Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2084(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0366/2010

Ingediende teksten :

A7-0366/2010

Debatten :

PV 18/01/2011 - 14
CRE 18/01/2011 - 14

Stemmingen :

PV 19/01/2011 - 6.10
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0016

Aangenomen teksten
PDF 161kWORD 79k
Woensdag 19 januari 2011 - Straatsburg
Europees initiatief op het gebied van de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie
P7_TA(2011)0016A7-0366/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2011 over een Europees initiatief op het gebied van de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie (2010/2084(INI))

Het Europees Parlement,

–  gelet op artikel 168 van het EG-Verdrag,

–  gelet op artikel 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien de aanbeveling van de Raad inzake de maatregelen ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten, in het bijzonder de ziekte van Alzheimer, door een gezamenlijke programmering van onderzoeksactiviteiten, en de conclusies van de Raad met betrekking tot volksgezondheidsstrategieën ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten die met leeftijd verband houden, in het bijzonder de ziekte van Alzheimer,

–  gezien de bevindingen van het door DG SANCO gefinancierde project Alzheimer Europe (European Collaboration on Dementia) (2006-2008) van de EU en het Wereld-Alzheimerverslag 2010 dat werd gepubliceerd door ADI (Alzheimer's Disease International) in verband met de Wereld-Alzheimerdag op 21 september 2010,

–  gezien de resultaten van EuroCoDe (European Collaboration on Dementia), een door de Commissie gefinancierd project van Alzheimer Europe,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een Europees initiatief inzake de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie (COM(2009)0380),

–  gezien de strategische doelstelling van de EU van het bevorderen van een goede volksgezondheid in een vergrijzend Europa, gebaseerd op het Witboek van de Commissie „Samen werken aan gezondheid: een EU-strategie voor 2008-2013”, waarin wordt onderstreept dat het onderzoek naar palliatieve zorg en meer kennis van neurodegeneratieve ziekten moet worden uitgebreid,

–  gezien zijn resolutie van 9 september 2010 over langdurige zorg voor ouderen(1),

–  gezien zijn resolutie van 7 september 2010 over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving(2),

–  gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0366/2010),

A.  overwegende dat in 2010 wereldwijd ongeveer 35,6 miljoen mensen aan een vorm van dementie lijden en dat dit aantal naar schatting elke 20 jaar bijna zal verdubbelen tot mogelijkerwijze 65,7 miljoen in 2030 (verslag 2010 van Alzheimer's Disease International), overwegende dat het aantal personen dat aan de ziekte van Alzheimer lijdt wordt onderschat, vanwege de moeilijkheden bij een vroegtijdige diagnose,

B.  overwegende dat naar schatting 9,9 miljoen mensen in Europa lijden aan vormen van dementie, en dat de ziekte van Alzheimer verantwoordelijk is voor de grote meerderheid van deze gevallen (verslag van Alzheimer's Disease International van 2010); overwegende dat neurodegeneratieve ziekten kunnen optreden bij personen van iedere leeftijd, maar dat zij een van de hoofdoorzaken van handicap en afhankelijkheid bij oudere mensen vormen, en dat het aantal personen dat aan deze ziekten leidt vermoedelijk tot 2020 nog sterk zal stijgen vanwege de hogere levensverwachting en de geringe hoeveelheid sociale contacten bij gepensioneerde personen; overwegende dat dit aantal patiënten bijna verdriedubbelt wanneer rekening wordt gehouden met het aantal informele verleners van zorg aan patiënten met dementie,

C.  overwegende dat, volgens het World Alzheimer Report 2009, Europa goed is voor 28% van het totale aantal mensen met dementie, waarmee het alleen Azië (met 35%) voor moet laten gaan, terwijl West-Europa van alle regio's in de wereld het hoogste percentage patiënten heeft (19%),

D.  overwegende dat de bevolking van Europa veroudert en dat mensen boven de 80 jaar in de meeste Europese landen het snelst groeiende bevolkingscohort vormen. overwegende dat het aantal werkende personen in verhouding tot het aantal gepensioneerden vermindert en dat dementie daarom naar verwachting in de komende decennia een van de grote problemen zal gaan vormen voor de duurzaamheid van de nationale stelsels voor sociale voorzieningen en gezondheidszorg, met inbegrip van de voorzieningen voor informele zorg en langdurige zorg,

E.  overwegende dat volgens sommige schattingen (verslag 2010 van Alzheimer's Disease International) de totale kosten van de directe medische en sociale zorgverlening in verband met de ziekte van Alzheimer in Europa 135,04 miljard USD bedragen,

F.  overwegende dat vroegtijdige diagnose kan helpen bij het in de hand houden van de kosten voor volksgezondheid in Europa,

G.  overwegende dat de Europese Unie op dit moment niet over voldoende nauwkeurig cijfermateriaal met betrekking tot dementie, en in het bijzonder neurodegeneratieve ziekten, beschikt en dat de schattingen in sommige studies drie keer zo hoog zijn als in andere; overwegende dat het derhalve hoog tijd is dat er Europese epidemiologische studies worden verricht op basis van gemeenschappelijke, uniforme indicatoren,

