector;
Effectieve governance van de beloning
3. benadrukt dat de toezichthoudende autoriteiten moeten bepalen of een financiële instelling of beursgenoteerde onderneming een remuneratiecommissie moet hebben. wijst erop dat hun besluit aan de omvang, interne organisatie, en de aard, draagwijdte en complexiteit van de werkzaamheden van de onderneming moet beantwoorden; meent dat, als de toezichthoudende autoriteiten het geboden achten, het beloningsbeleid moet worden bepaald door de remuneratiecommissie, die onafhankelijk moet zijn en verantwoording verschuldigd moet zijn aan aandeelhouders en toezichthouders en nauw moet samenwerken met het risicocomité van de onderneming bij het beoordelen van stimuli die door het beloningssysteem worden gecreëerd;
4. benadrukt dat een remuneratiecommissie inhoudelijke inzage in contracten moet hebben, en dat de contracten die de commissie ter inzage voorgelegd worden, zodanig opgesteld moeten zijn dat grove nalatigheid met inhoudingen op de bezoldiging gesanctioneerd kan worden. Van grote nalatigheid is met name sprake wanneer de „due diligence” niet in acht is genomen, in welk geval de remuneratiecommissie ervoor moet zorgen dat de inhouding niet alleen een symbolisch karakter draagt, maar de geleden schade wezenlijk helpt vergoeden. Daarnaast moeten de financiële instellingen aangemoedigd worden om gebruik te maken van malusregelingen, zodat prestatiegebonden beloningen teruggevorderd worden als de resultaten zwak blijken;
5. is van mening dat de voorzitter en de stemgerechtigde leden van de remuneratiecommissie leden van het leidinggevend orgaan moeten zijn, die in de betrokken financiële instelling of beursgenoteerde onderneming geen uitvoerende functie bekleden; is van mening dat bestuurders en bestuursleden moeten vermijden dat zij tegelijkertijd ook zitting hebben in het bestuur van andere ondernemingen, indien dat tot belangenconflicten zou kunnen leiden;
6. is van mening dat de aandeelhouders indien mogelijk gelegenheid moeten krijgen om mee te werken aan de totstandbrenging van een duurzaam beloningsbeleid en daarom de kans moeten krijgen om zich uit te spreken over het beloningsbeleid via een niet-bindende stemming over het beloningsrapport op de algemene vergadering van de onderneming;
7. benadrukt dat de beloning van leden van het leidinggevend orgaan die geen uitvoerende functie bekleden, alleen uit een vaste betaling moet bestaan en geen prestatiegerelateerde of op aandelen gebaseerde betalingen moet omvatten;
8. wijst er met klem op dat leden die bij de risicocontrole betrokken zijn, onafhankelijk moeten zijn van de bedrijfsonderdelen die zij controleren, voldoende gezag moeten hebben en een beloning moeten ontvangen die losstaat van de prestaties van die bedrijfsonderdelen;
Effectieve afstemming van de beloning op het nemen van verantwoord risico
9. benadrukt dat de beloning aan alle soorten risico's moet beantwoorden, parallel met de uitkomst die ze te zien geven en afgestemd op de evaluatietermijn van bestaande en potentiële risico's die de algemene resultaten en stabiliteit van de onderneming beïnvloeden;
10. wijst erop dat bestuurders zich in de leiding van beursgenoteerde ondernemingen niet door persoonlijke financiële belangen moeten laten leiden; meent dat persoonlijk financieel belang samen met variabele bezoldiging in veel gevallen in strijd met de belangen op lange termijn van de onderneming is, en dus ook met die van haar werknemers en aandeelhouders;
11. meent dat vergoedingsregelingen in verhouding tot de omvang, interne organisatie en complexiteit van de financiële instellingen moeten staan en de verscheidenheid van de verschillende financiële sectoren moeten weerspiegelen, zoals bankwezen, verzekeringswezen en vermogensbeheer;
12. benadrukt dat afspraken inzake operationeel risicomanagement tussen het hoger management, risiconemers en degenen die controletaken verrichten daarom aan de gedetailleerde en indringende doorlichting door de toezichthouder moeten worden onderworpen; meent dat dergelijke procedures ook voor personeelsleden moeten gelden die door hun totale beloning, inclusief pensioenvoorzieningen, in dezelfde personeelscategorie vallen;
13. is van oordeel dat de omvang van de variabele beloningscomponenten van vooraf vastgelegde en meetbare prestatiecriteria moet uitgaan, die de levensvatbaarheid van de onderneming op lange termijn moeten begunstigen;
14. benadrukt dat voor prestatiegebonden bezoldigingen de omvang van de bonuspool moet afhangen van de resultaten en de kapitaalbasis van de onderneming in haar geheel, terwijl de prestatiegebonden bezoldiging van de afzonderlijke werknemer van een gecombineerde evaluatie van zijn eigen prestaties, die van zijn bedrijfsonderdeel en de algemene resultaten van de onderneming moet uitgaan;
15. is van oordeel dat een koppeling van het persoonlijk financieel belang van bestuurders aan het variabele deel van hun beloning veelal in strijd is met de langetermijnbelangen van een onderneming; verlangt dat het beloningsbeleid voor bestuurders en voor andere medewerkers die verantwoordelijk zijn voor risicovolle besluiten strookt met een evenwichtig en functioneel risicobeheer en verlangt dat een passend evenwicht wordt gevonden tussen vaste en variabele beloningscomponenten; dringt ten zeerste aan op een algemene invoering van instrumenten waarmee de variabele beloningscomponenten van werknemerscategorieën wier prestaties verantwoordelijk zijn voor een verslechtering van de resultaten van hun onderneming, beperkt of zelfs afgeschaft kunnen worden;
16. is van mening dat niet alleen kwantitatieve maatstaven maar ook kwaliteitsgerelateerde prestatiecriteria en menselijk oordeel in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van het niveau van de variabele beloning;
17. is van oordeel dat beloningsregelingen niet mogen voorzien in gegarandeerde bonussen;
18. is niet alleen om ethische redenen, maar ook uit oogpunt van sociale gerechtigheid en van een duurzame economie van mening dat het verschil tussen de hoogste en de laagste lonen binnen een bedrijf redelijk moet zijn;
19. benadrukt dat de ondernemingen een interne procedure moeten vastleggen die door de toezichthouder goedgekeurd is om geschillen te behandelen die tussen hun risicomanagement en hun operationele eenheden kunnen ontstaan;
20. wijst met klem op de noodzaak deze beginselen uit te breiden tot de beloningen van alle werknemers waarvan de beroepsactiviteiten concrete gevolgen hebben voor het risicoprofiel van de onderneming waarvoor zij werken, met inbegrip van hogere leidinggevende functies, risiconemers en personeelsleden die controle uitoefenen en personeelsleden die door hun totale bezoldiging, inclusief pensioenvoorzieningen, in dezelfde categorie vallen;
21. wijst er met nadruk op dat aansprakelijkheidsverzekeringen voor bestuurders en leidinggevend personeel, die tot doel hebben bestuurders van ondernemingen, hogere functies en personeelsleden in verantwoordelijke posities tegen vorderingen als gevolg van risicovolle of onzorgvuldige beslissingen en handelwijzen in de uitoefening van hun beroepsbezigheden te beschermen, niet met duurzame risicobeheersing op beloningsgebied te verenigen zijn;
Evenwichtig gestructureerd beloningspakket
22. wijst erop dat er een goed evenwicht moet zijn tussen vaste en variabele beloningscomponenten;
23. meent dat variabele beloningscomponenten alleen zouden moeten worden uitbetaald als dat gezien de financiële situatie en de kapitaalbasis van de instelling verantwoord is en indien de langetermijnprestaties van de onderneming dat rechtvaardigen; vindt dat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten ten aanzien van financiële instellingen het recht moeten hebben om het totaal bedrag van de variabele bezoldigingen te beperken om het eigen vermogen van de onderneming te verstevigen;
24. benadrukt dat een aanzienlijk gedeelte van de variabele beloningscomponent over een voldoende lange periode moet worden uitgesteld; de omvang van het uitgestelde gedeelte en de lengte van de uitstelperiode moeten worden vastgesteld in overeenstemming met de bedrijfscyclus, de aard van de activiteiten, de risico's daarvan, en de activiteiten van het desbetreffende personeelslid. beloningscomponenten die krachtens uitstelregelingen verschuldigd zijn moeten niet eerder een verkregen recht worden dan beloningscomponenten op een prorata basis; ten minste 40% van de variabele beloningscomponent moet worden uitgesteld; in geval van een variabel gedeelte van de beloning waarvan het bedrag bijzonder hoog ligt, moet de uitbetaling van minstens 60% van het bedrag worden uitgesteld en moet de uitstelperiode tenminste vijf jaar bedragen;
25. is van oordeel dat een belangrijk deel, d.w.z. meer dan de helft, van de variabele beloning niet in geld zou moeten worden uitbetaald maar in vormen als achtergestelde schuld, voorwaardelijk kapitaal, aandelen of aandelengerelateerde instrumenten, in zoverre deze instrumenten stimuli creëren die sporen met de waardecreatie op de lange termijn en de tijdshorizonten van het risico;
26. meent dat het beloningsbeleid betrekking moet hebben op de volledige bezoldiging, met inbegrip van pensioenen en salarissen, om „bonusarbitrage” te verhinderen; meent verder dat „pensioenbonussen” niet in geld maar in andere vorm toegekend moeten worden, zoals achtergestelde schuld, voorwaardelijk kapitaal, aandelen of aandeelgebonden instrumenten, om als stimulansen op lange termijn te kunnen dienen;
27. stelt voor dat voor vertrekpremies („gouden parachutes”) die bestuurders bij vroegtijdige beëindiging van de arbeidsverhouding ontvangen, een plafond van ten hoogste twee maal de jaarlijkse vaste beloningscomponent wordt vastgesteld en dat er geen vertrekpremies meer mogen worden uitgekeerd bij wanprestaties of vrijwillig vertrek;
28. dringt erop aan bij de vaststelling van het beloningsbeleid te zorgen voor een gelijke behandeling van mannen en vrouwen;
29. benadrukt nogmaals dat alle vormen van discriminatie in ondernemingen moeten worden bestraft, met name bij de vaststelling van het beloningsbeleid, de loopbaanontwikkeling en de werving van bestuurders;
Effectief bedrijfstoezicht en rol van de aandeelhouders
30. is van mening dat ondernemingen tijdig duidelijke en alomvattende informatie moeten verstrekken over hun beloningscultuur en dat toezichthoudende autoriteiten toegang moeten hebben tot alle informatie die zij nodig hebben om te beoordelen of de toepasselijke beginselen worden nageleefd;
31. verlangt van overheidsbedrijven, net als van andere ondernemingen, volledige transparantie ten aanzien van het door hen gehanteerde belonings- en bonusbeleid;
32. dringt tevens aan op openbaarmaking van de details van bedrijfsregelingen, ook bij overheidsbedrijven, voor pensioenen en aanvullende pensioenen;
33. dringt er bij de Commissie op aan haar aanbevelingen van 30 april 2009 over de beloningsstructuur en de afstemming op risico's, in overeenstemming met de beginselen die zijn opgesteld door de Raad voor financiële stabiliteit en die door de G20 in september 2009 zijn bekrachtigd, te verscherpen;
34. verzoekt de Commissie strikte en bindende beginselen inzake het beloningsbeleid in de financiële sector vast te stellen, die op de voorstellen voor het bankwezen van het verslag over de richtlijn kapitaalvereisten voortbouwen, alsook een op openbaarheid steunend stelsel in te voeren in het kader waarvan beursgenoteerde ondernemingen die deze beginselen niet naleven dat moeten rechtvaardigen;
35. dringt er bij de toezichthouders in de financiële sector op aan de in januari 2010 door het Basels comité voor het banktoezicht voorgestelde beginselen en standaardbeoordelingsmethode voor beloningen toe te passen;
36. verlangt dat de Commissie en de lidstaten een gemeenschappelijke internationale structuur bevorderen voor de openbaarmaking van het aantal personen met een inkomen van meer dan 1 miljoen EUR, met vermelding van de voornaamste elementen betreffende salaris, bonus, langetermijnbeloning en pensioenbijdragen;
37. vraagt de Commissie om de rol van zowel interne als externe auditors in aanmerking te nemen als een deel van een alomvattend effectief bedrijfstoezicht;
38. vraagt de Commissie om na te gaan of de rol van bestuurders zonder uitvoerende functie niet uitgebreid kan worden, onder meer door ervoor te zorgen dat de ondernemingen die bestuurders permanente opleiding en onafhankelijke bezoldigingspakketten aanbieden die hun onafhankelijke rol weerspiegelen, en de toezichthoudende organen bevoegdheid geven om gemachtigde personen te spreken;
39. verzoekt de Commissie om in haar wetgevingsvoorstellen de rol van de toezichthoudende autoriteiten in het beloningsbeleid te verduidelijken;
40. benadrukt dat variabele beloning niet mag worden uitbetaald via instrumenten of methoden die het ontduiken van loonbelasting over deze beloning in de hand werken;
41. wenst de waarborg te krijgen, als de bezoldiging gereglementeerd wordt, dat dat niet ten nadele van de grondrechten gebeurt die door de verdragen gewaarborgd worden, meer in het bijzonder het recht van de sociale partners om volgens de nationale wetten en gebruiken collectieve overeenkomsten af te sluiten en uit te voeren;
42. verzoekt de Commissie om een Europees raamwerk voor crisisbeheersing op te zetten om een nieuwe financiële crisis te voorkomen, en daarbij de initiatieven van internationale instanties als de G20 en het IMF in aanmerking te nemen;
43. dringt er bij de Commissie op aan de lidstaten aan te sporen om beursgenoteerde bedrijven en bedrijven in de financiële dienstverlening te wijzen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, hun beschadigde imago en de noodzaak om een voorbeeldrol te spelen in een welvarende internationale samenleving;
44. is van oordeel dat handhaving van activiteiten of filialen in niet-meewerkende landen in strijd is met de langetermijnbelangen van ondernemingen in het algemeen en verlangt dat een Europese strategie ter bestrijding van belastingparadijzen wordt ontwikkeld, om op die manier uitvoering te geven aan de verklaringen van de G20 in Londen en Pittsburgh;
o o o
45. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regelgevende instanties van de EU en de lidstaten.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2010 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1331/2008 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (11261/3/2009 – C7-0078/2010 – 2008/0002(COD))
– gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (11261/3/2009 – C7-0078/2010),
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0872),
– gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 95, lid 1, van het EGVerdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0027/2008),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),
– gelet op artikel 294, lid 7, en artikel 114, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 29 mei 2008(2),
– gelet op artikel 66 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0152/2010),
1. stelt het standpunt in tweede lezing vast dat hieronder wordt uiteengezet;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 7 juli 2010 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1331/2008 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(4),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Bij de uitvoering van het beleid van de Unie en gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dient een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en van consumentenbescherming verzekerd te worden en tevens een hoog niveau van dierenwelzijn en milieubescherming. Ook dient te allen tijde het voorzorgsbeginsel zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden(5) in acht te worden genomen.
(2) Bij de uitvoering van het beleid van de Unie dient een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te worden gewaarborgd, met voorrang boven de werking van de interne markt.
(3)In artikel 13 van het VWEU wordt bepaald dat de Unie en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het beleid ten volle rekening houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren, als wezens met gevoel.
(4)De in de wetgeving van de Unie vastgelegde normen moeten voor alle voedingsmiddelen gelden die op de markt van de Unie worden gebracht, ook voor de voedingsmiddelen die uit derde landen worden ingevoerd.
(5)In zijn resolutie van 3 september 2008 over het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening(6) verzocht het Europees Parlement de Commissie voorstellen in te dienen om ten behoeve van de voedselvoorziening te verbieden: (i) het klonen van dieren, (ii) het voor landbouwdoelen houden van gekloonde dieren of hun nakomelingen, (iii) het op de markt brengen van vlees of zuivelproducten afkomstig van gekloonde dieren of hun nakomelingen, en (iv) het invoeren van gekloonde dieren of hun nakomelingen, zaad en embryo's van gekloonde dieren of hun nakomelingen, en vlees of zuivelproducten afkomstig van gekloonde dieren of hun nakomelingen.
(6)Het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's (WCNG) van de Commissie heeft op 28 en 29 september 2005 een advies aangenomen waarin werd geconcludeerd dat er „grote leemten [bestaan] in de kennis die voor risicobeoordeling nodig is, onder andere wat betreft de karakterisering van nanodeeltjes, de detectie en meting van nanodeeltjes, de dosis-effectrelatie, het gedrag en de persistentie van nanodeeltjes in mensen en het milieu en alle aspecten van toxicologie en milieutoxicologie die verband houden met nanodeeltjes”; het advies van het WCNG concludeert verder dat „de bestaande toxicologische en ecotoxicologische methoden misschien niet volstaan om alle kwesties aan te pakken die door nanodeeltjes aan de orde worden gesteld”.
(7) Bij Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten(7) en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie van 20 september 2001 houdende nadere regels voor de openbaarmaking van bepaalde gegevens en de bescherming van ingevolge Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad verstrekte gegevens(8) zijn de voorschriften van de Unie voor nieuwe voedingsmiddelen vastgesteld. Voor de duidelijkheid moeten Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1852/2001 worden ingetrokken, en Verordening (EG) nr. 258/97 moet worden vervangen door de onderhavige verordening. Aanbeveling 97/618/EG van de Commissie van 29 juli 1997 betreffende de wetenschappelijke aspecten en de presentatie van de informatie die nodig is om aanvragen voor het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten te ondersteunen alsmede het opstellen van de verslagen van de eerste beoordeling uit hoofde van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad(9) moet daarom worden ingetrokken wat betreft nieuwe voedingsmiddelen.
(8) Om te zorgen voor continuïteit met Verordening (EG) nr. 258/97, moet voor nieuwe voedingsmiddelen het criterium blijven gelden dat zij niet vóór de datum waarop die verordening van toepassing werd, namelijk 15 mei 1997, in significante mate in de Unie voor menselijke voeding zijn gebruikt. Met gebruik binnen de Unie wordt bedoeld gebruik in de lidstaten, ongeacht de datum waarop deze tot de Europese Unie zijn toegetreden.
(9) ▌De bestaande definitie van nieuwe voedingsmiddelen moet worden verduidelijkt, aangevuld met een toelichting van de criteria voor nieuwheid, en geactualiseerd door in plaats van de huidige categorieën een verwijzing op te nemen naar de algemene definitie van levensmiddelen in ▌Verordening (EG) nr. 178/2002.
(10)Voedingsmiddelen met een nieuwe of opzettelijk gewijzigde molecuulstructuur, voedingsmiddelen bestaande uit of afgezonderd uit micro-organismen, schimmels of algen, nieuwe strengen van een micro-organisme waarvan niet bekend is dat zij veilig kunnen worden gebruikt en concentraten van stoffen die van nature in planten voorkomen, dienen volgens de definitie van deze verordening als nieuwe voedingsmiddelen te worden beschouwd.
(11) Bovendien moet worden verduidelijkt dat een voedingsmiddel als nieuw moet worden beschouwd wanneer daarop een productietechnologie is toegepast die ▌niet eerder werd gebruikt voor de productie van levensmiddelen die bestemd zijn voor afzet en consumptie. Met name opkomende kweek-, fok- en levensmiddelenproductietechnologieën, die van invloed zijn op de levensmiddelen en dus mogelijk ook op de voedselveiligheid, moeten onder deze verordening vallen. Daarom moeten levensmiddelen die afkomstig zijn van planten en dieren die met niet-traditionele kweek- en foktechnieken zijn geproduceerd, ▌en levensmiddelen die zijn gemodificeerd met nieuwe productieprocedés, zoals nanotechnologie en nanowetenschap, die van invloed kunnen zijn op de levensmiddelen, ▌ook als nieuwe voedingsmiddelen worden beschouwd. Levensmiddelen die afkomstig zijn van nieuwe plantensoorten of van diersoorten die met traditionele foktechnieken zijn geproduceerd, dienen niet als nieuwe voedingsmiddelen te worden beschouwd. ▌
(12)Het klonen van dieren is onverenigbaar met punt 20 van de bijlage bij Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren(10), waarin gesteld wordt dat geen natuurlijke of kunstmatige fokmethoden worden toegepast die de betrokken dieren pijn of letsel toebrengen of kunnen toebrengen. Daarom mogen van gekloonde dieren of van hun nakomelingen afkomstige voedingsmiddelen niet op de Unielijst worden geplaatst.
(13) ▌De Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën, opgericht bij besluit van de Commissie van 16 december 1997, heeft in zijn advies (nr. 23) van 16 januari 2008 inzake de ethische aspecten van het klonen ten behoeve van de voedselvoorziening verklaard „dat er geen overtuigende argumenten zijn die de productie van voedingsmiddelen uit klonen en hun nakomelingen rechtvaardigen”. Het Wetenschappelijk Comité van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (de „Autoriteit”) is in zijn advies van 15 juli 2008 inzake het klonen van dieren(11) tot de slotsom gekomen dat gebleken is dat de gezondheid en het welzijn van een beduidend aantal klonen in ongunstige zin, en soms ernstig en met dodelijke afloop worden beïnvloed.
(14)Voedingsmiddelen die uit gekloonde dieren en de nakomelingen daarvan worden geproduceerd, dienen evenwel van de werkingssfeer van deze verordening te worden uitgesloten. Deze materie moet bij specifieke verordening worden geregeld die via de gewone wetgevingsprocedure wordt vastgesteld, en moet niet onderworpen worden aan de uniforme toelatingsprocedure. De Commissie moet hiertoe een wetgevingsvoorstel indienen voordat deze verordening in werking treedt. Tot de inwerkingtreding van een verordening over gekloonde dieren dient er een moratorium te gelden voor het in de handel brengen van voedingsmiddelen die uit gekloonde dieren of de nakomelingen daarvan worden geproduceerd.
(15) Er moeten uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld om aanvullende criteria te verschaffen voor de beoordeling of een levensmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt. Als een levensmiddel vóór die datum uitsluitend gebruikt is als of in een voedingssupplement, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen(12), of als bestanddeel daarvan, mag het na die datum ▌voor hetzelfde gebruik in de handel worden gebracht zonder als nieuw voedingsmiddel te worden beschouwd. Bij de beoordeling of het levensmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt, dient echter geen rekening te worden gehouden met het gebruik als voedingssupplement of bestanddeel daarvan. Voor ander gebruik van het betrokken levensmiddel, dus niet als voedingssupplement, moet toestemming overeenkomstig deze verordening vereist zijn.
(16) Het gebruik van technisch vervaardigde nanomaterialen in de productie van levensmiddelen kan toenemen door de verdere ontwikkeling van de technologie. Met het oog op het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid ▌moet een uniforme definitie van technisch vervaardigde nanomaterialen ▌worden opgesteld. ▌
(17) De momenteel beschikbare testmethoden zijn niet geschikt voor de beoordeling van de risico's die verbonden zijn aan nanomaterialen. Er dienen met spoed niet op dierproeven gebaseerde testmethoden voor proeven met nanomaterialen te worden ontwikkeld.
(18)In de verpakking van voedingsmiddelen mogen enkel nanomaterialen aanwezig zijn die werden opgenomen in een lijst van goedgekeurde nanomaterialen, en zij dienen vergezeld te gaan van een migratielimiet in of op de voedingsproducten in deze verpakkingen.
(19) Levensmiddelenproducten die worden geherformuleerd op basis van bestaande voedselingrediënten die in de Unie in de handel zijn, in het bijzonder bij een herformulering door wijziging van de samenstelling of de hoeveelheden van deze ingrediënten, dienen niet te worden beschouwd als nieuwe voedingsmiddelen. ▌
(20) De bepalingen van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik(13), moeten gelden wanneer een product, gelet op al zijn eigenschappen, zowel onder de definitie van „geneesmiddel” kan vallen als onder de definitie van een product dat onder andere wetgeving van de Unie valt. In dit verband moet een lidstaat, wanneer hij overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG vaststelt dat een product een geneesmiddel is, het in de handel brengen van dat product kunnen beperken in overeenstemming met het recht van de Unie. Bovendien vallen geneesmiddelen niet onder de definitie van levensmiddel die in Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt gegeven en mag deze verordening er niet op worden toegepast.
(21) Krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 toegelaten nieuwe voedingsmiddelen moeten als nieuw voedingsmiddel beschouwd blijven worden, maar voor nieuwe toepassingen van die voedingsmiddelen moet toestemming vereist zijn.
(22) Levensmiddelen die voor technologische toepassingen bestemd zijn of genetisch gemodificeerd zijn, moeten niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Daarom vallen genetisch gemodificeerde levensmiddelen die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1829/2003(14) vallen, levensmiddelen die uitsluitend gebruikt worden als additieven die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1333/2008(15) vallen, aroma's die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1334/2008(16) vallen, enzymen die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1332/2008(17) vallen en extractiemiddelen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/32/EG(18), buiten het toepassingsgebied van deze verordening.
(23) Het gebruik van vitaminen en mineralen is geregeld in specifieke sectorale levensmiddelenwetgeving. De vitaminen en mineralen die vallen onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/46/EG, Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen(19) en Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (herschikking)(20), moeten daarom buiten het toepassingsgebied van deze verordening blijven. Deze specifieke wetgevingen treffen evenwel geen regeling voor de gevallen waarin goedgekeurde verbindingen van vitaminen en mineralen worden verkregen met productiemethoden of nieuwe bronnen waarmee geen rekening is gehouden toen die verbindingen werden goedgekeurd. In afwachting van de aanpassing van de specifieke wetgevingen mogen die verbindingen van vitaminen en mineralen derhalve niet buiten het toepassingsgebied van deze verordening worden gehouden wanneer het gebruik van de productiemethode of van nieuwe bronnen wijzigingen in de samenstelling of de structuur van de vitaminen of mineralen veroorzaakt die significant zijn voor hun voedingswaarde, hun metabolisme of hun gehalte aan ongewenste stoffen.
(24) Voor bijzondere voeding, voor verrijking van levensmiddelen of voor gebruik als voedingssupplement bestemde nieuwe voedingsmiddelen, afgezien van vitaminen en mineralen, moeten worden beoordeeld overeenkomstig deze verordening. Tegelijkertijd moeten hierop de voorschriften van Richtlijn 2002/46/EG, Verordening (EG) nr. 1925/2006, Richtlijn 2009/39/EG, en de in Richtlijn 2009/39/EG en bijlage I daarbij bedoelde bijzondere richtlijnen van toepassing blijven.
(25) De Commissie moet een eenvoudige en transparante procedure vaststellen voor situaties waarin zij geen informatie heeft over het gebruik voor menselijke voeding vóór 15 mei 1997. Bij deze procedure moeten de lidstaten worden betrokken. Deze procedure moet uiterlijk ...(21) worden vastgesteld.
(26) Nieuwe voedingsmiddelen mogen alleen in de Unie in de handel worden gebracht als zij veilig zijn en de consument niet misleiden. De beoordeling van hun veiligheid dient te berusten op het voorzorgsbeginsel als neergelegd in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 178/2002. Bovendien mogen zij niet zodanig verschillen van de levensmiddelen ter vervanging waarvan zij zijn bedoeld dat de normale consumptie ervan uit voedingsoogpunt nadelig voor de consument is.
(27) Voor de veiligheidsbeoordeling en goedkeuring moet een geharmoniseerde gecentraliseerde procedure worden toegepast die doelmatig, aan termijnen gebonden en transparant is. Met het oog op verdere harmonisatie van de verschillende goedkeuringsprocedures voor levensmiddelen moeten de veiligheidsbeoordeling voor nieuwe voedingsmiddelen en de opname ervan op de Unielijst plaatsvinden in overeenstemming met de procedure van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's(22), die van toepassing moet zijn behalve wanneer deze verordening er specifiek van afwijkt. Wanneer de Commissie een aanvraag tot goedkeuring van een product als nieuw voedingsmiddel ontvangt, dient zij de geldigheid en de toepasselijkheid van de aanvraag te onderzoeken. Bij de goedkeuring van een nieuw voedingsmiddel moet ook rekening worden gehouden met andere factoren die van belang zijn voor het onderwerp in kwestie, zoals ethiek, milieu en dierenwelzijn, en het voorzorgsbeginsel.
(28) Ook moeten criteria voor de beoordeling van de potentiële risico's van nieuwe voedingsmiddelen worden vastgesteld. Met het oog op een geharmoniseerde wetenschappelijke beoordeling van nieuwe voedingsmiddelen moet die beoordeling door de Autoriteit worden verricht.
(29)Ethische en milieuaspecten moeten een onderdeel zijn van de risicobeoordeling tijdens de toelatingsprocedure. De beoordeling van deze aspecten dient respectievelijk plaats te vinden door de Europese groep ethiek van de wetenschappen en de nieuwe technologieën en het Europees Milieuagentschap.
(30) De procedures moeten worden vereenvoudigd door aanvragers toe te staan één aanvraag in te dienen voor levensmiddelen die onder verschillende sectorale levensmiddelenwetgeving vallen. Verordening (EG) nr. 1331/2008 dient derhalve dienovereenkomstig te worden aangepast. Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is, en moet het woord „Gemeenschap” in heel die verordening worden vervangen door het woord „Unie”.
(31) Indien traditionele levensmiddelen uit derde landen voorkomen op de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen mogen zij, onder soortgelijke voorwaarden als voor de levensmiddelen waarvan is aangetoond dat zij een geschiedenis van veilig gebruik hebben, in de Unie in de handel worden gebracht. Bij de beoordeling en het beheer van de veiligheid van traditionele levensmiddelen uit derde landen moet rekening worden gehouden met de geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel in hun land van oorsprong. Gebruik voor niet-voedingsdoeleinden of gebruik voor andere doeleinden dan een normaal voedingspatroon moet bij de vaststelling van een geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel buiten beschouwing blijven.
(32) Zo nodig moeten op basis van de conclusies van de veiligheidsbeoordeling voorschriften worden vastgesteld voor monitoring van het gebruik van in de handel gebrachte nieuwe voedingsmiddelen voor menselijke voeding.
(33) De opname van een nieuw voedingsmiddel op de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen ▌moet de mogelijkheid onverlet laten om de effecten van de totale inname van een stof die aan dat voedingsmiddel is toegevoegd of voor de vervaardiging ervan is gebruikt, dan wel van een vergelijkbaar product, overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1925/2006 te beoordelen.
(34) Om onderzoek en ontwikkeling, en bijgevolg innovatie, in de landbouw- en levensmiddelenindustrie te stimuleren, dienen onder bepaalde omstandigheden de door innoverende ondernemers gedane investeringen voor het verzamelen van de informatie en gegevens ten behoeve van een aanvraag krachtens deze verordening te worden beschermd. De nieuwe wetenschappelijke bewijzen en door eigendomsrecht beschermde gegevens die worden verstrekt om een aanvraag voor de opname van een nieuw voedingsmiddel op de Unielijst te ondersteunen, ▌mogen gedurende een beperkte periode niet zonder toestemming van de eerste aanvrager ten gunste van een andere aanvrager worden gebruikt. De bescherming van door een aanvrager ingediende wetenschappelijke gegevens mag voor andere aanvragers geen beletsel vormen om op basis van hun eigen wetenschappelijke gegevens te proberen nieuwe voedingsmiddelen op de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen te laten opnemen. Bovendien mag de bescherming van wetenschappelijke gegevens geen beletsel vormen voor transparantie en toegang tot informatie ten aanzien van de voor de veiligheidsbeoordeling van nieuwe voedingsmiddelen gebruikte gegevens. Intellectuele eigendomsrechten dienen desalniettemin te worden geëerbiedigd.
(35) Voor nieuwe voedingsmiddelen gelden de algemene etiketteringsvoorschriften van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame(23). In bepaalde gevallen kan aanvullende informatie op het etiket nodig zijn, in het bijzonder in verband met de beschrijving, de oorsprong of de gebruiksvoorwaarden van de levensmiddelen. Daarom kan het bij de opname van een nieuw voedingsmiddel op de Unielijst nodig zijn specifieke gebruiksvoorwaarden of etiketteringsvoorschriften vast te stellen.
(36) Bij Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen(24) zijn de bepalingen in de lidstaten op dit gebied geharmoniseerd. Claims voor nieuwe voedingsmiddelen moeten dan ook in overeenstemming zijn met die verordening. Indien een aanvrager wenst dat op een nieuw voedingsmiddel een gezondheidsclaim vermeld staat waarvoor toestemming moet worden verleend overeenkomstig artikel 17 of 18 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en de aanvragen voor nieuwe voedingsmiddelen en gezondheidsclaims beiden verzoeken bevatten inzake de bescherming van eigendomsrechten, moeten de perioden van gegevensbescherming gelijk beginnen en samenvallen, indien de aanvrager hierom verzoekt.
(37) De Europese Groep ethiek van de wetenschappen en de nieuwe technologieën moet in specifieke gevallen worden geraadpleegd voor advies over ethische vraagstukken in verband met het gebruik van nieuwe technologieën en het ▌in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen.
(38) Nieuwe voedingsmiddelen die op grond van Verordening (EG) nr. 258/97 in de Unie in de handel worden gebracht, moeten in de handel gebracht blijven worden. Nieuwe voedingsmiddelen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 zijn toegelaten, moeten op de bij deze verordening ingestelde Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen worden opgenomen. Voorts moeten, wanneer het verslag van de eerste beoordeling bedoeld in artikel 6, lid 3, van die verordening ▌nog niet aan de Commissie is toegezonden en wanneer overeenkomstig artikel 6, lid 3 of 4, van deze verordening een aanvullend beoordelingsverslag nodig is vóór de datum waarop die verordening van toepassing wordt, uit hoofde van die verordening ingediende verzoeken als verzoeken uit hoofde van de onderhavige verordening worden beschouwd. Wanneer zij advies moeten uitbrengen, dienen de Autoriteit en de lidstaten rekening te houden met de uitkomsten van de eerste beoordeling. Andere verzoeken krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 die vóór de datum van toepassing van onderhavige verordening zijn ingediend, worden behandeld volgens de bepalingen van Verordening (EG) nr. 258/97.
(39) Bij Verordening (EG) nr. 882/2004(25) zijn algemene regels vastgesteld voor het uitvoeren van officiële controles om de overeenstemming met de voedselwetgeving na te gaan. De lidstaten moet worden verzocht officiële controles uit te voeren overeenkomstig die verordening, teneinde een grotere overeenstemming met die verordening te bereiken.
(40) De vereisten ten aanzien van de hygiëne van levensmiddelen als opgenomen in Verordening (EG) nr. 852/2004(26) zijn van toepassing.
(41) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van geharmoniseerde regels voor het in de Unie in de handel brengen van nieuwe levensmiddelen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
(42) De lidstaten moeten de regels vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en moeten alle maatregelen nemen om te waarborgen dat zij worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.
▌
(43) De Commissie dient de bevoegdheid te krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria om te bepalen welke levensmiddelen vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding zijn gebruikt, met betrekking tot de vraag of een soort voedingsmiddel al dan niet onder deze verordening valt, de aanpassing van de definitie van „technisch vervaardigd nanomateriaal” aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang en de in internationaal verband overeengekomen definities, de vaststelling van regels voor de handelwijze in het geval dat de Commissie geen informatie heeft over het gebruik voor menselijke voeding vóór 15 mei 1997, alsook met betrekking tot de regels voor de toepassing van artikel 4, lid 1, en artikel 9 en de bijwerking van de Unielijst. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij de voorbereiding advies inwint, onder meer van deskundigen,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening bevat geharmoniseerde voorschriften voor het in de Unie in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen, die erop gericht zijn een hoog niveau van bescherming van het leven en de menselijke gezondheid, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de consumentenbelangen te waarborgen en tegelijkertijd te zorgen voor doorzichtigheid en een goed werkende interne markt, en innovatie in de voedingsmiddelensector te stimuleren.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op het in de Unie in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a)
levensmiddelen wanneer en voor zover zij gebruikt worden als:
i)
levensmiddelenadditieven die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1333/2008 vallen;
ii)
levensmiddelenaroma's die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1334/2008 vallen;
iii)
extractiemiddelen, gebruikt bij de productie van levensmiddelen, die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/32/EG van de Raad vallen;
iv)
voedingsenzymen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1332/2008 vallen;
v)
vitaminen en mineralen die binnen het toepassingsgebied van respectievelijk Richtlijn 2002/46/EG, Verordening (EG) nr. 1925/2006 of Richtlijn 2009/39/EG vallen, met uitzondering van reeds goedgekeurde verbindingen van vitaminen en mineralen die worden verkregen door gebruik te maken van productiemethoden of nieuwe bronnen waarmee geen rekening is gehouden toen die verbindingen krachtens specifieke wetgeving werden goedgekeurd, wanneer dergelijke productiemethoden of nieuwe bronnen significante wijzigingen veroorzaken als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), punt iii), van deze verordening;
b)
levensmiddelen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1829/2003 vallen;
c)levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren en hun nakomelingen. Vóór ...(27) dient de Commissie een wetgevingsvoorstel in om het in de Unie op de markt brengen van levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren en hun nakomelingen te verbieden. Dit voorstel wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad.
3.Waar nodig en met inachtneming van het in dit artikel omschreven toepassingsgebied kan de Commissie, door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 20 en onder de in de artikelen 21 en 22 vastgestelde voorwaarden, bepalen of een soort voedingsmiddel binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt.
Artikel 3
Definities
1. Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities in Verordening (EG) nr. 178/2002 van toepassing.
2. Verder wordt verstaan onder:
a)
„nieuw voedingsmiddelen” ▌:
i)
levensmiddelen ▌die vóór 15 mei 1997 in de Unie niet in significante mate voor menselijke voeding zijn gebruikt;
ii)
levensmiddelen afkomstig van planten of dieren, wanneer op die planten of dieren een niet-traditionele kweek- of foktechniek is toegepast die vóór 15 mei 1997 ▌nog niet werd gebruikt, met uitzondering van voedingsmiddelen afkomstig van gekloonde dieren en hun nakomelingen;
iii)
levensmiddelen waarop een nieuw productieprocédé is toegepast dat vóór 15 mei 1997 in de Unie nog niet in het kader van levensmiddelenproductie werd gebruikt, wanneer dit productieprocedé wijzigingen in de samenstelling of de structuur van de levensmiddelen veroorzaakt die significant zijn voor hun voedingswaarde, hoe zij worden gemetaboliseerd of hun gehalte aan ongewenste stoffen;
iv)
levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk uit technisch vervaardigde nanomaterialen bestaan;
▌
b)
„technisch vervaardigd nanomateriaal”: doelbewust geproduceerd materiaal dat een of meer dimensies heeft van 100 nm of minder of dat is samengesteld uit afzonderlijke functionele delen, intern of aan de oppervlakte, waarvan er vele een of meer dimensies hebben van 100 nm of minder, inclusief structuren, agglomeraten of aggregaten, die een omvang kunnen hebben van meer dan 100 nm, maar die eigenschappen behouden die kenmerkend voor de nanoschaal zijn.
i)
eigenschappen die verband houden met het grote specifieke oppervlak van de materialen in kwestie; en/of
ii)
specifieke fysisch-chemische eigenschappen die verschillen van degene van de niet-nanovorm van hetzelfde materiaal;
c)'gekloonde dieren„: dieren verwekt door een aseksuele, kunstmatige reproductiemethode met het oog op de productie van een genetisch identieke of bijna identieke kopie van een individueel dier;
d)'nakomelingen van gekloonde dieren”: dieren verwekt door seksuele reproductie, waarbij ten minste één van de voorzaten een gekloond dier is;
e)
„traditionele levensmiddelen uit een derde land”: natuurlijke, niet technisch vervaardigde nieuwe voedingsmiddelen ▌met een gebruiksgeschiedenis in een derde land, waarmee bedoeld wordt dat het levensmiddel gedurende ten minste 25 jaar vóór ...(28) voor een groot deel van de bevolking van het land een onderdeel van het normale voedingspatroon is geweest, en dat nog altijd is;
f)
„geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel in een derde land”: de veiligheid van het voedingsmiddel wordt bevestigd door gegevens over de samenstelling, door de ervaring met het gebruik en door het ten minste 25 jaar voortgezette gebruik voor het gebruikelijke voedingspatroon van een groot deel van de bevolking van een land.
3. Gelet op de verschillende definities van nanomateriaal die door diverse instanties op internationaal niveau zijn gepubliceerd en op de permanente technische en wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van nanotechnologie zorgt de Commissie, door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 20 en onder de in de artikelen 21 en 22 vastgestelde voorwaarden, voor de bijwerking van lid 2, onder b), en voor de aanpassing ervan aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang en aan de definities die in internationaal verband zullen worden goedgekeurd.
Artikel 4
Verzameling van informatie over de indeling van een nieuw voedingsmiddel
1. De Commissie verzamelt informatie van de lidstaten en/of exploitanten van levensmiddelenbedrijven of andere belanghebbende partijen om te bepalen of een voedingsmiddel onder deze verordening valt. De lidstaten, de exploitanten en de andere belanghebbende partijen doen de Commissie informatie toekomen over de mate waarin een voedingsmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie voor menselijke voeding is gebruikt.
2. De Commissie publiceert deze gegevens en de conclusies van deze verzameling van gegevens en de ondersteunende niet-vertrouwelijke gegevens.
3. Ter waarborging van de volledigheid van de informatie over de indeling van een nieuw voedingsmiddel stelt de Commissie uiterlijk op ...(29), door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 20 en onder de in de artikelen 21 en 22 vastgestelde voorwaarden, regels vast voor de handelwijze in het geval dat de Commissie geen informatie heeft over het gebruik voor menselijke voeding vóór 15 mei 1997.
4. De Commissie kan, door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 20 en onder de in de artikelen 21 en 22 vastgestelde voorwaarden, gedetailleerde regels voor de toepassing van lid 1 vaststellen, met name wat betreft de door de lidstaten en/of exploitanten van levensmiddelenbedrijven te verstrekken informatie.
Artikel 5
Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen
Nieuwe voedingsmiddelen mogen alleen in de handel worden gebracht als zij zijn opgenomen op de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen („de Unielijst”). De Unielijst wordt door de Commissie gepubliceerd en bijgehouden op een daarvoor bestemde publiekelijk toegankelijke pagina van de website van de Commissie.
Hoofdstuk II
Vereisten voor het in de Unie in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen
Artikel 6
Verbod op nieuwe voedingsmiddelen die niet aan de eisen voldoen
Nieuwe voedingsmiddelen worden niet in de handel gebracht, indien ze niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze verordening. ▌
▌
Artikel 7
Algemene voorwaarden voor opneming van nieuwe voedingsmiddelen op de Unielijst
1. Een nieuw voedingsmiddel kan alleen op de betrokken Unielijst worden opgenomen als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
a)
het levert volgens de beschikbare wetenschappelijke gegevens geen gevaar voor de gezondheid van de consument en van dieren op, hetgeen betekent dat cumulatieve en synergistische effecten alsmede mogelijke nadelige effecten op bepaalde bevolkingsgroepen bij de risicobeoordeling in aanmerking worden genomen;
b)
het misleidt de consument niet;
c)
indien het bedoeld is ter vervanging van een ander levensmiddel, verschilt het daar niet zodanig van dat de normale consumptie ervan uit voedingsoogpunt nadelig voor de consument is;
d)het advies van het Europees Milieuagentschap over de mate waarin het productieproces en normale consumptie nadelige gevolgen hebben voor het milieu, dat niet later dan op de dag van publicatie van de beoordeling van de Autoriteit wordt gepubliceerd, wordt bij de risicobeoordeling in acht genomen;
e)het advies van de Europese Groep ethiek van de wetenschappen en de nieuwe technologieën over de mate waarin er ethische bezwaren zijn, dat niet later dan op de dag van publicatie van de beoordeling van de Autoriteit wordt gepubliceerd, wordt bij de risicobeoordeling in acht genomen;
f)een nieuw voedingsmiddel dat nadelige effecten op bepaalde bevolkingsgroepen kan hebben, wordt pas toegelaten als er specifieke maatregelen ter voorkoming van die ongewenste effecten zijn getroffen;
g)het voedingsmiddel is niet afkomstig van een gekloond dier of nakomelingen daarvan;
h)indien voor veilig gebruik vereist, worden er maximumwaarden voor inname van het nieuwe voedingsmiddel als zodanig of als deel van een ander voedingsmiddel of categorie voedingsmiddelen vastgelegd;
i)cumulatieve effecten van nieuwe voedingsmiddelen die in verschillende voedingsmiddelen of categorieën voedingsmiddelen gebruikt worden, zijn geëvalueerd.
2.Voedingsmiddelen waarvoor productieprocessen gebruikt zijn die specifieke risicobeoordelingsmethoden vereisen (zoals voedingsmiddelen waarbij nanotechnologie is gebruikt), kunnen pas op de communautaire lijst worden opgenomen als die specifieke methoden door de Autoriteit voor gebruik zijn goedgekeurd en er met een adequate veiligheidsbeoordeling op basis van die methoden is aangetoond dat het gebruik van de betrokken voedingsmiddelen veilig is.
3.Een nieuw voedingsmiddel mag alleen op de Unielijst worden opgenomen als de bevoegde instantie in een advies heeft bevestigd dat het geen gevaar voor de gezondheid oplevert.
4.In geval van twijfel, bijvoorbeeld als gevolg van onvoldoende wetenschappelijke zekerheid of bij gebrek aan gegevens, wordt het voorzorgsbeginsel gehanteerd en mag het betrokken voedingsmiddel niet op de Unielijst worden opgenomen.
Artikel 8
Inhoud van de Unielijst
1. De Commissie werkt de Unielijst bij, onder andere in gevallen van gegevensbescherming als bedoeld in artikel 14, volgens de procedure van Verordening (EG) nr. 1331/2008. In afwijking van het bepaalde in artikel 7, leden 4, 5 en 6, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 wordt de verordening houdende bijwerking van de Unielijst vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 20 en onder de in de artikelen 21 en 22 vastgestelde voorwaarden. De Commissie publiceert de Unielijst op een speciaal daarvoor bestemde pagina van haar website.
2. De vermelding van een nieuw voedingsmiddel op de Unielijst omvat:
a)
een specificatie van het voedingsmiddel;
b)het beoogde gebruik van het voedingsmiddel;
c) de gebruiksvoorwaarden;
d)in voorkomend geval, aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften om de eindgebruiker te informeren;
e)de datum waarop het nieuwe voedingsmiddel op de Unielijst is opgenomen en de datum van ontvangst van de aanvraag;
f)de naam en het adres van de aanvrager;
g)de datum en het resultaat van de laatste inspectie overeenkomstig de in artikel 12 neergelegde voorschriften voor monitoring;
h)het feit dat de vermelding gebaseerd is op nieuwe wetenschappelijke bewijzen en/of overeenkomstig artikel 14 door eigendomsrechten beschermde gegevens;
i)het feit dat het nieuwe voedingsmiddel alleen door de aanvrager genoemd onder f) in de handel mag worden gebracht, tenzij een latere aanvrager toestemming voor het voedingsmiddel krijgt zonder verwijzing naar de door eigendomsrechten beschermde gegevens van de oorspronkelijke aanvrager.
3.Voor alle nieuwe voedingsmiddelen is monitoring na de marktintroductie vereist. Alle nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten worden opnieuw beoordeeld na 5 jaar en wanneer meer wetenschappelijke gegevens beschikbaar komen. Bij de monitoring wordt speciale aandacht geschonken aan de bevolkingsgroepen met de grootste inname.
4.Ingeval een nieuw voedingsmiddel een stof bevat die een risico voor de menselijke gezondheid kan inhouden in geval van buitensporige consumptie ervan, moet het met maximale waarden in bepaalde voedingsmiddelen of categorieën voedingsmiddelen voor gebruik worden toegelaten.
5.Elk ingrediënt dat in de vorm van een nanomateriaal in een product is verwerkt, dient duidelijk in de lijst van ingrediënten te worden vermeld. De naam van het ingrediënt moet worden gevolgd door het woord „nano” tussen haakjes.
6.Vóór het verstrijken van de in artikel 14, lid 1, bedoelde termijn wordt de Unielijst overeenkomstig lid 1 van dit artikel bijgewerkt, zodat, mits het toegelaten voedingsmiddel nog steeds aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet, de in lid 2, onder h), van dit artikel bedoelde specifieke vermeldingen er niet meer in opgenomen zijn.
7.Voor bijwerking van de Unielijst door toevoeging van een nieuw voedingsmiddel dat niet uit ingrediënten bestaat of geen ingrediënten bevat die onderworpen zijn aan de in artikel 14 bedoelde gegevensbescherming, en
a)dat overeenkomt met bestaande voedingsmiddelen wat betreft samenstelling, hoe zij worden gemetaboliseerd en gehalte aan ongewenste stoffen, of
b)dat uit ingrediënten bestaat of ingrediënten bevat die reeds voor gebruik in de Unie vrijgegeven zijn, en waarvan redelijkerwijs aangenomen mag worden dat het nieuwe beoogde gebruik niet tot een verhoging van de inname door de consumenten leidt, met inbegrip van consumenten die tot een kwetsbare groep behoren,
is mutatis mutandis, en in afwijking van lid 1 van dit artikel, de in artikel 9 bedoelde kennisgevingsprocedure van toepassing.
Artikel 9
▌Traditioneel levensmiddel uit een derde land
1. Een exploitant van een levensmiddelenbedrijf die een traditioneel levensmiddel uit een derde land in de Unie in de handel wil brengen, brengt de Commissie van dit voornemen op de hoogte en vermeldt hierbij de benaming ▌van het levensmiddel, de samenstelling ervan en het land van herkomst. ▌
Deze kennisgeving gaat vergezeld van gedocumenteerde gegevens die de geschiedenis van veilig gebruik in enig derde land aantonen.
2. De Commissie zendt de kennisgeving met de in lid 1 bedoelde bewijzen voor de geschiedenis van veilig gebruik onverwijld toe aan de lidstaten en aan de Autoriteit en maakt deze via haar website openbaar.
3. De lidstaten en de Autoriteit kunnen overeenkomstig lid 2 de Commissie binnen vier maanden na de toezending door de Commissie van de in lid 1 bedoelde kennisgeving mededelen dat zij wetenschappelijk gemotiveerde bezwaren in verband met de veiligheid tegen het in de handel brengen van het traditionele levensmiddel hebben.
In dat geval wordt het levensmiddel niet in de Unie in de handel gebracht, en zijn de artikelen 5 tot en met 8 van toepassing. De in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008. Ook kan de aanvrager tot intrekking van de kennisgeving besluiten.
De Commissie brengt de betrokken exploitant van een levensmiddelenbedrijf hiervan zonder onnodige vertraging en op aantoonbare wijze uiterlijk vijf maanden na de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving op de hoogte.
4. Als geen wetenschappelijk gemotiveerd bezwaar in verband met de veiligheid is aangetekend en de exploitant van een levensmiddelenbedrijf hierover geen informatie heeft ontvangen overeenkomstig lid 3, mag het traditionele levensmiddel in de Unie in de handel worden gebracht vanaf vijf maanden na de datum van de kennisgeving overeenkomstig lid 1.
5. Op een hiervoor bestemde pagina van haar website publiceert de Commissie een lijst van traditionele voedingsmiddelen uit derde landen die overeenkomstig lid 4 in de Unie in de handel mogen worden gebracht. Een link naar deze pagina is beschikbaar op de in artikel 5 bedoelde pagina met de Unielijst.
6. Voor een vlot verloop van de in dit artikel bedoelde kennisgevingsprocedure stelt de Commissie uiterlijk op ...(30), door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 20 en onder de in de artikelen 21 en 22 vastgestelde voorwaarden, gedetailleerde bepalingen voor de toepassing van dit artikel vast.
Artikel 10
Technische richtsnoeren
Onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 1, letter a), van Verordening (EG) nr. 1331/2008 verstrekt de Commissie in voorkomend geval vóór ...* in nauwe samenwerking met de Autoriteit, de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de kleine en middelgrote ondernemingen, technische richtsnoeren en hulpmiddelen om exploitanten van levensmiddelenbedrijven en met name kleine en middelgrote ondernemingen, te helpen bij het opstellen en indienen van aanvragen in het kader van deze verordening. Aanbeveling 97/618/EG moet voor gebruik door aanvragers beschikbaar blijven, totdat zij vervangen wordt door bijgewerkte technische richtsnoeren, die overeenkomstig dit artikel worden uitgegeven.
Deze technische richtsnoeren en hulpmiddelen worden uiterlijk ...* gepubliceerd op een daarvoor bestemde publiekelijk toegankelijke pagina van de website van de Commissie.
Artikel 11
Advies van de Autoriteit
Bij de beoordeling van de veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen moet de Autoriteit in het bijzonder in voorkomend geval:
a)
nagaan of het nieuwe levensmiddel, ongeacht of het bestemd is om een reeds op de markt aanwezig voedingsmiddel te vervangen, geen schadelijke of toxische gevolgen heeft voor de menselijke gezondheid, daarbij rekening houdend met eventuele nieuwe kenmerken;
b)
in geval van traditionele levensmiddelen uit een derde land, rekening houden met de geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel.
Artikel 12
▌Verplichtingen van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven
1. De Commissie stelt om redenen van voedselveiligheid en op basis van een advies van de Autoriteit voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen vast. Deze monitoring vindt plaats vijf jaar na de datum van opname van het nieuwe levensmiddel in de Unielijst.
2.De monitoringvoorschriften gelden ook voor nieuwe voedingsmiddelen die reeds in de handel zijn, met inbegrip van die welke zijn toegelaten krachtens de vereenvoudigde procedure van kennisgeving als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 258/97.
3.De lidstaten wijzen bevoegde instanties aan die met de monitoring na de marktintroductie belast zijn.
4. De producent en de exploitant uit de voedingssector of de Autoriteit brengen de Commissie onverwijld op de hoogte van:
a)
alle nieuwe wetenschappelijke of technische informatie die van invloed zou kunnen zijn op de beoordeling van de veiligheid van het gebruik van het nieuwe voedingsmiddel;
b)
verboden of beperkingen die zijn opgelegd door de bevoegde instantie van een derde land waar het nieuwe voedingsmiddel in de handel wordt gebracht.
Iedere exploitant uit de voedingssector stelt de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaat waar hij zijn werkzaamheden uitoefent in kennis van de gezondheidsproblemen die hem door de consumenten of consumentenorganisaties zijn meegedeeld.
De bevoegde instanties van de lidstaten brengen binnen drie maanden na afronding van een inspectie verslag uit aan de Commissie. De Commissie dient uiterlijk een jaar na afloop van de in lid 1 bedoelde periode van vijf jaar verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 13
Europese Groep ethiek van de wetenschappen en de nieuwe technologieën
In voorkomend geval kan de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat de Europese Groep ethiek van de wetenschappen en de nieuwe technologieën raadplegen teneinde haar advies in te winnen over ethische vraagstukken in verband met wetenschappen en nieuwe technologieën met grote ethische implicaties.
De Commissie maakt elk advies van de Europese Groep ethiek van de wetenschappen en de nieuwe technologieën openbaar.
Artikel 14
▌Gegevensbescherming
1. Op verzoek van de aanvrager en op basis van passende en controleerbare informatie in het aanvraagdossier kan worden besloten dat recentelijk ontwikkelde wetenschappelijke bewijzen en door eigendomsrechten beschermde wetenschappelijke gegevens ter ondersteuning van de aanvraag gedurende vijf jaar vanaf de datum van opname van het nieuwe voedingsmiddel op de Unielijst niet voor een andere aanvraag mogen worden gebruikt, tenzij de latere aanvrager met de eerdere aanvrager is overeengekomen dat die gegevens en informatie wel mogen worden gebruikt, en indien:
a)
de aanvrager bij zijn eerste aanvraag heeft aangegeven dat de recentelijk ontwikkelde wetenschappelijke bewijzen en/of wetenschappelijke gegevens door eigendomsrechten waren beschermd; en
b)
de vorige aanvrager ten tijde van zijn aanvraag het exclusieve recht had om naar de door eigendomsrechten beschermde ▌gegevens te verwijzen;
c)
het nieuwe voedingsmiddel niet had kunnen worden toegelaten indien de vorige aanvrager de door eigendomsrechten beschermde ▌gegevens niet had verstrekt; en
d)de eerdere aanvrager bij zijn aanvraag heeft aangegeven dat de wetenschappelijke gegevens en andere informatie door eigendomsrechten beschermd waren.
Een vorige aanvrager mag echter met een volgende aanvrager overeenkomen dat de gegevens en de informatie mogen worden gebruikt.
2.Gegevens verkregen uit onderzoeksprojecten die geheel of gedeeltelijk door de Unie en/of overheidsinstellingen betaald zijn, worden tegelijk met de aanvraag openbaar gemaakt en zijn vrijelijk beschikbaar voor gebruik door andere aanvragers.
3.Om een herhaling van onderzoek met gewervelde dieren te voorkomen, mag een latere aanvrager verwijzen naar studies op gewervelde dieren of andere studies die dierproeven kunnen voorkomen. De eigenaar van de gegevens mag voor het gebruik ervan een passende compensatie vragen.
4. De Commissie bepaalt, in overleg met de aanvrager, welke informatie moet worden beschermd zoals bedoeld in lid 1 en deelt de aanvrager, de Autoriteit en de lidstaten haar besluit mee.
▌
Artikel 15
Geharmoniseerde gegevensbescherming
Indien een vergunningsaanvraag voor een nieuw voedingsmiddel en een gezondheidsclaim voor dit voedingsmiddel worden ingediend en indien gegevensbescherming volgens de bepalingen van beide verordeningen gerechtvaardigd is en door de aanvrager wordt gevraagd, dienen, niettegenstaande de toelating van een nieuw voedingsmiddel overeenkomstig de artikelen 7 en 14 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 of de vergunning voor een gezondheidsclaim overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 25 van Verordening (EG) nr. 1924/2006, de gegevens betreffende de vergunning en die van de publicatie van de vergunning in het Publicatieblad van de Europese Unie identiek te zijn en dienen de gegevensbeschermingsperioden samen te vallen.
Artikel 16
Inspectie- en controlemaatregelen
Voor de handhaving van deze verordening worden officiële controles uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004.
Hoofdstuk III
Algemene bepalingen
Artikel 17
Sancties
De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat zij worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk ...(31) van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.
Artikel 18
Voorrechten van lidstaten
1.Indien een lidstaat ingevolge nieuwe informatie of een nieuwe beoordeling van bestaande informatie gegronde redenen heeft om aan te nemen dat het gebruik van een voedingsmiddel of voedselingrediënt dat conform is aan deze verordening, gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu kan opleveren, kan die lidstaat de handel in en het gebruik van het betreffende voedingsmiddel of voedselingrediënt op zijn grondgebied tijdelijk schorsen of beperken. De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis onder opgave van de redenen die tot zijn besluit hebben geleid.
2.De Commissie onderzoekt de in lid 1 bedoelde redenen zo spoedig mogelijk in nauwe samenwerking met de Autoriteit en neemt de nodige maatregelen. De lidstaat die het in lid 1 bedoelde besluit heeft genomen, kan dit besluit handhaven tot op het tijdstip van inwerkingtreding van deze maatregelen.
Artikel 19
Gedelegeerde handelingen
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening, als bepaald in artikel 1, stelt de Commissie, uiterlijk ...(32), door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 20 en onder de in de artikelen 21 en 22 vastgestelde voorwaarden, verdere criteria vast voor het beoordelen van de vraag of een levensmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a).
Artikel 20
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om de in artikel 2, lid 3, artikel 3, lid 3, artikel 4, leden 3 en 4, artikel 8, lid 1, artikel 9, lid 6, en artikel 19 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met dezelfde periode, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 21.
2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft gesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
3. De aan de Commissie toegekende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, is onderworpen aan de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 21 en 22.
Artikel 21
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1. De in artikel 2, lid 3, artikel 3, lid 3, artikel 4, leden 3 en 4, artikel 8, lid 1, artikel 9, lid 6, en artikel 19 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2. De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie hierover binnen een redelijke tijdspanne voordat een definitief besluit wordt genomen te informeren, en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en wat de mogelijke redenen daarvoor zijn.
3. Het besluit tot intrekking doet opgave van de redenen voor de intrekking en maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 22
Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen
1. Het Europees Parlement of de Raad kunnen bezwaar aantekenen tegen een gedelegeerde handeling binnen twee maanden na de datum van kennisgeving.
Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.
2. Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar hebben aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd en treedt zij op de daarin bepaalde datum in werking.
De gedelegeerde handeling kan vóór het verstrijken van deze termijn in het Publicatieblad van de Europese Unie worden gepubliceerd en in werking treden, indien het Europees Parlement en de Raad de Commissie beide hebben laten weten geen bezwaar te zullen aantekenen.
3. Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, geeft aan om welke redenen zij dit doet.
Artikel 23
Evaluatie
1. De Commissie zendt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk …(33) in het licht van de opgedane ervaring een verslag over de uitvoering van deze verordening, en in het bijzonder van de artikel 3, 9 en 14, dat in voorkomend geval vergezeld gaat van voorstellen.
2. Uiterlijk ...*(34) zendt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag toe over alle aspecten van levensmiddelen die afkomstig zijn van door gebruik van een kloontechniek ontstane dieren en van de nakomelingen van deze dieren, en dient daarna eventueel wetgevingsvoorstellen in.
3. De verslagen en de eventuele voorstellen worden openbaar gemaakt.
Hoofdstuk IV
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 24
Intrekking
Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1852/2001 worden ingetrokken met ingang van …(35)**, behalve wat betreft lopende aanvragen waarop artikel 26 van deze verordening van toepassing is.
Artikel 25
Vaststelling van de Unielijst
Uiterlijk …***, stelt de Commissie de Unielijst vast door de krachtens de artikelen 4, 5 en 7 van Verordening (EG) nr. 258/97 toegelaten en/of aangemelde nieuwe voedingsmiddelen, met inbegrip van de eventuele toelatingsvoorwaarden, op deze EU-lijst op te nemen.
Artikel 26
Overgangsmaatregelen
1. Uit hoofde van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 bij een lidstaat ingediende aanvragen voor het ▌in de handel brengen van een nieuw voedingsmiddel waarbij het verslag over de eerste beoordeling, als bedoeld in artikel 6, lid 3, van die verordening, vóór ...(36) nog niet aan de Commissie is toegezonden, gelden als aanvragen uit hoofde van deze verordening.
2. Andere aanvragen die krachtens artikel 3, lid 4, en de artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 258/97 vóór ...*, zijn ingediend, worden behandeld volgens de bepalingen van ▌Verordening (EG) nr. 258/97.
▌
Artikel 27
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1331/2008
Verordening (EG) nr. 1331/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) de titel wordt vervangen door:"
Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen, levensmiddelenaroma's en nieuwe voedingsmiddelen.
"
2) artikel 1, leden 1 en 2, worden vervangen door:"
1. Bij deze verordening wordt een ▌evaluatie- en goedkeuringsprocedure (hierna de „uniforme procedure” genoemd) vastgesteld voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen, levensmiddelenaroma's en uitgangsmaterialen van levensmiddelenaroma's, ▌gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in of op levensmiddelen en nieuwe voedingsmiddelen (hierna de „stoffen of producten” genoemd), die bijdraagt tot het vrije verkeer van levensmiddelen in de Unie en tot een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en ▌van consumentenbelangen. ▌
2. De uniforme procedure stelt de procedurele voorwaarden vast voor de bijwerking van de lijsten van stoffen en producten die in de Unie in de handel mogen worden gebracht krachtens Verordening (EG) nr. 1333/2008, Verordening (EG) nr. 1332/2008, Verordening (EG) nr. 1334/2008 en Verordening (EU) nr. .../... van het Europees Parlement en de Raad inzake nieuwe voedingsmiddelen van ...(37) (hierna de „sectorale levensmiddelenverordeningen” genoemd).
3) in artikel 1, lid 3, artikel 2, leden 1 en 2, artikel 9, lid 2, artikel 12, lid 1, en artikel 13 worden „stof” of „stoffen” vervangen door „stof of product”, of „stoffen of producten”.
4) de titel van artikel 2 komt als volgt te luiden:"
Unielijst van stoffen of producten
"
5) in artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:"
3. Voor een stof of product kan één aanvraag worden ingediend met het oog op de aanpassing van de verschillende EU-lijsten uit hoofde van verschillende sectorale levensmiddelenverordeningen, mits de aanvraag aan de voorschriften van elk van de sectorale levensmiddelenverordeningen voldoet.
"
6) aan het begin van artikel 6, lid 1, wordt de volgende zin ingevoegd:"
Ingeval op wetenschappelijke gronden bezorgdheid over de veiligheid bestaat, wordt de aanvrager gevraagd bepaalde aanvullende informatie in verband met de risicobeoordeling te verstrekken.
"
▌
7) het woord „Gemeenschap” wordt in de ganse tekst vervangen door „Unie”.
Artikel 28
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De artikelen 25, 26 en 27 zijn evenwel van toepassing met ingang van …(40)*. In afwijking van de tweede alinea van dit artikel en in afwijking van artikel 16, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 kunnen aanvragen overeenkomstig deze verordening worden ingediend vanaf ...** wat betreft goedkeuringen voor levensmiddelen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), punt iv), van deze verordening vallen, wanneer die levensmiddelen op die datum reeds in de Unie in de handel zijn gebracht.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Standpunt van het Europees Parlement van 25 maart 2009 (PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 236) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 15 maart 2010 (PB C 122 E van 11.5.2010, blz.38), standpunt van het Europees Parlement van 7 juli 2010.
Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).
Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).
Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (herschikking) (PB L 141 van 6.6.2009, blz. 3).
Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2010 betreffende het standpunt in eerste lezing van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking) (11962/2/2009 – C7-0034/2010 – 2007/0286(COD))
– gezien het standpunt in eerste lezing van de Raad (11962/2/2009 – C7-0034/2010),
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad (COM(2007)0844),
– gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0002/2008),
– gezien de mededeling van de Commissie, getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),
– gelet op artikel 294, lid 7, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de EU,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 januari 2009(2),
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 9 oktober 2008(3),
– gelet op de artikel 66 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0145/2010),
1. keurt onderstaand standpunt in tweede lezing goed;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 7 juli 2010 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2010/…/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking)
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met het definitieve wetsbesluit: Richtlijn 2010/75/EU.)
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2010 over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (05885/4/2010 – C7-0053/2010 – 2008/0198(COD))
– gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (05885/4/2010 – C7-0053/2010),
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad (COM(2008)0644),
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0373/2008),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),
– gelet op artikel 294, lid 7, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 1 oktober 2009(2),
– na raadpleging van het Comité van de Regio's,
– gelet op artikel 66 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0149/2010),
1. keurt onderstaand standpunt in tweede lezing goed;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 7 juli 2010 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met het definitieve wetsbesluit: Verordening (EU) nr. 995/2010.)
Bevoegdheden van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten ***I
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten betreft (COM(2009)0576 – C7-0251/2009 – 2009/0161(COD))
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese Autoriteit Banken, de Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit Effecten en Markten betreft (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 50, artikel 53, lid 1 en de artikelen 62 en 114,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(4),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(5),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De financiële crisis in 2007/2008 heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op individuele instellingen als wat het toezicht op het financiële stelsel als geheel betreft. De ▌toezichtmodellen op nationale grondslag zijn niet meer berekend op de geïntegreerde en onderling verweven Europese financiële markten, waarop vele financiële ondernemingen grensoverschrijdend actief zijn ▌. De crisis heeft tekortkomingen op het gebied van samenwerking, coördinatie, consistente toepassing van het Unierecht en vertrouwen tussen nationale toezichthouders aan het licht gebracht.
(1 bis)Het Europees Parlement heeft er met regelmaat toe opgeroepen om nog beter te zorgen voor een echt gelijk speelveld voor alle actoren op EU-niveau, en tegelijkertijd gewezen op omissies in het toezicht van de Unie op de steeds sterker geïntegreerde financiële markten.
(2) De conclusie van een door de Commissie besteld en op 25 februari 2009 verschenen verslag van een deskundigengroep op hoog niveau onder voorzitterschap van Jacques de Larosière (verslag-de Larosière) luidde dat het toezichtkader moest worden versterkt om het risico en de ernst van toekomstige financiële crises te verminderen. Daartoe werden in het verslag verregaande hervormingen van de toezichtstructuur van de financiële sector in de Europese Unie aanbevolen. In het verslag-de Larosière werd tevens geconcludeerd dat een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders (ESFT), bestaande uit drie Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's), één voor de banksector, één voor de effectensector en één voor de sector verzekeringen en bedrijfspensioenen, en een Europees Comité voor systeemrisico's dienden te worden opgezet.
(3) De Commissie heeft in haar mededeling van 4 maart 2009 „Op weg naar Europees herstel”(6) voorgesteld met ontwerpwetgeving te komen tot instelling van het ESFT en heeft in haar mededeling van 27 mei 2009 „Europees financieel toezicht(7)” nadere bijzonderheden verstrekt over de mogelijke architectuur van dat nieuwe toezichtkader.
(4) De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 19 juni 2009 aanbevolen om een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, bestaande uit drie nieuwe ETA's, in te stellen. Het systeem moet gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit en consistentie van het nationale toezicht, het versterken van de controle op grensoverschrijdende groepen, het opstellen van één Europees wetboek dat op alle financiële instellingen op de interne markt van toepassing is, en het waarborgen van een adequate harmonisatie van de criteria en methoden die door de bevoegde autoriteiten worden gehanteerd om het risico van kredietinstellingen te beoordelen. De Raad benadrukte dat de ETA's ook toezichtbevoegdheden voor ratingbureaus moeten krijgen en verzocht de Commissie concrete voorstellen voor te bereiden over hoe het ESFT een sterke rol kan spelen in crisissituaties.
(5) Op 23 september 2009 keurde de Commissie voorstellen goed voor drie verordeningen tot oprichting van het ESFT, inclusief de oprichting van de drie ETA's.
(6) Opdat het ESFT effectief zou kunnen werken, zijn wijzigingen van de ▌wetgeving van de Unie op de werkterreinen van de drie ETA's noodzakelijk. Deze wijzigingen betreffen de definitie van de reikwijdte van bepaalde bevoegdheden van de ETA's en de integratie van bepaalde bevoegdheden ▌die in de ▌wetgeving van de Unie zijn vastgelegd, alsook wijzigingen om te zorgen voor een vlotte en efficiënte werking ervan in de context van het ESFT.
(7) De oprichting van de drie ▌ETA's moet onder meer vergezeld gaan van de opstelling van één enkel wetboek om een consequente harmonisatie en de eenvormige toepassing te garanderen en zo bij te dragen tot een efficiëntere werking van de interne markt. ▌
(7 bis)De verordeningen tot oprichting van het ESFT bepalen dat de ESA's voor de gebieden die specifiek in de relevante wetgeving worden vastgelegd, voorstellen voor technische normen kunnen ontwikkelen die vervolgens moeten worden voorgelegd aan de Commissie ter vaststelling door middel van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen overeenkomstig de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). In deze richtlijn wordt een eerste reeks van dergelijke gebieden bepaald, waarbij het mogelijk moet blijven om in de toekomst andere gebieden toe te voegen.
(7 ter)De relevante wetgeving moet bepalen op welke gebieden de ETA's bevoegd zijn om voorstellen voor technische normen op te stellen en volgens welke procedure deze normen worden vastgesteld. In het geval van gedelegeerde handelingen moeten in de relevante wetgeving de in artikel 290 van het VWEU bedoelde elementen, voorwaarden en specificaties worden vastgesteld, terwijl in het geval van uitvoeringshandelingen de regels en algemene beginselen voor de wijze waarop controle wordt uitgeoefend gebaseerd moeten worden op Besluit 1999/468/EG totdat de verordening bedoeld in artikel 291 van het VWEU is goedgekeurd.
(8) Bij de identificatie van gebieden voor technische normen moet een geschikt evenwicht worden nagestreefd tussen de opstelling van één enkele reeks geharmoniseerde regels en het voorkomen van onnodig ingewikkelde regelgeving en ▌handhaving ▌. Er moet uitsluitend geopteerd worden voor gebieden waar consistente technische regels beduidend en doeltreffend zullen bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de relevante wetgeving, waarbij gewaarborgd wordt dat beleidsbeslissingen door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie genomen worden overeenkomstig hun gebruikelijke procedures.
(9) De gebieden waarvoor technische normen worden opgesteld, moeten echt technisch van aard zijn, en voor de ontwikkeling ervan moet de expertise van toezichtdeskundigen vereist zijn. ▌De technische normen, vastgesteld in de vorm van gedelegeerde handelingen, dienen ertoe de voorwaarden voor een consequente harmonisatie van de regels die in de door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurde basisinstrumenten zijn vervat, verder te ontwikkelen, te specificeren en te bepalen, doordat zij bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling aanvullen of wijzigen. Aan de andere kant dienen technische normen die in de vorm van uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld, de voorwaarden te bepalen voor de eenvormige toepassing van wettelijk bindende handelingen van de Unie. De technische normen mogen daarom geen beleidskeuzen tot gevolg hebben. ▌
(9 bis)In het geval van gedelegeerde handelingen is het aangewezen er de in artikel 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/…/2010 [EBA], Verordening (EU) nr. …/… [EAEM] en Verordening (EU) nr. …/…/2010 [EAVB] bedoelde procedure voor de vaststelling van technische normen in op te nemen. Uitvoeringsnormen dienen te worden goedgekeurd volgens de procedure van artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/…/2010 [EBA], Verordening (EU) nr. …/… [EAEM] en Verordening (EU) nr. …/…/2010 [EAVB]. De zogenoemde Lamfalussy-aanpak op vier niveaus, om het regelgevingsproces met betrekking tot de financiële wetgeving van de Unie efficiënter en transparanter te maken, is door de Europese Raad bekrachtigd. De Commissie is bevoegdheid verleend om op vele gebieden uitvoeringshandelingen vast te stellen, en een uitgebreide reeks Commissieverordeningen en -richtlijnen van niveau 2 is reeds van kracht. Ingeval de technische normen ontworpen zijn om de voorwaarden voor de toepassing van deze maatregelen van niveau 2 verder te ontwikkelen, te specificeren of te bepalen, mogen zij slechts worden vastgesteld nadat de maatregel van niveau 2 is vastgesteld, en dient de inhoud van die maatregel te worden gerespecteerd.
(9 ter)Bindende technische normen dragen bij tot één enkel wetboek inzake financiële diensten, zoals is bekrachtigd door de Europese Raad in zijn conclusies van juni 2009. Voor zover bepaalde voorschriften in wetgevingshandelingen van de EU niet volledig geharmoniseerd zijn, mogen, overeenkomstig het voorzorgsbeginsel in het toezicht, bindende technische normen om de toepassingsvoorwaarden van deze voorschriften te ontwikkelen, te specificeren of te bepalen de lidstaten niet beletten extra informatie te eisen of strengere voorschriften vast te stellen. Technische normen moeten de lidstaten derhalve op bepaalde gebieden de mogelijkheid daartoe bieden, wanneer deze wetgevingshandelingen in een overeenkomstige discretionaire bevoegdheid voor de met het prudentieel toezicht belaste autoriteiten voorzien.
(10) Zoals bepaald in de verordeningen tot oprichting van het ESFT dienen de Europese toezichthoudende autoriteiten, alvorens de technische normen aan de Commissie voor te leggen, waar aangewezen daaromtrent openbare raadplegingen te houden en de potentiële kosten en voordelen ervan te analyseren.
(11) De verordeningen tot oprichting van het ESFT voorzien in een mechanisme om geschillen tussen nationale bevoegde autoriteiten te regelen. Daar waar een bevoegde autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over door een andere bevoegde autoriteit genomen/niet genomen maatregelen op in de Uniewetgeving overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] en Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] bepaalde gebieden waar de desbetreffende wetgeving samenwerking, coördinatie of gezamenlijke besluitvorming door nationale bevoegde autoriteiten van meer dan een lidstaat vereist, zouden de ETA's op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten, de autoriteiten moeten kunnen bijstaan bij het bereiken van overeenstemming binnen de tijdslimiet die bepaald is door de ETA, die daarbij rekening houdt met eventuele relevante tijdslimieten in de desbetreffende wetgeving en met de dringendheid en complexiteit van het geschil. Indien een dergelijk geschil voortduurt, zouden de ETA's de kwestie moeten kunnen regelen.
(12) Over het algemeen vereist artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/…/2010 [EBA], Verordening (EU) nr. …/… [EAEM] en Verordening (EU) nr. …/…/2010 [EAVB], dat voorziet in de in de verordeningen tot oprichting van het ESFT verstrekte mogelijkheid om geschillen te regelen, geen belangrijke wijzigingen van de desbetreffende wetgeving. Op gebieden waar in de desbetreffende wetgeving reeds één of andere vorm van niet-bindende bemiddeling bestaat of waar er tijdslimieten zijn vastgesteld voor gezamenlijke besluiten die door één of meer bevoegde nationale autoriteiten moeten worden genomen, zijn er echter wel wijzigingen nodig, niet alleen om ervoor te zorgen dat de procedure voor het nemen van een gemeenschappelijk besluit duidelijk is en zo min mogelijk verstoord wordt, maar ook om te garanderen dat, waar nodig, de ETA's geschillen kunnen regelen. De bindende procedure voor de regeling van geschillen is erop gericht oplossingen te vinden in situaties waarin de bevoegde toezichthouders het niet eens kunnen worden over procedurele of inhoudelijke vraagstukken met betrekking tot de naleving van de wetgeving van de Unie.
(12 bis)Deze richtlijn dient derhalve situaties aan te wijzen waarin eventueel procedurele of materiële vraagstukken met betrekking tot de naleving van het EU-recht moeten worden opgelost en de toezichthouders mogelijk niet in staat zijn om zelf tot een oplossing te komen. In een dergelijke situatie moet elk van de betrokken toezichthouders het vraagstuk kunnen voorleggen aan de bevoegde ETA. Deze ETA dient op te treden volgens de in haar oprichtingsverordening en in deze richtlijn omschreven procedure. Ten einde de zaak te schikken en de naleving van het recht van de Unie te waarborgen moet de ETA, met bindende werking voor de betrokken bevoegde autoriteiten, deze kunnen verzoeken bepaalde maatregelen te nemen of het treffen van bepaalde maatregelen na te laten. Ingeval de relevante wetgeving van de Unie de lidstaten discretionaire bevoegdheden verleent, mogen de door de Europese Toezichthoudende Autoriteit genomen besluiten geen beletsel vormen voor de uitoefening van discretionaire bevoegdheden door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het recht van de Unie.
(13) Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(8) voorziet in bemiddeling of gezamenlijke besluiten voor het bepalen van belangrijke bijkantoren met het oog op het lidmaatschap van het college van toezichthouders, modelvalidatie en groepsrisicobeoordeling. Op elk van deze gebieden dient via een wijziging duidelijk te worden aangegeven dat in het geval van een geschil tijdens de gespecificeerde termijn, de Europese Bankautoriteit het geschil mag oplossen aan de hand van de in Verordening (EU) nr…/… /2010 [EBA] uiteengezette procedure. Deze benadering maakt duidelijk dat, hoewel de Europese Bankautoriteit niet de plaats mag innemen van de uitoefening van discretionaire bevoegdheden door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het recht van de Unie, geschillen kunnen worden opgelost en dat de samenwerking versterkt kan worden voordat een definitief besluit wordt genomen of meegedeeld aan een instelling.
(14) Om ▌te zorgen voor een soepele overdracht van de huidige taken van ▌het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBT), het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CETVB) en het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) naar de ETA's, dienen de verwijzingen naar deze Comités in alle desbetreffende wetgeving te worden vervangen door verwijzingen naar respectievelijk de Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB) en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM).
(14 bis)De aanpassing van comitéprocedures aan het VWEU en met name aan de artikelen 290 en 291 dient per geval te geschieden en moet binnen drie jaar volledig zijn afgerond. Om rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten en om de voorschriften in de gewijzigde richtlijnen te specificeren, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden verleend om gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het VWEU vast te stellen.
(14 ter)Het Europees Parlement en de Raad dienen te beschikken over een termijn van drie maanden vanaf de datum van kennisgeving om bezwaar aan te tekenen tegen een gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad moet deze termijn ingeval van significante problemen met drie maanden kunnen worden verlengd. Het Europees Parlement en de Raad kunnen de andere instellingen in kennis stellen van hun voornemen om geen bezwaar aan te tekenen. Vroegtijdige goedkeuring van gedelegeerde handelingen is met name aangewezen wanneer er termijnen moeten worden gehaald, bijvoorbeeld om te voldoen aan een tijdslimiet die de Commissie volgens de basishandeling moet respecteren voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen.
(14 quater)In verklaring nr. 39 bij artikel 290 van het VWEU, die gehecht is aan de op 13 december 2007 ondertekende Slotakte van de intergouvernementele conferentie tot aanneming van het Verdrag van Lissabon, nam de conferentie nota van het voornemen van de Commissie om de door de lidstaten aangewezen deskundigen te blijven raadplegen bij de voorbereiding van haar ontwerpen van gedelegeerde handelingen op het gebied van financiële diensten, overeenkomstig haar vaste praktijk.
(15) In de door het ESFT opgezette nieuwe toezichtarchitectuur zullen de nationale toezichthoudende autoriteiten nauw met de ETA's moeten samenwerken. Wijzigingen in de relevante wetgeving moeten ervoor zorgen dat er geen wettelijke obstakels bestaan voor de informatie-uitwisselingsverplichtingen in het kader van de ▌verordeningen tot oprichting van de ETA's.
(15 bis)Vertrouwelijke informatie die wordt doorgezonden aan of uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteiten en de Europese Autoriteit voor effecten en markten of het Europees Comité voor systeemrisico's dient te vallen onder de geheimhoudingsplicht waartoe eenieder gehouden is die werkzaam is of is geweest bij de bevoegde autoriteiten die de informatie ontvangen.
(16) De ▌verordeningen tot oprichting van het ESFT bepalen dat de ETA's contacten mogen leggen met de toezichthoudende autoriteiten van derde landen en ondersteuning dienen te verlenen bij de voorbereiding van gelijkwaardigheidsbesluiten betreffende de toezichtregimes in derde landen. Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(9) en Richtlijn 2006/48/EG dienen te worden gewijzigd om de ETA's de mogelijkheid te bieden samenwerkingsovereenkomsten met derde landen te sluiten en informatie uit te wisselen indien die derde landen het beroepsgeheim kunnen garanderen.
(17) De totstandbrenging van één enkele geconsolideerde lijst of register voor elke categorie van financiële ondernemingen in de Europese Unie, wat momenteel toekomt aan de nationale bevoegde autoriteiten, zal de transparantie vergroten en de interne financiële markt beter weerspiegelen. De ETA's dienen te worden belast met de taak registers en lijsten van financiële actoren in de Europese Unie op te stellen, bekend te maken en regelmatig te actualiseren. Het betreft de lijst van vergunningen voor kredietinstellingen, die door de nationale toezichthouders zijn verleend. Het betreft eveneens het register van alle beleggingsondernemingen en de lijst van gereglementeerde markten in het kader van Richtlijn 2004/39/EG. Zo dient ook aan de EAEM de taak te worden toebedeeld de lijst van goedgekeurde prospectussen en de goedkeuringscertificaten in het kader van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten ▌(10), op te stellen, bekend te maken en regelmatig te actualiseren.
(18) Binnen de gebieden waar de ETA's verplicht zijn voorstellen voor technische normen te ontwikkelen, dienen die voorstellen voor technische normen binnen drie jaar na de oprichting van de ETA's aan de Commissie te worden voorgelegd tenzij in de desbetreffende wetgeving een andere termijn is vastgesteld.
(18 bis)De taken van de EAEM met betrekking tot Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen(11) mogen geen afbreuk doen aan de bevoegdheid van het Europees Stelsel van centrale banken om, overeenkomstig artikel 127, lid 2, vierde streepje, van het VWEU, de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen.
(18 ter)De technische normen die de EAVB dient op te stellen overeenkomstig deze richtlijn en met betrekking tot Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening(12) mogen geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van de lidstaten wat betreft de prudentiële voorschriften voor die instellingen, zoals vastgesteld in Richtlijn 2003/41/EG.
(18 quater)Krachtens artikel 13, lid 5, van Richtlijn 2003/71/EG betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de goedkeuring van een prospectus aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat overdragen, mits deze bevoegde autoriteit daarmee instemt. Krachtens artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. .../2010 [EAEM] moeten, algemeen beschouwd, dergelijke delegatieovereenkomsten ten minste één maand voordat zij van kracht worden, ter kennis van de autoriteit worden gebracht. Gezien de ervaring met de overdracht van goedkeuringen in het kader van Richtlijn 2003/71/EG, die kortere termijnen omvat, is het evenwel passend artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. .../2010 [EAEM] niet op deze situatie toe te passen.
(18 quinquies)De ETA's dienen in dit stadium geen voorstellen voor technische normen op te stellen inzake de bestaande vereisten dat de personen die het bedrijf van beleggingsondernemingen, kredietinstellingen en instellingen voor collectieve belegging in effecten feitelijk leiden en hun beheermaatschappijen als voldoende betrouwbaar bekend moeten staan en over voldoende ervaring moeten beschikken om een gezond en prudent beheer te waarborgen. Gezien het belang van deze vereisten dienen de ETA's evenwel bij voorrang richtsnoeren met de beste praktijken vast te stellen en ervoor te zorgen dat de prudentiële en toezichtspraktijken in die zin convergeren. Zij dienen op dezelfde wijze te handelen met betrekking tot de prudentiële vereisten voor het hoofdkantoor van deze instellingen.
(18 sexies)De ontwikkeling van technische normen met betrekking tot de interne-ratingbenadering, de geavanceerde meetbenadering, alsook het interne model voor de marktrisicobenadering, die op grond van deze richtlijn zullen worden opgesteld, moet ervoor zorgen dat die benaderingen van hoge kwaliteit en deugdelijk zijn, en dat zij consequent door de bevoegde autoriteiten worden geëvalueerd. De bevoegde autoriteiten moeten op grond van deze normen instellingen kunnen toestaan om verschillende benaderingen te ontwikkelen die gebaseerd zijn op hun ervaring en specifieke kenmerken, met inachtneming van de voorschriften van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, en onder voorbehoud van de vereisten in de technische normen.
(19) Daar de doelstellingen van onderhavige richtlijn, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt door een hoog, effectief en consistent niveau van prudentiële regelgeving en toezicht te verzekeren, het beschermen van depositohouders, beleggers en begunstigden en aldus van ondernemingen en consumenten, het beschermen van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, het handhaven van de stabiliteit en duurzaamheid van het financieel systeem, de bescherming van de reële economie, de vrijwaring van de openbare financiën en het versterken van de internationale coördinatie tussen toezichthouders, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(19 bis)De Commissie dient uiterlijk op 1 januari 2014 verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de indiening door de ETA's van de in deze richtlijn bedoelde voorstellen voor technische normen en eventueel passende voorstellen in te dienen.
(20) Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen(13), Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat ▌(14), Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik)(15), Richtlijn 2003/41/EG ▌(16), Richtlijn 2003/71/EG, Richtlijn 2004/39/EG, Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten ▌(17), Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme(18), Richtlijn 2006/48/EG(19), Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen(20) en Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)(21) moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 98/26/EG
Richtlijn 98/26/EG wordt als volgt gewijzigd:
(1) Artikel 6, lid 3, komt als volgt te luiden:"
3. De in lid 2 bedoelde lidstaat brengt het Europees Comité voor systeemrisico's, de overige lidstaten en de bij Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad(22) opgerichte Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) onmiddellijk op de hoogte.
"
(2) In artikel 10, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:
De lidstaten bepalen welke systemen en respectieve systeembeheerders onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en melden deze bij de EAEM aan en delen haar mee welke autoriteiten zij overeenkomstig artikel 6, lid 2, hebben aangewezen. De EAEM maakt die informatie bekend op haar website.
(2 bis)Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd:"
Artikel 10 bis
1.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de Europese Autoriteit voor effecten en markten, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
2.De bevoegde autoriteiten verstrekken de EAEM overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken.
"
Artikel 2
Wijzigingen van Richtlijn 2002/87/EG
Richtlijn 2002/87/EG wordt als volgt gewijzigd:
(1) Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
(a) lid 2 wordt vervangen door:"
2. De overeenkomstig artikel 10 aangewezen coördinator stelt de moederonderneming aan het hoofd van een groep, of bij ontstentenis van een moederonderneming de gereglementeerde entiteit met het hoogste balanstotaal in de belangrijkste financiële sector in een groep, in kennis van het feit dat de groep als financieel conglomeraat is aangemerkt, alsmede van de aanwijzing van de coördinator. De coördinator informeert tevens de bevoegde autoriteiten die vergunningen hebben verleend aan gereglementeerde entiteiten in de groep en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de gemengde financiële holding haar hoofdkantoor heeft, alsook het bij artikel 40 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] van het Europees Parlement en de Raad(23) opgericht Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten (hierna „Gemengd Comité” genoemd).
"
(b) het volgende lid ▌wordt toegevoegd:"
3. Het GCETA maakt de lijst van geïdentificeerde financiële conglomeraten bekend op zijn website en houdt deze actueel. Op de website van elk van de Europese toezichthoudende autoriteiten wordt deze informatie via een hyperlink beschikbaar gemaakt.
"
(1 bis)In artikel 9, lid 2, wordt de volgende letter ingevoegd:"
(c bis)
de ontwikkeling van een gedetailleerde, geregeld bij te stellen en ten minste jaarlijks te herziene afwikkelingsregeling die voorziet in een mechanisme voor vroegtijdige interventie, snelle corrigerende maatregelen en een rampenplan voor het geval van faillissementen.
"
(1 ter)De titel van afdeling 3 wordt vervangen door:"
MAATREGELEN TER VERGEMAKKELIJKING VAN HET AANVULLEND EN HET EUROPEES TOEZICHT
"
(1 quater)Het volgende artikel wordt toegevoegd onder punt 3:"
Artikel -10
Het Gemengd Comité ziet overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] is toe op een samenhangend sector- en grensoverschrijdend toezicht op en naleving van de EU-wetgeving.
"
(1 quinquies)Artikel 10, lid 1, komt als volgt te luiden:"
1.Teneinde een adequaat aanvullend toezicht op de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat te verzekeren, wordt uit de kring van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, met inbegrip van die van de lidstaat waar de gemengde financiële holding haar hoofdkantoor heeft, één enkele coördinator aangewezen die verantwoordelijk is voor coördinatie en uitoefening van het aanvullende toezicht. De identiteit van de coördinator wordt bekendgemaakt op de website van het GCETA.
"
(1 sexies)In artikel 11, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:"
De coördinator en de andere relevante bevoegde autoriteiten en, indien nodig, andere betrokken bevoegde autoriteiten treffen de nodige coördinatieregelingen om het aanvullende toezicht te vergemakkelijken en van een brede juridische basis te voorzien. Bij de coördinatieregelingen kan de coördinator met extra taken worden belast, en kunnen de procedures worden gespecificeerd voor de besluitvorming tussen de relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 3 en 4, artikel 5, lid 4, artikel 6, artikel 12, lid 2, en de artikelen 16 en 18, alsmede voor de samenwerking met andere bevoegde autoriteiten.
Overeenkomstig artikel 8 en volgens de in artikel 42 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] vermelde procedure ontwikkelt het GCETA richtsnoeren ten behoeve van de convergentie van de toezichtpraktijken met betrekking tot de samenhang tussen coördinatieregelingen voor het toezicht overeenkomstig artikel 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG en artikel 248, lid 4, van Richtlijn 2009/138/EG.
"
(1 septies)In artikel 12, lid 1, wordt de derde alinea vervangen door:"
De bevoegde autoriteiten kunnen tevens, overeenkomstig het bepaalde in de sectorale voorschriften, met betrekking tot de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat informatie uitwisselen met de volgende autoriteiten, indien zulks voor de uitoefening van hun respectieve taken nodig is: centrale banken, het Europees Stelsel van centrale banken, de Europese Centrale Bank en het Europees Comité voor systeemrisico's overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. …/2010 [ECSR].
"
(1 octies)Het volgende artikel wordt toegevoegd:"
Artikel 12 bis
1.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met het GCETA, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM]
2.De bevoegde autoriteiten verstrekken het GCETA overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] alle informatie die het nodig heeft voor de uitoefening van zijn taken.
"
(1 nonies)Artikel 14, lid 1, komt als volgt te luiden:"
1.De lidstaten zorgen ervoor dat er in hun rechtsgebied geen juridische belemmeringen bestaan die de onder het toepassingsgebied van het aanvullende en Europese toezicht vallende natuurlijke en rechtspersonen, ongeacht of dat al dan niet gereglementeerde entiteiten zijn, beletten om onderling alle informatie uit te wisselen die voor dat aanvullende en Europese toezicht relevant is, en overeenkomstig deze richtlijn informatie uit te wisselen en met de ETA's overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM], zo nodig via het GCETA.
"
(1 decies)De tweede alinea van artikel 16 wordt vervangen door:"
Onverminderd artikel 17, lid 2, kunnen het GCETA en de lidstaten bepalen welke maatregelen de bevoegde autoriteiten met betrekking tot gemengde financiële holdings kunnen nemen. Overeenkomstig artikel 8 en volgens de in artikel 42 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] vermelde procedure kan het GCETA richtsnoeren ontwikkelen voor maatregelen ten aanzien van gemengde financiële holdings.
"
(2) Artikel 18, lid 1, komt als volgt te luiden:"
Onverminderd de sectorale voorschriften verifiëren de bevoegde autoriteiten in het in artikel 5, lid 3, bedoelde geval of de gereglementeerde entiteiten waarvan de moederonderneming haar hoofdbestuur in een derde land heeft, onderworpen zijn aan door de bevoegde autoriteit van dat derde land uitgeoefend toezicht dat gelijkwaardig is met het toezicht uit hoofde van de bepalingen van deze richtlijn betreffende het aanvullende toezicht op gereglementeerde entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 2. De verificatie geschiedt door de bevoegde autoriteit die de coördinator zou zijn indien de in artikel 10, lid 2, bepaalde criteria van toepassing waren op verzoek van de moederonderneming of van een van de gereglementeerde entiteiten die in de Unie een vergunning hebben verkregen, dan wel op haar eigen initiatief.
Die bevoegde autoriteit raadpleegt de andere relevante bevoegde autoriteiten en ▌de eventuele toepasselijke richtsnoeren ▌die overeenkomstig de artikelen 8 en 42 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] zijn opgesteld door het GCETA. De bevoegde autoriteit raadpleegt daartoe het GCETA voordat zij haar besluit neemt.
"
(2 bis)In artikel 18 wordt het volgende lid ingevoegd:"
1 bis.Wanneer een bevoegde autoriteit afwijkend van het oordeel van een andere bevoegde autoriteit besluit dat een derde land gelijkwaardig toezicht uitoefent, kan laatstgenoemde autoriteit de zaak onder de aandacht van het GCETA brengen dat overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] kan handelen.