H.  overwegende dat dementie zowel sociale, als economische gevolgen heeft, en dat de effecten in alle gezondheidszorgstelsels in de lidstaten merkbaar zijn,

I.  overwegende dat, om op de sociaal-economische gevolgen van Alzheimer en andere vormen van dementie in te spelen, moet worden geïnvesteerd in wetenschappelijk onderzoek en doeltreffende vormen van aanpak in zorgstelsels,

J.  overwegende dat de meeste onderzoeksinspanningen op dit terrein worden geleverd door de lidstaten, waarbij de grensoverschrijdende coördinatie vrij gering is, wat leidt tot fragmentatie en een beperkte uitwisseling van kennis en beste methodes tussen de lidstaten, en dat in Europa het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer achterloopt bij het onderzoek naar andere veelvoorkomende ziekten,

K.  overwegende dat de recente bevindingen van Alzheimer Europe laten zien dat Alzheimer nog te vaak niet als zodanig wordt onderkend in de EU en dat er op het gebied van preventie, toegang tot behandeling en passende diensten van lidstaat tot lidstaat nog grote verschillen bestaan,

L.  overwegende dat recent onderzoek erop wijst dat het dieet een belangrijke causale factor is bij de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer en dat daarom prioriteit dient te worden toegekend aan preventie van dementie middels een flexibel instrumentarium, en dat bijzondere aandacht nodig is voor preventieve factoren zoals een gezond dieet, fysieke en cognitieve activiteit en beheersing van cardiovasculaire risicofactoren zoals diabetes, een hoog cholesterol, hoge bloeddruk en roken,

M.  overwegende dat het besef groeit dat de effecten van neurodegeneratieve ziekten op de bevolking in Europa zo omvangrijk zijn dat geen enkele lidstaat dit alleen kan oplossen; overwegende dat de lidstaten en de EU daarom hun samenwerking en de coördinatie van innovatieve en multidisciplinaire onderzoeksinspanningen naar de oorzaken, preventie en de behandeling van Alzheimer moeten opvoeren, en dat de uitwisseling van informatie en de financiële investeringen op dit gebied in de EU derhalve aanzienlijk moeten worden versterkt met het oog op de bestrijding van neurodegeneratieve aandoeningen, en met name de ziekte van Alzheimer, die de Europese samenlevingen voor grote problemen stellen,

N.  overwegende dat dit Europese initiatief niet bedoeld is om nationale plannen ter bestrijding van de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie te vervangen, maar gebruikt moet worden als middel voor een effectievere coördinatie van het Europese onderzoek op dit gebied,

O.  overwegende dat dementie niet alleen een verschrikkelijke stoornis voor de patiënt zelf is, maar ook, wanneer er geen passende dienstverlening van goede kwaliteit wordt verstrekt als gevolg van de emotionele, lichamelijke en financiële problemen voor de familieleden en vrienden van de mensen die aan een vorm van dementie lijden ook een buitengewoon grote belasting kan vormen voor de omgeving van de patiënt en de zorgverleners, Als we ervan uitgaan dat binnen elke familie met een dementiepatiënt gemiddeld drie personen rechtstreeks de lasten van de zorg dragen, betekent dit dat naar schatting 19 miljoen Europeanen rechtstreeks met dementie te maken hebben,

P.  overwegende dat de capaciteit van de institutionele zorg voor mensen met Alzheimer te gering is, en dat de tekorten in de toekomst zullen toenemen; overwegende dat er een tekort is aan gezondheidszorgprofessionals en maatschappelijk werkers die zich met Alzheimerpatiënten bezighouden, en dat dit tekort in de toekomst zal toenemen; overwegende dat het tegelijkertijd duidelijk is dat de patiënten er het meest bij gebaat zijn thuis in hun eigen omgeving te blijven,

Q.  overwegende dat de Europese Unie ten aanzien van de zorg van patiënten en de begeleiding van zorgverleners een drieledige doelstelling dient na te streven: waarborgen van kwalitatief hoogwaardige patiëntenzorg, garanderen dat zorgverleners een aan hun specifieke situatie aangepaste omkadering krijgen, en faciliteren dat patiënten thuis kunnen blijven of toegang hebben tot kwalitatief hoogwaardige en innovatieve instellingen,

R.  overwegende dat moderne telegeneeskundediensten uitermate doeltreffende zorg kunnen leveren aan patiënten met Alzheimer en hun zorgverleners, en aldus kunnen bijdragen aan een hogere levenskwaliteit voor patiënten in hun eigen vertrouwde omgeving en een goed alternatief vormen voor zorg in een instelling,

S.  overwegende dat er een stigma kleeft aan de ziekte van Alzheimer en dat de houding van het publiek tegenover deze ziekte en de personen die eraan leiden ertoe leidt dat de patiënten, hun families en huisgenoten in een isolement komen te verkeren; overwegende dat de algemene benadering van het probleem nog steeds verkeerd is, hetgeen sociale uitsluiting tot gevolg heeft van de patiënten en hun familieleden; overweegt dat er daarom behoefte bestaat aan meer begrip voor de problemen van stigmatisering, vooroordeel en discriminatie die aan dementie verbonden zijn, terwijl er ook onderzoek vereist is naar de middelen om sociale uitsluiting te voorkomen en een actief burgerschap te bevorderen, teneinde de waardigheid en gerespecteerde positie van aan dementie lijdende personen bij alle acties te bewaren,