"
(2 ter)Artikel 19, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2.Onverminderd artikel 218, leden 1 en 2, van het VWEU onderzoekt de Commissie met de steun van het GCETA, het Europees Comité voor het bankwezen, het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en het Comité voor financiële conglomeraten het resultaat van de in lid 1 bedoelde onderhandelingen en de daaruit voortvloeiende situatie.
"
(3) De titel van hoofdstuk III vóór artikel 20 wordt vervangen door:"
GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN ▌
"
(4) In artikel 20, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:"
1.De Commissie stelt bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 21, 21 bis en 21 ter de aanpassingen vast die op de volgende gebieden in deze richtlijn dienen te worden aangebracht:
(
a)preciseren van de in artikel 2 vervatte definities om bij de toepassing van deze richtlijn rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten;
(
b)preciseren van de in artikel 2 vervatte definities teneinde een consequente harmonisatie en een eenvormige toepassing van deze richtlijn binnen de Unie te waarborgen;
(
c)aanpassen van de terminologie en van de verwoording van de definities van de richtlijn aan latere besluiten van de Unie inzake gereglementeerde entiteiten en aanverwante onderwerpen;
(
d)preciseren van de in bijlage I beschreven berekeningsmethoden om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten en inzake prudentiële technieken;
(
e)coördineren van de overeenkomstig de artikelen 7 en 8 en bijlage II vastgestelde bepalingen om een consequente harmonisatie en een eenvormige toepassing in de Unie te bevorderen.
"
(5) Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
(
a)lid 2 wordt vervangen door:" 2.De bevoegdheid om de in artikel 20 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend gedurende een periode van vier jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch met dezelfde periode verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 21 ter."
(b)de volgende leden worden ingevoegd:"
2 bis.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
2 ter.De aan de Commissie toegekende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, is onderworpen aan de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 21 bis en 21 ter.
"
(c)lid 3 wordt geschrapt.
(d)lid 4 wordt vervangen door:"
4.Het GCETA kan algemene richtsnoeren verstrekken over de vraag of de regelingen inzake aanvullend toezicht van de bevoegde autoriteiten in derde landen naar verwachting de doelstellingen van het aanvullend toezicht zullen verwezenlijken zoals die in deze richtlijn zijn bepaald voor de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat aan het hoofd waarvan een entiteit met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap staat. Het GCETA werkt die richtsnoeren bij en houdt rekening met alle wijzigingen in het aanvullend toezicht dat door die bevoegde autoriteiten wordt uitgeoefend.
"
(
e)lid 5 wordt geschrapt.
(6) De volgende artikelen worden ingevoegd:"
Artikel 21 bis
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De in artikel 20, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken.
3.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld in werking. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 21 ter
Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen
1.Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar aantekenen binnen drie maanden na de datum van kennisgeving daarvan. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met drie maanden worden verlengd.
2.Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.
De gedelegeerde handeling kan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en vóór het verstrijken van de betrokken periode in werking treden indien het Europees Parlement en de Raad beide de Commissie hebben doen weten geen bezwaar te zullen aantekenen.
3.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.
Artikel 21 quater
Technische normen
1. Om een consequente harmonisatie en de eenvormige toepassing van deze richtlijn te garanderen, kunnen de Europese toezichthoudende autoriteiten, overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr.…/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr.…/2010 [EAVB], en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] ▌:
(a)
voorstellen voor regelgevingsnormen opstellen met betrekking tot artikel 2, lid 11, om de toepassing van artikel 17 van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad(24) in de context van deze richtlijn nader te bepalen;
(b)
voorstellen voor regelgevingsnormen opstellen met betrekking tot artikel 2, lid 17, om ▌de procedures voor de aanwijzing van de „relevante bevoegde autoriteiten” vast te stellen of de desbetreffende criteria nader te bepalen;
(c)
voorstellen voor regelgevingsnormen opstellen met betrekking tot artikel 3, lid 5, om ▌de alternatieve parameters voor de identificatie van een financieel conglomeraat nader te bepalen;
(d)
voorstellen voor uitvoeringsnormen opstellen met betrekking tot artikel 6, lid 2, om te zorgen voor een eenvormige toepassing van de in bijlage I, deel II, bedoelde berekeningsmethodes ▌, onverminderd artikel 6, lid 4;
(e)
voorstellen voor uitvoeringsnormen opstellen met betrekking tot artikel 7, lid 2, om te zorgen voor een eenvormige toepassing van de procedures voor het opnemen van elementen in het toepassingsgebied van de definitie van onder superviserende controle staande „risicoconcentraties” als bedoeld in de tweede alinea van dat artikel;
(f)
voorstellen voor uitvoeringsnormen opstellen met betrekking tot artikel 8, lid 2, om te zorgen voor een eenvormige toepassing van de procedures voor het opnemen van elementen in het toepassingsgebied van de definitie van onder superviserende controle staande „intragroeptransacties” als bedoeld in de derde alinea van dat artikel;
2. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in lid 1, onder (a), (b) en (c), bedoelde voorstellen voor regelgevingsnormen goed te keuren overeenkomstig de in de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr.…/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr.…/2010 [EAVB], en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] bedoelde procedure. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in lid 1, onder (d), (e) en (f), bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr.…/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr.…/2010 [EAVB], en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
Artikel 3
Wijzigingen in Richtlijn 2003/6/EG
Richtlijn 2003/6/EG wordt als volgt gewijzigd:
(-1)Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
(a)punt 5 komt als volgt te luiden:"
5.'Gebruikelijke marktpraktijken„: praktijken die op een of meer financiële markten redelijkerwijs verwacht worden en aanvaard worden door de bevoegde autoriteit in overeenstemming met de normen die de Commissie heeft goedgekeurd overeenkomstig de procedure voor gedelegeerde handelingen zoals omschreven in de artikelen 17, 17 bis en 17 ter.
De bij Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) kan voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de gedelegeerde handelingen die de Commissie overeenkomstig de eerste en derde alinea heeft goedgekeurd met betrekking tot gebruikelijke marktpraktijken.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de tweede alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(b)de tweede alinea komt als volgt te luiden:"
Om met de ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden en een eenvormige toepassing van deze richtlijn in de Unie te garanderen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen maatregelen vast betreffende de punten 1, 2 en 3 van dit artikel. Deze maatregelen worden vastgesteld volgens de in de artikelen 17, 17 bis en 17 ter bedoelde procedure voor gedelegeerde handelingen.
"
(-1 bis)Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 10 wordt de tweede alinea vervangen door:"
Deze maatregelen worden vastgesteld volgens de in de artikelen 17, 17 bis en 17 ter bedoelde procedure voor gedelegeerde handelingen.
"
(b)het volgende lid wordt toegevoegd:"
10 bis.De EAEM kan voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen om te zorgen voor een consequente harmonisering en eenvormige voorwaarden voor de toepassing van wettelijk bindende handelingen van de Unie die de Commissie overeenkomstig lid 10, eerste alinea, zesde streepje, goedkeurt.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(-1 ter)Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
(
a)de bestaande tekst wordt als lid 1 aangeduid en komt als volgt te luiden:" 1.De in deze richtlijn vervatte verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op de handel in eigen aandelen in het kader van „terugkoop”-activiteiten, noch op stabilisatie van een financieel instrument, mits die handel geschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen. Deze maatregelen worden vastgesteld volgens de in de artikelen 17, 17 bis en 17 ter bedoelde procedure voor gedelegeerde handelingen."
(
b)het volgende lid wordt toegevoegd:" 1 bis.De EAEM kan voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de gedelegeerde handelingen die de Commissie overeenkomstig lid 1 goedkeurt. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM]."
(-1 quater)Artikel 14, lid 4, wordt vervangen door:"
(4)De lidstaten verstrekken de EAEM jaarlijks geaggregeerde informatie over alle administratieve maatregelen en sancties die overeenkomstig de leden 1 en 2 zijn getroffen respectievelijk opgelegd.
De bevoegde autoriteit deelt de EAEM tegelijkertijd alle sancties mee die overeenkomstig de eerste alinea openbaar zijn gemaakt. Wanneer een openbaar gemaakte sanctie betrekking heeft op een beleggingsonderneming waaraan overeenkomstig Richtlijn 2004/39/EG een vergunning is verleend, neemt de EAEM een verwijzing naar de openbaar gemaakte sanctie op in het register van beleggingsondernemingen dat op grond van artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2004/39/EG is ingesteld.
"
(-1 quinquies)Het volgende artikel wordt ingevoegd:"
Artikel 15 bis
1.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de EAEM, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
2.De bevoegde autoriteiten verstrekken de EAEM overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken.
"
(1) ▌Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
(
a) lid 2, vierde alinea, komt als volgt te luiden:" Onverminderd het bepaalde in artikel 258 van het VWEU kan een bevoegde autoriteit waarvan een verzoek om inlichtingen niet binnen een redelijke termijn wordt gehonoreerd of waarvan een verzoek om inlichtingen wordt afgewezen, deze afwijzing of dit verzuim of binnen een redelijke termijn onder de aandacht brengen van de EAEM. In dat geval kan de EAEM handelen overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. .../2010 [EAEM], zulks onverminderd de in de tweede alinea bedoelde mogelijkheid om te weigeren aan een verzoek om inlichtingen gevolg te geven, en de mogelijkheid dat de EAEM in die gevallen overeenkomstig artikel 9 van die verordening handelt.„;
(
b)in lid 4 komt de vijfde alinea als volgt te luiden:
„Onverminderd het bepaalde in artikel 258 van het VWEU kan een bevoegde autoriteit waarvan een verzoek om een onderzoek of een verzoek dat leden van haar personeel leden van het personeel van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat vergezellen, niet binnen een redelijke termijn wordt gehonoreerd of wordt afgewezen, dit verzuim of deze afwijzing binnen een redelijke termijn onder de aandacht van de EAEM brengen. In dat geval kan de EAEM handelen overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. .../2010 [EAEM], zulks onverminderd de in artikel 16, lid 4, vierde alinea, bedoelde mogelijkheid om te weigeren aan een verzoek om inlichtingen gevolg te geven, en de mogelijkheid dat de EAEM in die gevallen overeenkomstig artikel 9 van die verordening handelt.”;
"
(
c) lid 5 wordt vervangen door:" „5. Om ▌eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de leden 2 en 4 te geranderen, kan de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen ontwikkelen inzake de procedures en de formulieren voor de uitwisseling van informatie en grensoverschrijdende inspecties als bedoeld in dit artikel. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM]."
(1 bis)Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 2 bis wordt vervangen door:"
2 bis.De bevoegdheid tot vaststelling van de gedelegeerde handelingen bedoeld in artikel 1, artikel 6, lid 10, artikel 8, artikel 14, lid 2, en artikel 16, lid 5, wordt aan de Commissie verleend voor een periode van vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De delegatie van bevoegdheden wordt automatisch met perioden van eenzelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad die bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 17 bis.
"
(b)de volgende leden worden ingevoegd:"
2 bis bis.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
2 bis ter.De aan de Commissie toegekende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, is onderworpen aan de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 17 bis en 17 ter.
"
(c)lid 3 wordt geschrapt.
(1 ter)De volgende artikelen worden ingevoegd:"
Artikel 17 bis
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De in artikel 1, artikel 6, lid 10, artikel 8, artikel 14, lid 2, en artikel 16, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken.
3.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld in werking. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 17 ter
Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen
1.Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar aantekenen binnen drie maanden na de datum van kennisgeving daarvan. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met drie maanden worden verlengd.
2.Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.
De gedelegeerde handeling kan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en vóór het verstrijken van de betrokken periode in werking treden indien het Europees Parlement en de Raad beide de Commissie hebben doen weten geen bezwaar te zullen aantekenen.
3.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.
"
Artikel 4
Wijzigingen in Richtlijn 2003/41/EG
Richtlijn 2003/41/EG wordt als volgt gewijzigd:
(-1)Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
(a)punt a) wordt vervangen door:"
(
a)de instelling door de bevoegde toezichthoudende instantie in een nationaal register is ingeschreven of over een vergunning beschikt; bij grensoverschrijdende activiteiten in de zin van artikel 20 worden daarbij ook de lidstaten waar de instelling werkzaam is, vermeld; deze gegevens worden meegedeeld aan de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB), die ze publiceert op haar website;
"
(b)lid 5 wordt vervangen door:"
5.Bij grensoverschrijdende activiteiten als bedoeld in artikel 20 worden de voorwaarden van bedrijfsvoering van de instelling onderworpen aan de voorafgaande verlening van een vergunning door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst. Wanneer een dergelijke vergunning wordt verstrekt, stelt de lidstaat de EAVB hiervan onverwijld in kennis.
"
(1) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
(a) De bestaande tekst wordt genummerd als lid 1.
(b) Het volgende lid ▌wordt toegevoegd:"
2. De bij Verordening (EU) nr. …/2010 opgerichte EAVB kan voorstellen voor uitvoeringsnormen ontwikkelen inzake de formulieren en formaten voor de in lid 1, onder (c), punten (i) tot (vi), genoemde documenten.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(1 bis)In artikel 14, lid 4, wordt de tweede alinea vervangen door:"
Een eventueel besluit om activiteiten van een instelling te verbieden wordt nauwkeurig met redenen omkleed en de betrokken instelling wordt hiervan in kennis gesteld. Ook de EAVB wordt hiervan in kennis gesteld.
"
(1 ter)In artikel 15, lid 6, wordt de eerste alinea vervangen door:"
6.Met het oog op een verdere harmonisatie van de voorschriften voor de berekening van de technische voorzieningen die gerechtvaardigd kunnen worden - met name de rentepercentages en andere hypotheses die van invloed zijn op de hoogte van de technische voorzieningen - brengt de Commissie, gebruik makend van advies van de EAVB, om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat verslag uit over de situatie met betrekking tot de ontwikkeling van de grensoverschrijdende activiteiten.
"
(2) In artikel 20 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
11. ▌De lidstaten stellen de EAVB in kennis van hun nationale voorzieningen van prudentiële aard die relevant zijn voor het gebied van bedrijfspensioenregelingen die niet vallen onder de verwijzing naar nationale sociale en arbeidswetgeving als bedoeld in lid 1. ▌
De lidstaten actualiseren die informatie regelmatig en ten minste om de twee jaar en de EAVB maakt deze informatie beschikbaar op haar website.
Om de eenvormige toepassing van dit lid te garanderen, stelt de EAVB voorstellen voor technische uitvoeringsnormennormen op inzake de procedures die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten volgen en de formulieren en templates die zij moeten gebruiken bij het bijwerken van relevante informatie en het toezenden ervan aan de EAVB. De Autoriteit legt deze voorstellen voor technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] ▌.
"
(2 bis)Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
De titel komt als volgt te luiden:"
Samenwerking tussen de lidstaten, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Commissie
"
Het volgende lid wordt ingevoegd:"
2 bis.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de EAVB, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB].
De bevoegde autoriteiten verstrekken de EAEM onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB], overeenkomstig artikel 20 van die verordening.
"
Lid 3 wordt vervangen door:"
3.Elke lidstaat brengt de Commissie en de EAVB op de hoogte van belangrijke moeilijkheden die het gevolg zijn van de toepassing van deze richtlijn.
De Commissie, de EAVB en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten onderzoeken deze moeilijkheden zo spoedig mogelijk ten einde een afdoende oplossing te vinden.
"
Artikel 5
Wijzigingen in Richtlijn 2003/71/EG
Richtlijn 2003/71/EG wordt als volgt gewijzigd:
(-1)In artikel 4 wordt het volgende lid ingevoegd:"
3 bis.Om een consequente harmonisatie van deze richtlijn te garanderen, kan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) voorstellen voor technische regelgevingsnormen ontwikkelen om de uitzonderingen betreffende lid 1, letters (a), (d) en (e), en lid 2, letters (a), (b), (e), (f), (g) en (h) nader te bepalen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische regelgevingsnormen goed te keuren overeenkomstig de artikelen 7 bis tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(-1 bis)Aan artikel 5, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:"
Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze richtlijn, ontwikkelt de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen, ten einde een eenvormige toepassing te garanderen van de gedelegeerde handelingen die de Commissie overeenkomstig lid 5 goedkeurt met betrekking tot een uniform template voor de presentatie van de samenvatting, en om beleggers in staat te stellen de betrokken effecten te vergelijken met andere relevante producten.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(-1 ter)Aan artikel 7 wordt het volgende lid toegevoegd:"
3 bis.De EAEM kan voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen om te zorgen voor een eenvormige toepassing van de gedelegeerde handelingen die de Commissie overeenkomstig lid 1 goedkeurt.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(1) In artikel 8 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
5. De EAEM kan voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de gedelegeerde handelingen die de Commissie overeenkomstig lid 4 goedkeurt. De Autoriteit legt die voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] ▌.
"
(2) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
Aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:" De bevoegde autoriteit brengt de EAEM op de hoogte van de goedkeuring van het prospectus en het supplement daarop, op hetzelfde moment dat deze goedkeuring wordt meegedeeld aan, naargelang het geval, de uitgevende instelling, de aanbieder of de persoon die heeft verzocht om toelating tot de handel op een gereglementeerde markt ▌. De bevoegde autoriteiten brengen tegelijkertijd de EAEM op de hoogte en bezorgen haar een exemplaar van het betrokken prospectus en het supplement daarop."
(b)
Lid 5 wordt vervangen door:" 5. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan de goedkeuring van een prospectus overdragen aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, mits dit vooraf aan de EAEM wordt gemeld en de bevoegde autoriteit daarin toestemt. De uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van de toelating tot de handel wordt binnen de drie werkdagen te rekenen vanaf de datum van het besluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze overdracht in kennis gesteld. De in lid 2 vastgestelde termijn begint te lopen vanaf dezelfde datum. Artikel 13, lid 3, van Verordening(EU) nr. …/2010 [EAEM] is niet van toepassing op de overdracht van de goedkeuring van het prospectus overeenkomstig dit lid. Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze richtlijn en de communicatie tussen de toezichthouders en met de EAEM te vergemakkelijken, kan de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van standaardformulieren, templates en procedures voor de in dit lid bedoelde kennisgevingen. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de tweede alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM]."
(3) ▌Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
Lid 1 wordt vervangen door:" 1.Na goedkeuring wordt het prospectus gedeponeerd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en is via de bevoegde autoriteit toegankelijk voor de EAEM en wordt door de uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van de toelating tot de handel voor het publiek beschikbaar gesteld zodra dit doenlijk is en in elk geval op een redelijk tijdstip voorafgaand aan en uiterlijk bij de aanvang van de aanbieding of de toelating van de betrokken effecten tot de handel op een gereglementeerde markt. Daarenboven moet, in het geval van een eerste openbare aanbieding van een categorie van aandelen die nog niet tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten en die voor de eerste keer tot de handel moet worden toegelaten, het prospectus ten minste zes werkdagen voor het einde van de aanbieding ter beschikking worden gesteld."
(b) Het volgende lid ▌wordt ingevoegd:"
4 bis. De EAEM publiceert op haar website de lijst van overeenkomstig artikel 13 goedgekeurde prospectussen, met inbegrip van, waar van toepassing, een hyperlink naar het prospectus dat gepubliceerd is op de website van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, op de website van de uitgevende instelling, of op de website van de gereglementeerde markt. De gepubliceerde lijst wordt actueel gehouden en elke vermelding blijft op de website staan voor een periode van ten minste 12 maanden.
"
(4) In artikel 16 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
3. Teneinde te zorgen voor een consequente harmonisatie, de voorschriften van dit artikel nader te bepalen en rekening te houden met de technische ontwikkelingen van de financiële markten, stelt de EAEM voorstellen voor technische regelgevingsnormen op, waarin is bepaald in welke situaties een belangrijke nieuwe factor, een materiële fout of een onnauwkeurigheid met betrekking tot de in het prospectus opgenomen informatie vereist dat een supplement op het prospectus wordt bekendgemaakt; de EAEM legt die voorstellen voor technische regelgevingsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] bedoelde procedure goed te keuren.
(5) Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
Lid 1 komt als volgt te luiden:
„1. Wanneer in één of meer lidstaten of in een lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is, een aanbieding van effecten aan het publiek of een aanvraag voor de toelating van effecten tot de handel op een gereglementeerde markt wordt gepland, zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 23, het door de lidstaat van herkomst goedgekeurde prospectus en alle documenten ter aanvulling van dat prospectus in een willekeurig aantal lidstaten van ontvangst geldig voor een openbare aanbieding of voor een toelating van de betrokken effecten tot de handel op een gereglementeerde markt, op voorwaarde dat de EAEM en de bevoegde autoriteit van iedere lidstaat van ontvangst overeenkomstig artikel 18 een kennisgeving ontvangt. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst starten geen administratieve of goedkeuringsprocedures voor prospectussen.
"
(b)Lid 2 komt als volgt te luiden:"
2.Indien er na de goedkeuring van het prospectus belangrijke nieuwe factoren, materiële fouten of onnauwkeurigheden zoals bedoeld in artikel 16 aan het licht komen, verlangt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de publicatie van een document ter aanvulling van het prospectus dat conform artikel 13, lid 1, moet worden goedgekeurd. De EAEM en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst meedelen dat nieuwe informatie vereist is.
"
(6) In artikel 18 wordt de volgende leden ▌toegevoegd:"
3. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst brengt de EAEM op de hoogte van het certificaat van goedkeuring van het prospectus, op hetzelfde moment waarop het wordt gemeld aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst.
De EAEM en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst publiceren op hun website de overeenkomstig dit artikel gemelde lijst van certificaten van goedkeuring van prospectussen (met inbegrip van, waar van toepassing, de supplementen daarop) alsook, waar van toepassing, een hyperlink naar deze vermeldingen die gepubliceerd worden op de website van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, op de website van de uitgevende instelling of op de website van de gereglementeerde markt. De gepubliceerde lijst wordt actueel gehouden en elke vermelding blijft op de websites staan voor een periode van ten minste 12 maanden.
4. Om te zorgen voor een eenvormige toepassing van deze richtlijn en rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten, kan de EAEM voorstellen voor uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor kennisgeving van het certificaat van goedkeuring, het exemplaar van het prospectus, de vertaling van de samenvatting en eventuele supplementen op het prospectus.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] ▌.
(7) Artikel 21 ▌wordt als volgt gewijzigd:
(a)de volgende leden worden ingevoegd:
1 bis.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de EAEM, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
1 ter.De bevoegde autoriteiten verstrekken de EAEM overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken.
"
(b)
In lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:" De lidstaten stellen de Commissie, de EAEM en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van alle met het oog op de delegatie van taken getroffen regelingen, inclusief de precieze voorwaarden voor het delegeren van taken."
(c)In lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:"
De Autoriteit kan deelnemen aan de onder (d) bedoelde inspecties ter plaatse die gezamenlijk worden uitgevoerd door twee of meer bevoegde autoriteiten.
"
(8) Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
(a) Lid 3 komt als volgt te luiden:"
3. Lid 1 belet niet dat tussen de bevoegde autoriteiten uitwisseling van vertrouwelijke informatie plaatsvindt of dat vertrouwelijke informatie wordt bezorgd aan de EAEM of het Europees Comité voor systeemrisico's, behoudens de beperkingen met betrekking tot bedrijfsspecifieke informatie en gevolgen voor derde landen, zoals bepaald in respectievelijk Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] en Verordening (EU) nr. .../2010 [ECSR]. De tussen de bevoegde autoriteiten en de EAEM of het Europees Comité voor systeemrisico's uitgewisselde informatie is gebonden aan het beroepsgeheim, waaraan personen die tewerkgesteld zijn of waren bij de bevoegde autoriteiten die de informatie ontvangen, gebonden zijn.
"
(b) Het volgende lid ▌wordt toegevoegd:"
4. Teneinde te zorgen voor een consequente harmonisatie van dit artikel en rekening te houden met de technische ontwikkelingen van de financiële markten, stelt de EAEM voorstellen voor regelgevingsnormen op om nader te bepalen welke informatie op grond van lid 2 vereist is.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] bedoelde procedure goed te keuren.
(8 bis)Artikel 23 wordt vervangen door:
Artikel 23
Conservatoire maatregelen
1.Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst tot de bevinding komt dat de uitgevende instelling of de financiële instellingen die met de procedures voor de openbare aanbieding zijn belast, onregelmatigheden hebben begaan, dan wel dat de uitgevende instelling haar verplichtingen die voortvloeien uit het feit dat haar effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, niet is nagekomen, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de EAEM van deze bevindingen in kennis.
2.Wanneer de uitgevende instelling of de financiële instellingen die met de procedures voor de openbare aanbieding zijn belast, in weerwil van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, inbreuk blijven plegen op de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de EAEM daarvan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen ter bescherming van de beleggers en stelt de Commissie en de EAEM daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte.
"
Artikel 6
Wijzigingen in Richtlijn 2004/39/EG
Richtlijn 2004/39/EG wordt als volgt gewijzigd:
(-1)Artikel 2, lid 3, komt als volgt te luiden:"
3.Om met de ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden en om een eenvormige toepassing van deze richtlijn te garanderen, stelt de Commissie, bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter, met betrekking tot de in letter (c), onder (i), en letter (k) vermelde vrijstellingen de criteria vast aan de hand waarvan wordt vastgesteld wanneer een activiteit is aan te merken als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf op groepsniveau, en wanneer een dienst als incidentele activiteit wordt verricht.
"
(-1 bis)Artikel 4, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2.Om met de ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden en een eenvormige toepassing van deze richtlijn te garanderen, verduidelijkt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter, de in lid 1 van dit artikel vervatte definities.
"
(1) Artikel 5, lid 3, komt als volgt te luiden:"
3. De lidstaten schrijven alle beleggingsondernemingen in. Het register is toegankelijk voor het publiek en bevat informatie over de diensten of activiteiten die de beleggingsonderneming op grond van haar vergunning mag verrichten. Het register wordt regelmatig bijgewerkt. Elke toekenning van een vergunning wordt ter kennis van de Europese Autoriteit voor effecten en markten gebracht.
De EAEM stelt een lijst op van alle beleggingsondernemingen in de Unie. De lijst bevat informatie over de diensten of activiteiten die de beleggingsonderneming op grond van haar vergunning mag verrichten, en wordt regelmatig geactualiseerd. De EAEM publiceert deze lijst op haar website en houdt deze actueel.
Wanneer een bevoegde autoriteit een vergunning heeft ingetrokken overeenkomstig artikel 8, onder b) tot en met d), wordt de intrekking gedurende een periode van vijf jaar bekendgemaakt op de lijst.
"
(2) In artikel 7 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
4. Om een consequente harmonisatie van dit artikel en van artikel 9, leden 2 tot en met 4, artikel 10, leden 1 en 2, en artikel 12 te garanderen, ontwikkelt de EAEM voorstellen voor regelgevingsnormen:
(
a)ter specificatie van de informatie die aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt overeenkomstig artikel 7, lid 2, inclusief het programma van werkzaamheden;
(
b)ter specificatie van de voorschriften die van toepassing zijn op de leiding van beleggingsondernemingen in de zin van artikel 9, lid 4, en de informatie in de in artikel 9, lid 2, bedoelde kennisgevingen;
(
c)ter specificatie van de voorschriften die van toepassing zijn op de aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelnemingen, alsook de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit, als omschreven in artikel 10, leden 1 en 2.
De Autoriteit legt de onder (a) en (b) bedoelde voorstellen voor technische regelgevingsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder (a), (b) en (c) bedoelde voorstellen voor technische regelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 7, lid 2, en artikel 9, lid 2, te garanderen, kan de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de in die artikelen bedoelde kennisgeving of informatieverstrekking.
De Autoriteit legt de in de vierde alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de vierde alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(2 bis)Aan artikel 8 wordt het volgende lid toegevoegd:"
Elke intrekking van een vergunning wordt ter kennis van de EAEM gebracht.
"
(3) Aan artikel 10 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
8. 'Om de consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EAEM voorstellen voor regelgevingsnormen ter vaststelling van een uitputtende lijst van de informatie, als bedoeld in lid 4, die kandidaat-verwervers in hun kennisgeving moeten opnemen, onverminderd artikel 10 bis, lid 2.
De Autoriteit legt die voorstellen voor technische regelgevingsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor regelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de artikelen 10, 10 bis en 10 ter te garanderen, ontwikkelt de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van standaardformulieren, templates en procedures voor de modaliteiten van het overlegproces tussen de relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 10, lid 4.
De Autoriteit legt die voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] ▌.
(3 bis)In artikel 10 ter, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:
Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten en om te zorgen voor een eenvormige toepassing van deze richtlijn, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter, maatregelen vast waarbij de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde criteria worden aangepast.
"
(3 ter)Artikel 13, lid 10, komt als volgt te luiden:"
Om met de ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden en om een eenvormige toepassing van de leden 2 tot 9 te garanderen, stelt de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast die de concrete organisatorische eisen specificeren welke moeten worden opgelegd aan beleggingsondernemingen die verschillende beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten en nevendiensten of combinaties daarvan verrichten.
"
(3 quater)Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:"
1.De lidstaten stellen de Commissie en de EAEM in kennis van de algemene moeilijkheden die hun beleggingsondernemingen ondervinden bij vestiging of het verrichten van beleggingsdiensten en/of -activiteiten in derde landen.
"
(b)lid 2 wordt vervangen door:"
2.Indien de Commissie op grond van de in lid 1 bedoelde informatie vaststelt dat een derde land de beleggingsondernemingen uit de Unie geen daadwerkelijke toegang tot de markt verleent die vergelijkbaar is met die welke de Unie toekent aan beleggingsondernemingen uit dat derde land, doet zij, rekening houdend met de richtsnoeren van de EAEM, aan de Raad voorstellen om een passend onderhandelingsmandaat te verkrijgen teneinde voor de beleggingsondernemingen uit de Unie vergelijkbare concurrentiemogelijkheden te verkrijgen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Het Europees Parlement wordt onverwijld en volledig op de hoogte gebracht in alle fasen van de procedure overeenkomstig artikel 217 van het VEU.
De Autoriteit staat de Commissie met het oog de uitvoering van dit artikel bij.
"
(3 quinquies)Aan artikel 16, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:"
De Europese Autoriteit voor effecten en markten kan richtsnoeren ontwikkelen met betrekking tot het in dit artikel bedoelde toezicht.
"
(3 sexies)De inleidende formule van artikel 18, lid 3, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
3.Om met de ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden en een consequente harmonisatie en een uniforme toepassing van de leden 1 en 2 te garanderen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast om:
"
(3 septies)In artikel 19, lid 6, wordt het eerste streepje vervangen door:"
'– bovenbedoelde diensten houden verband met tot de handel op een gereglementeerde markt of op een gelijkwaardige markt van een derde land toegelaten aandelen, geldmarktinstrumenten, obligaties of andere schuldinstrumenten (met uitzondering van obligaties of andere schuldinstrumenten die een afgeleid instrument behelzen), icbe's en andere niet-complexe financiële instrumenten. De markt van een derde land wordt geacht gelijkwaardig aan een gereglementeerde markt te zijn als hij voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften in Titel III. De Commissie en de EAEM publiceren op hun website een lijst van de markten die als gelijkwaardig moeten worden aangemerkt. Deze lijst wordt periodiek bijgewerkt. De EAEM staat de Commissie bij in de beoordeling van de markten van derde landen.„.
"
(3 octies)De inleidende formule van artikel 19, lid 10, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
10.Om beleggers afdoende bescherming te bieden en een eenvormige toepassing van de leden 1 tot en met 8 te garanderen, stelt de Commissie er bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast om ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen de daarin neergelegde beginselen in acht nemen wanneer zij beleggingsdiensten of nevendiensten voor hun cliënten verrichten. In deze maatregelen wordt rekening gehouden met het volgende:
"
(3 nonies)De inleidende formule van artikel 21, lid 6, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
6.Om de beleggers afdoende bescherming te bieden, de goede en ordelijke werking van de markten te waarborgen en een eenvormige toepassing van de leden 1, 3 en 4 te garanderen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast betreffende:
"
(3 decies)De inleidende formule van artikel 22, lid 3, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
3.Om te waarborgen dat in de maatregelen ter bescherming van de beleggers en voor een billijke en ordelijke werking van de markten rekening wordt gehouden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten en om een eenvormige toepassing van de leden 1 en 2 te garanderen, neemt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen ter bepaling van:
"
(3 undecies)In artikel 23, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:"
3.De lidstaten die besluiten beleggingsondernemingen toe te staan om verbonden agenten aan te wijzen, leggen een openbaar register aan. Verbonden agenten worden ingeschreven in het openbaar register in de lidstaat waar zij gevestigd zijn. De EAEM publiceert op haar website verwijzingen/hyperlinks naar de openbare registers die uit hoofde van dit artikel zijn aangelegd door de lidstaten die besluiten beleggingsondernemingen toe te staan om verbonden agenten aan te wijzen.
"
(3 duodecies)De inleidende formule van artikel 24, lid 5, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
5.Om een consequente harmonisatie en de eenvormige toepassing van de leden 2, 3 en 4 in het licht van de veranderende marktpraktijken te garanderen en de goede werking van de interne markt te bevorderen, omschrijft de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter:
"
(3 terdecies)Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:"
1.Onverminderd de verdeling van de verantwoordelijkheden voor het doen naleven van de bepalingen van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) zorgen de lidstaten, die worden gecoördineerd door de EAEM overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM], ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om de bevoegde autoriteit in staat te stellen toe te zien op de werkzaamheden van beleggingsondernemingen om te garanderen dat deze optreden op loyale, billijke en professionele wijze en op een manier die bevorderlijk is voor de integriteit van de markt.
"
(b)lid 2 wordt vervangen door:"
2.De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen alle relevante gegevens over de door hen verrichte transacties in financiële instrumenten gedurende ten minste vijf jaar ter beschikking van de bevoegde autoriteit moeten houden, ongeacht of deze transacties voor eigen rekening dan wel voor rekening van een cliënt zijn verricht. In het geval van transacties voor rekening van cliënten omvatten de bijgehouden gegevens alle informatie en bijzonderheden over de identiteit van de cliënt en alle informatie die moet worden verstrekt op grond van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.
De EAEM kan om toegang tot die informatie verzoeken overeenkomstig de in artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 vermelde procedure en voorwaarden.
"
(c)lid 7 wordt vervangen door:"
7.Om ervoor te zorgen dat de maatregelen ter bescherming van de marktintegriteit worden aangepast om rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten en om een consequente harmonisatie en de eenvormige toepassing van de leden 1 tot en met 5 te garanderen, bepaalt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter de methoden en regelingen voor het melden van financiële transacties, de vorm en inhoud van deze meldingen, en de criteria aan de hand waarvan wordt vastgesteld of een markt relevant is in de zin van lid 3.
"
(3 quaterdecies)Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 2 wordt vervangen door:"
2.De bevoegde autoriteit van de in termen van liquiditeit voor elk aandeel meest relevante markt, zoals bepaald in artikel 25, bepaalt tenminste eenmaal per jaar, op basis van de rekenkundige gemiddelde waarde van de orders die op de markt voor dat aandeel zijn uitgevoerd, tot welke aandelenklasse het behoort. Deze informatie wordt voor alle marktdeelnemers openbaar gemaakt en doorgegeven aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten. De Europese Autoriteit voor effecten en markten publiceert deze informatie op haar website.
"
(b)de inleidende formule van lid 7, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
7.Om te garanderen dat de leden 1 tot 6 eenvormig worden toegepast op een wijze die bevorderlijk is voor de efficiënte waardebepaling van aandelen en die beleggingsondernemingen de beste kansen biedt om de voordeligste voorwaarden voor hun cliënten te bedingen, stelt de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast die:
"
(3 quindecies)De inleidende formule van artikel 28, lid 3, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
3.Om de transparante en ordelijke werking van de markten alsmede de eenvormige toepassing van lid 1 te garanderen, stelt de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast die:
"
(3 sexdecies)De inleidende formule van artikel 29, lid 3, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
3.Om de eenvormige toepassing van de leden 1 en 2 te garanderen, stelt de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast betreffende:
"
(3 septdecies)De inleidende formule van artikel 30, lid 3, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
3.Om de goede en ordelijke werking van de financiële markten te waarborgen en de eenvormige toepassing van de leden 1 en 2 te garanderen, stelt de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast betreffende:
"
(4) ▌Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:"
Ingeval de beleggingsonderneming voornemens is gebruik te maken van verbonden agenten deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming, op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, binnen een redelijke termijn de identiteitsgegevens mee van de verbonden agenten die de beleggingsonderneming voornemens is in die lidstaat te gebruiken. De lidstaat van ontvangst kan die informatie openbaar maken. De Europese Autoriteit voor effecten en markten kan om toegang tot die informatie verzoeken overeenkomstig de in artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 vermelde procedure en voorwaarden.
"
(b) het volgende lid 7 wordt toegevoegd:"
7. Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen ▌, kan de EAEM voorstellen voor regelgevingsnormen ontwikkelen met het oog op de specificering van de informatie die overeenkomstig de leden 2, 4 en ▌6 moet worden verstrekt.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor regelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] goed te keuren.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen, kan de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen ontwikkelen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de overzending van de informatie overeenkomstig de leden 3, 4 en 6.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(5) Aan artikel 32 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
10. Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen ▌, kan de EAEM voorstellen voor regelgevingsnormen ontwikkelen met het oog op de specificering van de informatie die overeenkomstig de leden 2, 4 en ▌9 moet worden verstrekt.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor regelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen, kan de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen ontwikkelen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de overzending van de informatie overeenkomstig de leden 3 en 9.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.„. ▌
"
(5 bis)Aan artikel 36 wordt het volgende lid toegevoegd:"
5 bis.Elke intrekking van een vergunning wordt ter kennis van de EAEM gebracht.
"
(5 ter)Aan artikel 39 wordt het volgende lid toegevoegd:"
1 bis.Om met de ontwikkelingen op de financiële en markten rekening te houden en een consequente harmonisering alsmede eenvormige toepassing van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen ter bepaling van de toepassingsvoorwaarden van het bepaalde onder (d). De Autoriteit legt die voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(5 quater)De inleidende formule van artikel 40, lid 6, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
6.Om een consequente harmonisering en een eenvormige toepassing van de leden 1 tot 5 te garanderen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast:
"
(5 quinquies)Artikel 41, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2.Een bevoegde autoriteit die om opschorting van de handel in een financieel instrument of uitsluiting van een financieel instrument van de handel op één of meer gereglementeerde markten verzoekt, maakt haar beslissing onmiddellijk openbaar en stelt de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten daarvan in kennis. Tenzij zulks de belangen van de beleggers of de ordelijke werking van de interne markt aanzienlijk zou kunnen schaden, verzoeken de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten om opschorting van de handel in dat financieel instrument of de uitsluiting van dat financieel instrument van de handel op de onder hun toezicht staande gereglementeerde markten en MTF's.
"
(5 sexies)Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 6 wordt de tweede alinea vervangen door:"
De gereglementeerde markt deelt aan de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst mee in welke lidstaat hij voornemens is dergelijke voorzieningen te treffen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deelt deze informatie binnen een maand mee aan de lidstaat waar de gereglementeerde markt voornemens is dergelijke voorzieningen te treffen. De EAEM kan om toegang tot die informatie verzoeken overeenkomstig de in artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 vermelde procedure en voorwaarden.
"
(b)het volgende lid wordt toegevoegd:"
7 bis.Om met de ontwikkelingen op de financiële en markten rekening te houden en een consequente harmonisering alsmede eenvormige toepassing van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EAEM voorstellen voor technische normen ter bepaling van de toepassingsvoorwaarden van het bepaalde in lid 1. De Autoriteit legt deze voorstellen voor technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(5 septies)De inleidende formule van artikel 44, lid 3, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
3.Om met de ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden en een consequente harmonisatie en een eenvormige toepassing van de leden 1 en 2 te garanderen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast betreffende:
"
(5 octies)De inleidende formule van artikel 45, lid 3, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"
3.Om de goede en ordelijke werking van de financiële markten te waarborgen, rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten en een consequente harmonisatie en een eenvormige toepassing van dit artikel te garanderen, stelt de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter maatregelen vast betreffende:
"
(6) Artikel 47 wordt vervangen door:"
Artikel 47
Lijst van gereglementeerde markten
Elke lidstaat stelt de lijst op van de gereglementeerde markten waarvan hij de lidstaat van herkomst is en deelt deze lijst mede aan de overige lidstaten en aan de EAEM. Elke wijziging van deze lijst wordt op dezelfde wijze medegedeeld. De EAEM publiceert een lijst van alle gereglementeerde markten op haar website en houdt deze actueel.
"
(7) Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
Lid 1 komt als volgt te luiden:" 1. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten aan die elk van de in deze richtlijn bepaalde taken moeten uitvoeren. De lidstaten delen de Commissie, de EAEM en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten mee welke bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor de vervulling van elk van deze taken, met vermelding van eventuele splitsingen van taken."
(b)
In lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:" De lidstaten stellen de Commissie, de EAEM en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van alle met het oog op de delegatie van taken getroffen regelingen, inclusief de precieze voorwaarden voor het delegeren van taken."
(c)
Lid 3 komt als volgt te luiden:" 3. De EAEM publiceert een lijst van de in de leden 1 en 2 bedoelde bevoegde autoriteiten op haar website en houdt deze actueel."
(7 bis)In artikel 51 worden de volgende leden ingevoegd:"
De lidstaten verstrekken de Europese Autoriteit voor effecten en markten jaarlijks geaggregeerde informatie over alle administratieve maatregelen en sancties die overeenkomstig de leden 1 en 2 zijn getroffen respectievelijk opgelegd.
De bevoegde autoriteit deelt de EAEM tegelijkertijd alle sancties mee die overeenkomstig de vorige alinea openbaar zijn gemaakt. Wanneer een openbaar gemaakte sanctie betrekking heeft op een beleggingsonderneming waaraan overeenkomstig deze richtlijn een vergunning is verleend, neemt de EAEM een verwijzing naar de openbaar gemaakte sanctie op in het register van beleggingsondernemingen dat op grond van artikel 5, lid 3, van deze richtlijn is aangelegd.„.
"
(8) Aan artikel 53 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
3. De bevoegde autoriteiten brengen de EAEM op de hoogte van de in lid 1 bedoelde klachten- en beroepsprocedures die in haar rechtsgebieden beschikbaar zijn.
De EAEM publiceert een lijst van alle buitengerechtelijke procedures op haar website en houdt deze actueel.
"
(8 bis)De titel van hoofdstuk II komt als volgt te luiden:"
Samenwerking tussen de bevoegde authorities van verschillende lidstaten en met de Europese Autoriteit voor effecten en markten„.
"
(8 ter)In artikel 56, lid 1, wordt de derde alinea vervangen door:"
'Om de samenwerking en met name de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken en te versnellen, wijzen de lidstaten één bevoegde autoriteit aan als contactpunt voor de toepassing van deze richtlijn. De lidstaten delen de Commissie, de EAEM en de overige lidstaten de namen mede van de autoriteiten die zijn aangewezen om uit hoofde van dit lid verzoeken om uitwisseling van gegevens of verzoeken om samenwerking in ontvangst te nemen. De EAEM publiceert een lijst van deze autoriteiten op haar website en houdt deze actueel.
"
(8 ter)Artikel 56, lid 4, komt als volgt te luiden:"
Wanneer een bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er door niet onder haar toezicht staande entiteiten op het grondgebied van een andere lidstaat handelingen worden of zijn uitgevoerd die strijdig zijn met de bepalingen van deze richtlijn, geeft zij hiervan zo specifiek mogelijk kennis aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat en aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten. Laatstgenoemde autoriteit zal de vereiste maatregelen nemen. Zij zal de kennisgevende bevoegde autoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten op de hoogte stellen van het resultaat van haar opreden en, voor zover mogelijk, van belangrijke tussentijdse ontwikkelingen. Dit lid laat de bevoegdheden van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven onverlet.
"
(8 quarter)Artikel 56, lid 5, komt als volgt te luiden:"
5.Om een uniforme toepassing van lid 2 te garanderen, omschrijft de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 64, 64 bis en 64 ter de modaliteiten voor de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en bepaalt zij de criteria op grond waarvan de werkzaamheden van een gereglementeerde markt in een lidstaat van ontvangst kunnen worden beschouwd als zijnde van aanzienlijk belang voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst.
"
(9) Aan artikel 56 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:"
6. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de samenwerkingsregelingen zoals bedoeld in lid 2.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(10) Artikel 57 komt als volgt te luiden:
(a) de bestaande tekst wordt hernummerd als paragraaf 1.
(a bis)
het volgende lid wordt toegevoegd:" 1 bis.Om convergentie in de praktijk van het toezicht houden te brengen kan personeel van de Autoriteit deelnemen aan de activiteiten van de colleges van toezichthouders, inclusief inspecties ter plaatse, die gezamenlijk worden uitgevoerd door twee of meer bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. .../2010 EAEM van het Europees Parlement en de Raad."
(b)
het volgende lid 2 wordt toegevoegd:" 2. Met het oog op een consequente harmonisatie van lid 1 kan de EAEM voorstellen voor regelgevende normen opstellen om te informatie te specificeren die tussen de bevoegde autoriteiten moet worden uitgewisseld wanneer wordt samengewerkt bij toezichtwerkzaamheden, controles ter plaatse en onderzoeken. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren. (EU) nr. .../2010 [EAEM]. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van lid 1 te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de bevoegde autoriteiten met het oog op de samenwerking bij toezichtwerkzaamheden, controles ter plaatse en onderzoeken. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010."
(11) Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
(a) Lid 4 wordt vervangen door:"
4. Met het oog op eenvormige toepassingsvoorwaarden voor de leden 1 en 2 kan de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de uitwisseling van informatie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. .../2010.„.
"
(b)
Lid 5 wordt vervangen door:" „5. De artikelen 54, 58 en 63 vormen geen belemmering voor een bevoegde autoriteit om aan de EAEM, het bij Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad* opgerichte Europees Comité voor systeemrisico's, de centrale banken, het Europees Stelsel van Centrale Banken en de Europese Centrale Bank in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, alsook, in voorkomend geval, aan andere overheidsinstanties die met het toezicht op betalings- en afwikkelingssystemen belast zijn, voor de uitoefening van hun taak dienstige vertrouwelijke gegevens mede te delen; evenzo wordt het deze autoriteiten of organen niet belet om aan de bevoegde autoriteiten de informatie te doen toekomen die deze voor het vervullen van de hun bij deze richtlijn opgelegde taken nodig kunnen hebben."
(11 bis)Artikel 59, lid 2, komt als volgt te luiden:"
'2.„In geval van een dergelijke weigering stelt de bevoegde autoriteit de verzoekende bevoegde autoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten daarvan in kennis, waarbij zij zo gedetailleerd mogelijke informatie verstrekt.”
"
(12) Aan artikel 60 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
„4. Met het oog op eenvormige toepassingsvoorwaarden voor de leden 1 en 2 kan de EAEM voorstellen voor technische normen opstellen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de raadpleging van andere bevoegde autoriteiten voordat een vergunning wordt verleend.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(13) Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
(a) In lid 1 komt de derde zin van de tweede alinea als volgt te luiden:"
De Commissie en EAEM worden onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld.
"
(b)
In lid 2, derde alinea, wordt de tweede zin vervangen door:" De Commissie en EAEM worden onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld."
c)
In lid 3, tweede alinea, wordt de tweede zin vervangen door:" De Commissie en EAEM worden onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld."
(13 bis)Het volgende artikel wordt toegevoegd:"
'Artikel 62 bis
1.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de EAEM, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
2.De bevoegde autoriteiten verstrekken de EAEM onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM], overeenkomstig artikel 20 van die verordening.„.
"
(14) Artikel 63, lid 1, wordt vervangen door:"
1. De lidstaten en, overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. …/2010[EAEM], de EAEM mogen met de bevoegde autoriteiten van derde landen alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor informatie-uitwisseling sluiten als met betrekking tot de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 54 bedoelde waarborgen. Een dergelijke informatie-uitwisseling moet bestemd zijn voor de vervulling van de taken van die bevoegde autoriteiten.
De lidstaten en de EAEM mogen persoonsgegevens doorgeven aan een derde land in overeenstemming met hoofdstuk IV van Richtlijn 95/46/EG.
Ook mogen de lidstaten en de EAEM samenwerkingsovereenkomsten voor informatie-uitwisseling sluiten met de bevoegde autoriteiten of instanties van derde landen of met natuurlijke of rechtspersonen die belast zijn met een of meer van de volgende punten:
(a)
het toezicht op kredietinstellingen, andere financiële instellingen en verzekeringsondernemingen en het toezicht op de financiële markten;
(b)
de liquidatie en het faillissement van beleggingsondernemingen en andere soortgelijke procedures;
c)
de wettelijke controle van de jaarrekening van beleggingsondernemingen en andere financiële instellingen, kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen, zulks in het kader van de uitoefening van hun toezichttaken of, wat betreft het beheer van compensatiestelsels, in het kader van de uitoefening van hun taken;
d)
het toezicht op de instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van beleggingsondernemingen en andere soortgelijke procedures;
e)
het toezicht op personen die belast zijn met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en andere financiële instellingen.
De in de derde alinea bedoelde samenwerkingsovereenkomsten kunnen alleen ▌worden gesloten als met betrekking tot de verstrekte gegevens ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 54 bedoelde waarborgen. Een dergelijke uitwisseling van informatie moet bestemd zijn voor de vervulling van de taken van die autoriteiten of instanties of natuurlijke of rechtspersonen.
"
(14 bis)Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
(a)Lid 2 wordt vervangen door:"
2.De bevoegdheid om de in artikel 13, lid 2, artikel 4, lid 1, artikel 10 ter lid 1, artikel 13, lid 10, artikelen 18, 19, 21, 22, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 40, 44, 45 en artikel 56, lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De delegatie van bevoegdheden wordt automatisch met perioden van eenzelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad die bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 64 quater.
"
(
b)de volgende leden worden ingevoegd:" -2 bis.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. -2 ter.De aan de Commissie toegekende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, is onderworpen aan de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 64 bis en 64 ter."
c)lid 2 bis wordt vervangen door:" 2 bis.De vastgestelde gedelegeerde handelingen mogen de essentiële bepalingen van deze richtlijn niet wijzigen."
d)lid 4 wordt geschrapt.
(14 ter)De volgende artikelen worden ingevoegd:"
Artikel 64 bis
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De in de artikel 2 en artikel 4, artikel 10 ter, lid 1, artikel 13, lid 10, de artikelen18, 19, 21, 22, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 40, 44 en 45 en artikel 56, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken.
3.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld in werking. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 64 ter
Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen
1.Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar aantekenen binnen drie maanden na de datum van kennisgeving daarvan. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met drie maanden worden verlengd.
2.Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.
De gedelegeerde handeling kan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en vóór het verstrijken van de betrokken periode in werking treden indien het Europees Parlement en de Raad beide de Commissie hebben doen weten geen bezwaar te zullen aantekenen.
3.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.
"
Artikel 7
Wijzigingen in Richtlijn 2004/109/EG
Richtlijn 2004/109/EG wordt als volgt gewijzigd:
(-1)Artikel 2, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
(a)de eerste alinea wordt vervangen door:"
3.Teneinde rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten, om een consequente harmonisatie te garanderen en om de in lid 1 bedoelde eisen nader te omschrijven, stelt de Commissie volgens de in artikel 27, leden 2 en 2 bis, bedoelde procedure gedelegeerde handelingen vast voor de in lid 1 vervatte definities.
"
(b)de derde alinea wordt vervangen door:"
De in de tweede alinea, onder a) en b), genoemde maatregelen worden vastgesteld middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter .
"
(-1 bis)Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 2 wordt het volgende punt ingevoegd:"
(
bis bis)een bijlage met inbegrip van een overzicht van de jaarrekeningen per land;
"
(b) lid 6 wordt vervangen door:"
6.De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast om met de technische ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden en een consequente harmonisatie en een eenvormige toepassing van lid 1 te garanderen. De Commissie specificeert met name de technische omstandigheden waaronder een gepubliceerd jaarlijks financieel verslag, met inbegrip van het verslag van de externe accountant, beschikbaar moet blijven voor het publiek. Indien nodig, kan de Commissie ook de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaar aanpassen.
"
(-1 ter)Artikel 5, lid 6, wordt als volgt gewijzigd:
(a)de eerste alinea wordt vervangen door:"
6.De Commissie stelt volgens de in artikel 27, leden 2 en 2 bis, bedoelde procedures maatregelen vast om met de technische ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden, om een consequente harmonisatie te garanderen en de voorschriften nader te bepalen, alsmede een eenvormige toepassing van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel te garanderen.
"
(b)de derde alinea wordt vervangen door:"
De onder a) bedoelde maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure. De maatregelen waarvan sprake in de punten b) en c), [... worden vastgesteld via gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter.
"
c)de vierde alinea wordt vervangen door:"
Indien nodig, kan de Commissie ook de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaar aanpassen middels een gedelegeerde handeling overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter.
"
(-1 quater)Artikel 9, lid 7, wordt als volgt gewijzigd:
(a)de eerste alinea wordt vervangen door:"
7.De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast om met de technische ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden, een consequente harmonisatie te garanderen en om de in de leden 2, 4 en 5 bedoelde voorschriften nader te omschrijven.
"
(b)De tweede alinea wordt vervangen door:"
De Commissie specificeert, via gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter, de maximale lengte van de „korte afwikkelingstermijn”, bedoeld in lid 4 van onderhavig artikel, alsmede de passende mechanismen voor de controle door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst.„.
"
(1) Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
(a) in lid 8:
i)In de eerste alinea komt de aanhef als volgt te luiden:"
8.Teneinde rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten, om een consequente harmonisatie te garanderen en om een nadere omschrijving te geven van de voorschriften zoals bedoeld in de leden 1, 2, 4, 5 en 6 van dit artikel, stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast:
"
ii) punt a) wordt geschrapt;
iii)
de tweede alinea wordt geschrapt;
(b) Het volgende lid ▌toegevoegd:"
9. Met het oog op eenvormige toepassingsvoorwaarden voor ▌dit artikel en om rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten, kan de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling ▌van de standaardformulieren, templates en procedures die moeten worden gebruikt om de uitgevende instelling kennis te geven van de overeenkomstig lid 1 vereiste informatie of om informatie in te dienen overeenkomstig artikel 19, lid 3.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
(2) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
(a) in lid 2 ▌:
i)de eerste alinea wordt vervangen door:
2.De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast om met de technische ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden, om een consequente harmonisatie te garanderen en om de in lid 1 bedoelde voorschiften nader te omschrijven. Zij bepaalt met name:
"
ii) punt c) wordt vervangen door:"
c)
de inhoud van de te verrichten kennisgeving;
"
iii)
de tweede alinea wordt geschrapt;
(b) het volgende lid wordt toegevoegd:"
3. Met het oog op ▌ eenvormige toepassingsvoorwaarden voor lid 1 van dit artikel en om rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten, kan de EAEM voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling ▌van de standaardformulieren, templates en procedures die moeten worden gebruikt om de uitgevende instelling kennis te geven van de overeenkomstig lid 1 van dit artikel vereiste informatie of om informatie in te dienen overeenkomstig artikel 19, lid 3.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
(2 bis)Artikel 14, lid 2, komt als volgt te luiden:
2.De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast om met de technische ontwikkelingen op de financiële markten rekening te houden, om een consequente harmonisatie te garanderen en om de in lid 1 bedoelde voorschiften nader te omschrijven.
"
(2 ter)Artikel 17, lid 4, komt als volgt te luiden:"
4.De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast om zowel met de technische ontwikkelingen op de financiële markten als met de ontwikkelingen in de informatie- en de communicatietechnologie rekening te houden, om een consequente harmonisatie te garanderen en de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde voorschriften nader te omschrijven. Zij specificeert met name de categorieën financiële instellingen via welke een aandeelhouder de in lid 2, onder c), bedoelde financiële rechten kan uitoefenen.
"
(2 quater)Artikel 18, lid 5, komt als volgt te luiden:"
5.De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast om zowel met de technische ontwikkelingen op de financiële markten als met de ontwikkelingen in de informatie- en de communicatietechnologie rekening te houden, om een consequente harmonisatie te garanderen en de in de leden 1 t/m 4 bedoelde voorschriften nader te omschrijven. Zij specificeert met name de categorieën financiële instellingen via welke een obligatiehouder de in lid 2, onder c), bedoelde financiële rechten kan uitoefenen.
"
(2 quinquies)Artikel 19, lid 4, komt als volgt te luiden:"
4.Om een consequente harmonisatie te garanderen en een nadere omschrijving te geven van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde voorschriften, stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast.
De Commissie specificeert met name de procedure volgens welke een uitgevende instelling of een houder van aandelen of andere financiële instrumenten, of een persoon als bedoeld in artikel 10, uit hoofde van respectievelijk de leden 1 of 3 informatie bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst moet indienen teneinde:
(
a)in de lidstaat van herkomst indiening langs elektronische weg mogelijk te maken;
(
b)de indiening van het in artikel 4 van deze richtlijn bedoelde jaarlijks financieel verslag te coördineren met de indiening van de in artikel 10 van Richtlijn 2003/71/EG bedoelde jaarlijks te verstrekken informatie.
"
(2 sexies)Artikel 21, lid 4, komt als volgt te luiden:"
4.De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast om rekening te houden met de ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie en om de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde voorschriften nader te omschrijven.
De Commissie specificeert met name:
(
a)minimumnormen voor de verspreiding van gereglementeerde informatie als bedoeld in lid 1;
(
b)minimumnormen voor de mechanismen voor centrale opslag als bedoeld in lid 2.
De Commissie kan ook een lijst van media voor de verspreiding van informatie onder het publiek opstellen en bijhouden.
"
(2 septies)In artikel 22 wordt de eerste alinea van lid 1 vervangen door:"
1.De AEAM stelt overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr…/2010 [AEAM] richtsnoeren op ter verdere vergemakkelijking van de toegang van het publiek tot informatie die openbaar moet worden gemaakt op grond van Richtlijn 2003/6/EG, Richtlijn 2003/71/EG en onderhavige Richtlijn.
"
(2 octies)Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
Lid 1 komt als volgt te luiden:" 1.Wanneer de statutaire zetel van een uitgevende instelling in een derde land gelegen is, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deze uitgevende instelling ontheffing verlenen van de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 4 tot en met 7, en de artikelen 12, lid 6, 14, 15, 16 tot en met 18, mits de wetgeving van het betrokken derde land gelijkwaardige verplichtingen oplegt of de uitgevende instelling zich houdt aan de verplichtingen krachtens de wetgeving van een derde land die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst als gelijkwaardig wordt beschouwd. Vervolgens brengt de bevoegde autoriteit de EAEM op de hoogte van de verleende ontheffing."
(b)
Lid 4 komt als volgt te luiden:" 4.Om een consequente harmonisatie en een uniforme toepassing van lid 1 te garanderen, stelt de Commissie volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure uitvoeringsmaatregelen vast waarin:
i)
wordt voorzien in een mechanisme voor het waarborgen van gelijkwaardigheid van de informatie vereist uit hoofde van deze richtlijn, met inbegrip van financiële verklaringen, en van de informatie, met inbegrip van financiële verklaringen, die uit hoofde van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land is vereist;
ii)
wordt bepaald dat het derde land waar de uitgevende instelling haar statutaire zetel heeft, zorg draagt voor de gelijkwaardigheid met de informatievereisten uit hoofde van deze richtlijn door middel van zijn nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of doordat de aldaar gangbare praktijken of procedures gebaseerd zijn op door internationale organisaties opgestelde internationale standaarden.
In de context van alinea 1, sub ii), stelt de Commissie ook via gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vast betreffende de beoordeling van normen die relevant zijn voor de uitgevende instellingen van meer dan één land. De Commissie neemt volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure en uiterlijk vijf jaar na de in artikel 31 vermelde datum, de noodzakelijke besluiten inzake de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die overeenkomstig het bepaalde in artikel 30, lid 3, worden gehanteerd door uitgevende instellingen van derde landen. Indien de Commissie van oordeel is dat deze standaarden niet gelijkwaardig zijn, kan zij de betrokken uitgevende instellingen toestemming geven deze standaarden gedurende een gepaste overgangsperiode te blijven hanteren. In het kader van de derde alinea, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter ook maatregelen vast met het oog op de vaststelling van algemene equivalentiecriteria voor boekhoudnormen van uitgevende instellingen in meer dan een land. De ontwerpen van gedelegeerde handelingen worden opgesteld door de Europese Autoriteit voor effecten en markten.„* PB: 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn."
c)
Lid 5 komt als volgt te luiden:" 5.Met het oog op een consequente harmonisatie en ter specificering van de in lid 2 vastgelegede voorschriften kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter maatregelen vaststellen die het soort in een derde land bekendgemaakte informatie omschrijven die van belang is voor het publiek in de Unie."
d)
In lid 7 wordt de tweede alinea vervangen door:" De Commissie stelt via gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 27, 27 bis en 27 ter tevens maatregelen vast om algemene gelijkwaardigheidscriteria vast te stellen voor lid 1."
e)het volgende lid wordt toegevoegd:" 7 bis.De AEAM staat de Commissie terzijde bij de uitvoering van haar taken in het kader van dit artikel, overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. …/2010 [AEAM]."
(2 nonies)Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:"
1.Elke lidstaat wijst de in artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2003/71/EG bedoelde centrale autoriteit aan als de centrale bevoegde administratieve autoriteit die ervoor verantwoordelijk is dat de in deze richtlijn omschreven verplichtingen worden vervuld en ervoor moet zorgen dat de uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde bepalingen worden toegepast. De lidstaten stellen de Commissie en de AEAM van deze aanwijzing in kennis.
"
(b)
Lid 3 komt als volgt te luiden:" 3.De lidstaten stellen de Commissie, de EAEM overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM], en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van alle met het oog op de delegatie van taken getroffen regelingen, inclusief de precieze voorwaarden voor het delegeren van taken."
(3) ▌Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
(
a)de volgende leden worden ingevoegd:" 2 bis.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de EAEM, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM]. 2 ter.De bevoegde autoriteiten verstrekken de EAEM onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM], overeenkomstig artikel 20 van die verordening."
(
b)in lid 3 komt de eerste zin als volgt te luiden:" Lid 1 belet niet dat tussen de bevoegde autoriteiten uitwisseling van vertrouwelijke informatie plaatsvindt of dat vertrouwelijke informatie wordt bezorgd aan de EAEM en het bij Verordening (EU) nr.…/2010 van het Europees Parlement en de Raad* opgerichte Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR)."
Lid 4 komt als volgt te luiden:"
4.De lidstaten en de Europese Autoriteit voor effecten en markten kunnen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (../.. EAEM) samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van gegevens sluiten met de bevoegde autoriteiten of instanties van derde landen die volgens hun wetgeving in staat zijn om haar taken in het kader van deze Richtlijn uit te voeren die overeenkomstig artikel 24 aan de bevoegde autoriteiten worden toegewezen. De lidstaten dienen de EAEM in kennis te stellen wanneer zij smanwerkingsovereenkomsten sluiten. Met betrekking tot die uitwisseling van gegevens gelden ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim als de in dit artikel bedoelde. Een dergelijke uitwisseling van gegevens moet bestemd zijn voor de vervulling van de toezichthoudende taak van de bedoelde autoriteiten of instanties. Gegevens die afkomstig zijn van een andere lidstaat mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben meegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten ingestemd hebben.
"
(3 bis)Artikel 26 wordt vervangen door:"
'Artikel 26
Conservatoire maatregelen
1.Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat van ontvangst tot de bevinding komt dat de uitgevende instelling of de houder van aandelen of andere financiële instrumenten, of wanneer de in artikel 10 bedoelde persoon of entiteit onregelmatigheden heeft begaan, of aan verplichtingen niet heeft voldaan, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de EAEM van deze bevindingen in kennis.
2.Wanneer de uitgevende instelling of de effectenhouder in weerwil van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, inbreuk blijft plegen op de desbetreffende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, overeenkomstig artikel 3, lid 2, alle passende maatregelen ter bescherming van de beleggers, waarbij zij de Commissie en de EAEM daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte stelt.„.
"
(3 ter)De titel van hoofdstuk VI wordt vervangen door:"
GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSMAATREGELEN
"
(3 quater)Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 2 bis wordt vervangen door:"
2 bis.De bevoegdheid om de in artikel 2, lid 3, artikel 5, lid 6, artikel 9, lid 7, artikel 12, lid 8, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 18, lid 5, artikel 19, lid 4, artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 5, en artikel 23, lid 7 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met dezelfde periode, tenzij het Europees Parlement of de Raad de delegatie intrekt overeenkomstig artikel 27 quater.
"
(b)de volgende leden worden ingevoegd:"
2 bis bis.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
2 bis ter.De aan de Commissie toegekende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, is onderworpen aan de voorwaarden die worden gesteld in de artikel 27 bis en 27 ter.
"
(3 quinquies)De volgende artikelen worden ingevoegd:"
Artikel 27 bis
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De in artikel 2, lid 3, artikel 5, lid 6, artikel 9, lid 7, artikel 12, lid 8, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 18, lid 5, artikel 19, lid 4, artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 5, en artikel 23, lid 7 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken.
2.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken.
3.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld in werking. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 27 ter
Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen
1.Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar aantekenen binnen drie maanden na de datum van kennisgeving daarvan. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met drie maanden worden verlengd.
2.Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.
De gedelegeerde handeling kan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en vóór het verstrijken van de betrokken periode in werking treden indien het Europees Parlement en de Raad beide de Commissie hebben doen weten geen bezwaar te zullen aantekenen.
3.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.
"
Artikel 8
Wijzigingen in Richtlijn 2005/60/EG
Richtlijn 2005/60/EG wordt als volgt gewijzigd:
(-1 bis)Artikel 11, lid 4, komt als volgt te luiden:"
4.De lidstaten stellen elkaar, de ETA's en de Commissie in kennis van de gevallen waarin zij van mening zijn dat een derde land voldoet aan de in leden 1 en 2 bepaalde voorwaarden of van andere situaties die voldoen aan de overeenkomstig artikel 40, lid 1, onder b), vastgestelde technische criteria.
"
(-1 ter)Artikel 16, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2.De lidstaten stellen elkaar, de ETA's voorzover dit relevant is voor de toepassing van deze Richtlijn en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. ../2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB], en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM], alsmede de Commissie in kennis van de gevallen waarin zij van mening zijn dat een derde land voldoet aan de in lid 1, onder b), bedoelde voorwaarden.
"
(-1 quater)Artikel 28, lid 7, wordt vervangen door:"
7.De lidstaten stellen elkaar, de ETA's voorzover dit relevant is voor de toepassing van deze Richtlijn en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. ../2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB], en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM], alsmede de Commissie in kennis van de gevallen waarin zij van mening zijn dat een derde land voldoet aan de in de leden 3, 4 of 5 bedoelde voorwaarden.
"
(-1 quinquies)Artikel 31, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2.De lidstaten, de ETA's voorzover dit relevant is voor de toepassing van deze Richtlijn en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. ../2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB], en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM], alsmede de Commissie stellen elkaar in kennis van gevallen waarin de wetgeving van het derde land de toepassing van de in lid 1 bedoelde maatregelen in de weg staat en waarin gecoördineerde actie kan worden overwogen om een oplossing te vinden.
"
(1) Aan artikel 31 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
4. Om een consequente harmonisatie van dit artikel te waarborgen en om rekening te houden met de technische ontwikkelingen in de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme kunnen de bij Verordening (EU) nr. …/2010 EBA] opgerichte Europese Bankautoriteit (EBA), de bij Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] opgerichte Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) en de bij Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] opgerichte Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB), rekening houdend met het bestaande kader en, in voorkomend geval, in samenwerking met andere bevoegde EU-organen op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, voorstellen voor technische normen opstellen overeenkomstig artikel 42 van deze verordeningen, ter nadere bepaling van het in lid 3 van dit artikel ▌bedoelde type extra maatregelen, alsook van de minimale actie die door krediet- en financiële instellingen moet worden ondernomen indien de wetgeving van het derde land de toepassing van de in het kader van de eerste alinea van lid 1 van dit artikel vereiste maatregelen niet toelaat.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
"
(2) Aan artikel 34 wordt het volgende lid toegevoegd:"
3. Met het oog op een consequente harmonisatie van deze richtlijn en om rekening te houden met de technische ontwikkelingen in de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme kunnen de EBA, de EAEM en de EAVB, rekening houdend met het bestaande kader en, in voorkomend geval, in samenwerking met andere bevoegde EU-organen op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, voorstellen voor regelgevende normen opstellen overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] en van Verordening nr…/2010 [EAVB] van het Europees Parlement en de Raad om de minimale inhoud van de in lid 2 bedoelde mededeling nader te bepalen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
"
(2 bis)Het volgende artikel wordt ingevoegd:"
Artikel 37 bis
1.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de ETA's, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
2.De bevoegde autoriteiten verstrekken de ETA's overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] alle informatie die het nodig heeft voor de uitoefening van zijn taken.
"
(2 ter)De titel van hoofdstuk VI wordt vervangen door:"
GEDELEGEERDE HANDELINGEN
"
(2 quater)Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
In lid 1:
i)
wordt de eerste alinea vervangen door:" 1.Teneinde rekening te houden met de technische ontwikkelingen op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld of van financiering van terrorisme, om een consequente harmonisatie te garanderen en om de in deze richtlijn bedoelde voorschriften nader te bepalen, kan de Commissie de volgende maatregelen vaststellen:
(ii)
wordt de tweede alinea vervangen door:
De maatregelen worden vastgesteld middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 41, 41 bis en 41 ter.
"
(b)
in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:" De maatregelen worden vastgesteld middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 41, 41 bis en 41 ter."
(2 quinquies)Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
lid 2, eerste alinea, wordt vervangen door:" 2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit, met dien verstande dat de volgens deze procedure vastgestelde maatregelen de essentiële bepalingen van deze richtlijn niet mogen wijzigen."
(b)
lid 2 bis wordt vervangen door:" 2 bis.De bevoegdheid tot vaststelling van de gedelegeerde handelingen bedoeld in artikel 40 wordt aan de Commissie verleend voor een periode van vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De delegatie van bevoegdheden wordt automatisch met perioden van eenzelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad die bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 41 bis."
c)
de volgende leden worden ingevoegd:" 2 ter.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. 2 quater.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 41 bis en 41 ter.„."
d)
lid 3 wordt geschrapt.
(2 sexies)De volgende artikelen worden ingevoegd:"
Artikel 41 bis
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De in artikel 40 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken.
3.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld in werking. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
"
Artikel 41 ter
Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen
1.Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar aantekenen binnen drie maanden na de datum van kennisgeving daarvan. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met drie maanden worden verlengd.
2.Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.
De gedelegeerde handeling kan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en vóór het verstrijken van de betrokken periode in werking treden indien het Europees Parlement en de Raad beide de Commissie hebben doen weten geen bezwaar te zullen aantekenen.
3.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.„.
Artikel 9
Wijzigingen in Richtlijn 2006/48/EG
(1) ▌Artikel 6 komt als volgt te luiden:"
1.De lidstaten schrijven voor dat de onder deze richtlijn vallende kredietinstellingen een vergunning moeten hebben verkregen alvorens hun werkzaamheden aan te vangen. Zij stellen daarvoor de voorwaarden vast, onverminderd de artikelen 7 tot en met 12 en brengen deze ter kennis van de Commissie en de bij Verordening (EU) …/2010 [EBA] van het Europees Parlement en van de Raad opgerichte Europese Bankautoriteit (EBA).
2. Om een consequente harmonisatie en de eenvormige toepassing van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EBA:
a)ontwerpregelgevingsnormen met betrekking tot de informatie die aan de bevoegde autoriteiten moet worden bezorgd in de vergunningsaanvraag van kredietinstellingen, met inbegrip van het in artikel 7 bedoelde programma van werkzaamheden,
b)ontwerpregelgevingsnormen met betrekking tot de voorwaarden om te voldoen aan het vereiste van artikel 8,
c)voorstellen voor technische uitvoeringsnormen met betrekking tot standaardformulieren, templates en procedures voor dergelijke informatieverstrekking,
d)ontwerpregelgevingsnormen met betrekking tot de voorschriften die van toepassing zijn op de aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelnemingen, alsook van de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit, als omschreven in artikel 12.
De EBA legt de onder letters a), b) en c) bedoelde voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letters a), c) en d) van het eerste lid bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren.
Aan de Commissie wordt eveneens de bevoegdheid verleend de onder letter b) van het eerste lid bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
"
(1 bis)In artikel 9, lid 2, wordt letter b) vervangen door:"
b)de betrokken lidstaten de Commissie en de EBA in kennis stellen van de redenen waarom zij van deze mogelijkheid gebruikmaken; en
"
(2) Artikel 14 wordt vervangen door:"
Artikel 14
Elke toekenning van een vergunning wordt ter kennis van de EBA gebracht.
De namen van alle kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend worden vermeld op een lijst. De EBA publiceert deze lijst op haar website en houdt deze actueel.
"
(2 bis)Artikel 17, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2.Elke intrekking van een vergunning wordt ter kennis van de Commissie en de EBA gebracht en met redenen omkleed. De betrokken personen worden in kennis gesteld van deze redenen.
"
(3) Aan artikel 19 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
Om de consequente harmonisatie van deze richtlijn te garanderen, ontwikkelt de EBA ontwerpregelgevingsnormen ter vaststelling van een uitputtende lijst van de informatie, als bedoeld in artikel 19 bis, lid 4, die kandidaat-verwervers in hun kennisgeving moeten opnemen, onverminderd artikel 19, lid 3.
De EBA legt deze voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te garanderen, ontwikkelt de EBA voorstellen voor technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de gemeenschappelijke procedures, formulieren en templates voor het overlegproces tussen de relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 19 ter.
De EBA legt deze voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de vierde alinea bedoelde voorstellen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
"
(3 bis)Aan artikel 22 worden de volgende leden toegevoegd:"
2 bis.Teneinde de voorschriften van dit artikel nader te bepalen en de toezichtpraktijken te harmoniseren, kan de EBA ontwerpregelgevingsnormen opstellen ter nadere bepaling van de in lid 1 bedoelde systemen en procedures, met inachtneming van de in lid 2 bedoelde beginselen inzake evenredigheid en gedetailleerde uitwerking.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 bedoelde procedure goed te keuren.
"
2 ter.Teneinde de toepassing van lid 2 bis van dit artikel en de beginselen inzake beloningsbeleid die zijn vastgelegd in punt 22 en punt 22 bis van bijlage V te vergemakkelijken, en om de consistentie van de in het kader hiervan verzamelde informatie te verzekeren, mag de EBA ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen om de in lid 1 bedoelde regelingen, procedures en mechanismen nader te bepalen, met inachtneming van de in lid 2 bedoelde beginselen inzake evenredigheid en gedetailleerde uitwerking.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 bedoelde procedure goed te keuren.
De EAEM werkt nauw met de EBA samen bij de uitwerking van dergelijke technische normen voor het beloningsbeleid van de categorieën van medewerkers die betrokken zijn bij het verrichten van beleggingsdiensten en -activiteiten in de zin van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten.
(4) Aan artikel 26 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
5. Om de eenvormige toepassing van artikel 25 en van dit artikel te garanderen ▌, ontwikkelt de EBA:
a)ontwerpregelgevingsnormen om de informatie te bepalen die moet worden verstrekt overeenkomstig artikel 25 en dit artikel, en
b)voorstellen voor technische uitvoeringsnormen met betrekking tot standaardformulieren, templates en procedures voor dergelijke informatieverstrekking.
De EBA legt deze voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren. Aan de Commissie wordt eveneens de bevoegdheid verleend de onder letter b) van de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
"
(5) Aan artikel 28 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
4. Om een consequente harmonisatie en de eenvormige toepassing van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EBA:
a)ontwerpregelgevingsnormen om de informatie te bepalen die moet worden verstrekt overeenkomstig dit artikel, en
b)voorstellen voor technische uitvoeringsnormen met betrekking tot standaardformulieren, templates en procedures voor dergelijke informatieverstrekking.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 bedoelde procedure goed te keuren. Aan de Commissie wordt eveneens de bevoegdheid verleend de onder letter b) van het eerste lid bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
(6) In artikel 33 wordt de eerste alinea vervangen door:
Alvorens de in artikel 30 bedoelde procedure toe te passen kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in spoedeisende gevallen de conservatoire maatregelen treffen die onontbeerlijk zijn voor de bescherming van de belangen van inleggers, beleggers of andere personen voor wie diensten worden verricht. De Commissie, de EBA en de bevoegde autoriteiten van de overige betrokken lidstaten moeten zo spoedig mogelijk van die maatregelen op de hoogte worden gebracht.
"
(6 bis)Artikel 36 komt als volgt te luiden:"
Artikel 36
De lidstaten stellen de Commissie en de EBA in kennis van het aantal en de aard van de gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 25 en 26, leden 1 tot en met 3 een weigering is uitgesproken of waarin overeenkomstig artikel 30, lid 3, maatregelen zijn genomen.
"
(6 ter)Artikel 38, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2.De bevoegde autoriteiten geven de Commissie, de EBA en het Europees Comité voor het bankwezen kennis van de vergunningen voor bijkantoren die aan de kredietinstellingen met hoofdkantoor buiten de Europese Unie zijn verleend.
"
(6 quater)In artikel 39, lid 2, wordt de volgende letter ingevoegd:"
(
b bis)de EBA in staat is om van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de informatie te verkrijgen die zij krijgen van de nationale autoriteiten van derde landen, overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. .../2010 [EBA];
"
(6 quinquies)Aan artikel 39 wordt het volgende lid toegevoegd:"
3 bis.De EBA staat de Commissie bij voor de toepassing van dit artikel, overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
"
(7) Aan artikel 42 wordt het volgende lid toegevoegd:
Om de eenvormige toepassing van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EBA:
a) ontwerpregelgevingsnormen om de informatie die erin is opgenomen te bepalen,
b)voorstellen voor technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren, templates en procedures vast te stellen voor de informatie-uitwisselingsvereisten ▌die waarschijnlijk een bevorderlijk effect zullen hebben op het toezicht op de kredietinstellingen.
De EBA legt die voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de tweede alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 bedoelde procedure goed te keuren. Aan de Commissie wordt eveneens de bevoegdheid verleend de onder letter a) van de tweede alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
(8) In artikel 42 bis, lid 1, wordt na de vierde alinea het volgende toegevoegd: "
Indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten aan het einde van de eerste periode van twee maanden, de zaak heeft doorverwezen naar de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], schorten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst hun beslissing op en wachten zij het door de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 11, lid 3, van die verordening genomen besluit af. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst nemen hun besluit in overeenstemming met het besluit van de Autoriteit. De periode van twee maanden wordt beschouwd als verzoeningsperiode in de zin van die verordening. De Europese Bankautoriteit neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer doorverwezen naar de Autoriteit na het einde van de eerste periode van twee maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.„.
"
(9) Artikel 42 ter wordt als volgt gewijzigd:
(a)
lid 1 wordt vervangen door:" 1. Bij de uitoefening van hun taken houden de bevoegde autoriteiten rekening met de convergentie van de toezichtinstrumenten en -praktijken bij de toepassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn vastgesteld. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat:
a)
de bevoegde autoriteiten deelnemen aan de werkzaamheden van de EBA,
b)
de bevoegde autoriteiten rekening houden met de richtsnoeren en aanbevelingen van de EBA, en de redenen geven indien zij dit niet doen,
c)
nationale mandaten die aan de bevoegde autoriteiten worden toegekend, hun taakvervulling als leden van de EBA in het kader van deze richtlijn niet in de weg staan.
"
(b)
lid 2 wordt geschrapt.
(10) Artikel 44, lid 2, wordt vervangen door:"
2. Lid 1 belet niet dat overeenkomstig deze richtlijn en andere richtlijnen die van toepassing zijn op kredietinstellingen, alsook artikelen 16 en 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten informatie wordt uitgewisseld of bezorgd aan de EBA. Deze informatie valt onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim.
"
(11) ▌Artikel 46 ▌wordt vervangen door:"
Artikel 46
De lidstaten en de EBA kunnen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. .../2010 [EBA] met de bevoegde autoriteiten van derde landen of met de autoriteiten of instanties van derde landen, zoals gedefinieerd in artikel 47 en artikel 48, lid 1, van deze richtlijn alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van gegevens sluiten, als met betrekking tot de meegedeelde gegevens ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 44, lid 1, van deze richtlijn bedoelde waarborgen. Dergelijke uitwisseling van informatie moet geschieden ten behoeve van het uitoefenen van de toezichthoudende taken van de genoemde autoriteiten of instanties.
Informatie die afkomstig is van een andere lidstaat mag alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de autoriteiten die de informatie hebben meegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten hebben ingestemd.
(12) Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
(a) ▌De eerste alinea komt als volgt te luiden:
De bepalingen van deze afdeling houden geen belemmering voor een bevoegde autoriteit in om voor de uitoefening van hun taak dienstige gegevens mede te delen aan:
a)de centrale banken van het Europese stelsel van centrale banken en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit als deze informatie van belang is voor de uitoefening van hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen en de waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel;
b)in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op betalingssystemen;
c)
het Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR), als die informatie van belang is voor de uitoefening van zijn wettelijke taken in het kader van Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad ▌.
De bepalingen van deze afdeling houden voor de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten of instanties geen belemmering in om aan de bevoegde autoriteiten de informatie toe te zenden die deze nodig hebben ter uitvoering van artikel 45.
"
(b) De vierde alinea komt als volgt te luiden:"
In een noodsituatie als bedoeld in artikel 130, lid 1, staan de lidstaten de bevoegde autoriteiten toe dat zij onverwijld gegevens toezenden aan centrale banken van het Europese stelsel van centrale banken als die gegevens van belang zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen en waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel, en aan het ECSR krachtens Verordening (EU) nr. …/2010 [ECSR] als die gegevens van belang zijn voor de uitoefening van zijn wettelijke taken.
"
(13) Artikel 63 bis wordt als volgt gewijzigd:
(a)
Lid 4 komt als volgt te luiden:" 4. De bepalingen die voor het instrument gelden, schrijven voor dat de hoofdsom en niet-uitgekeerde rente of dividend van dien aard moeten zijn dat verliezen ermee worden opgevangen en dat ze geen beletsel vormen voor de herkapitalisatie van de kredietinstelling met passende, door de EBA krachtens lid 6 uit te werken mechanismen."
(b)
Lid 6 komt als volgt te luiden:" 6. Om de te zorgen voor een consequente harmonisatie en om de convergentie van de toezichtpraktijken te garanderen, ontwikkelt de EBA voorstellen voor technische regelgevingsnormen ter nadere bepaling van de voorschriften die van toepassing zijn op de in lid 1 van dit artikel bedoelde instrumenten. De Autoriteit legt die voorstellen voor technische regelgevingsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de voorgaande alinea bedoelde voorstellen voor technische regelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren. De EBA geeft ook richtsnoeren met betrekking tot de in artikel 57, lid 1, onder a), bedoelde instrumenten. De EBA houdt toezicht op de toepassing van deze richtsnoeren."
(14) In artikel 74, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:"
Met het oog op een eenvormige toepassing van deze richtlijn gebruiken de bevoegde autoriteiten vanaf 31 december 2012 voor de mededeling van deze berekeningen van kredietinstellingen eenvormige formaten, frequenties, talen en data. Om de eenvormige toepassing van de richtlijn te garanderen, ontwikkelt de EBA voorstellen voor technische uitvoeringsnormen om in de Europese Unie eenvormige formaten (met desbetreffende instructies), frequenties ▌en data te introduceren vóór 1 januari 2012. De rapporteringsformaten dienen in verhouding te staan tot de aard, de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de kredietinstellingen.
Met het oog op een eenvormige toepassing van deze richtlijn, stelt de EBA tevens voorstellen voor uitvoeringsnormen op met betrekking tot de op deze rapportage toe te passen IT-oplossingen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de tweede en derde alinea bedoelde voorstellen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
"
(15) Aan artikel 81, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:"
Om de consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EBA, in overleg met de EAEM, ontwerpregelgevingsnormen om de beoordelingsmethode voor kredietbeoordelingen te bepalen. De EBA legt deze voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de onder letter a) van de tweede alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren.
"
(16) Aan artikel 84, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:"
„Om de consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EBA, in overleg met de EAEM, ontwerpregelgevingsnormen om de beoordelingsmethode voor kredietbeoordelingen te bepalen. De EBA legt deze voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren.
"
(17) Aan artikel 97, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:"
Om de consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EBA, in overleg met de EAEM, ontwerpregelgevingsnormen om de beoordelingsmethode voor kredietbeoordelingen te bepalen. De EBA legt deze voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren.
"
(18) Aan artikel 105, lid 1, worden de volgende alinea's toegevoegd:"
Om de consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, kan de EBA ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen om de beoordelingsmethode te bepalen aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten kredietinstellingen toestaan de geavanceerde meetbenadering te gebruiken.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de tweede alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 ▌bedoelde procedure goed te keuren.
"
(19) In artikel 106, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:"
Om de consequente harmonisatie van dit lid te garanderen, ontwikkelt de EBA ontwerpregelgevingsnormen ter nadere bepaling van de vrijstellingen in punt c) en d), alsook van de voorwaarden die worden gebruikt om uit te maken of er sprake is van een groep van verbonden cliënten, als omschreven in lid 3. De EBA legt deze voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de tweede alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren.
"
(20) Artikel 110, lid 2, wordt vervangen door:"
2. De lidstaten schrijven voor dat de mededeling ten minste tweemaal per jaar moet plaatsvinden. De bevoegde autoriteiten gebruiken vanaf 31 december 2012 eenvormige formaten, frequenties ▌en data voor de mededeling. Om de eenvormige toepassing van de richtlijn te garanderen, ontwikkelt de EBA voorstellen voor technische uitvoeringsnormen om in de Europese Unie eenvormige formaten (met desbetreffende instructies), frequenties ▌en data te introduceren vóór 1 januari 2012. De rapporteringsformaten dienen in verhouding te staan tot de aard, de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de kredietinstellingen.
Met het oog op een eenvormige toepassing van deze richtlijn stelt de EBA tevens voorstellen voor technische uitvoeringsnormen op met betrekking tot de op deze rapportage toe te passen IT-oplossingen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste en tweede alinea bedoelde voorstellen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
"
(20 bis)In artikel 111, lid 1, wordt de vierde alinea vervangen door:"
De lidstaten kunnen een limiet vaststellen die lager is dan 150 miljoen euro, en stellen de EBA daarvan in kennis.
"
(21) Artikel 122 bis, lid 10, wordt vervangen door:"
10. De EBA brengt jaarlijks aan de Commissie verslag uit over de naleving van dit artikel door de bevoegde autoriteiten.
Om de consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de EBA ontwerpregelgevingsnormen ten behoeve van de convergentie van de toezichtspraktijken met betrekking tot dit artikel, met inbegrip van de maatregelen die worden genomen in het geval van een inbreuk op de verplichtingen inzake zorgvuldigheid en risicobeheer. De EBA legt deze voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de tweede alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren.
"
(22) Aan artikel 124 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
6. Om de consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, kan de EBA voorstellen ontwikkelen voor ontwerpregelgevingsnormen om dit artikel en een gemeenschappelijke risicobeoordelingsprocedure en -methodologie te bepalen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren.
"
(22 bis)Artikel 126, lid 4, wordt vervangen door:"
4.Als de bevoegde autoriteiten in het kader van lid 3 onderling afspraken hebben gemaakt, brengen zij de EBA en de Commissie daarvan op de hoogte.
"
(22 ter) In artikel 129, lid 1, wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:"
Indien de consoliderende toezichthouder nalaat de in de eerste alinea bedoelde taken uit te voeren, of indien de bevoegde autoriteiten onvoldoende samenwerken met de consoliderende toezichthouder om de in de eerste alinea bedoelde taken uit te voeren, mag iedere betrokken bevoegde autoriteit de zaak onder de aandacht van de EBA brengen, die kan optreden in overeenstemming met artikel 11 van Verordening …/2010 [EBA].
"
(23) In artikel 129, lid 2, komt de vijfde alinea als volgt te luiden:"
▌
Indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten aan het einde van de periode van zes maanden, de zaak heeft doorverwezen naar de EBA overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], stelt de consoliderende toezichthouder zijn besluit uit en wacht hij een eventueel door de EBA overeenkomstig artikel 11, lid 3, van die verordening genomen besluit over zijn besluit af en neemt hij een besluit in overeenstemming met het besluit van de EBA. De periode van zes maanden wordt beschouwd als verzoeningsperiode in de zin van die verordening. De EBA neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer doorverwezen naar de EBA na het einde van de periode van zes maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.
"
(23 bis)Aan artikel 129, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:"
Met het oog op eenvormige toepassingsvoorwaarden voor het in dit lid omschreven gezamenlijke besluitproces, kan de EBA voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstellen, met betrekking tot de verzoeken om toestemming die zijn bedoeld in artikel 84, lid 1, artikel 87, lid 9, en artikel 105, alsook in bijlage III, deel 6, met het oog op het faciliteren van de gezamenlijke besluiten.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de twee voorgaande alinea's bedoelde voorstellen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
"
(24) Artikel 129, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
(a) In de derde alinea wordt de benaming 'het Comité van Europese bankentoezichthouders' vervangen door „de Europese Bankautoriteit”.
(b)
De vierde alinea komt als volgt te luiden:" Als de bevoegde autoriteiten niet binnen vier maanden tot een gezamenlijk besluit komen, wordt het besluit over de toepassing van de artikelen 123 en 124 en artikel 136, lid 2, op geconsolideerde basis genomen door de consoliderende toezichthouder nadat hij de door de relevante bevoegde autoriteiten verrichte risicobeoordeling van de dochterondernemingen naar behoren in overweging heeft genomen. Indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten op het einde van de periode van vier maanden de zaak overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] naar de EBA heeft doorverwezen, stelt de consoliderende toezichthouder zijn besluit uit en wacht hij een eventueel door de EBA overeenkomstig artikel 11, lid 3, van die verordening genomen besluit af, en neemt hij zijn besluit in overeenstemming met het besluit van de EBA. De periode van vier maanden wordt beschouwd als verzoeningsperiode in de zin van die verordening. De EBA neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer doorverwezen naar de EBA na het einde van de periode van vier maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen."
(c)
De vijfde alinea komt als volgt te luiden:" Het besluit over de toepassing van de artikelen 123 en 124 en artikel 136, lid 2, wordt op individuele of gesubconsolideerde basis genomen door de respectieve bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding, nadat naar behoren rekening is gehouden met de standpunten en reserves van de consoliderende toezichthouder. Indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten op het einde van de periode van vier maanden de zaak overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] naar de EBA heeft doorverwezen, stellen de bevoegde autoriteiten hun besluit uit en wachten zij een eventueel door de EBA overeenkomstig artikel 11, lid 3, van die verordening genomen besluit af, en nemen zij hun besluit in overeenstemming met het besluit van de EBA. De periode van vier maanden wordt beschouwd als verzoeningsperiode in de zin van die verordening. De EBA neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer doorverwezen naar de EBA na het einde van de periode van vier maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen."
(d)
De zevende alinea komt als volgt te luiden:" Indien de EBA werd geraadpleegd, houden alle bevoegde autoriteiten rekening met haar advies en geven zij de redenen voor elke significante afwijking daarvan."
(e)
De tiende alinea komt als volgt te luiden:" ▌De EBA kan voorstellen voor technische uitvoeringsnormen ontwikkelen om te zorgen voor eenvormige toepassingsvoorwaarden voor het in dit lid bedoelde gezamenlijke besluitproces, met betrekking tot de toepassing van artikel 123, artikel 124 en artikel 136, lid 2, met het oog op het faciliteren van gezamenlijke besluiten. ▌ Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA]."
(25) In artikel 130, lid 1, worden de eerste twee alinea's vervangen door:"
130. Als zich in een bankgroep een noodsituatie voordoet, met inbegrip van een situatie als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], waaronder ongunstige ontwikkelingen op de ▌markten, die de liquiditeit van de markt en de stabiliteit van het financiële stelsel kan ondermijnen in een van de lidstaten waar aan entiteiten van de groep vergunning is verleend of significante bijkantoren als bedoeld in artikel 42 bis zijn gevestigd, waarschuwt de consoliderende toezichthouder, behoudens hoofdstuk 1, afdeling 2, zo spoedig mogelijk de EBA, het ECSR en de in artikel 49, vierde alinea, en artikel 50 genoemde autoriteiten en deelt hij alle informatie mee die voor de uitoefening van hun taken van essentieel belang is. Dit geldt voor alle bevoegde autoriteiten die in de artikelen 125 en 126 worden genoemd, alsmede voor de bevoegde autoriteit die in lid 1 van artikel 129 wordt genoemd.
Als de in artikel 49, vierde alinea, genoemde autoriteit kennis krijgt van een situatie als beschreven in de eerste alinea van dit lid, waarschuwt zij zo spoedig mogelijk de in de artikelen 125 en 126 bedoelde bevoegde autoriteiten en de EBA.
"
(26) In artikel 131 wordt de derde alinea vervangen door:"
De bevoegde autoriteiten die vergunning hebben verleend aan de dochteronderneming van een moederonderneming die een kredietinstelling is, mogen bij bilaterale overeenkomst en in overeenstemming met artikel 13 van Verordening (EU) nr. .../2010 [EBA] hun toezichthoudende verantwoordelijkheden overdragen aan de bevoegde autoriteiten die vergunning hebben verleend aan en toezicht uitoefenen op de moederonderneming, opdat deze autoriteiten het toezicht op de dochteronderneming op zich nemen overeenkomstig deze richtlijn. De EBA wordt op de hoogte gebracht van het bestaan en de inhoud van dergelijke overeenkomsten. Zij licht de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten en het Europees Comité voor het bankwezen hierover in.
"
(27) Artikel 131 bis wordt als volgt gewijzigd:
(a)
Lid 1 wordt vervangen door:" 1.De consoliderende toezichthouder richt colleges van toezichthouders op om de uitoefening van de in artikel 129 en artikel 130, lid 1, genoemde taken te vergemakkelijken, onverminderd het confidentiële karakter van de vereisten van lid 2 van dit artikel en in overeenstemming met de EU-wetgeving, om, waar dat nodig is, te zorgen voor passende coördinatie en samenwerking met relevante bevoegde autoriteiten van derde landen. De EBA neemt initiatief om de efficiënte, effectieve en consistente werking van de colleges van toezichthouders waarvan sprake is in dit artikel te verzekeren, te bevorderen en te volgen, in overeenstemming met artikel 12 van Verordening (EU) nr. .../2010 [EBA]. Daarvoor neemt de EBA voor zover zij dit passend acht deel, en wordt ze in het kader daarvan beschouwd als „bevoegde autoriteit”.
a)onderling uitwisselen van informatie overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA];
b)in voorkomend geval tot overeenstemming komen over een toewijzing van taken en overdracht van verantwoordelijkheden op basis van vrijwilligheid;
c)op basis van een overeenkomstig artikel 124 verrichte risicobeoordeling van de groep programma's voor toezichtonderzoek vaststellen;
d)de efficiëntie van het toezicht vergroten door te snoeien in onnodige duplicatie van toezichtvereisten, ook met betrekking tot gevraagde informatie als bedoeld in artikel 130, lid 2, en artikel 132, lid 2;
e)de prudentiële vereisten in het kader van de richtlijn consequent toepassen op alle entiteiten in een bankgroep, onverminderd de keuzemogelijkheden en de speelruimte die de EU-wetgeving biedt;
f)bij de toepassing van artikel 129, lid 1, punt c), rekening houden met het werk van andere fora die eventueel op dit gebied zijn opgericht.