T.  overwegende dat het verbeteren van de levenskwaliteit van de patiënten vaak verband houdt met het emotionele leven van hun verwanten,

U.  overwegende dat ondersteuningsgroepen een geschikt forum vormen voor reflectie over steun voor en het delen van „bewuste verantwoordelijkheid” van de verwanten van patiënten,

V.  overwegende dat Alzheimer en andere vormen van dementie niet als een normaal probleem van het individu moeten worden beschouwd, dat onderdeel uitmaakt van het ouderwordingsproces, en waarbij geen recht op passende behandeling, medische bijstand en gespecialiseerde zorg bestaat,

W.  overwegende dat de sociale bewustwording en de wetenschappelijke kennis ten aanzien van de ziekte van Alzheimer weliswaar sterk zijn toegenomen, waaruit met name blijkt dat de ziekte niet alleen gekenmerkt wordt door klinische dementie, maar ook door het optreden van predementiële verschijnselen in een vroeger stadium, maar dat de therapeutische opties zich nog steeds beperken tot geneesmiddelen die de symptomen bestrijden; overwegende dat er thans opmerkelijke verschillen tussen en zelfs binnen de lidstaten bestaan en dat er tekortkomingen kunnen worden vastgesteld in de opleiding en kwalificaties van het personeel en de beschikbaarheid van apparatuur die nodig is voor diagnose en onderzoek en overwegende dat de diagnose van de ziekte van Alzheimer vaak pas jaren na het begin van de ziekte plaatsvindt, waardoor dus mogelijkheden verloren gaan om het verloop van de ziekte te vertragen,

X.  overwegende dat recente vooruitgang bij het gebruik van betrouwbare biomarkers van de ziekte van Alzheimer geleid heeft tot de versnelde ontwikkeling van nieuwe criteria voor het definiëren van de ziekte als een klinische entiteit met niet alleen een fase waarin het geheugen en de cognitieve functies worden aangetast, maar ook een eerdere, aan geheugenstoornis voorafgaande fase,

Y.  overwegende dat de ziekte van Alzheimer en de andere vormen van dementie niet alleen bij oudere personen voorkomen, maar soms ook bij jongere bevolkingsgroepen; overwegende dat dus voor een betere toegang tot diagnose, onderzoek, zorg, begeleiding en huisvesting van jonge patiënten dient te worden gezorgd,

Z.  overwegende dat door vergroting van het bewustzijn van de ziekte van Alzheimer bij het publiek en professionals op nationaal en Europees niveau de bevolking de eerste tekenen van de ziekte kan leren onderkennen, en vervolgens in een vroeg stadium een diagnose kan laten stellen, een behandeling kan beginnen en zorg kan aanvragen,

AA.  overwegende dat meer aandacht voor de predementiefase van de ziekte van Alzheimer kan bijdragen aan de ontwikkeling van passende therapeutische maatregelen die de ontwikkeling van de ziekte kunnen vertragen en kunnen voorkomen dat de patiënt een zware, d.w.z. slopende, vorm van Alzheimer krijgen,

AB.  overwegende dat Alzheimerpatiënten nog altijd met smart wachten op de ontwikkeling van doeltreffende, ziektewijzigende agentia (in tegenstelling tot agentia die alleen op de symptomen zijn gericht),

AC.  verder overwegende dat de diagnose van de ziekte van Alzheimer, die in bijna 70% van alle gevallen van dementie wordt gesteld, in onvoldoende mate rekening houdt met de grote verscheidenheid aan hersenletsel en het feit dat jonge en oude patiënten niet hetzelfde pathologische en klinische beeld vertonen,

1.  verzoekt de Raad dementie tot een gezondheidsprioriteit van de EU te verklaren en dringt er bij de lidstaten op aan nationale plannen en strategieën te ontwikkelen voor de beschikbaarstelling van diensten en steun voor het opvangen van de sociale en medische consequenties van dementie en ter ondersteuning van mensen met dementie en hun families, zoals in een aantal lidstaten reeds gebeurt, in het bijzonder in Frankrijk, waar het plan „Alzheimer en aanverwante ziekten”, dat in 2008 van start ging, op nationaal niveau structuur heeft aangebracht in de medisch-sociale zorgverlening en in het klinisch en fundamenteel onderzoek naar deze ziekte;

2.  is verheugd dat de lidstaten steun verlenen aan het EU-initiatief voor gezamenlijke programmering ter bevordering van onderzoek naar de ziekte van Alzheimer en andere neurodegeneratieve ziekten, en dringt er bij de Commissie op aan door te gaan met het ontplooien van activiteiten voor het aanpakken van gezondheidsgerelateerde, sociale, technologische en milieu-uitdagingen in het kader van de behandeling van de ziekte van Alzheimer en andere neurodegeneratieve ziekten;

3.  verzoekt de Raad en de Commissie om bij het uitwerken van toekomstige maatregelen op het gebied van de preventieve gezondheidszorg rekening te houden met het concept dementie, in het bijzonder met het verband tussen dementie en hart- en vaatziekten, de geestelijke gezondheid, fysieke activiteit, en onderwijs op het gebied van gezondheid en nieuwe technologieën;

4.  verzoekt de lidstaten om de burgers van de EU informatie over levensstijl te geven, met het oog op het vertragen of voorkomen van Alzheimer en andere vormen van dementie, en daarbij het concept van „een gezonde levensstijl voor gezonde hersenen” te bevorderen;

5.  stelt voor dat de Raad en de Commissie het initiatief nemen tot een Europees Jaar voor Geestelijke Gezondheid, in aanvulling op de Wereld Alzheimer Dag op 21 september, om het publiek beter bewust te maken van de hersenaandoeningen waarvan de oude dag vergezeld gaat en van de methoden om deze aandoeningen in een vroegtijdig stadium te identificeren, zulks door middel van voorlichtingscampagnes inzake de preventie ervan en inzake de behandeling van schade aan de hersenen; Dit Europees jaar moet ook dienen om de uitwisseling van goede praktijken in de lidstaten te bevorderen;

6.  wijst erop dat a) de toenemende vergrijzing, en b) de toenemende druk op de overheidsfinanciën en de productiviteit van de particuliere sector, vanwege de stijgende uitgaven voor de ouder wordende bevolking, een structureel probleem voor de lidstaten gaan vormen, en is derhalve van oordeel dat de EU in haar langetermijnstrategie preventie (zowel op het niveau van medische praktijken, als op het niveau van bevordering van een gezondere levensstijl) tot prioriteit moet maken; gezondheidsindicatoren zullen bijdragen tot een aanzienlijke verbetering van de economische indicatoren;

7.  vraagt de Raad en de Commissie de rol van verenigingen van patiënten met neurodegeneratieve ziekten te erkennen en deze organisaties als voornaamste partners te betrekken bij de informatie-, preventie- en ondersteuningsprogramma's voor mensen met dementie, alsook bij het ontwikkelen van onderzoeksprogramma's;

8.  stelt de Commissie voor een „zorgverlenersdag” in te stellen (zoals in Frankrijk) om het bewustzijn van en de erkenning voor de cruciale rol van formele en informele zorgverleners in heel Europa te vergroten;

9.  beklemtoont het cruciale belang van het ontwikkelen van doeltreffende behandelingswijzen om het ontstaan en de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer te vertragen;

10.  verzoekt de Raad en de Commissie het bewustzijn van dementie in de Unie te vergroten en het erkennen van de eerste symptomen van dementie te bevorderen, met het oog op een vroegtijdige diagnose en bijbehorende behandeling en passende zorg;

11.  onderstreept dat preventie en een vroegtijdige diagnose van wezenlijk belang zijn voor doeltreffende maatregelen; onderstreept deze noodzaak en doet een beroep op de lidstaten om verbetering in de epidemiologische en klinische data te brengen om beter richting te geven aan onderzoek, rehabilitatie en actie, vooral in de symptoomloze eerste stadia voordat de dementie begint door te breken;

12.  stelt vast dat er op dit moment niet specifiek aan preventie van Alzheimer wordt gedaan en dringt er dan ook op aan zo snel mogelijk desbetreffend beleid te ontwikkelen, waaronder op Europees niveau, waarbij wordt ingezet op een omgeving die fysieke en geestelijke activiteit van patiënten bevordert, op een dieet dat strookt met de aanbevelingen van het Europees actieplatform voor voeding, fysieke activiteiten en gezondheid, en op het bevorderen van maatregelen voor het terugdringen van het actief en het passief roken;

13.  is ervan overtuigd van het uiterst grote belang van de tests voor vroegtijdige diagnose die onlangs door de internationale werkgroep inzake nieuwe criteria voor Alzheimer zijn voorgesteld, alsook het onderzoek naar risicofactoren en de vaststelling van criteria voor vroegtijdige diagnose;

14.  moedigt alle lidstaten aan, met het oog op het vaststellen van nieuwe criteria voor vroegtijdige diagnose, biomarkers betreffende voortgang van de ziekte te ontwikkelen met het oog op nieuwe therapieën voor zowel dementie, als predementie, en actief deel te nemen aan de definiëring, ontwikkeling en uitvoering van een gezamenlijke onderzoeksagenda op het terrein van neurodegeneratieve aandoeningen en de uitwisseling van beste praktijken bij het onderzoek naar neurodegeneratieve ziekten, zodat de bestaande ongelijkheden op het vlak van diagnose en behandeling tussen en binnen lidstaten worden verkleind; benadrukt dat operationele standaardprocedures voor de beoordeling van ziektemarkers een sleutelrol bij de ontwikkeling van geneesmiddelen en een doeltreffender, met technologische middelen gesteunde verzorging van patiënten met Alzheimer zullen spelen;

15.  spoort de lidstaten aan ervoor te zorgen dat geneesmiddelen die Alzheimer vertragen ter beschikking worden gesteld aan alle patiënten die aan deze ziekte lijden en niet alleen aan patiënten bij wie de diagnose van een ernstige vorm van Alzheimer is gesteld;

16.  vraagt de Commissie richtsnoeren op te stellen voor de ontwikkeling en uitvoering van een methode voor gemeenschappelijke vroegtijdige diagnose, stoelend op multidisciplinair onderzoek van het geheugen en een kwalitatief hoogwaardige (informatie)regeling die het mogelijk maakt de patiënt en zijn omgeving langzaam aan de ziekte te laten wennen;