De bevoegde autoriteiten en de EBA die deelnemen aan de colleges van toezichthouders, werken nauw samen. De geheimhoudingsvereisten uit hoofde van hoofdstuk 1, afdeling 2, beletten de bevoegde autoriteiten niet binnen colleges van toezichthouders vertrouwelijke informatie uit te wisselen. De oprichting en werking van colleges doen geen afbreuk aan de rechten en plichten van de bevoegde autoriteiten in het kader van deze richtlijn."
(b)
In lid 2:
(
i) wordt de tweede alinea vervangen door:" Om de consequente harmonisatie van dit artikel en van artikel 42 bis, lid 3, te garanderen, kan de EBA voorstellen ontwikkelen voor ontwerpregelgevingsnormen om algemene voorwaarden voor het functioneren van colleges vast te leggen. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de tweede alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] bedoelde procedure goed te keuren."
(ii)
wordt de zesde alinea vervangen door:" De consoliderende toezichthouder stelt, onverminderd de geheimhoudingsvereisten in het kader van hoofdstuk 1, afdeling 2, de EBA in kennis van de activiteiten van het college van toezichthouders, met inbegrip van de activiteiten in noodsituaties, en deelt de EBA alle informatie mee die voor de convergentie van het toezicht van bijzonder belang is."
(27 bis)In artikel 132, lid 1, worden na de eerste alinea de volgende alinea's ingevoegd:"
De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de EBA, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
De bevoegde autoriteiten verstrekken de EBA alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], overeenkomstig artikel 20 van die verordening.
"
(27 ter)In artikel 140 wordt de derde alinea vervangen door:"
3.De met het toezicht op geconsolideerde basis belaste bevoegde autoriteiten stellen een lijst op van de in artikel 71, lid 2, bedoelde financiële holdings. Deze lijsten worden aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, aan de EBA en aan de Commissie gezonden.
"
(28) Artikel 143, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
(a) De volgende zin wordt aan het einde van de eerste alinea toegevoegd:"
De EBA staat de Commissie en het Europees Comité voor het bankwezen bij het uitvoeren van die taken bij, ook wat betreft de vraag of die richtsnoeren dienen te worden bijgewerkt.
"
(b)
De tweede alinea komt als volgt te luiden:" De bevoegde autoriteit die de in de eerste alinea van lid 1 bedoelde verificatie uitvoert, houdt rekening met die richtsnoeren. De bevoegde autoriteit raadpleegt daartoe de EBA voordat zij een besluit neemt."
(28 bis)De vierde alinea van artikel 143, lid 3, wordt vervangen door:"
De toezichtmethoden moeten de mogelijkheid bieden de doeleinden van het toezicht op geconsolideerde basis als omschreven in dit hoofdstuk te verwezenlijken, en moeten aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten, de EBA en de Commissie worden medegedeeld.
"
(29) Aan artikel 144 wordt de volgende alinea toegevoegd:"
Om de eenvormige toepassing van dit artikel te garanderen, ontwikkelt de Europese Bankautoriteit voorstellen voor technische uitvoeringsnormen om ▌het formaat, de structuur, de inhoudsopgave en de jaarlijkse publicatiedatum van de in dit artikel bedoelde openbaarmaking te bepalen. De Autoriteit legt die voorstellen voor technische normen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde voorstellen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
"
(30) Artikel 150 wordt als volgt gewijzigd:
(a) Het volgende lid 3 wordt toegevoegd:"
3. Met het oog op een eenvormige toepassing van deze richtlijn stelt de EBA voorstellen voor technische uitvoeringsnormen op ter bepaling van:
a)
de toepassingsvoorwaarden voor de punten 15 tot en met 17 van bijlage V;
b)
de toepassingsvoorwaarden voor deel 2 van bijlage VI met betrekking tot de in punt 12 bedoelde kwantitatieve factoren, de in punt 13 bedoelde kwalitatieve factoren en de in punt 14 bedoelde referentiewaarde;
De EBA legt deze voorstellen voor technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
"
(31) ▌Artikel 156 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
De benaming „het Comité van Europese bankentoezichthouders” wordt vervangen door „de Europese Bankautoriteit”.
(b)
De eerste alinea wordt vervangen door:" De Commissie onderzoekt in samenwerking met de EBA en de lidstaten en rekening houdend met de bijdrage van de Europese Centrale Bank op gezette tijden of deze richtlijn, in combinatie met Richtlijn 2006/49/EG, van grote invloed is op de conjuncturele cyclus, en gaat in het licht van dat onderzoek na of maatregelen om dit te verhelpen gerechtvaardigd zijn."
Artikel 10
Wijzigingen in Richtlijn 2006/49/EG
Richtlijn 2006/49/EG wordt als volgt gewijzigd:
(1) Aan artikel 18 ▌wordt het volgende lid toegevoegd:"
5. ▌De bij Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europese Bankautoriteit (EBA) kan ontwerpregelgevingsnormen opstellen ter nadere bepaling van de beoordelingsmethode aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten kredietinstellingen toestaan interne modellen te gebruiken voor de berekening van het kapitaalvereiste in het kader van deze richtlijn.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder letter a) van de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 bedoelde procedure goed te keuren.
"
(1 bis)Aan artikel 22, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:"
Wanneer de bevoegde autoriteiten ontheffing verlenen van de toepassing van kapitaalvereisten op geconsolideerde basis als bedoeld in dit artikel, stellen zij de EBA en de Commissie daarvan in kennis.
"
(1 ter)Artikel 32, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
De tweede alinea wordt vervangen door:"
De bevoegde autoriteiten geven de EBA, de Raad en de Commissie kennis van die procedures.
"
(b)Het volgende lid wordt toegevoegd:"
3 bis.De Europese Bankautoriteit geeft richtsnoeren met betrekking tot de in het eerste lid van dit artikel bedoelde procedures.
"
(1 quater)Artikel 36, lid 1, komt als volgt te luiden:"
1.De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn om de in deze richtlijn omschreven taken te vervullen. Zij stellen de EBA en de Commissie van deze aanwijzing in kennis, onder vermelding van een eventuele taakverdeling.
"
(1 quinquies)Aan artikel 38, lid 1, worden de volgende alinea's toegevoegd:"
1.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de EBA, overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA].
2.De bevoegde autoriteiten verstrekken de EBA onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], overeenkomstig artikel 20 van die verordening.
Artikel 11
Wijzigingen in Richtlijn 2009/65/EG (icbe's)
Richtlijn 2009/65/EG wordt als volgt gewijzigd:
(1) Aan artikel 5 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:
8. Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, kan de ▌EAEM ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen met het oog op de specificering van de informatie die aan de bevoegde autoriteiten moet worden bezorgd bij de aanvraag van een vergunning voor een icbe.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de in artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 bedoelde procedure goed te keuren.
"
(1 bis)Aan artikel 6, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:"
Elke vergunning die wordt verleend, wordt ter kennis gebracht van de Europese Autoriteit voor effecten en markten, die op haar website een lijst publiceert en bijwerkt van beheermaatschappijen waaraan een vergunning is verleend.
"
(2) Aan artikel 7 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
6. Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, kan de EAEM ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen om:
a)de informatie te bepalen die bij de bevoegde autoriteiten moet worden ingediend in de aanvraag voor de vergunning van de beheermaatschappij, inclusief het programma van werkzaamheden;
b)de voorschriften vast te leggen die van toepassing zijn op de beheermaatschappij in de zin van artikel 7, lid 2, alsook de informatie voor de in artikel 7, lid 2, bedoelde kennisgevingen;
c)de voorschriften te bepalen die van toepassing zijn op de aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelnemingen, alsook de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit, in de zin van artikel 8, lid 1, en artikel 10, leden 1 en 2, van Richtlijn 2004/39/EG, en zoals bedoeld in artikel 11 van deze richtlijn.
De Autoriteit legt de onder a) en b) bedoelde voorstellen voor technische regelgevingsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de onder a), b) en c) bedoelde voorstellen voor technische regelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen ontwikkelt de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren, templates en procedures voor de kennisgeving of informatieverstrekking in alinea 1, onder a) en b) vast te stellen.
De Autoriteit legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in alinea 4 bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(2 bis)Artikel 9, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2.De lidstaten stellen de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Commissie in kennis van de algemene moeilijkheden die de icbe's ondervinden bij het in de handel brengen van hun rechten van deelneming in enig derde land.
De Commissie bekijkt deze moeilijkheden zo snel mogelijk, om er een passende oplossing voor te vinden. Europese Autoriteit voor effecten en markten staat haar in de uitvoering van deze taak bij.
"
(2 ter)Aan artikel 11 wordt het volgende lid toegevoegd:"
3.Om een consequente harmonisatie van deze richtlijn te garanderen kunnen de ETA's ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen met het oog op de vaststelling van een uitputtende lijst van de informatie die kandidaat-verwervers krachtens dit artikel, onder verwijzing naar artikel 10 ter, lid 4, van Richtlijn 2004/39/EG, in hun kennisgeving moeten opnemen, onverminderd artikel 10 bis, lid 2, van die richtlijn.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen voor de vaststelling van standaardformulieren, templates en procedures voor de modaliteiten van het overlegproces tussen de relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in dit artikel, onder verwijzing naar artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2004/39/EG.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde voorstellen voor technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(2 quater)Artikel 12, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
a)de eerste alinea wordt vervangen door:" 3.Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie uiterlijk 1 juli 2010 middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vast ter specificering van de procedures en regelingen zoals bepaald in lid 1, tweede alinea, onder a), alsook van structuren en organisatorische eisen ter beperking van belangenconflicten zoals bepaald in lid 1, tweede alinea, onder b)."
b)de tweede alinea wordt geschrapt.
(3) In artikel 12 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
4. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen ter bepaling van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt met betrekking tot de in lid 3 bedoelde procedures, schikkingen, structuren en organisatorische vereisten.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(3 bis)Artikel 14, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
a)in de eerste alinea wordt de inleidende formule vervangen door:" 2.Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vast om ervoor te zorgen dat de beheermaatschappij voldoet aan de in lid 1 geschetste taken, met name om:"
b)de tweede alinea wordt geschrapt.
(4) Aan artikel 14 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:"
3. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen ter bepaling van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt met betrekking tot de in de lid 2, onder a), b) en c) bedoelde criteria, beginselen en maatregelen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(4 bis)Aan artikel 17 wordt het volgende lid toegevoegd:"
10.Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen met het oog op de specificering van de informatie die overeenkomstig de leden 1, 2, 3, 8 en 9 moet worden verstrekt.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de overzending van de informatie overeenkomstig de leden 3 en 9.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(4 ter)Aan artikel 18 wordt het volgende lid toegevoegd:"
4 bis.Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen met het oog op de specificering van de informatie die overeenkomstig de leden 1, 2 en 4 moet worden verstrekt.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de overzending van de informatie overeenkomstig de leden 2 en 4.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(4 quater)Aan artikel 20 wordt het volgende lid toegevoegd:"
4 bis.Om een consequente harmonisatie en een eenvormige toepassing van dit artikel te garanderen ontwikkelt de bij Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europese Autoriteit voor effecten en markten ontwerpen (kan zij die ontwikkelen) van technische regelgevingsnormen ter bepaling van de informatie die bij de bevoegde autoriteiten moet worden ingediend in de aanvraag voor een vergunning voor het beheer van een icbe die in een andere lidstaat is gevestigd.
De Commissie kan de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische normen goedkeuren overeenkomstig de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. …/2010 EAEM] bedoelde procedure.
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de verstrekking van deze informatie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
(5) In artikel 21, lid 7, wordt de eerste alinea vervangen door:
7. Alvorens de in de leden 3, 4 of 5 bedoelde procedure toe te passen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij in spoedeisende gevallen de conservatoire maatregelen treffen die noodzakelijk zijn ter bescherming van de belangen van de beleggers en andere personen voor wie diensten worden verricht. De Commissie, de EAEM en de bevoegde autoriteiten van de overige betrokken lidstaten moeten zo spoedig mogelijk van die maatregelen op de hoogte worden gebracht.
"
(5 bis)In artikel 21, lid 7, wordt de tweede alinea vervangen door:"
De Commissie kan, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten van de belanghebbende lidstaten, besluiten dat de betrokken lidstaat deze maatregelen moet wijzigen of intrekken, onverminderd de bevoegdheden van de EAEM op grond van artikel 9 van Verordening (EU) nr. .../2010 [EAEM]
"
(5 ter)In artikel 21 wordt de eerste alinea van lid 9 vervangen door:"
9.De lidstaten stellen de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Commissie in kennis van het aantal en de aard van de gevallen waarin zij een vergunning op grond van artikel 17 of een aanvraag op grond van artikel 20 weigeren en van alle maatregelen die overeenkomstig lid 5 van dit artikel zijn genomen.
"
(5 quater)Artikel 23, lid 6, wordt als volgt gewijzigd:
a)de eerste alinea wordt vervangen door:" 6.De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen met betrekking tot de maatregelen die door een bewaarder moeten worden genomen om te voldoen aan zijn verplichtingen met betrekking tot een icbe die wordt beheerd door een in een andere lidstaat gevestigde beheermaatschappij, en die ook de gegevens dienen te omvatten welke moeten worden opgenomen in de standaardovereenkomst die overeenkomstig lid 5 door de bewaarder en de beheermaatschappij moeten worden gebruikt."
b)
In artikel 23, lid 6, wordt de tweede alinea geschrapt.
(6) Aan artikel 29 worden de volgende alinea's toegevoegd:"
5. Om een consequente harmonisatie van deze richtlijn te garanderen kunnen de ETA's ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen ter specificering van:
a)de informatie die bij de bevoegde autoriteiten moet worden ingediend in de aanvraag voor de vergunning van de beleggingsmaatschappij, inclusief het programma van werkzaamheden, en
b)de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit, als omschreven in artikel 29, lid 1, onder c).
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
6.Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de verstrekking van de informatie in lid 5, onder a).
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(6 bis)Artikel 32, lid 6, komt als volgt te luiden:"
6.De lidstaten delen de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Commissie de identiteit mede van de beleggingsmaatschappijen waarvoor de in de leden 4 en 5 bedoelde afwijkingen gelden.
"
(6 ter)Artikel 33, lid 6, wordt als volgt gewijzigd:
a)de eerste alinea wordt vervangen door:" 6.De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen met betrekking tot de maatregelen die door een bewaarder moeten worden genomen om te voldoen aan zijn verplichtingen met betrekking tot een icbe die wordt beheerd door een in een andere lidstaat gevestigde beheermaatschappij, en die ook de gegevens dienen te omvatten welke moeten worden opgenomen in de standaardovereenkomst die overeenkomstig lid 5 door de bewaarder en de beheermaatschappij moeten worden gebruikt."
b)de tweede alinea wordt geschrapt.
(6 quater)Artikel 43, lid 5, wordt als volgt gewijzigd:
a)de eerste alinea wordt vervangen door:" 5.De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen voor de inhoud, de vorm en de wijze waarop de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie wordt verstrekt."
b)de tweede alinea wordt geschrapt.
(7) Aan artikel 43 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:"
6. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen ter bepaling van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt met betrekking tot de inhoud, het formaat en de methode waarop de in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde informatie moet worden verstrekt.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(8) Aan artikel 50 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
4. Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen ter nadere omschrijving van de bepalingen betreffende de categorieën van activa waarin icbe's overeenkomstig dit artikel en de door de Commissie in verband met die bepalingen vastgestelde gedelegeerde handelingen kunnen beleggen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] goed te keuren.
"
(9) Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
a)Aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:"
'De nationale bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle ingevolge lid 1 ontvangen informatie voor alle beheermaatschappijen en beleggingsondernemingen waarop zij toezicht houden, in geaggregeerde vorm kan worden ingezien door de EAEM en het ECSR ten behoeve van het toezicht op systeemrisico's op Unieniveau.
"
b)
De vierde alinea wordt door de volgende tekst vervangen:" 4.Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vast voor:
a)criteria voor de beoordeling van de deugdelijkheid van de door de beheermaatschappij overeenkomstig de eerste alinea van lid 1 hierboven toegepaste risicobeheerprocedure;
b)gedetailleerde voorschriften voor de accurate en onafhankelijke evaluatie van de waarde van OTC-derivaten; en
c)gedetailleerde regels betreffende de inhoud van en de procedure voor de kennisgeving van de informatie als bedoeld in de derde alinea van lid 1 aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.
"
c) Het volgende lid 5 wordt toegevoegd:"
5. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen ter bepaling van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt met betrekking tot de in de punten a), b) en c) van lid 4 bedoelde criteria en regels.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
"
(9 bis)Artikel 52, lid 4, derde alinea, komt als volgt te luiden:"
De lidstaten delen de Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten de lijst mede van de categorieën van de in de eerste alinea bedoelde obligaties, samen met een lijst van de categorieën uitgevende instellingen die krachtens de wet en de in die alinea genoemde voorschriften inzake toezicht, bevoegd zijn obligaties uit te geven die aan de bovengenoemde criteria voldoen. Bij deze lijsten wordt een nota gevoegd waarin de juridische aard van de geboden garanties wordt toegelicht. De Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten sturen deze informatie onmiddellijk door naar de andere lidstaten,, zo nodig voorzien van hun opmerkingen, en stellen de informatie ter beschikking van het publiek op hun website. Over deze mededeling kan in het in artikel 112, lid 1, bedoelde Europees Comité voor het effectenbedrijf van gedachten worden gewisseld.
"
(10) ▌Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
a)in lid 6
i)de eerste alinea wordt vervangen door:"
6.De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen ter specificering van:
ii)de tweede alinea wordt geschrapt;
b) Het volgende lid 7 toegevoegd:
7. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen ter bepaling van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt betreffende de in de punten a), b) en c) van lid 6 bedoelde overeenkomst, maatregelen en procedures.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(11) ▌Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
a)lid 3 wordt vervangen door:"
3.De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen voor:
a)de gegevens die moeten worden opgenomen in de in lid 1 bedoelde overeenkomst; en
b)de soorten onregelmatigheden als bedoeld in lid 2, die geacht worden een ongunstig effect te sorteren op de feeder-icbe.
"
b) Het volgende lid ▌toegevoegd:"
„4. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen ter bepaling van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt betreffende de in de punten a) en b) van lid 3 bedoelde overeenkomst, maatregelen en soorten onregelmatigheden.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(11 bis)Artikel 62, lid 4, komt als volgt te luiden:"
4.De Commissie kan bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen voor de inhoud van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde overeenkomst.
"
(11 ter)Artikel 64, lid 4, komt als volgt te luiden:"
4.De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen ter specificering van:
a)de vorm waarin en de wijze waarop de in lid 1 genoemde informatie moet worden verstrekt; of
b)de procedure die in het geval dat de activa van de feeder-icbe in hun geheel overgaan op de master-icbe in ruil voor rechten van deelneming, moet worden gevolgd voor de beoordeling en auditing van zo'n bijdrage in natura en de rol van de bewaarder van de feeder-icbe in deze procedure.
"
(12) Aan artikel 64 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
5. Om voor de uitvoering van dit artikel eenvormige voorwaarden te garanderen waarin de informatie wordt verstrekt, kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen ter bepaling van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt betreffende vorm en wijze van de verstrekte informatie en de procedure in de punten a) en b) van lid 4 ▌.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(13) Aan artikel 69 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
5. Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen ▌kan de EAEM ontwerpen van regelgevende normen ontwikkelen ter nadere omschrijving van de bepalingen betreffende de inhoud van het prospectus, het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag als bedoeld in bijlage I, en het formaat van deze documenten.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
"
(13 bis)Artikel 75, lid 4, komt als volgt te luiden:"
4.De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen waarin wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan als het prospectus wordt verstrekt op een andere duurzame drager dan papier of via een website die geen duurzame drager vormt.
"
(13 ter)Artikel 78, lid 7, komt als volgt te luiden:"
7.De Commissie stelt bij wege van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vast voor het volgende:
a)de gedetailleerde en volledige inhoud van de aan beleggers te verstrekken essentiële beleggersinformatie als bedoeld in de leden 2, 3 en 4;
b)de gedetailleerde en volledige inhoud van de essentiële beleggersinformatie die in de volgende gevallen aan beleggers moet worden verstrekt:
i)voor icbe's met verschillende beleggingscompartimenten: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die op een bepaald beleggingscompartiment inschrijven, waaronder informatie over de wijze waarop van het ene naar het andere beleggingscompartiment kan worden overgestapt, en over de kosten die daaraan verbonden zijn;
ii)voor icbe's die verschillende categorieën van aandelen aanbieden: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die op een bepaalde aandelencategorie inschrijven;
iii)de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die inschrijven op een icbe die zelf belegt in andere icbe's of andere instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder e);
iv)voor master-feederconstructies: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die op een feeder-icbe inschrijven; en
v)voor gestructureerde icbe's, icbe's met kapitaalbescherming en andere vergelijkbare icbe's: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers in verband met de bijzondere kenmerken van dergelijke icbe's; en
c)de specifieke details betreffende de vorm en inhoud van de essentiële beleggersinformatie die overeenkomstig lid 5 aan beleggers moet worden verstrekt.
"
(14) Aan artikel 78 wordt het volgende lid 8 toegevoegd:"
8. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te garanderen ▌kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen ter bepaling van de gedelegeerde handelingen die de Commissie overeenkomstig lid 7 vaststelt betreffende de in lid 3 bedoelde informatie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/20100.
"
(14 bis)Artikel 81, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2.De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen waarin wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie wordt verstrekt op een andere duurzame drager dan papier of via een website die geen duurzame drager vormt.
"
(14 ter)Aan artikel 83 wordt het volgende lid toegevoegd:"
3.Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de EAEM ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen ter specificering van de voorschriften van dit artikel betreffende het aangaan van leningen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
"
(15) Aan artikel 84 wordt het volgende lid ▌toegevoegd:"
4. Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen ▌kan de EAEM ontwerpregelgevingsnormen ontwikkelen ter nadere bepaling van de voorwaarden waaraan de icbe's moeten voldoen na goedkeuring van de in lid 2, onder a), bedoelde tijdelijke opschorting van de inkoop of terugbetaling van hun rechten van deelneming ▌zodra besloten is tot opschorting over te gaan.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpregelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot 7 quinquies van Verordening (EU) nr. …/2010 goed te keuren.
"
(15 bis)Artikel 95, lid 1, komt als volgt te luiden:"
1.De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen ter specificering van:
a)het toepassingsgebied van de in artikel 91, lid 3, bedoelde informatie, en
b)de vergemakkelijking overeenkomstig artikel 93, lid 7, van de toegang van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst van icbe's tot de informatie en/of documenten als bedoeld in artikel 93, leden 1, 2 en 3.
"
(16) Artikel 95, lid 2, komt als volgt te luiden:"
2. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van artikel 93 te garanderen ▌kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen ter bepaling van:
a)
vorm en inhoud van een door een icbe te gebruiken standaardmodel voor de in artikel 93, lid 1, bedoelde kennisgeving, met inbegrip van een vermelding naar welke documenten de vertalingen verwijzen;
b)
de vorm en inhoud van een door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te gebruiken standaardmodel voor de in artikel 93, lid 3, bedoelde verklaring;
c)
de procedure voor de uitwisseling van informatie en voor de gebruikmaking van elektronische communicatie tussen de bevoegde autoriteiten in verband met de kennisgeving ingevolge artikel 93.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010.
"
(16 bis)Artikel 97, lid 1, komt als volgt te luiden:"
1.De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die de in deze richtlijn vermelde taken moeten uitoefenen. Zij stellen de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Commissie daarvan in kennis onder opgave van de eventuele verdeling van hun bevoegdheden.
"
(16 ter)In artikel 101 wordt het volgende lid ingevoegd:"
2 bis.De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de EAEM, overeenkomstig Verordening …/... [EAEM].
De bevoegde autoriteiten verstrekken de EAEM overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken.
"
(17) In artikel 101 komen de leden 8 en 9 als volgt te luiden:"
8. De bevoegde autoriteiten kunnen de EAEM op de hoogte brengen indien een verzoek:
a)
om uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 109 is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd;
b)
om een onderzoek of een verificatie ter plaatse overeenkomstig artikel 110 is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd; of
c)
om toestemming dat hun eigen functionarissen de functionarissen van de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat vergezellen, is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd.
Onverminderd het bepaalde in artikel 258 van het VWEU, kan de EAEM in dergelijke gevallen handelen overeenkomstig de haar bij artikel 11 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] verleende bevoegdheden, zulks onverlet de mogelijkheid om een verzoek om informatie of een onderzoek, bedoeld in lid 6, af te wijzen en de mogelijkheid voor de EAEM om in deze gevallen op te treden overeenkomstig artikel 9 van de genoemde verordening.
9. Met het oog op een eenvormige toepassing van dit artikel ▌kan de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van gemeenschappelijke procedures voor de bevoegde autoriteiten betreffende de samenwerking bij de verificaties en ▌onderzoeken ter plaatse, bedoeld in de leden 4 en 5.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] ▌.„.
"
(18) Artikel 102 wordt als volgt gewijzigd:
a) In lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:"
2. Lid 1 belet niet dat tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn of andere ▌wetgeving van de Unie die van toepassing is op icbe's of ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn, informatie wordt uitgewisseld of bezorgd aan de EAEM overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 of aan het bij Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europees Comité voor systeemrisico's. Deze gegevens vallen onder het in lid 1 van dit artikel bedoelde beroepsgeheim.„;
"
b) In lid 5 wordt het volgende punt ▌toegevoegd:"
„d)
de bij Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM), de bij Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europese Bankautoriteit (EBA), de bij Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raadopgerichte Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB), en het ECSR.
"
(18 bis)Artikel 103, lid 3, komt als volgt te luiden:"
3.De lidstaten delen de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Commissie en de overige lidstaten de identiteit mede van de autoriteiten die op grond van lid 1 informatie mogen ontvangen.
"
(18 ter)Artikel 103, lid 7, komt als volgt te luiden:"
7.De lidstaten delen de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Commissie en de overige lidstaten de identiteit mede van de autoriteiten of instanties die op grond van lid 4 informatie mogen ontvangen.
"
(19) Artikel 105 wordt vervangen door:"
Artikel 105
Om de eenvormige toepassing van de bepalingen betreffende de uitwisseling van informatie in deze richtlijn te garanderen, kan de Europese Autoriteit voor effecten en markten voorstellen voor technische normen ontwikkelen om de toepassingsvoorwaarden te bepalen met betrekking tot de procedures voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten onderling en tussen de bevoegde autoriteiten en de Europese Autoriteit voor effecten en markten.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig ▌artikel 7 sexies van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] ▌.
"
(20) In artikel 108, lid 5, onder b) worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:
b)
zij brengen de zaak zo nodig onder de aandacht van de EAEM, die kan handelen overeenkomstig de haar bij artikel 11 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM] toevertrouwde bevoegdheden.
De Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten worden onverwijld op de hoogte gebracht van alle overeenkomstig punt a) van de eerste alinea genomen maatregelen.
(20 bis)De titel van hoofdstuk XIII wordt vervangen door:"
GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN BEVOEGDHEDEN INZAKE UITVOERING
"
(20 ter)Artikel 111 komt als volgt te luiden:"
Artikel 111
De Commissie kan technische wijzigingen van deze richtlijn vaststellen op de hierna genoemde gebieden:
a)verduidelijking van de definities om overal in de Gemeenschap een consequente harmonisatie en de eenvormige toepassing van de richtlijn te waarborgen, of
b)aanpassing van de terminologie en formulering van de definities aan latere voorschriften inzake icbe's en aanverwante zaken.
Deze maatregelen worden vastgesteld middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 112, 112 bis en 112 ter.
"
(20 quater)Artikel 112 komt als volgt te luiden:"
Artikel 112
1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf.
2.De bevoegdheid om de in de artikelen 12, 14, 23, 33, 43, 51, 60, 61, 62, 64, 75, 78, 81, 95 en 111 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De delegatie van bevoegdheden wordt automatisch met perioden van eenzelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad die bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 64 quater.
2 bis.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft gesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
2 ter.De aan de Commissie toegekende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, is onderworpen aan de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 112 bis en 112 ter.
3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.
"
(20 quinquies)De volgende artikelen worden ingevoegd:"
Artikel 112 bis
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De in de artikelen 12, 14, 23, 33, 43, 51, 60, 61, 62, 64, 75, 78, 81, 95 en 111 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan op elk moment door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken.
3.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld in werking. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 112 ter
Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen
1.Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar aantekenen binnen drie maanden na de datum van kennisgeving daarvan. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met drie maanden worden verlengd.
2.Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.
De gedelegeerde handeling kan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en vóór het verstrijken van de betrokken periode in werking treden indien het Europees Parlement en de Raad beide de Commissie hebben doen weten geen bezwaar te zullen aantekenen.
3.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.
"
Artikel 11 bis
Herziening
Uiterlijk op 1 januari 2014 legt de Commissie een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad waarin wordt gespecificeerd of de ETA's de ontwerpen van technische normen waarin deze richtlijn voorziet, hebben ingediend, waar deze indiening verplicht of facultatief is, met eventuele adequate voorstellen.
Artikel 12
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van internrecht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 13
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor effecten en markten (COM(2009)0503 – C7-0167/2009 – 2009/0144(COD))
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Effecten en Markten)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(5),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(6),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De financiële crisis in 2007/2008 heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op individuele instellingen als wat het toezicht op het financiële stelsel als geheel betreft. Nationale toezichtmodellen zijn dan ook niet meer berekend op de financiële globalisering en de geïntegreerde en vervlochten Europese financiële markten waarop tal van financiële instellingen over de grenzen heen actief zijn. De crisis heeft tekortkomingen op het gebied van samenwerking, coördinatie, consistente toepassing van het Unierecht en vertrouwen tussen nationale toezichthouders aan het licht gebracht.
(1 bis)Geruime tijd voor de financiële crisis riep het Europees Parlement er al met regelmaat toe op om nog beter te zorgen voor een echt gelijk speelveld voor alle actoren op Unieniveau. Tegelijkertijd liet het niet na te wijzen op aanzienlijke omissies in het Unietoezicht op de steeds sterker geïntegreerde financiële markten (in zijn resoluties van 13 april 2000 over de mededeling van de Commissie – Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan(7), van 21 november 2002 over de regels inzake bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie(8), van 11 juli 2007 over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010) – Witboek(9), van 23 september 2008 met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity(10) en van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur(11), van 22 april 2009 over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)(12) en van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over ratingbureaus)(13).
(2) De conclusie van een door de Commissie besteld en op 25 februari 2009 verschenen verslag van een deskundigengroep op hoog niveau onder voorzitterschap van J. de Larosière (het verslag-de Larosière) luidde dat het toezichtkader moest worden versterkt om het risico en de ernst van toekomstige financiële crises te verminderen. In het verslag zijn ▌hervormingen van de toezichtstructuur voor de financiële sector in de Unie aanbevolen. Die groep van deskundigen heeft tevens geconcludeerd dat een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, bestaande uit drie Europese toezichthoudende autoriteiten, één voor de banksector, één voor de sector verzekeringen en bedrijfspensioenen en één voor de effectensector, en een Europees Comité voor systeemrisico's dienden te worden gecreëerd. De aanbevelingen in het verslag hadden betrekking op het minimale wijzigingsniveau dat de deskundigen noodzakelijk achtten om te voorkomen dat een dergelijke crisis zich in de toekomst opnieuw voordoet.
(3) De Commissie heeft in haar mededeling van 4 maart 2009 „Op weg naar Europees herstel” voorgesteld met ontwerpwetgeving te komen tot instelling van een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders en een Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR) en heeft in haar mededeling van 27 mei 2009 „Europees financieel toezicht” nadere bijzonderheden verstrekt over de mogelijke architectuur van een dergelijk nieuw toezichtkader, maar niet alle aanbevelingen die in het verslag-de Larosière waren gedaan opgenomen.
(4) De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 19 juni 2009 aanbevolen om een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, bestaande uit drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, in te stellen. Het systeem moet gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit en consistentie van het nationale toezicht, het versterken van de controle op grensoverschrijdende groepen en het opstellen van één Europees wetboek dat op alle financiëlemarktdeelnemers op de interne markt van toepassing is. De Europese Raad heeft beklemtoond dat de Europese toezichthoudende autoriteiten tevens toezichthoudende bevoegdheden voor ratingbureaus moeten bezitten, heeft de Commissie uitgenodigd concrete voorstellen op te stellen over de wijze waarop het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders een sterke rol kan spelen in crisissituaties en heeft bovendien benadrukt dat besluiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten geen afbreuk mogen doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. De Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Effecten en Markten) moet ook de toezichthouder zijn voor de transactieregisters. De Commissie wordt verzocht met een voorstel te komen voor het toezicht op Centrale tegenpartijen door de Autoriteit, analoog aan de oplossing die gevonden is in Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus(14).
(4 bis)In het rapport dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) op 16 april 2010 op verzoek van de G20 van Pittsburgh heeft uitgebracht onder de titel „A Fair and Substantial Contribution by the Financial Sector” staat onder meer dat „de directe fiscale kosten die te wijten zijn aan de nalatigheden van de financiële sector binnen de perken moeten worden gehouden en moeten worden gefinancierd door middel van een financiële stabiliteitsbijdrage (FSC), die moet zijn gekoppeld aan een deugdelijk en effectief liquidatiemechanisme. Mits zij goed zijn gedefinieerd, kunnen dergelijke liquidatiemechanismen helpen voorkomen dat regeringen in de toekomst nog worden gedwongen instellingen die te belangrijk, te groot of te onderling verweven zijn om failliet te kunnen gaan te redden”.
(4 ter)In de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 met als titel „Europa 2020” staat voorts dat het een cruciale prioriteit voor de korte termijn is „in de toekomst mogelijke financiële crises beter te kunnen voorkomen en zo nodig te beheersen en dat daarbij ook moet worden gekeken naar passende bijdragen vanuit de financiële sector, rekening houdend met de specifieke verantwoordelijkheid van die sector in de huidige crisis”.
(4 quater)De Europese Raad heeft op 25 maart 2010 duidelijk verklaard dat „er vooral vooruitgang moet worden geboekt op terreinen zoals … systeemrelevante instellingen, de financiering van crisisbeheersingsinstrumenten, …”.
(4 quinquies)Ook verklaarde de Europese Raad op 17 juni 2010 dat „de lidstaten een stelsel voor fiscale heffingen op financiële instellingen zouden moeten invoeren om een eerlijke lastenverdeling te waarborgen en het indammen van systeemrisico's te stimuleren. Dergelijke heffingen zouden deel moeten uitmaken van een geloofwaardig afwikkelingskader”.
(5) De financiële en economische crisis heeft reële en serieuze risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel en de werking van de interne markt teweeggebracht. Het herstellen en in stand houden van een stabiel en betrouwbaar financieel stelsel is een absoluut noodzakelijke voorwaarde om het vertrouwen in en de samenhang van de interne markt te bewaren en aldus betere voorwaarden te scheppen voor de instelling van een volledig geïntegreerde en goed functionerende interne markt voor financiële diensten. Bovendien bieden diepere en sterker geïntegreerde financiële markten meer mogelijkheden voor financiering en risicospreiding, waardoor zij ertoe bijdragen dat economieën beter in staat zijn om schokken op te vangen.
(6) De Unie heeft de grenzen bereikt van hetgeen haalbaar is met de huidige status van de comités van Europese toezichthouders ▌. Het is op termijn onhoudbaar dat in de Unie een situatie blijft bestaan waarin geen mechanisme voorhanden is om ervoor te zorgen dat nationale toezichthouders tot de best mogelijke toezichtbeslissingen komen met betrekking tot grensoverschrijdende instellingen, waarin onvoldoende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen nationale toezichthoudende autoriteiten plaatsvindt, waarin een gezamenlijk optreden van nationale autoriteiten ingewikkelde regelingen vereist omdat met een lappendeken van regelgevings- en toezichteisen rekening moet worden gehouden, waarin nationale oplossingen veelal de enige haalbare optie zijn om op Europese problemen te reageren en waarin uiteenlopende interpretaties van dezelfde wettekst bestaan. Met de oprichting van het Europees Systeem voor Financieel Toezicht (ESFT) wordt beoogd deze tekortkomingen te verhelpen en te komen tot een systeem dat aansluit bij de doelstelling om in de Unie een stabiele interne markt voor financiële diensten tot stand te brengen en dat de nationale toezichthouders verenigt in een sterk Unienetwerk.
(7) Het ESFT moet een geïntegreerd netwerk zijn van nationale en op Unieniveau toezichthoudende autoriteiten, waarbij het dagelijkse toezicht op financiële instellingen op nationaal niveau blijft ▌. De Autoriteit moet een leidende rol spelen in de colleges van toezichthouders die toezicht houden op grensoverschrijdende financiëlemarktdeelnemers, en voor die colleges moeten duidelijke toezichtnormen worden vastgesteld. De Autoriteit dient, wanneer de desbetreffende nationale instantie aan haar bevoegdheden heeft verzaakt, speciale aandacht te schenken aan financiëlemarktdeelnemers die een systeemrisico kunnen opleveren, aangezien hun faillissement een bedreiging kan vormen voor de stabiliteit van het financiële systeem van de Unie. Tevens moet een grotere harmonisatie en de coherente toepassing van de regels voor de financiële instellingen en markten in de gehele Unie worden bereikt. In aanvulling op de Autoriteit ▌moeten er een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen) en een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) worden opgericht, alsook een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité). Het ESFT dient ook een Europese Comité voor systeemrisico's te omvatten.
(8) De Europese Toezichthoudende Autoriteit moet het Comité van Europese bankentoezichthouders, opgericht bij Besluit 2009/78/EG van de Commissie(15), het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, opgericht bij Besluit 2009/79/EG van de Commissie(16), en het Comité van Europese effectenregelgevers, opgericht bij Besluit 2009/77/EG van de Commissie(17)vervangen en alle taken en bevoegdheden van deze comités overnemen, inclusief, voor zover van toepassing, de voortzetting van lopende werkzaamheden en projecten. Het werkterrein van elke Autoriteit moet duidelijk worden afgebakend ▌. Wanneer institutionele redenen en de in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) toegewezen verantwoordelijkheden dit vereisen, moet de Commissie eveneens deel uitmaken van het netwerk van toezichthoudende activiteiten.
(9) De ▌Autoriteit ▌dient ▌te handelen met het oog op het verbeteren van de werking van de interne markt, in het bijzonder door een hoog, effectief en consistent niveau van regelgeving en toezicht te verzekeren, rekening houdend met de verschillende belangen van alle lidstaten en de diverse aard van de financiëlemarktdeelnemers. De Autoriteit moet collectieve waarden zoals de stabiliteit van het financiële stelsel, de solvabiliteit en liquiditeit van financiële instellingen, de transparantie van markten en financiële producten en de bescherming van depositohouders en beleggers garanderen. De Autoriteit moet ook toezichtsarbitrage voorkomen en zorgen voor billijke concurrentieverhoudingen en een betere coördinatie van het internationaal toezicht en ▌de internationale toezichthoudende coördinatie versterken, ten voordele van de economie in het algemeen, daaronder begrepen de financiëlemarktdeelnemers en andere stakeholders, consumenten en werknemers. Tot haar taken behoort ook het bevorderen van toezichtconvergentie en het verstrekken van adviezen aan de instellingen van de Unie op het gebied van regelgeving en toezicht inzake effecten en markten en desbetreffende kwesties in verband met corporate governance en financiële verslaglegging. Ook moet de Autoriteit worden belast met een algemene toezichtverantwoordelijkheid voor bestaande en nieuwe financiële producten en soorten financiële transacties.
(9 bis)De Autoriteit houdt naar behoren rekening met de gevolgen van haar activiteiten voor de mededinging en de innovatie op de interne markt, het concurrentievermogen van de EU in mondiaal perspectief, financiële inclusie en de nieuwe strategie voor banen en groei.
(9 ter)Om haar doelstellingen te kunnen verwezenlijken, dient de Autoriteit rechtspersoonlijkheid en administratieve en financiële autonomie te bezitten. De Autoriteit moet „over de nodige bevoegdheden beschikken met betrekking tot de naleving van de wetgeving, met name ten aanzien van systeem- en grensoverschrijdende risico's” (Bazels Comité voor het bankentoezicht).
(9 quater)Systeemrisico wordt door de internationale autoriteiten (IMF, RFS, BIB) gedefinieerd als „het risico op verstoring van de financiële dienstverlening dat (i) veroorzaakt wordt door een verzwakking van het gehele financiële stelsel of van delen daarvan en (ii) mogelijk ernstige gevolgen heeft voor de reële economie. Alle soorten financiële intermediairs, markten en structuren kunnen tot op zekere hoogte systeemkritische proporties aannemen”.
(9 quinquies)Grensoverschrijdend risico omvat, aldus die instellingen, alle risico's als gevolg van economische onevenwichtigheden of financiële tekortkomingen in de gehele Unie of delen daarvan, die significante consequenties kunnen hebben voor de transacties tussen marktdeelnemers in twee of meer lidstaten, voor de werking van de interne markt of voor de openbare financiën van de Unie of een of meer van haar lidstaten.
(10) Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 2 mei 2006 ▌Verenigd Koninkrijk/Europees Parlement en Raad)(18)geoordeeld dat: „uit de bewoordingen van artikel 95 EG [nu artikel 114 van het VWEU] kan niet worden afgeleid dat de door de communautaire wetgever op basis van deze bepaling vastgestelde maatregelen zich, wat de adressaat ervan betreft, tot de lidstaten moeten beperken. Naar het oordeel van deze wetgever kan de oprichting van een communautair orgaan namelijk nodig zijn om bij te dragen aan de verwezenlijking van een harmonisatieproces in situaties waarin, ter eenvormige uitvoering en toepassing van op deze bepaling gebaseerde handelingen, de vaststelling van niet-bindende begeleidende en ondersteunende maatregelen gepast lijkt.1”. Het doel en de taken van de Autoriteit – bijstaan van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten bij de consistente interpretatie en toepassing van de regels van de Unie en bijdragen tot de financiële stabiliteit die nodig is voor financiële integratie – knopen nauw aan bij de doelstellingen van het acquis van de Unie betreffende de interne markt voor financiële diensten. De Autoriteit moet bijgevolg op basis van artikel 114 van het VWEU worden opgericht.
(11) De taken van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met inbegrip van de wijze van samenwerking met elkaar en met de Commissie, worden bij de volgende wetsbesluiten vastgesteld: Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels(19), Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen(20), Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd(21), Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten(22), Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat(23), Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik)(24), Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG(25), Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod(26), Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(27), Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG(28), Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme(29), Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten(30), Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking), onverminderd de bevoegdheid van de Europese Bankautoriteit inzake het prudentieel toezicht(31), Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)(32), Richtlijn … (toekomstige AIFM-richtlijn), en Verordening … (toekomstige CRA-verordening), met inbegrip van alle Commissierichtlijnen, verordeningen en besluiten die gebaseerd zijn op deze handelingen, en van verdere communautaire besluiten waarbij taken worden toevertrouwd aan de Autoriteit.
(12) De term financiëlemarktdeelnemers moet betrekking hebben op een verscheidenheid van deelnemers die aan de communautaire wetgeving op dit gebied onderworpen zijn. Hij kan zowel op rechtspersonen als op natuurlijke personen doelen. Hij kan bijvoorbeeld slaan op beleggingsondernemingen, icbe's en hun beheermaatschappijen, beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, marktdeelnemers, clearinghouses, afwikkelingssystemen, ratingbureaus, emittenten, aanbieders, beleggers, personen die zeggenschap hebben over of een belang hebben in deelnemers, personen die betrokken zijn bij het beheer van deelnemers alsmede andere personen ten aanzien van wie een wettelijk eis van toepassing is. Hij dient ook van toepassing te zijn op financiële instellingen zoals kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen wanneer zij activiteiten uitoefenen die onder de communautaire wetgeving op dit gebied vallen. Bevoegde autoriteiten in de EU en van derde landen alsmede de Commissie vallen niet binnen deze definitie.
(13) Het is wenselijk dat de Autoriteit een consistente aanpak op het gebied van beleggerscompensatiestelsels bevordert om te verzekeren dat aan iedereen dezelfde eisen worden gesteld en de beleggers over geheel de Unie billijk worden behandeld. Aangezien beleggerscompensatiestelsels in een lidstaat aan controle en niet aan prudentieel toezicht onderworpen zijn, is het passend dat de Autoriteit op grond van deze verordening haar bevoegdheden ten aanzien van het beleggerscompensatiestelsel zelf en de betrokken onderneming ▌moet kunnen uitoefenen. De rol van de Autoriteit moet worden geëvalueerd zodra er een Europees beleggersgarantiefonds is opgericht.
(14) Er dient een effectief instrument te worden ingevoerd om geharmoniseerde technische regelgevingsnormen op het gebied van financiële diensten in te stellen teneinde, mede door middel van één wetboek, ervoor te zorgen dat aan iedereen dezelfde eisen worden gesteld en de depositohouders, beleggers en consumenten in geheel Europa adequaat worden beschermd. Het is efficiënt en passend om de Autoriteit, als orgaan met hooggespecialiseerde expertise, op bij het Unierecht vastgestelde gebieden te belasten met de uitwerking van voorstellen voor technische regelgevingsnormen die geen beleidskeuzen inhouden. De Commissie moet deze voorstellen voor technische regelgevings- en uitvoeringsnormen bevestigen overeenkomstig artikel 290 VWEU, om er bindende rechtskracht aan te geven. ▌
(15) De Commissie moet deze voorstellen voor technische regelgevingsnormen bevestigen om er bindende rechtskracht aan te geven. Zij moeten slechts in zeer beperkte en uitzonderlijke gevallen kunnen worden gewijzigd, mits de Autoriteit degene is die in nauw contact staat met en inzicht heeft in het dagelijkse werk van financiële markten. Zij zijn aan wijziging onderworpen indien zij bijvoorbeeld onverenigbaar zijn met het Unierecht, het evenredigheidsbeginsel niet respecteren of indruisen tegen de fundamentele beginselen van de interne markt voor financiële diensten zoals weergegeven in het acquis van de communautaire wetgeving inzake financiële diensten. De Commissie mag de inhoud van de door de Autoriteit opgestelde technische normen niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit. Om een vlot en snel vaststellingsproces voor deze normen te verzekeren, moet de Commissie voor haar bevestigingsbesluit aan een termijn onderworpen worden.
(15 bis)De Commissie moet tevens de bevoegdheid krijgen rechtshandelingen te implementeren overeenkomstig artikel 291 VWEU.
(15 ter)Bij technische regelgevings- en uitvoeringsnormen moet rekening worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel, hetgeen betekent dat de in die normen neergelegde voorschriften in verhouding moeten staan tot de aard, de omvang en de complexiteit van de aan de verrichtingen van de betrokken financiële instellingen verbonden risico's.
(16) Op niet door technische regelgevingsnormen geregelde gebieden moet de Autoriteit bevoegd zijn om ▌richtsnoeren te geven en aanbevelingen te doen betreffende de toepassing van de Uniewetgeving. Om transparantie te verzekeren en naleving door de nationale toezichthoudende autoriteiten van die richtsnoeren en aanbevelingen te verbeteren, moeten nationale autoriteiten, als zij zich niet aan die richtsnoeren en aanbevelingen houden, de redenen openbaar maken om volledige transparantie ten opzichte van de marktdeelnemers te waarborgen.
(17) Het verzekeren van de juiste en volledige toepassing van het Unierecht is een basisvoorwaarde voor de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, de stabiliteit van het financieel systeem en voor neutrale concurrentievoorwaarden voor de financiële instellingen in de Unie. Bijgevolg moet een mechanisme worden ingesteld waarbij de Autoriteit gevallen van niet-naleving of onjuiste ▌toepassing aanpakt die een inbreuk vormen op het Unierecht. Dit mechanisme moet van toepassing zijn op gebieden waar de communautaire wetgeving duidelijke en onvoorwaardelijke verplichtingen vaststelt.
(18) Om een evenredige reactie op gevallen van onjuiste of ontoereikende toepassing van communautair recht mogelijk te maken, moet een drietrapsmechanisme van toepassing zijn. Op het eerste niveau moet de Autoriteit gemachtigd zijn gevallen waarin nationale autoriteiten in hun toezichtpraktijk verplichtingen van communautair recht op onjuiste of ontoereikende wijze zouden hebben toegepast, te onderzoeken en te besluiten met een ▌aanbeveling. Indien een bevoegde nationale autoriteit geen gevolg geeft aan de aanbeveling, moet de Commissie gemachtigd zijn om, rekening houdend met de aanbeveling van de Autoriteit, een formeel advies uit te brengen waarin zij de bevoegde autoriteit opdraagt de nodige actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat het Unierecht wordt nageleefd.
(19) Indien de nationale autoriteit de aanbeveling binnen een door de Autoriteit vastgestelde termijn niet naleeft, moet de Autoriteit ▌, teneinde de naleving van het Unierecht te verzekeren, tot de nationale toezichthoudende autoriteit onverwijld een besluit kunnen richten dat directe juridische gevolgen creëert waarop men zich voor nationale rechtbanken en autoriteiten kan beroepen en dat gehandhaafd kan worden op grond van artikel 258 VWEU.
(20) Om te voorzien in uitzonderlijke situaties waarin maatregelen van de betrokken bevoegde autoriteit uitblijven, moet de Autoriteit in laatste instantie gemachtigd zijn besluiten te nemen die tot individuele financiële instellingen worden gericht. Deze bevoegdheid moet zich beperken tot uitzonderlijke omstandigheden waarin een bevoegde autoriteit het tot haar gerichte formele advies niet naleeft en waarin het Unierecht krachtens bestaande(33) of toekomstige EU-verordeningen op de financiële instellingen rechtstreeks van toepassing is. Het Europees Parlement en de Raad zien in dit verband uit naar de implementatie van het programma van de Commissie voor 2010, met name voor wat betreft het voorstel voor herziening van de richtlijn inzake kapitaalvereisten.
(21) Ernstige bedreigingen van de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Unie vereisen een snelle en gezamenlijke reactie op Unieniveau. De Autoriteit moet bijgevolg de nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen verplichten tot het nemen van bepaalde maatregelen om een noodsituatie te verhelpen. Gezien de delicate aard van deze kwestie moet de bevoegdheid om te bepalen of er sprake is van een noodsituatie ▌, berusten bij de Commissie, op haar eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement, de Raad, het ECSR of de Autoriteit. Indien het Europees Parlement, de Raad, het ECSR of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (ETA) het waarschijnlijk achten dat er een noodsituatie zal ontstaan, dienen zij contact op te nemen met de Commissie. In dit proces is eerbiediging van de vertrouwelijkheid van het grootste belang. Wanneer de Commissie bepaalt dat er sprake is van een noodsituatie, moet zij het Europees Parlement en de Raad daarvan naar behoren in kennis stellen.
(22) Om een efficiënt en effectief toezicht en een evenwichtige afweging van de standpunten van de bevoegde autoriteiten in de verschillende lidstaten te verzekeren, moet de Autoriteit in staat zijn om meningsverschillen tussen die bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen binnen de colleges van toezichthouders, met bindend effect te schikken. Er dient voorzien te worden in een verzoeningsfase, tijdens welke de bevoegde autoriteiten tot overeenstemming kunnen komen. Wanneer die overeenstemming niet wordt bereikt, moet de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten opdragen specifieke maatregelen te nemen of van het nemen van maatregelen af te zien teneinde de zaak te schikken en naleving van het Unierecht te waarborgen, met bindend gevolg voor de betrokken bevoegde autoriteiten. Wanneer maatregelen van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten uitblijven, moet de Autoriteit gemachtigd zijn in laatste instantie rechtstreeks tot financiële instellingen gerichte besluiten te nemen op gebieden van Unierecht die rechtstreeks op hen van toepassing zijn.
(22 bis)De crisis heeft aangetoond dat samenwerking tussen nationale autoriteiten wier jurisdicties ophouden bij de nationale grenzen duidelijk niet kan volstaan om toezicht te houden op financiële instellingen die grensoverschrijdend opereren.
(22 ter)Voorts vormen „de huidige regelingen, een combinatie van recht van vestiging en dienstverlening, toezicht van het gastland en louter nationale depositogaranties, geen gezonde basis voor de toekomstige regulering en controle van Europese grensoverschrijdende retailbanken” (rapport-Turner).
(22 quater)In het rapport-Turner wordt geconcludeerd dat „gezondere regelingen ofwel meer nationale bevoegdheden vergen, wat een minder open interne markt zou betekenen, ofwel een hogere mate van Europese integratie”.
(22 quinquies)De „nationale” oplossing houdt in dat het gastland buitenlandse instellingen zou kunnen dwingen om uitsluitend via dochterondernemingen en niet via vestigingen op te treden, en dat het toezicht houdt op het kapitaal en de liquiditeit van op zijn grondgebied opererende banken, hetgeen zou neerkomen op meer protectionisme.
(22 sexies)De „Europese” oplossing vereist een sterkere rol van de Autoriteit in het college van toezichthouders en versterking van het toezicht op financiële instellingen die een systeemrisico opleveren.
(23) De colleges van toezichthouders spelen een belangrijke rol in het efficiënte, effectieve en consistente toezicht op financiële instellingen die grensoverschrijdend opereren. De Autoriteit moet een leidende rol spelen en het recht hebben in alle opzichten aan de colleges van toezichthouders deel te nemen om de werking van en het informatie-uitwisselingsproces in de colleges te stroomlijnen en in de colleges convergentie en consistentie in de toepassing van het Unierecht te bevorderen. In het verslag-de Larosière wordt gesteld dat „concurrentieverstoring en regelgevingsarbitrage als gevolg van verschillen in toezichtcultuur moeten worden voorkomen, omdat zij de financiële stabiliteit kunnen ondermijnen, onder meer doordat daarmee het verplaatsen van financiële activiteiten naar landen met minder streng toezicht in de hand wordt gewerkt. Het toezichtsysteem moet als eerlijk en evenwichtig worden ervaren.”
(23 bis)De Autoriteit en de nationale toezichthouders moeten het toezicht op financiële instellingen die voldoen aan de systeemrisicocriteria opvoeren, aangezien het faillissement van die instellingen een bedreiging kan vormen voor de stabiliteit van het financiële systeem van de Unie en de reële economie kan schaden.
(23 ter)Systeemrisicocriteria moeten worden gedefinieerd aan de hand van internationale normen, zoals die met name zijn vastgesteld door de Raad voor financiële stabiliteit, het Internationaal Monetair Fonds, de International Association of Insurance Supervisors en de G20. Onderlinge verbondenheid, substitueerbaarheid en timing zijn de meest courante criteria om systeemrisico's te identificeren.
(23 quater)Er dient een kader te worden vastgesteld voor instellingen die zich in de problemen bevinden om ze te stabiliseren of te liquideren aangezien „duidelijk is aangetoond dat de risico's van een bankcrisis voor regeringen en samenlevingen als geheel zeer groot zijn omdat ze de financiële stabiliteit en de reële economie kunnen ondermijnen” (verslag-de Larosière). De Commissie dient passende voorstellen te doen voor de vaststelling van een nieuw kader voor het beheer van financiële crises. Tot de essentiële componenten van crisismanagement behoort de vaststelling van een gemeenschappelijk pakket van regels en liquidatievehikels (voor de uitvoering en financiering van oplossingen voor crisissituaties met grote grensoverschrijdende en/of met elkaar verbonden instellingen).
(23 quinquies)Om de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van grensoverschrijdende financiële instellingen te garanderen, de belangen van Europese depositohouders te beschermen en de kosten van een systeembrede financiële crisis voor de belastingbetalers te beperken, moet er een Europees Depositogarantiefonds worden opgericht. Een Uniefonds lijkt de meest doeltreffende manier om de belangen van depositohouders te beschermen en concurrentieverstoringen te voorkomen. Het is duidelijk dat EU-benaderingen complexer zijn en dat sommige landen liever vasthouden aan hun nationale regelingen. De Autoriteit moet derhalve ten minste de belangrijkste onderdelen van de nationale regelingen harmoniseren. Zij kan er tevens voor zorgen dat de financiële instellingen slechts hoeven bij te dragen aan één regeling.
(23 sexies)Het Europees Stabiliteitsfonds voor Effecten en Markten zou dienen ter financiering van de op een ordentelijke liquidatie of redding van financiële instellingen gerichte interventies wanneer deze met moeilijkheden te kampen hebben die een bedreiging zouden kunnen vormen voor de financiële stabiliteit van de interne financiële markt van de Unie. Het Fonds moet worden gefinancierd met adequate bijdragen van de financiële instellingen. De bijdragen aan het Fonds moeten in de plaats komen van de bijdragen aan de gelijksoortige nationale fondsen.
(24) De delegatie van taken en verantwoordelijkheden kan in verband met de werking van het netwerk van toezichthouders een nuttig instrument zijn om overlapping in toezichttaken te vermijden, samenwerking te bevorderen en aldus het toezichtproces te stroomlijnen alsmede de last die aan de financiële instellingen wordt opgelegd, te verminderen, met name wat financiële instellingen zonder Uniedimensie betreft. De verordening moet bijgevolg in een duidelijke rechtsgrondslag voor een dergelijke delegatie voorzien. Delegatie van taken betekent dat taken door een andere toezichthoudende autoriteit dan de verantwoordelijke autoriteit worden uitgevoerd, terwijl de verantwoordelijkheid voor de toezichtbesluiten bij de delegerende autoriteit blijft. Door delegatie van verantwoordelijkheden moet een nationale toezichthoudende autoriteit, de gedelegeerde, over een bepaalde toezichtaangelegenheid in haar naam in plaats van de Autoriteit of van een andere nationale toezichthoudende autoriteit kunnen beslissen. Voor delegaties moet het principe gelden dat toezichthoudende bevoegdheid wordt toegewezen aan een toezichthouder die in de juiste positie verkeert om in de betrokken aangelegenheid maatregelen te nemen. Een hertoewijzing van verantwoordelijkheden zou passend zijn, bijvoorbeeld om redenen van schaalvoordelen of toepassingsgebied, van coherentie bij groepstoezicht en van optimaal gebruik van bij de nationale toezichthoudende autoriteiten aanwezige expertise. De beginselen voor hertoewijzing van verantwoordelijkheden bij overeenkomst kunnen in desbetreffende Uniewetgeving nader worden vastgesteld. De Autoriteit dient delegatieovereenkomsten tussen nationale toezichthoudende autoriteiten op alle passende manieren te vergemakkelijken en te toetsen. De Autoriteit moet vooraf van voorgenomen delegatieovereenkomsten op de hoogte worden gebracht om in voorkomend geval een advies te kunnen formuleren. De publicatie van dergelijke overeenkomsten dient bij de Autoriteit te worden gecentraliseerd om ervoor te zorgen dat informatie over overeenkomsten tijdig, transparant en gemakkelijk toegankelijk voor alle betrokken partijen beschikbaar is. Tenslotte dient de Autoriteit beste praktijken met betrekking tot delegatie en delegatieovereenkomsten vast te stellen en te verspreiden.
(25) De Autoriteit dient de toezichtconvergentie in geheel de Unie actief te bevorderen met het doel een gemeenschappelijke toezichtcultuur tot stand te brengen.
(26) Collegiale toetsingen zijn een efficiënt en effectief instrument om consistentie binnen het netwerk van financiële toezichthouders te bevorderen. De Autoriteit dient bijgevolg het methodologische kader voor dergelijke toetsingen te ontwikkelen en regelmatig dergelijke toetsingen te houden. Bij toetsingen dienen niet alleen convergentie van toezichthoudende praktijken, maar tevens de capaciteit van toezichthouders om kwalitatief hoogstaande toezichtresultaten te bereiken alsmede de onafhankelijkheid van de bevoegde autoriteiten centraal te staan. De resultaten van collegiale toetsingen dienen bekend te worden gemaakt en beste praktijken dienen geïdentificeerd en eveneens bekend gemaakt te worden.
(27) De Autoriteit dient een gecoördineerde ▌toezichtreactie van de Unie actief te bevorderen, in het bijzonder om de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Europese Unie te waarborgen. De Autoriteit dient, naast haar bevoegdheden om in noodsituaties maatregelen te nemen, bijgevolg met een algemene coördinerende functie binnen het ESFT te worden belast. De doorstroming van alle relevante informatie tussen bevoegde autoriteiten moet centraal staan bij de maatregelen die de Autoriteit neemt.
(28) Om de financiële stabiliteit te bewaren, dienen in een vroeg stadium over de grenzen en sectoren heen trends, potentiële risico's en zwakke plekken die van het microprudentiële niveau afkomstig zijn, te worden aangewezen. De Autoriteit moet dergelijke ontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied volgen en beoordelen en, waar nodig, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de andere Europese toezichthoudende autoriteiten en het ECSR regelmatig en in voorkomend geval ad hoc op de hoogte brengen. De Autoriteit moet eveneens stresstests in de gehele Unie initiëren en coördineren om de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen en ervoor te zorgen dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een zo consistent mogelijke methode wordt gevolgd. Om zich naar behoren van haar taken te kwijten, moet de Autoriteit economische analyses verrichten van de markten en de gevolgen van potentiële marktontwikkelingen.
(29) Gezien de mondialisering van de financiële diensten en het toegenomen belang van internationale normen, dient de Autoriteit de Europese Unie te vertegenwoordigen in de dialoog en de samenwerking met toezichthouders in derde landen.
(30) De Autoriteit dient op haar bevoegdheidsgebied als een onafhankelijk adviesorgaan van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op te treden. De Autoriteit moet haar advies kunnen verstrekken over de prudentiële beoordeling van fusies en overnames op grond van Richtlijn 2004/39/EG, gewijzigd bij Richtlijn 2007/44/EG(34).
(31) Om haar verplichtingen doeltreffend te kunnen uitvoeren, moet de Autoriteit het recht hebben alle nodige informatie in verband met het prudentieel toezicht op te vragen. Om dubbele rapportageverplichtingen voor financiëlemarktdeelnemers te vermijden, moet die informatie normaal gesproken door de nationale toezichthoudende autoriteiten die het dichtst bij de financiële markten en financiëlemarktdeelnemers staan, worden verstrekt en moet rekening worden gehouden met reeds beschikbare statistieken. In laatste instantie moet de Autoriteit evenwel op naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek bij een financiëlemarktdeelnemer rechtstreeks informatie kunnen opvragen indien een nationale bevoegde autoriteit dergelijke informatie niet tijdig verstrekt of kan verstrekken. De autoriteiten van de lidstaten moeten verplicht worden de Autoriteit bij te staan bij de tenuitvoerlegging van rechtstreekse opvragingen. Het overleg over gemeenschappelijke modellen voor verslaglegging is in dit verband van essentieel belang.
(31 bis)De maatregelen met het oog op het verzamelen van informatie mogen geen afbreuk doen aan het rechtskader van het Europees statistisch systeem (ESS) en het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) op statistisch gebied. Deze verordening laat derhalve Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek(35) en Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank(36) onverlet.
(32) Nauwe samenwerking tussen de Autoriteit en het Europees Comité voor systeemrisico's is van essentieel belang voor een volkomen doeltreffende werking van het Europese Comité voor systeemrisico's en de follow-up van zijn waarschuwingen en aanbevelingen. De Autoriteit en het Europees Comité voor systeemrisico's moeten alle relevante informatie met elkaar delen. Gegevens in verband met afzonderlijke ondernemingen mogen alleen op met redenen omkleed verzoek worden verstrekt. Bij ontvangst van de waarschuwingen of aanbevelingen die het Europees Comité voor systeemrisico's tot de Autoriteit of een nationale toezichthoudende autoriteit richt, moet de Autoriteit ▌hieraan een follow-up geven.
(33) De Autoriteit moet ▌over regelgevingsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen met belanghebbende partijen overleggen en hen in redelijke mate de mogelijkheid bieden over voorgestelde maatregelen opmerkingen te maken. Alvorens regelgevingsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen vast te stellen, dient de Autoriteit een effectbeoordeling te verrichten. Om redenen van efficiëntie moet hiertoe een Stakeholdersgroep effecten en markten worden opgericht die evenwichtig is samengesteld uit financiële marktdeelnemers uit de Unie (die de financiële instellingen en ondernemingen in al hun variaties qua omvang en bedrijfsmodel vertegenwoordigen, daaronder begrepen in voorkomend geval institutionele beleggers en andere financiële instellingen die zelf financiële diensten gebruiken), kmo's, vakbonden, academici, en consumenten en andere retailgebruikers van financiële diensten, daaronder begrepen kmo's. De Stakeholdersgroep effecten en markten moet actief als schakel fungeren met andere door de Commissie of de Uniewetgeving ingestelde gebruikersgroepen op het gebied van financiële diensten.
(33 bis)Organisaties zonder winstoogmerk verkeren in vergelijking met de goed gefinancierde en ingevoerde bedrijfsvertegenwoordigers in een marginale positie in de discussie over de toekomst van financiële diensten en het besluitvormingsproces daarover. Dit nadeel moet worden gecompenseerd door afdoende financiering van hun vertegenwoordigers in de Stakeholdersgroep effecten en markten.
(34) De lidstaten hebben een centrale verantwoordelijkheid in het zorgen voor gecoördineerd crisismanagement en het bewaren van financiële stabiliteit in crisissituaties, in het bijzonder met betrekking tot de stabilisering en sanering van afzonderlijke noodlijdende financiëlemarktdeelnemers. Hun optreden dient nauw te worden gecoördineerd met het kader van de EMU en op basis van de beginselen van de EMU. Maatregelen door de Autoriteit in nood- of schikkingssituaties die de stabiliteit van een financiële instelling beïnvloeden, mogen niet in aanzienlijke mate afbreuk doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. Er moet een mechanisme worden ingesteld waarbij de lidstaten zich op deze vrijwaringsclausule kunnen beroepen en in laatste instantie de zaak ter beslechting aan de Raad kunnen voorleggen. Het is passend op dit gebied de Raad een rol toe te wijzen gezien de bijzondere verantwoordelijkheden die de lidstaten in dat verband bezitten.
(34 bis)Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van een verordening waarbij een dergelijk mechanisme wordt ingesteld, moet de Commissie op basis van de opgedane ervaring voor de hele Unie duidelijke en deugdelijke richtsnoeren uitvaardigen over de omstandigheden waaronder de lidstaten zich op de vrijwaringsclausule kunnen beroepen. Wanneer een lidstaat zich op de vrijwaringsclausule wil beroepen, moet dat aan die richtsnoeren worden getoetst.
(34 ter)Onverminderd de bijzondere verantwoordelijkheden van de lidstaten in crisissituaties moet een lidstaat die een beroep wil doen op de vrijwaringsclausule, het Europees Parlement daarvan gelijktijdig met de Autoriteit, de Raad en Commissie in kennis stellen. Bovendien dient de lidstaat de redenen voor het inroepen van de vrijwaringsclausule op te geven. De Autoriteit dient in samenwerking met de Commissie de volgende stappen te bepalen.
(35) De Autoriteit moet in haar besluitvormingsprocedures gebonden zijn aan de communautaire regels en algemene beginselen inzake behoorlijke procedure en transparantie. Het recht om de adressaten van de besluiten van de Autoriteit te horen moet ten volle worden gerespecteerd. De besluiten van de Autoriteit vormen een integrerend deel van het Unierecht.
(36) Een raad van toezichthouders, die bestaat uit de hoofden van de desbetreffende bevoegde autoriteit in elke lidstaat en voorgezeten wordt door de voorzitter van de Autoriteit, dient het voornaamste besluitvormingsorgaan van de Autoriteit te zijn. Vertegenwoordigers van de Commissie, het Europees Comité voor systeemrisico's, de Europese ▌Autoriteit Verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Bankautoriteit dienen als waarnemer deel te nemen. De leden van de raad van toezichthouders dienen onafhankelijk en alleen in het belang van de Unie op te treden. Voor algemene besluiten, daaronder begrepen besluiten betreffende de vaststelling van technische regelgevingsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, alsmede begrotingsaangelegenheden, zou het passend zijn de regels inzake gekwalificeerde meerderheid toe te passen zoals vastgesteld in artikel 16 VWEU, terwijl voor alle andere besluiten eenvoudige meerderheid van de leden moet gelden. Zaken betreffende de schikking van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten moeten door een beperkt panel worden onderzocht.
(36 bis)De raad van toezichthouders dient in de regel te besluiten met gewone meerderheid van stemmen, volgens het beginsel van het enkelvoudig persoonsgebonden stemrecht. Voor handelingen betreffende de vaststelling van technische normen, richtsnoeren en aanbevelingen, alsmede begrotingsaangelegenheden is het echter passend de regels inzake gekwalificeerde meerderheid toe te passen zoals vastgesteld in het Verdrag betreffende de Europese Unie, het VWEU en het hieraan gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen. Zaken betreffende de schikking van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten moeten worden onderzocht door een beperkt, objectief panel, bestaande uit leden die geen vertegenwoordiger zijn van de bevoegde autoriteiten die bij het meningsverschil betrokken zijn en geen belang bij het conflict noch een directe band met de betrokken bevoegde autoriteiten hebben. De samenstelling van het panel moet op een passend evenwicht berusten. De besluiten van het panel moeten met gewone meerderheid van stemmen door de raad van toezichthouders worden goedgekeurd, waarbij elk lid één stem heeft. Wat de door de groepstoezichthouder genomen besluiten betreft, kan het door het panel voorgestelde besluit worden verworpen door een aantal leden die een blokkeringsminderheid van de stemmen vertegenwoordigen, in de zin van artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen.
(37) Een raad van bestuur, samengesteld uit de voorzitter van de Autoriteit, vertegenwoordigers van de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Commissie moeten verzekeren dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen taken verricht. De raad van bestuur moet over de nodige bevoegdheden beschikken om onder meer het jaar- en meerjarenwerkprogramma voor te stellen, bepaalde budgettaire bevoegdheden uit te oefenen, het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast te stellen, speciale bepalingen betreffende het recht van toegang tot documenten vast te stellen en het jaarverslag vast te stellen.
(38) Een voltijdse voorzitter, die via een openbaar vergelijkend onderzoek, dat door de Commissie wordt beheerd en na afloop waarvan de Commissie een voordrachtlijst opstelt, door het Europees Parlement wordt geselecteerd, moet de Autoriteit vertegenwoordigen. Het management van de Autoriteit moet worden toevertrouwd aan een uitvoerend directeur, die het recht moet hebben zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur deel te nemen.
(39) Om sectoroverschrijdende consistentie in de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten te verzekeren, moeten deze autoriteiten nauw samenwerken via de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité) (het „Gemengd Comité”) en in voorkomend geval gemeenschappelijke standpunten bereiken. Het Gemengd Comité van Europese Toezichthoudende Autoriteiten dient de taken van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot financiële conglomeraten te coördineren. Waar dit relevant is, moeten besluiten die eveneens binnen het bevoegdheidsgebied van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Verzekeringen en Bedrijfspensioenen) of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Bankwezen) liggen, parallel door de betrokken Europese toezichthoudende autoriteiten worden vastgesteld. Het Gemengd Comité moet voor een termijn van 12 maanden op basis van een rouleersysteem worden voorgezeten door de voorzitters van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten. De voorzitter van het Gemengd Comité moet ondervoorzitter van de Europese raad voor systeemrisico's zijn. Het Gemengd Comité moet een permanent secretariaat hebben dat bestaat uit gedetacheerd personeel van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten, ten einde informele informatiedeling en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke cultuur binnen de drie Europese toezichthoudende autoriteiten mogelijk te maken.
(40) Het is nodig ervoor te zorgen dat de partijen waarop door de Autoriteit vastgestelde besluiten invloed hebben, de nodige rechtsmiddelen kunnen uitoefenen. Om doeltreffend de rechten van partijen te beschermen en om redenen van proceseconomie moeten, indien de Autoriteit over besluitvormingsbevoegdheden beschikt, partijen het recht hebben om beroep in te stellen bij een raad van beroep. Om redenen van efficiëntie en consistentie moet de raad van beroep een gemengd orgaan zijn van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten, onafhankelijk van hun administratieve en regelgevende structuren. Tegen beslissingen van de raad van beroep moet bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beroep openstaan.
(41) Om haar autonomie en onafhankelijkheid geheel en al te waarborgen, moet de Autoriteit de beschikking krijgen over een autonome begroting met inkomsten uit hoofdzakelijk verplichte bijdragen van de nationale toezichthoudende autoriteiten en uit een specifieke begrotingslijn van de algemene begroting van de Europese Unie. Over de EU-financiering van de Autoriteit moet overeenstemming worden bereikt door de begrotingsautoriteit, zoals bepaald in punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (IIA)(37). De ▌begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn wat de ▌bijdrage van de Europese Unie betreft. De controle van de rekeningen moet worden verricht door de Rekenkamer. Op de algemene begroting is de kwijtingsprocedure van toepassing.
(42) Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(38) moet op de Autoriteit van toepassing zijn. De Autoriteit dient eveneens toe te treden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(39).
(43) Om openbare en transparante arbeidsvoorwaarden en gelijke behandeling van het personeel te verzekeren, dient het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen(40) op het personeel van de Autoriteit van toepassing te zijn.
(44) Het is van essentieel belang dat bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie worden beschermd. De aan de Autoriteit verstrekte en in het netwerk uitgewisselde informatie moet worden onderworpen aan strikte en doeltreffende vertrouwelijkheidsvoorschriften.
(45) De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(41) en bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(42), die geheel van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening.
(46) Om de transparante werking van de Autoriteit te verzekeren, moet Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(43) op de Autoriteit van toepassing zijn.
(47) Landen die geen lid zijn van de Europese Unie, moeten aan de werkzaamheden van de Autoriteit kunnen deelnemen op grond van door de Unie te sluiten passende overeenkomsten.
(48) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt door een hoog, effectief en consistent niveau van prudentiële regelgeving en toezicht te verzekeren, het beschermen van depositohouders en beleggers, het beschermen van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, het bewaren van de stabiliteit van het financieel systeem en het versterken van de internationale toezichthoudende coördinatie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(49) De Autoriteit neemt alle huidige taken en bevoegdheden van het Comité van Europese effectenregelgevers over. Besluit 2009/77/EG van de Commissie van 23 januari 2009 tot instelling van het Comité van Europese effectenregelgevers moet bijgevolg worden ingetrokken, en Besluit nr. 716/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen(44) moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(50) Het is passend een termijn vast te stellen voor de toepassing van onderhavige verordening om ervoor te zorgen dat de Autoriteit bij de aanvang van haar activiteiten voldoende is voorbereid en om een vlotte overgang van het Comité van Europese effectenregelgevers te verzekeren,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
OPRICHTING EN RECHTSSTATUS
Artikel 1
Oprichting en werkterrein
1. Deze verordening richt een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Effecten en Markten) op („de Autoriteit”).
2. De Autoriteit treedt op binnen de bevoegdheden van deze verordening en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 97/9/EG, Richtlijn 98/26/EG, Richtlijn 2001/34/EG, Richtlijn 2002/47/EG, Richtlijn 2002/87/EG, Richtlijn 2003/6/EG, Richtlijn 2003/71/EG, ▌Richtlijn 2004/39/EG, Richtlijn 2004/109/EG, ▌Richtlijn 2009/65/EG ▌en van Richtlijn 2006/49/EG, ▌onverminderd de bevoegdheid van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) op het stuk van prudentieel toezicht ▌, Richtlijn ... [toekomstige richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsen] en Verordening (EG) nr. 1060/2009 ▌, en de desbetreffende onderdelen van Richtlijn 2005/60/EG en van Richtlijn 2002/65/EG, voor zover deze wetgevingshandelingen van toepassing zijn voor ondernemingen die beleggingsdiensten verstrekken of voor instellingen voor collectieve beleggingen die hun rechten van deelneming of aandelen aanbieden en de bevoegde autoriteiten die toezicht op hen uitoefenen, met inbegrip van alle op deze handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten/beschikkingen en alle verdere rechtshandelingen van de Unie die taken aan de Autoriteit verlenen.
2 bis.De Autoriteit treedt ook op in het werkterrein van de activiteiten die door de in lid 2 bedoelde wetgeving worden bestreken, met inbegrip van aangelegenheden inzake ▌corporate governance, auditing en financiële verslaglegging, voor zover haar optreden noodzakelijk is om de effectieve en consistente toepassing van de in lid 2 genoemde wetgeving te waarborgen.
3. De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie, in het bijzonder op grond van artikel 258 VWEU, om de naleving van het Unierecht te verzekeren.
4. De doelstelling van de Autoriteit is de collectieve belangen te beschermen door bij te dragen tot de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel op de korte, middellange en lange termijn, in het belang van de economie, de burgers en het bedrijfsleven van de Unie. De Autoriteit draagt bij tot: (i) het verbeteren van de werking van de interne markt, daaronder begrepen met name een gezond, effectief en consistent niveau van regelgeving en toezicht, (ii) ▌het verzekeren van de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, (iii) ▌de versterking van de internationale toezichthoudende coördinatie, (iv) het voorkomen van toezichtarbitrage en bijdragen aan billijke concurrentieverhoudingen, (v) het ervoor zorgen dat beleggen en het nemen van andere risico's op passende wijze wordt gereguleerd en dat er op passende wijze toezicht op wordt uitgeoefend, en (vi) het bijdragen tot betere consumentenbescherming. Te dien einde draagt de Autoriteit bij tot het verzekeren van de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen van de Unie, het bevorderen van toezichthoudende convergentie, het verstrekken van adviezen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en het verrichten van economische analyses van de markten om de verwezenlijking van de doelstelling van de Autoriteit te bevorderen.
Bij de uitoefening van de taken die haar bij deze verordening worden toevertrouwd besteedt de Autoriteit bijzondere aandacht aan systeemrisico's die veroorzaakt worden door marktdeelnemers wier faillissement de werking van het financieel systeem of de reële economie kan aantasten.
Bij de uitvoering van haar taken handelt de Autoriteit onafhankelijk en objectief in het uitsluitend belang van de Unie.
Artikel 1 bis
Het Europees Systeem voor Financieel Toezicht
1.De Autoriteit maakt deel uit van een Europees Systeem voor Financieel Toezicht (ESFT). Het hoofddoel van het ESFT is erop toe te zien dat de regels die van toepassing zijn op de financiële sector naar behoren worden uitgevoerd, de financiële stabiliteit te bewaren en te zorgen voor vertrouwen in het financiële stelsel als geheel, met voldoende bescherming voor gebruikers van financiële diensten.
2.Het ESFT bestaat uit de volgende instanties:
(a)
het Europees Comité voor systeemrisico's voor de in Verordening (EU) nr. …/2010 (ECSR) en deze verordening omschreven taken;
(b)
de Autoriteit;
(c)
de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit), opgericht bij Verordening (EU) nr. .../2010 [EBA];
(d)
de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. .../2010 [EAVB];
(e)
de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité) voor de uitvoering van de in de artikelen 40 t/m 43 omschreven taken (het „Gemengd Comité”);
(f)
de autoriteiten in de lidstaten als bedoeld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. .../2010 [EAEM], Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA];
(g)
de Commissie, voor de uitvoering van de in de artikelen 7 en 9 bedoelde taken.
3.De Autoriteit werkt regelmatig en nauw samen met het Europees Comité voor systeemrisico's, alsook met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) via het Gemengd Comité, zorgt voor de intersectorale samenhang van de werkzaamheden en bepaalt gemeenschappelijke standpunten op het gebied van het toezicht op financiële conglomeraten en andere sectoroverschrijdende kwesties.
4.Krachtens het beginsel van loyale samenwerking van artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie werken de partijen bij het ESFT met vertrouwen en met het volste wederzijdse respect samen, met name om te zorgen voor een passende en betrouwbare onderlinge informatiestroom.
5.De toezichthoudende autoriteiten die deel uitmaken van het ESFT zijn gehouden overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen toezicht uit te oefenen op financiële instellingen die in de Unie opereren.
Artikel 1 ter
De in artikel 1 bis, lid 2, bedoelde autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(1)
„Financiëlemarktdeelnemer”: iedere persoon op wie een eis in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving of nationale wetgeving tot uitvoering van die wetgeving van toepassing is;
(2)
„Bevoegde autoriteiten”: bevoegde autoriteiten en/of toezichthoudende autoriteiten als omschreven in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen. Wat de Richtlijnen 2002/65/EG en 2005/60/EG betreft, wordt onder „bevoegde autoriteiten” verstaan, de autoriteiten die de naleving moeten verzekeren van de voorschriften van deze richtlijnen door de ondernemingen die beleggingsdiensten verstrekken en door instellingen voor collectieve beleggingen die hun rechten van deelneming of aandelen aanbieden. Wat beleggerscompensatiestelsels betreft, wordt onder „bevoegde autoriteiten” verstaan, organen die nationale compensatiestelsels beheren ingevolge Richtlijn 97/9/EG of, ingeval de activiteit van het beleggerscompensatiestelsel door een particuliere onderneming wordt beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge die richtlijn toezicht houdt op deze stelsels.
Artikel 3
Rechtsstatus
1. De Autoriteit is een ▌orgaan van de Unie met rechtspersoonlijkheid.
2. In elke lidstaat geniet de Autoriteit de ruimste handelingsbevoegdheid die op grond van het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verwerven of vervreemden en kan in rechte optreden.
3. De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door haar voorzitter.
Artikel 4
Samenstelling
De Autoriteit bestaat uit:
(1)
een raad van toezichthouders, die de in artikel 28 vastgestelde taken uitoefent;
(2)
een raad van bestuur, die de in artikel 32 vastgestelde taken uitoefent;
(3)
een voorzitter, die de in artikel 33 vastgestelde taken uitoefent;
(4)
een uitvoerend directeur, die de in artikel 38 vastgestelde taken uitoefent;
(5)
een raad van beroep, als bedoeld in artikel 44, die de in artikel 46 vastgestelde taken uitoefent.
Artikel 5
Hoofdkwartier
De Autoriteit heeft haar hoofdkwartier in Frankfurt.
Zij kan vertegenwoordigingen hebben in de belangrijkste financiële centra van de Europese Unie.
HOOFDSTUK II
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE AUTORITEIT
Artikel 6
Taken en bevoegdheden van de Autoriteit
1. De Autoriteit heeft de volgende taken:
(a)
bijdragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regelgevings- en toezichtnormen en -praktijken, met name door het verstrekken van adviezen aan de ▌instellingen van de Unie en door het ontwikkelen van richtsnoeren, aanbevelingen en voorstellen voor technische regelgevings- en uitvoeringsnormen op basis van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen;
(b)
bijdragen tot een consistente toepassing van de ▌wetgevingshandelingen van de Unie, met name door tot een gemeenschappelijke toezichtpraktijk bij te dragen, de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verzekeren, regelgevingsarbitrage te voorkomen, bij meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten te bemiddelen en een schikking te treffen, een doeltreffend en consistent toezicht op financiëlemarktdeelnemers en een coherente werking van de colleges van toezichthouders te waarborgen en maatregelen te nemen in onder meer noodsituaties;
(c)
stimuleren en vergemakkelijken van de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten;
(d)
nauw samenwerken met het ECSR, met name door het ECSR de nodige informatie te verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken en door een behoorlijke follow-up te geven aan de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR;
(e)
organiseren en verrichten van collegiale toetsingen van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van adviesverstrekking, met de bedoeling de consistentie in de toezichtresultaten te verhogen;
(f)
volgen en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied;
(f bis)
verrichten van analyses van markten om aan te tonen dat de Autoriteit zich van haar taken heeft gekweten;
(f ter)
bevorderen van de bescherming van depositohouders en beleggers;
(
f quater)behulpzaam zijn bij het beheer van grensoverschrijdende instellingen die een systeemrisico als bedoeld in artikel 12 ter kunnen opleveren, daarbij het initiatief nemend tot en uitvoering gevend aan alle vroegtijdige interventies, liquiderings- of insolvabiliteitprocedures voor dergelijke instellingen via zijn Eenheid afwikkeling als bedoeld in artikel 12 quater;
(g)
vervullen van alle andere specifieke taken die in onderhavige verordening of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de Unie zijn vastgesteld;
(
g bis)toezicht uitoefenen op die financiëlemarktdeelnemers die niet onder het toezicht vallen van bevoegde autoriteiten;
(
g ter)bekendmaken op haar website en regelmatig bijwerken van informatie op haar website over haar activiteiten, met name, binnen haar bevoegdheden, ten aanzien van geregistreerde financiëlemarktdeelnemers, teneinde gemakkelijk toegankelijke informatie voor het publiek te garanderen;
(
g quater)overnemen, voor zover van toepassing, van de huidige, lopende taken van het Comité van Europese effectenregelgevers.
2. Om de in lid 1 vastgestelde taken uit te voeren, beschikt de Autoriteit over de in onderhavige verordening vastgestelde bevoegdheden, met name ▌om:
(a)
voorstellen voor technische regelgevingsnormen te ontwikkelen in de in artikel 7 bedoelde specifieke gevallen;
(
a bis)voorstellen voor technische uitvoeringsnormen te ontwikkelen, in de in artikel 7 sexies bedoelde specifieke gevallen;
(b)
richtsnoeren en aanbevelingen te geven, als vastgesteld in artikel 8;
(c)
aanbevelingen te doen, als bedoeld in artikel 9, lid 3;
(d)
in de in de artikelen 10 en 11 genoemde specifieke gevallen individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot bevoegde autoriteiten;
(e)
in de specifieke gevallen als bedoeld in artikel 9, lid 6, artikel 10, lid 3 en artikel 11, lid 4, individuele besluiten te nemen die tot financiëlemarktdeelnemers gericht zijn;
(f)
adviezen te verstrekken aan het Europees Parlement, de Raad of de Commissie als bepaald in artikel 19;
(
f bis)overeenkomstig artikel 20 de nodige informatie over financiëlemarktdeelnemers te verzamelen;
(
f ter)de ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde productkenmerken en distributieprocessen op de financiële positie van financiëlemarktdeelnemers en op de cliëntenbescherming;
(
f quater)opzetten van een gegevensbank van geregistreerde financiëlemarktdeelnemers in haar ambtsgebied en, indien dat in de in artikel 1, lid 2 genoemde wetgeving is gespecificeerd, op centraal niveau;
(
f quinquies)een regelgevingsnorm te ontwikkelen waarin wordt bepaald welke gegevens over transacties en financiële instellingen er minimaal aan de Autoriteit ter beschikking moeten worden gesteld, hoe de verzameling van die gegevens moet worden gecoördineerd en hoe bestaande nationale gegevensbestanden aan elkaar moeten worden gekoppeld om te waarborgen dat de Autoriteit altijd toegang kan hebben tot de vereiste relevante gegevens over transacties en marktdeelnemers.
3. De Autoriteit oefent over entiteiten met een Uniebrede reikwijdte of economische activiteiten met een Uniebrede reikwijdte alle exclusieve toezichtbevoegdheden uit die haar in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen toevertrouwd zijn.
3 bis.Voor de uitoefening van haar exclusieve toezichtbevoegdheden overeenkomstig lid 3, beschikt de Autoriteit over passende onderzoeks- en handhavingbevoegdheden als bepaald in de desbetreffende wetgeving, alsmede over de mogelijkheid om vergoedingen aan te rekenen. De Autoriteit werkt nauw met de bevoegde autoriteiten samen en maakt gebruik van hun deskundigheid, faciliteiten en bevoegdheden om haar taken uit te voeren.
Artikel 6 bis
Consumentenbescherming en financiële activiteit
1.Ten einde de bescherming van depositohouders en beleggers te bevorderen, neemt de Autoriteit het voortouw bij het bevorderen van transparantie, eenvoud en billijkheid op de markt voor financiële producten of diensten in de gehele interne markt, o.a. door:
(i)
het verzamelen en analyseren van en het verslag uitbrengen over consumententrends,
(ii)
het evalueren en coördineren van financiële kennis en educatieve initiatieven,
(iii)
de ontwikkeling van opleidingsnormen voor de industrie,
(iv)
bij te dragen aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke openbaarmakingsregels, en
(v)
in het bijzonder de toegankelijkheid, beschikbaarheid en de kosten te beoordelen van krediet voor huishoudens en ondernemingen, met name kmo's.
2.De Autoriteit oefent toezicht uit op nieuwe en bestaande financiële activiteiten en kan richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen om de veiligheid en de gezondheid van markten te bevorderen, alsmede convergentie van de regelgevingspraktijk.
3.De Autoriteit kan tevens waarschuwingen geven wanneer een financiële activiteit een ernstige bedreiging vormt van de doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 1, lid 4.
4.De Autoriteit richt, als een integraal onderdeel van de Autoriteit, een Commissie financiële innovatie op, waarin alle relevante bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten zitting hebben met het oog op een gecoördineerde benadering ten aanzien van de regelgeving voor en het toezicht op nieuwe of innoverende financiële activiteiten, en die advies uitbrengt aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie.
5.De Autoriteit kan bepaalde soorten financiële activiteiten tijdelijk verbieden of beperken als zij een bedreiging vormen voor het ordelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële systeem van de Unie of een deel ervan in de gevallen die gespecificeerd zijn en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de wetgevingshandelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2 of, indien dit vereist is in het geval van een noodsituatie, overeenkomstig artikel 10 en de daarin bepaalde voorwaarden.
De Autoriteit evalueert dit besluit met regelmatige tussenpozen.
De Autoriteit kan ook beoordelen of het nodig is bepaalde soorten financiële activiteiten te verbieden of te beperken en, wanneer die noodzaak bestaat, de Commissie daarvan in kennis stellen om de vaststelling van een verbod of beperking te vergemakkelijken.
Artikel 7
Technische regelgevingsnormen
1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen overeenkomstig artikel 290 VWEU bevoegdheden delegeren aan de Commissie voor de vaststelling van technische regelgevingsnormen teneinde consistente harmonisatie te waarborgen op de gebieden die met name in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn vastgesteld. Die regelgevingsnormen zijn van technische aard, houden geen strategische beslissingen in en vallen inhoudelijk onder de wetgevingshandelingen waarop zij gebaseerd zijn. De Autoriteit stelt voorstellen voor technische regelgevingsnormen op en legt die ter bevestiging voor aan de Commissie. Wanneer de Autoriteit binnen de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen gestelde tijdslimieten geen voorstel voorlegt aan de Commissie, kan de Commissie zelf een technische regelgevingsnorm vaststellen.
1 bis. ▌De Autoriteit houdt ▌publieksraadplegingen over technische regelgevingsnormen en analyseert ▌de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij de raadplegingen en analyses niet in verhouding staan tot de werkingssfeer en de gevolgen van de betrokken technische regelgevingsnormen of tot de urgentie van de aangelegenheid. Ook verzoekt de Autoriteit de in artikel 22 bedoelde Stakeholdersgroep effecten en markten om haar opinie of advies.
1 ter.Wanneer de Commissie voorstellen voor technische regelgevingsnormen van de Autoriteit ontvangt, doet zij deze onmiddellijk aan het Europees Parlement en de Raad toekomen. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen. De Commissie kan besluiten de voorstellen voor technische normen slechts gedeeltelijk of gewijzigd te bevestigen daar waar het ▌belang van de Unie dit vereist.
▌
Artikel 7 bis
Niet-bevestiging of wijziging van voorstellen voor technische regelgevingsnormen
1.Indien de Commissie voornemens is de voorstellen voor technische regelgevingsnormen niet, slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm te bevestigen, zendt zij de ontwerpnormen terug naar de Autoriteit en stelt zij gemotiveerde wijzigingen voor.
2.De Autoriteit kan het voorstel voor een technische regelgevingsnorm binnen zes weken wijzigen op basis van de door de Commissie voorgestelde wijzigingen en het voorstel opnieuw ter bevestiging voorleggen aan de Commissie. De Autoriteit stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van haar besluit.
3.Wanneer de Autoriteit het niet eens is met het besluit van de Commissie om haar oorspronkelijke voorstel te verwerpen of te wijzigen, kunnen het Europees Parlement of de Raad de verantwoordelijke commissaris, samen met de voorzitter van de Autoriteit, binnen een termijn van een maand oproepen voor een ad hoc-vergadering van de bevoegde commissie van het Europees Parlement om hun meningsverschillen voor te leggen en toe te lichten.
Artikel 7 ter
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om de in artikel 7 bedoelde technische regelgevingsnormen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vier jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch met dezelfde periode verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad deze intrekt overeenkomstig artikel 7 quater.
2.Zodra de Commissie een technische regelgevingsnorm heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
3.In het in artikel 35, lid 2, bedoelde verslag stelt de voorzitter van de Autoriteit het Europees Parlement en de Raad in kennis van de regelgevingsnormen die zijn vastgesteld en waaraan de bevoegde autoriteiten niet hebben voldaan.
Artikel 7 quater
Bezwaar tegen technische regelgevingsnormen
1.Het Europees Parlement of de Raad kunnen binnen drie maanden na de datum van kennisgeving door de Commissie tegen een technische regelgevingsnorm bezwaar aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met nogmaals drie maanden worden verlengd.
2.Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar aan te tekenen, wordt de technische regelgevingsnorm vóór het verstrijken van de termijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking. Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze periode bezwaar heeft aangetekend tegen de technische regelgevingsnorm, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
3.Zodra het voorstel hun door de Commissie is toegezonden, kunnen het Europees Parlement en de Raad een voortijdige en voorwaardelijke verklaring vaststellen dat zij geen bezwaar maken, die van kracht wordt zodra de Commissie de technische regelgevingsnorm vaststelt zonder wijzigingen te hebben aangebracht in het voorstel.
4.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen een technische regelgevingsnorm, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.
Artikel 7 quinquies
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De in artikel 7 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie.
3.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke bevoegdheden in verband met technische regelgevingsnormen mogelijk worden ingetrokken.
Artikel 7 sexies
Technische uitvoeringsnormen
1.Wanneer het Europees Parlement en de Raad de Commissie overeenkomstig artikel 291 VWEU bevoegdheden verlenen tot het vaststellen van technische uitvoeringsnormen in gevallen waarin eenvormige voorwaarden nodig zijn om juridisch bindende handelingen van de Unie te implementeren op de gebieden die specifiek in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving zijn vastgesteld, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
(a)
wanneer de Autoriteit overeenkomstig de bovengenoemde wetgeving voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstelt die aan de Commissie zullen worden voorgelegd, zijn die normen technisch, omvatten zij geen beleidskeuzes en zijn zij beperkt tot het vaststellen van de toepassingsvoorwaarden voor juridisch bindende handelingen van de Unie;
(b)
Wanneer de Autoriteit geen voorstel voorlegt aan de Commissie binnen de in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgeving vastgestelde termijnen, of wanneer de Autoriteit geen voorstel voorlegt aan de Commissie binnen de termijn die is aangegeven in het verzoek aan de Autoriteit van de Commissie overeenkomstig artikel 19, kan de Commissie een technische uitvoeringsnorm vaststellen door middel van een uitvoeringshandeling.