17.  vraagt de lidstaten met klem op hun hele grondgebied gespecialiseerde centra op te richten en voor passende medische apparatuur te zorgen (in het bijzonder scans, waarvan de bijdrage aan onderzoek naar vormen van dementie als een paal boven water staat);

18.  verzoekt de Raad en de Commissie bij het opstellen van actieplannen voor onderzoek rekening te houden met de snelle verspreiding van dementie en Alzheimer, en hun uitwerking;

19.  verzoekt de lidstaten met klem beleid te ontwikkelen gericht op het faciliteren van toegang tot financiering voor onderzoek naar dementie en Alzheimer, waaronder onderzoek naar preventie, en wel naar evenredigheid met de economische impact van deze ziekten op de samenleving;

20.  wijst op het belang van een multidisciplinaire aanpak van de wijzen waarop de samenwerking en coördinatie op het gebied van het onderzoek op Europees niveau de kennis, diagnose, behandeling, preventie en het sociaal onderzoek naar het welzijn van patiënten en hun gezinnen en verzorgers kunnen verbeteren; is van oordeel dat onderzoek naar de validering van nieuwe diagnosecriteria, de ontwikkeling van proeven voor vroegtijdige screening, en de identificatie van risicofactoren voor de voortgang van de ziekte van de pre-dementiefase tot aan de fase waarin de ziekte zich verder heeft ontwikkeld, van doorslaggevend belang zijn, beveelt aan vertegenwoordigers van patiënten, gezondheidszorgorganisaties en zorgverleners bij dit proces te betrekken; is in dit verband van mening dat grensoverschrijdende samenwerking bij grootschalig epidemiologisch en klinisch onderzoek aanzienlijke meerwaarde oplevert;

21.  erkent het huidige belang van de door de Europese Unie verleende steun van in totaal 159 miljoen EUR voor 34 projecten met betrekking tot neurodegeneratieve ziekten; acht het evenwel noodzakelijk om in het kader van het 8ste Kaderprogramma voor Onder zoek en Ontwikkeling, een antwoord te vinden op het probleem van de gefragmenteerde aard van het onderzoek, in het bijzonder ten aanzien van de ziekte van Alzheimer, en om daarin projecten op te nemen ten aanzien van niet-farmaceutische verzorgingsmethoden, gedragstherapie en cognitieve therapie, gebieden waarnaar nog te weinig onderzoek is gedaan;

22.  is van mening dat vroegtijdige diagnose en onderzoek naar risicofactoren, alsmede criteria voor vroegtijdige diagnose van doorslaggevend belang zijn; is in dit verband van mening dat grensoverschrijdende samenwerking bij grootschalig epidemiologisch en klinisch onderzoek aanzienlijke meerwaarde oplevert; is van mening dat ook de European Health Examination Survey, die via zijn module voor cognitieve proeven nuttige informatie kan opleveren over de aantallen mensen met cognitieve problemen in een vroeg stadium, van groot nut is;

23.  verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten op de gebieden medisch en sociaal onderzoek, gezondheid, werkgelegenheid en sociaal beleid rekening te houden met de specifieke behoeften van vrouwen, onder wie de ziekte twee keer zo veel voorkomt en die een onevenredig groot deel van de zorgverleners uitmaken;

24.  verzoekt de lidstaten op het gebied van zorg en preventie beleid en actieplannen voor de lange termijn te ontwikkelen die inspelen op en een oplossing bieden voor demografische trends, en zich te richten op steun voor mantelzorgers, die sociale bescherming bieden aan kwetsbare personen die aan dementie lijden;

25.  beklemtoont het belang van preventie van de ziekte van Alzheimer door het bevorderen van een gezonde levensstijl, met inbegrip van het participeren in geestelijke en sociale activiteiten, het bevorderen van een gezond dieet en oefeningen;

26.  verzoekt de lidstaten om een strategische onderzoeksagenda vast te stellen waarbij onderzoeksbehoeften en -doelstellingen voor de middellange tot lange termijn worden vastgesteld op het gebied van neurodegeneratieve ziekten, waaronder ten aanzien van de zorgbehoeften, met name op het gebied van Alzheimer; Deze actieplannen moeten gericht zijn op het vergroten van het potentieel van jonge onderzoekers en op het toekennen van steun aan innovatieve benaderingswijzen van onderzoek, in het bijzonder publiek-private partnerschappen; beveelt aan te werken aan de ontwikkeling van kenniscentra voor specifieke onderzoeksgebieden en daarbij patiëntenvertegenwoordigers, organisaties van zorgverleners en publiek-private gezondheidszorgaanbieders te betrekken;

27.  vraagt de lidstaten met de Commissie samen te werken teneinde mogelijke initiatieven van de Commissie te verkennen om de lidstaten te helpen bij de ontwikkeling en uitvoering van de gemeenschappelijke onderzoekagenda;

28.  verzoekt de lidstaten actieplannen te ontwikkelen gericht op het verbeteren van het welzijn en de kwaliteit van leven van patiënten met Alzheimer en andere vormen van dementie, en van hun verwanten;