2.Alvorens technische uitvoeringsnormen aan de Commissie voor te leggen, houdt de Autoriteit publieksraadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de technische uitvoeringsnorm in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak.
Ook verzoekt de Autoriteit de in artikel 22 bedoelde Stakeholdersgroep effecten en markten om haar opinie of advies.
3.De Autoriteit legt haar voorstel voor technische uitvoeringsnorm overeenkomstig artikel 291 VWEU ter bevestiging aan de Commissie voor, en gelijktijdig ook aan het Europees Parlement en de Raad.
4.Binnen drie maanden na ontvangst van een voorstel voor een technische uitvoeringsnorm besluit de Commissie of zij dat voorstel bevestigt. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen. De Commissie kan een voorstel voor een technische uitvoeringsnorm slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm bevestigen indien het belang van de Unie dit vereist.
Wanneer de Commissie technische uitvoeringsnormen vaststelt tot wijziging van de voorstellen voor technische uitvoeringnormen die zijn ingediend door de Autoriteit, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis.
5.De normen worden door de Commissie bij verordening of besluit vastgesteld en worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
Artikel 8
Richtsnoeren en aanbevelingen
1. Met het oog op het invoeren van consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen het ESFT en het verzekeren van de gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van de Uniewetgeving geeft de Autoriteit tot bevoegde autoriteiten of financiëlemarktdeelnemers gerichte richtsnoeren en aanbevelingen.
1 bis.In voorkomend geval houdt de Autoriteit openbare raadplegingen over richtsnoeren en aanbevelingen en analyseert zij de potentiële kosten en baten daarvan. Ook verzoekt de Autoriteit, indien nodig, de in artikel 22 bedoelde Stakeholdersgroep effecten en markten om haar opinie of advies. Die raadplegingen, analyses, opinies en adviezen staan in verhouding tot reikwijdte, aard en effect van het richtsnoer of de aanbeveling.
2. De bevoegde autoriteiten en de financiëlemarktdeelnemers spannen zich tot het uiterste in om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen.
Binnen twee maanden nadat een richtsnoer of aanbeveling is gegeven, bevestigt elke bevoegde autoriteit of zij voornemens is dat richtsnoer of die aanbeveling op te volgen. Wanneer een bevoegde autoriteit niet voornemens is daaraan te voldoen, stelt zij de Autoriteit daarvan in kennis, met opgave van redenen. De Autoriteit maakt deze redenen bekend.
Wanneer een bevoegde autoriteit een richtsnoer of aanbeveling niet opvolgt, maakt de Autoriteit dit bekend.
De Autoriteit kan per geval besluiten of zij de redenen bekend maakt die een bevoegde autoriteit aanvoert om niet te voldoen aan een richtsnoer of aanbeveling. De bevoegde autoriteit ontvangt vooraf een kennisgeving van deze bekendmaking.
Wanneer een richtsnoer of aanbeveling dit vereist, brengen de financiëlemarktdeelnemers jaarlijks op duidelijke en gedetailleerde wijze verslag uit, als zij voldoen aan dat richtsnoer of die aanbeveling.
2 bis.In het in artikel 28, lid 4 bis, bedoelde verslag stelt de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van de gegeven richtsnoeren en aanbevelingen en vermeldt zij welke bevoegde autoriteit daaraan niet heeft voldaan, alsook hoe de Autoriteit ervoor denkt te zorgen dat de bevoegde autoriteit in de toekomst haar aanbevelingen en richtsnoeren zal opvolgen.
Artikel 9
Inbreuk op het Unierecht
1. Ingeval een bevoegde autoriteit de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, waaronder begrepen de overeenkomstig artikel 7 en 7 sexies vastgestelde technische regelgevings- en uitvoeringsnormen, niet ▌heeft toegepast of heeft toegepast op een wijze die in strijd is met het Unierecht, met name door niet te verzekeren dat een financiële instelling de in die wetgeving vastgestelde eisen vervult, beschikt de Autoriteit over de in de leden 2, 3 en 6 van dit artikel genoemde bevoegdheden.
2. Op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad of de Stakeholdersgroep effecten en markten, of op eigen initiatief en na de betrokken bevoegde autoriteit op de hoogte te hebben gebracht, kan de Autoriteit de vermeende schending of niet-toepassing van het Unierecht onderzoeken.
2 bis. Onverminderd de in artikel 20 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de bevoegde autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek.
3. De Autoriteit kan, uiterlijk binnen twee maanden na de aanvang van haar onderzoek, tot de betrokken bevoegde autoriteit een aanbeveling richten waarin wordt uiteengezet welke maatregelen nodig zijn om aan het Unierecht te voldoen.
De bevoegde autoriteit brengt de Autoriteit binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanbeveling op de hoogte van de stappen die zij heeft gedaan of voornemens is te doen om de inachtneming van het Gemeenschapsrecht te verzekeren.
4. Ingeval de bevoegde autoriteit binnen één maand na ontvangst van de aanbeveling van de Autoriteit niet aan het Unierecht heeft voldaan, kan de Commissie, na door de Autoriteit op de hoogte te zijn gebracht of op eigen initiatief, een formeel advies uitbrengen op grond waarvan de bevoegde autoriteit de maatregelen dient te nemen die nodig zijn om het Unierecht na te leven. De Commissie houdt in haar formeel advies rekening met de aanbeveling van de Autoriteit.
De Commissie brengt een dergelijk formeel advies uit uiterlijk drie maanden na het geven van de aanbeveling. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen.
▌
De Autoriteit en de bevoegde autoriteiten verstrekken de Commissie alle nodige informatie.
5. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het in lid 4 bedoelde formeel advies informeert de bevoegde autoriteit de Commissie en de Autoriteit over de stappen die zij heeft gedaan of zal doen om het formeel advies van de Commissie na te leven.
6. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU kan, ingeval een bevoegde autoriteit het in lid 4 ▌bedoelde formeel advies niet binnen de daarin bepaalde termijn naleeft en het nodig is de niet-naleving ▌tijdig te verhelpen om neutrale concurrentievoorwaarden op de markt te behouden of te herstellen of de ordelijke werking en de integriteit van het financieel systeem te verzekeren, de Autoriteit, indien de desbetreffende eisen van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen op de financiëlemarktdeelnemers rechtstreeks toepasselijk zijn, ingevolge de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen een tot een financiëlemarktdeelnemer gericht individueel besluit nemen op grond waarvan deze de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan zijn verplichtingen volgens het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van alle activiteiten.
Het besluit van de Autoriteit dient in overeenstemming te zijn met het door de Commissie ingevolge lid 4 uitgebrachte formeel advies.
7. Op grond van lid 6 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.
Bij het nemen van maatregelen ▌met betrekking tot aangelegenheden die onderworpen worden aan een formeel advies ingevolge lid 4 of aan een besluit ingevolge lid 6 conformeren de bevoegde autoriteiten zich aan het formeel advies of het besluit, al naar het geval.
7 bis.De Autoriteit vermeldt in het in artikel 28, lid 4 bis, bedoelde verslag welke bevoegde autoriteiten en financiëlemarktdeelnemers de in lid 4 bedoelde formele adviezen of de in lid 6 bedoelde besluiten niet hebben nageleefd.
Artikel 10
Maatregelen in noodsituaties
1. Ingeval van ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Europese Unie geheel of gedeeltelijk ernstig in gevaar kunnen brengen, faciliteert de Autoriteit metterdaad de door de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten genomen maatregelen en coördineert zij deze voor zover dit nodig wordt geacht.
Om haar faciliterende en coördinerende rol te kunnen vervullen, wordt de Autoriteit volledig geïnformeerd over relevante ontwikkelingen, en wordt zij verzocht als waarnemer deel te nemen aan de desbetreffende bijeenkomsten van de relevante bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten.
1 bis.De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement, de Raad, het ECSR of de Autoriteit een tot de Autoriteit gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie in de zin van deze verordening. De Commissie evalueert haar besluit elke maand en ten minste één maal per maand en verklaart zodra dit passend is de noodsituatie voor beëindigd.
Indien de Commissie bepaalt dat er sprake is van een noodsituatie, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan onverwijld naar behoren in kennis.
2. Ingeval de Commissie een besluit heeft vastgesteld ingevolge lid 1 bis, alsook in uitzonderlijke gevallen waarin gecoördineerde actie van de nationale autoriteiten nodig is om het hoofd te bieden aan ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel het financiële systeem in de Europese Unie in gevaar kunnen brengen, kan de Autoriteit individuele besluiten nemen op grond waarvan bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving de nodige maatregelen dienen te nemen om deze ontwikkelingen aan te pakken door te verzekeren dat financiëlemarktdeelnemers en bevoegde autoriteiten aan de in die wetgeving vastgestelde eisen voldoen.
3. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU kan, wanneer een bevoegde autoriteit het in lid 2 bedoelde besluit van de Autoriteit niet binnen de daarin vastgestelde termijn naleeft, de Autoriteit, ingeval de desbetreffende eisen die zijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen op de financiëlemarktdeelnemers rechtstreeks toepasselijk zijn, een tot een financiëlemarktdeelnemer gericht individueel besluit nemen op grond waarvan de deze de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan zijn verplichtingen volgens die wetgevingshandelingen, met inbegrip van de stopzetting van alle activiteiten.
4. Op grond van lid 3 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.
Maatregelen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot aangelegenheden die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 2 of 3 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten.
Artikel 11
Schikking van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten
1. Onverminderd de in artikel 9 vastgestelde bevoegdheden neemt de Autoriteit, indien een bevoegde autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over door een andere bevoegde autoriteit genomen/niet genomen maatregelen op gebieden waar de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen samenwerking, coördinatie of gezamenlijke besluitvorming door bevoegde autoriteiten van meer dan een lidstaat vereisen, op eigen initiatief of op verzoek van een of meer betrokken bevoegde autoriteiten het initiatief om de autoriteiten bij te staan in het tot overeenstemming komen overeenkomstig de in de leden 2 tot 4 vastgestelde procedure.
2. De Autoriteit stelt een termijn vast voor verzoening tussen de bevoegde autoriteiten rekening houdend met desbetreffende termijnen die in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen worden bepaald en met de complexiteit en urgentie van de aangelegenheid. In dat stadium treedt de Autoriteit als bemiddelaar op.
3. Indien aan het einde van de verzoeningsfase de bevoegde autoriteiten er niet in geslaagd zijn tot overeenstemming te komen, neemt de Autoriteit overeenkomstig de procedure van artikel 29, lid 1, derde alinea, een besluit om de zaak te schikken en de bevoegde autoriteiten op te dragen overeenkomstig het Unierecht specifieke maatregelen te nemen, met bindende werking voor de betrokken bevoegde autoriteiten.
4. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU neemt, wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en er daardoor niet in slaagt te verzekeren dat een financiëlemarktdeelnemer voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen rechtstreeks op die instelling toepasselijk zijn, de Autoriteit een tot die financiëlemarktdeelnemer gericht individueel besluit op grond waarvan deze de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan zijn verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van alle activiteiten.
4 bis.Op grond van lid 4 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld. Maatregelen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot feiten die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 3 of 4 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten.
4 ter.De voorzitter vermeldt in het in artikel 35, lid 2, bedoelde verslag de meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten, de bereikte overeenkomsten en het besluit dat genomen is om die meningsverschillen te schikken.
Artikel 11 bis
Schikking van intersectorale meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten
Het Gemengd Comité schikt overeenkomstig de procedure van de artikelen 11 en 42 intersectorale meningsverschillen die kunnen ontstaan tussen twee of meer bevoegde autoriteiten als gedefinieerd in artikel 2, lid 2 van deze verordening en van Verordening (EU) nr. …/2010 (EBA) en van Verordening (EU) nr. …/2010 (EAVB).
Artikel 12
Colleges van toezichthouders
1. De Autoriteit draagt bij tot de bevordering en monitoring van de efficiënte, doelmatige en consistente werking van de in Richtlijn 2006/48/EG bedoelde colleges van toezichthouders en bevordert de consistente toepassing van het Unierecht door alle colleges. Personeel van de Autoriteit kan deelnemen aan alle activiteiten, inclusief inspecties ter plaatse, die gezamenlijk worden uitgevoerd door twee of meer bevoegde autoriteiten.
2. De Autoriteit geeft, voor zover zij dit passend acht, leiding aan de colleges van toezichthouders ▌. In het kader daarvan wordt zij beschouwd als een „bevoegde autoriteit” in de zin van de desbetreffende wetgeving ▌. Zij is belast met ten minste de volgende taken:
(a)
het verzamelen en delen van alle relevante informatie in normale en noodsituaties om het werk van de colleges van toezichthouders te vergemakkelijken en een centraal systeem op te zetten en te beheren om deze informatie beschikbaar te stellen aan de bevoegde autoriteiten in de colleges van toezichthouders;
(b)
het initiëren en coördineren van Uniebrede stresstests om de veerkracht van met name de in artikel 12 ter bedoelde financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen en ervoor te zorgen dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een zo consistent mogelijke methode wordt gevolgd;
(c)
het plannen en initiëren van toezichtactiviteiten in zowel normale als noodsituaties, inclusief het evalueren van de risico's waaraan financiële instellingen blootgesteld zijn of zouden kunnen zijn; en
(d)
het uitoefenen van toezicht op de taken die worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten.
3 bis.De Autoriteit kan regelgevings- en uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen formuleren, die overeenkomstig de artikelen 7, 7 sexies en 8 worden vastgesteld, om de werking van het toezicht en door de colleges van de toezichthouders vastgestelde beste praktijken te harmoniseren. De autoriteiten hechten hun goedkeuring aan schriftelijke regelingen voor het functioneren van ieder college om het convergente functioneren van alle colleges te waarborgen.
3 ter.De Autoriteit kan met wettelijk bindende kracht bemiddelend optreden om geschillen tussen bevoegde autoriteiten te beslechten overeenkomstig de in artikel 11 omschreven procedure. Indien er geen overeenstemming kan worden bereikt binnen het relevante college van toezichthouders is de Autoriteit gemachtigd toezichtbesluiten te nemen die rechtstreeks toepasselijk zijn voor de betrokken instelling.
Artikel 12 bis
Algemene bepalingen
1.De Autoriteit besteedt bijzondere aandacht aan en treedt op bij risico op verstoring van de financiële dienstverlening dat i) veroorzaakt wordt door een verzwakking van het gehele financiële stelsel of van delen daarvan en ii) mogelijk ernstige gevolgen heeft voor de interne markt en de reële economie (systeemrisico). Alle soorten financiële intermediairs, markten en infrastructuur zijn tot op zekere hoogte potentieel systeemrelevant.
2.De Autoriteit ontwikkelt in samenwerking met het Europees Comité voor systeemrisico's een gemeenschappelijke reeks kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren (een zgn. „risk dashboard”) op grond waarvan een toezichtrating wordt toegekend aan de in artikel 12 ter bedoelde grensoverschrijdende financiëlemarktdeelnemers die een systeemrisico kunnen opleveren. Die rating wordt met regelmatige tussenpozen getoetst om rekening te houden met materiële wijzigingen in het risicoprofiel van een instelling. De toezichtrating vormt een kritiek element bij het besluit om rechtstreeks toezicht uit te oefenen op of te interveniëren in een noodlijdende instelling.
3.Onverminderd de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen, stelt de Autoriteit zo nodig aanvullende ontwerpregelgevings- en uitvoeringsnormen voor, alsmede richtsnoeren en aanbevelingen voor de in artikel 12 ter bedoelde instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren.
4.De Autoriteit oefent toezicht uit op grensoverschrijdende instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren als bepaald in artikel 12 ter. In dergelijke gevallen treedt de Autoriteit op via de bevoegde autoriteiten.
5.De Autoriteit richt een Eenheid afwikkeling op met een mandaat om het duidelijk gedefinieerde governance- en operationele model voor crisismanagement in de praktijk te brengen, vanaf het vroegtijdige interventie- tot het liquidatie- en insolvabiliteitstadium, en om de daartoe strekkende procedures te initiëren.
Artikel 12 ter
Identificatie van grensoverschrijdende financiëlemarktdeelnemers die mogelijkerwijs een systeemrisico opleveren
1.De raad van toezichthouders kan, na raadpleging van het ECSR, overeenkomstig de in artikel 29, lid 1, beschreven procedure grensoverschrijdende financiëlemarktdeelnemers identificeren die, vanwege het systeemrisico dat zij kunnen opleveren, onder rechtstreeks toezicht van de Autoriteit of onder het gezag van de Eenheid afwikkeling als bedoeld in artikel 12 quater moeten worden geplaatst.
2.De criteria voor het identificeren van die financiëlemarktdeelnemers moeten in overeenstemming zijn met de door de FSB, het IMF en de BIB vastgestelde criteria.
Artikel 12 quater
Eenheid afwikkeling
1.De Eenheid afwikkeling handhaaft de financiële stabiliteit, minimaliseert het besmettingsgevaar dat van de in artikel 12 ter bedoelde, in moeilijkheden verkerende instellingen uitgaat voor de rest van het systeem en de economie in ruimere zin, en beperkt de kosten voor de belastingbetaler met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en de volgorde van crediteuren, terwijl zij tevens garant staat voor grensoverschrijdende gelijke behandeling.
2.De Eenheid afwikkeling is gemachtigd de in lid 1 bepaalde taken uit te voeren om in moeilijkheden verkerende instellingen te rehabiliteren of om te besluiten niet-levensvatbare instellingen te liquideren (hetgeen cruciaal is voor het beperken van „moral hazard”, zgn. „moreel risico”). Zij kan onder andere opdracht geven tot kapitaal- of liquiditeitsaanpassingen, zakelijke bijstellingen of procesverbeteringen, benoemingen of vervangingen op managementniveau doorvoeren, aanbevelingen doen voor garanties, leningen en liquiditeitsassistentie, alsmede voor volledige of gedeeltelijke verkopen, een good bank/ bad bank of een „brugbank” creëren, schulden in eigen vermogen omzetten (onder aftrek van de nodige surpluspercentages) of de betrokken instelling tijdelijk in overheidshanden brengen.
3.De Eenheid afwikkeling bestaat uit door de raad van toezichthouders van de Autoriteit benoemde deskundigen met kennis van en ervaring met herstructureringen, turnaround-operaties en liquidatie van financiële instellingen.
Artikel 12 quinquies
Europees systeem van beleggersgarantiestelsels
1.De Autoriteit draagt bij tot versterking van nationale beleggerscompensatiestelsels (BCS) door ervoor te zorgen dat zij van adequate financiering worden voorzien via bijdragen van financiële instellingen, met inbegrip van financiëlemarktdeelnemers die hun hoofdzetel in derde landen hebben, en een hoog beschermingsniveau bieden voor alle beleggers in een voor de gehele Unie geharmoniseerd kader, wat de stabiliserende waarborgende rol van wederzijdse garantiestelsels intact laat, mits zij voldoen aan de normen van de Europese Unie.
2.Op beleggersgarantiestelsels is artikel 8 betreffende de bevoegdheid van de Autoriteit tot het geven van richtsnoeren en aanbevelingen van toepassing.
3.De Commissie kan overeenkomstig de procedure van de artikelen 7 tot en met 7 quinquies van deze verordening technische regelgevings- en uitvoeringsnormen vaststellen als omschreven in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen.
Artikel 12 septies
Europees systeem van afwikkelings- en financieringsregelingen
1.Er dient een Europees Stabiliteitsfonds voor effecten en markten te worden opgericht om de internalisatie van de kosten van het financieel systeem te versterken, en om te assisteren bij crisisbeslechting in grensoverschrijdende financiëlemarktdeelnemers die failliet dreigen te gaan. Financiëlemarktdeelnemers die slechts in één enkele lidstaat opereren hebben de mogelijkheid zich aan te sluiten bij het fonds. Het Europees Stabiliteitsfonds voor effecten en markten treft de nodige maatregelen om te voorkomen dat de beschikbaarheid van steun „moral hazard” genereert.
2.Het Europees Stabiliteitsfonds voor effecten en markten wordt gefinancierd uit de rechtstreekse bijdragen van alle in artikel 12 ter bedoelde grensoverchrijdende financiëlemarktdeelnemers en de financiëlemarktdeelnemers die er overeenkomstig lid 1 voor gekozen hebben zich aan te sluiten bij dit fonds. Die bijdragen staan in verhouding tot de mate van risico die elk van de financiëlemarktdeelnemers oplevert. Bij de vaststelling van het niveau van de vereiste bijdragen wordt rekening gehouden met de bredere economische omstandigheden, bijvoorbeeld de uitleencapaciteit aan de industrie en het MKB, en de noodzaak voor financiëlemarktdeelnemers om kapitaal aan te houden voor andere regelgevings- en bedrijfsvereisten.
3.Het Europees Stabiliteitsfonds wordt beheerd door een comité, dat door de Autoriteit voor een mandaatsperiode van vijf jaar wordt benoemd. De leden van het comité worden geselecteerd uit kandidaten die worden voorgedragen door de nationale autoriteiten. Het Fonds stelt tevens een raadgevend comité in met vertegenwoordigers, zonder stemrecht, van de aan het Fonds deelnemende financiëlemarktdeelnemers. Het comité van het Fonds kan voorstellen dat de Autoriteit het beheer van zijn liquide middelen uitbesteedt aan gerenommeerde instellingen (zoals de EIB). Deze middelen moeten worden belegd in veilige en liquide instrumenten.
Artikel 13
Delegatie van taken en verantwoordelijkheden
1. Bevoegde autoriteiten kunnen, met instemming van de gedelegeerde, bij bilaterale overeenkomst taken en verantwoordelijkheden aan andere bevoegde autoriteiten delegeren overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. De lidstaten kunnen specifieke regelingen betreffende de delegatie van verantwoordelijkheden vaststellen waaraan moet zijn voldaan voordat hun bevoegde autoriteiten dergelijke overeenkomsten sluiten, en kunnen de werkingssfeer van de delegatie beperken tot hetgeen nodig is om effectief toezicht op grensoverschrijdende financiëlemarktdeelnemers of groepen mogelijk te maken.
2. De Autoriteit stimuleert en vergemakkelijkt de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen bevoegde autoriteiten door de taken en verantwoordelijkheden aan te wijzen welke kunnen worden gedelegeerd of gezamenlijk uitgeoefend en door beste praktijken te bevorderen.
2 bis.De delegatie van verantwoordelijkheden resulteert in een nieuwe toewijzing van de bevoegdheden die in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen zijn neergelegd. Het recht van de gedelegeerde autoriteit is van toepassing op de procedure, de handhaving en de administratieve en gerechtelijke toetsing van de gedelegeerde verantwoordelijkheden.
3. De bevoegde autoriteiten brengen de Autoriteit op de hoogte van delegatieovereenkomsten die zij voornemens zijn te sluiten. Zij voeren de overeenkomsten niet eerder dan één maand na het op de hoogte brengen van de Autoriteit uit.
De Autoriteit kan binnen één maand na op de hoogte te zijn gebracht een advies over de voorgenomen overeenkomst geven.
De Autoriteit publiceert op passende manieren elke delegatieovereenkomst zoals door de bevoegde autoriteiten gesloten om te verzekeren dat alle betrokken partijen op passende wijze op de hoogte worden gebracht.
Artikel 14
Gemeenschappelijke toezichtcultuur
1. De Autoriteit speelt een actieve rol in het opbouwen van een gemeenschappelijke Europese toezichtcultuur en consistente toezichtpraktijken en in het verzekeren van uniforme procedures en consistente benaderingen in geheel de Europese Unie en voert ten minste de volgende activiteiten uit:
(a)
verlenen van adviezen aan bevoegde autoriteiten;
(b)
bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, met inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming waarin de desbetreffende Gemeenschapswetgeving voorziet;
(c)
bijdragen tot de ontwikkeling van kwalitatief hoogstaande en uniforme toezichtnormen, daaronder begrepen rapportagenormen en internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig artikel 1, lid 2 bis;
(d)
evalueren van de toepassing van de door de Commissie vastgestelde desbetreffende technische regelgevings- en uitvoeringsnormen en de door de Autoriteit gegeven richtsnoeren en aanbevelingen, en in voorkomend geval voorstellen van wijzigingen;
(e)
opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma's, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden en aanmoedigen van de bevoegde autoriteiten om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten.
2. De Autoriteit kan in voorkomend geval nieuwe praktische instrumenten en convergentiehulpmiddelen ontwikkelen ter bevordering van gemeenschappelijke toezichtbenaderingen en -praktijken.
Artikel 15
Collegiale toetsing van bevoegde autoriteiten
1. De Autoriteit organiseert en houdt periodiek collegiale toetsingen van sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten om de consistentie in de toezichtresultaten verder te verbeteren. Hiertoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking tussen de geëvalueerde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de collegiale toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en evaluaties over de betrokken bevoegde autoriteit.
2. De collegiale toetsing omvat een beoordeling van met name:
(a)
de adequaatheid van de middelen en governanceregelingen, inrichting en personeelsexpertise van de bevoegde autoriteit, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in de artikelen 7 en 7 sexies genoemde technische regelgevings- en uitvoeringsnormen en de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren;
(b)
de mate van convergentie die in de toepassing van het Unierecht en in de toezichtpraktijk, daaronder begrepen de op grond van de artikelen 7 en 8 vastgestelde technische regelgevings- en uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, is bereikt, en de mate waarin de toezichtpraktijk de in het Unierecht vastgestelde doelstellingen bereikt;
(c)
door sommige bevoegde autoriteiten ontwikkelde goede praktijken die voor andere bevoegde autoriteiten nuttig om te volgen kunnen zijn;
(d)
de doelmatigheid en de mate van convergentie die bereikt zijn met betrekking tot de handhaving van de ter uitvoering van het Unierecht vastgestelde voorschriften, met inbegrip van administratieve maatregelen en sancties tegen verantwoordelijke personen in gevallen waarin niet aan die voorschriften is voldaan.
3. Op basis van de collegiale toetsing kan de Autoriteit tot de ▌bevoegde autoriteiten richtsnoeren en aanbevelingen richten ingevolge artikel 8. Bij het opstellen van voorstellen voor technische regelgevings- of uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 7 sexies houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de collegiale toetsing. De bevoegde autoriteiten spannen zich in om gevolg te geven aan het advies van de Autoriteit. Ingeval een bevoegde autoriteit geen gevolg geeft aan dit advies, motiveert zij dit voor de Autoriteit.
De Autoriteit maakt de goede praktijken die uit het resultaat van die collegiale toetsingen kunnen worden gedistilleerd, openbaar. Daarenboven kunnen alle andere resultaten van collegiale toetsingen bekend worden gemaakt, voor zover de bevoegde autoriteit die het voorwerp uitmaakt van de collegiale toetsing, daarmee instemt.
Artikel 16
Coördinerende functie
De Autoriteit vervult een algemene coördinerende rol tussen bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen in omstandigheden waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Europese Unie in gevaar kunnen brengen.
De Autoriteit bevordert een gecoördineerde ▌ reactie van de Unie, onder meer door:
(1)
de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken;
(2)
van informatie die voor alle betrokken bevoegde autoriteiten beschikbaar moet worden gesteld de omvang te bepalen en, voor zover dit mogelijk en passend is, de betrouwbaarheid te controleren;
(3)
onverminderd artikel 11, op verzoek van de bevoegde autoriteiten of op eigen initiatief niet-bindende bemiddeling te verrichten;
(4)
het ECSR onverwijld van mogelijke noodsituaties in kennis te stellen;
(
4 bis)alle passende maatregelen te treffen ingeval van ontwikkelingen die de werking van de financiële markten in gevaar kunnen brengen om de coördinatie van de acties van de relevante bevoegde autoriteiten te faciliteren;
(
4 ter)de informatie die overeenkomstig de artikelen 12 en 20 van de bevoegde autoriteiten is ontvangen tengevolge van de rapportageverplichtingen voor instellingen die actief zijn in meer dan één lidstaat, centraal te verzamelen. De Autoriteit deelt die informatie met de overige betrokken bevoegde autoriteiten.
Artikel 17
Beoordeling van marktontwikkelingen
1. De Autoriteit volgt en beoordeelt de marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied en brengt waar nodig de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, de Europese Bankautoriteit, het ECSR en het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van trends, potentiële risico's en zwakke plekken. De Autoriteit neemt in haar beoordeling een economische analyse op van de markten waarop financiëlemarktdeelnemers opereren, en een beoordeling van de gevolgen van mogelijke marktontwikkelingen voor hen.
1 bis. ▌De Autoriteit neemt, in samenwerking met het ECSR, het initiatief tot het op ▌schaal van de Unie beoordelen van de veerkracht van ▌financiëlemarktdeelnemers bij ongunstige marktontwikkelingen en treedt zij daarbij als coördinator op. Hiertoe ontwikkelt zij voor toepassing door de bevoegde autoriteiten:
(a)
gemeenschappelijke methoden voor het beoordelen van het effect van economische scenario's op de financiële posities van een belangrijke financiëlemarktdeelnemer;
(b)
gemeenschappelijke benaderingen voor communicatie over de resultaten van deze beoordelingen van de veerkracht van ▌financiëlemarktdeelnemers;
(b bis)
gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde producten en distributieprocessen voor de financiële positie van marktdeelnemers en voor de informatie aan depositohouders, beleggers en cliënten.
2. Onverminderd de in Verordening (EG) nr. …/2010 [ECSR] vastgestelde taken van het ECSR verstrekt de Autoriteit op haar bevoegdheidsgebied ten minste eenmaal per jaar en voor zover nodig vaker aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het ECSR beoordelingen van trends, potentiële risico's en zwakke plekken.
De Autoriteit neemt in deze beoordelingen een indeling van de voornaamste risico's en zwakke plekken op en beveelt in voorkomend geval preventieve of remediërende maatregelen aan.
3. De Autoriteit brengt over sectoroverschrijdende ontwikkelingen, risico's en zwakke plekken adequaat verslag uit door nauw samen te werken met de Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen en de Europese Bankautoriteit via het Gemengd Comité.
Artikel 18
Internationale betrekkingen
1. Onverminderd de bevoegdheden van de ▌instellingen van de Unie en de lidstaten kan de Autoriteit contacten met toezichthoudende autoriteiten uit derde landen, met internationale organisaties en overheidsinstanties van derde landen ontwikkelen en met hen administratieve regelingen sluiten. Deze regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Europese Unie en haar lidstaten, en zij beletten lidstaten en hun bevoegde autoriteiten niet om bilaterale en multilaterale regelingen te sluiten met derde landen.
2. De Autoriteit verleent bijstand bij het opstellen van equivalentiebesluiten betreffende toezichthoudende regelingen in derde landen overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.
3.De Autoriteit vermeldt in het in artikel 28, lid 4 bis, bedoelde verslag de administratieve regelingen die met internationale organisaties of overheidsinstanties in derde landen zijn overeengekomen en de bijstand die verleend is bij de voorbereiding van equivalentiebesluiten.
Artikel 19
Andere taken
1. De Autoriteit kan op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie of op eigen initiatief aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie advies verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied.
1 bis.Wanneer de Autoriteit geen voorstel voor een technische regelgevings- of uitvoeringsnorm heeft ingediend binnen de termijn die is vastgelegd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of wanneer er geen termijn is vastgesteld, kan de Commissie verzoeken om een dergelijk voorstel en een termijn vaststellen voor de indiening ervan.
De Commissie kan, naar gelang het spoedeisende karakter van de aangelegenheid, verzoeken om indiening van een voorstel voor een technische regelgevings- of uitvoeringsnorm vóór de termijn die is vastgelegd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving. In een dergelijk geval geeft de Commissie een passende motivering.
2. Met betrekking tot prudentiële beoordelingen van fusies en overnames die onder de werkingssfeer van Richtlijn 2007/44/EG vallen en waarvoor op grond van die richtlijn overleg tussen de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit ▌op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten een advies verlenen en publiceren over een prudentiële beoordeling, behalve wat betreft de criteria genoemd in artikel 19 bis, lid 1, onder e), van Richtlijn 2006/48/EG. Het advies wordt terstond en in ieder geval voor het einde van de beoordelingsperiode uitgebracht overeenkomstig Richtlijn 2007/44/EG. Artikel 20 is van toepassing op alle vlakken waarop de Autoriteit advies kan uitbrengen.
Artikel 20
Verzamelen van informatie
1. Op verzoek van de Autoriteit verstrekken de bevoegde autoriteiten ▌van de lidstaten aan de Autoriteit alle nodige informatie om de haar bij onderhavige verordening opgedragen verplichtingen uit te voeren, op voorwaarde dat de adressaat rechtens inzage van de desbetreffende gegevens kan krijgen en op voorwaarde dat het verzoek om informatie nodig is gezien de aard van de desbetreffende verplichting.
1 bis. De Autoriteit kan tevens verzoeken op gezette tijden informatie te verstrekken. Bij deze verzoeken wordt, waar mogelijk, van gemeenschappelijke modellen voor verslaglegging gebruik gemaakt.
1 ter.Op een naar behoren met redenen omkleed verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat, kan de Autoriteit informatie verstrekken die nodig is om de bevoegde autoriteit in staat te stellen haar taken uit te voeren overeenkomstig de verplichtingen inzake beroepsgeheim als vastgelegd in sectorale wetgeving en artikel 56.
1 quater.Voordat er overeenkomstig dit artikel om informatie wordt gevraagd en om dubbele rapportageverplichtingen te vermijden, maakt de Autoriteit eerst gebruik van de bestaande statistieken, zoals opgemaakt, verspreid en ontwikkeld door het Europees statistisch systeem en het Europees Stelsel van centrale banken.
2. Ingeval de bevoegde autoriteiten informatie niet of niet tijdig beschikbaar stellen, kan de Autoriteit een naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek richten tot andere toezichthoudende autoriteiten, het ministerie van Financiën, voor zover dit over prudentiële informatie beschikt, de centrale bank of het bureau voor de statistiek van de betrokken lidstaat.
2 bis.Ingeval informatie niet beschikbaar is of niet tijdig beschikbaar wordt gesteld ingevolge lid 1, lid 1 bis, lid 1 ter, lid 1 quater of lid 2 kan de Autoriteit rechtstreeks tot de desbetreffende financiëlemarktdeelnemers een naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek richten. In het met redenen omkleed verzoek wordt toegelicht waarom de gegevens over de verschillende individuele financiëlemarktdeelnemers benodigd zijn.
De Autoriteit brengt de desbetreffende bevoegde autoriteiten op de hoogte van verzoeken ingevolge lid 2 of lid 2 bis.
Op verzoek van de Autoriteit verlenen de bevoegde autoriteiten ▌aan de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van deze informatie.
3. De Autoriteit kan ingevolge dit artikel ontvangen vertrouwelijke informatie alleen gebruiken voor het uitvoeren van de haar bij onderhavige verordening opgedragen verplichtingen.
Artikel 21
Verhouding met het ECSR
1. De ▌Autoriteit werkt nauw en op regelmatige basis met het ECSR samen.
2 De Autoriteit verstrekt het ECSR regelmatig actuele informatie die nodig is voor de vervulling van zijn taken. Alle voor de vervulling van zijn taken benodigde gegevens die niet in een samengevatte of geaggregeerde vorm beschikbaar zijn, worden na een met redenen omkleed verzoek onverwijld aan het ECSR verstrekt, als bepaald in artikel [15] van Verordening (EU) nr. …./2010 [ECSR]. De Autoriteit beschikt, in samenwerking met het ECSR, over adequate interne procedures voor de verzending van vertrouwelijke informatie, met name betreffende individuele financiëlemarktdeelnemers.
3. De Autoriteit geeft, overeenkomstig de leden 4 en 5, een behoorlijke follow-up aan waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR als bedoeld in artikel [16] van Verordening (EG) nr. …./2010 [ECSR].
4. Bij ontvangst van een tot de Autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ECSR roept de Autoriteit onverwijld een vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en beoordeelt zij de implicaties van een dergelijke waarschuwing of aanbeveling voor de vervulling van haar taken.
Zij neemt, volgens de toepasselijke besluitvormingsprocedure, een besluit over alle maatregelen die moeten worden genomen overeenkomstig de bij deze verordening aan haar verleende bevoegdheden voor de behandeling van de in de waarschuwingen en aanbevelingen aangewezen kwesties.
Indien de Autoriteit aan een aanbeveling geen gevolg geeft, motiveert zij dit voor het Europees Parlement, de Raad en het ECSR.
5. Bij ontvangst van een tot een bevoegde nationale toezichthoudende autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ECSR maakt de Autoriteit in voorkomend geval van de bij deze verordening aan haar verleende bevoegdheden gebruik om een tijdige follow-up te verzekeren.
Daar waar de adressaat voornemens is de aanbevelingen van het ECSR niet op te volgen, motiveert hij dit voor en bespreekt hij dit met de raad van toezichthouders.
De bevoegde autoriteit houdt naar behoren met de zienswijzen van de raad van toezichthouders rekening wanneer zij de Raad en het ECSR informeert overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. …/2010 [ECSR].
6. Bij het vervullen van haar in onderhavige verordening vastgestelde taken houdt de Autoriteit zoveel mogelijk rekening met de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR.
Artikel 22
Stakeholdersgroep effecten en markten
1. Ter bevordering van overleg met stakeholders op gebieden die relevant zijn voor de taken van de Autoriteit wordt een Stakeholdersgroep effecten en markten opgericht. De Stakeholdersgroep effecten en markten wordt geraadpleegd over maatregelen die getroffen worden overeenkomstig artikel 7 inzake de technische regelgevings- en uitvoeringsnormen, en voorzover zij niet betrekking hebben op individuele financiëlemarktdeelnemers, overeenkomstig artikel 8 inzake richtsnoeren en aanbevelingen. Indien er dringend moet worden opgetreden en overleg onmogelijk blijkt, wordt de Stakeholdersgroep markten en effecten daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld.
De Stakeholdersgroep effecten en markten komt ten minste vier maal per jaar bijeen.
2. In de Stakeholdersgroep effecten en markten, die uit 30 leden is samengesteld, zijn de beleggingsinstellingen in de Unie, hun werknemersvertegenwoordigers alsmede consumenten, ▌gebruikers van financiële diensten en vertegenwoordigers van kmo's evenwichtig vertegenwoordigd. Ten minste vijf van zijn leden zijn onafhankelijke vooraanstaande academici. Het aantal leden dat financiëlemarktdeelnemers vertegenwoordigt, mag niet hoger zijn dan 10.
3. De leden van de Stakeholdersgroep effecten en markten worden na voorstellen van de desbetreffende stakeholders door de raad van toezicht van de Autoriteit aangesteld.
Bij het nemen van zijn besluit verzekert de raad van toezichthouders, rekening houdend met de mogelijkheden, een passende geografische en genderbalans en vertegenwoordiging van de ▌stakeholders in de Europese Unie.
4. De Autoriteit verstrekt informatie en verzekert toereikende secretariaatsondersteuning voor de Stakeholdersgroep effecten en markten.
Voor leden van de Stakeholdersgroep die een organisatie zonder winstoogmerk vertegenwoordigen, wordt een toereikende vergoeding van de reiskosten vastgesteld. De groep mag werkgroepen voor technische aangelegenheden instellen. De ambtstermijn van de leden van de Stakeholdersgroep effecten en markten bedraagt twee en een half jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt.
De leden kunnen twee opeenvolgende ambtstermijnen vervullen.
5. De Stakeholdersgroep effecten en markten verstrekt aan de Autoriteit opinies en advies over alle kwesties die verband houden met de taken van de Autoriteit, met name wat betreft de in de artikelen 7 tot en met 7 sexies en de in de artikelen 8, 14, 15 en 17 vermelde taken.
6. De Stakeholdersgroep effecten en markten stelt zijn reglement van orde met een tweederde meerderheid van de leden vast.
7. De Autoriteit maakt de opinies en het advies van de Stakeholdersgroep effecten en markten en de resultaten van haar raadplegingen openbaar.
Artikel 23
Vrijwaringsmaatregelen
1. ▌Wanneer een lidstaat meent dat een op grond van artikel 10, lid 2, of artikel 11 genomen besluit rechtstreeks en in aanzienlijke mate afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, stelt hij binnen tien werkdagen na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, de Autoriteit, de Commissie en het Europees Parlement ervan in kennis. In zijn kennisgeving rechtvaardigt de lidstaat waarom en legt hij een effectbeoordeling voor om aan te tonen in hoeverre het besluit aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden afbreuk doet.
2. ▌Binnen een termijn van één maand na kennisgeving door de lidstaat brengt de Autoriteit de lidstaat ervan op de hoogte of zij haar besluit handhaaft dan wel wijzigt of herroept.
Indien de Autoriteit haar besluit handhaaft of wijzigt, besluit de Raad ▌of het besluit van de Autoriteit wordt gehandhaafd of herroepen. Het besluit tot handhaving van het besluit van de Autoriteit wordt bij eenvoudige meerderheid van de leden genomen. Het besluit tot herroeping van het besluit van de Autoriteit wordt bij gekwalificeerde meerderheid van de leden genomen. In geen van deze gevallen wordt de stem van de betrokken leden in aanmerking genomen.
3. ▌Wanneer de Raad binnen tien werkdagen in het geval van artikel 10 en binnen één maand in het geval van artikel 11 geen besluit neemt, wordt het besluit van de Autoriteit geacht gehandhaafd te worden.
3 bis.Indien een krachtens artikel 10 genomen besluit leidt tot gebruikmaking van de overeenkomstig de artikelen 12 quinquies of 12 sexies ingestelde fondsen, mogen de lidstaten de Raad niet verzoeken om handhaving of herroeping van een door de Autoriteit genomen besluit.
Artikel 24
Besluitvormingsprocedures
1. Alvorens de besluiten te nemen waarin deze verordening voorziet brengt de Autoriteit alle individuele adressaten op de hoogte van haar voornemen om het besluit te nemen en stelt zij een termijn vast waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdend met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over de zaak duidelijk kan maken. Dit geldt mutatis mutandis voor de in artikel 9, lid 4, bedoelde aanbevelingen.
2. De besluiten van de Autoriteit worden gemotiveerd.
3. Adressaten van de besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen.
4. Daar waar de Autoriteit een besluit ingevolge artikel 10, leden 2 of 3, heeft genomen, evalueert het dat besluit met passende tussenpozen.
5. Besluiten die de Autoriteit neemt ingevolge de artikelen 9, 10 en 11 worden bekendgemaakt en vermelden de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiëlemarktdeelnemer in kwestie en de hoofdinhoud van het besluit, tenzij de bekendmaking daarvan in strijd is met het legitieme belang van financiëlemarktdeelnemers bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen of de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Europese Unie geheel of gedeeltelijk ernstig in gevaar zou kunnen brengen.
HOOFDSTUK III
ORGANISATIE
Afdeling 1
Raad van toezichthouders
Artikel 25
Samenstelling
1. De raad van toezichthouders bestaat uit:
(a)
de voorzitter, zonder stemrecht;
(b)
de hoofden van de nationale overheidsinstanties die in elke lidstaat bevoegd zijn voor het toezicht op financiëlemarktdeelnemers; zij ontmoeten elkaar ten minste tweemaal per jaar persoonlijk;
(c)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie;
(d)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ECSR;
(e)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten.
1 bis.De raad van toezichthouders belegt regelmatig vergaderingen met de Stakeholdersgroep effecten en markten, en ten minste tweemaal per jaar.
2. Elke bevoegde autoriteit ▌is verantwoordelijk voor de voordracht uit haar midden van een plaatsvervanger op hoog niveau die het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan vervangen wanneer die persoon niet aanwezig kan zijn.
2 bis.In lidstaten waar meer dan een autoriteit bevoegd is voor het toezicht op grond van deze verordening, dienen deze autoriteiten het eens te worden over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger. Ingeval een door de raad van toezichthouders te behandelen aangelegenheid niet onder de bevoegdheid valt van de nationale autoriteit die door het in lid 1, onder b), bedoelde lid wordt vertegenwoordigd, kan dat lid zich echter laten vergezellen door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de nationale autoriteit in kwestie.
3. Om binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 97/9/EG op te treden, kan het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders in voorkomend geval vergezeld worden door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de desbetreffende organen die in elke lidstaat de beleggersgarantiestelsels beheert.
4. De raad van toezichthouders kan besluiten waarnemers toe te laten.
De uitvoerend directeur kan zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen.
Artikel 26
Interne comités en panels
1. De raad van toezichthouders kan voor bepaalde aan de raad van toezichthouders toegekende taken interne comités of panels oprichten en kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités of panels, aan de raad van bestuur of aan de voorzitter.
2. Voor de toepassing van artikel 11 roept de raad van toezichthouders om een onpartijdige schikking van het meningsverschil te vergemakkelijken, een onafhankelijk panel bijeen dat een evenwichtige ledensamenstelling heeft, en dat bestaat uit de voorzitter en twee van zijn leden die geen vertegenwoordiger zijn van de bevoegde autoriteiten welke betrokken zijn bij het meningsverschil, noch een belang hebben bij het conflict of directe banden hebben met de betrokken bevoegde autoriteiten.
2 bis.Onverminderd artikel 11, lid 2, legt het panel een besluit ter definitieve vaststelling voor aan de raad van toezichthouders, overeenkomstig de procedure van artikel 29, lid 1, derde alinea.
2 ter.De raad van toezichthouders stelt een reglement van orde op voor het in lid 2 bedoelde panel.
Artikel 27
Onafhankelijkheid
Bij de uitvoering van de bij onderhavige verordening aan hen opgedragen taken handelen de voorzitter en de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief uitsluitend in het ▌belang van de Unie in haar geheel en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van een regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.
De lidstaten, de instellingen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van toezichthouders bij het vervullen van hun taken.
Artikel 28
Taken
1. De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit en is belast met het nemen van de in hoofdstuk II bedoelde besluiten.
2. De raad van toezichthouders stelt de adviezen, aanbevelingen en besluiten vast en geeft het advies als bedoeld in hoofdstuk II.
3. De raad van toezichthouders benoemt de voorzitter.
4. De raad van toezichthouders stelt vóór 30 september van elk jaar op basis van een voorstel van de raad van bestuur het werkprogramma van de Autoriteit voor het komende jaar vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Het werkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.
4 bis.De raad van toezichthouders keurt, op basis van een voorstel van de raad van bestuur, het jaarverslag inzake de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, goed op grond van het in artikel 38, lid 7, genoemde ontwerpverslag en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Europese Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.
5. De raad van toezichthouders stelt het meerjarenwerkprogramma van de Autoriteit vast en zendt het ter informatie toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Het meerjarenwerkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.
6. De raad van toezichthouders stelt de ▌begroting vast overeenkomstig artikel 49.
7. De raad van toezichthouders oefent tuchtrechtelijk gezag over de voorzitter en de uitvoerend directeur uit en kan hen respectievelijk overeenkomstig artikel 33, lid 5, of artikel 36, lid 5, uit hun ambt ontslaan.
Artikel 29
Besluitvorming
1. De raad van toezichthouders besluit met gewone meerderheid van zijn leden, waarbij elk lid één stem heeft.
Met betrekking tot de in de artikelen 7 en 8 genoemde besluiten en de ingevolge hoofdstuk VI en in afwijking van de eerste alinea aangenomen maatregelen en besluiten, besluit de raad van toezichthouders op basis van een gekwalificeerde meerderheid van zijn leden, als bepaald in artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen.
Met betrekking tot besluiten ingevolge artikel 11, lid 3, inzake besluiten van de consoliderende toezichthouder wordt het door het panel voorgestelde besluit geacht te zijn aangenomen indien het is goedgekeurd door een gewone meerderheid van de leden,, tenzij het wordt verworpen door leden die samen een blokkerende minderheid vormen in de zin van artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en van artikel 3 van Protocol Nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Met betrekking tot alle andere besluiten overeenkomstig artikel 11, lid 3, wordt het door het panel voorgestelde besluit aangenomen met een gewone meerderheid van de leden van de raad van toezichthouders, waarbij elk lid één stem heeft.
2. De vergaderingen van de raad van toezichthouders worden door de voorzitter, op eigen initiatief of op verzoek van ten minste één derde van zijn leden bijeengeroepen, en worden door de voorzitter voorgezeten.
3. De raad van toezichthouders stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend.
4. Het reglement van orde omvat de nadere regelingen voor de stemming, daaronder begrepen in voorkomend geval de quorumregeling. De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers, met uitzondering van de voorzitter en de uitvoerend directeur, wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiëlemarktdeelnemers, behoudens andersluidende bepaling in artikel 61 of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving.
Afdeling 2
Raad van bestuur
Artikel 30
Samenstelling
1. De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter ▌en zes andere leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders worden verkozen.
Elk lid, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger, die het lid van de raad van bestuur vervangt als dat lid niet aanwezig kan zijn.
Het mandaat van de door de raad van toezichthouders verkozen leden bedraagt twee en een half jaar. De ambtstermijn kan één keer worden verlengd. De samenstelling van de raad van bestuur is evenwichtig en proportioneel en vormt een weerspiegeling van de gehele Europese Unie. De mandaten zijn overlappend en er geldt een passend roulatiesysteem.
2. Beslissingen van de raad van bestuur worden genomen met een meerderheid van de aanwezige leden. Elk lid heeft één stem.
De uitvoerend directeur en een vertegenwoordiger van de Commissie nemen deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht.
De vertegenwoordiger van de Commissie is stemgerechtigd voor de in artikel 49 bedoelde aangelegenheden.
De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.
3. De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een derde van de leden samengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter.
De raad van bestuur komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de raad van bestuur dit nodig acht. De raad van bestuur komt ten minste vijf keer per jaar in ▌zitting bijeen.
4. De leden van de raad van bestuur kunnen zich op de door het reglement van orde van de raad bepaalde wijze laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde leden, met uitzondering van de uitvoerend directeur, wonen de besprekingen in de raad van bestuur over individuele financiële instellingen niet bij.
Artikel 31
Onafhankelijkheid
De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief uitsluitend in het ▌belang van de Unie als geheel en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van een regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.
Lidstaten, instellingen of organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur.
Artikel 32
Taken
1. De raad van bestuur ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde voorwaarden.
2. De raad van bestuur legt een jaarlijks en een meerjarig werkprogramma ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.
3. De raad van bestuur oefent zijn begrotingsbevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 49 en 50.
4. De raad van bestuur stelt het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast en treft overeenkomstig artikel 54, lid 2, de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna „het Statuut” genoemd).
5. De raad van bestuur stelt de bijzondere bepalingen vast inzake het recht van toegang tot de documenten van de Autoriteit overeenkomstig artikel 58.
6. De raad van bestuur legt een jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, op basis van het in artikel 38, lid 7, bedoelde ontwerpverslag, ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders en doet het toekomen aan het Europees Parlement ▌.
7. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.
8. De raad van bestuur benoemt en ontslaat de leden van de raad van beroep overeenkomstig artikel 44, leden 3 en 5.
Afdeling 3
Voorzitter
Artikel 33
Benoeming en taken
1. De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door een voorzitter, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.
De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur voor.
2. De voorzitter wordt na een door de Commissie georganiseerde en beheerde open selectieprocedure benoemd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en markten en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regelgeving.
De Commissie legt een voordrachtlijst van drie kandidaten voor aan het Europees Parlement. Na die kandidaten te hebben gehoord, kiest het Europees Parlement een van die kandidaten. De op deze wijze gekozen kandidaat wordt benoemd door de raad van toezichthouders.
De raad van toezichthouders kiest uit zijn leden tevens een vervanger die de functies van de voorzitter uitoefent als deze afwezig is. Die vervanger is geen lid van de raad van bestuur.
3. Het mandaat van de voorzitter bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd.
4. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de voorzitter, beoordeelt de raad van toezichthouders:
(a)
de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
(b)
de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdend met deze beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de voorzitter één keer verlengen, behoudens bevestiging van het Europees Parlement.
5. De voorzitter kan slechts uit zijn functie worden ontheven door het Europees Parlement na een besluit van de raad van toezichthouders ▌.
De voorzitter mag de raad van toezichthouders niet beletten kwesties met betrekking tot de voorzitter te bespreken, in het bijzonder de noodzaak van zijn ontslag, en mag niet betrokken zijn bij de beraadslaging daaromtrent.
Artikel 34
Onafhankelijkheid
Onverminderd de rol van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de voorzitter, vraagt noch aanvaardt de voorzitter instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van enige andere openbare of particuliere instelling.
De lidstaten, de instellingen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de voorzitter bij het vervullen van zijn taken.
Overeenkomstig het in artikel 54 bedoelde Statuut blijft de voorzitter na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Artikel 35
Verslaglegging
1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen de voorzitter of de vervanger van de voorzitter, met volledige inachtneming van zijn onafhankelijkheid, verzoeken ▌een verklaring af te leggen ▌. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd alle vragen van zijn leden.
2. Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 1 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de belangrijkste werkzaamheden van de Autoriteit.
2 bis.Afgezien van de informatie als bedoeld in de artikelen 7 bis t/m 7 sexies, 8, 9, 10, 11 bis en 18, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie.
Afdeling 4
Uitvoerend directeur
Artikel 36
Benoeming
1. De Autoriteit wordt geleid door de uitvoerend directeur, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.
2. De uitvoerend directeur wordt na een open selectieprocedure en na de bevestiging door het Europees Parlement door de raad van toezichthouders benoemd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiëlemarktdeelnemers en financiële markten, relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regelgeving en managementervaring.
3. Het mandaat van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd.
4. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de uitvoerend directeur, voert de raad van toezichthouders een beoordeling uit.
Daarbij beoordeelt de raad van toezichthouders in het bijzonder:
(a)
de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
(b)
de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdend met deze beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de uitvoerend directeur één keer verlengen.
5. De uitvoerend directeur kan slechts uit zijn functie worden ontheven door een besluit van de raad van toezichthouders.
Artikel 37
Onafhankelijkheid
Onverminderd de respectieve rol van de raad van bestuur en van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de uitvoerend directeur, vraagt noch aanvaardt de uitvoerend directeur instructies van overheden, instanties, organen of personen buiten de Autoriteit.
De lidstaten, de instellingen en organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de uitvoerend directeur bij het vervullen van zijn taken.
Overeenkomstig het in artikel 54 bedoelde Statuut blijft de uitvoerend directeur na zijn vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Artikel 38
Taken
1. De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor het beheer van de Autoriteit en bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor.
2. De uitvoerend directeur zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijks werkprogramma van de Autoriteit, volgens de aanwijzingen van de raad van toezichthouders en onder toezicht van de raad van bestuur.
3. De uitvoerend directeur neemt de nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota's, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert.
4. De uitvoerend directeur bereidt een meerjarig werkprogramma voor, als bedoeld in artikel 32, lid 2.
5. Elk jaar bereidt de uitvoerend directeur tegen 30 juni een werkprogramma voor het volgende jaar voor, als bedoeld in artikel 32, lid 2.
6. De uitvoerend directeur stelt een voorlopige ontwerpbegroting van de Autoriteit op overeenkomstig artikel 49 en voert de begroting van de Autoriteit uit overeenkomstig artikel 50.
7. De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een ontwerpverslag op met een hoofdstuk over de regelgevings- en toezichtwerkzaamheden van de Autoriteit en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden.
8. De uitvoerend directeur voert de in artikel 54 bepaalde bevoegdheden uit met betrekking tot het personeel van de Autoriteit en beheert personeelskwesties.
1. Hierbij wordt een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité ▌) opgericht.
2. Het Gemengd Comité dient als forum waarmee de Autoriteit regelmatig en nauw samenwerkt en zorgt voor de intersectorale samenhang met de andere ETA's, in het bijzonder met betrekking tot:
–
financiële conglomeraten;
–
financiële verslaglegging en controle;
–
microprudentiële analyses van sectoroverstijgende ontwikkelingen, risico's en kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit;
–
retail-investeringsproducten;
–
maatregelen tegen witwaspraktijken; en
–
informatie-uitwisseling met het Europees Comité voor systeemrisico's en de opbouw van betrekkingen tussen het Europees Comité voor systeemrisico's en de Europese Toezichthoudende Autoriteiten.
3. Het Gemengd Comité beschikt over een toegewijde staf die ter beschikking wordt gesteld door de drie Europese toezichthoudende autoriteiten en die als secretariaat optreedt. De Autoriteit stelt adequate middelen ter beschikking voor de administratieve, ▌infrastructuur- en operationele kosten.
Artikel 40 bis
Toezicht
Ingeval een financiële instelling opereert in verschillende sectoren, lost het Gemengd Comité meningsverschillen op in overeenstemming met artikel 42 van deze verordening.
Artikel 41
Samenstelling
1. Het Gemengd Comité bestaat uit de ▌voorzitters van de Europese toezichthoudende autoriteiten en, waar van toepassing, de voorzitter van een overeenkomstig artikel 43 opgericht subcomité.
2. De uitvoerend directeur, een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van het ECSR worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van ▌het Gemengd Comité en van de in artikel 43 bedoelde subcomités bij te wonen.
3. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité ▌wordt via een jaarlijks rotatiesysteem toegekend aan één der voorzitters van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit Effecten en Markten. De krachtens dit lid benoemde voorzitter van het Gemengd Comité wordt tevens benoemd tot vice-voorzitter van het Europees Comité voor systeemrisico's.
4. Het Gemengd Comité ▌stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. In het reglement kunnen verdere details worden bepaald over extra deelnemers aan de vergaderingen van het Gemengd Comité.
Het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten vergadert ten minste om de twee maanden.
Artikel 42
Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke besluiten
Binnen de draagwijdte van haar in hoofdstuk II bepaalde taken en in voorkomend geval, met name met betrekking tot de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/87/EG, bepaalt de Autoriteit gemeenschappelijke standpunten met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Verzekeringen en Bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Bankwezen).
In het kader van de artikelen 7, 9, 10 of 11 van deze verordening genomen besluiten met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgeving, die ook binnen de bevoegdheid van de ▌Europese Toezichthoudende Autoriteit (Verzekeringen en Bedrijfspensioenen) of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Bankwezen) valt, worden, indien zulks passend is, gezamenlijk vastgesteld door de Autoriteit, ▌de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Verzekeringen en Bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Bankwezen).
Artikel 43
Subcomités
1. In het kader van artikel 42 wordt bij het Gemengd Comité ▌een Subcomité financiële conglomeraten opgericht.
2. Dit subcomité is samengesteld uit de in artikel 41, lid 1, bedoelde personen en één vertegenwoordiger op hoog niveau van het huidige personeel van de relevante bevoegde autoriteit van elke lidstaat.
3. Het subcomité kiest uit zijn leden een voorzitter, die ook lid is van het Gemengd Comité ▌.
4. Het Gemengd Comité kan aanvullende subcomités oprichten.
Afdeling 3
Raad van beroep
Artikel 44
Samenstelling
1. De raad van beroep is een gemeenschappelijk orgaan van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten.
2. De raad van beroep bestaat uit zes leden en zes vervangers, allen personen van hoog aanzien die bewezen hebben op een voldoende hoog niveau over relevante kennis en beroepservaring, ook op het vlak van toezicht, te beschikken in de sectoren banken, verzekeringen, effectenmarkten of op het gebied van andere financiële diensten, en geen deel uitmaken van het huidige personeel van de bevoegde autoriteiten of van andere nationale instellingen of ▌instellingen van de Unie die bij de activiteiten van de Autoriteit betrokken zijn. Een aanzienlijk aantal leden van de raad van beroep beschikt over voldoende juridische expertise om deskundig juridisch advies te geven over de wetmatigheid van de wijze waarop de Autoriteit haar bevoegdheden uitoefent.
De raad van beroep wijst zelf zijn voorzitter aan.
De besluiten van de raad van beroep worden genomen met een meerderheid van de stemmen van ten minste vier van de zes leden. Indien het aangevochten besluit onder de werkingssfeer van deze verordening valt, bestaat de meerderheid van vier leden uit ten minste een van de twee door de Autoriteit benoemde leden van de raad van beroep.
De raad van beroep wordt door de voorzitter samengeroepen wanneer dat noodzakelijk is.
3. Twee leden van de raad van beroep en twee vervangers worden na een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte oproep tot het indienen van voorstellen en na raadpleging van de raad van toezichthouders uit een door de Commissie voorgestelde lijst benoemd door de raad van bestuur van de Autoriteit.
De andere leden worden benoemd overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/2010 [EBA] en Verordening (EG) nr. …/2010 [EAEM].
4. De ambtstermijn van de leden van de raad van beroep bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan één keer worden verlengd.
5. Een lid van de raad van beroep, dat door de raad van bestuur van de Autoriteit is benoemd, kan tijdens zijn mandaat niet ontslagen worden, tenzij het op ernstige wijze is tekortgeschoten en de raad van bestuur daartoe na raadpleging van de raad van toezichthouders een besluit neemt.
6. De ▌Europese Bankautoriteit ▌de Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit Effecten en Markten zorgen via het Gemengd Comité voor adequate operationele en secretariële ondersteuning van de raad van beroep.
Artikel 45
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid
1. De leden van de raad van beroep zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij mogen geen enkele andere taak verrichten in de Autoriteit zelf of in de raad van bestuur of de raad van toezichthouders van de Autoriteit.
2. De leden van de raad van beroep mogen niet deelnemen aan de behandeling van een beroepsprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen beroep is ingesteld.
3. Indien een lid van de raad van beroep om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een beroepsprocedure zou mogen deelnemen, stelt het de raad van beroep daarvan in kennis.
4. Een lid van de raad van beroep kan om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of als aan zijn onpartijdigheid wordt getwijfeld, door een partij in de beroepsprocedure worden gewraakt.
Wraking kan niet zijn gegrond op de nationaliteit van leden en is niet ontvankelijk als de partij in de beroepsprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden tot het maken van het bezwaar, toch reeds een andere procedurehandeling heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de raad van beroep.
5. De raad van beroep beslist in de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen.
Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de raad van beroep vervangen door zijn plaatsvervanger, tenzij deze in een vergelijkbare situatie verkeert. In dat geval wijst de voorzitter een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.
6. De leden van de raad van beroep verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden.
Daartoe leggen zij een verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid.
Deze verklaringen worden jaarlijks schriftelijk openbaar gemaakt.
HOOFDSTUK V
RECHTSMIDDELEN
Artikel 46
Beroepsprocedures
1. Elke natuurlijke of rechtspersoon, inclusief een bevoegde autoriteit, kan beroep instellen tegen een besluit van de Autoriteit als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 en tegen enigerlei ander besluit van de Autoriteit, overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgeving, dat gericht is tot die persoon, of tegen een besluit dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon, ook als het tot een andere persoon is gericht.
2. Het beroep wordt tezamen met de uiteenzetting van de gronden voor het beroep binnen twee maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke daarvan, binnen twee maanden na de dag van publicatie van het besluit door de Autoriteit, schriftelijk bij de Autoriteit ingediend.
De raad van beroep neemt binnen twee maanden na instelling van het beroep een besluit ter zake.
3. Een ingevolge lid 1 van dit artikel ingesteld beroep heeft geen schorsende werking.
De raad van beroep kan echter, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen, de toepassing van het bestreden besluit opschorten.
4. Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de raad van beroep of het gegrond is. De raad nodigt ▌de partijen in de beroepsprocedure uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken naar aanleiding van de kennisgevingen van de raad zelf of de mededelingen van de andere partijen in de beroepsprocedure. Het is partijen in de beroepsprocedure toegestaan een mondelinge uiteenzetting te geven.
5. De raad van beroep kan het door het bevoegde orgaan van de Autoriteit genomen besluit bekrachtigen, dan wel de zaak terugverwijzen naar het bevoegde orgaan van de Autoriteit. Dit bevoegde orgaan van de Autoriteit is gebonden aan de beslissing van de raad van beroep en neemt een gewijzigd besluit met betrekking tot de betrokken zaak.
6. De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.
7. De door de raad van beroep genomen besluiten worden met redenen omkleed en door de Autoriteit bekendgemaakt.
Artikel 47
Beroep bij het Gerecht ▌en het Hof van Justitie
1. Overeenkomstig artikel 263 VWEU kan bij het Gerecht ▌of het Hof van Justitie beroep worden ingesteld tegen beslissingen van de raad van beroep of, bij ontbreken van recht op beroep bij de raad van beroep, tegen beslissingen van de Autoriteit.
1 bis.Overeenkomstig artikel 263 VWEU kunnen de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie, alsmede iedere natuurlijke of rechtspersoon, rechtstreeks beroep instellen bij het Hof van Justitie tegen besluiten van de Autoriteit.
2. Ingeval de Autoriteit verplicht is een besluit te nemen en dat nalaat, kan overeenkomstig artikel 265 VWEU bij het Gerecht ▌of bij het Hof van Justitie beroep wegens nalating worden ingesteld.
3. De Autoriteit moet de noodzakelijke maatregelen treffen ter uitvoering van het arrest van het Gerecht ▌of het Hof van Justitie.
HOOFDSTUK VI
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 48
Begroting van de Autoriteit
1. De ontvangsten van de Autoriteit, een Europees orgaan in de zin van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad, bestaan met name uit een of meer van de volgende elementen:
(a)
verplichte bijdragen van de voor toezicht op de financiële instellingen bevoegde nationale openbare autoriteiten, die worden bepaald overeenkomstig een formule die gebaseerd is op de stemmenweging van artikel 3, lid 3, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen;
(b)
een subsidie van de Unie uit de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie); de financiering van de Autoriteit door de Unie is afhankelijk van een akkoord van de begrotingsautoriteit, zoals bepaald in punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer;
(c)
vergoedingen die aan de Autoriteit worden betaald in de gevallen als bedoeld in de relevante ▌ rechtsinstrumenten van de Unie.
2. De uitgaven van de Autoriteit bestaan ten minste uit personele, administratieve, loon- en infrastructuurkosten, kosten van beroepsopleiding en werkingskosten.
3. De ontvangsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.
4. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van de Autoriteit geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van de Autoriteit.
Artikel 49
Vaststelling van de begroting
1. Voor 15 februari van ieder jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp op van de raming van de ontvangsten en uitgaven voor het volgende begrotingsjaar en stuurt hij dit voorontwerp van begroting samen met de personeelsformatie naar de raad van bestuur en de raad van toezichthouders. De raad van toezichthouders stelt jaarlijks, op basis van het voorontwerp van de uitvoerend directeur dat door de raad van bestuur is goedgekeurd, de raming van de ontvangsten en uitgaven van de Autoriteit voor het volgende begrotingsjaar vast. De raad van toezichthouders dient deze raming, die tevens een ontwerppersoneelsformatie bevat, uiterlijk op 31 maart bij de Commissie in. Alvorens de raming wordt vastgesteld, wordt het voorontwerp van de uitvoerend directeur goedgekeurd door de raad van bestuur.
2. De raming wordt door de Commissie samen met het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie aan het Europees Parlement en de Raad (hierna „de begrotingsautoriteit” genoemd) gezonden.
3. Op basis van de ramingen voert de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de ramingen in die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 van het Verdrag.
4. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan de Autoriteit goed.
5. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.
6. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit onverwijld op de hoogte van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Het licht de Commissie hierover in. Als een van de takken van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze de Autoriteit binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het project in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien de Autoriteit geen antwoord ontvangt, kan zij doorgaan met haar plannen.
6 bis.In het op 31 december 2011 eindigende eerste jaar waarin de Autoriteit functioneert, wordt haar begroting goedgekeurd door de leden van het niveau 3-comité na raadpleging van de Commissie, en vervolgens voor bekrachtiging toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 50
Uitvoering van en toezicht op de begroting
1. De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van de Autoriteit uit.
2. Uiterlijk op 1 maart na afloop van het boekjaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. De rekenplichtige van de Autoriteit stuurt het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tegen 31 maart van het volgende jaar ook naar de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement en de Raad.
De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(45) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd).
3. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 129 van het Financieel Reglement stelt de uitvoerend directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van de Autoriteit op en zendt ze voor advies toe aan de raad van bestuur.
4. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de Autoriteit.
5. De uitvoerend directeur stuurt de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van bestuur, tegen 1 juli na afloop van het boekjaar naar de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
6. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.
7. De uitvoerend directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september een antwoord op haar opmerkingen. Hij stuurt dit antwoord ook door naar de raad van bestuur en de Commissie.
8. Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.
9. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting (met inbegrip van alle uitgaven en ontvangsten van de Autoriteit) van het boekjaar N.
Artikel 51
Financiële regeling
De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze voorschriften mogen niet afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie(46), tenzij de specifieke eisen van de werking van de Autoriteit dit noodzakelijk maken en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.
Artikel 52
Fraudebestrijdingsmaatregelen
1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 zonder enige beperking op de Autoriteit van toepassing.
2. De Autoriteit treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(47) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van de Autoriteit van toepassing zijn.
3. In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de Autoriteit toegekende financiering en bij het personeel dat verantwoordelijk is om de financiering toe te kennen.
HOOFDSTUK VII
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 53
Voorrechten en immuniteiten
Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de Autoriteit en haar personeel.
Artikel 54
Personeel
1. Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van genoemd Statuut en van genoemde Regeling zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoerend directeur en de voorzitter.
2. De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut.
3. De Autoriteit oefent ten aanzien van haar personeel de bevoegdheden uit die krachtens het Statuut zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.
4. De raad van bestuur stelt bepalingen vast waardoor nationale deskundigen van de lidstaten kunnen worden gedetacheerd bij de Autoriteit.
Artikel 55
Aansprakelijkheid van de Autoriteit
1. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Autoriteit overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door de Autoriteit zelf of door het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt. Het Hof van Justitie heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.
2. De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van de Autoriteit ten aanzien van de Autoriteit wordt beheerst door de desbetreffende voor het personeel van de Autoriteit geldende voorschriften.
Artikel 56
Beroepsgeheim
1. De leden van de raad van toezichthouders en van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en de personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren en de andere personen die op contractuele basis taken uitvoeren voor de Autoriteit, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie.
Overeenkomstig het in artikel 54 bedoelde Statuut blijft de voorzitter na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Lidstaten, instellingen of organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de personeelsleden van de Autoriteit.
2. Onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen, mag vertrouwelijke informatie die de in lid 1 bedoelde personen ontvangen tijdens de uitvoering van hun taken, aan geen enkele persoon of autoriteit worden bekendgemaakt, behalve in samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat de individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd.
De verplichting in het kader van lid 1 en van de eerste alinea van dit lid verhindert de Autoriteit en de nationale toezichthoudende autoriteiten niet de informatie te gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgeving, en met name voor procedures voor de vaststelling van besluiten.
3. De leden 1 en 2 verhinderen de Autoriteit niet informatie uit te wisselen met nationale toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig deze verordening en andere Uniewetgeving die op financiëlemarktdeelnemers van toepassing is.
▌
Artikel 57
Gegevensbescherming
Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn 95/46/EG of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EG) nr. 45/2001 bij het uitoefenen van haar taken, onverlet.
Artikel 58
Toegang tot documenten
1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten van de Autoriteit.
2. De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 uiterlijk op 31 mei 2011 vast.
3. Tegen besluiten van de Autoriteit uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan, na beroep bij de raad van beroep, een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie, al naargelang het geval, onder de voorwaarden van respectievelijk artikel 228 en artikel 263 VWEU.
Artikel 59
Talenregeling
1. De bepalingen van Verordening nr. 1 van de Raad(48) zijn van toepassing op de Autoriteit.
2. De raad van bestuur besluit over de interne talenregeling van de Autoriteit.
3. De voor het functioneren van de Autoriteit vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.
Artikel 60
Overeenkomst over het hoofdkwartier
De vereiste bepalingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar de zetel is gevestigd en de door deze lidstaat ter beschikking gestelde installaties, alsook de specifieke voorschriften die in die lidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die wordt gesloten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd.
De gastlidstaat zorgt ervoor dat de Autoriteit in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en adequate vervoersverbindingen.
Artikel 61
Deelneming van derde landen
1. Landen die geen lid zijn van de Europese Unie en die met de Europese Unie overeenkomsten hebben gesloten waardoor zij het Unierecht binnen het in artikel 1, lid 2, bedoelde bevoegdheidsgebied van de Autoriteit hebben vastgesteld en toepassen, mogen deelnemen aan de werkzaamheden van de Autoriteit.
1 bis.De Autoriteit kan derde landen die wetgeving toepassen welke binnen de in artikel 1, lid 2, genoemde bevoegdheidsgebieden van de Autoriteit als gelijkwaardig is erkend, toestaan deel te nemen, als bepaald in overeenkomstig artikel 216 VWEU door de Unie gesloten internationale overeenkomsten.
2. Op basis van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden afspraken gemaakt over met name de aard, omvang en procedurele aspecten van de betrokkenheid van deze landen bij de werkzaamheden van de Autoriteit, waaronder afspraken over de financiële en personele bijdrage. Zij kunnen zorgen voor een vertegenwoordiger, als waarnemer, bij de raad van toezichthouders, maar zorgen ervoor dat deze landen niet deelnemen aan besprekingen met betrekking tot individuele financiële instellingen, behalve in gevallen waarbij zij rechtstreeks belang hebben.
HOOFDSTUK VIII
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 62
Voorbereidende maatregelen
-1.In de periode tussen de inwerkingtreding van deze verordening en de oprichting van de Autoriteit werkt het Comité van Europese effectenregelgevers nauw met de Commissie samen teneinde de opvolging van het Comité van Europese effectenregelgevers door de Autoriteit voor te breiden.
1. Zodra de Autoriteit is opgericht, is de Commissie ▌verantwoordelijk voor het opzetten en de initiële werkzaamheden van de Autoriteit, totdat de Autoriteit voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren.
Daartoe kan de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn/haar functie opneemt na benoeming door de raad van toezichthouders overeenkomstig artikel 36, één ambtenaar ad interim aanstellen om de taken van de uitvoerend directeur uit te oefenen. [Deze periode is beperkt tot het moment waarop de Autoriteit voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren.]
2. De uitvoerend directeur ad interim mag alle betalingen goedkeuren die worden gedekt door de kredieten van de begroting van de Autoriteit, na goedkeuring door de raad van bestuur, en mag contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten, na goedkeuring van de personeelsformatie van de Autoriteit.
3. De leden 1 en 2 laten de bevoegdheden van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur onverlet.
3 bis.De Autoriteit wordt beschouwd als de rechtsopvolger van het Comité van Europese effectenregelgevers. Alle in aanmerking komende activa en passiva en alle lopende operaties van het Comité van Europese effectenregelgevers kunnen naar de Autoriteit worden overgeheveld. Een onafhankelijk financieel controleur stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van de activa en passiva van het Comité van Europese effectenregelgevers blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door de leden van het Comité van Europese effectenregelgevers en door de Commissie voordat er activa of passiva worden overgedragen.
Artikel 63
Overgangsbepalingen voor het personeel
1. In afwijking van artikel 54 blijven alle door het Comité van Europese effectenregelgevers of het secretariaat daarvan gesloten arbeidsovereenkomsten en detacheringsregelingen die van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot hun einddatum geldig. Zij kunnen niet worden verlengd.
3. Alle in lid 1 bedoelde ▌personeelsleden wordt de mogelijkheid geboden een tijdelijk contract te sluiten overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, in de graad als bepaald in de personeelsformatie van de Autoriteit.
Na de inwerkingtreding van deze verordening organiseert de voor het sluiten van contracten bevoegde Autoriteit een interne selectie voor het ▌personeel van het Comité van Europese effectenregelgevers of het in lid 1 bedoelde secretariaat daarvan om te peilen naar de bekwaamheid, efficiëntie en integriteit van de in dienst te nemen personen. In de interne selectieprocedure wordt ten volle rekening gehouden met de vaardigheden en ervaring die de individuele werknemer voor de aanwerving heeft laten zien.
Afhankelijk van het type en het niveau van de uit te oefenen functies wordt de geslaagde kandidaten een contract als tijdelijk ambtenaar aangeboden, met een duur die ten minste de resterende tijd van het vroegere contract bedraagt.
4. De relevante nationale wetgeving met betrekking tot arbeidsovereenkomsten en andere relevante instrumenten blijven van toepassing op de voormalige contractuele personeelsleden die niet voor een contract als tijdelijk ambtenaar solliciteren of geen tijdelijk contract aangeboden krijgen overeenkomstig lid 2.
Artikel 63 bis
Nationale bepalingen
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening metterdaad wordt toegepast.
Artikel 64
Wijzigingen
Besluit nr. 716/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad ▌wordt hierbij gewijzigd in zoverre dat het Comité van Europese effectenregelgevers verwijderd wordt uit de lijst van begunstigden in afdeling B van de bijlage bij dat besluit.
Artikel 65
Intrekkingen
Besluit 2009/77/EG van de Commissie tot instelling van het Comité van Europese effectenregelgevers wordt hierbij ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.
Artikel 66
Toetsing
-1.Uiterlijk op …(49) legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de nodige voorstellen voor om het toezicht op instellingen die een systeemrisico als bedoeld in artikel 12 ter kunnen opleveren, te versterken en om een nieuw kader voor het beheer van financiële crisis op te zetten, daaronder begrepen overeenkomsten inzake de financiering ervan.
1. Uiterlijk op …(50)* en vervolgens om de drie jaar legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de nodige voorstellen voor om te waarborgen dat er een betrouwbaar kader van resoluties wordt vastgesteld, met inbegrip van systemen voor bijdragen van financiëlemarktdeelnemers voor het beperken van systeemrisico's en publiceert zij een algemeen verslag over de opgedane ervaring met de werkzaamheden van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures.
In dat verslag worden onder meer de volgende zaken beoordeeld:
(a)
de mate van convergentie in toezichtpraktijken die de bevoegde autoriteiten hebben bereikt;
(b)
de werking van de colleges van toezichthouders;
(c)
de vooruitgang die geboekt is in het streven naar convergentie op gebieden als crisispreventie, -beheersing en -beslechting, daaronder begrepen Europese financieringsmechanismen;
(d)
of, met name in het licht van de geboekte vooruitgang met betrekking op de in punt (c) genoemde gebieden, de rol van de Autoriteit in het toezicht op financiëlemarktdeelnemers die mogelijkerwijs een systeemrisico opleveren moet worden versterkt en of de Autoriteit meer toezichtbevoegdheden zou moeten uitoefenen ten aanzien van die marktdeelnemers;
(e)
de toepassing van de vrijwaringsmaatregelen als bepaald in artikel 23 en met name of deze maatregelen de Autoriteit op onrechtmatige wijze kunnen belemmeren haar rol als vastgelegd in deze verordening te vervullen.
1 bis.In het in lid 1 bedoelde verslag wordt ook onderzocht:
(a)
of het passend is de Autoriteiten met het oog op een betere onderlinge coördinatie naar één vestigingsplaats over te brengen;
(b)
of het toezicht op bankwezen, verzekeringen en bedrijfspensioenen, effecten en financiële markten gescheiden moet blijven;
(c)
of het prudentieel toezicht en het toezicht op de zakelijke activiteiten moeten worden gecombineerd dan wel gescheiden;
(d)
of de architectuur van het ESFT moet worden vereenvoudigd en versterkt om de samenhang tussen het macro- en het microniveau en tussen de Europese toezichthoudende autoriteiten te vergroten;
(e)
of de ontwikkeling van het ESFT gelijke tred houdt met de wereldwijde ontwikkeling;
(f)
of er binnen het ESFT voldoende diversiteit en topkwaliteit beschikbaar is;
(g)
of er een behoorlijke verhouding is tussen verantwoordingsplicht en transparantie enerzijds en publicatievoorschriften anderzijds;
(h)
of de vestigingsplaats van de Autoriteit passend is;
(i)
of er op het niveau van de EU een Stabiliteitsfonds voor effecten en markten moet worden opgericht als ultieme verdediging tegen concurrentieverstoring en meest efficiënte manier voor het omgaan met het faillissement van een grensoverschrijdend opererende marktdeelnemers.
2. Het verslag en, in voorkomend geval, eventuele begeleidende voorstellen worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.
Artikel 67
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011, uitgezonderd artikel 62 en artikel 63, leden 1 en 2, die van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De Autoriteit wordt opgericht op de datum van toepassing van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
De volgende bestaande verordeningen vallen binnen het werkterrein van de Autoriteit: Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (PB L 241 van 2.9.2006, blz. 1); Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (PB L 149 van 30.4.2004, blz. 1); Verordening (EG) nr. 2273/2003 van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de uitzonderingsregeling voor terugkoopprogramma's en voor de stabilisatie van financiële instrumenten betreft (PB L 336 van 23.12.2003, blz. 33); Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66).
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (COM(2009)0499 – C7-0166/2009 – 2009/0140(COD))
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie , en met name op artikel 114,
Gelet op het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(3),
Gezien het advies van Europees Economisch en Sociaal Comité(4),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(5),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Het bieden van banen, krediet en groei door de reële economie kan alleen plaatsvinden indien er sprake is van financiële stabiliteit. De financiële crisis heeft grote tekortkomingen aan het licht gebracht in het financiële toezicht, dat er niet is in geslaagd de accumulatie van buitensporige risico's binnen het financiële stelsel te voorkomen. De crisis heeft enorme gevolgen voor de belastingbetalers, voor vele burgers van de Unie die hun baan zijn kwijtgeraakt, alsmede voor een groot aantal kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's). De lidstaten kunnen het zich niet veroorloven om bij een nieuwe crisis van vergelijkbare omvang de financiële instellingen opnieuw te redden, zonder de regels van het stabiliteits- en groeipact te overtreden.
(1 bis)Reeds geruime tijd voor de financiële crisis heeft het Europees Parlement er met regelmaat toe opgeroepen om nog beter te zorgen voor een echt gelijk speelveld voor alle actoren op EU-niveau. Tegelijkertijd heeft het niet nagelaten te wijzen op belangrijke omissies in het toezicht van de Unie op de steeds sterker geïntegreerde financiële markten (in zijn resoluties van 13 april 2000 over de mededeling van de Commissie – Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan(6), van 21 november 2002 over de regels inzake bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie(7), van 11 juli 2007 over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010) – Witboek(8), van 23 september 2008 met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity(9), van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur(10), van 22 april 2009 over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)(11) en van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over ratingbureaus(12)).
(2) In november 2008 heeft de Commissie een groep op hoog niveau onder voorzitterschap van de heer Jacques de Larosière (de „groep de Larosière”) opdracht gegeven aanbevelingen te doen over de wijze waarop de Europese toezichtregelingen kunnen worden versterkt teneinde EU-burgers beter te beschermen en het vertrouwen in het financiële stelsel te herstellen.
(3) In zijn op 25 februari 2009 gepresenteerde eindrapport (het verslag De Larosière) heeft de groep-De Larosière onder meer aanbevolen een orgaan op Unieniveau op te richten dat belast is met het toezicht op het risico in het financiële stelsel als geheel.
(4) In haar mededeling met als titel „Op weg naar Europees herstel” van 4 maart 2009 heeft de Commissie zich verheugd getoond over deze aanbevelingen van de groep de Larosière en de strekking ervan grotendeels onderschreven. Op zijn bijeenkomst van 19 en 20 maart 2009 heeft de Europese Raad overeenstemming bereikt over de noodzaak de regulering van en het toezicht op financiële instellingen binnen de EU te verbeteren en het rapport van de groep de Larosière als uitgangspunt voor te nemen maatregelen te hanteren.
(5) In haar mededeling met als titel „Europees financieel toezicht” van 27 mei 2009 beschreef de Commissie een reeks hervormingen van de huidige regelingen voor het waarborgen van de financiële stabiliteit op Unieniveau, met name de oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR) dat verantwoordelijk is voor het macroprudentiële toezicht. De Raad van 9 juni 2009 en de Europese Raad van 18 en 19 juni hebben het standpunt van de Commissie onderschreven en hebben zich verheugd getoond over het voornemen van de Commissie om met wetsvoorstellen te komen zodat het nieuwe kader in de loop van 2010 in werking kan treden. In overeenstemming met het standpunt van de Commissie concludeerde de Raad onder meer dat „de ECB de ESRB analytische, statistische, administratieve en logistieke ondersteuning dient te verlenen en daarbij ook dient te putten uit technisch advies van de nationale centrale banken en toezichthouders”. De ondersteuning van het ECSR door de ECB, alsook de aan het ECSR toegewezen taken moeten het beginsel van onafhankelijkheid van de ECB bij de uitoefening van haar taken uit hoofde van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) onverlet laten.
(5 bis)Gelet op de integratie van de internationale financiële markten dient de Unie zich op wereldwijd niveau sterk te laten gelden. Het ECSR moet gebruik maken van de expertise van een wetenschappelijk comité op hoog niveau en moet de mondiale verantwoordelijkheden op zich nemen die nodig zijn om te waarborgen dat de stem van de Unie wordt gehoord op het vlak van financiële stabiliteit, met name door nauw samen te werken met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) en alle partners van de Groep van 20 (G-20).
(5 ter)Het ECSR moet onder meer meewerken aan de opname van de aanbevelingen van het IMF, de FSB en de Bank voor internationale betalingen (BIB) aan de G-20 in de inleidende overwegingen van hun rapport „Guidance to Assess the Systemic Importance of Financial Institutions, Markets and Instruments”, van oktober 2009, waarin wordt gesteld dat systeemrisico dynamisch moet worden benaderd teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de financiële sector en de wereldeconomie. Systeemrisico kan worden beschouwd als het risico op verstoring van de financiële dienstverlening door een verzwakking van het gehele financiële stelsel of van delen daarvan, met mogelijk ernstige gevolgen voor de reële economie.
(5 quater)In het rapport „Guidance to Assess the Systemic Importance of Financial Institutions, Markets and Instruments” wordt eveneens gesteld dat de beoordeling van systeemrisico's waarschijnlijk varieert afhankelijk van de economische context. Daarbij wordt tevens een rol gespeeld door de financiële infrastructuur en de regelingen voor crisisbeheer, alsmede door de mate waarin gebreken kunnen worden opgevangen wanneer die zich voordoen. Instellingen kunnen systematisch belangrijk zijn voor lokale, nationale of internationale financiële stelsels en economieën. De belangrijkste criteria die het mogelijk maken het systematisch belang van markten en instellingen te bepalen zijn omvang (het volume van de verleende financiële diensten door de afzonderlijke component van het financiële stelsel), substitueerbaarheid (de mate waarin andere componenten van het stelsel dezelfde diensten kunnen aanbieden in het geval van falen) en onderlinge vervlechting (verbanden met andere componenten van het stelsel). Een beoordeling aan de hand van deze drie criteria moet worden aangevuld met onderzoek naar de financiële kwetsbaarheid en de mate waarin het institutionele kader in staat is financiële klappen op te vangen.
(5 quinquies)Het is de taak van het ECSR om de systeemrisico's in normale omstandigheden te controleren en te beoordelen met het oog op enerzijds het beperken van de blootstelling van het systeem aan het risico dat de systeemcomponenten falen, en anderzijds het verbeteren van de veerkracht van het systeem in geval van economische schokken. In dit opzicht moet het ECSR de financiële stabiliteit waarborgen en de negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie beperken. Om deze doelstellingen te bereiken, dient het ECSR alle relevante informatie te analyseren, met name de wetgeving die potentiële gevolgen voor de financiële stabiliteit heeft, zoals de voorschriften ten aanzien van de boekhouding, en op het gebied van faillissementen en financiële reddingsoperaties.
(6) Voor een goede werking van de financiële stelsels van de Unie en wereldwijd en de beperking van bedreigingen daarvan is een verbeterde samenhang tussen macro- en microtoezicht onontbeerlijk. Zoals gesteld in de Turner review: „A regulatory response to the global banking crisis” van maart 2009 „zijn voor betere regelingen ofwel versterkte nationale bevoegdheden nodig, met als gevolg een interne markt die minder open is, ofwel een grotere mate van Europese integratie”. Gezien het belang van een deugdelijk financieel stelsel voor wat betreft de bijdrage daarvan aan het concurrentievermogen en de groei in de Unie en de gevolgen ervan voor de reële economie, hebben de instellingen van de Unie, zoals aanbevolen in het rapport van de Groep De Larosière, gekozen voor een grotere mate van Europese integratie.
(6 bis)Dit nieuw ontworpen stelsel van macrotoezicht vereist een geloofwaardige en duidelijk zichtbare leiding. Om die reden, en met het oog op de essentiële rol en de internationale en interne geloofwaardigheid van het ECSR, en tevens in de geest van het rapport-de Larosière, moet het voorzitterschap van het ECSR bekleed worden door de president van de ECB. Bovendien moeten de verantwoordingsverplichtingen worden uitgebreid en moet de omvang van de ECSR-organen worden vergroot, zodat er ruimte ontstaat voor een brede waaier aan ervaringen, achtergronden en meningen.
(6 ter)In het rapport-de Larosière wordt tevens gesteld dat macroprudentieel toezicht zinloos is als dit niet van invloed is op toezicht op microniveau, terwijl microprudentieel toezicht alleen doeltreffend kan zijn voor het waarborgen van financiële stabiliteit indien daarbij in afdoende mate rekening wordt gehouden met ontwikkelingen op macroniveau.
(6 quater)Er moet een Europees systeem van financiële toezichthouders (ESFT) worden ingevoerd waarbij actoren op het gebied van financieel toezicht op zowel nationaal als Unieniveau bijeen worden gebracht om als netwerk op te treden. Krachtens het beginsel van loyale samenwerking overeenkomstig artikel 4, lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie dienen de partijen bij het ESFT samen te werken en elkaar te vertrouwen en te respecteren, in het bijzonder waar het gaat om de uitwisseling van passende en betrouwbare informatie. Op Unieniveau omvat het netwerk het ECSR en drie microtoezichthoudende autoriteiten: de Europese toezichthoudende autoriteit (Bankwezen), opgericht bij Verordening (EU) nr. …/2010, de Europese toezichthoudende autoriteit (Effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. …/2010 en de Europese toezichthoudende autoriteit (Verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. …/2010.
▌
(7 bis)Het ECSR dient uit een algemene raad, een stuurcomité, een secretariaat en een raadgevend wetenschappelijk comité te bestaan.
(8) Het ECSR moet, indien nodig, waarschuwingen en aanbevelingen afgeven en openbaar maken die van algemene aard zijn en op de Unie als geheel, individuele lidstaten of groepen van lidstaten betrekking hebben, met een welbepaalde termijn voor de beleidsreactie op de waarschuwingen en aanbevelingen. Indien dergelijke waarschuwingen of aanbevelingen gericht zijn aan individuele lidstaten of groepen van lidstaten heeft het ECSR te mogelijkheid adequate ondersteunende maatregelen voor te stellen. In voorkomend geval kan de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van het ECSR, een autoriteit, het Europees Parlement of de Raad een tot de Autoriteit gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie.
(8 bis)Het ECSR moet uitmaken of een aanbeveling vertrouwelijk moet blijven dan wel openbaar moet worden gemaakt, rekening houdend met het feit dat openbaarmaking in bepaalde omstandigheden kan bijdragen tot het opvolgen van aanbevelingen.
(8 ter)Het ECSR moet een kleurencode ontwikkelen om belanghebbenden beter in staat te stellen de aard van het risico te beoordelen.
(9) Om het gewicht en de legitimiteit ervan te vergroten, moeten dergelijke waarschuwingen en aanbevelingen via het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en degenen tot wie de aanbevelingen zijn gericht worden uitgebracht en, indien nodig, de ETA's.
(10) Om ervoor te zorgen dat zijn waarschuwingen en aanbevelingen daadwerkelijk worden opgevolgd, moet het ECSR ook toezicht houden op de naleving van zijn aanbevelingen op basis van verslagen van degenen tot wie zijn aanbevelingen zijn gericht. Degenen tot wie aanbevelingen zijn gericht, moeten elk verzuim om gevolg te geven aan een aanbeveling van het ECSR afdoende motiveren (het „pas toe of leg uit”-mechanisme). Het ECSR dient een beroep te kunnen doen op het Europees Parlement en de Raad wanneer het niet tevreden is met de reactie op de aanbevelingen door degenen tot wie de aanbevelingen zijn gericht.
▌
(12) Het ECSR brengt ten minste om het jaar verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad, en vaker in geval van wijdverspreide financiële onrust.
(13) Vanwege hun expertise en hun bestaande verantwoordelijkheden op het gebied van financiële stabiliteit moeten de ECB en de nationale centrale banken een hoofdrol spelen in het macroprudentiële toezicht. Het is van essentieel belang dat de microprudentiële toezichthouders deelnemen aan de werkzaamheden van het ECSR om ervoor te zorgen dat de beoordeling van het macroprudentiële risico gebaseerd is op volledige en accurate informatie over ontwikkelingen in het financiële stelsel. Daarom moeten de voorzitters van de Europese toezichthoudende autoriteiten stemgerechtigde leden zijn. In een geest van openheid moeten van de algemene raad zes onafhankelijke personen deel uitmaken die geen lid mogen zijn van de ETA en die zijn gekozen op basis van hun algemene competentie en toewijding aan de Unie, alsmede op basis van hun diverse achtergronden op academische terreinen of in de particuliere sector, met name in KMO's, vakbonden of als aanbieders van consumenten- of financiële diensten, rekening houdend met de nodige garanties op het gebied van onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid. Eén vertegenwoordiger van de nationale toezichthouder van elke lidstaat moet de vergaderingen van de algemene raad bijwonen als niet-stemgerechtigd lid.
(14) De deelname van een lid van de Commissie helpt een verband te leggen met het macro-economische en financiële toezicht van de Unie, terwijl de aanwezigheid van de voorzitter van het Economisch en Financieel Comité de rol weerspiegelt die ministeries van Financiën spelen in het handhaven van de financiële stabiliteit.
(14 bis)Omdat banken en financiële instellingen van derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte of de Europese Vrijhandelsassociatie activiteiten in de Unie mogen verrichten, moet de mogelijkheid bestaan om van elk van die landen een vertegenwoordiger op hoog niveau uit te nodigen om aan de vergaderingen van de algemene raad van het ECSR deel te nemen, mits hun thuisland hier toestemming voor geeft.
(15) Het is van essentieel belang dat de leden van het ECSR hun taken op onpartijdige wijze vervullen en alleen de financiële stabiliteit van de Europese Unie als geheel voor ogen hebben. Indien geen consensus wordt bereikt, mag het stemmen over waarschuwingen en aanbevelingen binnen het ECSR niet worden gewogen en moeten besluiten als regel bij gewone meerderheid worden genomen.
(16) De onderlinge vervlechting van financiële instellingen en markten houdt in dat bij het opsporen en beoordelen van mogelijke systeemrisico's moet worden uitgegaan van een uitgebreide reeks relevante macro-economische en microfinanciële gegevens en indicatoren. Deze systeemrisico's omvatten het risico op een verstoring van de financiële diensten veroorzaakt door een significante beschadiging van het financiële stelsel (of delen daarvan) van de Unie, met potentiële ernstige negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie. Alle soorten instellingen, intermediairs, markten, infrastructuren en instrumenten op financieel gebied kunnen van significante invloed op dat stelsel zijn. Het ECSR moet daarom toegang hebben tot alle nodige informatie voor het vervullen van zijn taken, waarbij de verplichte vertrouwelijkheid van deze gegevens in acht wordt genomen.
(17) Marktdeelnemers kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan het inzicht in de ontwikkelingen die van invloed zijn op het financiële stelsel. In voorkomend geval moet het ECSR daarom belanghebbenden uit de particuliere sector raadplegen (vertegenwoordigers van de financiële sector, consumentenorganisaties, door de Commissie of door Uniewetgeving opgerichte gebruikersgroepen op het gebied van financiële diensten, …) en hun een eerlijke kans geven om hun standpunt te vertolken. Bovendien moet het ECSR, gezien het feit dat er geen strikte definitie bestaat van systeemrisico en dat de beoordeling van systeemrisico's waarschijnlijk varieert afhankelijk van de economische context, erop toezien dat zijn personeel en adviseurs beschikken over brede ervaring en vaardigheden.
▌
(19) De oprichting van het ECSR moet rechtstreeks bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de interne markt. Het macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel vormt een integrerend deel van de overwegend nieuwe toezichtsregelingen in de Unie, aangezien het macroprudentiële aspect nauw verbonden is met de aan de Europese toezichthoudende autoriteiten toegewezen microprudentiële toezichthoudende taken. Alleen regelingen die recht doen aan de onderlinge samenhang tussen micro- en macroprudentiële risico's kunnen ervoor zorgen dat alle belanghebbenden voldoende vertrouwen hebben om grensoverschrijdende financiële activiteiten te ontplooien. Het ECSR wordt belast met het toezicht op en de beoordeling van risico's voor de financiële stabiliteit die voortvloeien uit ontwikkelingen waarvan effecten kunnen uitgaan op het niveau van de sector of op het niveau van het financiële stelsel in zijn geheel. Door dergelijke risico's aan te pakken moet het ECSR rechtstreeks bijdragen tot een geïntegreerde toezichtstructuur van de Europese Unie, die noodzakelijk is om tijdige en consistente beleidsreacties van de lidstaten in de hand te werken en op die manier uiteenlopende benaderingen te voorkomen en aldus de werking van de interne markt te verbeteren.
(20) Aangezien vanwege de integratie van de Europese financiële markten een effectief macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel van de Europese Unie niet op toereikende wijze door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag vastgelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(20 bis)Zoals aanbevolen in het rapport-De Larosière is een stapsgewijze aanpak noodzakelijk en moeten het Europees Parlement en de Raad uiterlijk ...(13) een grondige evaluatie uitvoeren van het ESFT, het ECSR en de ETA's,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 ▌
1.Er wordt een Europees Comité voor systeemrisico's opgericht, hierna het „ECSR” genoemd. Het ECSR heeft zijn zetel in Frankfurt.
1 bis.Het ECSR vormt een onderdeel van het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders (ESFT), dat tot doel heeft het toezicht op het financiële stelsel van de Unie te waarborgen.
1 ter.Het ESFT bestaat uit:
(a)
het ECSR;
(b)
de Europese toezichthoudende autoriteit (Effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM];
(c)
de Europese toezichthoudende autoriteit (Verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB];
(d)
de Europese toezichthoudende autoriteit (Bankwezen), opgericht bij Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA];
(e)
het gemengd comité van Europese toezichthoudende autoriteiten, als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening nr. …/2010 [EAEM] en van Verordening nr. …/2010 [EAVB];
(f)
de autoriteiten in de lidstaten als bedoeld in artikel 1, lid 2 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening nr. …/2010 [EAEM] en van Verordening nr. …/2010 [EAVB];
(g)
de Commissie, met het oog op de uitvoering van de taken bedoeld in de artikelen 7 en 9 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening nr. …/2010 [EAEM] en van Verordening nr. …/2010 [EAVB].
De onder de letters (b), (c) en (d) genoemde ETA's hebben hun hoofdkwartier in Frankfurt.
Zij kunnen vertegenwoordigingen hebben in de belangrijkste financiële centra van de Europese Unie.
1 quater.Krachtens het beginsel van loyale samenwerking overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie werken de partijen bij het ESFT samen en vertrouwen en respecteren zij elkaar, in het bijzonder waar het gaat om de uitwisseling van passende en betrouwbare informatie.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(a)
financiële instelling: een onderneming vallend onder de wetgeving als bedoeld in artikel 1, lid 2 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening nr. …/2010 [EAEM] en van Verordening nr. …/2010 [EAVB] en alle andere ondernemingen of entiteiten die actief zijn in de Europese Unie waarvan de financiële activiteiten systeemrisico's met zich mee kunnen brengen, zelfs als zij niet direct te maken hebben met het grote publiek;
(b)
financieel stelsel: alle financiële instellingen, markten, producten en de marktinfrastructuren.
(b bis)
systeemrisico: het risico op verstoring van het financiële stelstel met mogelijk ernstige negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie. Alle soorten financiële intermediairs, markten en infrastructuur kunnen tot op zekere hoogte potentieel systeemrelevant zijn.
Artikel 3
Opdracht, doelstellingen en taken
1. Het ECSR is verantwoordelijk voor het macroprudentiële toezicht op het financiële stelsel in de Unie teneinde bij te dragen tot het voorkomen of beperken van systeemrisico's voor de financiële stabiliteit in de EU die voortvloeien uit ontwikkelingen binnen het financiële stelsel, waarbij rekening moet worden gehouden met macro-economische ontwikkelingen, zodat perioden van wijdverbreide financiële onrust worden voorkomen en wordt bijgedragen tot een soepele werking van de interne markt en daarmee tot een duurzame bijdrage van de financiële sector aan de economische groei.
2. Voor de toepassing van lid 1 vervult het ECSR de volgende taken:
(a)
het bepalen en/of vergaren, naar gelang van het geval, en analyseren van alle relevante informatie, met inbegrip van wetgeving die van invloed kan zijn op de financiële stabiliteit, zoals regels op het gebied van accounting, reorganisatie, en liquidatie, die van belang is voor de in lid 1 beschreven doelstellingen;
(b)
signaleren en prioriteren van systeemrisico's;
(c)
het uitbrengen van waarschuwingen ingeval dergelijke systeemrisico's significant lijken te zijn en, in voorkomend geval, het openbaar maken van dergelijke waarschuwingen;
(d)
het aanbevelen van corrigerende maatregelen in reactie op de onderkende risico's en, indien nodig, het openbaar maken van de betreffende maatregelen;
(d bis)
een vertrouwelijke waarschuwing uitbrengen aan de Commissie indien het ECSR van oordeel is dat er sprake kan zijn van een noodsituatie als omschreven in artikel 10 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening nr. …/2010 [EAEM] en van Verordening nr. …/2010 [EAVB]. Het ECSR levert een beoordeling van de situatie, zodat de Commissie kan bepalen of er een tot de ETA's gericht besluit moet worden genomen waarin wordt bepaald dat er sprake is van een noodsituatie;
(e)
het volgen van de follow-up van waarschuwingen en aanbevelingen;
(f)
nauw samenwerken met alle andere partijen in het ESFT en, indien nodig, de ETA's voorzien van de informatie over systeemrisico's die zij nodig hebben voor het vervullen van hun taken; in het bijzonder moet het ECSR, in samenwerking met de ETA's, een aantal gemeenschappelijke kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren („risk dashboard”) opzetten, die moeten dienen als basis voor de toewijzing van een score inzake toezicht aan grensoverschrijdende instellingen die een systeemrisico kunnen veroorzaken.
Deze score wordt regelmatig geëvalueerd, waarbij rekening wordt gehouden met inhoudelijke wijzigingen van het risicoprofiel van een instelling. De score inzake het toezicht vormt een cruciaal element voor het besluit om rechtstreeks toezicht te houden op of te interveniëren in een instelling in nood;
(f bis)
indien nodig deelnemen aan het gemengd comité;
(g)
voor coördinatie zorgen met internationale instellingen, in het bijzonder het Internationaal Monetair fonds en de Raad voor financiële stabiliteit, alsook met de bevoegde organen in derde landen, in aan het macroprudentiële toezicht gerelateerde aangelegenheden;
h)
andere daarmee verband houdende taken uitvoeren, zoals bepaald in de Uniewetgeving.
HOOFDSTUK II
ORGANISATIE
Artikel 4
Structuur
1. Het ECSR heeft een algemene raad, een stuurcomité, een secretariaat en een raadgevend wetenschappelijk comité.
2. De algemene raad neemt de besluiten die nodig zijn om te garanderen dat de aan het ECSR toevertrouwde taken worden vervuld.
3. Het stuurcomité ondersteunt het besluitvormingsproces van het ECSR door de vergaderingen van de algemene raad voor te bereiden, de te bespreken documenten door te nemen en de voortgang van de lopende werkzaamheden van het ECSR te volgen.
4. Het secretariaat is verantwoordelijk voor de dagelijkse werkzaamheden van het ECSR en alle personeelsaangelegenheden. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [ECSR] van de Raad verleent het secretariaat analytische, statistische, administratieve en logistieke ondersteuning van hoge kwaliteit aan het ECSR onder leiding van de voorzitter van de algemene raad. Tevens doet het een beroep op technisch advies van ETA's, nationale centrale banken en nationale toezichthouders.
5. ▌Het in artikel 12 bedoelde raadgevend wetenschappelijk comité ▌verleent advies en bijstand over aangelegenheden die van belang zijn voor de werkzaamheden van het ECSR.
Artikel 5
Voorzitterschap
1. Het voorzitterschap van het ECSR wordt bekleed door de president van de ECB.
1 bis.De eerste vicevoorzitter wordt door de stemgerechtigde leden van de Algemene Raad van de ECB uit hun midden gekozen voor een termijn van 5 jaar, waarbij wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van de lidstaten en van de landen binnen en buiten de eurozone. Hij of zij kan éénmaal worden herkozen.
1 ter.De tweede vicevoorzitter bekleedt het voorzitterschap van het gemengd comité, overeenkomstig artikel [XX] van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening nr. …/2010 [EAEM] en van Verordening nr. …/2010 [EAVB].
1 quater.De voorzitter en vicevoorzitters lichten op een openbare hoorzitting van het Europees Parlement toe hoe zij voornemens zijn hun taken uit hoofde van deze verordening uit te oefenen.
2. De voorzitter zit de vergaderingen van de algemene raad en het stuurcomité voor.
3. Als de voorzitter een vergadering niet kan bijwonen, zitten de vicevoorzitters, in volgorde van rangorde, de vergaderingen van de algemene raad en/of van het stuurcomité voor.
4. Als de ambtstermijn van de leden van de Algemene Raad van de ECB die als eerste vicevoorzitter zijn verkozen, verstrijkt vóór het einde van de termijn van vijf jaar, of als de eerste vicevoorzitter om welke reden ook zijn taken niet kan vervullen, wordt overeenkomstig lid 1 bis een nieuwe eerste vicevoorzitter verkozen.
5. De voorzitter vertegenwoordigt het ECSR naar buiten toe.
Artikel 6
Algemene raad
1. De stemgerechtigde leden van de algemene raad zijn:
(a)
de president en de vicepresident van de ECB;
(b)
de presidenten van de nationale centrale banken;
(c)
een lid van de Europese Commissie;
(d)
de voorzitter van de Europese Bankautoriteit;
(e)
de voorzitter van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen;
(f)
de voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten;
(
f bis)zes onafhankelijke personen die worden benoemd door de leden van de algemene raad met stemrecht, op voorstel van het gemengd comité; deze personen mogen geen lid zijn van de ETA's en worden gekozen op basis van hun algemene competentie, alsmede op basis van hun diverse achtergronden op academische terreinen of in andere sectoren, met name in KMO's, vakbonden of als aanbieders van consumenten- of financiële diensten; bij hun benoeming geeft het gemengd comité aan welke personen zijn aangewezen om tevens lid te zijn van het stuurcomité; bij de vervulling van hun taken vragen noch aanvaarden de benoemde leden instructies van enige regering, instelling, orgaan, dienst, entiteit of particulier persoon; zij onthouden zich van iedere handeling die onverenigbaar is met het karakter van hun ambt of met de uitvoering van hun taak.
2. De niet-stemgerechtigde leden van de algemene raad zijn:
(a)
een vertegenwoordiger per lidstaat op hoog niveau van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten, overeenkomstig lid 3;
(b)
de voorzitter van het Economisch en Financieel Comité.
3. Met betrekking tot de vertegenwoordiging van nationale toezichthoudende autoriteiten zullen de desbetreffende vertegenwoordigers op hoog niveau, afhankelijk van de te bespreken onderwerpen, rouleren tenzij de nationale toezichthoudende autoriteiten besloten hebben om een gezamenlijke vertegenwoordiger aan te wijzen.
4. De algemene raad stelt het reglement van orde van het ECSR vast.
Artikel 7
Onpartijdigheid
1. Bij hun deelname aan de activiteiten van de algemene raad en van het stuurcomité of bij het verrichten van andere met het ECSR verband houdende werkzaamheden vervullen de leden van het ECSR hun taken op onpartijdige wijze en uitsluitend in het belang van de Europese Unie in haar geheel. Zij vragen noch aanvaarden instructies van lidstaten, communautaire instellingen of andere publieke of private organen.
1 bis.Leden van de algemene raad die tevens lid zijn van de Algemene Raad van de ECB stellen zich bij de uitvoering van hun taken onafhankelijk op.
2. Lidstaten, de instellingen van de Europese Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden bij het vervullen van hun met het ECSR verband houdende taken.
Artikel 8
Beroepsgeheim
1. Leden van de algemene raad van het ECSR en welke andere personen ook die voor of in verband met het ECSR werkzaamheden verrichten of hebben verricht (onder meer het desbetreffende personeel van centrale banken, het raadgevend wetenschappelijk comité, ETA's en bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten), worden gehouden informatie die onder het beroepsgeheim valt, niet openbaar te maken, zelfs na afloop van hun functie.
2. Door leden van het ECSR verkregen informatie mag alleen bij de uitoefening van de in artikel 3, lid 2, bedoelde taken worden gebruikt.
3. Onverminderd artikel 16 en de toepassing van het strafrecht, mogen vertrouwelijke gegevens waarvan de in lid 1 bedoelde personen beroepshalve kennis krijgen, aan geen enkele persoon of autoriteit worden vrijgegeven, behalve in een samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd.
4. Het ECSR stelt samen met de Europese toezichthoudende autoriteiten specifieke vertrouwelijkheidsprocedures vast en voert deze in, ter beveiliging van informatie over individuele financiële instellingen of informatie waarbij individuele financiële instellingen kunnen worden geïdentificeerd.
Artikel 9
Vergaderingen van de algemene raad
1. Gewone plenaire vergaderingen van de algemene raad worden door de voorzitter van de algemene raad bijeengeroepen en hebben ten minste vier maal per jaar plaats. Buitengewone vergaderingen kunnen worden bijeengeroepen op initiatief van de voorzitter van de algemene raad, of op verzoek van ten minste een derde van de stemgerechtigde leden.
2. Elk lid is persoonlijk op de vergaderingen van de algemene raad aanwezig en mag niet worden vertegenwoordigd.
3. In afwijking van lid 2 mag een lid dat gedurende lange tijd de vergaderingen niet kan bijwonen, een vervanger aanwijzen. Dat lid mag ook worden vervangen door een persoon die formeel is aangesteld overeenkomstig de voor de desbetreffende instelling geldende regels aangaande het tijdelijk vervangen van vertegenwoordigers.
3 bis.In voorkomend geval kunnen vertegenwoordigers op hoog niveau van internationale instellingen die soortgelijke taken vervullen uitgenodigd worden om de vergaderingen van de algemene raad bij te wonen.
3 ter.In voorkomend geval en op ad-hocbasis kan een vertegenwoordiger op hoog niveau van een derde land, met name een lidstaat van de Europese economische ruimte of de Europese Vrijhandelsassociatie, worden uitgenodigd om de vergaderingen van de algemene raad bij te wonen, afhankelijk van de agendapunten.
4. De besprekingen van de vergaderingen zijn vertrouwelijk.
Artikel 10
Stemregelingen voor de algemene raad
1. De stemgerechtigde leden van de algemene raad hebben elk één stem.
2. Zonder afbreuk te doen aan de stemprocedures in artikel 18, lid 1, neemt de algemene raad zijn besluiten met een gewone meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
3. Voor elke stemming in de algemene raad is een quorum van tweederde van de stemgerechtigde leden vereist. Indien het quorum niet bereikt is, kan de voorzitter een buitengewone vergadering bijeenroepen waarin besluiten kunnen worden genomen met een quorum van een derde van de stemgerechtigde leden. Het reglement van orde bevat een passende kennisgeving voor het bijeenroepen van een buitengewone vergadering.
3 bis.In afwijking van lid 2 is een meerderheid van tweederde van de stemmen nodig om een waarschuwing of aanbeveling openbaar te maken.
Artikel 11
Stuurcomité
1. Het stuurcomité bestaat uit de volgende leden:
(a)
de voorzitter van het ECSR;
(b)
de eerste vice-voorzitter van het ECSR;
(
b bis)de vicepresident van de ECB;
(c)
vier andere leden van de algemene raad die ook lid zijn van de Algemene Raad van de ECB, rekening houdend met de noodzakelijke evenwichtige vertegenwoordiging van lidstaten onderling en van lidstaten binnen en buiten de eurozone. Zij worden voor een termijn van drie jaar verkozen door en onder de leden van de algemene raad die ook lid zijn van de Algemene Raad van de ECB;
(d)
een lid van de Europese Commissie;
(e)
de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Bankwezen);
(f)
de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Verzekeringen en bedrijfspensioenen);
(g)
de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Effecten en markten);
▌
(
h bis)drie van de in artikel 6, lid 1, letter f bis, bedoelde zes onafhankelijke personen.
Elke vacature voor een verkozen lid van het stuurcomité wordt vervuld via verkiezing van een nieuw lid door de algemene raad.
2. De vergaderingen van het stuurcomité worden door de voorzitter ten minste één keer per kwartaal bijeengeroepen, vóór elke vergadering van de algemene raad. De voorzitter kan ook ad-hocvergaderingen bijeenroepen.
Artikel 12
Raadgevend wetenschappelijk comité
1. Het raadgevend wetenschappelijk comité bestaat uit de volgende leden:
(a)
negen deskundigen met erkende bekwaamheid en gegarandeerde onafhankelijkheid, voorgesteld door het stuurcomité, die beschikken over brede ervaring en vaardigheden en worden goedgekeurd door de algemene raad voor een verlengbare ambtstermijn van vier jaar. bij de vervulling van hun taken vragen noch aanvaarden de benoemde leden instructies van enige regering, instelling, orgaan, dienst, entiteit of particulier persoon; zij onthouden zich van iedere handeling die onverenigbaar is met het karakter van hun ambt of met de uitvoering van hun taak;
▌
(c)
een vertegenwoordiger van de Europese toezichthoudende autoriteit (Bankwezen);
(d)
een vertegenwoordiger van de Europese toezichthoudende autoriteit (Verzekeringen en bedrijfspensioenen);
(
e)een vertegenwoordiger van de Europese toezichthoudende autoriteit (Effecten en markten);
(f)
twee vertegenwoordigers van de Commissie;
(g)
een vertegenwoordiger van het Economisch en Financieel Comité.
▌
2. De voorzitter van het raadgevend wetenschappelijk comité wordt op voorstel van de voorzitter van de algemene raad door de algemene raad aangesteld.
3. Het comité vervult de in artikel 4, lid 5, genoemde taken op verzoek van de voorzitter van de algemene raad.
4. Het secretariaat van het ECSR ondersteunt de werkzaamheden van het raadgevend wetenschappelijk comité en het hoofd van het secretariaat neemt aan de vergaderingen deel.
4 bis.In voorkomend geval pleegt het raadgevend wetenschappelijk comité in een vroeg stadium overleg met belanghebbenden zoals marktdeelnemers, consumentenorganisaties en academici, waarbij openheid en transparantie wordt nagestreefd, tegelijkertijd rekening houdend met het vereiste van vertrouwelijkheid.
4 ter.Het raadgevend wetenschappelijk comité krijgt de beschikking over de nodige middelen om zijn taken succesvol af te ronden, met name in de vorm van analyse- en ICT-instrumenten.
Artikel 13
Andere bronnen van advies
Bij het vervullen van zijn taken informeert het ECSR indien nodig ook naar de mening van belanghebbenden uit de particuliere of publieke sector, met name, maar niet beperkt tot, de leden van de ETA's.
Artikel 14
Toegang tot documenten
1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(14) is van toepassing op de documenten die bij het ECSR berusten.
2. De algemene raad stelt uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.
3. Tegen de beslissingen van het Agentschap uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan beroep worden ingesteld door middel van een klacht bij de Ombudsman of door middel van een beroep bij het Hof van Justitie, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 228 en 263 VWEU.
HOOFDSTUK III
TAKEN
Artikel 15
Vergaring en uitwisseling van informatie
1. Het ECSR voorziet de Europese toezichthoudende autoriteiten van de informatie over systeemrisico's die zij nodig hebben voor het vervullen van hun taken.
2. Overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie werken de Europese toezichthoudende autoriteiten, het ESCB, de Commissie, de nationale toezichthoudende autoriteiten en de nationale statistische autoriteiten nauw met het ECSR samen en verstrekken zij alle nodige informatie voor het vervullen van zijn taken.
3. Onverminderd artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA], van Verordening nr. …/2010 [EAEM] en van Verordening nr. …/2010 [EAVB] mag het ECSR de Europese toezichthoudende autoriteiten om informatie vragen, in de regel in samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat de individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd. ▌
3 bis.Alvorens overeenkomstig dit artikel om informatie te verzoeken, gaat het ECSR eerst na welke bestaande statistieken reeds door het Europees statistisch systeem en door het ESCB zijn opgesteld, verspreid en ontwikkeld.
3 ter.Als deze autoriteiten niet over de gevraagde gegevens beschikken of als deze niet tijdig beschikbaar worden gesteld, mag het ECSR de gegevens opvragen bij het ESCB, de nationale toezichthoudende autoriteiten of de nationale statistische autoriteiten. Als deze autoriteiten niet over de gegevens beschikken, kan het ECSR de betrokken lidstaat om de gegevens verzoeken.
3 quater.Als het ECSR verzoekt om gegevens in niet-samengevatte of niet-geaggregeerde vorm, moet in het met redenen omklede verzoek worden uitgelegd waarom gegevens over de desbetreffende individuele financiële instelling systeemrelevant en noodzakelijk worden geacht in het licht van de bestaande marktsituatie.
▌
5. Alvorens in te gaan op een verzoek om informatie in niet-samengevatte of -geaggregeerde vorm, raadpleegt het ECSR de bevoegde Europese toezichthoudende autoriteit om zeker te zijn dat het verzoek gerechtvaardigd en evenredig is. Indien de bevoegde Europese toezichthoudende autoriteit het verzoek niet gerechtvaardigd en evenredig acht, zal zij het verzoek onverwijld aan het ECSR retourneren en om een aanvullende motivering vragen. Nadat het ECSR de aanvullende motivering heeft verstrekt aan de bevoegde Europese toezichthoudende autoriteit, worden de gevraagde gegevens aan het ECSR toegezonden door degene tot wie het verzoek is gericht, mits deze rechtmatige toegang heeft tot de betreffende gegevens.
Artikel 16
Waarschuwingen en aanbevelingen
1. Indien er significante risico's voor de verwezenlijking van het in artikel 3, lid 1, genoemde doel zijn gedetecteerd, geeft het ECSR vroegtijdige waarschuwingen en doet het indien nodig aanbevelingen voor het nemen van corrigerende maatregelen, inclusief, waar van toepassing, aanbevelingen voor wetgevingsinitiatieven.
2. De waarschuwingen en aanbevelingen die het ECSR overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder c) en d), afgeeft, kunnen van algemene of van specifieke aard zijn en worden met name gericht tot de Unie als geheel of aan een of meer lidstaten, een of meer ETA's, of aan een of meer Europese toezichthoudende autoriteiten, of aan een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten. Indien een waarschuwing of aanbeveling tot een of meer toezichthoudende autoriteiten is gericht, wordt de desbetreffende lidstaat daarvan op de hoogte gebracht. Bij aanbevelingen wordt een welbepaalde termijn voor beleidsreactie vermeld. Aanbevelingen kunnen ook tot de Commissie worden gericht met betrekking tot de desbetreffende wetgeving van de Unie.
3. De waarschuwingen en aanbevelingen worden ook toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de instanties die in lid 2 worden genoemd, en, wanneer zij tot een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten zijn gericht, ook aan de ETA's.
4. Teneinde de alertheid op risico's in de Europese economie te vergroten en dergelijke risico's prioriteit te verlenen stelt het ECSR in nauwe samenwerking met het ESFT een kleurensysteem op dat de verschillende risiconiveaus kan weergeven.
Na het opstellen van criteria voor een dergelijke classificatie kan met waarschuwingen en aanbevelingen van geval tot geval en waar passend worden aangegeven tot welke categorie een risico behoort.
Artikel 16 bis
Maatregelen in noodsituaties
Indien zich negatieve ontwikkelingen voordoen die de goede werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Europese Unie of een deel daarvan ernstig bedreigt, kan het ECSR een noodwaarschuwing afgeven.
De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van het ECSR, een autoriteit, het Europees Parlement of de Raad een tot de Autoriteit gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie. De Commissie evalueert haar besluit te gepasten tijde en ten minste elke maand, en verklaart zodra dit passend is, de noodsituatie voor beëindigd.
Indien de Commissie bepaalt dat er sprake is van een noodsituatie, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan onverwijld naar behoren in kennis.
Artikel 17
Follow-up van de aanbevelingen van het ECSR
1. Indien een in artikel 3, lid 2, onder d), bedoelde aanbeveling is gericht tot een of meer lidstaten, een of meer Europese toezichthoudende autoriteiten of een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten, delen degenen tot wie de aanbeveling is gericht, het ECSR mee welke maatregelen zij in reactie op de aanbevelingen hebben genomen of leggen zij uit waarom zij geen maatregelen hebben genomen. Het Europees Parlement, de Raad en, indien van toepassing, de Europese toezichthoudende autoriteiten worden hiervan op de hoogte gebracht.
2. Als het ECSR besluit dat degene tot wie een van zijn aanbevelingen is gericht deze aanbeveling niet of op ontoereikende wijze heeft opgevolgd en deze nalatigheid niet heeft uitgelegd, stelt het ECSR het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en, indien van toepassing, de betrokken Europese toezichthoudende autoriteiten hiervan in kennis.
2 bis.Na het nemen door het ECSR van een besluit als bedoeld in lid 2, kan het Europees Parlement, waar passend, degene tot wie de aanbeveling is gericht uitnodigen voor een gedachtewisseling met een van zijn bevoegde commissies. Deze gedachtewisseling, in aanwezigheid van het ECSR, is met name van belang waar het gaat om nationale besluiten die gevolgen hebben voor een of meerder lidstaten (spill over effect).
Artikel 18
Openbare waarschuwingen en aanbevelingen
1. De algemene raad van het ECSR maakt per afzonderlijk geval uit of een waarschuwing of aanbeveling openbaar moet worden gemaakt. In afwijking van artikel 10, lid 2, is een tweederdemeerderheid nodig om een waarschuwing of aanbeveling openbaar te maken. Niettegenstaande artikel 10, lid 3, is een quorum van tweederde vereist voor beslissingen die overeenkomstig dit lid worden genomen.
2. Als de algemene raad van het ECSR beslist een waarschuwing of aanbeveling openbaar te maken, moet hij degene(n) tot wie deze is gericht, hiervan vooraf in kennis stellen.
2 bis.Degenen tot wie een aanbeveling of waarschuwing van het ECSR is gericht, dienen hun standpunten en argumentatie openbaar te kunnen maken in reactie op de door het ECSR gepubliceerde waarschuwing en aanbeveling.
3. Als de algemene raad van het ECSR besluit een waarschuwing of aanbeveling niet openbaar te maken, neemt degene tot wie de waarschuwing of aanbeveling is gericht en, indien van toepassing, de Raad en de Europese toezichthoudende autoriteiten alle nodige maatregelen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter ervan. ▌
3 bis.Alle gegevens waarop de algemene raad van het ECSR zijn analyse baseert alvorens een waarschuwing of aanbeveling uit te brengen, zullen op een gepaste anonieme vorm openbaar worden gemaakt. In het geval van vertrouwelijke waarschuwingen wordt de betreffende informatie beschikbaar gesteld na een passende periode, die wordt vastgesteld in het reglement van het ECSR.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 19
Verantwoordings- en rapportageverplichtingen
1. Ten minste elk jaar, maar vaker in geval van wijdverspreide financiële onrust, wordt de voorzitter van het ECSR uitgenodigd voor een jaarlijkse hoorzitting van het Europees Parlement ter gelegenheid van de presentatie van het jaarverslag van het ECSR aan het Europees Parlement en de Raad. Deze hoorzittingen vinden plaats buiten het kader van de monetaire dialoog tussen het Europees Parlement en de president van de ECB.
1 bis.De in dit artikel bedoelde verslagen bevatten de informatie die overeenkomstig artikel 18 op besluit van de algemene raad van het ECSR openbaar moet worden gemaakt. De verslagen worden toegankelijk gemaakt voor het publiek.
2. Het ECSR onderzoekt ook specifieke kwesties op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie.
2 bis.Het Europees Parlement kan de voorzitter van het ECSR en de overige leden van het stuurcomité verzoeken te worden gehoord door de bevoegde commissies van het Europees Parlement.
Artikel 20
Evaluatieclausule
Het Europees Parlement en de Raad onderzoeken …(15) deze verordening op basis van een verslag van de Commissie en bepalen, na het advies van de ECB te hebben ingewonnen, of de doelstellingen en de organisatie van het ECSR moeten worden herzien.
In het verslag wordt in het bijzonder beoordeeld of:
(a)
de architectuur van het ESFT moet worden vereenvoudigd of versterkt, teneinde de samenhang tussen de macro- en microniveaus, alsmede tussen de ETA's, te vergroten;
(b)
de regelgevende bevoegdheden van de ETA's moeten worden uitgebreid;
(c)
de ontwikkeling van het ESFT gelijke tred houdt met de wereldwijde ontwikkelingen op dit gebied;
(d)
er binnen het ESFT afdoende diversiteit en topkwaliteit voorhanden is;
(e)
er in voldoende mate sprake is van verantwoording en transparantie met betrekking tot publicatievoorschriften.
Artikel 21
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag die volgt op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit (COM(2009)0501 – C7-0169/2009 – 2009/0142(COD))
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(5),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(6),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De financiële crisis in 2007/2008 heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op individuele instellingen als wat het toezicht op het financiële stelsel als geheel betreft. Nationale toezichtmodellen zijn dan ook niet meer berekend op de financiële globalisering en de geïntegreerde en vervlochten Europese financiële markten waarop tal van financiële instellingen over de grenzen heen actief zijn. De crisis heeft tekortkomingen op het gebied van samenwerking, coördinatie, consistente toepassing van het Unierecht en vertrouwen tussen nationale toezichthouders aan het licht gebracht.
(1 bis)Geruime tijd voor de financiële crisis riep het Europees Parlement er al met regelmaat toe op om nog beter te zorgen voor een echt gelijk speelveld voor alle actoren op Unieniveau. Tegelijkertijd liet het niet na te wijzen op aanzienlijke omissies in het Unietoezicht op de steeds sterker geïntegreerde financiële markten (in zijn resoluties van 13 april 2000 over de mededeling van de Commissie – Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan(7), van 21 november 2002 over de regels inzake bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie(8), van 11 juli 2007 over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010) – Witboek(9), van 23 september 2008 met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity(10), van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur(11), van 22 april 2009 over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)(12) en van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over ratingbureaus(13)).
(2) De conclusie van een door de Commissie besteld en op 25 februari 2009 verschenen verslag van een deskundigengroep op hoog niveau onder voorzitterschap van J. de Larosière (verslag-de Larosière) luidde dat het toezichtkader moest worden versterkt om het risico en de ernst van toekomstige financiële crises te verminderen. In het verslag zijn hervormingen van de toezichtstructuur voor de financiële sector in de Unie aanbevolen. Die groep van deskundigen heeft tevens geconcludeerd dat een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, bestaande uit drie Europese toezichthoudende autoriteiten, één voor de banksector, één voor de effectensector en één voor de sector verzekeringen en bedrijfspensioenen, en een Europees Comité voor systeemrisico's dienden te worden gecreëerd. De aanbevelingen in het verslag hadden betrekking op het minimale wijzigingsniveau dat de deskundigen noodzakelijk achtten om te voorkomen dat een dergelijke crisis zich in de toekomst opnieuw voordoet.
(3) ▌In haar mededeling van 4 maart 2009 „Op weg naar Europees herstel” stelde de Commissie voor met ontwerpwetgeving te komen tot instelling van een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders en een Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR), en in haar mededeling van 27 mei 2009 „Europees financieel toezicht” verstrekte zij nadere bijzonderheden over de mogelijke architectuur van een dergelijk nieuw toezichtkader, maar nam daarin niet alle aanbevelingen over die in het verslag-de Larosière waren gedaan.
(4) De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 19 juni 2009 aanbevolen om een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, bestaande uit drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, in te stellen. Het systeem moet gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit en consistentie van het nationale toezicht, het versterken van de controle op grensoverschrijdende groepen en het opstellen van één Europees wetboek dat op alle financiële instellingen op de interne markt van toepassing is. De Europese Raad heeft beklemtoond dat de Europese toezichthoudende autoriteiten tevens toezichthoudende bevoegdheden voor ratingbureaus moeten bezitten, heeft de Commissie uitgenodigd concrete voorstellen op te stellen over de wijze waarop het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders een sterke rol kan spelen in crisissituaties en heeft bovendien benadrukt dat besluiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten geen afbreuk mogen doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten.
(4 bis)In het rapport dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) op 16 april 2010 op verzoek van de G20 van Pittsburgh heeft uitgebracht onder de titel „A Fair and Substantial Contribution by the Financial Sector” staat onder meer dat „de directe fiscale kosten die te wijten zijn aan de nalatigheden van de financiële sector binnen de perken moeten worden gehouden en moeten worden gefinancierd door middel van een financiële stabiliteitsbijdrage (FSC), die moet zijn gekoppeld aan een deugdelijk en effectief liquidatiemechanisme. Mits zij goed zijn gedefinieerd, kunnen dergelijke liquidatiemechanismen helpen voorkomen dat regeringen in de toekomst nog worden gedwongen instellingen die te belangrijk, te groot of te onderling verweven zijn om failliet te kunnen gaan te redden”.
(4 ter)In de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 met als titel „Europa 2020” staat voorts dat het een cruciale prioriteit voor de korte termijn is „in de toekomst mogelijke financiële crises beter te kunnen voorkomen en zo nodig te beheersen en dat daarbij ook moet worden gekeken naar passende bijdragen vanuit de financiële sector, rekening houdend met de specifieke verantwoordelijkheid van die sector in de huidige crisis”.
(4 quater)De Europese Raad heeft op 25 maart 2010 duidelijk verklaard dat „er vooral vooruitgang moet worden geboekt op terreinen zoals … systeemrelevante instellingen, de financiering van crisisbeheersingsinstrumenten,…”.
(4 quinquies)Ook verklaarde de Europese Raad op 17 juni 2010 dat „de lidstaten een stelsel voor fiscale heffingen op financiële instellingen zouden moeten invoeren om een eerlijke lastenverdeling te waarborgen en het indammen van systeemrisico's te stimuleren. Dergelijke heffingen zouden deel moeten uitmaken van een geloofwaardig afwikkelingskader”.
(5) De financiële en economische crisis heeft reële en serieuze risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel en de werking van de interne markt teweeggebracht. Het herstellen en in stand houden van een stabiel en betrouwbaar financieel stelsel is een absoluut noodzakelijke voorwaarde om het vertrouwen in en de samenhang van de interne markt te bewaren en aldus betere voorwaarden te scheppen voor de instelling van een volledig geïntegreerde en goed functionerende interne markt voor financiële diensten. Bovendien bieden diepere en sterker geïntegreerde financiële markten meer mogelijkheden voor financiering en risicospreiding, waardoor zij ertoe bijdragen dat economieën beter in staat zijn om schokken op te vangen.
(6) De Unie heeft de grenzen bereikt van hetgeen haalbaar is met de huidige status van de comités van Europese toezichthouders ▌. Het is op termijn onhoudbaar dat in de Unie een situatie blijft bestaan waarin geen mechanisme voorhanden is om ervoor te zorgen dat nationale toezichthouders tot de best mogelijke toezichtbeslissingen komen met betrekking tot grensoverschrijdende instellingen, waarin onvoldoende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen nationale toezichthoudende autoriteiten plaatsvindt, waarin een gezamenlijk optreden van nationale autoriteiten ingewikkelde regelingen vereist omdat met een lappendeken van regelgevings- en toezichteisen rekening moet worden gehouden, waarin nationale oplossingen veelal de enige haalbare optie zijn om op Europese problemen te reageren en waarin uiteenlopende interpretaties van dezelfde wettekst bestaan. Met de oprichting van het Europees Systeem voor Financieel Toezicht (ESFT) wordt beoogd deze tekortkomingen te verhelpen en te komen tot een systeem dat aansluit bij de doelstelling om in de Unie een stabiele interne markt voor financiële diensten tot stand te brengen en dat de nationale toezichthouders verenigt in een sterk Unienetwerk.
(7) Het ESFT moet een geïntegreerd netwerk zijn van nationale en op Unieniveau toezichthoudende autoriteiten, waarbij het dagelijkse toezicht op financiële instellingen op nationaal niveau blijft. Een Europese Toezichthoudende Autoriteit (de Autoriteit) moet een leidende rol spelen in de colleges van toezichthouders die toezicht houden op grensoverschrijdende financiële instellingen, en voor die colleges moeten duidelijke toezichtnormen worden vastgesteld. De Autoriteit dient, wanneer de desbetreffende nationale instantie aan haar bevoegdheden heeft verzaakt, speciale aandacht te schenken aan financiële instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren, aangezien hun faillissement een bedreiging kan vormen voor de stabiliteit van het financiële systeem van de Unie. Tevens moet een grotere harmonisatie en de coherente toepassing van de regels voor de financiële instellingen en markten in de gehele Unie worden bereikt. Naast de Autoriteit moet ook een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) worden opgericht, alsook een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité). Het ECSR moet deel uitmaken van het ESFT.
(8) De Europese Toezichthoudende Autoriteit moet het Comité van Europese bankentoezichthouders, opgericht bij Besluit 2009/78/EG van de Commissie(14), het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, opgericht bij Besluit 2009/79/EG van de Commissie(15), en het Comité van Europese effectenregelgevers, opgericht bij Besluit 2009/77/EG van de Commissie(16)vervangen en alle taken en bevoegdheden van deze comités overnemen, inclusief, voor zover van toepassing, de voortzetting van lopende werkzaamheden en projecten. Het werkterrein van elke Autoriteit moet duidelijk worden afgebakend. Wanneer institutionele redenen en de in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) toegewezen verantwoordelijkheden dit vereisen, moet de Commissie eveneens deel uitmaken van het netwerk van toezichthoudende activiteiten.
(9) De ▌ Autoriteit ▌ dient ▌ te handelen met het oog op het verbeteren van de werking van de interne markt, in het bijzonder door een hoog, effectief en consistent niveau van regelgeving en toezicht te verzekeren, rekening houdend met de verschillende belangen van alle lidstaten en de diverse aard van financiële instellingen. De Autoriteit moet collectieve waarden zoals de stabiliteit van het financiële stelsel, de solvabiliteit en liquiditeit van financiële instellingen, de transparantie van markten en financiële producten en de bescherming van depositohouders en beleggers garanderen. De Autoriteit moet ook toezichtsarbitrage voorkomen en zorgen voor billijke concurrentieverhoudingen en een betere coördinatie van het internationaal toezicht en ▌ de internationale toezichthoudende coördinatie versterken, ten voordele van de economie in het algemeen, daaronder begrepen de financiële instellingen en andere stakeholders, consumenten en werknemers. Tot haar taken behoort ook het bevorderen van toezichtconvergentie en het verstrekken van adviezen aan de instellingen van de Unie op het gebied van het bankwezen, betalingsverkeer, regelgeving en toezicht inzake elektronisch geld en daarmee verband houdende kwesties op het gebied van ondernemingsbestuur, auditing en financiële verslaglegging. Ook moet de Autoriteit worden belast met een algemene toezichtverantwoordelijkheid voor bestaande en nieuwe financiële producten en soorten financiële transacties.
(9 bis)De Autoriteit houdt naar behoren rekening met de gevolgen van haar activiteiten voor de mededinging en de innovatie op de interne markt, het concurrentievermogen van de Unie in mondiaal perspectief, financiële inclusie en de nieuwe Uniestrategie voor banen en groei.
(9 ter)Om haar doelstellingen te kunnen verwezenlijken, dient de Autoriteit rechtspersoonlijkheid en administratieve en financiële autonomie te bezitten. De Autoriteit moet „over de nodige bevoegdheden beschikken met betrekking tot de naleving van de wetgeving, met name ten aanzien van systeem- en grensoverschrijdende risico's” (Bazels Comité voor het bankentoezicht).
(9 quater)Systeemrisico is door internationale autoriteiten (het IMF, de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) en de Bank voor internationale betalingen (BIS) gedefinieerd als „het risico op verstoring van de financiële dienstverlening dat i) veroorzaakt wordt door een verzwakking van het gehele financiële stelsel of van delen daarvan en ii) mogelijk ernstige gevolgen heeft voor de reële economie. Alle soorten financiële intermediairs, markten en infrastructuur zijn tot op zekere hoogte potentieel systeemrelevant.
(9 quinquies)Grensoverschrijdend risico omvat, aldus die instellingen, alle risico's als gevolg van economische onevenwichtigheden of financiële tekortkomingen in de gehele Unie of delen daarvan, die significante consequenties kunnen hebben voor de transacties tussen marktdeelnemers in twee of meer lidstaten, voor de werking van de interne markt of voor de openbare financiën van de Unie of een of meer van haar lidstaten.
(10) Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 2 mei 2006 in zaak C-217/04 (Verenigd Koninkrijk/Europees Parlement en Raad) geoordeeld dat „uit de bewoordingen van artikel 95 EG [nu artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie] niet kan worden afgeleid dat de door de communautaire wetgever op basis van deze bepaling vastgestelde maatregelen zich, wat de adressaat ervan betreft, tot de lidstaten moeten beperken. Naar het oordeel van deze wetgever kan de oprichting van een communautair orgaan namelijk nodig zijn om bij te dragen aan de verwezenlijking van een harmonisatieproces in situaties waarin, ter eenvormige uitvoering en toepassing van op deze bepaling gebaseerde handelingen, de vaststelling van niet-bindende begeleidende en ondersteunende maatregelen gepast lijkt”. Het doel en de taken van de Autoriteit – bijstaan van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten bij de consistente interpretatie en toepassing van de Unieregels en bijdragen tot de financiële stabiliteit die nodig is voor financiële integratie – knopen nauw aan bij de doelstellingen van het acquis van de Unie betreffende de interne markt voor financiële diensten. De Autoriteit moet bijgevolg op basis van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden opgericht.
(11) De taken van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met inbegrip van de wijze van samenwerking met elkaar en met de Commissie, worden bij de volgende wetsbesluiten vastgesteld: Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(17), Richtlijn 2006/49/EC van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen(18) en Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels(19).
(12) Tot de bestaande Uniewetgeving die het door deze verordening bestreken gebied regelt, behoren eveneens Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat(20), Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler(21), Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld(22) en relevante gedeelten van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme(23), ▌Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten(24)en Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt(25).
(13) Het is wenselijk dat de Autoriteit een consistente aanpak op het gebied van depositogaranties bevordert om te verzekeren dat aan iedereen dezelfde eisen worden gesteld en de depositohouders over geheel de Unie billijk worden behandeld. Aangezien depositogarantiestelsels in een lidstaat aan controle en niet aan prudentieel toezicht onderworpen zijn, is het passend dat de Autoriteit op grond van deze verordening haar bevoegdheden ten aanzien van het depositogarantiestelsel zelf en de betrokken onderneming moet kunnen uitoefenen. De rol van de Autoriteit moet worden geëvalueerd zodra er een Europees depositogarantiefonds is opgericht.
(14) Er dient een effectief instrument te worden ingevoerd om geharmoniseerde technische regelgevingsnormen op het gebied van financiële diensten in te stellen om, mede door de invoering één enkel wetboek, te zorgen voor een vlak speelveld en adequate bescherming van verzekeringnemers, andere begunstigden en consumenten in de Unie. Het is efficiënt en passend om de Autoriteit, als orgaan met hooggespecialiseerde expertise, op bij het Unierecht vastgestelde gebieden te belasten met de uitwerking van voorstellen voor technische regelgevingsnormen die geen beleidskeuzen inhouden. De Commissie moet deze voorstellen voor technische regelgevings- en uitvoeringsnormen bevestigen overeenkomstig artikel 290 VWEU, om er bindende rechtskracht aan te geven.
(15) Ontwerpen van technische regelgevingsnormen moeten slechts in zeer beperkte en uitzonderlijke gevallen kunnen worden gewijzigd, vooropgesteld dat de Autoriteit degene is die in nauw contact staat met en inzicht heeft in het dagelijkse werk van financiële markten. Zij zijn aan wijziging onderworpen indien zij bijvoorbeeld onverenigbaar zijn met het Unierecht, het evenredigheidsbeginsel niet respecteren of indruisen tegen de fundamentele beginselen van de interne markt voor financiële diensten zoals weergegeven in het acquis van de Uniewetgeving inzake financiële diensten. De Commissie mag de inhoud van de door de Autoriteit opgestelde technische normen niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit. Om een vlot en snel vaststellingsproces voor deze normen te verzekeren, moet de Commissie voor haar bevestigingsbesluit aan een termijn onderworpen worden.
(15 bis)De Commissie moet tevens de bevoegdheid krijgen juridisch bindende Uniehandelingen te implementeren overeenkomstig artikel 291 VWEU. Bij technische regelgevings- en uitvoeringsnormen moet rekening worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel, hetgeen betekent dat de in die normen neergelegde voorschriften in verhouding moeten staan tot de aard, de omvang en de complexiteit van de aan de verrichtingen van de betrokken financiële instellingen verbonden risico's.
(16) Op niet door technische regelgevingsnormen geregelde gebieden moet de Autoriteit bevoegd zijn om ▌ richtsnoeren te geven en aanbevelingen te doen betreffende de toepassing van de Uniewetgeving. Om transparantie te verzekeren en naleving door de nationale toezichthoudende autoriteiten van die richtsnoeren en aanbevelingen te verbeteren, moeten nationale autoriteiten, als zij zich niet aan die richtsnoeren en aanbevelingen houden, de redenen openbaar maken om volledige transparantie ten opzichte van de marktdeelnemers te waarborgen.
(17) Het verzekeren van de juiste en volledige toepassing van het Unierecht is een basisvoorwaarde voor de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, de stabiliteit van het financieel systeem en voor neutrale concurrentievoorwaarden voor de financiële instellingen in de Unie. Bijgevolg moet een mechanisme worden ingesteld waarbij de Autoriteit gevallen van niet-naleving of onjuiste ▌ toepassing aanpakt die een inbreuk vormen op het Unierecht. Dit mechanisme moet van toepassing zijn op gebieden waar de Uniewetgeving duidelijke en onvoorwaardelijke verplichtingen vaststelt.
(18) Om een evenredige reactie op gevallen van onjuiste of ontoereikende toepassing van Unierecht mogelijk te maken, moet een drietrapsmechanisme van toepassing zijn. Op een eerste niveau moet de Autoriteit gemachtigd zijn gevallen waarin nationale autoriteiten in hun toezichtpraktijk verplichtingen van Unierecht op onjuiste of ontoereikende wijze zouden hebben toegepast, te onderzoeken en te besluiten met een aanbeveling. Indien een bevoegde nationale autoriteit geen gevolg geeft aan de aanbeveling, moet de Commissie gemachtigd zijn om, rekening houdend met de aanbeveling van de Autoriteit, een formeel advies uit te brengen waarin zij de bevoegde autoriteit opdraagt de nodige actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat het Unierecht wordt nageleefd.
(19) Indien de nationale autoriteit de aanbeveling binnen een door de Autoriteit vastgestelde termijn niet naleeft, moet de Autoriteit, teneinde de naleving van het Unierecht te verzekeren, tot de nationale toezichthoudende autoriteit onverwijld een besluit kunnen richten dat directe juridische gevolgen creëert waarop men zich voor nationale rechtbanken en autoriteiten kan beroepen en dat gehandhaafd kan worden op grond van artikel 258 VWEU.
(20) Om te voorzien in uitzonderlijke situaties waarin maatregelen van de betrokken bevoegde autoriteit uitblijven, moet de Autoriteit in laatste instantie gemachtigd zijn besluiten te nemen die tot individuele financiële instellingen worden gericht. Deze bevoegdheid moet zich beperken tot uitzonderlijke omstandigheden waarin een bevoegde autoriteit het tot haar gerichte formele advies niet naleeft en waarin het Unierecht krachtens bestaande of toekomstige EU-verordeningen op de financiële instellingen rechtstreeks van toepassing is. Het Europees Parlement en de Raad zien in dit verband uit naar de implementatie van het programma van de Commissie voor 2010, met name voor wat betreft het voorstel voor herziening van de richtlijn inzake kapitaalvereisten.
(21) Ernstige bedreigingen van de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Unie vereisen een snelle en gezamenlijke reactie op Unieniveau. De Autoriteit moet bijgevolg de nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen verplichten tot het nemen van bepaalde maatregelen om een noodsituatie te verhelpen. Gezien de delicate aard van deze kwestie moet de bevoegdheid om te bepalen of er sprake is van een noodsituatie, berusten bij de Commissie, op haar eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement, de Raad, het ECSR of de Autoriteit. Indien het Europees Parlement, de Raad, het ECSR of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (ETA) het waarschijnlijk achten dat er een noodsituatie zal ontstaan, dienen zij contact op te nemen met de Commissie. In dit proces is eerbiediging van de vertrouwelijkheid van het grootste belang. Wanneer de Commissie bepaalt dat er sprake is van een noodsituatie, moet zij het Europees Parlement en de Raad daarvan naar behoren in kennis stellen.
(22) Om een efficiënt en effectief toezicht en een evenwichtige afweging van de standpunten van de bevoegde autoriteiten in de verschillende lidstaten te verzekeren, moet de Autoriteit in staat zijn om meningsverschillen tussen die bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen binnen de colleges van toezichthouders, met bindend effect te schikken. Er dient voorzien te worden in een verzoeningsfase, tijdens welke de bevoegde autoriteiten tot overeenstemming kunnen komen. Wanneer die overeenstemming niet wordt bereikt, moet de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten opdragen specifieke maatregelen te nemen of van het nemen van maatregelen af te zien teneinde de zaak te schikken en naleving van het Unierecht te waarborgen, met bindend gevolg voor de betrokken bevoegde autoriteiten. Indien de relevante Uniewetgeving de bevoegde autoriteiten van de lidstaten discretionaire bevoegdheden verleent, mogen de door de ETA genomen besluiten geen beletsel vormen voor de uitoefening conform het Unierecht van die discretionaire bevoegdheden. Wanneer maatregelen van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten uitblijven, moet de Autoriteit gemachtigd zijn in laatste instantie rechtstreeks tot financiële instellingen gerichte besluiten te nemen op gebieden van het Unierecht die rechtstreeks op hen van toepassing zijn.
(22 bis)De crisis heeft aangetoond dat samenwerking tussen nationale autoriteiten wier jurisdictie ophoudt bij de nationale grenzen duidelijk niet kan volstaan om toezicht te houden op financiële instellingen die grensoverschrijdend opereren.
(22 ter)Voorts vormen „de huidige regelingen, een combinatie van recht van vestiging en dienstverlening, toezicht van het gastland en louter nationale depositogaranties, geen gezonde basis voor de toekomstige regulering en controle van Europese grensoverschrijdende retailbanken” (rapport-Turner).
(22 quater)In het rapport-Turner wordt geconcludeerd dat „gezondere regelingen ofwel meer nationale bevoegdheden vergen, wat een minder open interne markt zou betekenen, ofwel een hogere mate van Europese integratie”. De „nationale” oplossing houdt in dat het gastland lokale vestigingen het recht zou kunnen weigeren om op zijn grondgebied te opereren, dat het buitenlandse instellingen zou kunnen dwingen om uitsluitend via dochterondernemingen en niet via vestigingen op te treden, en dat het toezicht houdt op het kapitaal en de liquiditeit van op zijn grondgebied opererende banken, hetgeen zou neerkomen op meer protectionisme. De „Europese” oplossing vereist een sterkere rol van de Autoriteit in het college van toezichthouders en versterking van het toezicht op financiële instellingen die een systeemrisico inhouden.
(23) De colleges van toezichthouders spelen een belangrijke rol in het efficiënte, effectieve en consistente toezicht op financiële instellingen die grensoverschrijdend opereren. De Autoriteit moet een leidende rol spelen en het recht hebben in alle opzichten aan de colleges van toezichthouders deel te nemen om de werking van en het informatie-uitwisselingsproces in de colleges te stroomlijnen en in de colleges convergentie en consistentie in de toepassing van het Unierecht te bevorderen. In het verslag-de Larosière wordt gesteld dat „concurrentieverstoring en regelgevingsarbitrage als gevolg van verschillen in toezichtcultuur moeten worden voorkomen, omdat zij de financiële stabiliteit kunnen ondermijnen, onder meer doordat daarmee het verplaatsen van financiële activiteiten naar landen met minder streng toezicht in de hand wordt gewerkt. Het toezichtsysteem moet als eerlijk en evenwichtig worden ervaren.”
(23 bis)De Autoriteit en de nationale toezichthouders moeten het toezicht op financiële instellingen die voldoen aan de systeemrisicocriteria opvoeren, aangezien het faillissement van die instellingen een bedreiging kan vormen voor de stabiliteit van het financiële systeem van de Unie en de reële economie kan schaden.
(23 ter)Bij de definitie van systeemrisico moet rekening worden gehouden met internationale normen, zoals die met name zijn vastgesteld door de FSB, het IMF, de International Association for Insurance Supervisors en de G20. Onderlinge verbondenheid, substitueerbaarheid en timing zijn de meest courante criteria om systeemrisico's te identificeren.
(23 quater)Er dient een kader te worden vastgesteld voor instellingen die in problemen verkeren om ze te stabiliseren of te liquideren aangezien „duidelijk is aangetoond dat de risico's van een bankcrisis voor regeringen en samenlevingen als geheel zeer groot zijn omdat ze de financiële stabiliteit en de reële economie kunnen ondermijnen” (verslag-de Larosière). De Commissie dient passende voorstellen te doen voor de vaststelling van een nieuw kader voor het beheer van financiële crises. Tot de essentiële componenten van crisismanagement behoort de vaststelling van een gemeenschappelijk pakket van regels en liquidatievehikels (voor de uitvoering en financiering van oplossingen voor crisissituaties met grote grensoverschrijdende en/of met elkaar verbonden instellingen).
(23 quinquies)Om de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van grensoverschrijdende financiële instellingen te garanderen, de belangen van Europese depositohouders te beschermen en de kosten van een systeembrede financiële crisis voor de belastingbetalers te beperken, moet er een Europees Depositogarantiefonds worden opgericht. Een Uniefonds lijkt de meest doeltreffende manier om de belangen van depositohouders te beschermen en concurrentieverstoringen te voorkomen. Het is echter duidelijk dat een Uniebrede aanpak per definitie complexer is en dat sommige lidstaten reeds een aanvang hebben gemaakt met het ontwerpen van dergelijke stelsels of deze zelfs al toepassen. Alleen al daarom moet de Autoriteit zorgen voor harmonisatie van de belangrijkste aspecten van nationale stelsels. Ook moet zij ervoor kunnen zorgen dat de financiële instellingen aan slechts één regeling hoeven deel te nemen.
(23 sexies)Het Europees Stabiliteitsfonds voor het bankwezen moet de op een ordentelijke liquidatie of gezondheidsherstel gerichte interventies bij financiële instellingen die in moeilijkheden verkeren financieren, wanneer die een bedreiging zouden kunnen vormen voor de financiële stabiliteit van de interne financiële markt van de Unie. Het Fonds moet worden gefinancierd met adequate bijdragen van de financiële instellingen. De bijdragen aan het Fonds moeten in de plaats komen van de bijdragen aan de gelijksoortige nationale fondsen.
(24) De delegatie van taken en verantwoordelijkheden kan in verband met de werking van het netwerk van toezichthouders een nuttig instrument zijn om overlapping in toezichttaken te vermijden, samenwerking te bevorderen en aldus het toezichtproces te stroomlijnen alsmede de last die aan de financiële instellingen wordt opgelegd, te verminderen, met name wat financiële instellingen zonder Uniedimensie betreft. Deze verordening moet bijgevolg in een duidelijke rechtsgrondslag voor een dergelijke delegatie voorzien. Delegatie van taken betekent dat taken door een andere toezichthoudende autoriteit dan de verantwoordelijke autoriteit worden uitgevoerd, terwijl de verantwoordelijkheid voor de toezichtbesluiten bij de delegerende autoriteit blijft. Door delegatie van verantwoordelijkheden moet een nationale toezichthoudende autoriteit, de gedelegeerde, over een bepaalde toezichtaangelegenheid in haar naam in plaats van de Autoriteit of van een andere nationale toezichthoudende autoriteit kunnen beslissen. Voor delegaties moet het principe gelden dat toezichthoudende bevoegdheid wordt toegewezen aan een toezichthouder die in de juiste positie verkeert om in de betrokken aangelegenheid maatregelen te nemen. Een hertoewijzing van verantwoordelijkheden zou passend zijn, bijvoorbeeld om redenen van schaalvoordelen of toepassingsgebied, van coherentie bij groepstoezicht en van optimaal gebruik van bij de nationale toezichthoudende autoriteiten aanwezige expertise. De beginselen voor hertoewijzing van verantwoordelijkheden bij overeenkomst kunnen in desbetreffende Uniewetgeving nader worden vastgesteld. De Autoriteit dient delegatieovereenkomsten tussen nationale toezichthoudende autoriteiten op alle passende manieren te vergemakkelijken en te toetsen. De Autoriteit moet vooraf van voorgenomen delegatieovereenkomsten op de hoogte worden gebracht om in voorkomend geval een advies te kunnen formuleren. De publicatie van dergelijke overeenkomsten dient bij de Autoriteit te worden gecentraliseerd om ervoor te zorgen dat informatie over overeenkomsten tijdig, transparant en gemakkelijk toegankelijk voor alle betrokken partijen beschikbaar is. Ten slotte dient de Autoriteit beste praktijken met betrekking tot delegatie en delegatieovereenkomsten vast te stellen en te verspreiden.
(25) De Autoriteit dient de toezichtconvergentie in geheel de Europese Unie actief te bevorderen met het doel een gemeenschappelijke toezichtcultuur tot stand te brengen.
(26) Collegiale toetsingen zijn een efficiënt en effectief instrument om consistentie binnen het netwerk van financiële toezichthouders te bevorderen. De Autoriteit dient bijgevolg het methodologische kader voor dergelijke toetsingen te ontwikkelen en regelmatig dergelijke toetsingen te houden. Bij toetsingen dienen niet alleen convergentie van toezichthoudende praktijken, maar tevens de capaciteit van toezichthouders om kwalitatief hoogstaande toezichtresultaten te bereiken alsmede de onafhankelijkheid van de bevoegde autoriteiten centraal te staan. De resultaten van collegiale toetsingen dienen bekend te worden gemaakt en beste praktijken dienen geïdentificeerd en eveneens bekend gemaakt te worden.
(27) De Autoriteit dient een gecoördineerde toezichtreactie van de Unie actief te bevorderen, in het bijzonder om de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Unie te waarborgen. De Autoriteit dient, naast haar bevoegdheden om in noodsituaties maatregelen te nemen, bijgevolg met een algemene coördinerende functie binnen het ESFT te worden belast. De doorstroming van alle relevante informatie tussen bevoegde autoriteiten moet centraal staan bij de maatregelen die de Autoriteit neemt.
(28) Om de financiële stabiliteit te bewaren, dienen in een vroeg stadium over de grenzen en sectoren heen trends, potentiële risico's en zwakke plekken die van het microprudentiële niveau afkomstig zijn, te worden aangewezen. De Autoriteit moet dergelijke ontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied volgen en beoordelen en, waar nodig, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de andere Europese toezichthoudende autoriteiten en het ECSR regelmatig en in voorkomend geval ad hoc op de hoogte brengen. De Autoriteit moet eveneens stresstests in de hele Unie initiëren en coördineren om de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen en ervoor te zorgen dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een zo consistent mogelijke methode wordt gevolgd. Om zich naar behoren van haar taken te kwijten, moet de Autoriteit economische analyses verrichten van de markten en de gevolgen van potentiële marktontwikkelingen.
(29) Gezien de mondialisering van de financiële diensten en het toegenomen belang van internationale normen, dient de Autoriteit de Unie te vertegenwoordigen in de dialoog en de samenwerking met toezichthouders in derde landen.
(30) De Autoriteit dient op haar bevoegdheidsgebied als een onafhankelijk adviesorgaan van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op te treden. De Autoriteit moet haar advies kunnen verstrekken over de prudentiële beoordeling van fusies en overnames op grond van Richtlijn 2006/48/EG.
(31) Om haar verplichtingen doeltreffend te kunnen uitvoeren, moet de Autoriteit het recht hebben alle nodige informatie in verband met het prudentieel toezicht op te vragen. Om dubbele rapportageverplichtingen voor financiële instellingen te vermijden, moet die informatie normaal gesproken door de nationale toezichthoudende autoriteiten die het dichtst bij de financiële markten en instellingen staan, worden verstrekt en moet rekening worden gehouden met reeds beschikbare statistieken. In laatste instantie moet de Autoriteit evenwel op naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek bij een financiële instelling rechtstreeks informatie kunnen opvragen indien een nationale bevoegde autoriteit dergelijke informatie niet tijdig verstrekt of kan verstrekken. De autoriteiten van de lidstaten moeten verplicht worden de Autoriteit bij te staan bij de tenuitvoerlegging van rechtstreekse opvragingen. Overleg over gemeenschappelijke modellen voor verslaglegging is in dit verband van essentieel belang.
(31 bis)De maatregelen met het oog op het verzamelen van informatie mogen geen afbreuk doen aan het rechtskader van het Europees statistisch systeem (ESS) en het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) op statistisch gebied. Deze verordening laat derhalve Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese Statistiek(26) en Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank(27) onverlet.
(32) Nauwe samenwerking tussen de Autoriteit en het ECSR is van essentieel belang voor een volkomen doeltreffende werking van het ECSR en de follow-up van zijn waarschuwingen en aanbevelingen. De Autoriteit en het ECSR moeten alle relevante informatie met het Europees Comité voor systeemrisico's met elkaar delen. Gegevens in verband met afzonderlijke ondernemingen mogen alleen op met redenen omkleed verzoek worden verstrekt. Bij ontvangst van waarschuwingen of aanbevelingen die het ECSR tot de Autoriteit of een nationale toezichthoudende autoriteit richt, moet de Autoriteit hieraan waar nodig een follow-up geven.
(33) De Autoriteit moet ▌ over regelgevingsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen met belanghebbende partijen overleggen en hen in redelijke mate de mogelijkheid bieden over voorgestelde maatregelen opmerkingen te maken. Alvorens regelgevingsnormen, richtsnoeren of aanbevelingen vast te stellen, dient de Autoriteit een effectbeoordeling te verrichten. Om redenen van efficiëntie moet hiertoe een Bankstakeholdersgroep worden opgericht die evenwichtig is samengesteld uit ▌ krediet- en beleggingsinstellingen uit de Unie (die de financiële instellingen en ondernemingen in al hun variaties qua omvang en bedrijfsmodel vertegenwoordigen, daaronder begrepen in voorkomend geval institutionele beleggers en andere financiële instellingen die zelf financiële diensten gebruiken), kmo's, vakbonden, academici, en consumenten en andere retailgebruikers van bankdiensten▌. De Bankstakeholdersgroep moet actief als schakel fungeren met andere door de Commissie of de Uniewetgeving ingestelde gebruikersgroepen op het gebied van financiële diensten.
(33 bis)Organisaties zonder winstoogmerk verkeren in vergelijking met de goed gefinancierde en ingevoerde bedrijfsvertegenwoordigers in een marginale positie in de discussie over de toekomst van financiële diensten en het besluitvormingsproces daarover. Dit nadeel moet worden gecompenseerd door afdoende financiering van hun vertegenwoordigers in de Bankstakeholdersgroep.
(34) De lidstaten hebben een centrale verantwoordelijkheid in het zorgen voor gecoördineerd crisismanagement en het bewaren van financiële stabiliteit in crisissituaties, in het bijzonder met betrekking tot de stabilisering en sanering van afzonderlijke noodlijdende financiële instellingen. Hun optreden dient nauw te worden gecoördineerd met het kader en de beginselen van de Economische en Monetaire Unie . Maatregelen door de Autoriteit in nood- of schikkingssituaties die de stabiliteit van een financiële instelling beïnvloeden, mogen geen afbreuk doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. Er moet een mechanisme worden ingesteld waarbij de lidstaten zich op deze vrijwaringsclausule kunnen beroepen en in laatste instantie de zaak ter beslechting aan de Raad kunnen voorleggen. Het is passend op dit gebied de Raad een rol toe te wijzen gezien de bijzondere verantwoordelijkheden die de lidstaten in dat verband bezitten.
(34 bis)Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van een verordening waarbij een dergelijk mechanisme wordt ingesteld, moet de Commissie op basis van de opgedane ervaring voor de hele Unie duidelijke en deugdelijke richtsnoeren uitvaardigen over de omstandigheden waaronder de lidstaten zich op de vrijwaringsclausule kunnen beroepen. Wanneer een lidstaat zich op de vrijwaringsclausule wil beroepen, moet dat aan die richtsnoeren worden getoetst.
(34 ter)Onverminderd de bijzondere verantwoordelijkheden van de lidstaten in crisissituaties moet een lidstaat die een beroep wil doen op de vrijwaringsclausule het Europees Parlement daarvan gelijktijdig met de Autoriteit, de Raad en Commissie in kennis stellen. Bovendien dient de lidstaat de redenen voor het inroepen van de vrijwaringsclausule op te geven. De Autoriteit dient in samenwerking met de Commissie de volgende stappen te bepalen.
(35) De Autoriteit moet in haar besluitvormingsprocedures gebonden zijn aan de communautaire regels en algemene beginselen inzake behoorlijke procedure en transparantie. Het recht van de adressaten van de besluiten van de Autoriteit om te worden gehoord moet ten volle worden gerespecteerd. De besluiten van de Autoriteit vormen een integrerend deel van het Unierecht.
(36) Een raad van toezichthouders, die bestaat uit de hoofden van de desbetreffende bevoegde autoriteit in elke lidstaat en voorgezeten wordt door de voorzitter van de Autoriteit, dient het voornaamste besluitvormingsorgaan van de Autoriteit te zijn. Vertegenwoordigers van de Commissie, het ECSR, de Europese Centrale Bank, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) dienen als waarnemer deel te nemen. De leden van de raad van toezichthouders dienen onafhankelijk en alleen in het belang van de Unie op te treden. Voor algemene besluiten, daaronder begrepen besluiten betreffende de vaststelling van technische regelgevingsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, alsmede begrotingsaangelegenheden, zou het passend zijn de regels inzake gekwalificeerde meerderheid toe te passen zoals vastgesteld in artikel 16 VWEU, terwijl voor alle andere besluiten eenvoudige meerderheid van de leden moet gelden. Zaken betreffende de schikking van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten moeten door een beperkt panel worden onderzocht.
(36 bis)De raad van toezichthouders dient in de regel te besluiten met gewone meerderheid van stemmen, volgens het beginsel van het enkelvoudig persoonsgebonden stemrecht. Voor handelingen betreffende de vaststelling van technische normen, richtsnoeren en aanbevelingen, alsmede begrotingsaangelegenheden is het echter passend de regels inzake gekwalificeerde meerderheid toe te passen zoals vastgesteld in het Verdrag betreffende de Europese Unie, het VWEU en het aan deze Verdragen gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen. Zaken betreffende de schikking van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten moeten worden onderzocht door een beperkt, objectief panel, bestaande uit leden die geen vertegenwoordiger zijn van de bevoegde autoriteiten die bij het meningsverschil betrokken zijn en geen belang bij het conflict noch een directe band met de betrokken bevoegde autoriteiten hebben. De samenstelling van het panel moet op een passend evenwicht berusten. De besluiten van het panel moeten met gewone meerderheid van stemmen door de raad van toezichthouders worden goedgekeurd, waarbij elk lid één stem heeft. Wat de door de groepstoezichthouder genomen besluiten betreft, kan het door het panel voorgestelde besluit worden verworpen door een aantal leden die een blokkeringsminderheid van de stemmen vertegenwoordigen, in de zin van artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen.
(37) Een raad van bestuur, samengesteld uit de voorzitter van de Autoriteit, vertegenwoordigers van de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Commissie moeten verzekeren dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen taken verricht. De raad van bestuur moet over de nodige bevoegdheden beschikken om onder meer het jaar- en meerjarenwerkprogramma voor te stellen, bepaalde budgettaire bevoegdheden uit te oefenen, het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast te stellen, speciale bepalingen betreffende het recht van toegang tot documenten vast te stellen en het jaarverslag vast te stellen.
(38) Een voltijdse voorzitter, die via een openbaar vergelijkend onderzoek, dat door de Commissie wordt beheerd en na afloop waarvan de Commissie een voordrachtlijst opstelt, door het Europees Parlement wordt geselecteerd, moet de Autoriteit vertegenwoordigen. Het management van de Autoriteit moet worden toevertrouwd aan een uitvoerend directeur, die het recht moet hebben zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur deel te nemen.
(39) Om sectoroverschrijdende consistentie in de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten te verzekeren, moeten deze autoriteiten nauw samenwerken via de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité) en in voorkomend geval gemeenschappelijke standpunten bereiken. Het Gemengd Comité ▌ dient de taken van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot financiële conglomeraten te coördineren. Waar dit relevant is, moeten besluiten die eveneens binnen het bevoegdheidsgebied van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) liggen, parallel door de betrokken Europese toezichthoudende autoriteiten worden vastgesteld. Het Gemengd Comité moet voor een termijn van 12 maanden op basis van een rotatiesysteem worden voorgezeten door de voorzitters van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten. De voorzitter van het Gemengd Comité moet ondervoorzitter zijn van het ECSR. Het Gemengd Comité moet een permanent secretariaat hebben dat bestaat uit gedetacheerd personeel van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten, ten einde informele informatiedeling en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke cultuur binnen de drie Europese toezichthoudende autoriteiten mogelijk te maken.
(40) Het is nodig ervoor te zorgen dat de partijen waarop door de Autoriteit vastgestelde besluiten invloed hebben, de nodige rechtsmiddelen kunnen uitoefenen. Om doeltreffend de rechten van partijen te beschermen en om redenen van proceseconomie moeten, indien de Autoriteit over besluitvormingsbevoegdheden beschikt, partijen het recht hebben om beroep in te stellen bij een raad van beroep. Om redenen van efficiëntie en consistentie moet de raad van beroep een gemengd orgaan zijn van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten, onafhankelijk van hun administratieve en regelgevende structuren. Tegen beslissingen van de raad van beroep moet bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beroep openstaan.
(41) Om haar autonomie en onafhankelijkheid volledig te waarborgen, moet de Autoriteit de beschikking krijgen over een autonome begroting met inkomsten uit hoofdzakelijk verplichte bijdragen van de nationale toezichthoudende autoriteiten en uit de algemene begroting van de Europese Unie. Over de financiering van de Autoriteit door de Unie moet overeenstemming worden bereikt door de begrotingsautoriteit, zoals bepaald in punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(28) (IIA). De begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn ▌. De controle van de rekeningen moet worden verricht door de Rekenkamer. Op de algemene begroting moet de kwijtingsprocedure van toepassing zijn.
(42) Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(29) moet op de Autoriteit van toepassing zijn. De Autoriteit dient eveneens toe te treden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(30).
(43) Om openbare en transparante arbeidsvoorwaarden en gelijke behandeling van het personeel te verzekeren, dient het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen(31) op het personeel van de Autoriteit van toepassing te zijn.
(44) Het is van essentieel belang dat bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie worden beschermd. De aan de Autoriteit verstrekte en in het netwerk uitgewisselde informatie moet worden onderworpen aan strikte en doeltreffende vertrouwelijkheidsvoorschriften.
(45) De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(32) en bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(33), die geheel van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening.
(46) Om de transparante werking van de Autoriteit te verzekeren, moet Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(34) op de Autoriteit van toepassing zijn.
(47) Landen die geen lid zijn van de Europese Unie, moeten aan de werkzaamheden van de Autoriteit kunnen deelnemen op grond van door de Unie te sluiten passende overeenkomsten.
(48) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt door een hoog, effectief en consistent niveau van prudentiële regelgeving en toezicht te verzekeren, het beschermen van depositohouders en beleggers, het beschermen van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, het bewaren van de stabiliteit van het financieel systeem en het versterken van de internationale toezichthoudende coördinatie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Europese Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(49) ▌De Autoriteit neemt alle huidige taken en bevoegdheden van het Comité van Europese bankentoezichthouders over. Besluit 2009/78/EG van de Commissie van 23 januari 2009 tot instelling van het Comité van Europese effectenregelgevers moet bijgevolg worden ingetrokken, en ▌ Besluit 716/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen(35)moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(50) Het is passend een termijn vast te stellen voor de toepassing van deze verordening om ervoor te zorgen dat de Autoriteit bij de aanvang van haar activiteiten voldoende is voorbereid en om een vlotte overgang van het Comité van Europese bankentoezichthouders te verzekeren,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
OPRICHTING EN RECHTSSTATUS
Artikel 1
Oprichting en werkterrein
1. Bij deze verordening wordt een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) („de Autoriteit”) opgericht .
2. De Autoriteit treedt op overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/48/EG, Richtlijn 2006/49/EG, Richtlijn 2002/87/EG, Verordening (EG) nr.1781/2006, Richtlijn 94/19/EG en van bepaalde onderdelen van Richtlijn 2005/60/EG, Richtlijn 2002/65/EG, Richtlijn 2007/64/EG en Richtlijn 2009/110/EG voor zover deze handelingen van toepassing zijn op kredietinstellingen en financiële instellingen alsook op de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, met inbegrip van alle op deze handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten/beschikkingen en alle andere wetgevingshandelingen van de Unie die taken aan de Autoriteit toekennen.
2 bis.De Autoriteit treedt ook op in het werkterrein van kredietinstellingen, financiële conglomeraten, beleggingsondernemingen, betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld, onder meer op het vlak van ondernemingsbestuur, auditing en financiële verslaglegging, om de effectieve en consistente toepassing van de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen te waarborgen.
3. De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie, in het bijzonder op grond van artikel 258 VWEU, om de naleving van het Unierecht te verzekeren.
4. De doelstelling van de Autoriteit is de collectieve belangen te beschermen door bij te dragen tot de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel op de korte, middellange en lange termijn, in het belang van de economie, de burgers en het bedrijfsleven van de Unie. De Autoriteit draagt bij tot:
i)
de verbetering van de werking en het concurrentievermogen van de interne markt, daaronder begrepen met name een hoog, effectief en consistent niveau van regelgeving en toezicht,
▌
iii)
de bescherming van de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten,
▌
v)
de versterking van de internationale toezichthoudende coördinatie,
v bis)
het voorkomen van regelgevingsarbitrage en bijdragen aan gelijke concurrentieverhoudingen,
v ter)
het waarborgen van behoorlijke regelgeving en toezicht met betrekking tot het opnemen van krediet en andere risico's,
v quater)
het bijdragen tot betere consumentenbescherming.
Te dien einde draagt de Autoriteit bij tot het verzekeren van de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen van de Unie, het bevorderen van toezichthoudende convergentie, het verstrekken van adviezen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en het verrichten van economische analyses van de markten om de verwezenlijking van de doelstelling van de Autoriteit te bevorderen.
Bij de uitoefening van de taken die haar bij deze verordening worden toevertrouwd besteedt de Autoriteit bijzondere aandacht aan systeemrisico's die veroorzaakt worden door instellingen wier faillissement de werking van het financieel systeem of de reële economie kan aantasten.
Bij de uitvoering van haar taken handelt de Autoriteit onafhankelijk en objectief in het uitsluitend belang van de Unie.
Artikel 1 bis
Het Europees Systeem voor Financieel Toezicht
1.De Autoriteit maakt deel uit van een Europees Systeem voor Financieel Toezicht (ESFT). Het hoofddoel van het ESFT is erop toe te zien dat de regels die van toepassing zijn op de financiële sector naar behoren worden uitgevoerd, de financiële stabiliteit te bewaren en te zorgen voor vertrouwen in het financiële stelsel als geheel, met voldoende bescherming voor gebruikers van financiële diensten.
2.Het ESFT bestaat uit de volgende instanties:
a)
het Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR) voor de in Verordening(EG) nr. …/2010 (ECSR) en deze verordening omschreven taken;
b)
de Autoriteit;
c)
de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. .../2010 [EAEM];
d)
de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. .../2010 [EAVB];
e)
de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité) voor de uitvoering van de in de artikelen 40 t/m 43 omschreven taken (het „Gemengd Comité”);
f)
de autoriteiten in de lidstaten als bedoeld in artikel 2, lid 2 van Verordening (EU) nr. .../2010 (EAEM), Verordening (EU) nr. …/2010 (EAVB) en in deze verordening;
g)
de Commissie, voor de uitvoering van de in de artikelen 7 en 9 bedoelde taken.
3.De Autoriteit werkt regelmatig en nauw via het Gemengd Comité samen met het ECSR alsook met de EAVB en de EAEM en zorgt daarmee voor de intersectorale samenhang van de werkzaamheden en het bereiken van gemeenschappelijke standpunten op het gebied van het toezicht op financiële conglomeraten en andere intersectorale kwesties.
4.Krachtens het beginsel van loyale samenwerking van artikel 4, lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie werken de partijen bij het ESFT met vertrouwen en met het volste wederzijdse respect samen, met name om te zorgen voor een passende en betrouwbare onderlinge informatiestroom.
5.De toezichthoudende autoriteiten die deel uitmaken van het ESFT zijn gehouden overeenkomstig de in artikel 1, lid 2 bedoelde wetgevingshandelingen toezicht uit te oefenen op financiële instellingen die in de Europese Unie opereren.
Artikel 1 ter
Verantwoording aan het Europees Parlement
De in artikel 1 bis, lid 2 bedoelde autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(1)
„financiële instellingen”: „kredietinstellingen” in de zin van artikel 4, lid 1 van Richtlijn 2006/48/EG, „beleggingsondernemingen” in de zin van artikel 3, lid 1, onder b) van Richtlijn 2006/49/EG en „financiële conglomeraten” in de zin van artikel 2, lid 14 van Richtlijn 2002/87/EG, met dien verstande dat, wat Richtlijn 2005/60/EG betreft, onder „financiële instellingen” uitsluitend wordt verstaan, de kredietinstellingen en financiële instellingen als gedefinieerd in artikel 3, leden 1 en 2 van die richtlijn.
(2)
„bevoegde autoriteiten”:
i) bevoegde autoriteiten in de zin van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG en als bedoeld in Richtlijn 2009/110/EG;
ii)
wat de Richtlijnen 2002/65/EG en 2005/60/EG betreft, de autoriteiten die de naleving van de voorschriften van deze richtlijnen door de kredietinstellingen en financiële instellingen moeten garanderen;
iii) wat depositogarantiestelsels betreft, organen die depositogarantiestelsels beheren ingevolge Richtlijn 94/19/EG of, ingeval de activiteit van het depositogarantiestelsel door een particuliere onderneming wordt beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge Richtlijn 94/19/EG toezicht houdt op deze stelsels.
Artikel 3
Rechtsstatus
1. De Autoriteit is een orgaan van de Unie met rechtspersoonlijkheid.
2. In elke lidstaat geniet de Autoriteit de ruimste handelingsbevoegdheid die op grond van het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verwerven of vervreemden en kan in rechte optreden.
3. De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door haar voorzitter.
Artikel 4
Samenstelling
De Autoriteit bestaat uit:
1)
een raad van toezichthouders, die de in artikel 28 vastgestelde taken uitoefent;
2)
een raad van bestuur, die de in artikel 32 vastgestelde taken uitoefent;
3)
een voorzitter, die de in artikel 33 vastgestelde taken uitoefent;
4)
een uitvoerend directeur, die de in artikel 38 vastgestelde taken uitoefent;
5)
een raad van beroep, als bedoeld in artikel 44, die de in artikel 46 vastgestelde taken uitoefent.
Artikel 5
Hoofdkwartier en zetel
De Autoriteit heeft haar hoofdkwartier in Frankfurt.
Zij kan vertegenwoordigingen hebben in de belangrijkste financiële centra van de Europese Unie.
HOOFDSTUK II
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE AUTORITEIT
Artikel 6
Taken en bevoegdheden van de Autoriteit
1. De Autoriteit heeft de volgende taken:
a)
bijdragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regelgevings- en toezichtnormen en -praktijken, met name door het verstrekken van adviezen aan de ▌instellingen van de Unie en door het ontwikkelen van richtsnoeren, aanbevelingen en voorstellen voor technische regelgevings- en uitvoeringsnormen op basis van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen;
b)
bijdragen tot een consistente toepassing van de wetgevingshandelingen van de Unie, met name door tot een gemeenschappelijke toezichtpraktijk bij te dragen, de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verzekeren, regelgevingsarbitrage te voorkomen, bij meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten te bemiddelen en een schikking te treffen, een doeltreffend en consistent toezicht op financiële instellingen en een coherente werking van de colleges van toezichthouders te waarborgen en maatregelen te nemen in onder meer noodsituaties;
c)
stimuleren en vergemakkelijken van de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten;
d)
nauw samenwerken met het ECSR, met name door het ECSR de nodige informatie te verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken en door een behoorlijke follow-up te geven aan de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR;
e)
organiseren en verrichten van collegiale toetsingen van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van adviesverstrekking, met de bedoeling de consistentie in de toezichtresultaten te verhogen;
f)
volgen en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied;
f bis)
verrichten van economische marktanalyses om aan te tonen dat de Autoriteit zich van haar taken heeft gekweten;
f ter)
bevorderen van de bescherming van depositohouders en beleggers;
f quater)
bijdragen tot het beheer van grensoverschrijdende instellingen die een systeemrisico als bedoeld in artikel 12 ter kunnen inhouden, daarbij het initiatief nemend tot en uitvoering gevend aan alle vroegtijdige interventies, liquiderings- of insolvabiliteitprocedures voor dergelijke instellingen via zijn Eenheid afwikkeling voor het bankwezen als bedoeld in artikel 12 quater;
g)
vervullen van alle andere specifieke taken die in deze verordening of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de Unie zijn vastgesteld;
g bis)
toezicht uitoefenen op financiële instellingen die niet onder het toezicht vallen van bevoegde autoriteiten;
g ter)
bekendmaken en regelmatig bijwerken van informatie op haar website over haar activiteiten, teneinde gemakkelijk toegankelijke informatie voor het publiek te garanderen;
g quater)
overnemen, voor zover van toepassing, van de huidige, lopende taken van het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBT).
2. Om de in lid 1 vastgestelde taken uit te voeren, beschikt de Autoriteit over de in deze verordening vastgestelde bevoegdheden, met name de bevoegdheid om:
a)
voorstellen voor technische regelgevingsnormen te ontwikkelen in de in artikel 7 bedoelde specifieke gevallen;
a bis)
voorstellen voor technische uitvoeringsnormen te ontwikkelen, in de in artikel 7 sexies bedoelde specifieke gevallen;
b)
richtsnoeren en aanbevelingen te geven, als vastgesteld in artikel 8;
c)
aanbevelingen te geven, als bedoeld in artikel 9, lid 3;
d)
in de in de artikelen 10 en 11 genoemde specifieke gevallen individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot bevoegde autoriteiten;
e)
individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot financiële instellingen, in de in artikel 9, lid 6, artikel 10, lid 3, en artikel 11, lid 4, bedoelde specifieke gevallen;
f)
adviezen te verstrekken aan het Europees Parlement, de Raad of de Commissie als bepaald in artikel 19;
f bis)
overeenkomstig artikel 20 de nodige informatie over financiële instellingen te verzamelen;
f ter)
gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde productkenmerken en distributieprocessen op de financiële positie van instellingen en op de cliëntenbescherming te ontwikkelen;
f quater)
een gegevensbank op te zetten van geregistreerde financiële instellingen in haar ambtsgebied en, indien dat in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen is gespecificeerd, op centraal niveau;
f quinquies)
een technische regelgevingsnorm te ontwikkelen waarin wordt bepaald welke gegevens over transacties en financiële instellingen er minimaal aan de Autoriteit ter beschikking moeten worden gesteld, hoe de verzameling van die gegevens moet worden gecoördineerd en hoe bestaande nationale gegevensbestanden aan elkaar moeten worden gekoppeld om te waarborgen dat de Autoriteit altijd toegang kan hebben tot de vereiste relevante gegevens over transacties en marktdeelnemers.
3. De Autoriteit oefent over entiteiten met een Uniebrede reikwijdte of economische activiteiten met een Uniebrede reikwijdte alle exclusieve toezichtbevoegdheden uit die haar in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen toevertrouwd zijn.
4.Voor de uitoefening van haar exclusieve toezichtbevoegdheden overeenkomstig lid 3 beschikt de Autoriteit over passende onderzoeks- en handhavingbevoegdheden als bepaald in de desbetreffende wetgeving, alsmede over de mogelijkheid om vergoedingen aan te rekenen. De Autoriteit werkt nauw met de bevoegde autoriteiten samen en maakt gebruik van hun deskundigheid, faciliteiten en bevoegdheden om haar taken uit te voeren.
Artikel 6 bis
Taken in verband met consumentenbescherming en financiële activiteiten
1.Ten einde de bescherming van depositohouders en beleggers te bevorderen, neemt de Autoriteit het voortouw bij het bevorderen van transparantie, eenvoud en billijkheid op de markt voor financiële producten of diensten in de gehele interne markt, o.a. door:
i)
het verzamelen en analyseren van en het verslag uitbrengen over consumententrends,
ii)
het evalueren en coördineren van financiële kennis en educatieve initiatieven,
iii)
de ontwikkeling van opleidingsnormen voor de industrie,
iv)
bij te dragen aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke openbaarmakingsregels, en
v)in het bijzonder de toegankelijkheid, beschikbaarheid en de kosten te beoordelen van krediet voor huishoudens en ondernemingen, met name kmo's.
2.De Autoriteit oefent toezicht uit op nieuwe en bestaande financiële activiteiten en kan richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen om de veiligheid en de gezondheid van markten te bevorderen, alsmede convergentie van de regelgevingspraktijk.
3.De Autoriteit kan tevens waarschuwingen geven wanneer een financiële activiteit een ernstige bedreiging vormt van de doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 1, lid 4.
4.De Autoriteit richt, als een integrerend onderdeel van de Autoriteit, een Commissie financiële innovatie op, waarin alle relevante bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten zitting hebben met het oog op een gecoördineerde benadering ten aanzien van de regelgeving voor en het toezicht op nieuwe of innoverende financiële activiteiten, en die advies uitbrengt aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
5.De Autoriteit kan bepaalde soorten financiële activiteiten tijdelijk verbieden of beperken als zij een bedreiging vormen voor het ordelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële systeem van de Unie of een deel ervan in de gevallen die gespecificeerd zijn en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de wetgevingshandelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2 of, indien dit vereist is in het geval van een noodsituatie, overeenkomstig artikel 10 en de daarin bepaalde voorwaarden.
De Autoriteit evalueert dit besluit met regelmatige tussenpozen.
De Autoriteit kan ook beoordelen of het nodig is bepaalde soorten financiële activiteiten te verbieden of te beperken en, wanneer die noodzaak bestaat, de Commissie daarvan in kennis stellen om de vaststelling van een verbod of beperking te vergemakkelijken.
Artikel 7
Technische regelgevingsnormen
1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen overeenkomstig artikel 290 VWEU bevoegdheden delegeren aan de Commissie voor de vaststelling van technische normen ten einde consistente harmonisatie te waarborgen op de gebieden die met name in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn vastgesteld. De regelgevingsnormen zijn van technische aard, houden geen strategische beslissingen in en vallen inhoudelijk onder de wetgevingshandelingen waarop zij gebaseerd zijn. De Autoriteit stelt voorstellen voor regelgevingsnormen op en legt die ter bevestiging voor aan de Commissie. Wanneer de Autoriteit binnen de in artikel 1, lid 2 bedoelde wetgevingshandelingen gestelde tijdslimieten geen voorstel voorlegt aan de Commissie , kan de Commissie zelf een technische regelgevingsnorm vaststellen.
2. Alvorens voorstellen voor technische regelgevingsnormen aan de Commissie voor te leggen, houdt de Autoriteit publieksraadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de technische regelgevingsnorm in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Autoriteit het standpunt of advies in van de in artikel 22 bedoelde Bankstakeholdersgroep.
3.Wanneer de Commissie een voorstel voor een technische regelgevingsnorm van de Autoriteit ontvangt, doet zij dat onmiddellijk aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.
4.Binnen drie maanden na ontvangst van een voorstel voor een technische regelgevingsnorm besluit de Commissie of zij dat voorstel bevestigt. De technische regelgevingsnorm wordt vastgesteld bij verordening of besluit. Indien de Commissie de norm niet wil vaststellen, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis, met opgave van redenen.
Artikel 7 bis
Niet-bevestiging of wijziging van voorstellen voor technische regelgevingsnormen
1.Indien de Commissie voornemens is de voorstellen voor technische regelgevingsnormen niet, slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm te bevestigen, zendt zij de ontwerpnormen terug naar de Autoriteit en stelt zij gemotiveerde wijzigingen voor.
2.De Autoriteit kan het voorstel voor een technische regelgevingsnorm binnen zes weken wijzigen op basis van de door de Commissie voorgestelde wijzigingen en het voorstel opnieuw ter bevestiging voorleggen aan de Commissie. De Autoriteit stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van haar besluit.
3.Wanneer de Autoriteit het niet eens is met het besluit van de Commissie om haar oorspronkelijke voorstel te verwerpen of te wijzigen, kunnen het Europees Parlement of de Raad de verantwoordelijke commissaris, samen met de voorzitter van de Autoriteit, binnen een termijn van een maand oproepen voor een ad hoc-vergadering van de bevoegde commissie van het Europees Parlement om hun meningsverschillen voor te leggen en toe te lichten.
Artikel 7 ter
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om de in artikel 7 bedoelde regelgevingsnormen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vier jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch met dezelfde periode verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 7 quater.
2.Zodra de Commissie een regelgevingsnorm heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
3.In het in artikel 35, lid 2, bedoelde verslag stelt de voorzitter van de Autoriteit het Europees Parlement en de Raad in kennis van de regelgevingsnormen die zijn vastgesteld en waaraan de bevoegde autoriteiten niet hebben voldaan.
Artikel 7 quater
Bezwaar tegen regelgevingsnormen
1.Wanneer de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt op de gebieden die specifiek in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn vastgesteld, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a)het Europees Parlement of de Raad kunnen binnen drie maanden na de datum van kennisgeving van de door de Commissie vastgestelde regelgevingsnorm tegen de gedelegeerde handeling bezwaar aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met nogmaals drie maanden verlengd;
b)indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft meegedeeld voornemens te zijn geen bezwaar aan te tekenen, wordt de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van die termijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking. Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze periode bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie;
c)indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.
2.Wanneer de Commissie een regelgevingsnorm vaststelt die identiek is aan het door de Autoriteit ingediende voorstel voor een regelgevingsnorm, zijn lid 1, letters a), b) en c) van toepassing, met dien verstande dat de termijn waarover het Europees Parlement en de Raad beschikken om bezwaar aan te tekenen een maand bedraagt te rekenen vanaf het verstrijken van de in artikel 7, lid 4 bedoelde termijn van drie maanden. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met een maand verlengd.
3.Zodra het voorstel hun door de Commissie is toegezonden, kunnen het Europees Parlement en de Raad een voortijdige en voorwaardelijke verklaring afgeven dat zij geen bezwaar maken, welke verklaring van kracht wordt zodra de Commissie de technische regelgevingsnorm vaststelt zonder wijzigingen te hebben aangebracht in het voorstel.
4.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen een regelgevingsnorm, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die tegen de technische regelgevingsnorm bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.
Artikel 7 quinquies
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De in artikel 7 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie.
3.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke bevoegdheden in verband met technische regelgevingsnormen mogelijk worden ingetrokken.
Artikel 7 sexies
Technische uitvoeringsnormen
1.Wanneer het Europees Parlement en de Raad de Commissie overeenkomstig artikel 291 VWEU bevoegdheden verlenen tot het vaststellen van technische uitvoeringsnormen in gevallen waarin eenvormige voorwaarden nodig zijn om juridisch bindende handelingen van de Unie te implementeren op de gebieden die specifiek in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn vastgesteld, zijn de volgende bepalingen van toepassing
a)wanneer de Autoriteit overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstelt die aan de Commissie zullen worden voorgelegd, zijn die normen technisch, omvatten zij geen beleidskeuzes en zijn zij beperkt tot het vaststellen van de toepassingsvoorwaarden voor juridisch bindende handelingen van de Unie;
b)wanneer de Autoriteit binnen de in artikel 1, lid 2 bedoelde wetgevingshandelingen gestelde tijdslimieten of binnen de termijn die vermeld is in een verzoek dat de Commissie overeenkomstig artikel 19 tot de Autoriteit richt, geen voorstel voorlegt aan de Commissie, kan de Commissie zelf een technische uitvoeringsnorm vaststellen door middel van een uitvoeringshandeling.
2.Alvorens technische uitvoeringsnormen aan de Commissie voor te leggen, houdt de Autoriteit publieksraadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de technische uitvoeringsnorm in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak.
Ook wint de Autoriteit het standpunt of advies in van de in artikel 22 bedoelde Bankstakeholdersgroep.
3.De Autoriteit legt haar voorstel voor technische uitvoeringsnorm overeenkomstig artikel 291 VWEU ter bevestiging aan de Commissie voor, en gelijktijdig ook aan het Europees Parlement en de Raad.
4.Binnen drie maanden na ontvangst van een voorstel voor een technische uitvoeringsnorm besluit de Commissie of zij dat voorstel bevestigt. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen. De Commissie kan een voorstel voor een technische uitvoeringsnorm slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm bevestigen indien het belang van de Unie dit vereist.