29.  vraagt de Europese instellingen voor zover mogelijk steun te geven aan het onderzoekobservatorium voor dementie van Alzheimer Europe als een nuttig instrument voor het verspreiden van goede praktijken en onderzoeksresultaten onder patiënten en zorgverleners;

30.  wijst op het belang van onderzoek naar het verband tussen het verouderingsproces en dementie, tussen dementie en depressiviteit bij ouderen en tussen genderverschillen en de verschillende soorten dementie; dringt er bij de lidstaten op aan onderzoeksprogramma's te stimuleren waarin een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor keuzes en opvattingen van de patiënt, en aanbevelingen te formuleren die gericht zijn op de kernbeginselen van waardigheid en sociale insluiting, waarmee de autonomie en de mogelijkheid om over hun eigen situatie te beslissen van patiënten met dementie worden bevorderd;

31.  verzoekt de lidstaten voldoende middelen ter beschikking te stellen voor gezondheidszorg voor Alzheimerpatiënten en informatie uit te wisselen over de behaalde resultaten;

32.  benadrukt het belang van thuiszorg voor patiënten en ouderen, en de cruciale bijdrage die non-profit- en vrijwilligersorganisaties leveren aan de zorgverlening aan mensen met Alzheimer en andere aan het verouderingsproces gerelateerde ziekten; spoort de lidstaten aan vormen van partnerschap te creëren met die organisaties, en hun activiteiten te ondersteunen; vraagt de lidstaten daarnaast voldoende oog te hebben voor en erkenning te geven aan mensen die informele zorg verlenen aan mensen die aan deze ziekten lijden;

33.  beklemtoont de noodzaak van maatregelen die niet alleen inzetten op een behandeling van Alzheimer met geneesmiddelen vanaf het moment dat de ziekte zich heeft geopenbaard, maar ook op preventie, waaronder middels dieet en voeding, om de kans op het ontstaan van Alzheimer te verkleinen; dringt aan op gedegen onderzoek naar de effecten van dieet en voeding op Alzheimer en op de ontwikkeling van adviezen, waaronder voedingsadviezen, met betrekking tot preventie van de ziekte, en op de verspreiding daarvan onder het grote publiek door middel van bewustmakingcampagnes;

34.  onderstreept dat ook onderzoek nodig is op de gebieden gezondheideconomieën, sociale en menswetenschappen, en niet-farmacologische benaderingen om de psychologische en sociale aspecten van dementie te begrijpen;

35.  is van oordeel dat het vroegtijdig onderkennen van symptomen van geheugenstoornissen een van de prioriteiten van bedrijfsartsen moet zijn;

36.  verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten na te denken over de vaststelling van veiligheidsnormen voor instellingen die gespecialiseerd zijn in het bieden van zorg aan ouderen, voor de gemeenschappen waartoe zij behoren en regelingen voor thuiszorg;

37.  dringt er bij de Commissie op aan samen met onderzoeksinstituten richtsnoeren te ontwikkelen voor de opleiding van personeel dat, in welke hoedanigheid ook, werkt met Alzheimerpatiënten (medische en paramedische beroepen) en voor de opleiding van mantelzorgers om een deskundig en doeltreffend gebruik van de bestaande hulpbronnen te waarborgen; wijst erop dat de vraag naar gekwalificeerde zorgverleners voor personen met geheugenstoornissen snel toeneemt;

38.  vraagt de lidstaten te bekijken op welke wijze de kansen die geboden worden door de EU 2020-strategieën „A new jobs agenda” en „New skills for new jobs” gebruikt kunnen worden om de werknemers van de toekomst beter in staat te stellen zorg te verlenen aan mensen met Alzheimer en andere vormen van dementie; in heel Europa moeten nieuwe banen met specifieke vaardigheden worden gecreëerd om voor een steeds afhankelijker vergrijzende bevolking te kunnen zorgen;

39.  verzoekt de Commissie de middelen van „Innovation Union” van de EU 2020-strategie en het geplande proefpartnerschap inzake actief en gezond ouder worden (start begin 2011) te gebruiken voor het aanpakken van dementie in Europa;

40.  onderstreept dat de recente vooruitgang in het onderzoek naar beeldapparatuur en biomarkers de deur heeft geopend naar het kunnen opsporen van „stille” moleculaire processen en vroegtijdige signalen van de ziekte van Alzheimer door middel van bijvoorbeeld een tracer waar op dit moment onderzoek naar wordt gedaan en die het mogelijk maakt in de hersenen amyloïdeplakken, een van de twee lesies die met deze ziekte in verband worden gebracht, te zien;

41.  erkent dat families, zorgverleners en gemeenschappen van cruciaal belang zijn om patiënten in staat te stellen hun capaciteiten te benutten, en verzoekt de lidstaten families, zorgverleners en gemeenschappen te steunen;

42.  onderstreept dat het belangrijk is dat de patiënten en hun families psychologische steun krijgen; onderstreept dat het van belang is de psychosociale benadering van het ouder worden te combineren met de resultaten van het medisch en biomedisch onderzoek; spreekt zich uit voor onderzoek naar gezondheidseconomie, sociaal-menselijke aspecten en niet-farmaceutische benaderingen van behandeling, teneinde inzicht te verwerven in de psychologische, economische en sociale aspecten van dementie, en het gebruik van bestaande technologieën (e-health, ITC, technologische hulpmiddelen) te bevorderen;