In alle gevallen waarin de Commissie technische uitvoeringsnormen vaststelt die afwijken van het door de Autoriteit ingediende voorstel. stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis
5.De normen worden door de Commissie bij verordening of besluit vastgesteld en worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
Artikel 8
Richtsnoeren en aanbevelingen
1.Met het oog op het invoeren van consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen het ESFT en het verzekeren van de gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van de Uniewetgeving geeft de Autoriteit tot bevoegde autoriteiten of financiële instellingen gerichte richtsnoeren en aanbevelingen.
1 bis.In voorkomend geval houdt de Autoriteit openbare raadplegingen over richtsnoeren en aanbevelingen en analyseert zij de potentiële kosten en baten daarvan. Ook wint de Autoriteit in voorkomend geval het standpunt of advies in van de in artikel 22 bedoelde Bankstakeholdersgroep. Die raadplegingen, analyses, opinies en adviezen staan in verhouding tot reikwijdte, aard en effect van het richtsnoer of de aanbeveling.
2.De bevoegde autoriteiten en financiële instellingen spannen zich tot het uiterste in om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen. Binnen twee maanden nadat een richtsnoer of aanbeveling is gegeven, bevestigt elke bevoegde autoriteit of zij voornemens is dat richtsnoer of die aanbeveling op te volgen. Wanneer een bevoegde autoriteit niet voornemens is daaraan te voldoen, stelt zij de Autoriteit daarvan in kennis, met opgave van redenen. De Autoriteit maakt deze redenen bekend.
Wanneer een bevoegde autoriteit een richtsnoer of aanbeveling niet opvolgt, maakt de Autoriteit dit bekend.
De Autoriteit kan per geval besluiten of zij de redenen bekend maakt die een bevoegde autoriteit aanvoert om niet te voldoen aan een richtsnoer of aanbeveling. De bevoegde autoriteit ontvangt vooraf een kennisgeving van deze bekendmaking.
Wanneer zulks in dat richtsnoer of die aanbeveling is voorgeschreven, brengen de financiële instellingen jaarlijks op duidelijke en gedetailleerde wijze verslag uit indien zij zich aan dat richtsnoer of die aanbeveling houden.
2 bis.In het in artikel 28, lid 4 bis bedoelde verslag stelt de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van de gegeven richtsnoeren en aanbevelingen en vermeldt zij welke bevoegde nationale autoriteit daaraan niet heeft voldaan, alsook hoe de Autoriteit ervoor denkt te zorgen dat de bevoegde autoriteiten in de toekomst haar aanbevelingen en richtsnoeren zullen opvolgen.
Artikel 9
Inbreuk op het Unierecht
1. Ingeval een bevoegde autoriteit de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, waaronder begrepen de overeenkomstig artikel 7 en 7 sexies vastgestelde technische regelgevings- en uitvoeringsnormen, niet ▌heeft toegepast of heeft toegepast op een wijze die in strijd is met het Unierecht, met name door niet te verzekeren dat een financiële instelling de in die wetgevingshandelingen vastgestelde eisen vervult, treedt de Autoriteit op overeenkomstig de in de leden 2, 3 en 6 van dit artikel genoemde bevoegdheden.
2. Op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, of de Bankstakeholdersgroep of op eigen initiatief en na de betrokken bevoegde autoriteit op de hoogte te hebben gebracht, kan de Autoriteit de aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht onderzoeken.
2 bis. Onverminderd de in artikel 20 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de bevoegde autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek.
3. De Autoriteit kan, uiterlijk binnen twee maanden na de aanvang van haar onderzoek, tot de betrokken bevoegde autoriteit een aanbeveling richten waarin wordt uiteengezet welke maatregelen nodig zijn om aan het Unierecht te voldoen.
3 bis.De bevoegde autoriteit brengt de Autoriteit binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanbeveling op de hoogte van de stappen die zij heeft gedaan of voornemens is te doen om de inachtneming van het Unierecht te verzekeren.
4. Ingeval de bevoegde autoriteit binnen één maand na ontvangst van de aanbeveling van de Autoriteit niet aan het Unierecht heeft voldaan, kan de Commissie, na door de Autoriteit op de hoogte te zijn gebracht of op eigen initiatief, een formeel advies uitbrengen op grond waarvan de bevoegde autoriteit de maatregelen dient te nemen die nodig zijn om het communautair recht na te leven. De Commissie houdt in haar formeel advies rekening met de aanbeveling van de Autoriteit.
De Commissie brengt een dergelijk formeel advies uit uiterlijk drie maanden na het geven van de aanbeveling. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen.
▌
De Autoriteit en de bevoegde autoriteiten verstrekken de Commissie alle nodige informatie.
5. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het in lid 4 bedoelde formeel advies informeert de bevoegde autoriteit de Commissie en de Autoriteit over de stappen die zij heeft gedaan of zal doen om het formeel advies van de Commissie na te leven.
6. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU kan, ingeval een bevoegde autoriteit het in lid 4 ▌ bedoelde formeel advies niet binnen de daarin bepaalde termijn naleeft en het nodig is de niet-naleving ▌ tijdig te verhelpen om neutrale concurrentievoorwaarden op de markt te behouden of te herstellen of de ordelijke werking en de integriteit van het financieel systeem te verzekeren, de Autoriteit, indien de desbetreffende eisen van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen op de financiële instellingen rechtstreeks toepasselijk zijn, ingevolge de in artikel 1, lid 2 genoemde wetgevingshandelingen een tot een financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan de financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen volgens het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.
Het besluit van de Autoriteit dient in overeenstemming te zijn met het door de Commissie ingevolge lid 4 uitgebrachte formeel advies.
7. Op grond van lid 6 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.
Bij het nemen van maatregelen ▌ met betrekking tot aangelegenheden die onderworpen worden aan een formeel advies ingevolge lid 4 of aan een besluit ingevolge lid 6 conformeren de bevoegde autoriteiten zich aan het formeel advies of het besluit, al naar het geval.
7 bis.De Autoriteit vermeldt in het in artikel 28, lid 4 bis bedoelde verslag welke bevoegde autoriteiten en financiële instellingen de in lid 4 bedoelde formele adviezen of de in lid 6 bedoelde besluiten niet hebben nageleefd.
Artikel 10
Maatregelen in noodsituaties
1. Ingeval van ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Europese Unie geheel of gedeeltelijk ernstig in gevaar kunnen brengen, faciliteert de Autoriteit metterdaad de door de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten genomen maatregelen en coördineert zij deze voor zover dit nodig wordt geacht.
Om haar faciliterende en coördinerende rol te kunnen vervullen, wordt de Autoriteit volledig geïnformeerd over relevante ontwikkelingen, en wordt zij verzocht als waarnemer deel te nemen aan de desbetreffende bijeenkomsten van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten.
1 bis.De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement, de Raad, het ECSR of de Autoriteit een tot de Autoriteit gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie in de zin van deze verordening. De Commissie evalueert haar besluit elke maand en verklaart zodra dit passend is de noodsituatie voor beëindigd.
Indien de Commissie bepaalt dat er sprake is van een noodsituatie, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan onverwijld naar behoren in kennis.
2. Ingeval de Commissie een besluit heeft vastgesteld ingevolge lid 1 bis, alsook in uitzonderlijke gevallen waarin gecoördineerde actie van de nationale autoriteiten nodig is om het hoofd te bieden aan ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel het financiële systeem in de Europese Unie in gevaar kunnen brengen, kan de Autoriteit individuele besluiten nemen op grond waarvan bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen de nodige maatregelen dienen te nemen om deze ontwikkelingen aan te pakken door te verzekeren dat financiële instellingen en bevoegde autoriteiten aan de in die wetgevingshandelingen vastgestelde eisen voldoen.
3. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU kan, wanneer een bevoegde autoriteit het in lid 2 bedoelde besluit van de Autoriteit niet binnen de daarin vastgestelde termijn naleeft, de Autoriteit, ingeval de desbetreffende eisen die zijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen op de financiële instellingen rechtstreeks toepasselijk zijn, een tot een financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan de financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen volgens die wetgevingshandelingen, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.
4. Op grond van lid 3 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.
Maatregelen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot feiten die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 2 of 3 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten.
Artikel 11
Schikking van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten
1. Onverminderd de in artikel 9 vastgestelde bevoegdheden neemt de Autoriteit, indien een bevoegde autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over door een andere bevoegde autoriteit genomen/niet genomen maatregelen op gebieden waar de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen samenwerking, coördinatie of gezamenlijke besluitvorming door bevoegde autoriteiten van meer dan een lidstaat vereisen, op eigen initiatief of op verzoek van een of meer betrokken bevoegde autoriteiten het initiatief om de autoriteiten bij te staan in het tot overeenstemming komen overeenkomstig de in de leden 2 tot 4 vastgestelde procedure.
2. De Autoriteit stelt een termijn vast voor verzoening tussen de bevoegde autoriteiten rekening houdend met desbetreffende termijnen die in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen worden bepaald en met de complexiteit en urgentie van de aangelegenheid. In dat stadium treedt de Autoriteit als bemiddelaar op.
3. Indien aan het einde van de verzoeningsfase de bevoegde autoriteiten er niet in geslaagd zijn tot overeenstemming te komen, neemt de Autoriteit overeenkomstig de procedure van artikel 29, lid 1, derde alinea, een besluit om de zaak te schikken en de bevoegde autoriteiten op te dragen overeenkomstig het Unierecht specifieke maatregelen te nemen, met bindende werking voor de betrokken bevoegde autoriteiten.
4. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU kan, wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en er daardoor niet in slaagt te verzekeren dat een financiële instelling voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen rechtstreeks op die instelling toepasselijk zijn, de Autoriteit een tot die financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan die financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.
4 bis.Op grond van lid 4 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld. Maatregelen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot feiten die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 3 of 4 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten.
4 ter De voorzitter vermeldt in het in artikel 28, lid 4 bis bedoelde verslag de meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten, de bereikte overeenkomsten en het besluit dat genomen is om die meningsverschillen te schikken.
Artikel 11 bis
Schikking van intersectorale meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten
Het Gemengd Comité schikt overeenkomstig de procedure van de artikelen 11 en 42 intersectorale meningsverschillen die kunnen ontstaan tussen twee of meer bevoegde autoriteiten als gedefinieerd in artikel 2, lid 2 van deze verordening en van Verordening (EU) nr. …/2010 (EAEM) en van Verordening (EU) nr. …/2010 (EAVB).
Artikel 12
Colleges van toezichthouders
1. De Autoriteit draagt bij tot de bevordering en monitoring van de efficiënte, doelmatige en consistente werking van de in Richtlijn 2006/48/EG bedoelde colleges van toezichthouders en bevordert de consistente toepassing van het Unierecht door alle colleges van toezichthouders. Personeel van de Autoriteit kan deelnemen aan alle activiteiten, inclusief inspecties ter plaatse, die gezamenlijk worden uitgevoerd door twee of meer bevoegde autoriteiten.
2. De Autoriteit geeft, voor zover zij dit passend acht, leiding aan de colleges van toezichthouders ▌.
Voor die doeleinden wordt de Autoriteit beschouwd als een „bevoegde autoriteit” in de zin van de desbetreffende wetgeving.
3.De Autoriteit verricht ten minste de volgende taken:
a)het verzamelen en delen van alle relevante informatie in normale en noodsituaties om het werk van de colleges van toezichthouders te vergemakkelijken en een centraal systeem op te zetten en te beheren om deze informatie beschikbaar te stellen aan de bevoegde autoriteiten in de colleges van toezichthouders;
b)
het initiëren en coördineren van Uniebrede stresstests om de veerkracht van met name de in artikel 12 ter bedoelde financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen en ervoor te zorgen dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een zo consistent mogelijke methode wordt gevolgd;
c)
het plannen en initiëren van toezichtactiviteiten in zowel normale als noodsituaties, inclusief het evalueren van de risico's waaraan financiële instellingen blootgesteld zijn of zouden kunnen zijn; en
d)
het uitoefenen van toezicht op de taken die worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten.
3 bis.De Autoriteit kan regelgevings- en uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen formuleren, die overeenkomstig de artikelen 7, 7 sexies en 8 worden vastgesteld, om de werking van het toezicht en door de colleges van de toezichthouders vastgestelde beste praktijken te harmoniseren. De autoriteiten hechten hun goedkeuring aan schriftelijke regelingen voor het functioneren van ieder college om het convergente functioneren van alle colleges te waarborgen.
3 ter.De Autoriteit kan met wettelijk bindende kracht bemiddelend optreden om geschillen tussen bevoegde autoriteiten te beslechten overeenkomstig de in artikel 11 omschreven procedure. Indien er geen overeenstemming kan worden bereikt binnen het relevante college van toezichthouders is de Autoriteit gemachtigd toezichtbesluiten te nemen die rechtstreeks toepasselijk zijn voor de betrokken instellingen.
Artikel 12 bis
Algemene bepalingen
1.De Autoriteit besteedt bijzondere aandacht aan en treedt op bij risico op verstoring van de financiële dienstverlening dat i) veroorzaakt wordt door een verzwakking van het gehele financiële stelsel of van delen daarvan en ii) mogelijk ernstige gevolgen heeft voor de interne markt en de reële economie (systeemrisico). Alle soorten financiële intermediairs, markten en infrastructuur zijn tot op zekere hoogte potentieel systeemrelevant.
2.De Autoriteit ontwikkelt in samenwerking met het ECSR een gemeenschappelijke reeks kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren (een zgn. „risk dashboard”) op grond waarvan een toezichtrating wordt toegekend aan de in artikel 12 ter bedoelde grensoverschrijdende instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren. Die rating wordt met regelmatige tussenpozen getoetst om rekening te houden met materiële wijzigingen in het risicoprofiel van een instelling. De toezichtrating vormt een kritiek element bij het besluit om rechtstreeks toezicht uit te oefenen op of te interveniëren in een noodlijdende instelling.
3.Onverminderd de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, stelt de Autoriteit zo nodig aanvullende voorstellen voor regelgevings- en uitvoeringsnormen voor, alsmede richtsnoeren en aanbevelingen voor de in artikel 12 ter bedoelde instellingen.
4.De Autoriteit oefent toezicht uit op grensoverschrijdende instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren als bepaald in artikel 12 ter. In dergelijke gevallen treedt de Autoriteit op via de bevoegde autoriteiten.
5.De Autoriteit richt een Eenheid afwikkeling voor het bankwezen op met een mandaat om het duidelijk gedefinieerde governance- en operationele model voor crisismanagement in de praktijk te brengen, vanaf het vroegtijdige interventie- tot het liquidatie- en insolvabiliteitstadium, en om de daartoe strekkende procedures te initiëren.
Artikel 12 ter
Identificatie van grensoverschrijdende instellingen die mogelijkerwijs een systeemrisico opleveren
1.De raad van toezichthouders kan, na raadpleging van het ECSR overeenkomstig de in artikel 29, lid 1, beschreven procedure grensoverschrijdende instellingen identificeren die, vanwege het systeemrisico dat zij kunnen opleveren of omdat zij op Uniebrede schaal opereren, onder rechtstreeks toezicht van de Autoriteit of onder het gezag van de Eenheid afwikkeling voor het bankwezen als bedoeld in artikel 12 quater moeten worden geplaatst.
2.De criteria voor het identificeren van die financiële instellingen moeten in overeenstemming zijn met de door de FSB, het IMF en de BIB vastgestelde criteria.
Artikel 12 quater
Eenheid afwikkeling voor het bankwezen
1.De Eenheid afwikkeling voor het bankwezen handhaaft de financiële stabiliteit, minimaliseert het besmettingsgevaar dat van de in artikel 12 ter bedoelde, in moeilijkheden verkerende instellingen uitgaat voor de rest van het systeem en de economie in ruimere zin, en beperkt de kosten voor de belastingbetaler met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en de volgorde van crediteuren, terwijl zij tevens garant staat voor grensoverschrijdende gelijke behandeling.
2.De Eenheid afwikkeling voor het bankwezen is gemachtigd de in lid 1 bepaalde taken uit te voeren om de in moeilijkheden verkerende instellingen te rehabiliteren of om te besluiten niet-levensvatbare instellingen te liquideren (cruciaal voor het beperken van „moral hazard”(moreel risico)). Zij kan onder andere opdracht geven tot kapitaal- of liquiditeitsaanpassingen, zakelijke bijstellingen of procesverbeteringen, benoemingen of vervangingen op managementniveau doorvoeren, aanbevelingen doen voor garanties, leningen en liquiditeitsassistentie, alsmede voor volledige of gedeeltelijke verkopen, een good bank/ bad bank of een „brugbank” creëren, schulden in eigen vermogen omzetten (onder aftrek van de nodige surpluspercentages) of de betrokken instelling tijdelijk in overheidshanden brengen.
3.De Eenheid afwikkeling voor het bankwezen bestaat uit door de raad van toezichthouders van de Autoriteit benoemde deskundigen met kennis van en ervaring met herstructureringen, turnaround-operaties en liquidatie van financiële instellingen.
Artikel 12 quinquies
Europese depositogarantiestelsels
1.De Autoriteit draagt bij tot de versterking van het Europees Systeem van nationale depositogarantiestelsels (ESD) door op te treden ingevolge de bevoegdheden die haar bij deze verordening worden toegekend, ten einde de juiste toepassing van Richtlijn 94/19/EG te waarborgen en er zo voor te zorgen dat de nationale depositogarantiestelsels naar behoren worden gefinancierd uit bijdragen van de financiële instellingen, met inbegrip van financiële instellingen die binnen de Unie vestigingen hebben en deposito's in ontvangst nemen maar hun hoofdkantoor buiten de Unie hebben, als bedoeld in richtlijn 94/19/EG, en een hoog niveau van bescherming te bieden aan alle depositohouders binnen een op Unieniveau geharmoniseerd kader dat de stabiliserende en waarborgende rol van onderlinge waarborgregelingen intact laat, voor zover deze beantwoorden aan de normen van de Unie.
2.Op depositogarantiestelsels is artikel 8 betreffende de bevoegdheid van de Autoriteit tot het geven van richtsnoeren en aanbevelingen van toepassing.
3.De Commissie kan overeenkomstig de procedure van de artikelen 7 t/m 7 quinquies van deze verordening technische regelgevings- en uitvoeringsnormen vaststellen als omschreven in de in artikel 1, lid 2 bedoelde wetgevingshandelingen.
Artikel 12 sexies
Europees Stabiliteitsfonds voor het bankwezen
1.Er wordt een Europees Stabiliteitsfonds voor het bankwezen (het Fonds) opgericht om de aan het financieel bestel verbonden kosten beter te kunnen internaliseren en om te assisteren bij de crisisbeslechting ten behoeve van noodlijdende grensoverschrijdende instellingen. Financiële instellingen die slechts in één enkele lidstaat opereren hebben de mogelijkheid zich aan te sluiten bij het Fonds. Het Fonds treft de nodige maatregelen om te voorkomen dat de beschikbaarheid van steun „moral hazard” genereert.
2.Het Europees Stabiliteitsfonds voor het bankwezen wordt gefinancierd uit rechtstreekse bijdragen van alle in artikel 12 ter, lid 1 bedoelde financiële instellingen. Deze bijdragen staan in verhouding tot het risiconiveau en de mate waarin elk van hen een systeemrisico kan opleveren en de totale risicobalans in de loop der tijd – zoals aangegeven door de „risk dashboard'– kan doen fluctueren. Het niveau van de vereiste bijdragen houdt rekening met de bredere economische omstandigheden en de noodzaak voor financiële instellingen om kapitaal aan te houden voor andere regelgevings- en bedrijfsvereisten.
3.Het Europees Stabiliteitsfonds voor het bankwezen wordt beheerd door een comité, dat door de Autoriteit voor een mandaatperiode van vijf jaar wordt benoemd. De leden van het comité worden geselecteerd uit kandidaten die worden voorgedragen door de nationale autoriteiten. Het Fonds stelt tevens een raadgevend comité in met vertegenwoordigers, zonder stemrecht, van de aan het Fonds deelnemende financiële instellingen. Het comité van het Fonds kan voorstellen dat de Autoriteit het beheer van zijn liquide middelen uitbesteedt aan gerenommeerde instellingen (zoals de EIB), welke middelen worden belegd in veilige en liquide instrumenten.
4.Indien de geaccumuleerde middelen uit de bijdragen van de banken niet volstaan om de problemen op te lossen, kan het Fonds zijn middelen verhogen door middel van schuldemissies of andere financiële middelen.
Artikel 13
Delegatie van taken en verantwoordelijkheden
1. Bevoegde autoriteiten kunnen, met instemming van de gedelegeerde, bij bilaterale overeenkomst taken en verantwoordelijkheden aan andere bevoegde autoriteiten delegeren overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. De lidstaten kunnen specifieke regelingen betreffende de delegatie van verantwoordelijkheden vaststellen waaraan moet zijn voldaan voordat hun bevoegde autoriteiten dergelijke overeenkomsten sluiten, en kunnen de werkingssfeer van de delegatie beperken tot hetgeen nodig is om effectief toezicht op grensoverschrijdende financiële instellingen of groepen mogelijk te maken.
2. De Autoriteit stimuleert en vergemakkelijkt de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen bevoegde autoriteiten door de taken en verantwoordelijkheden aan te wijzen welke kunnen worden gedelegeerd of gezamenlijk uitgeoefend en door beste praktijken te bevorderen.
2 bis.De delegatie van verantwoordelijkheden resulteert in een nieuwe toewijzing van de bevoegdheden die in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen zijn neergelegd. Het recht van de gedelegeerde autoriteit is van toepassing op de procedure, de handhaving en de administratieve en gerechtelijke toetsing van de gedelegeerde verantwoordelijkheden.
3. De bevoegde autoriteiten brengen de Autoriteit op de hoogte van delegatieovereenkomsten die zij voornemens zijn te sluiten. Zij voeren de overeenkomsten niet eerder dan één maand na het op de hoogte brengen van de Autoriteit uit.
De Autoriteit kan binnen één maand na op de hoogte te zijn gebracht een advies over de voorgenomen overeenkomst geven.
De Autoriteit publiceert op passende manieren elke delegatieovereenkomst zoals door de bevoegde autoriteiten gesloten om te verzekeren dat alle betrokken partijen op passende wijze op de hoogte worden gebracht.
Artikel 14
Gemeenschappelijke toezichtcultuur
1. De Autoriteit speelt een actieve rol in het opbouwen van een gemeenschappelijke Europese toezichtcultuur en consistente toezichtpraktijken en in het verzekeren van uniforme procedures en consistente benaderingen in geheel de Europese Unie en voert ten minste de volgende activiteiten uit:
a)
verlenen van adviezen aan bevoegde autoriteiten;
b)
bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, met inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming waarin de desbetreffende Uniewetgeving voorziet;
c)
bijdragen tot de ontwikkeling van kwalitatief hoogstaande en uniforme toezichtnormen, daaronder begrepen rapportagenormen en internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig artikel 1, lid 2 bis;
d)
evalueren van de toepassing van de door de Commissie vastgestelde desbetreffende regelgevings- en uitvoeringsnormen en de door de Autoriteit gegeven richtsnoeren en aanbevelingen, en in voorkomend geval voorstellen van wijzigingen;
e)
opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma's, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden en aanmoedigen van de bevoegde autoriteiten om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten.
2. De Autoriteit kan in voorkomend geval nieuwe praktische instrumenten en convergentiehulpmiddelen ontwikkelen ter bevordering van gemeenschappelijke toezichtbenaderingen en -praktijken.
Artikel 15
Collegiale toetsing van bevoegde autoriteiten
1. De Autoriteit organiseert en houdt periodiek collegiale toetsingen van sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten om de consistentie in de toezichtresultaten verder te verbeteren. Hiertoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking tussen de geëvalueerde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de collegiale toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en evaluaties over de betrokken bevoegde autoriteit.
2. De collegiale toetsing omvat een beoordeling van met name:
a)
de adequaatheid van de ▌regelingen van de bevoegde autoriteit op het gebied van hulpmiddelen en bestuur, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in de artikelen 7 t/m 7 sexies genoemde regelgevings- en uitvoeringsnormen en de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren;
b)
de mate van convergentie die in de toepassing van het Unierecht en in de toezichtpraktijk, daaronder begrepen de op grond van de artikelen 7 en 8 vastgestelde technische regelgevings- en uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, is bereikt, en de mate waarin de toezichtpraktijk de in het Unierecht vastgestelde doelstellingen bereikt;
c)
door sommige bevoegde autoriteiten ontwikkelde goede praktijken die voor andere bevoegde autoriteiten nuttig om te volgen kunnen zijn;
c bis)
de doelmatigheid en de mate van convergentie die bereikt zijn met betrekking tot de handhaving van de ter uitvoering van het Unierecht vastgestelde voorschriften, met inbegrip van administratieve maatregelen en sancties tegen verantwoordelijke personen in gevallen waarin niet aan die voorschriften is voldaan.
3. Op basis van de collegiale toetsing kan de Autoriteit tot de betrokken bevoegde autoriteiten richtsnoeren en aanbevelingen richten ingevolge artikel 8. Bij het opstellen van voorstellen voor technische regelgevings- of uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 7 t/m 7 sexies houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de collegiale toetsing. De bevoegde autoriteiten spannen zich in om gevolg te geven aan het advies van de Autoriteit. Ingeval een bevoegde autoriteit geen gevolg geeft aan dit advies, motiveert zij dit voor de Autoriteit.
De Autoriteit maakt de goede praktijken die uit het resultaat van die collegiale toetsingen kunnen worden gedistilleerd, openbaar. Daarenboven kunnen alle andere resultaten van collegiale toetsingen bekend worden gemaakt, voorzover de bevoegde autoriteit die het voorwerp uitmaakt van de collegiale toetsing, daarmee instemt.
Artikel 16
Coördinerende functie
De Autoriteit vervult een algemene coördinerende rol tussen bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen in omstandigheden waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Unie in gevaar kunnen brengen.
De Autoriteit bevordert een gecoördineerde ▌ reactie van de Unie, onder meer door:
1)
de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken;
2)
van informatie die voor alle betrokken bevoegde autoriteiten beschikbaar moet worden gesteld de omvang te bepalen en, voor zover dit mogelijk en passend is, de betrouwbaarheid te controleren;
3)
onverminderd artikel 11, op verzoek van de bevoegde autoriteiten of op eigen initiatief niet-bindende bemiddeling te verrichten;
4)
het ECSR onverwijld van mogelijke noodsituaties in kennis te stellen;
4 bis)
alle passende maatregelen te treffen ingeval van ontwikkelingen die de werking van de financiële markten in gevaar kunnen brengen om de coördinatie van de acties van de relevante bevoegde autoriteiten te faciliteren;
4 ter)
de informatie die overeenkomstig de artikelen 12 en 20 van de bevoegde autoriteiten is ontvangen tengevolge van de rapportageverplichtingen voor instellingen die actief zijn in meer dan één lidstaat, centraal te verzamelen. De Autoriteit deelt die informatie met de overige betrokken bevoegde autoriteiten.
Artikel 17
Beoordeling van marktontwikkelingen
1. De Autoriteit volgt en beoordeelt de marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied en brengt waar nodig de EAVB, de EAEM, het ECSR en het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van trends, potentiële risico's en zwakke plekken. De Autoriteit neemt in haar beoordeling een economische analyse op van de markten waarop financiële instellingen opereren, en een beoordeling van de gevolgen van mogelijke marktontwikkelingen voor die instellingen.
1 bis.De Autoriteit neemt, in samenwerking met het ECSR, het initiatief tot het op ▌ schaal van de Unie beoordelen van de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen en treedt daarbij als coördinator op. Hiertoe ontwikkelt zij voor toepassing door de bevoegde autoriteiten:
a)
gemeenschappelijke methoden voor het beoordelen van het effect van economische scenario's op de financiële posities van een instelling;
b)
gemeenschappelijke benaderingen voor communicatie over de resultaten van deze beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen;.
b bis)
gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde producten en distributieprocessen op de financiële positie van instellingen en op de informatie aan depositohouders, beleggers en cliënten.
2. Onverminderd de in Verordening (EU) nr. …/2010 (ECSR) vastgestelde taken van het ECSR verstrekt de Autoriteit op haar bevoegdheidsgebied ten minste eenmaal per jaar en voor zover nodig vaker aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het ECSR beoordelingen van trends, potentiële risico's en zwakke plekken.
De Autoriteit neemt in deze beoordelingen een indeling van de voornaamste risico's en zwakke plekken op en beveelt in voorkomend geval preventieve of remediërende maatregelen aan.
3. De Autoriteit brengt over sectoroverschrijdende ontwikkelingen, risico's en zwakke plekken adequaat verslag uit door via het Gemengd Comité nauw samen te werken met de EAVB en de EAEM.
Artikel 18
Internationale betrekkingen
1. Onverminderd de bevoegdheden van de ▌ instellingen van de Unie en de lidstaten kan de Autoriteit contacten met toezichthoudende autoriteiten uit derde landen ontwikkelen en administratieve regelingen sluiten met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties en overheidsinstanties van derde landen. Deze regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Europese Unie en haar lidstaten, en zij beletten lidstaten en hun bevoegde autoriteiten niet om bilaterale en multilaterale regelingen te sluiten met derde landen.
2.De Autoriteit verleent bijstand bij het opstellen van equivalentiebesluiten betreffende toezichthoudende regelingen in derde landen overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.
3.De Autoriteit vermeldt in het in artikel 28, lid 4 bis, bedoelde verslag de administratieve regelingen die met internationale organisaties of overheidsinstanties in derde landen zijn overeengekomen en de bijstand die verleend is bij de voorbereiding van equivalentiebesluiten.
Artikel 19
Andere taken
1. De Autoriteit kan op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie of op eigen initiatief aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie advies verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied.
1 bis.Wanneer de Autoriteit geen voorstel voor een technische regelgevings- of uitvoeringsnorm heeft ingediend binnen de termijn die is vastgelegd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of wanneer er geen termijn is vastgesteld, kan de Commissie verzoeken om een dergelijk voorstel en een termijn vaststellen voor de indiening ervan.
De Commissie kan, naar gelang het spoedeisende karakter van de aangelegenheid, verzoeken om indiening van een voorstel voor een technische regelgevings- of uitvoeringsnorm vóór de termijn die is vastgelegd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen. In een dergelijk geval geeft de Commissie een passende motivering.
2. Met betrekking tot prudentiële beoordelingen van fusies en overnames die onder de werkingssfeer van Richtlijn 2007/44/EG vallen en waarvoor op grond van die richtlijn overleg tussen de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit ▌op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten een advies verlenen en publiceren over een prudentiële beoordeling, behalve wat betreft de criteria genoemd in artikel 19 bis, lid 1, onder e), van Richtlijn 2006/48/EG. Het advies wordt snel en in elk geval voor het einde van de in Richtlijn 2007/44/EG bedoelde beoordelingsperiode uitgebracht. Artikel 20 is van toepassing op alle vlakken waarop de Autoriteit advies kan uitbrengen.
Artikel 20
Verzamelen van informatie
1. Op verzoek van de Autoriteit verstrekken de bevoegde autoriteiten ▌van de lidstaten aan de Autoriteit alle nodige informatie om de haar bij deze verordening opgedragen verplichtingen uit te voeren, op voorwaarde dat de adressaat rechtens inzage in de desbetreffende gegevens kan krijgen en dat het verzoek om informatie nodig is gezien de aard van de desbetreffende verplichting.
1 bis.De Autoriteit kan tevens verzoeken op gezette tijden informatie te verstrekken. Bij deze verzoeken wordt, waar mogelijk , van gemeenschappelijke modellen voor verslaglegging gebruik gemaakt.
1 ter.Op een naar behoren met redenen omkleed verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat, kan de Autoriteit informatie verstrekken die nodig is om de bevoegde autoriteit in staat te stellen haar taken uit te voeren overeenkomstig de verplichtingen inzake beroepsgeheim als vastgelegd in sectorale wetgeving en artikel 56.
1 quater.Voordat er overeenkomstig dit artikel om informatie wordt gevraagd en om dubbele rapportageverplichtingen te vermijden, maakt de Autoriteit eerst gebruik van de bestaande statistieken, zoals opgemaakt, verspreid en ontwikkeld door het Europees statistisch systeem en het Europees Stelsel van centrale banken.
2. Ingeval de bevoegde autoriteiten ▌ informatie niet of niet tijdig beschikbaar stellen, kan de Autoriteit een naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek richten tot andere toezichthoudende autoriteiten, het ministerie van Financiën, voor zover dit over toezichtinformatie beschikt, de centrale bank of het bureau voor de statistiek van de betrokken lidstaat.
2 bis.Ingeval informatie niet beschikbaar is of niet tijdig beschikbaar wordt gesteld ingevolge lid 1 of lid 2, kan de Autoriteit rechtstreeks tot de desbetreffende financiële instellingen een naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek richten. In het met redenen omkleed verzoek wordt toegelicht waarom de gegevens over de verschillende individuele financiële instellingen benodigd zijn.
De Autoriteit brengt de desbetreffende bevoegde autoriteiten op de hoogte van verzoeken ingevolge lid 2 en dit lid.
Op verzoek van de Autoriteit verlenen de bevoegde autoriteiten ▌aan de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van deze informatie.
3. De Autoriteit kan ingevolge dit artikel ontvangen vertrouwelijke informatie alleen gebruiken voor het uitvoeren van de haar bij deze verordening opgedragen verplichtingen.
Artikel 21
Verhouding met het ECSR
2. De Autoriteit werkt nauw en op regelmatige basis met het ECSR samen.
De Autoriteit verstrekt het ECSR regelmatig actuele informatie die nodig is voor de vervulling van zijn taken. Alle voor de vervulling van zijn taken benodigde gegevens die niet in een samengevatte of geaggregeerde vorm beschikbaar zijn, worden na een met redenen omkleed verzoek onverwijld aan het ECSR verstrekt, als bepaald in artikel [15] van Verordening (EU) nr. …./2010 (ECSR). De Autoriteit beschikt, in samenwerking met het ECSR, over adequate interne procedures voor de verzending van vertrouwelijke informatie, met name betreffende individuele financiële instellingen.
3. De Autoriteit geeft, overeenkomstig de leden 4 en 5, een behoorlijke follow-up aan waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR als bedoeld in artikel [16] van Verordening (EU) nr. …/2010 (ECSR).
4. Bij ontvangst van een tot de Autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ECSR roept de Autoriteit onverwijld een vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en beoordeelt zij de implicaties van een dergelijke waarschuwing of aanbeveling voor de vervulling van haar taken.
Zij neemt, volgens de toepasselijke besluitvormingsprocedure, een besluit over alle maatregelen die moeten worden genomen overeenkomstig de bij deze verordening aan haar verleende bevoegdheden voor de behandeling van de in de waarschuwingen en aanbevelingen aangewezen kwesties.
Indien de Autoriteit aan een aanbeveling geen gevolg geeft, motiveert zij dit voor het Europees Parlement, de Raad en het ECSR.
5. Bij ontvangst van een tot een bevoegde nationale toezichthoudende autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ECSR maakt de Autoriteit in voorkomend geval van de bij deze verordening aan haar verleende bevoegdheden gebruik om een tijdige follow-up te verzekeren.
Daar waar de adressaat voornemens is de aanbevelingen van het ECSR niet op te volgen, motiveert hij dit voor en bespreekt hij dit met de raad van toezichthouders.
De bevoegde autoriteit houdt naar behoren met de zienswijzen van de raad van toezichthouders rekening wanneer zij het Europees Parlement, de Raad en het ECSR informeert overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. …/2010 (ECSR).
6. Bij het vervullen van haar in deze verordening vastgestelde taken houdt de Autoriteit zoveel mogelijk rekening met de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR.
Artikel 22
Bankstakeholdersgroep
1. Ter bevordering van het overleg met stakeholders op gebieden die relevant zijn voor de taken van de Autoriteit, wordt er een Bankstakeholdersgroep opgericht. De Stakeholdersgroep voor het bankwezen wordt geraadpleegd over maatregelen die getroffen worden overeenkomstig artikel 7 inzake de technische regelgevings- en uitvoeringsnormen en, indien nodig en voor zover zij niet betrekking hebben op individuele financiële instellingen, overeenkomstig artikel 8 inzake richtsnoeren en aanbevelingen. Indien er dringend moet worden opgetreden en overleg onmogelijk blijkt, wordt de Bankstakeholdersgroep daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld.
De Bankstakeholdersgroep komt ten minste viermaal per jaar bijeen.
2. In de Bankstakeholdersgroep, die uit 30 leden is samengesteld, zijn de ▌ krediet- en beleggingsinstellingen die in de Unie opereren, hun werknemersvertegenwoordigers alsmede consumenten, gebruikers van bankdiensten en vertegenwoordigers van kmo's evenwichtig vertegenwoordigd. Ten minste vijf van zijn leden zijn onafhankelijke vooraanstaande academici. Tien leden van de groep vertegenwoordigen financiële instellingen en drie van hen coöperatieve banken en spaarbanken.
▌
3. De leden van de Bankstakeholdersgroep worden na voorstellen van de desbetreffende stakeholders door de raad van toezichthouders van de Autoriteit aangesteld. Bij het nemen van zijn besluit verzekert de raad van toezichthouders, rekening houdend met de mogelijkheden, een passende geografische en genderbalans en vertegenwoordiging van de ▌stakeholders in de Europese Unie.
▌
4. De Autoriteit verstrekt alle nodige informatie en zorgt voor adequate secretariële ondersteuning van de Bankstakeholdersgroep. Voor leden van de Stakeholdersgroep die een organisatie zonder winstoogmerk vertegenwoordigen, wordt een toereikende reiskostenvergoeding vastgesteld. De groep mag werkgroepen voor technische aangelegenheden instellen. De ambtstermijn van de leden van de Bankstakeholdersgroep bedraagt twee en een half jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt.
De leden kunnen twee opeenvolgende ambtstermijnen vervullen.
5. De Bankstakeholdersgroep verstrekt aan de Autoriteit opinies en advies over alle kwesties die verband houden met de taken van de Autoriteit, met name wat betreft de in de artikelen 7 t/m 7 sexies, 8, 14, 15 en 17 vermelde taken.
6. De Bankstakeholdersgroep stelt zijn reglement van orde op basis van overeenstemming onder een tweederdemeerderheid van de leden vast.
7. De Autoriteit maakt de opinies en het advies van de Bankstakeholdersgroep en de resultaten van haar raadplegingen openbaar.
Artikel 23
Vrijwaringsmaatregelen
▌
2. Wanneer een lidstaat meent dat een op grond van artikel 10, lid 2, of artikel 11 genomen besluit rechtstreeks en in aanzienlijke mate afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, stelt hij binnen tien werkdagen na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, de Autoriteit, de Commissie en het Europees Parlement ervan in kennis.
In zijn kennisgeving rechtvaardigt de lidstaat waarom en legt hij een effectbeoordeling voor om aan te tonen in hoeverre het besluit aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden afbreuk doet.
2 bis. Binnen een termijn van één maand na kennisgeving door de lidstaat brengt de Autoriteit de lidstaat ervan op de hoogte of zij haar besluit handhaaft dan wel wijzigt of herroept.
3. Indien de Autoriteit haar besluit handhaaft of wijzigt, beslist de Raad of het besluit van de Autoriteit wordt gehandhaafd of herroepen. Het besluit tot handhaving van het besluit van de Autoriteit wordt bij eenvoudige meerderheid van de leden genomen. Het besluit tot herroeping van het besluit van de Autoriteit wordt bij gekwalificeerde meerderheid van de leden genomen. In geen van deze gevallen wordt de stem van de betrokken leden in aanmerking genomen.
3 bis.Wanneer de Raad binnen tien werkdagen in het geval van artikel 10 en binnen één maand in het geval van artikel 11 geen besluit neemt, wordt het besluit van de Autoriteit geacht gehandhaafd te worden.
3 ter.Indien een krachtens artikel 10 genomen besluit leidt tot gebruikmaking van de overeenkomstig de artikelen 12 quinquies of 12 sexies ingestelde fondsen, verzoeken de lidstaten de Raad niet om handhaving of herroeping van een door de Autoriteit genomen besluit.
Artikel 24
Besluitvormingsprocedures
1. Alvorens de besluiten te nemen waarin deze verordening voorziet brengt de Autoriteit alle individuele adressaten op de hoogte van haar voornemen om het besluit te nemen en stelt zij een termijn vast waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdend met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over de zaak duidelijk kan maken. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 9, lid 4, bedoelde aanbevelingen.
2. De besluiten van de Autoriteit worden gemotiveerd.
3. Adressaten van de besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen.
4. Daar waar de Autoriteit een besluit ingevolge artikel 10, leden 2 of 3, heeft genomen, evalueert het dat besluit met passende tussenpozen.
5. Besluiten die de Autoriteit neemt ingevolge de artikelen 9, 10 en 11 worden bekendgemaakt en vermelden de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiële instelling in kwestie en de hoofdinhoud van het besluit, tenzij een dergelijke openbaarmaking in strijd is met het legitieme belang van financiële instellingen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel met het ordentelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten of een serieuze bedreiging vormt voor de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan.
HOOFDSTUK III
ORGANISATIE
Afdeling 1
RAAD VAN TOEZICHTHOUDERS
Artikel 25
Samenstelling
1. De raad van toezichthouders bestaat uit:
a)
de voorzitter, zonder stemrecht;
b)
het hoofd van de nationale overheidsinstantie die bevoegd is voor het toezicht op kredietinstellingen in elke lidstaat; deze hoofden ontmoeten elkaar ten minste tweemaal per jaar persoonlijk;
c)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie;
d)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Europese Centrale Bank;
e)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ECSR;
f)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten.
1 bis.De raad van toezichthouders belegt regelmatig vergaderingen met de Bankstakeholdersgroep, en wel ten minste tweemaal per jaar.
2. Elke bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor de voordracht uit haar midden van een plaatsvervanger op hoog niveau die het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan vervangen wanneer die persoon niet aanwezig kan zijn.
3. Ingeval de in lid 1, onder b), bedoelde autoriteit geen centrale bank is, kan het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders besluiten zich te laten vergezellen door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de centrale bank van de lidstaat.
3 bis.In lidstaten waar meer dan een autoriteit bevoegd is voor het toezicht op grond van deze verordening, dienen deze autoriteiten het eens te worden over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger. Ingeval een door de raad van toezichthouders te behandelen aangelegenheid niet onder de bevoegdheid valt van de nationale autoriteit die door het in lid 1, onder b), bedoelde lid wordt vertegenwoordigd, kan dat lid zich echter laten vergezellen door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de nationale autoriteit in kwestie.
4. Om binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 94/19/EG op te treden, kan het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders in voorkomend geval vergezeld worden door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de desbetreffende organen die in elke lidstaat de depositogarantieregelingen beheert.
5. De raad van toezichthouders kan besluiten waarnemers toe te laten.
De uitvoerend directeur kan zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen.
Artikel 26
Interne comités en panels
1. De raad van toezichthouders kan voor bepaalde aan de raad van toezichthouders toegekende taken interne comités of panels oprichten en kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités of panels, aan de raad van bestuur of aan de voorzitter.
2. Voor de toepassing van artikel 11 roept de raad van toezichthouders om een onpartijdige schikking van het meningsverschil te vergemakkelijken, een onafhankelijk panel bijeen dat een evenwichtige ledensamenstelling heeft en dat bestaat uit de voorzitter en twee van zijn leden die geen vertegenwoordiger zijn van de bevoegde autoriteiten welke betrokken zijn bij het meningsverschil, noch een belang hebben bij het conflict of directe banden hebben met de betrokken bevoegde autoriteiten.
2 bis.Onverminderd artikel 11, lid 2, legt het panel een besluit ter definitieve vaststelling voor aan de raad van toezichthouders, overeenkomstig de procedure van artikel 29, lid 1, derde alinea.
2 ter.De raad van toezichthouders stelt een reglement van orde op voor het in lid 2 bedoelde panel.
Artikel 27
Onafhankelijkheid
1.Bij de uitvoering van de bij deze verordening aan hen opgedragen taken handelen de voorzitter en de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief uitsluitend in het ▌ belang van de Unie in haar geheel en vragen noch aanvaarden zij instructies van ▌ instellingen of organen van de Unie, van een regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.
2.De lidstaten, de instellingen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van toezichthouders bij het vervullen van hun taken.
Artikel 28
Taken
1. De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit en is belast met het nemen van de in hoofdstuk II bedoelde besluiten.
2. De raad van toezichthouders stelt de adviezen, aanbevelingen en besluiten vast en geeft het advies als bedoeld in hoofdstuk II.
3. De raad van toezichthouders benoemt de voorzitter.
4. De raad van toezichthouders stelt vóór 30 september van elk jaar op basis van een voorstel van de raad van bestuur het werkprogramma van de Autoriteit voor het komende jaar vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Het werkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.
4 bis.De raad van toezichthouders keurt, op basis van een voorstel van de raad van bestuur, het jaarverslag inzake de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, goed op grond van het in artikel 38, lid 7, genoemde ontwerpverslag en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Europese Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.
5. De raad van toezichthouders stelt het meerjarenwerkprogramma van de Autoriteit vast en zendt het ter informatie toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Het meerjarenwerkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.
6. De raad van toezichthouders stelt de ▌begroting vast overeenkomstig artikel 49.
7. De raad van toezichthouders oefent tuchtrechtelijk gezag over de voorzitter en de uitvoerend directeur uit en kan hen respectievelijk overeenkomstig artikel 33, lid 5, of artikel 36, lid 5, uit hun ambt ontslaan.
Artikel 29
Besluitvorming
1. De raad van toezichthouders besluit met gewone meerderheid van zijn leden, waarbij elk lid één stem heeft.
Met betrekking tot de in de artikelen 7 en 8 genoemde besluiten en de ingevolge hoofdstuk VI en in afwijking van de eerste alinea aangenomen maatregelen en besluiten, besluit de raad van toezichthouders op basis van een gekwalificeerde meerderheid van zijn leden, als bepaald in artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen.
Met betrekking tot besluiten ingevolge artikel 11, lid 3, inzake besluiten van de consoliderende toezichthouder wordt het door het panel voorgestelde besluit geacht te zijn aangenomen indien het is goedgekeurd door een gewone meerderheid van de leden van de raad van toezichthouders, tenzij het wordt verworpen door leden die samen een blokkerende minderheid vormen in de zin van artikel 16, lid 4 VWEU en van artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen.
Met betrekking tot alle andere besluiten overeenkomstig artikel 11, lid 3, wordt het door het panel voorgestelde besluit aangenomen met een gewone meerderheid van de leden van de raad van toezichthouders, waarbij elk lid één stem heeft.
2. De vergaderingen van de raad van toezichthouders worden door de voorzitter, op eigen initiatief of op verzoek van ten minste één derde van zijn leden bijeengeroepen, en worden door de voorzitter voorgezeten.
3. De raad van toezichthouders stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend.
4. Het reglement van orde omvat de nadere regelingen voor de stemming, daaronder begrepen in voorkomend geval de quorumregeling. De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers, met uitzondering van de voorzitter en de uitvoerend directeur, wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen, behoudens andersluidende bepaling in artikel 61 of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.
Afdeling 2
RAAD VAN BESTUUR
Artikel 30
Samenstelling
1. De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter ▌en zes andere leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders worden verkozen.
Elk lid, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger, die het lid van de raad van bestuur vervangt als dat lid niet aanwezig kan zijn.
Het mandaat van de door de raad van toezichthouders verkozen leden bedraagt twee en een half jaar. Het kan één keer worden verlengd. De samenstelling van de raad van bestuur is evenwichtig en proportioneel en vormt een weerspiegeling van de gehele Europese Unie. De mandaten zijn overlappend en er geldt een passend roulatiesysteem.
2. Beslissingen van de raad van bestuur worden genomen met een meerderheid van de aanwezige leden. Elk lid heeft één stem.
De uitvoerend directeur en een vertegenwoordiger van de Commissie nemen deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht.
De vertegenwoordiger van de Commissie is stemgerechtigd voor de in artikel 49 bedoelde aangelegenheden.
De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.
3. De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een derde van de leden samengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter.
De raad van bestuur komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de raad van bestuur dit nodig acht. De raad van bestuur komt ten minste vijf keer per jaar in ▌zitting bijeen.
4. De leden van de raad van bestuur kunnen zich op de door het reglement van orde van de raad bepaalde wijze laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde leden, met uitzondering van de uitvoerend directeur, wonen de besprekingen in de raad van bestuur over individuele financiële instellingen niet bij.
Artikel 31
Onafhankelijkheid
De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief uitsluitend in het ▌belang van de Unie als geheel en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van een regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.
Lidstaten, instellingen of organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur.
Artikel 32
Taken
1. De raad van bestuur ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde voorwaarden.
2. De raad van bestuur legt een jaarlijks en een meerjarig werkprogramma ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.
3. De raad van bestuur oefent zijn begrotingsbevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 49 en 50.
4. De raad van bestuur stelt het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast en treft overeenkomstig artikel 54, lid 2, de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen („het Statuut”).
5. De raad van bestuur stelt de bijzondere bepalingen vast inzake het recht van toegang tot de documenten van de Autoriteit overeenkomstig artikel 58.
▌
6 bis.De raad van bestuur legt een jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, op basis van het in artikel 38, lid 7, bedoelde ontwerpverslag, ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders en doet het toekomen aan het Europees Parlement.
7. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.
8. De raad van bestuur benoemt en ontslaat de leden van de raad van beroep overeenkomstig artikel 44, leden 3 en 5.
Afdeling 3
VOORZITTER
Artikel 33
Benoeming en taken
1. De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door een voorzitter, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.
De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur voor.
2. De voorzitter wordt na een door de raad van toezichthouders georganiseerde en beheerde open selectieprocedure benoemd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en markten en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regelgeving.
De Commissie legt een voordrachtlijst van drie kandidaten voor aan het Europees Parlement. Na die kandidaten te hebben gehoord, kiest het Europees Parlement een van die kandidaten. De op deze wijze gekozen kandidaat wordt benoemd door de raad van toezichthouders.
De raad van toezichthouders kiest uit zijn leden tevens een vervanger die de functies van de voorzitter uitoefent als deze afwezig is. Die vervanger wordt niet gekozen uit de leden van de raad van bestuur.
3. Het mandaat van de voorzitter bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd.
4. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de voorzitter, beoordeelt de raad van toezichthouders:
a)
de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
b)
de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdend met deze beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de voorzitter één keer verlengen, behoudens bevestiging van het Europees Parlement.
5. De voorzitter kan slechts uit zijn functie worden ontheven door het Europees Parlement na een besluit van de raad van toezichthouders ▌.
De voorzitter mag de raad van toezichthouders niet beletten kwesties met betrekking tot de voorzitter te bespreken, in het bijzonder de noodzaak van zijn ontslag, en mag niet betrokken zijn bij de beraadslaging daaromtrent.
Artikel 34
Onafhankelijkheid
Onverminderd de rol van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de voorzitter, vraagt noch aanvaardt de voorzitter instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van enige andere openbare of particuliere instelling.
De lidstaten, de instellingen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de voorzitter bij het vervullen van zijn taken.
Overeenkomstig het in artikel 54 bedoelde Statuut blijft de voorzitter na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Artikel 35
Verslag
1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen de voorzitter of de vervanger van de voorzitter, met volledige inachtneming van zijn onafhankelijkheid, verzoeken ▌een verklaring af te leggen ▌. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd alle vragen van de leden van het Europees Parlement.
2. Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 1 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de belangrijkste werkzaamheden van de Autoriteit.
2 bis.Afgezien van de informatie als bedoeld in de artikelen 7 bis t/m 7 sexies, 8, 9, 10, 11 bis en 18, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie.
Afdeling 4
UITVOEREND DIRECTEUR
Artikel 36
Benoeming
1. De Autoriteit wordt geleid door een uitvoerend directeur, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.
2. De uitvoerend directeur wordt na een open selectieprocedure en na de bevestiging door het Europees Parlement door de raad van toezichthouders benoemd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en markten, relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regelgeving en managementervaring.
3. Het mandaat van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd.
4. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de uitvoerend directeur, voert de raad van toezichthouders een beoordeling uit.
Daarbij beoordeelt de raad van toezichthouders in het bijzonder:
a)
de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
b)
de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdend met deze beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de uitvoerend directeur één keer verlengen.
5. De uitvoerend directeur kan slechts uit zijn functie worden ontheven door een besluit van de raad van toezichthouders.
Artikel 37
Onafhankelijkheid
1.Onverminderd de respectieve rol van de raad van bestuur en van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de uitvoerend directeur, vraagt noch aanvaardt de uitvoerend directeur instructies van overheden, instanties, organen of personen buiten de Autoriteit.
1 bis.De lidstaten, de instellingen en organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de uitvoerend directeur bij het vervullen van zijn taken.
Overeenkomstig het in artikel 54 bedoelde Statuut blijft de uitvoerend directeur na zijn vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Artikel 38
Taken
1. De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor het beheer van de Autoriteit en bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor.
2. De uitvoerend directeur zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijks werkprogramma van de Autoriteit, volgens de aanwijzingen van de raad van toezichthouders en onder toezicht van de raad van bestuur.
3. De uitvoerend directeur neemt de nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota's, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert.
4. De uitvoerend directeur bereidt een meerjarig werkprogramma voor, als bedoeld in artikel 32, lid 2.
5. Elk jaar bereidt de uitvoerend directeur tegen 30 juni een werkprogramma voor het volgende jaar voor, als bedoeld in artikel 32, lid 2.
6. De uitvoerend directeur stelt een voorlopige ontwerpbegroting van de Autoriteit op overeenkomstig artikel 49 en voert de begroting van de Autoriteit uit overeenkomstig artikel 50.
7. De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een ontwerpverslag op met een hoofdstuk over de regelgevings- en toezichtwerkzaamheden van de Autoriteit en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden.
8. De uitvoerend directeur voert de in artikel 54 bepaalde bevoegdheden uit met betrekking tot het personeel van de Autoriteit en beheert personeelskwesties.
HOOFDSTUK IV
EUROPEES SYSTEEM VAN FINANCIËLE TOEZICHTHOUDERS ▌
Afdeling 2
EUROPESE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN (GEMENGD COMITÉ)
Artikel 40
Oprichting
1. Hierbij wordt een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité ) opgericht.
2. Het Gemengd Comité dient als forum waarmee de Autoriteit regelmatig en nauw samenwerkt en zorgt voor de intersectorale samenhang met de andere ETA's, in het bijzonder met betrekking tot:
–
financiële conglomeraten;
–
financiële verslaglegging en controle;
–
microprudentiële analyses van sectoroverstijgende ontwikkelingen, risico's en kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit;
–
retail-investeringsproducten;
–
maatregelen tegen witwaspraktijken; en
–
informatie-uitwisseling met het ECSR en ontwikkeling van de betrekkingen tussen het ECSR en de Europese toezichthoudende autoriteiten.
3. Het Gemengd Comité beschikt over specifiek personeel dat ter beschikking wordt gesteld door de drie Europese toezichthoudende autoriteiten en dat als secretariaat optreedt. De Autoriteit stelt adequate middelen ter beschikking voor de administratieve, ▌ infrastructuur- en operationele kosten.
Artikel 40 bis
Toezicht
Ingeval een financiële instelling opereert in verschillende sectoren, beslecht het Gemengd Comité meningsverschillen overeenkomstig artikel 42.
Artikel 41
Samenstelling
1. Het Gemengd Comité bestaat uit de voorzitters van de Europese toezichthoudende autoriteiten en, waar van toepassing, de voorzitter van een overeenkomstig artikel 43 opgericht subcomité.
2. De uitvoerend directeur, een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van het ECSR worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van het Gemengd Comité ▌ en van de in artikel 43 bedoelde subcomités bij te wonen.
3. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité ▌wordt via een jaarlijks rotatiesysteem toegekend aan één der voorzitters van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. De overeenkomstig dit lid benoemde voorzitter van het Gemengd Comité wordt ook tot ondervoorzitter van het ECSR benoemd.
4. Het Gemengd Comité ▌stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. In het reglement kunnen verdere details worden bepaald over extra deelnemers aan de vergaderingen van het Gemengd Comité.
Het Gemengd Comité ▌ vergadert ten minste om de twee maanden.
Artikel 42
Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke besluiten
Binnen de draagwijdte van haar in hoofdstuk II bepaalde taken en, in voorkomend geval, met name met betrekking tot de uitvoering van Richtlijn 2002/87/EG, bepaalt de Autoriteit gemeenschappelijke standpunten met de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten.
In het kader van de artikelen 7, 9, 10 of 11 van deze verordening genomen besluiten met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen die ook binnen de bevoegdheid van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten valt, worden, indien zulks passend is, gezamenlijk vastgesteld door de Autoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten.
Artikel 43
Subcomités
1. In het kader van artikel 42 wordt bij het Gemengd Comité ▌een Subcomité financiële conglomeraten opgericht.
2.Dit subcomité is samengesteld uit de in artikel 41, lid 1, bedoelde personen en één vertegenwoordiger op hoog niveau van het huidige personeel van de relevante bevoegde autoriteit van elke lidstaat.
3. Het subcomité kiest uit zijn leden een voorzitter, die ook lid is van het Gemengd Comité ▌.
4.Het Gemengd Comité kan aanvullende subcomités oprichten.
Afdeling 3
RAAD VAN BEROEP
Artikel 44
Samenstelling
1. De raad van beroep is een gemeenschappelijk orgaan van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten.
2. De raad van beroep bestaat uit zes leden en zes vervangers, allen personen van hoog aanzien die bewezen hebben op een voldoende hoog niveau over relevante kennis en beroepservaring, ook op het vlak van toezicht, te beschikken in de sectoren banken, verzekeringen, effectenmarkten of op het gebied van andere financiële diensten, en geen deel uitmaken van het huidige personeel van de bevoegde autoriteiten of van andere nationale instellingen of ▌instellingen van de Unie die bij de activiteiten van de Autoriteit betrokken zijn. Een aanzienlijk aantal leden van de raad van beroep beschikt over voldoende juridische expertise om deskundig juridisch advies te geven over de wetmatigheid van de wijze waarop de Autoriteit haar bevoegdheden uitoefent.
De raad van beroep wijst zelf zijn voorzitter aan.
De besluiten van de raad van beroep worden genomen met een meerderheid van de stemmen van ten minste vier van de zes leden. Indien het aangevochten besluit onder de werkingssfeer van deze verordening valt, bestaat de meerderheid van vier leden uit ten minste een van de twee door de Autoriteit benoemde leden van de raad van beroep.
De raad van beroep wordt door de voorzitter samengeroepen wanneer dat noodzakelijk is.
3. Twee leden van de raad van beroep en twee vervangers worden na een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte oproep tot het indienen van voorstellen en na raadpleging van de raad van toezichthouders uit een door de Commissie voorgestelde lijst benoemd door de raad van bestuur van de Autoriteit.
De andere leden worden benoemd overeenkomstig Verordening (EU) nr.…/2010 (EAVB) en Verordening (EU) nr.…/2010 (EAEM).
4. De ambtstermijn van de leden van de raad van beroep bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan één keer worden verlengd.
5. Een lid van de raad van beroep, dat door de raad van bestuur van de Autoriteit is benoemd, kan tijdens zijn mandaat niet ontslagen worden, tenzij het op ernstige wijze is tekortgeschoten en de raad van bestuur daartoe na raadpleging van de raad van toezichthouders een besluit neemt.
6. De Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten zorgen via het Gemengd Comité voor adequate operationele en secretariële ondersteuning van de raad van beroep.
Artikel 45
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid
1. De leden van de raad van beroep zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij mogen geen enkele andere taak verrichten in de Autoriteit zelf of in de raad van bestuur of de raad van toezichthouders van de Autoriteit.
2. De leden van de raad van beroep mogen niet deelnemen aan de behandeling van een beroepsprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen beroep is ingesteld.
3. Indien een lid van de raad van beroep om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een beroepsprocedure zou mogen deelnemen, stelt het de raad van beroep daarvan in kennis.
4. Een lid van de raad van beroep kan om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of als aan zijn onpartijdigheid wordt getwijfeld, door een partij in de beroepsprocedure worden gewraakt.
Wraking kan niet zijn gegrond op de nationaliteit van leden en is niet ontvankelijk als de partij in de beroepsprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden tot het maken van het bezwaar, toch reeds een andere procedurehandeling heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de raad van beroep.
5. De raad van beroep beslist in de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen.
Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de raad van beroep vervangen door zijn plaatsvervanger, tenzij deze in een vergelijkbare situatie verkeert. In dat geval wijst de voorzitter een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.
6. De leden van de raad van beroep verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden.
Daartoe leggen zij een verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid.
Deze verklaringen worden jaarlijks schriftelijk openbaar gemaakt.
HOOFDSTUK V
RECHTSMIDDELEN
Artikel 46
Beroepsprocedures
1. Elke natuurlijke of rechtspersoon, inclusief een bevoegde autoriteit, kan beroep instellen tegen een in de artikelen 9, 10 en 11 bedoeld besluit van de Autoriteit en tegen andere besluiten van de Autoriteit, overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen, gericht tot die persoon, of tegen een besluit dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon, ook als het tot een andere persoon is gericht.
2. Het beroep wordt tezamen met de uiteenzetting van de gronden voor het beroep binnen twee maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke daarvan, binnen twee maanden na de dag van publicatie van het besluit door de Autoriteit, schriftelijk bij de Autoriteit ingediend.
De raad van beroep neemt binnen twee maanden na instelling van het beroep een besluit ter zake.
3. Een ingevolge lid 1 van dit artikel ingesteld beroep heeft geen schorsende werking.
De raad van beroep kan echter, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen, de toepassing van het bestreden besluit opschorten.
4. Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de raad van beroep of het gegrond is. De raad nodigt ▌ de partijen in de beroepsprocedure uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken naar aanleiding van de kennisgevingen van de raad zelf of de mededelingen van de andere partijen in de beroepsprocedure. Het is partijen in de beroepsprocedure toegestaan een mondelinge uiteenzetting te geven.
5. De raad van beroep kan het door het bevoegde orgaan van de Autoriteit genomen besluit bekrachtigen, dan wel de zaak terugverwijzen naar het bevoegde orgaan van de Autoriteit. Dit bevoegde orgaan van de Autoriteit is gebonden aan de beslissing van de raad van beroep en neemt een gewijzigd besluit met betrekking tot de betrokken zaak.
6. De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.
7. De door de raad van beroep genomen besluiten worden met redenen omkleed en door de Autoriteit bekendgemaakt.
Artikel 47
Beroep bij het Gerecht ▌ en het Hof van Justitie
1. Overeenkomstig artikel 263 VWEU kan bij het Gerecht ▌ of het Hof van Justitie beroep worden ingesteld tegen beslissingen van de raad van beroep of, bij ontbreken van recht op beroep bij de raad van beroep, tegen beslissingen van de Autoriteit.
1 bis.Overeenkomstig artikel 263 VWEU kunnen de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie, alsmede iedere natuurlijke of rechtspersoon, rechtstreeks beroep instellen bij het Hof van Justitie tegen besluiten van de Autoriteit.
2. Ingeval de Autoriteit verplicht is een besluit te nemen en dat nalaat, kan overeenkomstig artikel 265 VWEU bij het Gerecht ▌ of bij het Hof van Justitie beroep wegens nalating ▌ worden ingesteld.
3. De Autoriteit moet de noodzakelijke maatregelen treffen ter uitvoering van het arrest van het Gerecht ▌ of het Hof van Justitie.
HOOFDSTUK VI
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 48
Begroting van de Autoriteit
1. De ontvangsten van de Autoriteit, een orgaan van de Unie in de zin van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad, bestaan met name uit een of meer van de volgende elementen:
a)
verplichte bijdragen van de voor toezicht op de financiële instellingen bevoegde nationale openbare autoriteiten, die worden bepaald overeenkomstig een formule die gebaseerd is op de stemmenweging van artikel 3, lid 3, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen;
b)
een subsidie van de Unie uit de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie); De financiering van de Autoriteit door de Europese Unie is afhankelijk van een akkoord van de begrotingsautoriteit, zoals bepaald in punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer;
c)
vergoedingen die aan de Autoriteit worden betaald in de gevallen als bedoeld in de relevante ▌ rechtsinstrumenten van de Unie.
2. De uitgaven van de Autoriteit bestaan ten minste uit personele, administratieve, loon- en infrastructuurkosten, kosten van beroepsopleiding en werkingskosten.
3. De ontvangsten en uitgaven zijn in evenwicht.
4. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van de Autoriteit geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van de Autoriteit.
Artikel 49
Vaststelling van de begroting
1. Voor 15 februari van ieder jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp op van de raming van de ontvangsten en uitgaven voor het volgende begrotingsjaar en stuurt hij dit voorontwerp van begroting samen met de personeelsformatie naar de raad van bestuur en de raad van toezichthouders. De raad van toezichthouders stelt jaarlijks, op basis van het voorontwerp van de uitvoerend directeur dat door de raad van bestuur is goedgekeurd, de raming van de ontvangsten en uitgaven van de Autoriteit voor het volgende begrotingsjaar vast. De raad van toezichthouders dient deze raming, die tevens een ontwerppersoneelsformatie bevat, uiterlijk op 31 maart bij de Commissie in. Alvorens de raming wordt vastgesteld, wordt het voorontwerp van de uitvoerend directeur goedgekeurd door de raad van bestuur.
2. De raming wordt door de Commissie samen met het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie aan het Europees Parlement en de Raad („de begrotingsautoriteit”) gezonden.
3. Op basis van de ramingen voert de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de ramingen in die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU.
4. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan de Autoriteit goed.
5. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.
6. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit onverwijld op de hoogte van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte. Als een van de takken van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze de Autoriteit binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het project in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien de Autoriteit geen antwoord ontvangt, kan zij doorgaan met haar plannen.
6 bis.In het op 31 december 2011 eindigende eerste jaar waarin de Autoriteit functioneert, wordt haar begroting goedgekeurd door de leden van het niveau 3-comité na raadpleging van de Commissie, en vervolgens voor bekrachtiging toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad .
Artikel 50
Uitvoering van en toezicht op de begroting
1. De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van de Autoriteit uit.
2. Uiterlijk op 1 maart na afloop van het boekjaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. De rekenplichtige van de Autoriteit stuurt het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tegen 31 maart van het volgende jaar ook naar de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement en de Raad.
De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(36) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd).
3. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 129 van het Financieel Reglement stelt de uitvoerend directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van de Autoriteit op en zendt ze voor advies toe aan de raad van bestuur.
4. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de Autoriteit.
5. De uitvoerend directeur stuurt de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van bestuur, tegen 1 juli na afloop van het boekjaar naar de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
6. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.
7. De uitvoerend directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september een antwoord op haar opmerkingen. Hij stuurt dit antwoord ook door naar de raad van bestuur en de Commissie.
8. Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.
9. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting met inbegrip van alle uitgaven en ontvangsten van de Autoriteit) van het boekjaar N.
Artikel 51
Financiële regeling
De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze voorschriften mogen niet afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie(37), tenzij de specifieke eisen van de werking van de Autoriteit dit noodzakelijk maken en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.
Artikel 52
Fraudebestrijdingsmaatregelen
1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 zonder enige beperking op de Autoriteit van toepassing.
2. De Autoriteit treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(38) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van de Autoriteit van toepassing zijn.
3. In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de Autoriteit toegekende financiering en bij het personeel dat verantwoordelijk is om de financiering toe te kennen.
HOOFDSTUK VII
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 53
Voorrechten en immuniteiten
Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de Autoriteit en haar personeel.
Artikel 54
Personeel
1. Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van genoemd Statuut en van genoemde Regeling zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoerend directeur en de voorzitter.
2. De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut.
3. De Autoriteit oefent ten aanzien van haar personeel de bevoegdheden uit die krachtens het Statuut zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.
4. De raad van bestuur stelt bepalingen vast waardoor nationale deskundigen van de lidstaten kunnen worden gedetacheerd bij de Autoriteit.
Artikel 55
Aansprakelijkheid van de Autoriteit
1. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Autoriteit overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door de Autoriteit zelf of door het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt. Het Hof van Justitie heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.
2. De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van de Autoriteit ten aanzien van de Autoriteit wordt beheerst door de desbetreffende voor het personeel van de Autoriteit geldende voorschriften.
Artikel 56
Beroepsgeheim
1. De leden van de raad van toezichthouders en van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en de personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren en de andere personen die op contractuele basis taken uitvoeren voor de Autoriteit, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie.
Overeenkomstig het in artikel 54 bedoelde Statuut blijft de voorzitter na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Lidstaten, instellingen of organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur.
2. Onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen, mag vertrouwelijke informatie die de in lid 1 bedoelde personen ontvangen tijdens de uitvoering van hun taken, aan geen enkele persoon of autoriteit worden bekendgemaakt, behalve in samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat de individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd.
De verplichting in het kader van lid 1 en van de eerste alinea van dit lid verhindert de Autoriteit en de nationale toezichthoudende autoriteiten niet de informatie te gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen, en met name voor procedures voor de vaststelling van besluiten.
3. De leden 1 en 2 verhinderen de Autoriteit niet informatie uit te wisselen met nationale toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig deze verordening en andere Gemeenschapswetgeving die op financiële instellingen van toepassing is.
Deze gegevens vallen onder het in de leden 1 en 2 bedoelde beroepsgeheim. De Autoriteit legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde geheimhoudingsregels vast.
4. De Autoriteit past Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie(39) toe.
Artikel 57
Gegevensbescherming
Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn 95/46/EG of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EG) nr. 45/2001 bij het uitoefenen van haar taken, onverlet.
Artikel 58
Toegang tot documenten
1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten van de Autoriteit.
2. De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 uiterlijk op 31 mei 2011 vast.
3. Tegen besluiten van de Autoriteit uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan, na beroep bij de raad van beroep, een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie, al naargelang het geval, onder de voorwaarden van respectievelijk artikel 228 en artikel 263 VWEU.
Artikel 59
Talenregeling
1. De bepalingen van Verordening nr. 1(40) van de Raad zijn van toepassing op de Autoriteit.
2. De raad van bestuur besluit over de interne talenregeling van de Autoriteit.
3. De voor het functioneren van de Autoriteit vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.
Artikel 60
Zetelovereenkomst
De vereiste bepalingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar de zetel is gevestigd en de door deze lidstaat ter beschikking gestelde installaties, alsook de specifieke voorschriften die in die lidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die wordt gesloten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd.
De gastlidstaat zorgt ervoor dat de Autoriteit in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en adequate vervoersverbindingen.
Artikel 61
Deelname van derde landen
1.Landen die geen lid zijn van de Europese Unie en die met de Europese Unie overeenkomsten hebben gesloten waardoor zij het Unierecht binnen het in artikel 1, lid 2, bedoelde bevoegdheidsgebied van de Autoriteit hebben vastgesteld en toepassen, mogen deelnemen aan de werkzaamheden van de Autoriteit.
1 bis.De Autoriteit kan derde landen die wetgeving toepassen welke binnen de in artikel 1, lid 2, genoemde bevoegdheidsgebieden van de Autoriteit als gelijkwaardig is erkend, toestaan deel te nemen, als bepaald in overeenkomstig artikel 216 VWEU door de Unie gesloten internationale overeenkomsten.
2.Op basis van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden afspraken gemaakt over met name de aard, omvang en procedurele aspecten van de betrokkenheid van deze landen bij de werkzaamheden van de Autoriteit, waaronder afspraken over de financiële en personele bijdrage. Zij kunnen zorgen voor een vertegenwoordiger, als waarnemer, bij de raad van toezichthouders, maar zorgen ervoor dat deze landen niet deelnemen aan besprekingen met betrekking tot individuele financiële instellingen, behalve in gevallen waarbij zij rechtstreeks belang hebben.
HOOFDSTUK VIII
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 62
Voorbereidende maatregelen
-1.In de periode na de inwerkingtreding van deze verordening en voorafgaand aan de oprichting van de Autoriteit, werkt het CEBT in nauwe samenwerking met de Commissie aan de voorbereiding van de vervanging van het CEBT door de Autoriteit.
1. Zodra de Autoriteit is opgericht, is de Commissie ▌ verantwoordelijk voor het opzetten en de initiële werkzaamheden van de Autoriteit, totdat de Autoriteit voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren.
Daartoe kan de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn functie opneemt na benoeming door de raad van toezichthouders overeenkomstig artikel 36, één ambtenaar ad interim aanstellen om de taken van de uitvoerend directeur uit te oefenen. Deze periode is beperkt tot het moment waarop de Autoriteit voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren.
2. De uitvoerend directeur ad interim mag alle betalingen goedkeuren die worden gedekt door de kredieten van de begroting van de Autoriteit, na goedkeuring door de raad van bestuur, en mag contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten, na goedkeuring van de personeelsformatie van de Autoriteit.
3. De leden 1 en 2 laten de bevoegdheden van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur onverlet.
3 bis.De Autoriteit wordt als de wettige opvolger van het CEBT beschouwd. Alle in aanmerking komende activa en passiva en alle lopende operaties van het CEBT kunnen naar de Autoriteit worden overgeheveld. Een onafhankelijk financieel controleur stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van de activa en passiva van het CEBT blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door de leden van het CEBT en door de Commissie voordat er activa of passiva worden overgedragen.
Artikel 63
Overgangsbepalingen voor het personeel
1. In afwijking van artikel 54 blijven alle door het CEBT of het secretariaat daarvan gesloten arbeidsovereenkomsten en detacheringsregelingen die van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot hun einddatum geldig. Zij kunnen niet worden verlengd.
2. Alle in lid 1 bedoelde contractuele personeelsleden wordt de mogelijkheid geboden een tijdelijk contract te sluiten overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, in de graad als bepaald in de personeelsformatie van de Autoriteit.
Na de inwerkingtreding van deze verordening organiseert de voor het sluiten van contracten bevoegde Autoriteit een interne selectie voor het contractueel personeel van het CEBT of het in lid 1 bedoelde secretariaat daarvan om te peilen naar de bekwaamheid, efficiëntie en integriteit van de in dienst te nemen personen. In de interne selectieprocedure wordt ten volle rekening gehouden met de vaardigheden en ervaring die de individuele werknemer voor de aanwerving heeft laten zien.
3. Afhankelijk van het type en het niveau van de uit te oefenen functies wordt de geslaagde kandidaten een contract als tijdelijk ambtenaar aangeboden, met een duur die ten minste de resterende tijd van het vroegere contract bedraagt.
4. De relevante nationale wetgeving met betrekking tot arbeidsovereenkomsten en andere relevante instrumenten blijven van toepassing op de voormalige contractuele personeelsleden die niet voor een contract als tijdelijk ambtenaar solliciteren of geen tijdelijk contract aangeboden krijgen overeenkomstig lid 2.
Artikel 63bis
Nationale bepalingen
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening metterdaad wordt toegepast.
Artikel 64
Wijzigingen
Besluit nr. 716/2009/EG wordt hierbij gewijzigd in zoverre dat het CEBT verwijderd wordt uit de lijst van begunstigden in afdeling B van de bijlage bij dat besluit.
Artikel 65
Intrekking
Besluit 2009/78/EG van de Commissie tot instelling van het CEBT wordt hierbij ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.
Artikel 66
Herzieningsclausule
-1.Uiterlijk op …(41) legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de nodige voorstellen voor om het toezicht op instellingen die een systeemrisico als bedoeld in artikel 12 ter kunnen inhouden, te versterken en om een nieuw kader voor het beheer van financiële crisis op te zetten, daaronder begrepen overeenkomsten inzake de financiering ervan.
1. Uiterlijk op ...(42)* en vervolgens om de drie jaar publiceert de Commissie een algemeen verslag over de opgedane ervaring met de werkzaamheden van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures. In dat verslag worden onder meer de volgende zaken beoordeeld:
a)
de mate van convergentie in standaardtoezichtpraktijken die de bevoegde autoriteiten hebben bereikt;
b)
de werking van de colleges van toezichthouders;
c)
de geboekte vooruitgang met betrekking tot convergentie op gebieden als crisispreventie, - beheersing en -beslechting, daaronder begrepen Europese financieringsmechanismen;
d)
of, met name in het licht van de geboekte vooruitgang met betrekking op de in punt c) genoemde gebieden, de rol van de Autoriteit in het toezicht op financiële instellingen die mogelijkerwijs een systeemrisico opleveren moet worden versterkt en of de Autoriteit meer toezichtbevoegdheden zou moeten uitoefenen ten aanzien van die instellingen;
e)
de toepassing van de bij artikel 23 ingestelde vrijwaringsclausule.
1 bis.In het in lid 1 bedoelde verslag wordt ook onderzocht:
a)
of het toezicht op bankwezen, verzekeringen en bedrijfspensioenen, effecten en financiële markten gescheiden moet blijven;
b)
of het prudentieel toezicht en het toezicht op de zakelijke activiteiten moeten worden gecombineerd dan wel gescheiden;
c)
of de architectuur van het ESFT moet worden vereenvoudigd en versterkt om de samenhang tussen het macro- en het microniveau en tussen de ETA's te vergroten;
d)
of de ontwikkeling van het ESFT gelijke tred houdt met de wereldwijde ontwikkeling;
e)
of er binnen het ESFT voldoende diversiteit en topkwaliteit beschikbaar is;
f)
of er een behoorlijke verhouding is tussen verantwoordingsplicht en transparantie enerzijds en publicatievoorschriften anderzijds;
g)
of de zetel van de Autoriteit in Frankfurt moet blijven.
2. Het verslag en, in voorkomend geval, eventuele begeleidende voorstellen worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.
Artikel 67
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011, uitgezonderd artikel 62 en artikel 63, leden 1 en 2, die van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De Autoriteit wordt opgericht op de datum van toepassing van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (COM(2009)0502 – C7-0168/2009 – 2009/0143(COD))
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Verzekeringen en Bedrijfspensioenen)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(5),
Handelend overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure(6),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De financiële crisis in 2007/2008 heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op individuele instellingen als wat het toezicht op het financiële stelsel als geheel betreft. Nationale toezichtmodellen zijn dan ook niet meer berekend op de financiële globalisering en de geïntegreerde en vervlochten Europese financiële markten waarop tal van financiële instellingen over de grenzen heen actief zijn. De crisis heeft tekortkomingen op het gebied van samenwerking, coördinatie, consistente toepassing van het Unierecht en vertrouwen tussen nationale toezichthouders aan het licht gebracht.
(1 bis)Geruime tijd voor de financiële crisis riep het Europees Parlement er al met regelmaat toe op om nog beter te zorgen voor een echt gelijk speelveld voor alle actoren op Unieniveau. Tegelijkertijd liet het niet na te wijzen op aanzienlijke omissies in het Unietoezicht op de steeds sterker geïntegreerde financiële markten (in zijn resoluties van 13 april 2000 over de mededeling van de Commissie – Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan(7), van 21 november 2002 over de regels inzake bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie(8), van 11 juli 2007 over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010) – Witboek(9), van 23 september 2008 met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity(10) en van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur(11), van 22 april 2009 over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)(12) en van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over ratingbureaus(13)).
(2) De conclusie van een door de Commissie besteld en op 25 februari 2009 verschenen verslag van een deskundigengroep op hoog niveau onder voorzitterschap van J. de Larosière (verslag-de Larosière) luidde dat het toezichtkader moest worden versterkt om het risico en de ernst van toekomstige financiële crises te verminderen. In het verslag zijn hervormingen van de toezichtstructuur voor de financiële sector in de Unie aanbevolen. Die groep van deskundigen heeft tevens geconcludeerd dat een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, bestaande uit drie Europese toezichthoudende autoriteiten, één voor de banksector, één voor de effectensector en één voor de sector verzekeringen en bedrijfspensioenen, en een Europees Comité voor systeemrisico's dienden te worden gecreëerd. De aanbevelingen in het verslag hadden betrekking op het minimale wijzigingsniveau dat de deskundigen noodzakelijk achtten om te voorkomen dat een dergelijke crisis zich in de toekomst opnieuw voordoet.
(3) ▌In haar mededeling van 4 maart 2009 „Op weg naar Europees herstel” stelde de Commissie voor met ontwerpwetgeving te komen tot instelling van een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders en een Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR), en in haar mededeling van 27 mei 2009 „Europees financieel toezicht” verstrekte zij nadere bijzonderheden over de mogelijke architectuur van een dergelijk nieuw toezichtkader, maar nam daarin niet alle aanbevelingen over die in het verslag-de Larosière waren gedaan.
(4) De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 19 juni 2009 aanbevolen om een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, bestaande uit drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, in te stellen. Het systeem moet gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit en consistentie van het nationale toezicht, het versterken van de controle op grensoverschrijdende groepen en het opstellen van één Europees wetboek dat op alle financiële instellingen op de interne markt van toepassing is. De Europese Raad heeft beklemtoond dat de Europese toezichthoudende autoriteiten tevens toezichthoudende bevoegdheden voor ratingbureaus moeten bezitten, heeft de Commissie uitgenodigd concrete voorstellen op te stellen over de wijze waarop het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders een sterke rol kan spelen in crisissituaties en heeft bovendien benadrukt dat besluiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten geen afbreuk mogen doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten.
(4 bis)In het rapport dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) op 16 april 2010 op verzoek van de G20 van Pittsburgh heeft uitgebracht onder de titel „A Fair and Substantial Contribution by the Financial Sector” staat onder meer dat „de directe fiscale kosten die te wijten zijn aan de nalatigheden van de financiële sector binnen de perken moeten worden gehouden en moeten worden gefinancierd door middel van een financiële stabiliteitsbijdrage (FSC), die moet zijn gekoppeld aan een deugdelijk en effectief liquidatiemechanisme. Mits zij goed zijn gedefinieerd, kunnen dergelijke liquidatiemechanismen helpen voorkomen dat regeringen in de toekomst nog worden gedwongen instellingen die te belangrijk, te groot of te onderling verweven zijn om failliet te kunnen gaan te redden”.
(4 ter)In de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 met als titel „Europa 2020” staat voorts dat het een cruciale prioriteit voor de korte termijn is „in de toekomst mogelijke financiële crises beter te kunnen voorkomen en zo nodig te beheersen en dat daarbij ook moet worden gekeken naar passende bijdragen vanuit de financiële sector, rekening houdend met de specifieke verantwoordelijkheid van die sector in de huidige crisis”.
(4 quater)De Europese Raad heeft op 25 maart 2010 duidelijk verklaard dat „er vooral vooruitgang moet worden geboekt op terreinen zoals … systeemrelevante instellingen, de financiering van crisisbeheersingsinstrumenten, …”.
(4 quinquies)Ook verklaarde de Europese Raad op 17 juni 2010 dat „de lidstaten stelsel voor fiscale heffingen op financiële instellingen zouden moeten invoeren om een eerlijke lastenverdeling te waarborgen en het indammen van systeemrisico's te stimuleren. Dergelijke heffingen zouden deel moeten uitmaken van een geloofwaardig afwikkelingskader”.
(5) De financiële en economische crisis heeft reële en serieuze risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel en de werking van de interne markt teweeggebracht. Het herstellen en in stand houden van een stabiel en betrouwbaar financieel stelsel is een absoluut noodzakelijke voorwaarde om het vertrouwen in en de samenhang van de interne markt te bewaren en aldus betere voorwaarden te scheppen voor de instelling van een volledig geïntegreerde en goed functionerende interne markt voor financiële diensten. Bovendien bieden diepere en sterker geïntegreerde financiële markten meer mogelijkheden voor financiering en risicospreiding, waardoor zij ertoe bijdragen dat economieën beter in staat zijn om schokken op te vangen.
(6) De Unie heeft de grenzen bereikt van hetgeen haalbaar is met de huidige status van de comités van Europese toezichthouders ▌. Het is op termijn onhoudbaar dat in de Unie een situatie blijft bestaan waarin geen mechanisme voorhanden is om ervoor te zorgen dat nationale toezichthouders tot de best mogelijke toezichtbeslissingen komen met betrekking tot grensoverschrijdende instellingen, waarin onvoldoende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen nationale toezichthoudende autoriteiten plaatsvindt, waarin een gezamenlijk optreden van nationale autoriteiten ingewikkelde regelingen vereist omdat met een lappendeken van regelgevings- en toezichteisen rekening moet worden gehouden, waarin nationale oplossingen veelal de enige haalbare optie zijn om op Europese problemen te reageren en waarin uiteenlopende interpretaties van dezelfde wettekst bestaan. Met de oprichting van het Europees Systeem voor Financieel Toezicht (ESFT) wordt beoogd deze tekortkomingen te verhelpen en te komen tot een systeem dat aansluit bij de doelstelling om in de Unie een stabiele interne markt voor financiële diensten tot stand te brengen en dat de nationale toezichthouders verenigt in een sterk Unienetwerk.
(7) Het ESFT moet een geïntegreerd netwerk zijn van nationale en op Unieniveau toezichthoudende autoriteiten, waarbij het dagelijkse toezicht op financiële instellingen op nationaal niveau blijft. De Autoriteit moet een leidende rol spelen in de colleges van toezichthouders die toezicht houden op grensoverschrijdende financiële instellingen, en voor die colleges moeten duidelijke toezichtnormen worden vastgesteld. De Autoriteit dient, wanneer de desbetreffende nationale instantie aan haar bevoegdheden heeft verzaakt, speciale aandacht te schenken aan financiële instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren, aangezien hun faillissement een bedreiging kan vormen voor de stabiliteit van het financiële systeem van de Unie. Tevens moet een grotere harmonisatie en de coherente toepassing van de regels voor de financiële instellingen en markten in de gehele Unie worden bereikt. Naast de Autoriteit moet ook een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Banken) en een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Effecten en Markten) worden opgericht, alsook een Europese toezichthoudende autoriteit (het „Gemengd Comité”). Het ECSR moet deel uitmaken van het ESFT.
(8) De Europese Toezichthoudende Autoriteit moet het Comité van Europese bankentoezichthouders, opgericht bij Besluit 2009/78/EG(14) van de Commissie, het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, opgericht bij Besluit 2009/79/EG(15) van de Commissie, en het Comité van Europese effectenregelgevers, opgericht bij Besluit 2009/77/EG(16) van de Commissie vervangen en alle taken en bevoegdheden van deze comités overnemen, inclusief, voor zover van toepassing, de voortzetting van lopende werkzaamheden en projecten. Het werkterrein van elke Autoriteit moet duidelijk worden afgebakend. Wanneer institutionele redenen en de in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) toegewezen verantwoordelijkheden dit vereisen, moet de Commissie eveneens deel uitmaken van het netwerk van toezichthoudende activiteiten.
(9) De ▌Autoriteit ▌dient ▌te handelen met het oog op het verbeteren van de werking van de interne markt, in het bijzonder door een hoog, effectief en consistent niveau van regelgeving en toezicht te verzekeren, rekening houdend met de verschillende belangen van alle lidstaten en de diverse aard van financiële instellingen. De Autoriteit moet collectieve waarden zoals de stabiliteit van het financiële stelsel, de solvabiliteit en liquiditeit van financiële instellingen, de transparantie van markten en financiële producten en de bescherming van depositohouders en beleggers garanderen. De Autoriteit moet ook toezichtsarbitrage voorkomen en zorgen voor billijke concurrentieverhoudingen en een betere coördinatie van het internationaal toezicht en ▌de internationale toezichthoudende coördinatie versterken, ten voordele van de economie in het algemeen, daaronder begrepen de financiële instellingen en andere stakeholders, consumenten en werknemers. Tot haar taken behoort ook het bevorderen van toezichtconvergentie en het verstrekken van adviezen aan de instellingen van de Unie op het gebied van verzekering, herverzekering, bedrijfspensioenvoorziening en verzekeringsbemiddeling, en daarmee verband houdende kwesties op het gebied van ondernemingsbestuur, auditing en financiële verslaglegging. Ook moet de Autoriteit worden belast met een algemene toezichtverantwoordelijkheid voor bestaande en nieuwe financiële producten en soorten financiële transacties.
(9 bis)De Autoriteit houdt naar behoren rekening met de gevolgen van haar activiteiten voor de mededinging en de innovatie op de interne markt, het concurrentievermogen van de EU in mondiaal perspectief, financiële inclusie en de nieuwe EU-strategie voor banen en groei.
(9 ter)Om haar doelstellingen te kunnen vervullen, dient de Autoriteit rechtspersoonlijkheid en administratieve en financiële autonomie te bezitten. De Autoriteit moet over „bevoegdheden beschikken met betrekking tot de naleving van de wetgeving, met name ten aanzien van systeem- en grensoverschrijdende risico's”.
(9 quater)Systeemrisico is door internationale autoriteiten (het IMF, de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) en de Bank voor internationale betalingen (BIS) gedefinieerd als „het risico op verstoring van de financiële dienstverlening dat i) veroorzaakt wordt door een verzwakking van het gehele financiële stelsel of van delen daarvan en ii) mogelijk ernstige gevolgen heeft voor de reële economie. Alle soorten financiële intermediairs, markten en infrastructuur zijn tot op zekere hoogte potentieel systeemrelevant.
(9 quinquies)Grensoverschrijdend risico omvat, aldus die instellingen, alle risico's als gevolg van economische onevenwichtigheden of financiële tekortkomingen in de gehele Unie of delen daarvan, die significante consequenties kunnen hebben voor de transacties tussen marktdeelnemers in twee of meer lidstaten, voor de werking van de interne markt of voor de openbare financiën van de Unie of een of meer van haar lidstaten.
(10) Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 2 mei 2006 in zaak C-217/04 (Verenigd Koninkrijk/Europees Parlement en Raad) geoordeeld dat „uit de bewoordingen van artikel 95 EG [nu artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie] kan niet worden afgeleid dat de door de communautaire wetgever op basis van deze bepaling vastgestelde maatregelen zich, wat de adressaat ervan betreft, tot de lidstaten moeten beperken. Naar het oordeel van deze wetgever kan de oprichting van een communautair orgaan namelijk nodig zijn om bij te dragen aan de verwezenlijking van een harmonisatieproces in situaties waarin, ter eenvormige uitvoering en toepassing van op deze bepaling gebaseerde handelingen, de vaststelling van niet-bindende begeleidende en ondersteunende maatregelen gepast lijkt”. Het doel en de taken van de Autoriteit – bijstaan van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten bij de consistente interpretatie en toepassing van de Unieregels en bijdragen tot de financiële stabiliteit die nodig is voor financiële integratie – knopen nauw aan bij de doelstellingen van het acquis van de Unie betreffende de interne markt voor financiële diensten. De Autoriteit moet bijgevolg op basis van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden opgericht.
(11) De taken van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met inbegrip van de wijze van samenwerking met elkaar en met de Commissie, worden bij de volgende wetsbesluiten vastgesteld(17): Richtlijn 64/225/EEG van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie(18), Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(19), Richtlijn 73/240/EEG van de Raad van 24 juli 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche(20), Richtlijn 76/580/EEG van de Raad van 29 juni 1976 tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEG tot coördinatie van de wettelijke bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(21), Richtlijn 78/473/EEG van de Raad van 30 mei 1978 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire co-assurantie(22), Richtlijn 84/641/EEG van de Raad van 10 december 1984 houdende wijziging, inzonderheid wat de hulpverlening op reis betreft, van de Eerste Richtlijn (73/239/EEG) tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(23), Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering(24), Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG(25), Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekering)(26), Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep(27), Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen(28), Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering(29), Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling(30), en Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening(31).
(12) Tot de bestaande Uniewetgeving die het door deze verordening bestreken gebied regelt, behoren eveneens Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat(32), Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler(33), Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld(34) en relevante gedeelten van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme(35), ▌Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten(36)en Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt(37).
(12 bis)Het is wenselijk dat de Autoriteit een consistente aanpak op het gebied van depositogaranties bevordert om te verzekeren dat aan iedereen dezelfde eisen worden gesteld en de depositohouders over geheel de Unie billijk worden behandeld. Aangezien depositogarantiestelsels in een lidstaat aan controle en niet aan prudentieel toezicht onderworpen zijn, is het passend dat de Autoriteit op grond van deze verordening haar bevoegdheden ten aanzien van het depositogarantiestelsel zelf en de betrokken onderneming moet kunnen uitoefenen. De rol van de Autoriteit moet worden geëvalueerd zodra er een Europees depositogarantiefonds is opgericht.
(13) Er dient een effectief instrument te worden ingevoerd om geharmoniseerde regelgevingsnormen op het gebied van financiële diensten in te stellen om, mede door de invoering één enkel wetboek, te zorgen voor een vlak speelveld en adequate bescherming van verzekeringnemers, andere begunstigden en consumenten in de Unie. Het is efficiënt en passend om de Autoriteit, als orgaan met hooggespecialiseerde expertise, op bij het Unierecht vastgestelde gebieden te belasten met de uitwerking van voorstellen voor regelgevingsnormen die geen beleidskeuzen inhouden. De Commissie moet deze voorstellen voor technische regelgevingsnormen en technische uitvoeringsnormen bevestigen artikel 290 VWEU, om er bindende rechtskracht aan te geven.
(14) Ontwerpen van technische regelgevingsnormen moeten slechts in zeer beperkte en uitzonderlijke gevallen kunnen worden gewijzigd, mits de Autoriteit degene is die in nauw contact staat met en inzicht heeft in het dagelijkse werk van financiële markten. Zij zijn aan wijziging onderworpen indien zij bijvoorbeeld onverenigbaar zijn met het EU-recht, het evenredigheidsbeginsel niet respecteren of indruisen tegen de fundamentele beginselen van de interne markt voor financiële diensten zoals weergegeven in het acquis van de Uniewetgeving inzake financiële diensten. De Commissie mag de inhoud van de door de Autoriteit opgestelde technische normen niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit. Om een vlot en snel vaststellingsproces voor deze normen te verzekeren, moet de Commissie voor haar bevestigingsbesluit aan een termijn onderworpen worden.
(14 bis)De Commissie moet tevens de bevoegdheid krijgen juridisch bindende Uniehandelingen te implementeren overeenkomstig artikel 291 VWEU. Bij regelgevingsnormen en technische uitvoeringsnormen moet rekening worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel, hetgeen betekent dat de in die normen neergelegde voorschriften in verhouding moeten staan tot de aard, de omvang en de complexiteit van de aan de verrichtingen van de betrokken financiële instellingen verbonden risico's.
(15) Op niet door technische regelgevingsnormen geregelde gebieden moet de Autoriteit bevoegd zijn om ▌richtsnoeren te geven en aanbevelingen te doen betreffende de toepassing van de Uniewetgeving. Om transparantie te verzekeren en naleving door de nationale toezichthoudende autoriteiten van die richtsnoeren en aanbevelingen te verbeteren, moeten nationale autoriteiten, als zij zich niet aan die richtsnoeren en aanbevelingen houden, de redenen openbaar maken om volledige transparantie ten opzichte van de marktdeelnemers te waarborgen.