43.  verzoekt de Commissie te bekijken op welke wijze EU-initiatieven op het vlak van de rechten van mensen met dementie, met inbegrip van bijvoorbeeld levenstestamenten en de kwestie van voogdijstelsels, kunnen worden verlengd;

44.  vraagt de lidstaten in hun actieplannen voor hulp aan mensen met Alzheimer minder de nadruk te leggen op het gebruik van antipsychotische geneesmiddelen, aangezien het nut van deze op dit moment veelvuldig voorgeschreven geneesmiddelen aantoonbaar gering is en zij bovendien elk jaar tot een groot aantal doden leiden;

45.  beklemtoont dat de waardigheid van mensen met Alzheimer moet worden gewaarborgd en dat zij niet langer moeten worden gestigmatiseerd en gediscrimineerd;

46.  verzoekt de lidstaten en de Commissie nieuwe, beleidsgebaseerde initiatieven te ontwikkelen gericht op het faciliteren van de verspreiding van informatie en markttoegangsstrategieën voor innovatieve therapieën en diagnostische tests die inspelen op de onbeantwoorde behoeften van mensen met de ziekte van Alzheimer;

47.  moedigt de lidstaten aan gezondheidszorg- en sociale diensten te ontwikkelen met als belangrijkste beginsel een zo groot mogelijke dekking en gelijke toegang voor iedereen en gelijkheid, en de ontwikkeling van een geïntegreerde verlening van diensten in gemeenschappen en thuis te bevorderen, ten behoeve van mensen die aan dementie lijden, ongeacht hun leeftijd, geslacht, financiële situatie, handicap en woonplaats (stad of platteland); spoort de lidstaten aan iets te doen aan de factoren die de gezondheid van de bevolking op vermijdbare wijze negatief beïnvloeden; spoort de Commissie en de lidstaten aan meer gegevens te verzamelen over ongelijkheden op het vlak van de gezondheid;

48.  vraagt de lidstaten zich bewust te zijn van het feit dat preventie het ontstaan van dementie vertraagt, en te zorgen voor laagdrempelige, betaalbare en kwalitatief hoogwaardige zorg voor mensen die aan Alzheimer lijden; wijst de lidstaten op het feit dat het belangrijk is dit soort diensten in tijden waarin de begrotingen onder druk staan, te beschermen;

49.  verzoekt de lidstaten een Europees netwerk van referentiecentra op te richten waar kennis op het gebied van diagnose, behandeling en zorg voor dementie- en Alzheimerpatiënten wordt samengebracht, en via de welke voor uitwisseling en evaluatie van informatie en gegevens tussen de lidstaten zou kunnen worden gezorgd;

50.  verzoekt de lidstaten gepersonaliseerde, pluriprofessionele en multidisciplinaire opvang- en begeleidingstrajecten te ontwikkelen voor de fase vanaf de diagnosestelling, met coördinatie door één speciaal daarvoor aangeduid persoon, gericht op vergemakkelijking van de opvang in de eigen woning door middel van een versterkt gebruik van polyvalente en gespecialiseerde diensten voor thuiszorg, domotica en nieuwe informatie- en communicatietechnologieën;

51.  verzoekt de lidstaten gediversifieerde, innoverende en kwalitatief hoogwaardige omkaderingsstructuren voor hulpverleners te ontwikkelen, zoals huisvesting en tijdelijke opvangcentra, en passende medische, psychologische en/of sociale hulp;

52.  verzoekt de Europese Unie en de lidstaten meer aan onderzoek te doen, de toegang tot diagnose te verbeteren en de diensten voor opvang en begeleiding aan te passen aan de behoeften van jonge patiënten;

53.  verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat, zodra er nieuwe behandelingen beschikbaar komen met een aantoonbare en aangetoonde doeltreffendheid, patiënten daartoe zo snel mogelijk toegang krijgen;

54.  spoort de lidstaten aan het bewustzijn met betrekking tot dementie onder geschoolde en halfgeschoolde professionals, makers van gezondheidsbeleid en de media te vergroten, hetgeen erin zal resulteren dat de symptomen van Alzheimer sneller zullen worden onderkend en dat de ziekte in het algemeen en de zorgbehoeften in het bijzonder beter worden begrepen; het bewustzijn moet zich in het bijzonder richten op elementen zoals diagnose, behandeling en passende steun;

55.  herinnert de Commissie aan het verslag-Bowis uit 2006 waarin werkgevers werden opgeroepen om in het kader van hun verantwoordelijkheid voor de gezondheid en de veiligheid op de werkplek geestelijkegezondheidsmaatregelen te treffen, teneinde te zorgen voor een zo goed mogelijke integratie in de arbeidsmarkt van mensen met geestelijkegezondheidsproblemen, en deze maatregelen bekend te maken in en te monitoren aan de hand van bestaande gezondheids- en veiligheidswetgeving; herinnert de Commissie eraan dat het Parlement nog altijd wacht op de bekendmaking van deze maatregelen;

56.  benadrukt de omvang van de medische kosten in verband met Alzheimer en andere vormen van dementie, en dat het belangrijk is passende oplossingen te vinden die rekening houden met: de directe medische kosten (waaronder de kosten van het volksgezondheidsstelsel: kosten van specialisten, geneesmiddelen, medische onderzoeken en regelmatige check-ups); de directe sociale kosten (waaronder de kosten van formele diensten buiten het medisch systeem: gemeenschapsdiensten, thuiszorg, voedsel, vervoer, huisvesting van patiënten in gespecialiseerde instellingen voor ouderenzorg, waar zij ook medische zorg kunnen krijgen); en informele kosten (waaronder de kosten in verband met verminderde productiviteit in het geval van voortzetting van het arbeidsleven, en verlies van output ten gevolg van vervroegde pensionering, medisch verlof of overlijden);

57.  moedigt de lidstaten aan voorlichtingscampagnes voor het grote publiek en voor specifieke groepen, zoals schoolkinderen, medewerkers in de gezondheidszorg en maatschappelijk werkers te ontwikkelen, waarin ervaringen met steunmaatregelen voor mantelzorgers, patiëntenverenigingen en niet-gouvernementele organisaties met elkaar vergeleken en uitgewisseld worden, door het bevorderen van publicatie en verspreiding, waaronder online, van voorlichtingsbrochures betreffende de opleiding en organisatie van vrijwilligers en van juristen, psychologen en medewerkers in de gezondheidszorg in tehuizen en in de dagopvang, en door het bevorderen of oprichten van Alzheimerverenigingen waar de betrokkenen ervaringen kunnen uitwisselen; onderstreept dat het belangrijk is in alle bewustmakings- en voorlichtingscampagnes aandacht te besteden aan het vermogen om de symptomen van dementie te herkennen;

58.  vraagt de lidstaten het gebruik, op vrijwillige basis, van gratis geheugenscans voor bevolkingsgroepen waarvan op grond van wetenschappelijk onderzoek bekend is dat ze een verhoogd risico op Alzheimer of andere vormen van dementie hebben, te bevorderen;

59.  verzoekt de lidstaten en de Commissie stimuli te creëren voor het nadenken over en het ontwikkelen van een ethische kijk op patiënten voor het handhaven van de menselijke waardigheid; vraagt hen daarnaast na te denken over de juridische status van mensen met een neurodegeneratieve ziekte, met het oog op het opstellen van regelgeving voor de afnemende zelfstandigheid en de juridische bescherming van de patiënt;

60.  dringt erop aan Alzheimerverenigingen als een belangrijke aanspreekpartner te erkennen en in te schakelen bij 1) het opstellen van preventieaanbevelingen en het in kaart brengen van goede praktijken, en het zo breed mogelijk verspreiden daarvan, 2) het geven van informatie en steun aan mensen met dementie en degenen die hen zorg verlenen, 3) het bewustmaken van beleidsmakers van de behoeften van mensen met dementie en degenen die hen zorg verlenen, en 4) het bevorderen van partnerschappen met de medische wereld, teneinde tot een holistische aanpak te komen; is van oordeel dat de Europese instellingen in dit kader zouden moeten onderzoeken of het Europees programma voor volksgezondheid gebruikt zou kunnen worden voor het financieren van Alzheimer Europe en voor het aansporen van de lidstaten om op nationaal niveau steun aan Alzheimerverenigingen te geven;

61.  spoort de lidstaten aan ondersteuningsgroepen in het leven te roepen voor gezondheidszorgprofessionals in instellingen, voor verwanten van in het ziekenhuis opgenomen patiënten, voor verwanten die patiënten thuis zorg verlenen en voor gezondheidszorgprofessionals in de thuiszorg;

62.  verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten om, samen met het Europees Parlement, de autonomie, waardigheid en sociale insluiting van mensen met dementie te bevorderen via het actieplan voor de gezondheidszorg, en informatie te verschaffen over goede praktijken ten aanzien van eerbiediging van de rechten van kwetsbare groepen, en de mishandeling van dementiepatiënten aan te pakken;

63.  verzoekt de Raad en de Commissie om, in het kader van de implementatie van onderzoeksprojecten, publiek-publieke en publiek-private partnerschappen van instellingen te bevorderen, hetgeen goed is voor zowel de faciliteiten, de middelen en de ervaringen op het gebied van het bestrijden van de effecten van Alzheimer en andere vormen van dementie;

64.  onderstreept dat er nog veel te doen is op het gebied van de toegang tot therapeutische tests voor patiënten die aan Alzheimer of aanverwante ziekten lijden om de doeltreffendheid van nieuwe moleculen vast te stellen, en verder dat deze problematiek verder moet worden behandeld in het kader van de aanstaande herziening van de Europese richtlijn betreffende klinische proeven met geneesmiddelen (2001/20/EG);

65.  verzoekt de lidstaten om, gezien de zeer schadelijke gevolgen van de ziekte van Alzheimer voor het geheugen en de geestelijke vermogens, nationale strategieën te ontwikkelen die de autoriteiten die financiële steun aan Alzheimerpatiënten toekennen in staat stellen te controleren of deze steun daadwerkelijk alleen de patiënten ten goede komt;

66.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0313.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0306.

Juridische mededeling - Privacybeleid