(16) Het verzekeren van de juiste en volledige toepassing van het Unierecht is een basisvoorwaarde voor de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, de stabiliteit van het financieel systeem en voor neutrale concurrentievoorwaarden voor de financiële instellingen in de Unie. Bijgevolg moet een mechanisme worden ingesteld waarbij de Autoriteit gevallen van niet-naleving of onjuiste ▌toepassing aanpakt die een inbreuk vormen op het Unierecht. Dit mechanisme moet van toepassing zijn op gebieden waar de Uniewetgeving duidelijke en onvoorwaardelijke verplichtingen vaststelt.
(17) Om een evenredige reactie op gevallen van onjuiste of ontoereikende toepassing van Unierecht mogelijk te maken, moet een drietrapsmechanisme van toepassing zijn. Op een eerste niveau moet de Autoriteit gemachtigd zijn gevallen waarin nationale autoriteiten in hun toezichtpraktijk verplichtingen van Unierecht op onjuiste of ontoereikende wijze zouden hebben toegepast, te onderzoeken en te besluiten met een aanbeveling. Indien een bevoegde nationale autoriteit geen gevolg geeft aan de aanbeveling, moet de Commissie gemachtigd zijn om, rekening houdend met de aanbeveling van de Autoriteit, een formeel advies uit te brengen waarin zij de bevoegde autoriteit opdraagt de nodige actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat het Unierecht wordt nageleefd.
(18) Indien de nationale autoriteit de aanbeveling binnen een door de Autoriteit vastgestelde termijn niet naleeft, moet de Autoriteit, teneinde de naleving van het Unierecht te verzekeren, tot de nationale toezichthoudende autoriteit onverwijld een besluit kunnen richten dat directe juridische gevolgen creëert waarop men zich voor nationale rechtbanken en autoriteiten kan beroepen en dat gehandhaafd kan worden op grond van artikel 258 VWEU.
(19) Om te voorzien in uitzonderlijke situaties waarin maatregelen van de betrokken bevoegde autoriteit uitblijven, moet de Autoriteit in laatste instantie gemachtigd zijn besluiten te nemen die tot individuele financiële instellingen worden gericht. Deze bevoegdheid moet zich beperken tot uitzonderlijke omstandigheden waarin een bevoegde autoriteit het tot haar gerichte formele advies niet naleeft en waarin het Unierecht krachtens bestaande of toekomstige EU-verordeningen op de financiële instellingen rechtstreeks van toepassing is. Het Europees Parlement en de Raad zien in dit verband uit naar de implementatie van het programma van de Commissie voor 2010, met name voor wat betreft het voorstel voor herziening van de richtlijn inzake kapitaalvereisten.
(20) Ernstige bedreigingen van de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Unie vereisen een snelle en gezamenlijke reactie op Unieniveau. De Autoriteit moet bijgevolg de nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen verplichten tot het nemen van bepaalde maatregelen om een noodsituatie te verhelpen. Gezien de delicate aard van deze kwestie moet de bevoegdheid om te bepalen of er sprake is van een noodsituatie, worden overgedragen op de Commissie, op haar eigen initiatief of op verzoek van de Raad, het ECSR, het Europees Parlement of de Autoriteit. Indien het Europees Parlement, de Raad, het ECSR of de Europese Toezichthoudende Autoriteit het waarschijnlijk achten dat er een noodsituatie zal ontstaan, dienen zij contact op te nemen met de Commissie. In dit proces is eerbiediging van de vertrouwelijkheid van het grootste belang. Indien de Commissie bepaalt dat er sprake is van een noodsituatie, moet zij het Europees Parlement en de Raad daarvan naar behoren in kennis stellen.
(21) Om een efficiënt en effectief toezicht en een evenwichtige afweging van de standpunten van de bevoegde autoriteiten in de verschillende lidstaten te verzekeren, moet de Autoriteit in staat zijn om meningsverschillen tussen die bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen binnen de colleges van toezichthouders, met bindend effect te schikken. Er dient voorzien te worden in een verzoeningsfase, tijdens welke de bevoegde autoriteiten tot overeenstemming kunnen komen. Wanneer die overeenstemming niet wordt bereikt, moet de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten opdragen specifieke maatregelen te nemen of van het nemen van maatregelen af te zien teneinde de zaak te schikken en naleving van het Unierecht te waarborgen, met bindend gevolg voor de betrokken bevoegde autoriteiten.. Wanneer maatregelen van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten uitblijven, moet de Autoriteit gemachtigd zijn in laatste instantie rechtstreeks tot financiële instellingen gerichte besluiten te nemen op gebieden van Unierecht die rechtstreeks op hen van toepassing zijn.
(21 bis)De crisis heeft aangetoond dat samenwerking tussen nationale autoriteiten wier jurisdictie ophoudt bij de nationale grenzen duidelijk niet kan volstaan om toezicht te houden op financiële instellingen die grensoverschrijdend opereren.
(21 ter)Voorts vormen „de huidige regelingen, een combinatie van recht van vestiging en dienstverlening, toezicht van het gastland en louter nationale depositogaranties, geen gezonde basis voor de toekomstige regulering en controle van Europese grensoverschrijdende retailbanken” (rapport-Turner).
(21 quater)In het rapport-Turner wordt geconcludeerd dat „gezondere regelingen ofwel meer nationale bevoegdheden vergen, wat een minder open interne markt zou betekenen, ofwel een hogere mate van Europese integratie”.
(21 quinquies)De „nationale” oplossing houdt in dat het gastland buitenlandse instellingen zou kunnen dwingen om uitsluitend via dochterondernemingen en niet via vestigingen op te treden, en dat het toezicht houdt op het kapitaal en de liquiditeit van op zijn grondgebied opererende banken, hetgeen zou neerkomen op meer protectionisme.
(21 sexies)De „Europese” oplossing vereist een sterkere rol van de Autoriteit in het college van toezichthouders en versterking van het toezicht op financiële instellingen die een systeemrisico inhouden.
(22) De colleges van toezichthouders spelen een belangrijke rol in het efficiënte, effectieve en consistente toezicht op financiële instellingen die grensoverschrijdend opereren. De Autoriteit moet een leidende rol spelen en het recht hebben in alle opzichten aan de colleges van toezichthouders deel te nemen om de werking van en het informatie-uitwisselingsproces in de colleges te stroomlijnen en in de colleges convergentie en consistentie in de toepassing van het Unierecht te bevorderen. In het verslag-de Larosière wordt gesteld dat „concurrentieverstoring en regelgevingsarbitrage als gevolg van verschillen in toezichtcultuur moeten worden voorkomen, omdat zij de financiële stabiliteit kunnen ondermijnen, onder meer doordat daarmee het verplaatsen van financiële activiteiten naar landen met minder streng toezicht in de hand wordt gewerkt. Het toezichtsysteem moet als eerlijk en evenwichtig worden ervaren”.
(22 bis)De Autoriteit en de nationale toezichthouders moeten het toezicht op financiële instellingen die voldoen aan de systeemrisicocriteria opvoeren, aangezien het faillissement van die instellingen een bedreiging kan vormen voor de stabiliteit van het financiële systeem van de Unie en de reële economie kan schaden.
(22 ter)Bij de definitie van systeemrisico moet rekening worden gehouden met internationale normen, zoals die met name zijn vastgesteld door de FSB, het IMF, de International Association for Insurance Supervisors en de G20. Onderlinge verbondenheid, substitueerbaarheid en timing zijn de meest courante criteria om systeemrisico's te identificeren.
(22 quater)Er dient een kader te worden vastgesteld voor instellingen die zich in de problemen bevinden om ze te stabiliseren of te liquideren aangezien „duidelijk is aangetoond dat de risico's van een bankcrisis voor regeringen en samenlevingen als geheel zeer groot zijn omdat ze de financiële stabiliteit en de reële economie kunnen ondermijnen” (verslag-de Larosière). De Commissie dient passende voorstellen te doen voor de vaststelling van een nieuw kader voor het beheer van financiële crises. Tot de essentiële componenten van crisismanagement behoort de vaststelling van een gemeenschappelijk pakket van regels en liquidatievehikels (voor de uitvoering en financiering van oplossingen voor crisissituaties met grote grensoverschrijdende en/of met elkaar verbonden instellingen).
(22 quinquies)Om de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van grensoverschrijdende financiële instellingen te garanderen, de belangen van Europese verzekeringnemers te beschermen en de kosten van een systeembrede financiële crisis voor de belastingbetalers te beperken, wordt er een Europees financieel beschermingsfonds (het Fonds) opgericht. Het Europees verzekeringsgarantiestelsel (het Fonds) moet worden opgericht ter financiering van de op een ordentelijke liquidatie of gezondheidsherstel gerichte interventies bij noodlijdende grensoverschrijdende financiële instellingen met een dermate grote impact dat zij een bedreiging zouden vormen voor de financiële stabiliteit van de interne financiële markt van de Unie, alsook om de kosten van dergelijke interventies te internaliseren, voor zover hun bijdrage aan de nationale verzekeringsgarantiestelsels ontoereikend is. Het Fonds dient te worden gefinancierd met bijdragen van die instellingen, via schuldemissies van het Fonds of, in buitengewone omstandigheden, door bijdragen van de betrokken lidstaten overeenkomstig vooraf overeengekomen criteria (gewijzigd memorandum van overeenstemming). De bijdragen aan het Fonds moeten in de plaats komen van de bijdragen aan de nationale verzekeringsgarantieregelingen.
(22 sexies)Er wordt een Europees Stabiliteitsfonds voor verzekeringen en bedrijfspensioenen opgericht ter financiering van de op een ordentelijke liquidatie van of gezondheidsherstel bij financiële instellingen gerichte interventies wanneer deze met moeilijkheden te kampen hebben die een bedreiging zouden kunnen vormen voor de financiële stabiliteit van de interne financiële markt van de Unie. Het Stabiliteitsfonds dient te worden gefinancierd via adequate bijdragen uit de verzekerings- en bedrijfspensioenensector. De bijdragen aan het Fonds moeten in de plaats komen van de bijdragen aan de gelijksoortige nationale fondsen.
(23) De delegatie van taken en verantwoordelijkheden kan in verband met de werking van het netwerk van toezichthouders een nuttig instrument zijn om overlapping in toezichttaken te vermijden, samenwerking te bevorderen en aldus het toezichtproces te stroomlijnen alsmede de last die aan de financiële instellingen wordt opgelegd, te verminderen, met name wat financiële instellingen zonder Uniedimensie betreft. Deze verordening moet bijgevolg in een duidelijke rechtsgrondslag voor een dergelijke delegatie voorzien. Delegatie van taken betekent dat taken door een andere toezichthoudende autoriteit dan de verantwoordelijke autoriteit worden uitgevoerd, terwijl de verantwoordelijkheid voor de toezichtbesluiten bij de delegerende autoriteit blijft. Door delegatie van verantwoordelijkheden moet een nationale toezichthoudende autoriteit, de gedelegeerde, over een bepaalde toezichtaangelegenheid in haar naam in plaats van de Autoriteit of van een andere nationale toezichthoudende autoriteit kunnen beslissen. Voor delegaties moet het principe gelden dat toezichthoudende bevoegdheid wordt toegewezen aan een toezichthouder die in de juiste positie verkeert om in de betrokken aangelegenheid maatregelen te nemen. Een hertoewijzing van verantwoordelijkheden zou passend zijn, bijvoorbeeld om redenen van schaalvoordelen of toepassingsgebied, van coherentie bij groepstoezicht en van optimaal gebruik van bij de nationale toezichthoudende autoriteiten aanwezige expertise. De beginselen voor hertoewijzing van verantwoordelijkheden bij overeenkomst kunnen in desbetreffende Uniewetgeving nader worden vastgesteld. De Autoriteit dient delegatieovereenkomsten tussen nationale toezichthoudende autoriteiten op alle passende manieren te vergemakkelijken en te toetsen. De Autoriteit moet vooraf van voorgenomen delegatieovereenkomsten op de hoogte worden gebracht om in voorkomend geval een advies te kunnen formuleren. De publicatie van dergelijke overeenkomsten dient bij de Autoriteit te worden gecentraliseerd om ervoor te zorgen dat informatie over overeenkomsten tijdig, transparant en gemakkelijk toegankelijk voor alle betrokken partijen beschikbaar is. Ten slotte dient de Autoriteit beste praktijken met betrekking tot delegatie en delegatieovereenkomsten vast te stellen en te verspreiden.
(24) De Autoriteit dient de toezichtconvergentie in geheel de Europese Unie actief te bevorderen met het doel een gemeenschappelijke toezichtcultuur tot stand te brengen.
(25) Collegiale toetsingen zijn een efficiënt en effectief instrument om consistentie binnen het netwerk van financiële toezichthouders te bevorderen. De Autoriteit dient bijgevolg het methodologische kader voor dergelijke toetsingen te ontwikkelen en regelmatig dergelijke toetsingen te houden. Bij toetsingen dienen niet alleen convergentie van toezichthoudende praktijken, maar tevens de capaciteit van toezichthouders om kwalitatief hoogstaande toezichtresultaten te bereiken alsmede de onafhankelijkheid van de bevoegde autoriteiten centraal te staan. De resultaten van collegiale toetsingen dienen bekend te worden gemaakt en beste praktijken dienen geïdentificeerd en eveneens bekend gemaakt te worden.
(26) De Autoriteit dient een gecoördineerde toezichtreactie van de Europese Unie actief te bevorderen, in het bijzonder om de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Europese Unie te waarborgen. De Autoriteit dient, naast haar bevoegdheden om in noodsituaties maatregelen te nemen, bijgevolg met een algemene coördinerende functie binnen het ESFT te worden belast. De doorstroming van alle relevante informatie tussen bevoegde autoriteiten moet centraal staan bij de maatregelen die de Autoriteit neemt.
(27) Om de financiële stabiliteit te bewaren, dienen in een vroeg stadium over de grenzen en sectoren heen trends, potentiële risico's en zwakke plekken die van het microprudentiële niveau afkomstig zijn, te worden aangewezen. De Autoriteit moet dergelijke ontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied volgen en beoordelen en, waar nodig, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de andere Europese toezichthoudende autoriteiten en het ECSR regelmatig en in voorkomend geval ad hoc op de hoogte brengen. De Autoriteit moet eveneens stresstests in de hele Unie initiëren en coördineren om de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen en ervoor te zorgen dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een zo consistent mogelijke methode wordt gevolgd. Om aan te tonen dat zij zich van haar taken gekweten heeft, moet de Autoriteit economische analyses verrichten van de markten en de gevolgen van potentiële marktontwikkelingen.
(28) Gezien de mondialisering van de financiële diensten en het toegenomen belang van internationale normen, dient de Autoriteit de Europese Unie te vertegenwoordigen in de dialoog en de samenwerking met toezichthouders in derde landen.
(29) De Autoriteit dient op haar bevoegdheidsgebied als een onafhankelijk adviesorgaan van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op te treden. De Autoriteit moet haar advies kunnen verstrekken over de prudentiële beoordeling van fusies en overnames op grond van Richtlijn 2006/48/EG.
(30) Om haar verplichtingen doeltreffend te kunnen uitvoeren, moet de Autoriteit het recht hebben alle nodige informatie in verband met het prudentieel toezicht op te vragen. Om dubbele rapportageverplichtingen voor financiële instellingen te vermijden, moet die informatie normaal gesproken door de nationale toezichthoudende autoriteiten die het dichtst bij de financiële markten en instellingen staan, worden verstrekt en moet rekening worden gehouden met reeds beschikbare statistieken. In laatste instantie moet de Autoriteit evenwel op naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek bij een financiële instelling ▌rechtstreeks informatie kunnen opvragen indien een nationale bevoegde autoriteit dergelijke informatie niet tijdig verstrekt of kan verstrekken. De autoriteiten van de lidstaten moeten verplicht worden de Autoriteit bij te staan bij de tenuitvoerlegging van rechtstreekse opvragingen. Overleg over gemeenschappelijke modellen voor verslaglegging is in dit verband van essentieel belang.
(30 bis)De maatregelen met het oog op het verzamelen van informatie mogen geen afbreuk doen aan het rechtskader van het Europees statistisch systeem (ESS) en het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) op statistisch gebied. Deze verordening laat derhalve Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese Statistiek(38) en Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank(39) onverlet.
(31) Nauwe samenwerking tussen de Autoriteit en het ECSR is van essentieel belang voor een volkomen doeltreffende werking van het ECSR en de follow-up van zijn waarschuwingen en aanbevelingen. De Autoriteit en het ECSR moeten alle relevante informatie met het Europees Comité voor systeemrisico's met elkaar delen. Gegevens in verband met afzonderlijke ondernemingen mogen alleen op met redenen omkleed verzoek worden verstrekt. Bij ontvangst van waarschuwingen of aanbevelingen die het ECSR tot de Autoriteit of een nationale toezichthoudende autoriteit richt, moet de Autoriteit hieraan waar nodig een follow-up geven.
(32) De Autoriteit moet ▌over regelgevingsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen met belanghebbende partijen overleggen en hen in redelijke mate de mogelijkheid bieden over voorgestelde maatregelen opmerkingen te maken. Alvorens regelgevingsnormen, richtsnoeren of aanbevelingen vast te stellen, dient de Autoriteit een effectbeoordeling te verrichten. Om redenen van efficiëntie moet hiertoe een Bankstakeholdersgroep worden opgericht die evenwichtig is samengesteld uit ▌krediet- en beleggingsinstellingen uit de Unie (die de verschillende modellen en grootten van financiële instellingen en ondernemingen vertegenwoordigen, daaronder begrepen in voorkomend geval institutionele beleggers en andere financiële instellingen die zelf financiële diensten gebruiken), kmo's, vakbonden, academici, en andere retailgebruikers van bankdiensten. De Bankstakeholdersgroep moet actief als schakel fungeren met andere door de Commissie of de Uniewetgeving ingestelde gebruikersgroepen op het gebied van financiële diensten.
(32 bis)Organisaties zonder winstoogmerk verkeren in vergelijking met de goed gefinancierde en ingevoerde bedrijfsvertegenwoordigers in een marginale positie in de discussie over de toekomst van financiële diensten en het besluitvormingsproces daarover. Dit nadeel moet worden gecompenseerd door afdoende financiering van hun vertegenwoordigers in de Bankstakeholdersgroep.
(33) De lidstaten hebben een centrale verantwoordelijkheid in het zorgen voor gecoördineerd crisismanagement en het bewaren van financiële stabiliteit in crisissituaties, in het bijzonder met betrekking tot de stabilisering en sanering van afzonderlijke noodlijdende financiële instellingen. Hun optreden dient nauw te worden gecoördineerd met het kader en de beginselen van de Economische en Monetaire Unie. Maatregelen door de Autoriteit in nood- of schikkingssituaties die de stabiliteit van een financiële instelling beïnvloeden, mogen niet in aanzienlijke mate afbreuk doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. Er moet een mechanisme worden ingesteld waarbij de lidstaten zich op deze vrijwaringsclausule kunnen beroepen en in laatste instantie de zaak ter beslechting aan de Raad kunnen voorleggen. Het is passend op dit gebied de Raad een rol toe te wijzen gezien de bijzondere verantwoordelijkheden die de lidstaten in dat verband bezitten.
(33 bis)Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van een verordening waarbij een dergelijk mechanisme wordt ingesteld, moet de Commissie op basis van de opgedane ervaring voor de hele Unie duidelijke en deugdelijke richtsnoeren uitvaardigen over de omstandigheden waaronder de lidstaten zich op de vrijwaringsclausule kunnen beroepen. Wanneer een lidstaat zich op de vrijwaringsclausule wil beroepen, moet dat aan die richtsnoeren worden getoetst.
(33 ter)Onverminderd de bijzondere verantwoordelijkheden van de lidstaten in crisissituaties moet een lidstaat die een beroep wil doen op de vrijwaringsclausule het Europees Parlement daarvan gelijktijdig met de Autoriteit, de Raad en Commissie in kennis stellen. Bovendien dient de lidstaat de redenen voor het inroepen van de vrijwaringsclausule op te geven. De Autoriteit dient in samenwerking met de Commissie de volgende stappen te bepalen.
(34) De Autoriteit moet in haar besluitvormingsprocedures gebonden zijn aan de communautaire regels en algemene beginselen inzake behoorlijke procedure en transparantie. Het recht om de adressaten van de besluiten van de Autoriteit te horen moet ten volle worden gerespecteerd. De besluiten van de Autoriteit vormen een integrerend deel van het Unierecht.
(35) Een raad van toezichthouders, die bestaat uit de hoofden van de desbetreffende bevoegde autoriteit in elke lidstaat en voorgezeten wordt door de voorzitter van de Autoriteit, dient het voornaamste besluitvormingsorgaan van de Autoriteit te zijn. Vertegenwoordigers van de Commissie, het ECSR, de Europese Centrale Bank, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Banken en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Effecten en Markten) dienen als waarnemer deel te nemen. De leden van de raad van toezichthouders dienen onafhankelijk en alleen in het belang van de Unie op te treden. Voor algemene besluiten, daaronder begrepen besluiten betreffende de vaststelling van technische regelgevingsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, alsmede begrotingsaangelegenheden, zou het passend zijn de regels inzake gekwalificeerde meerderheid toe te passen zoals vastgesteld in artikel 16 VWEU, terwijl voor alle andere besluiten eenvoudige meerderheid van de leden moet gelden. Zaken betreffende de schikking van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten moeten door een beperkt panel worden onderzocht.
(35 bis)De raad van toezichthouders dient in de regel te besluiten met gewone meerderheid van stemmen, volgens het beginsel van het enkelvoudig persoonsgebonden stemrecht. Voor handelingen betreffende de vaststelling van technische normen, richtsnoeren en aanbevelingen, alsmede begrotingsaangelegenheden is het echter passend de regels inzake gekwalificeerde meerderheid toe te passen zoals vastgesteld in het Verdrag betreffende de Europese Unie, het VWEU en het aan deze Verdragen gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen. Zaken betreffende de schikking van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten moeten worden onderzocht door een beperkt, objectief panel, bestaande uit leden die geen vertegenwoordiger zijn van de bevoegde autoriteiten die bij het meningsverschil betrokken zijn en geen belang bij het conflict noch een directe band met de betrokken bevoegde autoriteiten hebben. De samenstelling van het panel moet op een passend evenwicht berusten. De besluiten van het panel moeten met gewone meerderheid van stemmen door de raad van toezichthouders worden goedgekeurd, waarbij elk lid één stem heeft. Wat de door de groepstoezichthouder genomen besluiten betreft, kan het door het panel voorgestelde besluit worden verworpen door een aantal leden die een blokkeringsminderheid van de stemmen vertegenwoordigen, in de zin van artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen.
(36) Een raad van bestuur, samengesteld uit de voorzitter van de Autoriteit, vertegenwoordigers van de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Commissie moeten verzekeren dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen taken verricht. De raad van bestuur moet over de nodige bevoegdheden beschikken om onder meer het jaar- en meerjarenwerkprogramma voor te stellen, bepaalde budgettaire bevoegdheden uit te oefenen, het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast te stellen, speciale bepalingen betreffende het recht van toegang tot documenten vast te stellen en het jaarverslag vast te stellen.
(37) Een voltijdse voorzitter, die via een openbaar vergelijkend onderzoek, dat door de Commissie wordt beheerd en na afloop waarvan de Commissie een voordrachtlijst opstelt, door het Europees Parlement wordt geselecteerd, moet de Autoriteit vertegenwoordigen. Het management van de Autoriteit moet worden toevertrouwd aan een uitvoerend directeur, die het recht moet hebben zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur deel te nemen.
(38) Om sectoroverschrijdende consistentie in de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten te verzekeren, moeten deze autoriteiten nauw samenwerken via de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité)(het „Gemengd Comité”) en in voorkomend geval gemeenschappelijke standpunten bereiken. Het Gemengd Comité ▌dient de taken van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot financiële conglomeraten te coördineren. Waar dit relevant is, moeten besluiten die eveneens binnen het bevoegdheidsgebied van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Banken) of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Effecten en Markten) liggen, parallel door de betrokken Europese toezichthoudende autoriteiten worden vastgesteld. Het Gemengd Comité moet voor een termijn van 12 maanden op basis van een rouleersysteem worden voorgezeten door de voorzitters van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten. De voorzitter van het Gemengd Comité moet ondervoorzitter zijn van het ECSR. Het Gemengd Comité moet een permanent secretariaat hebben dat bestaat uit gedetacheerd personeel van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten, ten einde informele informatiedeling en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke cultuur binnen de drie Europese toezichthoudende autoriteiten mogelijk te maken.
(39) Het is nodig ervoor te zorgen dat de partijen waarop door de Autoriteit vastgestelde besluiten invloed hebben, de nodige rechtsmiddelen kunnen uitoefenen. Om doeltreffend de rechten van partijen te beschermen en om redenen van proceseconomie moeten, indien de Autoriteit over besluitvormingsbevoegdheden beschikt, partijen het recht hebben om beroep in te stellen bij een raad van beroep. Om redenen van efficiëntie en consistentie moet de raad van beroep een gemengd orgaan zijn van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten, onafhankelijk van hun administratieve en regelgevende structuren. Tegen beslissingen van de raad van beroep moet bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beroep openstaan.
(40) Om haar autonomie en onafhankelijkheid geheel en al te waarborgen, moet de Autoriteit de beschikking krijgen over een autonome begroting met inkomsten uit hoofdzakelijk verplichte bijdragen van de nationale toezichthoudende autoriteiten en uit de algemene begroting van de Europese Unie. Over de financiering van de Autoriteit door de Unie moet overeenstemming worden bereikt door de begrotingsautoriteit, zoals bepaald in punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(40) (IIA). De begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn ▌. De controle van de rekeningen moet worden verricht door de Rekenkamer. Op de algemene begroting moet de kwijtingsprocedure van toepassing zijn.
(41) Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(41) moet op de Autoriteit van toepassing zijn. De Autoriteit dient eveneens toe te treden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(42).
(42) Om openbare en transparante arbeidsvoorwaarden en gelijke behandeling van het personeel te verzekeren, dient het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen(43) op het personeel van de Autoriteit van toepassing te zijn.
(43) Het is van essentieel belang dat bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie worden beschermd. De aan de Autoriteit verstrekte en in het netwerk uitgewisselde informatie moet worden onderworpen aan strikte en doeltreffende vertrouwelijkheidsvoorschriften.
(44) De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(44) en bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(45), die geheel van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening.
(45) Om de transparante werking van de Autoriteit te verzekeren, moet Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(46) op de Autoriteit van toepassing zijn.
(46) Landen die geen lid zijn van de Europese Unie, moeten aan de werkzaamheden van de Autoriteit kunnen deelnemen op grond van door de Europese Unie te sluiten passende overeenkomsten.
(47) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt door een hoog, effectief en consistent niveau van prudentiële regelgeving en toezicht te verzekeren, het beschermen van depositohouders en beleggers, het beschermen van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, het bewaren van de stabiliteit van het financieel systeem en het versterken van de internationale toezichthoudende coördinatie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Europese Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(48) Aangezien de Autoriteit alle huidige taken en bevoegdheden van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CETVB) overneemt, moet Besluit 2009/79/EG van de Commissie van 23 januari 2009 tot instelling van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen bijgevolg worden ingetrokken en moet Besluit 716/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten(47) dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(49) Het is passend een termijn vast te stellen voor de toepassing van deze verordening om ervoor te zorgen dat de Autoriteit bij de aanvang van haar activiteiten voldoende is voorbereid en om een vlotte overgang van het CETVB te verzekeren,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
OPRICHTING EN RECHTSSTATUS
Artikel 1
Oprichting en werkterrein
1. De onderhavige verordening richt een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen) op („de Autoriteit”).
2. De Autoriteit treedt op binnen de bevoegdheden van deze Verordening en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/138/EG, Richtlijn 2002/92/EG, Richtlijn 2003/41/EG, Richtlijn 2002/87/EG, en, voor zover deze handelingen van toepassing zijn op verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor beroepspensioenvoorziening en verzekeringstussenpersonen en de bevoegde autoriteiten die toezicht op hen uitoefenen, binnen de relevante onderdelen van Richtlijn 2005/60/EG en Richtlijn 2002/65/EG, met inbegrip van alle op deze handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten/beschikkingen en alle andere wetgevingshandelingen van de Europese Unie die taken aan de Autoriteit toekennen.
2 bis.De Autoriteit treedt ook op in het werkterrein van verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor beroepspensioenvoorziening en verzekeringstussenpersonen, onder meer op het vlak van corporate governance, auditing en financiële verslaglegging, voor zover haar optreden noodzakelijk is om de effectieve en consistente toepassing van de in lid 2 genoemde wetgeving te waarborgen.
3. De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie, in het bijzonder op grond van artikel 258 VWEU, om de naleving van het Unierecht te verzekeren.
4. De doelstelling van de Autoriteit is de collectieve belangen te beschermen door bij te dragen tot de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel op de korte, middellange en lange termijn, in het belang van de economie, de burgers en het bedrijfsleven van de Unie. De Autoriteit draagt bij tot:
(i)
de verbetering van de werking van de interne markt, daaronder begrepen met name een hoog, effectief en consistent niveau van regelgeving en toezicht;
▌
(iii)
de bescherming van de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten,
▌
(v)
de versterking van de internationale toezichthoudende coördinatie,
(v bis)
het voorkomen van regelgevingsarbitrage en bijdragen aan billijke concurrentieverhoudingen;
(
v ter)het waarborgen van behoorlijke regelgeving en toezicht met betrekking tot het opnemen van verzekering, pensioenen en andere risico's, en
(
v quater)het bijdragen tot betere consumentenbescherming.
Te dien einde draagt de Autoriteit bij tot het verzekeren van de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen van de Europese Unie, het bevorderen van toezichthoudende convergentie, het verstrekken van adviezen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en het verrichten van een economische analyse van de markten om de verwezenlijking van de doelstelling van de Autoriteit te bevorderen.
5. Bij de uitoefening van de taken die haar bij deze verordening worden toevertrouwd besteedt de Autoriteit bijzondere aandacht aan systeemrisico's die veroorzaakt worden door instellingen wier faillissement de werking van het financieel systeem of de reële economie kan aantasten.
Bij de uitvoering van haar taken handelt de Autoriteit onafhankelijk en objectief in het uitsluitend belang van de Unie.
▌
Artikel 1 bis
Het Europees Systeem voor Financieel Toezicht
1.De Autoriteit maakt deel uit van een Europees Systeem voor Financieel Toezicht (ESFT). Het hoofddoel van het ESFT is erop toe te zien dat de regels die van toepassing zijn op de financiële sector naar behoren worden uitgevoerd, de financiële stabiliteit te bewaren en te zorgen voor vertrouwen in het financiële stelsel als geheel, met voldoende bescherming voor gebruikers van financiële diensten.
2.Het Europees Systeem voor Financieel Toezicht bestaat uit:
(a)
het Europees Comité voor systeemrisico's voor de in Verordening (EU) Nr. .../2010 (ECSR) en deze verordening omschreven taken;
(b)
de Autoriteit;
(c)
de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit), opgericht bij Verordening (EU) nr. .../2010 [EBA];
(d)
de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Effecten en Markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM];
(e)
de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité) voor de uitvoering van de in de artikelen 40 t/m 43 omschreven taken (het „Gemengd Comité”);
(f)
de autoriteiten in de lidstaten als bedoeld in artikel 2, lid 2 van Verordening (EU) nr. .../2010 [EBA], Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en Verordening (EU) nr.…/2010[EAEM];
(g)
de Commissie, voor het uitvoeren van de in de artikelen 7 en 9 bedoelde taken.
3.De Autoriteit werkt regelmatig en nauw samen met het Europees Comité voor systeemrisico's, alsook met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Banken) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Effecten en Markten) via het Gemengd Comité, zorgt voor de intersectorale samenhang van de werkzaamheden en bepaalt gemeenschappelijke standpunten op het gebied van het toezicht op financiële conglomeraten en andere sectoroverschrijdende kwesties.
4.Krachtens het beginsel van loyale samenwerking van artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie werken de partijen bij het ESFT met vertrouwen en met het volste wederzijdse respect samen, met name om te zorgen voor een passende en betrouwbare onderlinge informatiestroom.
5.De toezichthoudende autoriteiten die deel uitmaken van het ESFT zijn gehouden overeenkomstig de in artikel 1, lid 2 bedoelde wetgevingshandelingen toezicht uit te oefenen op financiële instellingen die in de Europese Unie opereren.
Artikel 1 ter
Verantwoording aan het Europees Parlement
De in artikel 1 bis, lid 2, bedoelde autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van onderhavige verordening wordt verstaan onder:
(1)
„financiële instellingen”: ▌ondernemingen, entiteiten en natuurlijke en rechtspersonen die onder de toepassing van een van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen vallen, en, in het geval van Richtlijn 2005/60/EG, verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen zoals bedoeld in de richtlijn;
(2)
„bevoegde autoriteiten”:
(i)
toezichthoudende autoriteiten zoals bedoeld in Richtlijn 2009/138/EG, en bevoegde autoriteiten zoals bedoeld in Richtlijn 2003/41/EG en Richtlijn 2002/92/EG
(ii)
wat de Richtlijnen 2002/65/EG en 2005/60/EG betreft, de autoriteiten die de naleving van de voorschriften van deze richtlijnen door de financiële instellingen, zoals gedefinieerd in lid 1, moeten garanderen.
Artikel 3
Juridische status
1. De Autoriteit is een ▌orgaan van de Europese Unie met rechtspersoonlijkheid.
2. In elke lidstaat geniet de Autoriteit de ruimste handelingsbevoegdheid die op grond van het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verwerven of vervreemden en kan in rechte optreden.
3. De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door haar voorzitter.
Artikel 4
Samenstelling
De Autoriteit bestaat uit:
(1)
een raad van toezichthouders, die de in artikel 28 vastgestelde taken uitoefent;
(2)
een raad van bestuur, die de in artikel 32 vastgestelde taken uitoefent;
(3)
een voorzitter, die de in artikel 33 vastgestelde taken uitoefent;
(4)
een uitvoerend directeur, die de in artikel 38 vastgestelde taken uitoefent;
(5)
een raad van beroep, als bedoeld in artikel 44, die de in artikel 46 vastgestelde taken uitoefent.
Artikel 5
Zetel
De Autoriteit heeft haar hoofdkwartier in Frankfurt.
Zij kan vertegenwoordigingen hebben in de belangrijkste financiële centra van de Europese Unie.
HOOFDSTUK II
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE AUTORITEIT
Artikel 6
Taken en bevoegdheden van de Autoriteit
1. De Autoriteit heeft de volgende taken:
(a)
bijdragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke technische regelgevings- en technische toezichtnormen en -praktijken, met name door het verstrekken van adviezen aan de ▌instellingen van de Europese Unie en door het ontwikkelen van richtsnoeren, aanbevelingen en voorstellen voor technische regelgevings- en technische uitvoeringsnormen op basis van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen;
(b)
bijdragen tot een consistente toepassing van de wetgevingshandelingen van de Unie, met name door tot een gemeenschappelijke toezichtpraktijk bij te dragen, de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verzekeren, regelgevingsarbitrage te voorkomen, bij meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten te bemiddelen en een schikking te treffen, een doeltreffend en consistent toezicht op financiële instellingen en een coherente werking van de colleges van toezichthouders te waarborgen en, onder andere, maatregelen te nemen in onder meer noodsituaties;
(c)
stimuleren en vergemakkelijken van de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten;
(d)
nauw samenwerken met het ECSR, met name door het ECSR de nodige informatie te verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken en door een behoorlijke follow-up te geven aan de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR;
(e)
organiseren en verrichten van collegiale toetsingen van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van adviesverstrekking, met de bedoeling de consistentie in de toezichtresultaten te verhogen;
(f)
volgen en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied;
(
f bis)verrichten van analyses van markten om aan te tonen dat de Autoriteit zich van haar taken heeft gekweten;
(f ter)
bevorderen van de bescherming van beleggers en spaarders;
(
f quater)bijdragen tot het beheer van grensoverschrijdende instellingen die een systeemrisico als bedoeld in artikel 12 ter kunnen inhouden, daarbij het initiatief nemend tot en uitvoering gevend aan alle vroegtijdige interventies, liquiderings- of insolvabiliteitprocedures voor dergelijke instellingen via zijn Eenheid afwikkeling verzekeringen en pensioenen als bedoeld in artikel 12 quater;
(g)
vervullen van alle andere specifieke taken die in onderhavige verordening of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de Europese Unie zijn vastgesteld;
(
g bis)toezicht uitoefenen op die financiële instellingen die niet onder het toezicht vallen van bevoegde autoriteiten;
(
g ter)bekendmaken en regelmatig bijwerken van informatie op haar website over haar activiteiten op haar website, met name, op haar bevoegdhedengebied betreft, over geregistreerde financiële instellingen, teneinde gemakkelijk toegankelijke informatie voor het publiek te garanderen;
(g quater)
overnemen, voor zover van toepassing, van alle huidige, lopende taken van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en beroepspensioenen;
2. Om de in lid 1 vastgestelde taken uit te voeren, beschikt de Autoriteit over de in onderhavige verordening vastgestelde bevoegdheden, met name ▌om:
(a)
voorstellen voor technische regelgevingsnormen te ontwikkelen in de in artikel 7 bedoelde specifieke gevallen;
(a bis)
voorstellen voor technische uitvoeringsnormen te ontwikkelen, in de in artikel 7 sexies bedoelde specifieke gevallen;
(b)
richtsnoeren en aanbevelingen te geven, als vastgesteld in artikel 8;
(c)
aanbevelingen te geven, als bedoeld in artikel 9, lid 3;
(d)
in de in de artikelen 10 en 11 genoemde specifieke gevallen individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot bevoegde autoriteiten;
(e)
individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot financiële instellingen, in de in artikel 9, lid 6, artikel 10, lid 3, en artikel 11, lid 4, bedoelde specifieke gevallen;
(f)
adviezen te verstrekken aan het Europees Parlement, de Raad of de Commissie als bepaald in artikel 19;
(
f bis)overeenkomstig artikel 20 de nodige informatie over financiële instellingen te verzamelen;
(f ter)
gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde productkenmerken en distributieprocessen op de financiële positie van instellingen en op de cliëntenbescherming te ontwikkelen;
(f quater)
een gegevensbank op te zetten van geregistreerde financiële instellingen in haar ambtsgebied en, indien dat in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen is gespecificeerd, op centraal niveau;
(f quinquies)
een regelgevingsnorm te ontwikkelen waarin wordt bepaald welke gegevens over transacties en financiële instellingen er minimaal aan de Autoriteit ter beschikking moeten worden gesteld, hoe de verzameling van die gegevens moet worden gecoördineerd en hoe bestaande nationale gegevensbestanden aan elkaar moeten worden gekoppeld om te waarborgen dat de Autoriteit altijd toegang kan hebben tot de vereiste relevante gegevens over transacties en marktdeelnemers voor het uitvoeren van de taken die haar krachtens deze verordening zijn toevertrouwd;
(
f sexies)vervullen van alle andere specifieke taken die in onderhavige verordening of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de Unie zijn vastgesteld.
3. De Autoriteit oefent over entiteiten met een reikwijdte over de gehele Europese Unie of economische activiteiten met een reikwijdte over de gehele Europese Unie alle exclusieve toezichtbevoegdheden uit die haar in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen toevertrouwd zijn.
3 bis.Voor de uitoefening van haar exclusieve toezichtbevoegdheden overeenkomstig lid 3 beschikt de Autoriteit over passende onderzoeks- en handhavingbevoegdheden als bepaald in de desbetreffende wetgeving, alsmede over de mogelijkheid om vergoedingen aan te rekenen. De Autoriteit werkt nauw met de bevoegde autoriteiten samen en maakt gebruik van hun deskundigheid, faciliteiten en bevoegdheden om haar taken uit te voeren.
Artikel 6 bis
Taken in verband met consumentenbescherming en financiële activiteiten
1.Teneinde de bescherming van depositohouders en beleggers te stimuleren, neemt de Autoriteit het voortouw ter bevordering van transparantie, eenvoud en billijkheid op de markt voor financiële producten of diensten in de gehele interne markt, o.a. door:
(i)
het verzamelen en analyseren van en het verslag uitbrengen over consumententrends,
(ii)
het evalueren en coördineren van financiële kennis en educatieve initiatieven,
(iii)
ontwikkelen van opleidingsnormen voor de industrie,
(iv)
bijdragen aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke openbaarmakingsregels, en
(v)
in het bijzonder de toegankelijkheid, beschikbaarheid en de kosten beoordelen van verzekering voor huishoudens en ondernemingen, met name kmo's.
2.De Autoriteit oefent toezicht uit op nieuwe en bestaande financiële activiteiten en kan richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen om de veiligheid en de gezondheid van markten te bevorderen, alsmede convergentie van de regelgevingspraktijk.
3.De Autoriteit kan tevens waarschuwingen geven wanneer een financiële activiteit een ernstige bedreiging vormt van de doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 1, lid 4.
4.De Autoriteit richt, als een integraal onderdeel van de Autoriteit, een Commissie financiële innovatie op, waarin alle relevante bevoegde nationale autoriteiten zitting hebben met het oog op een gecoördineerde benadering ten aanzien van de regelgeving voor en het toezicht op nieuwe of innoverende financiële activiteiten, en die advies uitbrengt aan de Raad, het Europees Parlement en de Commissie.
5.De Autoriteit kan bepaalde soorten financiële activiteiten tijdelijk verbieden of beperken die een bedreiging vormen van de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel het financiële systeem in de Unie in de gevallen die gespecificeerd zijn en onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de wetgevingshandelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, of indien dit vereist is ingeval van een noodsituatie als bepaald in artikel 10. De Autoriteit kan een dergelijk verbod of beperking ook implementeren middels de goedkeuring van technische regelgevingsnormen zoals bedoeld in artikel 7.
De Autoriteit evalueert dit besluit met regelmatige tussenpozen.
Artikel 7
Technische regelgevingsnormen
1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen overeenkomstig artikel 290 VWEU bevoegdheden delegeren aan de Commissie voor de vaststelling van technische regelgevingsnormen teneinde consistente harmonisatie te waarborgen op de gebieden die met name in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn vastgesteld. Die regelgevingsnormen zijn van technische aard, houden geen strategische beslissingen in en vallen inhoudelijk onder de wetgevingshandelingen waarop zij gebaseerd zijn. De Autoriteit stelt voorstellen voor regelgevingsnormen op en legt die ter bevestiging voor aan de Commissie.
Wanneer de Autoriteit binnen de in artikel 1, lid 2 bedoelde wetgevingshandelingen gestelde tijdslimieten geen voorstel voorlegt aan de Commissie , kan de Commissie zelf een technische regelgevingsnorm vaststellen.
1 bis.Alvorens voorstellen voor technische regelgevingsnormen aan de Commissie voor te leggen, houdt de Autoriteit publieksraadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de technische regelgevingsnorm in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Autoriteit het standpunt of advies in van de in artikel 22 bedoelde Stakeholdersgroep.
1 ter.Wanneer de Commissie voorstellen voor technische regelgevingsnormen van de Autoriteit ontvangt, doet zij deze onmiddellijk aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.
1 quater.Binnen drie maanden na indiening van een voorstel voor een technische regelgevingsnorm besluit de Commissie of zij dat aanneemt. De technische regelgevingsnorm wordt vastgesteld bij verordening of besluit. Indien de Commissie de norm niet wil vaststellen, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis, met opgave van redenen.
Artikel 7 bis
Niet-bevestiging of wijziging van het voorstel voor regelgevingsnormen
1.Indien de Commissie voornemens is de voorstellen voor technische regelgevingsnormen niet, slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm te bevestigen, zendt zij de ontwerpnormen terug naar de Autoriteit en stelt zij gemotiveerde wijzigingen voor.
2.De Autoriteit kan het voorstel voor een technische regelgevingsnorm binnen zes weken wijzigen op basis van de door de Commissie voorgestelde wijzigingen en het voorstel opnieuw ter bevestiging voorleggen aan de Commissie. De Autoriteit stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van haar besluit.
3.Wanneer de Autoriteit het niet eens is met het besluit van de Commissie om haar oorspronkelijke voorstel te verwerpen of te wijzigen, kunnen het Europees Parlement of de Raad de verantwoordelijke commissaris, samen met de voorzitter van de Autoriteit, binnen een termijn van een maand oproepen voor een ad hoc-vergadering van de bevoegde commissie van het Europees Parlement om hun meningsverschillen voor te leggen en toe te lichten.
Artikel 7 ter
Uitoefening van bevoegheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om de in artikel 7 bedoelde technische regelgevingsnormen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vier jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch met dezelfde periode verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad deze intrekt overeenkomstig artikel 7 quater.
2.Zodra de Commissie een technische regelgevingsnorm heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
3.In het in artikel 35, lid 2, bedoelde verslag stelt de voorzitter van de Autoriteit het Europees Parlement en de Raad in kennis van de regelgevingsnormen die zijn vastgesteld en waaraan de bevoegde autoriteiten niet hebben voldaan.
Artikel 7 quater
Bezwaar tegen technische regelgevingsnormen
1.Het Europees Parlement of de Raad kunnen binnen drie maanden na de datum van kennisgeving door de Commissie tegen een technische regelgevingsnorm bezwaar aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met nogmaals drie maanden worden verlengd.
2.Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar aan te tekenen, wordt de technische regelgevingsnorm vóór het verstrijken van de termijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking. Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze periode bezwaar heeft aangetekend tegen de technische regelgevingsnorm, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
3.Zodra het voorstel hun door de Commissie is toegezonden, kunnen het Europees Parlement en de Raad een voortijdige en voorwaardelijke verklaring vaststellen dat zij geen bezwaar maken, die van kracht wordt zodra de Commissie de technische regelgevingsnorm vaststelt zonder wijzigingen te hebben aangebracht in het voorstel.
4.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen een technische regelgevingsnorm, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 VWEU geeft de instelling die tegen de technische regelgevingsnorm bezwaar aantekent aan om welke redenen zij dat doet.
Artikel 7 quinquies
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1.De in artikel 7 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.
2.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie.
3.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, beijvert zich om de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te stellen en geeft daarbij aan welke bevoegdheden in verband met technische regelgevingsnormen mogelijk worden ingetrokken.
Artikel 7 sexies
Technische uitvoeringsnormen
1.Wanneer het Europees Parlement en de Raad de Commissie overeenkomstig artikel 291 VWEU bevoegdheden verlenen tot het vaststellen van technische uitvoeringsnormen in gevallen waarin eenvormige voorwaarden nodig zijn om juridisch bindende handelingen van de Unie te implementeren op de gebieden die specifiek in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn vastgesteld, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
(a)
wanneer de Autoriteit overeenkomstig de bovengenoemde wetgeving voorstellen voor technische uitvoeringsnormen opstelt die aan de Commissie zullen worden voorgelegd, zijn die normen technisch, omvatten zij geen beleidskeuzes en zijn zij beperkt tot het vaststellen van de toepassingsvoorwaarden voor juridisch bindende handelingen van de Unie;
(b)
wanneer de Autoriteit binnen de in artikel 1, lid 2 bedoelde wetgevingshandelingen gestelde tijdslimieten of binnen de termijn die vermeld is in een verzoek dat de Commissie overeenkomstig artikel 19 tot de Autoriteit richt, geen voorstel voorlegt aan de Commissie, kan de Commissie zelf een technische uitvoeringsnorm vaststellen door middel van een uitvoeringshandeling.
2.Alvorens technische uitvoeringsnormen aan de Commissie voor te leggen, houdt de Autoriteit publieksraadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de technische uitvoeringsnorm in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak.
Ook wint de Autoriteit het standpunt of advies in van de in artikel 22 bedoelde Stakeholdersgroep.
3.De Autoriteit legt haar voorstel voor technische uitvoeringsnorm overeenkomstig artikel 291 VWEU ter bevestiging aan de Commissie voor, en gelijktijdig ook aan het Europees Parlement en de Raad.
4.Binnen drie maanden na ontvangst van een voorstel voor een technische uitvoeringsnorm besluit de Commissie of zij dat voorstel bevestigt. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen. De Commissie kan besluiten de ontwerpnormen slechts gedeeltelijk of gewijzigd te bevestigen indien het belang van de Europese Unie dit vereist.
Wanneer de Commissie technische uitvoeringsnormen vaststelt tot wijziging van de voorstellen voor technische uitvoeringnormen die zijn ingediend door de Autoriteit, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis.
5.De normen worden door de Commissie bij verordening of besluit vastgesteld, en worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
Artikel 8
Richtsnoeren en aanbevelingen
1.Met het oog op het invoeren van consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen het ESFT en het verzekeren van de gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van de wetgeving van de Europese Unie geeft de Autoriteit richtsnoeren en aanbevelingen die tot bevoegde autoriteiten of financiële instellingen worden gericht.
1 bis.In voorkomend geval houdt de Autoriteit openbare raadplegingen over richtsnoeren en aanbevelingen en analyseert zij de potentiële kosten en baten daarvan. Ook wint de Autoriteit in voorkomend geval het standpunt of advies in van de in artikel 22 bedoelde Bankstakeholdersgroep. Die raadplegingen, analyses, opinies en adviezen staan in verhouding tot reikwijdte, aard en effect van het richtsnoer of de aanbeveling.
2.De bevoegde autoriteiten en financiële instellingen spannen zich tot het uiterste in om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen. Binnen twee maanden nadat een richtsnoer of aanbeveling is gegeven, bevestigt elke bevoegde autoriteit of zij voornemens is dat richtsnoer of die aanbeveling op te volgen. Wanneer een bevoegde autoriteit niet voornemens is daaraan te voldoen, stelt zij de Autoriteit daarvan in kennis, met opgave van redenen. De Autoriteit maakt deze redenen bekend.
Wanneer een bevoegde autoriteit een richtsnoer of aanbeveling niet opvolgt, maakt de Autoriteit dit bekend.
De Autoriteit kan per geval besluiten of zij de redenen bekend maakt die zijn aangevoerd door een bevoegde autoriteit om niet te voldoen aan een richtsnoer of aanbeveling. De bevoegde autoriteit ontvangt vooraf een kennisgeving van deze bekendmaking.
Wanneer zulks in dat richtsnoer of die aanbeveling is voorgeschreven, brengen de financiële instellingen jaarlijks op duidelijke en gedetailleerde wijze verslag uit indien zij zich aan dat richtsnoer of die aanbeveling houden.
2 bis.In het in artikel 28, lid 4 bis bedoelde verslag stelt de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van de gegeven richtsnoeren en aanbevelingen en vermeldt zij welke bevoegde nationale autoriteit daaraan niet heeft voldaan, alsook hoe de Autoriteit ervoor denkt te zorgen dat de bevoegde autoriteiten in de toekomst haar aanbevelingen en richtsnoeren zullen opvolgen.
Artikel 9
Inbreuk op het Unierecht
1. Ingeval een bevoegde autoriteit de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, waaronder begrepen de overeenkomstig artikel 7 en 7 sexies vastgestelde technische regelgevings- en uitvoeringsnormen, niet ▌heeft toegepast of heeft toegepast op een wijze die in strijd is met het recht van de Europese Unie, met name door niet te verzekeren dat een financiële instelling de in die wetgeving vastgestelde eisen vervult, beschikt de Autoriteit over de in de leden 2, 3 en 6 van dit artikel genoemde bevoegdheden.
2. Op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad of de Stakeholdersgroepen of op eigen initiatief en na de betrokken bevoegde autoriteit op de hoogte te hebben gebracht, kan de Autoriteit de vermeende inbreuk of niet-toepassing van het Unierecht onderzoeken.
2 bis. Onverminderd de in artikel 20 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de bevoegde autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek.
3. De Autoriteit kan, uiterlijk binnen twee maanden na de aanvang van haar onderzoek, tot de betrokken bevoegde autoriteit een aanbeveling richten waarin wordt uiteengezet welke maatregelen nodig zijn om aan het Unierecht te voldoen.
3 bis.De bevoegde autoriteit brengt de Autoriteit binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanbeveling op de hoogte van de stappen die zij heeft gedaan of voornemens is te doen om de inachtneming van het Unierecht te verzekeren.
4. Ingeval de bevoegde autoriteit binnen één maand na ontvangst van de aanbeveling van de Autoriteit niet aan het Unierecht heeft voldaan, kan de Commissie, na door de Autoriteit op de hoogte te zijn gebracht of op eigen initiatief, een formeel advies uitbrengen op grond waarvan de bevoegde autoriteit de maatregelen dient te nemen die nodig zijn om het Unierecht na te leven. De Commissie houdt in haar formeel advies rekening met de aanbeveling van de Autoriteit.
De Commissie brengt een dergelijk formeel advies uit uiterlijk drie maanden na het geven van de aanbeveling. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen.
▌
De Autoriteit en de bevoegde autoriteiten verstrekken de Commissie alle nodige informatie.
5. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het in lid 4 bedoelde formeel advies informeert de bevoegde autoriteit de Commissie en de Autoriteit over de stappen die zij heeft gedaan of zal doen om het formeel advies van de Commissie na te leven.
6. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU kan, ingeval een bevoegde autoriteit het in lid 4 ▌bedoelde formeel advies niet binnen de daarin bepaalde termijn naleeft en het nodig is de niet-naleving ▌ tijdig te verhelpen om neutrale concurrentievoorwaarden op de markt te behouden of te herstellen of de ordelijke werking en de integriteit van het financieel systeem te verzekeren, de Autoriteit, indien de desbetreffende eisen van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen op de financiële instellingen rechtstreeks toepasselijk zijn, ingevolge de in artikel 1, lid 2 genoemde wetgevingshandelingen een tot een financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan de financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen volgens het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.
Het besluit van de Autoriteit dient in overeenstemming te zijn met het door de Commissie ingevolge lid 4 uitgebrachte formeel advies.
7. Op grond van lid 6 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.
Bij het nemen van maatregelen met betrekking tot aangelegenheden die onderworpen worden aan een formeel advies ingevolge lid 4 of aan een besluit ingevolge lid 6 dienen de bevoegde autoriteiten zich te conformeren aan het formeel advies of het besluit, al naar het geval.
7 bis.De Autoriteit vermeldt in het in artikel 28, lid 4 bis bedoelde verslag welke bevoegde autoriteiten en financiële instellingen de in lid 4 bedoelde formele adviezen of de in lid 6 bedoelde besluiten niet hebben nageleefd.
Artikel 10
Maatregelen in noodsituaties
1. Ingeval van ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Europese Unie geheel of gedeeltelijk ernstig in gevaar kunnen brengen, faciliteert de Autoriteit metterdaad de door de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten genomen maatregelen en coördineert zij deze voor zover dit nodig wordt geacht.
Om haar faciliterende en coördinerende rol te kunnen vervullen, wordt de Autoriteit volledig geïnformeerd over relevante ontwikkelingen, en wordt zij verzocht als waarnemer deel te nemen aan de desbetreffende bijeenkomsten van de relevante bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten.
1 bis.De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement, de Raad, het ECSR of de Autoriteit een tot de Autoriteit gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie in de zin van deze verordening. De Commissie evalueert haar besluit elke maand en verklaart zodra dit passend is de noodsituatie voor beëindigd.
Indien de Commissie bepaalt dat er sprake is van een noodsituatie, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan onverwijld naar behoren in kennis.
2. Ingeval de Commissie een besluit heeft vastgesteld ingevolge lid 1 bis, alsook in uitzonderlijke gevallen waarin gecoördineerde actie van de nationale autoriteiten nodig is om het hoofd te bieden aan ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel het financiële systeem in de Europese Unie in gevaar kunnen brengen, kan de Autoriteit individuele besluiten nemen op grond waarvan bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen de nodige maatregelen dienen te nemen om deze ontwikkelingen aan te pakken door te verzekeren dat financiële instellingen en bevoegde autoriteiten aan de in die wetgeving vastgestelde eisen voldoen.
3. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU kan, wanneer een bevoegde autoriteit het in lid 2 bedoelde besluit van de Autoriteit niet binnen de daarin vastgestelde termijn naleeft, de Autoriteit, ingeval de desbetreffende eisen die zijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen op de financiële instellingen rechtstreeks toepasselijk zijn, een tot een financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan de financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen volgens die wetgeving, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.
4. Op grond van lid 3 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.
Maatregelen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot aangelegenheden die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 2 of 3 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten.
Artikel 11
Schikking van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten
1. Onverminderd de in artikel 9 vastgestelde bevoegdheden neemt de Autoriteit, indien een bevoegde autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over door een andere bevoegde autoriteit genomen/niet genomen maatregelen op gebieden waar de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen samenwerking, coördinatie of gezamenlijke besluitvorming door bevoegde autoriteiten van meer dan een lidstaat vereisen, op eigen initiatief of op verzoek van een of meer betrokken bevoegde autoriteiten het initiatief om de bevoegde autoriteiten bij te staan in het tot overeenstemming komen overeenkomstig de in de leden 2 tot 4 vastgestelde procedure.
2. De Autoriteit stelt een termijn vast voor verzoening tussen de bevoegde autoriteiten rekening houdend met desbetreffende termijnen die in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen worden bepaald en met de complexiteit en urgentie van de aangelegenheid. In dat stadium treedt de Autoriteit als bemiddelaar op.
3. Indien aan het einde van de verzoeningsfase de bevoegde autoriteiten er niet in geslaagd zijn tot overeenstemming te komen, neemt de Autoriteit overeenkomstig de procedure van artikel 29, lid 1, tweede alinea, een besluit om de zaak te schikken en de bevoegde autoriteiten op te dragen overeenkomstig het Unierecht specifieke maatregelen te nemen met bindende werking voor de betrokken bevoegde autoriteiten.
4. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 258 VWEU neemt, wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en er daardoor niet in slaagt te verzekeren dat een financiële instelling voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen rechtstreeks op die instelling toepasselijk zijn, de Autoriteit een tot die financiële instelling gericht individueel besluit op grond waarvan die financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.
4 bis.Op grond van lid 4 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld. Maatregelen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot feiten die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 3 of 4 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten.
4 ter.De voorzitter vermeldt in het in artikel 35, lid 2, bedoelde verslag de meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten, de bereikte overeenkomsten en het besluit dat genomen is om die meningsverschillen te schikken.
Artikel 11 bis
Schikking van intersectorale meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten
Het Gemengd Comité schikt overeenkomstig de procedure van de artikelen 11 en 42 intersectorale meningsverschillen die kunnen ontstaan tussen twee of meer artikel bevoegde autoriteiten als gedefinieerd in artikel 2, lid 2 van deze verordening en van Verordening (EU) nr. …/2010 (EAEM) en van Verordening (EU) nr. …/2010 (EBA).
Artikel 12
Colleges van toezichthouders
1. De Autoriteit draagt bij tot de bevordering en monitoring van de efficiënte, doelmatige en consistente werking van de in Richtlijn 2006/48/EG bedoelde colleges van toezichthouders en bevordert de consistente toepassing van het Unierecht door alle colleges. Personeel van de Autoriteit kan deelnemen aan alle activiteiten, inclusief inspecties ter plaatse, die gezamenlijk worden uitgevoerd door twee of meer bevoegde autoriteiten.
2. De Autoriteit geeft, voor zover zij dit passend acht, leiding aan de colleges van toezichthouders ▌. In het kader daarvan wordt zij beschouwd als een „bevoegde autoriteit” in de zin van de desbetreffende wetgeving ▌. Zij is belast met ten minste de volgende taken:
(a)
het verzamelen en delen van alle relevante informatie in normale en noodsituaties om het werk van de colleges van toezichthouders te vergemakkelijken en een centraal systeem op te zetten en te beheren om deze informatie beschikbaar te stellen aan de bevoegde autoriteiten in de colleges van toezichthouders;
(b)
het initiëren en coördineren van Uniebrede stresstests om de veerkracht van met name de in artikel 12 ter bedoelde financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen en ervoor te zorgen dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een zo consistent mogelijke methode wordt gevolgd;
(c)
het plannen en initiëren van toezichtactiviteiten in zowel normale als noodsituaties, inclusief het evalueren van de risico's waaraan financiële instellingen blootgesteld zijn of zouden kunnen zijn; en
(d)
het uitoefenen van toezicht op de taken die worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten.
3 bis.De Autoriteit kan regelgevings- en uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen formuleren, die overeenkomstig de artikelen 7, 7 sexies en 8 worden vastgesteld, om de werking van het toezicht en door de colleges van de toezichthouders vastgestelde beste praktijken te harmoniseren. De autoriteiten hechten hun goedkeuring aan schriftelijke regelingen voor het functioneren van ieder college om het convergente functioneren van alle colleges te waarborgen.
3 ter.De Autoriteit kan met wettelijk bindende kracht bemiddelend optreden om geschillen tussen bevoegde autoriteiten te beslechten overeenkomstig de in artikel 11 omschreven procedure. Indien er geen overeenstemming kan worden bereikt binnen het relevante college van toezichthouders is de Autoriteit gemachtigd toezichtbesluiten te nemen die rechtstreeks toepasselijk zijn voor de betrokken instellingen.
Artikel 12 bis
Algemene bepalingen
1.De Autoriteit besteedt bijzondere aandacht aan en treedt op bij risico op verstoring van de financiële dienstverlening dat i) veroorzaakt wordt door een verzwakking van het gehele financiële stelsel of van delen daarvan en ii) mogelijk ernstige gevolgen heeft voor de interne markt en de reële economie (systeemrisico). Alle soorten financiële intermediairs, markten en infrastructuur zijn tot op zekere hoogte potentieel systeemrelevant.
2.De Autoriteit ontwikkelt in samenwerking met het ECSR een gemeenschappelijke reeks kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren (een zgn. „risk dashboard”) op grond waarvan een toezichtrating wordt toegekend aan de in artikel 12 ter bedoelde grensoverschrijdende instellingen. Die rating wordt met regelmatige tussenpozen getoetst om rekening te houden met materiële wijzigingen in het risicoprofiel van een instelling. De toezichtrating vormt een kritiek element bij het besluit om rechtstreeks toezicht uit te oefenen op of te interveniëren in een noodlijdende instelling.
3.Onverminderd de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen, stelt de Autoriteit zo nodig aanvullende ontwerpregelgevings- en uitvoeringsnormen voor, alsmede richtsnoeren en aanbevelingen voor de in artikel 12 ter bedoelde instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren.
4.De Autoriteit oefent toezicht uit op grensoverschrijdende instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren als bepaald in artikel 12 ter. In dergelijke gevallen treedt de Autoriteit op via de bevoegde autoriteiten.
5.De Autoriteit richt een Eenheid afwikkeling op met een mandaat om het duidelijk gedefinieerde governance- en operationele model voor crisismanagement in de praktijk te brengen, vanaf het vroegtijdige interventie- tot het liquidatie- en insolvabiliteitstadium, en om de daartoe strekkende procedures te initiëren.
Artikel 12 ter
Identificatie van grensoverschrijdende instellingen die mogelijkerwijs een systeemrisico opleveren
1.De raad van toezichthouders kan, na raadpleging van het ECSR overeenkomstig de in artikel 29, lid 1, beschreven procedure grensoverschrijdende instellingen identificeren die, vanwege het systeemrisico dat zij kunnen opleveren, onder rechtstreeks toezicht van de Autoriteit of onder het gezag van de Eenheid afwikkeling als bedoeld in artikel 12 quater moeten worden geplaatst.
2.De criteria voor het identificeren van die financiële instellingen moeten in overeenstemming zijn met de door de FSB, het IMF en de BIB vastgestelde criteria.
Artikel 12 quater
Eenheid afwikkeling
1.De Eenheid afwikkeling voor het bankwezen handhaaft de financiële stabiliteit, minimaliseert het besmettingsgevaar dat van de in artikel 12 ter bedoelde, in moeilijkheden verkerende instellingen uitgaat voor de rest van het systeem en de economie in ruimere zin, en beperkt de kosten voor de belastingbetaler met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en de volgorde van crediteuren, terwijl zij tevens garant staat voor grensoverschrijdende gelijke behandeling.
2.De Eenheid afwikkeling is gemachtigd de in lid 1 bepaalde taken uit te voeren om in moeilijkheden verkerende instellingen te rehabiliteren of om te besluiten niet-levensvatbare instellingen te liquideren (hetgeen cruciaal is voor het beperken van „moral hazard”, zgn. „moreel risico”). Zij kan onder andere opdracht geven tot kapitaal- of liquiditeitsaanpassingen, zakelijke bijstellingen of procesverbeteringen, benoemingen of vervangingen op managementniveau doorvoeren, aanbevelingen doen voor garanties, leningen en liquiditeitsassistentie, alsmede voor volledige of gedeeltelijke verkopen, een good bank/ bad bank of een „brugbank” creëren, schulden in eigen vermogen omzetten (onder aftrek van de nodige surpluspercentages) of de betrokken instelling tijdelijk in overheidshanden brengen.
3.De Eenheid afwikkeling voor het bankwezen bestaat uit door de raad van toezichthouders van de Autoriteit benoemde deskundigen met kennis van en ervaring met herstructureringen, turnaround-operaties en liquidatie van financiële instellingen.
Artikel 12 quinquies
Europees systeem van nationale verzekeringsgarantiestelsels
1.De Autoriteit draagt bij aan de ontwikkeling van een Europees systeem van nationale verzekeringsgarantiestelsels door middels de krachtens deze verordening aan haar toevertrouwde bevoegdheden te waarborgen dat nationale garantieverzekeringsstelsels voldoende worden gefinancierd met bijdragen van relevante financiële instellingen, met inbegrip van die instellingen in de Unie die hun zetel in een andere lidstaat of buiten de Unie hebben, en alle verzekerden in een geharmoniseerd kader in de hele Unie een hoog niveau van bescherming te bieden.
2.Op verzekeringsgarantiestelsels is artikel 8 betreffende de bevoegdheid van de Autoriteit tot het geven van richtsnoeren en aanbevelingen van toepassing.
3.De Commissie kan overeenkomstig de procedure van de artikelen 7 tot en met 7 quinquies van deze verordening technische regelgevings- en uitvoeringsnormen vaststellen als omschreven in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen.
Artikel 12 sexies
Europees Stabiliteitsfonds voor verzekeringen en bedrijfspensioenen
1.Er wordt een Europees Stabiliteitsfonds voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (het Stabiliteitsfonds) opgericht om de aan het financieel bestel verbonden kosten –inclusief de volledig te recupereren fiscale kosten – beter te kunnen internaliseren, en om te assisteren bij crisisbeslechting ten behoeve van noodlijdende grensoverschrijdende financiële instellingen. Financiële instellingen die slechts in één enkele lidstaat opereren hebben de mogelijkheid zich aan te sluiten bij het fonds. Het Stabiliteitsfonds treft de nodige maatregelen om te voorkomen dat de beschikbaarheid van steun „moral hazard” genereert.
2.Het Stabiliteitsfonds wordt gefinancierd uit rechtstreekse bijdragen van alle in artikel 12 ter bedoelde financiële instellingen. Deze bijdragen staan in verhouding tot het risiconiveau en de mate waarin elk van hen een systeemrisico kan opleveren en de totale risicobalans in de loop der tijd – zoals aangegeven door de „risk dashboard” – kan doen fluctueren. Het niveau van de vereiste bijdragen houdt rekening met de bredere economische omstandigheden en de noodzaak voor financiële instellingen om kapitaal aan te houden voor andere regelgevings- en bedrijfsvereisten.
3.Het Stabiliteitsfonds wordt beheerd door een comité, dat door de Autoriteit voor een mandaatperiode van vijf jaar wordt benoemd. De leden van het comité worden geselecteerd uit kandidaten die worden voorgedragen door de nationale autoriteiten. Het Stabiliteitsfonds richt tevens een raadgevend comité op met vertegenwoordigers, zonder stemrecht, van de aan het Stabiliteitsfonds deelnemende financiële instellingen. Het comité van het Fonds kan voorstellen dat de Autoriteit het beheer van zijn liquide middelen uitbesteedt aan gerenommeerde instellingen (zoals de EIB), welke middelen worden belegd in veilige en liquide instrumenten.
4.Indien de geaccumuleerde middelen uit de bijdragen van de financiële instellingen niet volstaan om de problemen op te lossen, kan het Stabiliteitsfonds zijn middelen verhogen door middel van schuldemissies of andere financiële middelen.
Artikel 13
Delegatie van taken en verantwoordelijkheden
1. Bevoegde autoriteiten kunnen, met instemming van de gedelegeerde, taken en verantwoordelijkheden aan de Autoriteit of andere bevoegde autoriteiten delegeren overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. De lidstaten kunnen specifieke regelingen betreffende de delegatie van verantwoordelijkheden vaststellen waaraan moet zijn voldaan voordat hun bevoegde autoriteiten dergelijke overeenkomsten sluiten, en kunnen de werkingssfeer van de delegatie beperken tot hetgeen nodig is om effectief toezicht op grensoverschrijdende financiële instellingen of groepen mogelijk te maken.
2. De Autoriteit stimuleert en vergemakkelijkt de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen bevoegde autoriteiten door de taken en verantwoordelijkheden aan te wijzen welke kunnen worden gedelegeerd of gezamenlijk uitgeoefend en door beste praktijken te bevorderen.
2 bis.De delegatie van verantwoordelijkheden resulteert in een nieuwe toewijzing van de bevoegdheden die in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen zijn neergelegd. Het recht van de gedelegeerde autoriteit is van toepassing op de procedure, de handhaving en de administratieve en gerechtelijke toetsing van de gedelegeerde verantwoordelijkheden.
3. De bevoegde autoriteiten brengen de Autoriteit op de hoogte van delegatieovereenkomsten die zij voornemens zijn te sluiten. Zij voeren de overeenkomsten niet eerder dan één maand na het op de hoogte brengen van de Autoriteit uit.
De Autoriteit kan binnen één maand na op de hoogte te zijn gebracht een advies over de voorgenomen overeenkomst geven.
De Autoriteit publiceert op passende manieren elke delegatieovereenkomst zoals door de bevoegde autoriteiten gesloten om te verzekeren dat alle betrokken partijen op passende wijze op de hoogte worden gebracht.
Artikel 14
Gemeenschappelijke toezichtcultuur
1. De Autoriteit speelt een actieve rol in het opbouwen van een gemeenschappelijke Europese toezichtcultuur en consistente toezichtpraktijken en in het verzekeren van uniforme procedures en consistente benaderingen in geheel de Europese Unie en voert ten minste de volgende activiteiten uit:
(a)
verlenen van adviezen aan bevoegde autoriteiten;
(b)
bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, met inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming waarin de desbetreffende wetgeving van de Europese Unie voorziet;
(c)
bijdragen tot de ontwikkeling van kwalitatief hoogstaande en uniforme toezichtnormen, daaronder begrepen rapportagenormen en internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig artikel 1, lid 2 bis;
(d)
evalueren van de toepassing van de door de Commissie vastgestelde desbetreffende technische regelgevings- en uitvoeringsnormen en de door de Autoriteit gegeven richtsnoeren en aanbevelingen, en in voorkomend geval voorstellen van wijzigingen;
(e)
opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma's, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden en aanmoedigen van de bevoegde autoriteiten om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten.
2. De Autoriteit kan in voorkomend geval nieuwe praktische instrumenten en convergentiehulpmiddelen ontwikkelen ter bevordering van gemeenschappelijke toezichtbenaderingen en -praktijken.
Artikel 15
Collegiale toetsing van bevoegde autoriteiten
1. De Autoriteit organiseert en houdt periodiek collegiale toetsingen van sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten om de consistentie in de toezichtresultaten verder te verbeteren. Hiertoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking tussen de geëvalueerde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de collegiale toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en evaluaties over de betrokken bevoegde autoriteit.
2. De collegiale toetsing omvat een beoordeling van met name:
(a)
de adequaatheid van de ▌regelingen van de bevoegde autoriteit op het gebied van hulpmiddelen en bestuur, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in de artikelen 7 tot en met 7 sexies genoemde technische regelgevings- en uitvoeringsnormen en de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren;
(b)
de mate van convergentie die in de toepassing van het Unierecht en in de toezichtpraktijk, daaronder begrepen de op grond van de artikelen 7 en 8 vastgestelde technische regelgevings- en uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, is bereikt, en de mate waarin de toezichtpraktijk de in het Unierecht vastgestelde doelstellingen bereikt;
(c)
door sommige bevoegde autoriteiten ontwikkelde goede praktijken die voor andere bevoegde autoriteiten nuttig om te volgen kunnen zijn;
(d)
de doelmatigheid en de mate van convergentie die bereikt zijn met betrekking tot de handhaving van de ter uitvoering van het recht van de Europese Unie vastgestelde voorschriften, met inbegrip van administratieve maatregelen en sancties tegen verantwoordelijke personen in gevallen waarin niet aan die voorschriften is voldaan.
3. Op basis van de collegiale toetsing kan de Autoriteit tot de betrokken bevoegde autoriteiten richtsnoeren en aanbevelingen richten ingevolge artikel 8. Bij het opstellen van voorstellen voor technische regelgevings- of uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 7 sexies houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de collegiale toetsing. De bevoegde autoriteiten spannen zich in om gevolg te geven aan het advies van de Autoriteit. Ingeval een bevoegde autoriteit geen gevolg geeft aan dit advies, motiveert zij dit voor de Autoriteit.
De Autoriteit maakt de goede praktijken die uit het resultaat van die collegiale toetsingen kunnen worden gedistilleerd, openbaar. Daarenboven kunnen alle andere resultaten van collegiale toetsingen bekend worden gemaakt, voor zover de bevoegde autoriteit die het voorwerp uitmaakt van de collegiale toetsing, daarmee instemt.
Artikel 16
Coördinerende functie
1.De Autoriteit vervult een algemene coördinerende rol tussen bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen in omstandigheden waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Europese Unie in gevaar kunnen brengen.
2.De Autoriteit bevordert een gecoördineerde reactie van de Europese Unie, onder meer door:
(1)
de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken;
(2)
van informatie die voor alle betrokken bevoegde autoriteiten beschikbaar moet worden gesteld de omvang te bepalen en, voor zover dit mogelijk en passend is, de betrouwbaarheid te controleren;
(3)
onverminderd artikel 11, op verzoek van de bevoegde autoriteiten of op eigen initiatief niet-bindende bemiddeling te verrichten;
(4)
het ECSR onverwijld van mogelijke noodsituaties in kennis te stellen;
(4 bis)
alle passende maatregelen te treffen ingeval van ontwikkelingen die de werking van de financiële markten in gevaar kunnen brengen om de coördinatie van de acties van de relevante bevoegde autoriteiten te faciliteren;
(
4 ter)de informatie die overeenkomstig de artikelen 12 en 20 van de bevoegde autoriteiten is ontvangen tengevolge van de rapportageverplichtingen voor instellingen die actief zijn in meer dan één lidstaat, centraal te verzamelen. De Autoriteit deelt die informatie met de overige betrokken bevoegde autoriteiten.
Artikel 17
Beoordeling van marktontwikkelingen
1. De Autoriteit volgt en beoordeelt de marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied en brengt waar nodig de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Effecten en Markten), het ECSR, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van microprudentiële trends, potentiële risico's en zwakke plekken. De Autoriteit neemt in haar beoordeling een economische analyse op van de markten waarop financiële instellingen opereren, en een beoordeling van de gevolgen van mogelijke marktontwikkelingen voor die instellingen.
1 bis. De Autoriteit neemt, in samenwerking met het ECSR, het initiatief tot het op schaal van de Europese Unie beoordelen van de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen en treedt daarbij als coördinator op. Hiertoe ontwikkelt zij voor toepassing door de bevoegde autoriteiten:
(a)
gemeenschappelijke methoden voor het beoordelen van het effect van economische scenario's op de financiële posities van een instelling;
(b)
gemeenschappelijke benaderingen voor communicatie over de resultaten van deze beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen;
(
b bis)gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde producten en distributieprocessen voor de financiële positie van instellingen en voor de informatie aan depositohouders, beleggers en cliënten;
2. Onverminderd de in Verordening (EU) nr. …/2010 [ECSR] vastgestelde taken van het ECSR verstrekt de Autoriteit op haar bevoegdheidsgebied ten minste eenmaal per jaar en voor zover nodig vaker aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het ECSR beoordelingen van trends, potentiële risico's en zwakke plekken.
De Autoriteit neemt in deze beoordelingen een indeling van de voornaamste risico's en zwakke plekken op en beveelt in voorkomend geval preventieve of remediërende maatregelen aan.
3. De Autoriteit brengt over sectoroverschrijdende ontwikkelingen, risico's en zwakke plekken adequaat verslag uit door via het Gemengd Comité nauw samen te werken met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit Effecten en Markten).
Artikel 18
Internationale betrekkingen
1.Onverminderd de bevoegdheden van de instellingen van de Europese Unie en de lidstaten, kan de Autoriteit contacten met toezichthoudende autoriteiten uit derde landen, met internationale organisaties en overheidsinstanties van derde landen ontwikkelen en met hen administratieve regelingen sluiten. Deze regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Europese Unie en haar lidstaten, en zij beletten lidstaten en hun bevoegde autoriteiten niet om bilaterale en multilaterale regelingen te sluiten met derde landen.
2. De Autoriteit verleent bijstand bij het opstellen van equivalentiebesluiten betreffende toezichthoudende regelingen in derde landen overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.
3.De Autoriteit vermeldt in het in artikel 28, lid 4 bis, bedoelde verslag de administratieve regelingen en equivalente besluiten die met internationale organisaties of overheidsinstanties in derde landen zijn overeengekomen en de bijstand die verleend is bij de voorbereiding van equivalentiebesluiten.
Artikel 19
Andere taken
1. De Autoriteit kan op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie of op eigen initiatief aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie advies verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied.
1 bis.Wanneer de Autoriteit geen voorstel voor een technische regelgevings- of uitvoeringsnorm heeft ingediend binnen de termijn die is vastgelegd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of wanneer er geen termijn is vastgesteld, kan de Commissie verzoeken om een dergelijk voorstel en een termijn vaststellen voor de indiening ervan.
De Commissie kan, naar gelang het spoedeisende karakter van de aangelegenheid, verzoeken om indiening van een voorstel voor een technische regelgevings- of uitvoeringsnorm vóór de termijn die is vastgelegd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen. In een dergelijk geval geeft de Commissie een passende motivering.
2. Met betrekking tot prudentiële beoordelingen van fusies en overnames die onder de werkingssfeer van Richtlijn 2009/138/EG vallen en waarvoor op grond van die richtlijn overleg tussen de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten een advies uitbrengen en publiceren over een prudentiële beoordeling. Het advies wordt snel en in elk geval voor het einde van de in Richtlijn 2009/138/EG bedoelde beoordelingsperiode uitgebracht . Artikel 20 is van toepassing op alle vlakken waarop de Autoriteit advies kan uitbrengen.
Artikel 20
Vergaren van informatie
1. Op verzoek van de Autoriteit verstrekken de bevoegde autoriteiten ▌van de lidstaten aan de Autoriteit alle nodige informatie om de haar bij deze verordening opgedragen verplichtingen uit te voeren, op voorwaarde dat de adressaat rechtens inzage in de desbetreffende gegevens kan krijgen en dat het verzoek om informatie nodig is gezien de aard van de desbetreffende verplichting.
1 bis. De Autoriteit kan tevens verzoeken op gezette tijden informatie te verstrekken. Bij deze verzoeken wordt, waar mogelijk, van gemeenschappelijke modellen voor verslaglegging gebruik gemaakt.
1 ter.Op een naar behoren gemotiveerd verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat, kan de Autoriteit informatie verstrekken die nodig is om de bevoegde autoriteit in staat te stellen haar taken uit te voeren overeenkomstig de verplichtingen inzake beroepsgeheim als vastgelegd in sectorale wetgeving en artikel 56.
1 quater.Voordat er overeenkomstig dit artikel om informatie wordt gevraagd en om dubbele rapportageverplichtingen te vermijden, maakt de Autoriteit eerst gebruik van de bestaande statistieken, zoals opgemaakt, verspreid en ontwikkeld door het Europees statistisch systeem en het Europees Stelsel van centrale banken.
2. Ingeval de bevoegde autoriteiten ▌informatie niet of niet tijdig beschikbaar stellen, kan de Autoriteit een naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek richten tot andere toezichthoudende autoriteiten, het ministerie van Financiën, voor zover dit over toezichtinformatie beschikt, de centrale bank of het bureau voor de statistiek van de betrokken lidstaat.
2 bis.Ingeval informatie niet beschikbaar is of niet tijdig beschikbaar wordt gesteld ingevolge lid 1 of lid 2, kan de Autoriteit rechtstreeks tot de desbetreffende financiële instellingen een naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek richten. In het met redenen omkleed verzoek wordt toegelicht waarom de gegevens over de verschillende individuele financiële instellingen benodigd zijn.
De Autoriteit brengt de desbetreffende bevoegde autoriteiten op de hoogte van verzoeken ingevolge lid 2 of lid 2 bis.
Op verzoek van de Autoriteit verlenen de bevoegde autoriteiten ▌aan de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van deze informatie.
3. De Autoriteit kan ingevolge dit artikel ontvangen vertrouwelijke informatie alleen gebruiken voor het uitvoeren van de haar bij deze verordening opgedragen verplichtingen.
Artikel 21
Verhouding met het ECSR
1. De ▌Autoriteit werkt nauw en op regelmatige basis met het ECSR samen.
2. De Autoriteit verstrekt het ECSR regelmatig actuele informatie die nodig is voor de vervulling van zijn taken. Alle voor de vervulling van zijn taken nodige gegevens die niet in een samengevatte of geaggregeerde vorm beschikbaar zijn, worden op met redenen omkleed verzoek onverwijld aan het ECSR verstrekt, als bepaald in artikel [15] van Verordening (EU) nr. …./2010 [ECSR]. De Autoriteit beschikt, in samenwerking met het ECSR, over adequate interne procedures voor de verzending van vertrouwelijke informatie, met name betreffende individuele financiële instellingen.
3. De Autoriteit geeft, overeenkomstig de leden 4 en 5, een behoorlijke follow-up aan waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR als bedoeld in artikel [16] van Verordening (EU) nr. …/2010 [ECSR].
4. Bij ontvangst van een tot de Autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ECSR roept de Autoriteit onverwijld een vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en beoordeelt zij de implicaties van een dergelijke waarschuwing of aanbeveling voor de vervulling van haar taken.
Zij neemt, volgens de toepasselijke besluitvormingsprocedure, een besluit over alle maatregelen die moeten worden genomen overeenkomstig de bij onderhavige verordening aan haar verleende bevoegdheden voor de behandeling van de in de waarschuwingen en aanbevelingen aangewezen kwesties.
Indien de Autoriteit aan een aanbeveling geen gevolg geeft, motiveert zij dit voor het Europees Parlement, de Raad en het ECSR.
5. Bij ontvangst van een tot een bevoegde autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ECSR maakt de Autoriteit in voorkomend geval van de bij onderhavige verordening aan haar verleende bevoegdheden gebruik om een tijdige follow-up te verzekeren.
Daar waar de adressaat voornemens is de aanbevelingen van het ECSR niet op te volgen, motiveert hij dit voor en bespreekt hij dit met de raad van toezichthouders.
De bevoegde autoriteit houdt naar behoren met de zienswijzen van de raad van toezichthouders rekening wanneer zij de Raad en het ECSR informeert overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. …/2010 [ECSR].
6. Bij het vervullen van haar in onderhavige verordening vastgestelde taken houdt de Autoriteit zoveel mogelijk rekening met de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR.
Artikel 22
Stakeholdersgroep verzekeringen en herverzekeringen en Stakeholdersgroep bedrijfspensioenen
1. Ter bevordering van het overleg met stakeholders op gebieden die relevant zijn voor de taken van de Autoriteit wordt er een Stakeholdersgroep verzekeringen en herverzekeringen en een Stakeholdersgroep bedrijfspensioenen („de Stakeholdersgroepen”) opgericht. De Stakeholdersgroepen worden geraadpleegd over maatregelen die getroffen worden overeenkomstig artikel 7 inzake de technische regelgevings- en uitvoeringsnormen en, voor zover zij niet betrekking hebben op individuele financiële instellingen, overeenkomstig artikel 8 inzake richtsnoeren en aanbevelingen. Indien er dringend moet worden opgetreden en overleg onmogelijk blijkt, worden de Stakeholdersgroepen daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld.
De Stakeholdersgroepen komen ten minste vier keer per jaar bijeen op dezelfde datum en dezelfde plaats, en informeren elkaar over de besproken onderwerpen die niet gemeenschappelijk worden behandeld.
De leden van één stakeholdersgroep kunnen ook lid zijn van de andere stakeholdersgroep.
2. In de Stakeholdersgroep verzekeringen en herverzekeringen, die uit 30 leden is samengesteld, zijn de verzekerings en herverzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen in de Unie, hun werknemers alsmede consumenten, ▌gebruikers van verzekerings- en herverzekeringsdiensten en vertegenwoordigers van kmo's evenwichtig vertegenwoordigd. Ten minste vijf van zijn leden zijn onafhankelijke vooraanstaande academici. Tien leden van de groep vertegenwoordigen financiële instellingen en drie van hen coöperatieve en onderlinge of herverzekeraars.
2 bis.In de Stakeholdersgroep bedrijfspensioenen, die uit 30 leden is samengesteld, zijn de ▌beroepspensioeninstellingen die in de Unie opereren, hun werknemersvertegenwoordigers alsmede consumenten, gebruikers van bedrijfspensioenen en vertegenwoordigers van kmo's evenwichtig vertegenwoordigd. Ten minste vijf van zijn leden zijn onafhankelijke vooraanstaande academici. Tien leden van de groep vertegenwoordigen financiële instellingen.
3. De leden van de Stakeholdersgroepen worden na voorstellen van de desbetreffende stakeholders door de raad van toezichthouders van de Autoriteit aangesteld. Bij het nemen van zijn besluit verzekert de raad van toezichthouders, rekening houdend met de mogelijkheden, een passende geografische en genderbalans en vertegenwoordiging van de ▌stakeholders in de Europese Unie.
Bij het nemen van zijn besluit verzekert de raad van toezichthouders dat alle leden die geen financiëlemarktdeelnemers of hun werknemers vertegenwoordigen, mogelijke belangenconflicten kenbaar maken.
3 bis. De Autoriteit verstrekt alle nodige informatie en zorgt voor adequate secretariële ondersteuning van de Stakeholdersgroepen. Voor leden van de Stakeholdersgroep die een organisatie zonder winstoogmerk vertegenwoordigen, wordt een toereikende vergoeding van de reiskosten vastgesteld. De Stakeholdersgroepen mogen werkgroepen voor technische aangelegenheden instellen.
4. De ambtstermijn van de leden van de Stakeholdersgroepen bedraagt twee en een half jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt.
De leden kunnen twee opeenvolgende ambtstermijnen vervullen.
5. De Stakeholdersgroepen verstrekken aan de Autoriteit opinies en advies over alle kwesties die verband houden met de taken van de Autoriteit, met name wat betreft de in de artikelen 7 tot en met 7 sexies, 8, 14, 15 en 17 vermelde taken.
6. De Stakeholdersgroepen stellen hun reglement van orde op basis van overeenstemming onder een tweederdemeerderheid van de leden vast.
7. De Autoriteit maakt de opinies en het advies van de Stakeholdersgroepen en de resultaten van hun raadplegingen openbaar.
Artikel 23
Vrijwaringsmaatregelen
1. Wanneer een lidstaat meent dat een op grond van artikel 10, lid 2 of artikel 11 genomen besluit rechtstreeks en in aanzienlijke mate afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, stelt hij binnen tien werkdagen na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, de Autoriteit, de Commissie en het Europees Parlement ervan in kennis. In zijn kennisgeving rechtvaardigt de lidstaat waarom en legt hij een effectbeoordeling voor om aan te tonen in hoeverre het besluit aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden afbreuk doet.
2. Binnen een termijn van één maand na kennisgeving door de lidstaat brengt de Autoriteit de lidstaat ervan op de hoogte of zij haar besluit handhaaft dan wel wijzigt of herroept.
3. Indien de Autoriteit haar besluit handhaaft of wijzigt, beslist de Raad of het besluit van de Autoriteit wordt gehandhaafd of herroepen. Het besluit tot handhaving van het besluit van de Autoriteit wordt bij eenvoudige meerderheid van de leden genomen. Het besluit tot herroeping van het besluit van de Autoriteit wordt bij gekwalificeerde meerderheid van de leden genomen. In geen van deze gevallen wordt de stem van de betrokken leden in aanmerking genomen.
3 bis.Wanneer de Raad binnen tien werkdagen in het geval van artikel 10 en binnen één maand in het geval van artikel 11 geen besluit neemt, wordt het besluit van de Autoriteit geacht gehandhaafd te worden.
3 ter.Indien een krachtens artikel 10 genomen besluit leidt tot gebruikmaking van de overeenkomstig de artikelen 12 quinquies of 12 sexies ingestelde fondsen, mogen de lidstaten de Raad niet verzoeken om handhaving of herroeping van een door de Autoriteit genomen besluit.
Artikel 24
Besluitvormingsprocedures
1. Alvorens de besluiten te nemen waarin deze verordening voorziet brengt de Autoriteit alle individuele adressaten op de hoogte van haar voornemen om het besluit te nemen en stelt zij een termijn vast waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdend met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over de zaak duidelijk kan maken. Dit geldt mutatis mutandis voor de in artikel 9, lid 4, bedoelde aanbevelingen.
2. De besluiten van de Autoriteit worden gemotiveerd.
3. Adressaten van de besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen.
4. Daar waar de Autoriteit een besluit ingevolge artikel 10, leden 2 of 3, heeft genomen, evalueert het dat besluit met passende tussenpozen.
5. Besluiten die de Autoriteit neemt ingevolge de artikelen 9, 10 en 11 worden bekendgemaakt en vermelden de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiële instelling in kwestie en de hoofdinhoud van het besluit, tenzij een dergelijke openbaarmaking in strijd is met het legitieme belang van financiële instellingen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel met het ordentelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten of een serieuze bedreiging vormt voor de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Europese Unie of een deel daarvan.
HOOFDSTUK III
ORGANISATIE
Afdeling 1
RAAD VAN TOEZICHTHOUDERS
Artikel 25
Samenstelling
1. De raad van toezichthouders bestaat uit:
(a)
de voorzitter, zonder stemrecht;
(b)
het hoofd van de nationale overheidsinstantie die bevoegd is voor het toezicht op de in artikel 2, punt 1), bedoelde financiële instellingen in elke lidstaat; deze hoofden ontmoeten elkaar ten minste tweemaal per jaar persoonlijk;
(c)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie;
(d)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ECSR;
(e)
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten.
1 bis.De raad van toezichthouders belegt regelmatig vergaderingen met de Bankstakeholdersgroepen, en ten minste tweemaal per jaar.
2. Elke bevoegde autoriteit ▌is verantwoordelijk voor de voordracht uit haar midden van een plaatsvervanger op hoog niveau die het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan vervangen wanneer die persoon niet aanwezig kan zijn.
2 bis.In lidstaten waar meer dan een autoriteit bevoegd is voor het toezicht op grond van deze verordening, dienen deze autoriteiten het eens te worden over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger, en over stemmingen zoals bedoeld in artikel 29.
3. De raad van toezichthouders kan besluiten waarnemers toe te laten.
De uitvoerend directeur kan zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen.
Artikel 26
Interne comités en panels
1. De raad van toezichthouders kan voor bepaalde aan de raad van toezichthouders toegekende taken interne comités of panels oprichten en kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités of panels, aan de raad van bestuur of aan de voorzitter.
2. Voor de toepassing van artikel 11 roept de raad van toezichthouders om een onpartijdige schikking van het meningsverschil te vergemakkelijken, een onafhankelijk panel bijeen dat een evenwichtige ledensamenstelling heeft en dat bestaat uit de voorzitter en twee van zijn leden die geen vertegenwoordiger zijn van de bevoegde autoriteiten welke betrokken zijn bij het meningsverschil, noch een belang hebben bij het conflict of directe banden hebben met de betrokken bevoegde autoriteiten.
2 bis.Onverminderd artikel 11, lid 2, legt het panel een besluit ter definitieve vaststelling voor aan de raad van toezichthouders, overeenkomstig de procedure van artikel 29, lid 1, derde alinea.
2 ter.De raad van toezichthouders stelt een reglement van orde op voor het in lid 2 bedoelde panel.
Artikel 27
Onafhankelijkheid
1.Bij de uitvoering van de bij onderhavige verordening aan hen opgedragen taken handelen de voorzitter en de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief uitsluitend in het ▌belang van de Unie in haar geheel en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van een regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.
2.De lidstaten, de EU-instellingen en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van toezichthouders bij het vervullen van hun taken.
Artikel 28
Taken
1. De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit en is belast met het nemen van de in hoofdstuk II bedoelde besluiten.
2. De raad van toezichthouders stelt de adviezen, aanbevelingen en besluiten vast en geeft het advies als bedoeld in hoofdstuk II.
3. De raad van toezichthouders benoemt de voorzitter.
4. De raad van toezichthouders stelt vóór 30 september van elk jaar op basis van een voorstel van de raad van bestuur het werkprogramma van de Autoriteit voor het komende jaar vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Het werkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.
4 bis.De raad van toezichthouders keurt, op basis van een voorstel van de raad van bestuur, het jaarverslag inzake de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, goed op grond van het in artikel 38, lid 7, genoemde ontwerpverslag en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Europese Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.
5. De raad van toezichthouders stelt het meerjarenwerkprogramma van de Autoriteit vast en zendt het ter informatie toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Het meerjarenwerkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.
6. De raad van toezichthouders stelt de ▌begroting vast overeenkomstig artikel 49.
7. De raad van toezichthouders oefent tuchtrechtelijk gezag over de voorzitter en de uitvoerend directeur uit en kan hen respectievelijk overeenkomstig artikel 33, lid 5, of artikel 36, lid 5, uit hun ambt ontslaan.
Artikel 29
Besluitvorming
1. De raad van toezichthouders besluit met gewone meerderheid van de leden, waarbij elk lid één stem heeft. ▌
Met betrekking tot de in de artikelen 7 en 8 genoemde besluiten en de ingevolge hoofdstuk VI en in afwijking van de eerste alinea aangenomen maatregelen en besluiten, besluit de raad van toezichthouders op basis van een gekwalificeerde meerderheid van zijn leden, als bepaald in artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen.
Met betrekking tot besluiten ingevolge artikel 11, lid 3, inzake besluiten van de consoliderende toezichthouder wordt het door het panel voorgestelde besluit geacht te zijn aangenomen indien het is goedgekeurd door een gewone meerderheid van de leden,, tenzij het wordt verworpen door leden die samen een blokkerende minderheid vormen in de zin van artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en van artikel 3 van Protocol Nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Met betrekking tot alle andere besluiten overeenkomstig artikel 11, lid 3, wordt het door het panel voorgestelde besluit aangenomen met een gewone meerderheid van de leden van de raad van toezichthouders, waarbij elk lid één stem heeft.
2. De vergaderingen van de raad van toezichthouders worden door de voorzitter, op eigen initiatief of op verzoek van ten minste één derde van zijn leden bijeengeroepen, en worden door de voorzitter voorgezeten.
3. De raad van toezichthouders stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend.
4. Het reglement van orde omvat de nadere regelingen voor de stemming, daaronder begrepen in voorkomend geval de quorumregeling. De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers, met uitzondering van de voorzitter en de uitvoerend directeur, wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen, behoudens andersluidende bepaling in artikel 61 of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.
Afdeling 2
RAAD VAN BESTUUR
Artikel 30
Samenstelling
1. De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter ▌en zes andere leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders worden verkozen.
Elk lid, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger, die het lid van de raad van bestuur vervangt als dat lid niet aanwezig kan zijn.
Het mandaat van de door de raad van toezichthouders verkozen leden bedraagt twee en een half jaar. De ambtstermijn kan één keer worden verlengd. De samenstelling van de raad van bestuur is evenwichtig en proportioneel en vormt een weerspiegeling van de gehele Europese Unie. De mandaten zijn overlappend en er geldt een passend roulatiesysteem.
2. Beslissingen van de raad van bestuur worden genomen met een meerderheid van de aanwezige leden. Elk lid heeft één stem.
De uitvoerend directeur en een vertegenwoordiger van de Commissie nemen deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht.
De vertegenwoordiger van de Commissie is stemgerechtigd voor de in artikel 49 bedoelde aangelegenheden.
De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.
3. De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een derde van de leden samengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter.
De raad van bestuur komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de raad van bestuur dit nodig acht. De raad van bestuur komt ten minste vijf keer per jaar in ▌zitting bijeen.
4. De leden van de raad van bestuur kunnen zich op de door het reglement van orde van de raad bepaalde wijze laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde leden, met uitzondering van de uitvoerend directeur, wonen de besprekingen in de raad van bestuur over individuele financiële instellingen niet bij.
Artikel 31
Onafhankelijkheid
De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief uitsluitend in het ▌belang van de Unie als geheel en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van een regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.
De lidstaten, instellingen of organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur.
Artikel 32
Taken
1. De raad van bestuur ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde voorwaarden.
2. De raad van bestuur legt een jaarlijks en een meerjarig werkprogramma ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.
3. De raad van bestuur oefent zijn begrotingsbevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 49 en 50.
4. De raad van bestuur stelt het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast en treft overeenkomstig artikel 54, lid 2, de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna „het Statuut” genoemd).
5. De raad van bestuur stelt de bijzondere bepalingen vast inzake het recht van toegang tot de documenten van de Autoriteit overeenkomstig artikel 58.
6. De raad van bestuur legt een jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, op basis van het in artikel 38, lid 7, bedoelde ontwerpverslag, ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders en doet het toekomen aan het Europees Parlement.
7. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.
8. De raad van bestuur benoemt en ontslaat de leden van de raad van beroep overeenkomstig artikel 44, leden 3 en 5.
Afdeling 3
VOORZITTER
Artikel 33
Benoeming en taken
1. De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door een voorzitter, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.
De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur voor.
2. De voorzitter wordt na een door de Commissie georganiseerde en beheerde open selectieprocedure benoemd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en markten en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regelgeving.
De Commissie legt een voordrachtlijst van drie kandidaten voor aan het Europees Parlement. Na die kandidaten te hebben gehoord, kiest het Europees Parlement een van die kandidaten. De op deze wijze gekozen kandidaat wordt benoemd door de raad van toezichthouders.
De raad van toezichthouders kiest uit zijn leden tevens een vervanger die de functies van de voorzitter uitoefent als deze afwezig is. Die vervanger is geen lid van de raad van bestuur.
3. Het mandaat van de voorzitter bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd.
4. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de voorzitter, beoordeelt de raad van toezichthouders:
(a)
de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
(b)
de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdend met deze beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de voorzitter één keer verlengen, behoudens bevestiging van het Europees Parlement.
5. De voorzitter kan slechts uit zijn functie worden ontheven door het Europees Parlement na een besluit van de raad van toezichthouders.
De voorzitter mag de raad van toezichthouders niet beletten kwesties met betrekking tot de voorzitter te bespreken, in het bijzonder de noodzaak van zijn ontslag, en mag niet betrokken zijn bij de beraadslaging daaromtrent.
Artikel 34
Onafhankelijkheid
Onverminderd de rol van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de voorzitter, vraagt noch aanvaardt de voorzitter instructies van instellingen of organen van de Europese Unie, van de overheid van een lidstaat of van enige andere openbare of particuliere instelling.
De lidstaten, de instellingen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de voorzitter bij het vervullen van zijn taken.
Overeenkomstig het in artikel 54 bedoelde Statuut blijft de voorzitter na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Artikel 35
Verslag
1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen de voorzitter of de vervanger van de voorzitter, met volledige inachtneming van zijn of haar onafhankelijkheid, verzoeken ▌een verklaring af te leggen ▌. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd alle vragen van de leden van het Europees Parlement.
2. Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 1 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de belangrijkste werkzaamheden van de Autoriteit.
2 bis.Afgezien van de informatie als bedoeld in de artikelen 7 bis tot en met 7 sexies, 8, 9, 10, 11 bis en 18, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie.
Afdeling 4
UITVOEREND DIRECTEUR
Artikel 36
Benoeming
1. De Autoriteit wordt geleid door de uitvoerend directeur, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.
2. De uitvoerend directeur wordt na een open selectieprocedure en na de bevestiging door het Europees Parlement door de raad van toezichthouders benoemd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en markten, relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regelgeving en managementervaring.
3. Het mandaat van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd.
4. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de uitvoerend directeur, voert de raad van toezichthouders een beoordeling uit.
Daarbij beoordeelt de raad van toezichthouders in het bijzonder:
(a)
de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
(b)
de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdend met deze beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de uitvoerend directeur één keer verlengen.
5. De uitvoerend directeur kan slechts uit zijn functie worden ontheven door een besluit van de raad van toezichthouders.
Artikel 37
Onafhankelijkheid
1.Onverminderd de respectieve rol van de raad van bestuur en van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de uitvoerend directeur, vraagt noch aanvaardt de uitvoerend directeur instructies van overheden, instanties, organen of personen buiten de Autoriteit.
2.De lidstaten, de Unie-instellingen of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de uitvoerend directeur bij het vervullen van zijn taken.
Overeenkomstig het in artikel 54 bedoelde Statuut blijft de uitvoerend directeur na zijn vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Artikel 38
Taken
1. De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor het beheer van de Autoriteit en bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor.
2. De uitvoerend directeur zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijks werkprogramma van de Autoriteit, volgens de aanwijzingen van de raad van toezichthouders en onder toezicht van de raad van bestuur.
3. De uitvoerend directeur neemt de nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota's, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert.
4. De uitvoerend directeur bereidt een meerjarig werkprogramma voor, als bedoeld in artikel 32, lid 2.
5. Elk jaar bereidt de uitvoerend directeur tegen 30 juni een werkprogramma voor het volgende jaar voor, als bedoeld in artikel 32, lid 2.
6. De uitvoerend directeur stelt een voorlopige ontwerpbegroting van de Autoriteit op overeenkomstig artikel 49 en voert de begroting van de Autoriteit uit overeenkomstig artikel 50.
7. De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een ontwerpjaarverslag op met een hoofdstuk over de regelgevings- en toezichtwerkzaamheden van de Autoriteit en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden.
8. De uitvoerend directeur voert de in artikel 54 bepaalde bevoegdheden uit met betrekking tot het personeel van de Autoriteit en beheert personeelskwesties.
HOOFDSTUK IV
EUROPEES SYSTEEM VAN FINANCIËLE TOEZICHTHOUDERS ▌
Afdeling 2
GEMENGD COMITÉ VAN EUROPESE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN
Artikel 40
Oprichting
1. Hierbij wordt een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Gemengd Comité ▌) opgericht.
2. Het Gemengd Comité dient als forum waarmee de Autoriteit regelmatig en nauw samenwerkt en zorgt voor de intersectorale samenhang met de andere ETA's, in het bijzonder met betrekking tot:
–
financiële conglomeraten;
–
financiële verslaglegging en controle;
–
microprudentiële analyses van sectoroverstijgende ontwikkelingen, risico's en kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit;
–
retail-investeringsproducten;
–
maatregelen tegen witwaspraktijken; en
–
informatie-uitwisseling met het Europees Comité voor systeemrisico's en de opbouw van betrekkingen tussen het Europees Comité voor systeemrisico's en de Europese Toezichthoudende Autoriteiten.
3. Het Gemengd Comité beschikt over een toegewijde staf die ter beschikking wordt gesteld door de drie Europese Toezichthoudende Autoriteiten en die als secretariaat optreedt. De Autoriteit stelt adequate middelen ter beschikking voor de administratieve, infrastructuur- en operationele kosten.
Artikel 40 bis
Toezicht
Ingeval een financiële instelling opereert in verschillende sectoren, lost het Gemengd Comité meningsverschillen op in overeenstemming met artikel 42 van deze verordening.
Artikel 41
Samenstelling
1. Het Gemengd Comité bestaat uit de voorzitters van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten en, waar van toepassing, de voorzitter van een overeenkomstig artikel 43 opgericht subcomité.
2. De uitvoerend directeur, een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van het ECSR worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van het Gemengd Comité ▌ en van de in artikel 43 bedoelde subcomités bij te wonen.
3. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité ▌wordt via een jaarlijks rotatiesysteem toegekend aan één der voorzitters van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. De krachtens dit lid benoemde voorzitter van het Gemengd Comité wordt tevens benoemd tot vice-voorzitter van het Europees Comité voor systeemrisico's.
4. Het Gemengd Comité ▌stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. In het reglement kunnen verdere details worden bepaald over extra deelnemers aan de vergaderingen van het Gemengd Comité.
Het Gemengd Comité ▌vergadert ten minste om de twee maanden.
Artikel 42
Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke besluiten
Binnen de draagwijdte van haar in hoofdstuk II bepaalde taken en in voorkomend geval, met name met betrekking tot de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/87/EG, bepaalt de Autoriteit gemeenschappelijke standpunten met de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten.
In het kader van de artikelen 7, 9, 10 of 11 van deze verordening genomen besluiten met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen, die ook binnen de bevoegdheid van de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten valt, worden, indien zulks passend is, gezamenlijk vastgesteld door de Autoriteit, de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten.
Artikel 43
Subcomités
1. In het kader van artikel 42 wordt bij het Gemengd Comité ▌een Subcomité financiële conglomeraten opgericht.
2. Dit subcomité is samengesteld uit de in artikel 41, lid 1, bedoelde personen en één vertegenwoordiger op hoog niveau van het huidige personeel van de relevante bevoegde autoriteit van elke lidstaat.
3. Het subcomité kiest uit zijn leden een voorzitter, die ook lid is van het Gemengd Comité ▌.
4.Het Gemengd Comité kan aanvullende subcomités oprichten.
Afdeling 3
RAAD VAN BEROEP
Artikel 44
Samenstelling
1. De raad van beroep is een gemeenschappelijk orgaan van de drie Europese Toezichthoudende Autoriteiten.
2. De raad van beroep bestaat uit zes leden en zes vervangers, allen personen van hoog aanzien die bewezen hebben op een voldoende hoog niveau over relevante kennis en beroepservaring, ook op het vlak van toezicht, te beschikken in de sectoren banken, verzekeringen, effectenmarkten of op het gebied van andere financiële diensten, en geen deel uitmaken van het huidige personeel van de bevoegde autoriteiten of van andere nationale instellingen of ▌instellingen van de Europese Unie die bij de activiteiten van de Autoriteit betrokken zijn. Een aanzienlijk aantal leden van de raad van beroep beschikt over voldoende juridische expertise om deskundig juridisch advies te geven over de wetmatigheid van de wijze waarop de Autoriteit haar bevoegdheden uitoefent.
De raad van beroep wijst zelf zijn voorzitter aan.
De besluiten van de raad van beroep worden genomen met een meerderheid van de stemmen van ten minste vier van de zes leden. Indien het aangevochten besluit onder de werkingssfeer van deze verordening valt, bestaat de meerderheid van vier leden uit ten minste een van de twee door de Autoriteit benoemde leden van de raad van beroep.
De raad van beroep wordt door de voorzitter samengeroepen wanneer dat noodzakelijk is.
3. Twee leden van de raad van beroep en twee vervangers worden na een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte oproep tot het indienen van voorstellen en na raadpleging van de raad van toezichthouders uit een door de Commissie voorgestelde lijst benoemd door de raad van bestuur van de Autoriteit.
De andere leden worden benoemd overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] en Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM].
4. De ambtstermijn van de leden van de raad van beroep bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan één keer worden verlengd.
5. Een lid van de raad van beroep, dat door de raad van bestuur van de Autoriteit is benoemd, kan tijdens zijn mandaat niet ontslagen worden, tenzij het op ernstige wijze is tekortgeschoten en de raad van bestuur daartoe na raadpleging van de raad van toezichthouders een besluit neemt.
6. De Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten zorgen via het Gemengd Comité voor adequate operationele en secretariële ondersteuning van de raad van beroep.
Artikel 45
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid
1. De leden van de raad van beroep zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij mogen geen enkele andere taak verrichten in de Autoriteit zelf of in de raad van bestuur of de raad van toezichthouders van de Autoriteit.
2. De leden van de raad van beroep mogen niet deelnemen aan de behandeling van een beroepsprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen beroep is ingesteld.
3. Indien een lid van de raad van beroep om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een beroepsprocedure zou mogen deelnemen, stelt het de raad van beroep daarvan in kennis.
4. Een lid van de raad van beroep kan om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of als aan zijn onpartijdigheid wordt getwijfeld, door een partij in de beroepsprocedure worden gewraakt.
Wraking kan niet zijn gegrond op de nationaliteit van leden en is niet ontvankelijk als de partij in de beroepsprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden tot het maken van het bezwaar, toch reeds een andere procedurehandeling heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de raad van beroep.
5. De raad van beroep beslist in de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen.
Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de raad van beroep vervangen door zijn plaatsvervanger, tenzij deze in een vergelijkbare situatie verkeert. In dat geval wijst de voorzitter een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.
6. De leden van de raad van beroep verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden.
Daartoe leggen zij een verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid.
Deze verklaringen worden jaarlijks schriftelijk openbaar gemaakt.
HOOFDSTUK V
RECHTSMIDDELEN
Artikel 46
Beroepsprocedures
1. Elke natuurlijke of rechtspersoon, inclusief een bevoegde autoriteit, kan beroep instellen tegen een in de artikelen 9, 10 en 11 bedoeld besluit van de Autoriteit en tegen andere besluiten van de Autoriteit, overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen, gericht tot die persoon, of tegen een besluit dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon, ook als het tot een andere persoon is gericht.
2. Het beroep wordt tezamen met de uiteenzetting van de gronden voor het beroep binnen twee maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke daarvan, binnen twee maanden na de dag van publicatie van het besluit door de Autoriteit, schriftelijk bij de Autoriteit ingediend.
De raad van beroep neemt binnen twee maanden na instelling van het beroep een besluit ter zake.
3. Een ingevolge lid 1 van dit artikel ingesteld beroep heeft geen schorsende werking.
De raad van beroep kan echter, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen, de toepassing van het bestreden besluit opschorten.
4. Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de raad van beroep of het gegrond is. De raad nodigt ▌de partijen in de beroepsprocedure uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken naar aanleiding van de kennisgevingen van de raad zelf of de mededelingen van de andere partijen in de beroepsprocedure. Het is partijen in de beroepsprocedure toegestaan een mondelinge uiteenzetting te geven.
5. De raad van beroep kan het door het bevoegde orgaan van de Autoriteit genomen besluit bekrachtigen, dan wel de zaak terugverwijzen naar het bevoegde orgaan van de Autoriteit. Dit bevoegde orgaan van de Autoriteit is gebonden aan de beslissing van de raad van beroep en neemt een gewijzigd besluit met betrekking tot de betrokken zaak.
6. De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend.
7. De door de raad van beroep genomen besluiten worden met redenen omkleed en door de Autoriteit bekendgemaakt.
Artikel 47
Beroep bij het Algemeen Gerecht ▌en het Hof van Justitie
1. Overeenkomstig artikel 263 VWEU kan bij het Algemeen Gerecht ▌of het Hof van Justitie beroep worden ingesteld tegen beslissingen van de raad van beroep of, bij ontbreken van recht op beroep bij de raad van beroep, tegen beslissingen van de Autoriteit.
1 bis.Overeenkomstig artikel 263 VWEU kunnen de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie, alsmede iedere natuurlijke of rechtspersoon, rechtstreeks beroep instellen bij het Hof van Justitie tegen besluiten van de Autoriteit.
2. Ingeval de Autoriteit verplicht is een besluit te nemen en dat nalaat, kan overeenkomstig artikel 265 VWEU bij het Algemeen Gerecht ▌of bij het Hof van Justitie beroep wegens nalating worden ingesteld.
3. De Autoriteit moet de noodzakelijke maatregelen treffen ter uitvoering van het arrest van het Algemeen Gerecht ▌of het Hof van Justitie.
HOOFDSTUK VI
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 48
Begroting van de Autoriteit
1. De ontvangsten van de Autoriteit, een Europees orgaan zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad, bestaan met name uit een of meer van de volgende elementen:
(a)
verplichte bijdragen van de voor toezicht op de financiële instellingen bevoegde nationale openbare autoriteiten, die worden bepaald overeenkomstig een formule die gebaseerd is op de stemmenweging van artikel 3, lid 3, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen;
(b)
een subsidie van de Europese Unie uit de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie); de financiering van de Autoriteit door de Unie is afhankelijk van een akkoord van de begrotingsautoriteit, zoals bepaald in punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer;
(c)
vergoedingen die aan de Autoriteit worden betaald in de gevallen als bedoeld in de relevante rechtsinstrumenten van de Europese Unie.
2. De uitgaven van de Autoriteit bestaan ten minste uit personele, administratieve, loon- en infrastructuurkosten, kosten van beroepsopleiding en werkingskosten.
3. De ontvangsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.
4. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van de Autoriteit geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van de Autoriteit.
Artikel 49
Vaststelling van de begroting
1. Voor 15 februari van ieder jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp op van de raming van de ontvangsten en uitgaven voor het volgende begrotingsjaar en stuurt hij dit voorontwerp van begroting samen met de personeelsformatie naar de raad van bestuur en de raad van toezichthouders. De raad van toezichthouders stelt jaarlijks, op basis van het voorontwerp van de uitvoerend directeur dat door de raad van bestuur is goedgekeurd, de raming van de ontvangsten en uitgaven van de Autoriteit voor het volgende begrotingsjaar vast. De raad van toezichthouders dient deze raming, die tevens een ontwerppersoneelsformatie bevat, uiterlijk op 31 maart bij de Commissie in. Alvorens de raming wordt vastgesteld, wordt het voorontwerp van de uitvoerend directeur goedgekeurd door de raad van bestuur.
2. De raming wordt door de Commissie samen met het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie aan het Europees Parlement en de Raad (hierna „de begrotingsautoriteit” genoemd) gezonden.
3. Op basis van de ramingen voert de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de ramingen in die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU.
4. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan de Autoriteit goed.
5. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.
6. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit onverwijld op de hoogte van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Het licht de Commissie hierover in. Als een van de takken van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze de Autoriteit binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het project in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien de Autoriteit geen antwoord ontvangt, kan zij doorgaan met haar plannen.
6 bis.In het op 31 december 2011 eindigende eerste jaar waarin de Autoriteit functioneert, wordt haar begroting goedgekeurd door de leden van het niveau 3-comité na raadpleging van de Commissie, gevolgd door toezending aan de Raad en het Parlement voor bekrachtiging.
Artikel 50
Uitvoering en controle van de begroting
1. De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van de Autoriteit uit.
2. Uiterlijk op 1 maart na afloop van het boekjaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. De rekenplichtige van de Autoriteit stuurt het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tegen 31 maart van het volgende jaar ook naar de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement en de Raad.
De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(48) van de Raad (hierna „het Financieel Reglement” genoemd).
3. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 129 van het Financieel Reglement stelt de uitvoerend directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van de Autoriteit op en zendt ze voor advies toe aan de raad van bestuur.
4. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de Autoriteit.
5. De uitvoerend directeur stuurt de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van bestuur, tegen 1 juli na afloop van het boekjaar naar de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
6. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.
7. De uitvoerend directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september een antwoord op haar opmerkingen. Hij stuurt dit antwoord ook door naar de raad van bestuur en de Commissie.
8. Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.
9. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting (met inbegrip van alle uitgaven en ontvangsten van de Autoriteit) van het boekjaar N.
Artikel 51
Financiële regeling
De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze voorschriften mogen niet afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie(49), tenzij de specifieke eisen van de werking van de Autoriteit dit noodzakelijk maken en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.
Artikel 52
Fraudebestrijdingsmaatregelen
1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 zonder enige beperking op de Autoriteit van toepassing.
2. De Autoriteit treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(50) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van de Autoriteit van toepassing zijn.
3. In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de Autoriteit toegekende financiering en bij het personeel dat verantwoordelijk is om de financiering toe te kennen.
HOOFDSTUK VII
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 53
Voorrechten en immuniteiten
Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de Autoriteit en haar personeel.
Artikel 54
Personeel
1. Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van genoemd Statuut en van genoemde Regeling zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoerend directeur en de voorzitter.
2. De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut.
3. De Autoriteit oefent ten aanzien van haar personeel de bevoegdheden uit die krachtens het Statuut zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.
4. De raad van bestuur stelt bepalingen vast waardoor nationale deskundigen van de lidstaten kunnen worden gedetacheerd bij de Autoriteit.
Artikel 55
Aansprakelijkheid van de Autoriteit
1. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Autoriteit overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door de Autoriteit zelf of door het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt. Het Hof van Justitie heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.
2. De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van de Autoriteit ten aanzien van de Autoriteit wordt beheerst door de desbetreffende voor het personeel van de Autoriteit geldende voorschriften.
Artikel 56
Beroepsgeheim
1. De leden van de raad van toezichthouders en van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en de personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren en de andere personen die op contractuele basis taken uitvoeren voor de Autoriteit, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie.
Overeenkomstig het in artikel 54 bedoelde Statuut blijft de voorzitter na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Lidstaten, instellingen of organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van het personeel van de Autoriteit.
2. Onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen, mag vertrouwelijke informatie die de in lid 1 bedoelde personen ontvangen tijdens de uitvoering van hun taken, aan geen enkele persoon of autoriteit worden bekendgemaakt, behalve in samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat de individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd.
De verplichting in het kader van lid 1 en van de eerste alinea van dit lid verhindert de Autoriteit en de nationale toezichthoudende autoriteiten niet de informatie te gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen, en met name voor procedures voor de vaststelling van besluiten.
3. De leden 1 en 2 verhinderen de Autoriteit niet informatie uit te wisselen met nationale toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig deze verordening en andere Uniewetgeving die op financiële instellingen van toepassing is.
Deze gegevens vallen onder het in de leden 1 en 2 bedoelde beroepsgeheim. De Autoriteit legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde geheimhoudingsregels vast.
4. De Autoriteit past Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie(51) toe.
Artikel 57
Gegevensbescherming
Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn 95/46/EG of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EG) nr. 45/2001 bij het uitoefenen van haar taken, onverlet.
Artikel 58
Toegang tot documenten
1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten van de Autoriteit.
2. De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 uiterlijk op 31 mei 2011 vast.
3. Tegen besluiten van de Autoriteit uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan, na beroep bij de raad van beroep, een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie, al naargelang het geval, onder de voorwaarden van respectievelijk artikel 228 en artikel 263 VWEU.
Artikel 59
Talenregeling
1. De bepalingen van Verordening nr. 1(52) van de Raad zijn van toepassing op de Autoriteit.
2. De raad van bestuur besluit over de interne talenregeling van de Autoriteit.
3. De voor het functioneren van de Autoriteit vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.
Artikel 60
Zetelovereenkomst
De vereiste bepalingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar de zetel is gevestigd en de door deze lidstaat ter beschikking gestelde installaties, alsook de specifieke voorschriften die in die lidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die wordt gesloten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd.
De gastlidstaat zorgt ervoor dat de Autoriteit in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en adequate vervoersverbindingen.
Artikel 61
Deelname van derde landen
1.Landen die geen lid zijn van de Europese Unie en die met de Unie overeenkomsten hebben gesloten waardoor zij het EU-recht binnen het in artikel 1, lid 2, bedoelde bevoegdheidsgebied van de Autoriteit hebben vastgesteld en toepassen, mogen deelnemen aan de werkzaamheden van de Autoriteit.
1 bis.De Autoriteit kan derde landen die wetgeving toepassen welke binnen de in artikel 1, lid 2, genoemde bevoegdheidsgebieden van de Autoriteit als gelijkwaardig is erkend, toestaan deel te nemen, als bepaald in overeenkomstig artikel 216 VWEU door de Unie gesloten internationale overeenkomsten.
2.Op basis van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden afspraken gemaakt over met name de aard, omvang en procedurele aspecten van de betrokkenheid van deze landen bij de werkzaamheden van de Autoriteit, waaronder afspraken over de financiële en personele bijdrage. Zij kunnen zorgen voor een vertegenwoordiger, als waarnemer, bij de raad van toezichthouders, maar zorgen ervoor dat deze landen niet deelnemen aan besprekingen met betrekking tot individuele financiële instellingen, behalve in gevallen waarbij zij rechtstreeks belang hebben.
HOOFDSTUK VIII
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 62
Voorbereidende maatregelen
-1.In de periode na de inwerkingtreding van deze verordening en voorafgaand aan de oprichting van de Autoriteit, werkt het CEIOPS in nauwe samenwerking met de Commissie aan de voorbereiding van de vervanging van het CEIOPS door de Autoriteit.
1. Zodra de Autoriteit is opgericht, is de Commissie verantwoordelijk voor het opzetten en de initiële werkzaamheden van de Autoriteit, totdat de Autoriteit voldoende operationele capaciteit heeft ▌.
Daartoe kan de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn of haar functie opneemt na benoeming door de raad van toezichthouders overeenkomstig artikel 36, één ambtenaar ad interim aanstellen om de taken van de uitvoerend directeur uit te oefenen. Deze periode is beperkt tot het moment waarop de Autoriteit voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren.
2. De uitvoerend directeur ad interim mag alle betalingen goedkeuren die worden gedekt door de kredieten van de begroting van de Autoriteit, na goedkeuring door de raad van bestuur, en mag contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten, na goedkeuring van de personeelsformatie van de Autoriteit.
3. De leden 1 en 2 laten de bevoegdheden van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur onverlet.
3 bis.De Autoriteit wordt als de wettige opvolger van het CETVB beschouwd. Alle in aanmerking komende activa en passiva en alle lopende operaties van het CETVB kunnen naar de Autoriteit worden overgeheveld. Een onafhankelijk financieel controleur stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van de activa en passiva van het CETVB blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door de leden van het CETVB en door de Commissie voordat er activa of passiva worden overgedragen.
Artikel 63
Overgangsbepalingen voor het personeel
1. In afwijking van artikel 54 blijven alle door het CETVB of het secretariaat daarvan gesloten arbeidsovereenkomsten en detacheringsregelingen die van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot hun einddatum geldig. Zij kunnen niet worden verlengd.
2. Alle in lid 1 bedoelde ▌personeelsleden wordt de mogelijkheid geboden een tijdelijk contract te sluiten overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, in de graad als bepaald in de personeelsformatie van de Autoriteit.
Na de inwerkingtreding van deze verordening organiseert de voor het sluiten van contracten bevoegde Autoriteit een interne selectie voor het contractueel personeel van het CETVB of het in lid 1 bedoelde secretariaat daarvan om te peilen naar de bekwaamheid, efficiëntie en integriteit van de in dienst te nemen personen. In de interne selectieprocedure wordt ten volle rekening gehouden met de vaardigheden en ervaring die de individuele werknemer voor de aanwerving heeft laten zien.
3. Afhankelijk van het type en het niveau van de uit te oefenen functies wordt de geslaagde kandidaten een contract als tijdelijk ambtenaar aangeboden, met een duur die ten minste de resterende tijd van het vroegere contract bedraagt.
4. De relevante nationale wetgeving met betrekking tot arbeidsovereenkomsten en andere relevante instrumenten blijven van toepassing op de voormalige contractuele personeelsleden die niet voor een contract als tijdelijk ambtenaar solliciteren of geen tijdelijk contract aangeboden krijgen overeenkomstig lid 2.
Artikel 63bis
Nationale bepalingen
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening metterdaad wordt toegepast.
Artikel 64
Wijzigingen
Besluit nr. 716/2009/EG wordt hierbij gewijzigd in zoverre dat het CETVB verwijderd wordt uit de lijst van begunstigden in afdeling B van de bijlage bij dat besluit.
Artikel 65
Intrekking
Besluit 2009/79/EG van de Commissie tot instelling van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen wordt hierbij ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.
Artikel 66
Herzieningsclausule
-1.Uiterlijk op …(53) legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de nodige voorstellen voor om het toezicht op instellingen die een systeemrisico als bedoeld in artikel 12 ter kunnen inhouden, te versterken en om een nieuw kader voor het beheer van financiële crisis op te zetten, daaronder begrepen overeenkomsten inzake de financiering ervan.
1.Uiterlijk op …(54)* en vervolgens om de drie jaar legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de nodige voorstellen voor om te waarborgen dat er een betrouwbaar kader van resoluties wordt vastgesteld, met inbegrip van systemen voor bijdragen van financiële instellingen voor het beperken van systeemrisico's, en publiceert zij een algemeen verslag over de opgedane ervaring met de werkzaamheden van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures. In dat verslag worden onder meer de volgende zaken beoordeeld:
(a)
de mate van convergentie in toezichtpraktijken die de bevoegde autoriteiten hebben bereikt;
(b)
de werking van de colleges van toezichthouders;
(c)
de vooruitgang die geboekt is in het streven naar convergentie op gebieden als crisispreventie, -beheersing en -beslechting, daaronder begrepen Europese financieringsmechanismen;
(d)
of, met name in het licht van de geboekte vooruitgang met betrekking op de in punt c) genoemde gebieden, de rol van de Autoriteit in het toezicht op financiële instellingen die mogelijkerwijs een systeemrisico opleveren moet worden versterkt en of de Autoriteit meer toezichtbevoegdheden zou moeten uitoefenen ten aanzien van die instellingen;
(e)
de toepassing van de bij artikel 23 ingestelde vrijwaringsclausule.
1 bis.In het in lid 1 bedoelde verslag wordt ook onderzocht:
(a)
of het passend is de Autoriteiten met het oog op een betere onderlinge coördinatie naar één vestigingsplaats over te brengen;
(b)
of het toezicht op bankwezen, verzekeringen en bedrijfspensioenen, effecten en financiële markten gescheiden moet blijven;
(c)
of het prudentieel toezicht en het toezicht op de zakelijke activiteiten moeten worden gecombineerd dan wel gescheiden;
(d)
of de architectuur van het ESFT moet worden vereenvoudigd en versterkt om de samenhang tussen het macro- en het microniveau en tussen de Europese toezichthoudende autoriteiten te vergroten;
(e)
of de ontwikkeling van het ESFT gelijke tred houdt met de wereldwijde ontwikkeling;
(f)
of er binnen het ESFT voldoende diversiteit en topkwaliteit beschikbaar is;
(g)
of er een behoorlijke verhouding is tussen verantwoordingsplicht en transparantie enerzijds en publicatievoorschriften anderzijds;
(h)
of de vestigingsplaats van de Autoriteit passend is;
(i)
of er op het niveau van de EU een Stabiliteitsfonds Verzekeringen moet worden opgericht als ultieme verdediging tegen concurrentieverstoring en meest efficiënte manier voor het omgaan met het faillissement van een grensoverschrijdend opererende instelling.
2. Het verslag en, in voorkomend geval, eventuele begeleidende voorstellen worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.
Artikel 67
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011, uitgezonderd artikel 62 en artikel 63, leden 1 en 2, die van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De Autoriteit wordt opgericht op de datum van toepassing van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Er wordt opgemerkt dat de Richtlijnen 64/225/EEG, 73/239/EEG, 73/240/EEG, 76/580/EEG, 78/473/EEG, 84/641/EEG, 87/344/EEG, 88/357/EEG, 92/49/EEG, 98/78/EG, 2001/17/EG, 2002/83/EG en 2005/68/EG deel uitmaken van de Solvency II-herschikking (Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende levensverzekering betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (herschikking) (COM(2008)0119 – C6-0231/2007 – 2007/0143(COD))) en derhalve worden ingetrokken met ingang van 1 november 2012.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2010 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, en het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid (COM(2009)0362 – C7-0096/2009 – 2009/0099(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad (COM(2009)0362),
– gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 47, lid 2, van het EGVerdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0096/2009),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Parlement en de Raad over de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures (COM(2009)0665),
– gelet op artikel 294, lid 3, en artikel 53 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van de Europese Centrale Bank van 12 november 2009(1),
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 20 januari 2010(2),
– gelet op artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie juridische zaken (A7-0205/2010),
1. stelt het onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 7 juli 2010 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2010/…/EU van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met het definitieve wetsbesluit: Richtlijn 2010/76/EU.)
Specifieke taken van de Europese Centrale Bank betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico's *
291k
85k
Voorstel voor een verordening van de Raad tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico's (05551/2010 – C7-0014/2010 – 2009/0141(CNS))
Dit voorstel werd op 7 juli 2010 als volgt gewijzigd(1):
Door de Raad voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1 bis (nieuw)
(1 bis)Reeds lang voor het begin van de financiële crisis heeft het Europees Parlement regelmatig opgeroepen tot het krachtiger nastreven van werkelijk gelijke voorwaarden op EU-niveau voor alle actoren en heeft daarbij gewezen op omvangrijke tekortkomingen bij het toezicht van de Unie op de steeds verder geïntegreerde financiële markten (in zijn resoluties van 13 april 2000 over de mededeling van de Commissie - Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan1, van 25 november 2002 over de regels inzake bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie2, van 11 juli 2007 over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010) - Witboek3, van 23 september 2008 met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity4, van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur5, van 22 april 2009 over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvency II)6 en van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake ratingbureaus7). ______________ 1 PB C 40 van 7.2.2001, blz. 453. 2 PB C 25 E van 29.1.2004, blz. 394. 3 PB C 175 E van 10.7.2008, blz. xx. 4 PB C 8 E van 14.1.2010, blz. 26. 5 PB C 9 E van 15.1.2010, blz. 48. 6 Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0251. 7 Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0279.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis) De in deze verordening vervatte voorschriften voor het vergaren van informatie zijn nodig voor het vervullen van de taken van het ECSR, en mogen geen afbreuk doen aan het wettelijke kader van het Europees statistisch systeem (ESS) en het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) op het gebied van statistieken. Deze verordening laat derhalve Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese Statistiek en Verordening (EG) nr. 2533/1998 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank onverlet.
(8 bis) De ECB moet belast worden met de taak het ECSR statistische steun te verlenen. Voor de in deze verordening vervatte voorschriften voor het vergaren en verwerken van informatie ten behoeve van het vervullen van de taken van het ECSR moeten daarom de bepalingen gelden van artikel 5 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en de ECB, en van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank1. Dienovereenkomstig moet door de ECB of het ESCB verzamelde vertrouwelijke statistische informatie worden gedeeld met het ECSR. ____________ 1PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis.Voorzitter van het ECSR is de president van de ECB. Zijn of haar ambtstermijn valt samen met zijn of haar ambtstermijn als president van de ECB.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter.De eerste vicevoorzitter wordt door de leden van de Algemene Raad van de ECB gekozen voor dezelfde periode als die van zijn of haar lidmaatschap van de Algemene Raad, waarbij wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van de lidstaten en van de landen binnen en buiten de eurozone. Hij of zij is herkiesbaar.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 quater (nieuw)
1 quater.De tweede vicevoorzitter is de voorzitter van het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten (gemengd comité), opgericht bij artikel 40 van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAEM], van Verordening (EU) nr. …/2010 [EAVB] en van Verordening (EU) nr. …/2010 [EBA] (het „Gemengd Comité”).
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 quinquies (nieuw)
1 quinquies.Alvorens aan te treden lichten de voorzitter en de eerste vicevoorzitter tijdens een openbare hoorzitting van het Europees Parlement toe hoe zij voornemens zijn hun taken uit hoofde van deze verordening uit te oefenen. De tweede vicevoorzitter wordt door het Europees Parlement gehoord in zijn of haar hoedanigheid van voorzitter van het Gemengd Comité.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 sexies (nieuw)
1 sexies.De voorzitter zit de vergaderingen van de algemene raad en het stuurcomité voor.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 septies (nieuw)
1 septies.Indien de voorzitter niet in staat is de vergadering bij te wonen, zitten de vicevoorzitters, in volgorde van rangorde, de vergaderingen van de algemene raad en het stuurcomité voor.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 octies (nieuw)
1 octies.Indien de vicevoorzitters niet in staat zijn hun taken te vervullen, worden nieuwe vicevoorzitters gekozen overeenkomstig de leden 1 ter en 1 quater.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 nonies (nieuw)
1 nonies.De voorzitter vertegenwoordigt het ECSR naar buiten toe.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 decies (nieuw)
1 decies.De voorzitter wordt uitgenodigd op een jaarlijkse hoorzitting van het Europees Parlement naar aanleiding van de publicatie van het jaarverslag van het ECSR. Deze hoorzitting vindt plaats in een andere context dan die van de monetaire dialoog tussen het Europees Parlement en de president van de ECB.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – inleidende formule
De Europese Centrale Bank zorgt voor een secretariaat, en verleent het ECSR hiermee analytische, statistische, logistieke en administratieve ondersteuning. De opdracht van het secretariaat als omschreven in artikel 4, lid 4, van Verordening XXXX, behelst in het bijzonder:
De ECB zorgt voor een secretariaat, en verleent het ECSR hiermee analytische, statistische, logistieke en administratieve ondersteuning. Het secretariaat wint ook technisch advies in van de Europese toezichthoudende autoriteiten, nationale centrale banken en nationale toezichthouders. Tevens is het secretariaat verantwoordelijk voor personeelsaangelegenheden. De taken van het secretariaat als bedoeld in artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. ..../2010 [ECSR] behelzen in het bijzonder:
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – letter e
(e) het ondersteunen van de werkzaamheden van de algemene raad, het stuurcomité en het raadgevend technisch comité.
(e) het ondersteunen van de werkzaamheden van de algemene raad, het stuurcomité en het raadgevend wetenschappelijk comité.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – letter e bis (nieuw)
(e bis) het zo nodig verstrekken van informatie aan de Europese toezichthoudende autoriteiten.
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1
1. De ECB zorgt voor toereikende personele en financiële middelen voor het vervullen van haar taak met betrekking tot het verzorgen van het secretariaat.
1. De ECB zorgt voor toereikende personele en financiële middelen voor het vervullen van de taken van het secretariaat. De ECB ziet er op toe dat het secretariaat over personeel van hoge kwaliteit beschikt, dat in grote lijnen een weerspiegeling vormt van het brede werkterrein van het ECSR en de samenstelling van de Algemene Raad. De ECB waarborgt een passende financiering van het secretariaat uit de eigen middelen.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2
2. Het hoofd van het secretariaat wordt in overleg met de algemene raad van het ECSR door de ECB aangesteld.
2. Het hoofd van het secretariaat wordt op voorstel van de algemene raad van het ECSR door de ECB aangesteld.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.De medewerkers van het secretariaat mogen, zelfs na het beëindigen van hun taken, geen informatie bekendmaken die onder het beroepsgeheim valt, overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. …/2010 [ECSR], teneinde het in artikel 6 van deze verordening weergegeven doel te waarborgen.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2
2. Het hoofd van het secretariaat of zijn vertegenwoordiger woont de vergaderingen bij van de algemene raad, het stuurcomité en het raadgevend technisch comité van het ECSR.
2. Het hoofd van het secretariaat of zijn vertegenwoordiger woont de vergaderingen bij van de algemene raad, het stuurcomité en het raadgevend wetenschappelijk comité van het ECSR.
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.Het secretariaat kan informatie in individuele, samengevatte of geaggregeerde vorm opvragen betreffende financiële instellingen of markten die voor de taken van het ECSR relevant zijn, bij de Europese toezichthoudende autoriteiten en, in de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. …/2010 [ECSR] bepaalde gevallen, bij de nationale toezichthoudende autoriteiten, de nationale centrale banken, andere autoriteiten van de lidstaten of, vergezeld van een met redenen omkleed verzoek, rechtstreeks van de financiële instellingen.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 ter (nieuw)
2 ter.De in lid 2 bedoelde informatie kan onder meer gegevens omvatten inzake de Europese Economische Ruimte, de Unie of de eurozone of nationaal geaggregeerde en individuele gegevens. Nationale gegevens worden slechts vergaard op met redenen omkleed verzoek. Voordat een verzoek om gegevens wordt gedaan, bekijkt het secretariaat eerst de statistieken die reeds door het Europees statistisch systeem en het ECSR zijn opgesteld, verspreid en ontwikkeld en raadpleegt het vervolgens de desbetreffende Europese toezichthoudende autoriteit, om zeker te zijn dat het verzoek evenredig is.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 7
Drie jaar na de in artikel 8 vermelde datum onderzoekt de Raad deze verordening op basis van een verslag van de Commissie en bepaalt hij, na het advies van de ECB en van de Europese toezichthoudende autoriteiten te hebben ingewonnen, of deze verordening opnieuw moet worden bezien.
Het Europees Parlement en de Raad onderzoeken deze verordening uiterlijk …* op basis van een verslag van de Commissie en bepalen, na het advies van de ECB te hebben ingewonnen, of de doelstellingen en de organisatie van het ECSR opnieuw moet worden bezien. In het verslag moet met name worden bekeken of: (a) de opzet van het Europees systeem voor financieel toezicht (ESFT) vereenvoudigd en versterkt moet worden, teneinde de coherentie tussen de macro- en microniveaus, alsmede tussen de Europese toezichthoudende autoriteiten, te vergroten; (b) de regelgevende bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten uitgebreid moeten worden; (c) de ontwikkeling van het ESFT in overeenstemming is met de wereldwijde ontwikkelingen op dit gebied; (d) het ESFT voldoende divers is en over voldoende topkwaliteit beschikt; (e) er in voldoende mate sprake is van verantwoording en transparantie met betrekking tot publicatievoorschriften. ______ * Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.
Resolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2010 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende grensoverschrijdende crisisbeheersing in de banksector (2010/2006(INI))
– gelet op artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 april 2000 over de mededeling van de Commissie − Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan(1),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 oktober 2009, getiteld „Een EU-kader voor grensoverschrijdende crisisbeheersing in de banksector” (COM(2009)0561),
– gezien het voorstel van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (COM(2009)0499),
– gezien het voorstel van 23 september 2009 voor een beschikking van de Raad tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico's (COM(2009)0500),
– gezien het voorstel van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit (COM(2009)0501),
– gezien Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(2),
– gezien Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen(3),
– gezien Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels(4),
– gezien Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen(5),
– gezien de Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken(6), de Derde Richtlijn 78/855/EEG van de Raad van 9 oktober 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen(7) en de Zesde Richtlijn 82/891/EEG van de Raad van 17 december 1982 betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen(8),
– gezien de intentieverklaring van 1 juni 2008 voor samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten in financiële zaken, de centrale banken en de ministers van Financiën van de Europese Unie over grensoverschrijdende financiële stabiliteit,
– gezien aanbeveling 13 in het rapport van de groep op hoog niveau financieel toezicht onder voorzitterschap van Jacques de Larosière, op 25 februari 2009 ingediend bij voorzitter Barroso, waarin de groep oproept tot de invoering in de EU van een samenhangend en werkbaar regelgevend kader voor crisisbeheer,
– gelet op de artikelen 42 en 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie juridische zaken (A7-0213/2010),
A. overwegende dat in de Unie een interne markt van bankdiensten bestaat, en niet een amalgaam van diensten die onafhankelijk zijn van elkaar, en dat die interne markt van essentieel belang is voor het mondiale concurrentievermogen van de Unie,
B. overwegende dat het crisisbeheer in de banksector momenteel onvoldoende is gereguleerd op internationaal niveau,
C. overwegende dat de bestaande toezichthoudende mechanismen op EU- en internationaal niveau voor de financiële sector ontoereikend zijn gebleken om besmetting te voorkomen of afdoende in te perken,
D. overwegende dat de kosten van het crisisbeheer te zeer zijn afgewenteld op de belastingbetaler en ten koste zijn gegaan van groei en werkgelegenheid,
E. overwegende dat het ter maximale verlaging van de kosten van een crisis van financiële markten en instellingen voor de belastingbetaler van wezenlijk belang is om de lasten te laten dragen door de aandeelhouders en vervolgens door de schuldeisers,
F. overwegende dat het ontbreken of de zwakte van regelgeving van en toezicht door de Unie aanleiding heeft gegeven tot ongecoördineerde maatregelen van nationale instanties en heeft geleid tot een verhoogde kans op protectionistisch gedrag en concurrentieverstoring, onder meer door overheidssteun, en de opbouw van een interne markt voor financiële diensten heeft ondermijnd,
G. overwegende dat een uniforme benadering van het voorkomen van het faillissement van een bankgroep beter beantwoordt aan het concept van een interne markt,
H. overwegende dat een sterke interne markt voor financiële diensten van cruciaal belang is voor het wereldwijde concurrentievermogen van de Unie,
I. overwegende dat marktdeelnemers in de banksector verantwoording zouden moeten afleggen en dat dit moet bijdragen aan de cruciale doelstelling van de wederopbouw van de financiële markten, met het oog op de financiering van de economie,
J. overwegende dat het als gevolg van de crisis nodig is en de burgers verwachten dat de instellingen van de EU, in overleg met de G20 en andere internationale fora, zo snel mogelijk het noodzakelijke, passende kader opzetten waarmee in tijden van crises de financiële stabiliteit gehandhaafd blijft, de kosten voor de belastingbetalers zo laag mogelijk worden gehouden, de basisdienstverlening in de banksector wordt gecontinueerd en houders van spaartegoeden worden beschermd,
K. overwegende dat financiële stabiliteit en geïntegreerde financiële markten alleen mogelijk zijn met grensoverschrijdend toezicht op grensoverschrijdende en systemische financiële instellingen,
L. overwegende dat een EU-kader voor grensoverschrijdende crisisbeheersing tot doel moet hebben de autoriteiten de bevoegdheid te geven maatregelen vast te stellen die ook interventie in het beheer van bankgroepen omvatten, wanneer zulks nodig is (met name, maar niet uitsluitend, ten aanzien van depositobanken, wanneer de mogelijkheid van een systeemrisico bestaat),
M. overwegende dat een EU-kader voor grensoverschrijdende crisisbeheersing daarnaast ook tot doel moet hebben regels vast te stellen voor grensoverschrijdende bankgroepen en individuele banken die grensoverschrijdende operaties uitsluitend via bijkantoren verrichten; dat de regelgeving ook wat betreft grensoverschrijdende bankgroepen eenvormig moet zijn,
N. overwegende dat een krachtdadig antwoord op de crisis een samenhangende en omvattende benadering vereist, met de volgende elementen: een beter toezicht (tenuitvoerlegging van de nieuwe toezichthoudende structuur van de EU), betere verordeningen (lopende initiatieven als die betreffende Richtlijn 2006/48/EG, Richtlijn 2006/49/EG, Richtlijn 94/19/EG en beloning van managers, enz.) en een doeltreffend kader voor crisisbeheer voor financiële instellingen,
O. overwegende dat het beginsel dat de vervuiler betaalt moet worden uitgebreid tot de financiële sector, vanwege de verwoestende gevolgen van falen voor landen, sectoren en de economie als geheel,
P. overwegende dat vroege interventie en het oplossen van een bankcrisis moeten geschieden op basis van duidelijk omschreven criteria, waaronder onderkapitalisering, beperkte liquiditeit of vermindering van de kwaliteit of waarde van activa, en dat een interventie gebonden moet zijn aan depositogarantiestelsels,
Q. overwegende dat een strikte EU-gedragscode voor management vereist is, naast mechanismen om ongepast gedrag te ontmoedigen, en ontwikkeld zou moeten worden in overeenstemming met vergelijkbare internationale initiatieven,
R. overwegende dat het van belang is dat de Commissie volledige effect-beoordelingen uitvoert bij het onderzoeken van de wenselijkheid nieuwe richtlijnen vast te stellen voor het beheer van bedrijven,
S. overwegende dat de Commissie binnen een periode van drie jaar nadat een Europese Bankautoriteit (EBA), een EU-stelsel voor sanering van banken, een financieel stabiliteitsfonds van de EU en een afwikkelingseenheid operationeel zijn geworden, moet nagaan of het gewenst is dat het toepassingsgebied van het kader voor crisisbeheer wordt uitgebreid tot andere niet-bancaire financiële instellingen, met inbegrip van, maar niet uitsluitend, verzekeringsmaatschappijen en beheerders van activa en fondsen; tevens dient de Commissie de haalbaarheid en relevantie te bezien van het opzetten van een netwerk van nationale stabiliteitsfondsen voor alle instellingen die niet meedoen aan het financieel stabiliteitsfonds van de EU, zoals is voorgesteld in aanbeveling 3 van de bijlage,
T. overwegende dat moreel risico voorkomen moet worden om excessief risicogedrag te vermijden, en dat er een kader moet worden opgezet ter bescherming van het systeem, maar niet van de „delinquente deelnemers aan het systeem”, en dat in het bijzonder geen afwikkelingsfondsen gebruikt mogen worden om aandeelhouders uit de brand te helpen of het management te belonen voor het eigen falen; overwegende dat in dit verband de instellingen die gebruikmaken van een afwikkelingsfonds van de EU hiervan de gevolgen moeten ondervinden, zoals administratieve maatregelen of terugvordering; overwegende dat het uitbannen van „moreel risico” derhalve een grondbeginsel moet worden voor toekomstig financieel toezicht,
U. overwegende dat de huidige economische, financiële en sociale problemen, alsmede het grote aantal nieuwe regelgevende vereisten voor banken, een geleidelijke en verstandige aanpak nodig maken, maar niet mogen leiden tot het afzwakken van een ambitieuze en op korte termijn uit te voeren agenda,
V. erop wijzende dat de overdracht van activa binnen een bankgroep in geen geval ten koste mag gaan van de stabiliteit van de financiën en de liquiditeit van de overdragende partij en moet plaats vinden tegen eerlijke marktwaarde of –prijs; dat duidelijke beginselen moeten worden opgesteld voor de waardebepaling van probleemactiva en voor de behandeling van bijkantoren en dochterondernemingen die in ontvangende landen gevestigd zijn,
W. overwegende dat de Unie consensus moet bereiken over de vraag „wie” in het geval van een crisis binnen de financiële instellingen „wat” moet doen en „wanneer” en „hoe” dit moet gebeuren,
X. overwegende dat de maatregelen die van toepassing zijn op de banksector de behoeften van de reële economie aan financiering en investeringen op korte en lange termijn moeten bevorderen,
Y. overwegende dat de grote verschillen tussen nationale regelgevende kaders en insolventieregelingen moeten worden overbrugd door middel van een geharmoniseerd kader en een versterkte dialoog tussen nationale toezichthouders en autoriteiten binnen de grensoverschrijdende stabiliteitsgroepen,
Z. overwegende dat de toenemende omvang, ingewikkeldheid en onderlinge verwevenheid op regionaal en mondiaal niveau hebben aangetoond dat het failliet van instellingen, ongeacht hun omvang, gevolgen kan hebben voor het gehele financieel stelsel; derhalve aandringend op het geleidelijk en gefaseerd opzetten van een doelmatig kader voor het oplossen van crises voor alle banken, en de aanbeveling uitsprekend dat de nadruk in eerste instantie wordt gelegd op de instellingen met de hoogste concentratie risico's; overwegende dat een dergelijk kader voor het oplossen van crises zoveel mogelijk rekening moet houden met soortgelijke initiatieven van internationale fora,
AA. overwegende dat een beperkt aantal banken („grensoverschrijdende systeembanken”) een extreem hoog systeemrisico met zich meebrengt vanwege hun omvang, beleggingsstrategieën, complexiteit en onderlinge verwevenheid binnen de Unie, hetgeen dringend een gericht specifiek regelgevend kader vergt; [dat] meer algemeen billijke afwikkelingsregelingen voor andere grensoverschrijdende financiële instellingen vereist zijn,
AB. overwegende dat een EU-kader voor crisisbeheer alleen doeltreffend kan zijn voor het ondersteunen van interventies indien er sprake is van gemeenschappelijke regels, deskundigheid terzake en voldoende financiële hulpbronnen, die dan ook de pijlers moeten vormen van de voorgestelde prioriteitsregeling voor grensoverschrijdende systeembanken,
AC. overwegende dat toezicht, bevoegdheid tot vroegtijdig optreden en maatregelen op afwikkelingsgebied moeten worden beschouwd als drie onderling gerelateerde componenten van een gemeenschappelijk kader,
AD. overwegende dat het snelle speciale kader voor grensoverschrijdende banken op de middellange of lange termijn verder ontwikkeld moet worden tot een algemeen stelsel voor alle grensoverschrijdende financiële instellingen in de Unie en dat dit tevens een geharmoniseerde EU-insolventieregeling moet omvatten,
AE. overwegende dat een stabiliteitsfonds dat wordt ontwikkeld op pan-Unitaire grondslag uitsluitend voorbestemd moet blijven voor het oplossen van toekomstige crises en niet voor terugbetaling van financiële interventies uit het verleden of problemen in verband met de financiële crisis van 2007/2008,
1. verzoekt de Commissie om uiterlijk 31 december 2010 uit hoofde van de artikelen 50 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bij het Europees Parlement één of meer wetgevingsvoorstellen in te dienen inzake een EU-kader voor crisisbeheer, een financieel stabiliteitsfonds van de EU (fonds) en een Eenheid afwikkeling, op basis van onderstaande gedetailleerde aanbevelingen (zie Bijlage), rekening houdend met initiatieven van internationale organen, zoals de G20 en het Internationaal Monetair Fonds, ten einde gelijke omstandigheden te waarborgen, en op basis van een grondige analyse van alle beschikbare alternatieven, waaronder een effectbeoordeling;
2. bevestigt dat deze aanbevelingen het subsidiariteitsbeginsel en de grondrechten van de burger eerbiedigen;
3. is van mening dat de financiële gevolgen van het verlangde voorstel gedekt moeten worden door passende begrotingstoewijzingen (met uitzondering van de bijdragen aan het fonds, waar de deelnemende banken verantwoordelijk voor zijn);
4. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de bijgaande gedetailleerde aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de parlementen en regeringen van de lidstaten.
BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE:
GEDETAILLEERDE AANBEVELINGEN BETREFFENDE DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL
Aanbeveling 1 – een gemeenschappelijk EU-kader voor crisisbeheer
Het Europees Parlement is van mening dat het goed te keuren wetgevingsbesluit tot doel moet hebben regels vast te leggen zoals hieronder aangegeven:
1. Invoering van een Europees kader voor crisisbeheer met een gemeenschappelijk minimumniveau aan regels, uitmondend in een gemeenschappelijke wet inzake afwikkeling en insolventie, van toepassing op alle bancaire instellingen die in de Unie werkzaam zijn, met de volgende doelstellingen:
–
bevordering van de stabiliteit van het financiële stelsel;
–
beperking/voorkoming van financiële besmetting;
–
beperking van de kosten van interventies voor de overheid;
–
verbetering van de positie van deposanten en waarborging van een gelijke behandeling van deposanten in de hele Unie;
–
gegarandeerde voorziening van essentiële bankdiensten;
–
voorkoming van moreel risico, doorberekening van kosten naar de sector en de aandeelhouders, en internalisering van negatieve externe kosten die door financiële markten en instellingen zijn veroorzaakt;
–
waarborging van de gelijke behandeling van elke categorie schuldeisers in de Unie, o.m. eerlijke behandeling van alle dochterondernemingen en vestigingen van de dezelfde grensoverschrijdende instelling in alle lidstaten;
–
erop toezien dat rekening wordt gehouden met de rechten van werknemers;
–
versterking van de interne markt op het gebied van financiële diensten, alsmede van het concurrentievermogen van die markt.
2. Stapsgewijze convergentie van bestaande nationale wetgeving op het gebied van afwikkeling en insolventie en van toezichthoudende bevoegdheden, alsmede de opzet binnen een redelijke termijn van een doeltreffend gemeenschappelijk EU-kader.
3. Zodra tegen het einde van een overgangsperiode het proces in verband met de harmonisatie van insolventie- en toezichtbepalingen is voltooid moet er een enkele EU-afwikkelingsautoriteit worden opgericht als afzonderlijk orgaan dan wel als eenheid binnen de EBA.
4. Voor een betere samenwerking en transparantie moeten regelmatig peer reviews van toezichthouders worden uitgevoerd onder leiding van de EBA, op basis van voorafgaande zelfevaluaties.
5. Wanneer er behoefte is aan een afwikkeling of opheffing van een grensoverschrijdende instelling, moet een grondig onderzoek worden uitgevoerd (door onafhankelijke deskundigen die zijn aangesteld door de EBA), ten einde de desbetreffende oorzaken en verantwoordelijkheden vast te stellen. Over dit onderzoek moet verslag worden uitgebracht aan het Parlement.
6. Toewijzing aan de relevante toezichthouder van de verantwoordelijkheid voor het crisisbeheer (m.i.v. vroege-interventiebevoegdheid) en de goedkeuring van het noodplan van elke afzonderlijke bank, en wel op de volgende wijze:
–
voor grensoverschrijdende systeembanken: de EBA in nauwe samenwerking met het college van nationale toezichthouders en de grensoverschrijdende stabiliteitsgroepen (zoals omschreven in memorandum van overeenstemming van 1 juni 2008);
–
voor alle andere grensoverschrijdende niet-systeembanken: de geconsolideerde toezichthouder binnen het college (onder overeengekomen bestuur), met coördinatie door de EBA en in overleg met de grensoverschrijdende stabiliteitsgroepen;
–
voor lokale banken: de lokale toezichthouder.
7. De opzet van een aantal gemeenschappelijke regels voor crisisbeheer, met inbegrip van gezamenlijke methodes, definities en terminologie en een reeks desbetreffende normen voor stressproeven voor grensoverschrijdende banken.
8. Plannen inzake afwikkeling worden een wettelijk verplichte regelgevingseis; deze plannen moeten een grondige zelfevaluatie van de instelling omvatten, alsook bijzonderheden over de eerlijke verdeling van activa en kapitaal, met de nodige terugvordering van overmakingen vanuit dochterondernemingen en vestigingen naar andere eenheden, en bepaling van splitsingsplannen die scheiding van losstaande modules mogelijk maken, met name als deze essentiële infrastructuur bieden zoals betalingsdiensten. Het vereiste met betrekking tot de inhoud van deze plannen moet in overeenstemming zijn met de omvang, de activiteiten en de geografische dekking van de bank. De afwikkelingsplannen moeten regelmatig worden bijgewerkt.
9. Vóór december 2011 een Europees scoresysteem inzake banktoezicht opzetten op basis van een aantal gemeenschappelijke kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren („risk dashboard”). De indicatoren van het risk dashboard moeten worden beoordeeld aan de hand van de aard, de omvang en de complexiteit van de betreffende instelling met behoud van de vertrouwelijkheid. Hierbij moet in ieder geval aandacht worden besteed aan:
–
kapitaal;
–
bevoorrechte posities;
–
liquiditeit;
–
gebrek aan afstemming van looptijd, renteniveau en valuta;
–
liquiditeit van de activa;
–
grote risico's en risicoconcentraties;
–
verwachte verliezen;
–
gevoeligheid voor marktprijzen, rentevoeten en wisselkoersen;
–
toegang tot financiering;
–
resultaten van stresstests;
–
doeltreffendheid van interne controles;
–
kwaliteit van beheer en bedrijfsleiding;
–
complexiteit en doorzichtigheid;
–
risicoprognose;
–
naleving van wettelijke of regelgevende voorschriften.
10. Toezichthouders de bevoegdheid verlenen om op te treden op basis van drempelwaarden van de rating door toezichthouders, waarbij het evenredigheidsbeginsel onverkort moet worden toegepast, en bepaling van redelijke herstelperioden waarin de instellingen de tekortkomingen zelf kunnen aanpakken.
11. Aan toezichthouders de instrumenten beschikbaar stellen die nodig zijn voor interventies door de desbetreffende sociale wetgeving te wijzigen of door invoering van nieuwe sectorale wetgeving om:
–
aanpassingen te eisen op het gebied van kapitaal (in aanvulling op de minimumregelgevingseisen) of liquiditeit en verandering van zakelijke activiteiten en interne processen;
–
veranderingen van het beheer aan te bevelen of op te leggen;
–
dividendretentie en beperkingen op te leggen ten einde de kapitaalvereisten te consolideren; de termijnen van banklicenties te beperken;
–
toezichthouders de mogelijkheid bieden afzonderlijke succesvolle en niet-succesvolle modules van de instelling af te scheiden, om te waarborgen dat kernfuncties mogelijk blijven;
–
een totale of gedeeltelijke verkoop op te leggen;
–
activa en passiva over te dragen naar andere instellingen, ten einde de continuïteit van systemisch belangrijke operaties te waarborgen;
–
een brugbank of goede bank/slechte bank te creëren;
–
de omruiling te eisen van schulden in aandelen of ander converteerbaar kapitaal, afhankelijk van de aard van de instelling, met passende surpluspercentages;
–
tijdelijk overheidstoezicht over te nemen;
–
een tijdelijke schorsing van sommige soorten claims tegen de bank op te leggen („moratorium”);
–
het proces van overdracht van activa binnen een groep te controleren;
–
een speciale administrateur op groepsniveau aan te stellen;
–
liquidatie te reguleren;
–
de EBA te machtigen goedkeuring te verlenen voor interventie door het EU-fonds voor financiële stabiliteit o.m. door het beschikbaar stellen van noodfinanciering op middellange termijn, kapitaalinjecties en waarborgen;
–
instellingen die gebruik maken van het Fonds verplichten tot administratieve en herstelmaatregelen.
12. Bij het inzetten van alle in paragraaf 11 genoemde instrumenten wordt toegezien op volledige naleving van de mededingingsregels van de EU en op waarborging van gelijke behandeling van schuldeiser en deposanten in alle lidstaten.
Het Europees Parlement is van mening dat het goed te keuren wetgevingsbesluit tot doel moet hebben regels vast te leggen voor het volgende:
1. Voor grensoverschrijdende systeembanken moet, vanwege de bijzondere rol die deze banken op de interne markt spelen, dringend een nieuw specifiek kader worden vastgesteld in de vorm van een Europese wet betreffende het vennootschapsrecht voor banken, op te zetten tegen eind 2011. Voor alle andere grensoverschrijdende banken moet eveneens een algemener stelsel worden voorgesteld.
2. Grensoverschrijdende systeembanken moeten zich houden aan het nieuw, uitgebreid specifiek kader ter opheffing van wettelijke beperkingen voor doeltreffende grensoverschrijdende maatregelen, met waarborging van heldere, gelijke en voorspelbare behandeling van aandeelhouders, deposanten, schuldeisers en andere belanghebbenden, met name nadat er binnen de groep activa zijn overgedragen. Hiervan vormt een speciaal „28e” stelsel voor insolventieprocedures voor grensoverschrijdende systeembanken deel, later wellicht wordt uitgebreid tot alle grensoverschrijdende banken.
3. De Commissie keurt een maatregel goed om vóór april 2011 criteria vast te stellen voor de definitie van grensoverschrijdende systeembanken. Op basis van deze criteria worden deze banken regelmatig door het college van toezichthouders geïdentificeerd na overleg met het Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR) (artikel 12 ter van het verslag van 17 mei 2010 van de Commissie economische en monetaire zaken over het voostel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit (EBA-verslag).
4. Voor elk van de grensoverschrijdende systeembanken oefent de EBA toezicht uit en treedt op via de bevoegde nationale toezichthouders (overeenkomstig het EBA-verslag).
5. De Commissie keurt een maatregel goed waarin een mechanisme van overdracht van activa binnen grensoverschrijdende systeembanken wordt voorgesteld, naar behoren rekening houdend met de noodzaak tot bescherming van de rechten van staten van ontvangst.
6. Interventies onder leiding van de EBA inzake crisisbeheer, afwikkeling of insolventie met betrekking tot grensoverschrijdende systeembanken worden ondersteund door een fonds van de EU voor financiële stabiliteit en een eenheid afwikkeling.
Aanbeveling 3 – EU-fonds voor financiële stabiliteit
Het Europees Parlement is van mening dat het goed te keuren wetgevingsbesluit tot doel moet hebben regels vast te leggen voor het volgende:
1. Er moet een EU-fonds voor financiële stabiliteit („fonds”) worden opgezet onder verantwoordelijkheid van de EBA, ter financiering van interventies (sanering of ordelijke liquidatie) en met als doel het behoud van de stabiliteit van het systeem en het beperken van besmetting door falende banken. De Commissie moet uiterlijk april 2011 bij het Parlement een voorstel indienen met details inzake het handvest, de structuur, het beheer, de omvang en de werkwijze van het fonds, alsmede een gedetailleerd tijdschema voor de implementatie ervan (overeenkomstig de punten 2 en 3 hieronder).
2. Het fonds dient:
–
pan-Europees te zijn;
–
vooraf door de grensoverschrijdende systeembanken te worden gefinancierd aan de hand van op risico gebaseerde, anticyclische criteria en rekening houdend met het systemische risico dat afzonderlijke banken vormen. Banken die aan dit Fonds bijdragen zijn niet verplicht bij te dragen aan soortgelijke stabiliteitsfondsen of afwikkelingseenheden in hun eigen land;
–
niet gelieerd te zijn aan en onafhankelijk te zijn van depositogarantiestelsels;
–
van voldoende omvang te zijn om tijdelijke interventies te ondersteunen (zoals leningen, aankoop van activa en kapitaalinjecties) en de kosten van afwikkelings- of insolventieprocedures te dekken;
–
geleidelijk te worden opgebouwd, rekening houdend met het huidige economische klimaat;
–
zodanig te zijn opgezet dat er geen moreel risico ontstaat. Het Fonds wordt niet gebruikt om de verliezen van aandeelhouders van banken goed te maken of directies te belonen voor hun eigen falen.
3. Tevens dient de Commissie aandacht te besteden aan:
–
richtsnoeren voor het investeren van de activa van het Fonds (risico, liquiditeit, overeenstemming met de doelstellingen van de EU);
–
criteria voor de selectie van de vermogensbeheerder van het Fonds (intern of via een particuliere of publieke derde partij, zoals de Europese Investeringsbank);
–
de mogelijkheid om bijdragen te laten meetellen bij de berekening van de voorgeschreven kapitalisatiegraad;
–
administratieve maatregelen (sancties of correctiestelsels) voor de grensoverschrijdende systeembanken die gebruik maken van het EU-fonds;
–
voorwaarden voor een eventuele uitbreiding van het bereik van het Fonds tot alle grensoverschrijdende systeembanken;
–
toepassingsgebied (en relevantie) van het opzetten van een netwerk van nationale fondsen ten behoeve van alle instellingen die niet deelnemen aan het Fonds. In dat geval moet er een EU-netwerk worden opgezet om bestaande en toekomstige nationale fondsen te reguleren die zullen voldoen aan een eensluidende en bindende reeks gemeenschappelijke voorschriften.
Aanbeveling 4 – Eenheid afwikkeling
Het Europees Parlement is van mening dat het goed te keuren wetgevingsbesluit tot doel moet hebben regels vast te leggen voor het volgende:
Binnen de EBA moet een onafhankelijke Eenheid afwikkeling worden opgericht die verantwoordelijk is voor de afwikkelings- en insolventieprocedures voor grensoverschrijdende systeembanken. Deze eenheid dient:
–
op te treden binnen de strikte grenzen die zijn vastgelegd in het rechtskader en de taakomschrijving van de EBA;
–
een verzamelpunt te omvatten van juridische en financiële expertise, in het bijzonder toegespitst op herstructurering, succesvolle ommekeer en liquidatie van banken;
–
nauw samen te werken met nationale instanties op het gebied van tenuitvoerlegging, technische ondersteuning en de gezamenlijke inzet van personeel;
–
uitkeringen uit het Fonds voor te stellen.
–
steeds wanneer een grensoverschrijdende instelling moet worden ontbonden of geliquideerd dient door onafhankelijke, door de EBA benoemde deskundigen een diepgaand onderzoek te worden uitgevoerd om de desbetreffende verantwoordelijkheden te analyseren en onder de aandacht te brengen. Het Parlement dient van de uitkomst van deze onderzoeken op de hoogte te worden gesteld.
Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en Europees financieel stabilisatiemechanisme en toekomstige maatregelen
122k
42k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2010 over de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees financieel stabilisatiemechanisme en toekomstige maatregelen
– gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op de artikelen 122 en 143 hiervan,
– gezien de opdrachtbeschrijving van de eurogroep voor de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit van 7 juni 2010,
– gelet op het besluit van de 16 lidstaten van de eurozone van 7 juni 2010,
– gezien de mededeling van de Commissie van 12 mei 2010 over intensivering van economische beleidscoördinatie (COM(2010)0250),
– gelet op Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme,
– gelet op Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten,
– gezien de verklaring van de staats- en regeringsleiders van de eurozone van 7 mei 2010,
– gezien de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken (ECOFIN) van 9-10 mei 2010,
– gezien de verklaring van de staats- en regeringsleiders van de eurozone van 25 maart 2010,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 25-26 maart 2010,
– gezien de verklaring van de lidstaten van de eurozone over hun steun aan Griekenland van 11 april 2010,
– gezien de vraag aan de Commissie van 24 juni 2010 over de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en Europees financieel stabilisatiemechanisme en toekomstige maatregelen (O-0095/2010 – B7-0318/2010),
– gelet op artikel 110, lid 2, en artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de opstellers van het Verdrag van Maastricht de mogelijkheid van een overheidsschuldcrisis in de eurozone niet hebben voorzien,
B. overwegende dat de renteverschillen van de door de lidstaten van de eurozone uitgegeven overheidsschuldbewijzen in het najaar van 2009 sneller toenamen,
C. overwegende dat voor bepaalde lidstaten de situatie op de markt voor overheidsschuldbewijzen in het voorjaar van 2010 aanzienlijk verslechterde en in mei 2010 een kritiek punt bereikte,
D. overwegende dat zich op de markt voor overheidsschuldbewijzen ontwikkelingen hebben voorgedaan die beter moeten worden begrepen,
E. overwegende dat de financiële steun van de Europese Unie in het kader van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 overeenkomstig artikel 2, lid 2, van deze verordening wordt beperkt tot de voor de betalingskredieten beschikbare marge onder het plafond van de eigen middelen; overwegende dat artikel 3, lid 5, erin voorziet dat de Commissie en de begunstigde lidstaten een memorandum van overeenstemming toezenden aan het Europees Parlement en de Raad waarin de economische beleidsvoorwaarden voor de financiële hulp van de Unie worden gepreciseerd,
F. overwegende dat de lidstaten van de eurozone, overeenkomstig de conclusies van de Raad ECOFIN van 9-10 mei 2010, op 7 juni 2010 de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFFS) hebben ingesteld, als besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Luxemburgs recht (société anonyme), waarbij de lidstaten van de eurozone naar evenredigheid garant staan voor EFFS-uitgiften tot een totaal van 440 miljard EUR,
1. is tevreden met de recente acties die op EU- en op nationaal niveau zijn ondernomen om de stabiliteit van de euro te vrijwaren, betreurt het feit dat de Europese beleidsmakers niet eerder beslissende actie hebben ondernomen, ondanks de verdergaande verdieping van de financiële crisis;
2. benadrukt evenwel het feit dat deze acties een louter tijdelijk karakter hebben, dat reële vooruitgang nodig zal zijn wat fiscaal en structureel beleid in de afzonderlijke lidstaten betreft en dat een nieuw en sterker kader voor economische governance moet worden ingesteld dat erop gericht is om soortgelijke crisissen in de toekomst te voorkomen, het groeipotentieel te vergroten en tot een duurzaam nieuw macro-economisch evenwicht in de EU te komen;
3. is van mening dat de huidige crisis niet kan worden opgelost voor de lange termijn door gewoon nieuwe schulden over landen met een hoge schuldgraad uit te storten;
4. is van mening dat alle lidstaten, en met name diegene die deel uitmaken van de Economische en Monetaire Unie (EMU), bij de uitstippeling van hun economisch beleid zowel rekening moeten houden met de effecten hiervan in eigen land als met de gevolgen ervan voor de Unie, en met name voor de EMU-lidstaten; is van mening dat het economisch beleid een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang is en moet worden gecoördineerd binnen de Raad, volgens de procedures in het Verdrag;
5. is van mening dat de regels betreffende het special purpose vehicle (SPV), niettegenstaande Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 en Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002, erin moeten voorzien dat landen die geen lid zijn van de eurozone, partij bij de SPV-faciliteit kunnen zijn, als zij hiervoor kiezen (opt-in);
6. neemt kennis van de mededeling van de Commissie met als titel „Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie” (COM(2010)0250) en beschouwt deze als een belangrijke bijdrage tot meer economische beleidscoördinatie in de EU; is van mening dat wetgevingsvoorstellen inzake meer economisch toezicht nieuwe secundaire wetgeving op basis van artikel 121, lid 6, van het Verdrag moeten omvatten; is van mening dat het toekomstige toezichtskader gericht moet zijn op duurzame overheidsfinanciën en economische groei, concurrentievermogen, maatschappelijke cohesie en een vermindering van de handelsonevenwichten;
7. is van mening dat bij de instelling van nieuwe EU-instrumenten en -procedures rekening moet worden gehouden met de respectieve rollen van de Europese instellingen, met inbegrip van de rol die op wetgevings- en begrotingsgebied wordt gespeeld door het Europees Parlement en de onafhankelijke rol van de ECB met betrekking tot de besluitvorming op het gebied van monetair beleid;
8. verzoekt de Commissie een effectbeoordeling voor te leggen, met name wat de potentiële effecten van het Europees financieel stabilisatiemechanisme op de EU-begroting, de andere financiële instrumenten van de EU en de leningen van de EIB betreft;
9. verzoekt de Commissie een effectbeoordeling voor te leggen, met name wat de impact van het Europees financieel stabilisatiemechanisme op de werking van de euro-obligatiemarkten en de renteverschillen daar betreft; verzoekt de Commissie bovendien te beoordelen of de besluitvormingsprocedure van het SPV werkbaar is en voldoet aan de vereisten op het gebied van verantwoordingsplicht, met het oog op een oplossing op langere termijn;
10. vraagt bovendien meer details over de manier waarop de coördinatie tussen het EFFS en het IMF zal verlopen; wil bijvoorbeeld graag weten hoe de verdeling over de fondsen zal worden bepaald en of dit op parallelle wijze zal gebeuren, om de 2:1-ratio te behouden; wil ook graag weten of de intrestvoet op een of andere manier zal worden afgestemd op het IMF-cijfer, ervan uitgaande dat dit wordt vastgesteld volgens de standaardpraktijk van de instelling; wil ook graag weten welke intrestvoet wordt gepland bovenop Duitse obligaties en of het klopt dat deze waarschijnlijk rond 1% zal liggen; wil ook graag weten of de IMF- en de EFFS-leningen pari passu zullen worden gerangschikt, aangezien dit betekent dat de EFFS automatisch het privilege geniet niet door eventuele herschikkingen van de andere obligaties van de ontlener te worden getroffen; wijst erop dat het er in het andere geval op neerkomt dat de EFFS het eerste verlies draagt;
11. wil graag weten of maatregelen zijn gepland om gelijke behandeling te garanderen; wijst er bijvoorbeeld op dat de intrestvoet voor de EFFS verschilt van degene voor het pakket dat is goedgekeurd voor Griekenland, omdat de ontleners van de EFFS de totale nettokosten zullen betalen aan het SPV voor de inzameling van de middelen; wil voorts graag weten hoe, als de EFFS pas in werking treedt nadat de 60 miljard EUR-faciliteit is opgebruikt, billijkheid ten aanzien van landen die geen lid zijn van de EMU, kan worden gegarandeerd;
12. merkt op dat het nominale kredietrisico van de overheidsschuld in de eurozone niet noodzakelijk nul is, als aangenomen in de richtlijn kapitaalvereisten, en dat de huidige ontwikkelingen het kredietrisico van de door de lidstaten uitgegeven langetermijnschuldbewijzen hebben verhoogd; is van mening dat de Europese Bankautoriteit en het Europees Comité voor systeemrisico's aandacht aan dit probleem moeten besteden;
13. merkt op dat de richtlijn kapitaalvereisten in een nulrisicobeoordeling voor overheidsobligaties voorziet;
14. verzoekt de ECB om gedetailleerde uitleg met betrekking tot haar recente beslissingen om overheidsobligaties te kopen op de secundaire markt, is van mening dat de ECB een exitstrategie moet uitwerken met een duidelijk tijdschema om deze praktijk stop te zetten;
15. is van mening dat voor een oplossing op langere termijn het probleem moet worden aangepakt van de interne onevenwichten en de ondraaglijke schuldenlast en dus de structurele wortels van de huidige crisis; is van mening dat een visie voor de langere termijn de correctie omvat van de interne macro-economische onevenwichten binnen de eurozone en de EU en bijgevolg de aanpak van de substantiële kloof tussen de lidstaten wat concurrentievermogen betreft;
16. is van mening dat een sterker EU-kader voor economische governance een permanent EU-mechanisme voor de oplossing van crisissen op het gebied van overheidsschuld, bijvoorbeeld een Europees Muntfonds, een gecoördineerde aanpak met het oog op een nieuw macro-economisch evenwicht en meer synergie tussen de EU-begroting en de begrotingen van de lidstaten, als aanvulling van een duurzame fiscale consolidatie, moet omvatten;
17. neemt kennis van het feit dat het Europees Parlement, ondanks de potentieel significante impact van dit mechanisme op de EU-begroting, geen rol in het besluitvormingsproces krijgt, doordat de faciliteit is ingesteld bij een verordening van de Raad, op grond van artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, acht het nodig ervoor te zorgen dat het Europees Parlement als begrotingsautoriteit bij deze kwestie wordt betrokken, aangezien deze potentieel grote gevolgen voor de begroting heeft;
18. verzoekt de Commissie ook om vóór eind 2010 een onafhankelijke haalbaarheidsstudie te laten uitvoeren met betrekking tot de vraag of innoverende financieringsinstrumenten, bijvoorbeeld de gezamenlijke uitgifte van euro-obligaties, kunnen dienen om de renteverschillen te beperken en de liquiditeit in de door de euro gedomineerde schuldbewijzenmarkten te vergroten;
19. merkt op dat de uitgifte van euro-obligaties voor relevante infrastructuur van de EU consistent kan zijn met de naleving van het stabiliteits- en groeipact;
20. verzoekt de Commissie verschillende alternatieven te onderzoeken voor een langetermijnsysteem om potentiële problemen op het gebied van overheidsschuld efficiënt en duurzaam op te lossen en tegelijk alle voordelen van de gemeenschappelijke munt te plukken; is van mening dat in deze analyses het feit moet worden erkend dat het kredietrisico van overheidsobligaties kan verschillen tussen de lidstaten en eventueel beter in de kapitaalratio's van kredietinstellingen moet worden weerspiegeld;
21. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de Europese Raad, de voorzitter van de eurogroep en de ECB.
Verzoek van IJsland om toetreding tot de Europese Unie
131k
49k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2010 over het door IJsland aangevraagde lidmaatschap van de Europese Unie
– gelet op Verordening (EU) nr. 540/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 waarin IJsland wordt toegevoegd aan de lijst van landen die in aanmerking komen voor aan toetreding voorafgaande steun van de EU om kandidaat-lidstaten te helpen zich aan te passen aan de Europese wetgeving,
– gezien het advies van de Commissie inzake het door IJsland aangevraagde lidmaatschap van de Europese Unie (SEC(2010)0153),
– gezien het besluit van de Europese Raad van 17 juni 2010 om toetredingsonderhandelingen met IJsland te starten,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 november 2009 over het uitbreidingsstrategiedocument voor 2009 van de Commissie met betrekking tot de landen van de westelijke Balkan, IJsland en Turkije(1),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 februari 2010 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (COM(2009)0588 – C7-0279/2009 – 2009/0163(COD))(2),
– gezien de verklaringen van de Raad en de Commissie over het door IJsland aangevraagde lidmaatschap van de Europese Unie
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat in artikel 49 van het EU-Verdrag is bepaald dat „elke Europese staat […] kan verzoeken lid te worden van de Unie”,
B. overwegende dat de voortgang op weg naar lidmaatschap van de EU gebaseerd is op verdienste en afhankelijk is van de inspanningen die een land zich getroost om te voldoen aan de toetredingsnormen, en dat het opnemingsvermogen van de Unie eveneens in acht moet worden genomen,
C. overwegende dat IJsland op 17 juli 2009 het lidmaatschap van de Europese Unie heeft aangevraagd,
D. overwegende dat de Commissie op 24 februari 2010 haar advies heeft ingediend waarin zij de aanbeveling doet toetredingsonderhandelingen met IJsland op gang te brengen,
E. overwegende dat het, daar voorgaande uitbreidingen ongetwijfeld geslaagd zijn voor de EU en de toegetreden lidstaten en hebben bijgedragen tot stabiliteit, ontwikkeling en welvaart voor Europa als geheel, van wezenlijke betekenis is dat de voorwaarden worden geschapen die noodzakelijk zijn om het toetredingsproces van IJsland af te ronden en ervoor te zorgen dat de toetreding van dat land eveneens een succes wordt overeenkomstig de normen van Kopenhagen,
F. overwegende dat de betrekkingen tussen IJsland en de EU teruggaan tot 1973, toen een bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de twee partners werd gesloten,
G. overwegende dat IJsland reeds nauw met de EU samenwerkt als lid van de Europese Economische Ruimte (EER) en ondertekenaar van de overeenkomsten van Schengen en de Dublin-verordening, en dus reeds een beduidend deel van de Europese regelgeving heeft aangenomen,
H. overwegende dat IJsland beschikt over een stevig verankerde democratische traditie en een hoge mate van aansluiting op de Europese regelgeving,
I. overwegende dat IJsland sinds 1994 via het Financieel Mechanisme in het kader van de EER een belangrijke bijdrage levert tot Europese samenhang en solidariteit,
J. overwegende dat IJsland als vanouds niet-militaristisch land momenteel met civiel vermogen bijdraagt aan vredeshandhavingsmissies van de EU en zich regelmatig opstelt overeenkomstig het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU,
K. overwegende dat IJsland en de IJslanders ernstig zijn getroffen door de financiële en economische wereldcrisis die er in 2008 toe heeft geleid dat het IJslandse stelsel van banken ineen is gestort,
L. overwegende dat de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en van Nederland in juni en oktober 2009 twee overeenkomsten met de regering van IJsland hebben ondertekend over de voorwaarden voor de terugbetaling van een lening van 1,3 miljoen EUR door Nederland en van 2,4 miljoen GBP door het Verenigd Koninkrijk; overwegende dat de overeenkomst van oktober na een op 6 maart 2010 gehouden volksraadpleging is verworpen en dat de betrokken partijen naar verwachting een nieuwe overeenkomst zullen bereiken met betrekking tot uitbetalingen waarvoor het IJslandse programma voor waarborging van gestorte bedragen verantwoordelijk was,
M. overwegende dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (ESA) in haar aanmaningsbrief van 26 mei 2010 heeft verklaard dat IJsland verplicht is de betaling van de minimumvergoeding te waarborgen aan degenen die in het Verenigd Koninkrijk en Nederland geld hebben gestort op Icesave-rekeningen,
N. overwegende dat de publieke opinie en de politieke partijen in IJsland verdeeld zijn over de kwestie van het EU-lidmaatschap; overwegende dat de publieke opinie ten aanzien van EU-lidmaatschap tegen de achtergrond van de politieke en economische crisis sinds medio 2009 duidelijk in negatieve zin is veranderd,
Politieke criteria
1. is verheugd over het besluit van de Europese Raad om toetredingsonderhandelingen met IJsland te beginnen;
2. waardeert het vooruitzicht een land met een krachtige democratische cultuur als nieuwe lidstaat op te nemen; wijst er in dit verband met nadruk op dat de toetreding van IJsland ten goede kan komen aan het land en aan de EU en de rol van de EU als mondiaal bevorderaar en verdediger van mensenrechten en fundamentele vrijheden verder zal consolideren;
3. wijst op de uitstekende samenwerking tussen de leden van het Europees Parlement en de leden van het Althing in het kader van het Gemengd Parlementair Comité van de EER en verwacht een even vruchtbare samenwerking in de nieuwe Gemengde Parlementaire Commissie EU-IJsland;
4. spreekt met name zijn waardering uit voor het IJslandse Initiatief voor Moderne Media, dat IJsland en de EU in staat stelt een sterke positie in te nemen met betrekking tot de wettelijke bescherming van de vrijheid van meningsuiting en informatie;
5. verzoekt de IJslandse autoriteiten het verschil aan te pakken dat momenteel tussen EU-burgers wordt gemaakt met betrekking tot hun actief en passief stemrecht tijdens plaatselijke verkiezingen in IJsland;
6. wijst erop dat het rechtsstelsel van het kandidaat-land volgens de nieuwe uitbreidingsstrategie van de EU een van de sectoren is waarop de EU in het bijzonder let, zelfs aan het begin van de fase vóór toetreding; is van mening dat de regering van IJsland overeenkomstig de aanbevelingen van de Commissie van Venetië de nodige maatregelen moet nemen ter waarborging van de gerechtelijke macht door op adequate wijze het probleem aan te pakken van de overheersende rol die bij de benoeming van rechters, openbaar aanklagers en rechterlijke autoriteiten op het hoogste niveau, wordt toegekend aan de minister van Justitie en mensenrechten; vertrouwt erop dat de IJslandse autoriteiten de noodzakelijke veranderingen aanbrengen;
7. moedigt IJsland aan het VN-Verdrag tegen corruptie en het Verdrag inzake burgerrechtelijke samenwerking ter bestrijding van corruptie van de Raad van Europa te ratificeren;
8. looft de goede prestaties die IJsland levert op het gebied van mensenrechten; verzoekt de IJslandse instanties echter het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap te ratificeren;
9. moedigt IJsland aan de aanbevelingen die OVSE-ODIHR in 2008 heeft gedaan inzake haatdelicten op te volgen;
Economische criteria
10. stelt vast dat IJsland in het algemeen een bevredigende staat van dienst heeft voor wat betreft de tenuitvoerlegging van zijn EER-verplichtingen en zijn vermogen weerstand te bieden aan concurrentiedruk en marktkrachten in de EU; constateert echter dat verdere inspanningen nodig zijn om zich aan de algemene beginselen aan te passen en te zorgen voor een volledige tenuitvoerlegging van de Europese regelgeving op de terreinen conformiteitsbeoordeling, accreditatie en markttoezicht; neemt kennis van de aanmaningsbrief van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (ESA) d.d. 26 mei 2010 aan de IJslandse regering, waarmee de eerste stap wordt gezet in een inbreukprocedure wegens niet-naleving van de verplichting uit hoofde van de EER-overeenkomst tot uitvoering van de EU-richtlijn inzake garantiestelsels voor bankdeposito's (94/19/EG), en spreekt zijn waardering uit voor de door de IJslandse regering getoonde bereidheid de Icesave-onderhandelingen zo spoedig mogelijk af te ronden;
11. spreekt zijn waardering uit voor het beleid de IJslandse economie verder te diversifiëren als noodzakelijke stap voor het economische welzijn van het land op lange termijn;
12. wijst erop dat het milieu voor de EU voorrang heeft en spreekt zijn waardering uit voor de sterke betrokkenheid van IJsland bij het milieubeleid;
13. stelt vast dat belastingconsolidatie een belangrijk probleem blijft, maar dat IJsland bemoedigende tekenen van economische stabilisatie vertoont; is van mening dat de monetaire maatregelen die tot dusverre zijn genomen in de juiste richting gaan ter versteviging van de financiële en economische stabiliteit;
14. spreekt zijn waardering uit voor het verslag van de Bijzondere Onderzoekscommissie dat wellicht bijdraagt tot wederopbouw van het nationaal vertrouwen; moedigt maatregelen aan in aansluiting op de werkzaamheden van de Commissie om de dringende politieke, economische en institutionele tekortkomingen aan te pakken die in dit verslag worden beschreven;
15. spreekt er zijn waardering voor uit dat de koepelorganisatie van IJslandse pensioenfondsen (IFPA) heeft ingestemd met een onafhankelijk onderzoek naar de werkmethoden en het investeringsbeleid van pensioenfondsen in de periode voorafgaande aan de economische ineenstorting;
16. dringt aan op een bilaterale overeenkomst over de regelingen voor de terugbetaling van leningen met een totaalbedrag van 3,9 miljoen EUR aan de regeringen van het VK en Nederland; wijst erop dat via een overeenkomst die voor alle partijen aanvaardbaar is het vertrouwen zal worden hersteld in het vermogen van IJsland om aan zijn verplichtingen te voldoen, waaronder eerbiediging van alle verplichtingen uit hoofde van de EER-overeenkomst, en dat aldus de steun van de burgers voor het toetredingsproces van IJsland in dat land en in de EU zal toenemen;
17. neemt kennis van de wens van IJsland toe te treden tot de eurozone, die kan worden verwezenlijkt na toetreding tot de EU en wanneer is voldaan aan alle noodzakelijke voorwaarden;
18. spreekt zijn waardering uit voor de tweede herziening van de stand-by-overeenkomst van het IMF ter stabilisatie van de munt, herstructurering van de banksector en consolidatie van de belastingen;
19. is verontrust over de hoge werkloosheid en inflatie van IJsland, maar stelt vast dat er de laatste tijd tekenen van verbetering zijn;
20. looft de hoge investeringspercentages van IJsland in de sectoren onderwijs, onderzoek en ontwikkeling;
Vermogen de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen
21. stelt vast dat IJsland als lid van de EER reeds in hoge mate voldoet aan de eisen van 10 van de hoofdstukken waarover worden onderhandeld, ten dele aan 11 hoofdstukken en dat er slechts 12 hoofdstukken over zijn die niet onder de EER vallen en waarover integraal moet worden onderhandeld; wijst erop dat de Commissie heeft benadrukt dat IJsland serieuze pogingen in het werk moet stellen zijn wetgeving in een aantal sectoren in overeenstemming te brengen met de Gemeenschapswetgeving, en op middellange termijn moet zorgen voor daadwerkelijke tenuitvoerlegging en handhaving om te voldoen aan de toetredingsnormen; wijst erop dat naleving van de IJslandse verplichtingen in het kader van de EER en van de overeenkomst uit hoofde waarvan IJsland wordt betrokken bij tenuitvoerlegging, toepassing en ontwikkeling van het Schengen-acquis, belangrijke eisen vormen in het kader van de toetredingsonderhandelingen;
22. verzoekt de IJslandse autoriteiten de voornaamste institutionele zwakke punten van de IJslandse economie aan te pakken, met name de opzet en werking van het systeem van financieel toezicht en het depositogarantiestelsel;
23. moedigt IJsland aan een landbouw- en plattelandsbeleid vast te stellen dat aansluit op het EU-beleid, en de bestuursrechtelijke structuren aan te brengen die vereist zijn om dit beleid ten uitvoer te leggen; wijst er in dit verband op dat in het EU-beleid rekening moet worden gehouden met de bijzondere aard van milieu en natuur in IJsland, en met de geografische afstand van het land tot het Europese vasteland;
24. verzoekt de Commissie de IJslandse autoriteiten te betrekken bij de huidige gesprekken over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
25. erkent dat IJsland zijn visstanden verantwoordelijk en duurzaam beheert en verwacht van zowel de EU- als de IJslandse autoriteiten een constructieve opstelling tijdens de onderhandelingen over eis dat IJsland het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) overneemt, zodat als resultaat van de onderhandelingen een voor beide partijen bevredigende oplossing op basis van optimale werkmethoden tot stand komt, die bescherming biedt aan de belangen van zowel vissers als consumenten in de EU en in IJsland;
26. moedigt IJsland aan op het gebied van visserijbeleid maatregelen te nemen waardoor het land de overstap kan maken naar invoering van het GVB;
27. staat erop dat IJsland een eind maakt aan iedere vorm van walvisvangst en elk voorbehoud intrekt dat het land bij de Internationale Commissie voor de Walvisvaart heeft neergelegd;
28. stelt vast dat IJsland door zijn ervaring met duurzame energie, met name energie uit aardwarmte, een waardevolle bijdrage kan leveren tot het milieu- en energiebeleid van de EU, de bescherming van het milieu en de bestrijding van de klimaatverandering;
Regionale samenwerking
29. beschouwt de toetreding van IJsland tot de EU – voor zover deze de Europese aanwezigheid in de Arctische Raad steviger zal verankeren – als een strategische kans voor de EU om een actievere en constructievere rol te spelen in, en ook bij te dragen tot, multilateraal bestuur van het Noodpoolgebied; wijst erop dat dit zal bijdragen tot het aanpakken van gemeenschappelijke milieuproblemen en de belangstelling van de EU voor het Noordpoolgebied en de bescherming ervan op regionaal en internationaal niveau zou kunnen vergroten;
30. spreekt zijn waardering uit voor het feit dat de EU door de toetreding van IJsland de Noord-Atlantische dimensie van het buitenlands beleid van de Unie zou uitbreiden,
Publieke opinie en steun voor uitbreiding
31. moedigt de IJslandse autoriteiten aan een grootschalig openbaar debat over de toetreding tot de EU op gang te brengen en vanaf het begin het maatschappelijk midden bij dit proces te betrekken, zodat wordt ingegaan op de bezorgdheid onder de burgers van IJsland over het lidmaatschap van de EU en er rekening mee wordt gehouden dat voor geslaagde onderhandeling een nadrukkelijk engagement moet bestaan; verzoekt de Commissie aan de IJslandse autoriteiten desgevraagd de materiële en technische steun te bieden om hen te helpen de doorzichtigheid en verantwoordingsplicht inzake het toetredingsproces op te voeren en in het gehele land een degelijke en grootschalige voorlichtingscampagne op te zetten over de gevolgen van het lidmaatschap van de EU, zodat de IJslandse burgers in het toekomstige referendum over toetreding met kennis van zaken hun keuze kunnen bepalen;
32. is van mening dat het van centrale betekenis is dat de EU-burgers heldere en volledige informatie krijgen over de gevolgen van toetreding van IJsland verzoekt de Commissie en de lidstaten hierop toe te zien, acht het even belangrijk te luisteren naar en te reageren op de verontrusting en de vragen van burgers;
o o o
33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de voorzitter van het Althing en de regering van IJsland.