Resolutie van het Europees Parlement van 17 februari 2011 over de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn standpunt van 8 september 2010 over het voorstel voor een beschikking van de Raad over de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten: deel II van de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020(1),
– gezien de mededeling van de Commissie van 12 januari 2011 over de jaarlijkse groeianalyse: naar een krachtiger alomvattend antwoord van de EU op de crisis (COM(2011)0011), en het daarbij gevoegde ontwerp voor een gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid,
– gezien het voorstel van de Commissie van 12 januari 2011 voor een beschikking van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2011)0006),
– gezien Beschikking 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten(2),
– gelet op artikel 148 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Commissie, na de goedkeuring van de jaarlijkse groeianalyse, heeft voorgesteld de in 2010 aangenomen richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid te behouden voor 2011,
B. overwegende dat de huidige economische crisis voor uitdagingen blijft zorgen in de zin van oplopende werkloosheid en sociale uitsluiting,
C. overwegende dat economisch herstel, economische groei, werkgelegenheid, de strijd tegen armoede en sociale integratie nauw met elkaar verbonden zijn,
D. overwegende dat de Europese werkgelegenheidsstrategie en de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten tot de belangrijkste instrumenten behoren die zijn ontworpen om de inspanningen van de EU en de lidstaten te sturen om de doelstellingen en streefdoelen van de Europa 2020-strategie te bereiken,
E. overwegende dat het dringend nodig is om op alle niveaus meer inspanningen te leveren, met de betrokkenheid van sociale partners en andere belanghebbenden, om ervoor te zorgen dat de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid naar behoren worden toegepast, met het oog op de verhoging van de arbeidsmarktparticipatie, de ontwikkeling van gekwalificeerde arbeidskrachten en de verbetering van de kwaliteit en de prestaties van onderwijs- en opleidingsstelsels,
Versterking van governance en zorgen voor meer ambitie bij het nastreven van de doelstellingen van Europa 2020
1. is van mening dat, gelet op het voorstel van de Commissie om de in 2010 aangenomen richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid te behouden voor 2011, de aanbevelingen over de nationale hervormingsprogramma's het belangrijkste macro-economische toezichts- en oriëntatie-instrument zijn geworden; betreurt dat het Parlement niet bij dit proces is betrokken en het gebrek aan debat hierover;
2. is van mening dat de grootste uitdagingen op het vlak van werkgelegenheid en werkloosheid waar de EU en de lidstaten mee worden geconfronteerd, eveneens voldoende aan bod moeten komen in het toekomstige proces betreffende macro-economische onevenwichtigheden, binnen het beleidskader van de Europese richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid;
3. is van mening dat de jaarlijkse groeianalyse en het kader dat wordt geboden door het Europees Semester levensbelangrijke instrumenten zijn voor een nauwere coördinatie van het economisch beleid, en bijgevolg een belangrijk deel vormen van het antwoord van de Unie op de crisis; merkt echter op dat deze instrumenten moeten worden gebruikt op een manier die de democratische processen eerbiedigt en ze de uit hoofde van het Verdrag reeds bestaande instrumenten moeten ondersteunen, en niet vervangen of het belang ervan verminderen; het gaat hierbij met name om de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, waar het Parlement nauw bij moet worden betrokken en, met betrekking tot de laatste, moet worden geraadpleegd; vraagt dat deze instrumenten worden geïntegreerd in het kader van het Europees Semester en dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan het waarborgen dat hun belang niet afneemt, met het oog op het bereiken van het door de Commissie en de Raad uitgesproken doel om de betrokkenheid en de democratische verantwoording te vergroten;
4. roept de Raad en de Commissie op om de beginselen van subsidiariteit en sociale dialoog te eerbiedigen op het vlak van lonen en pensioenen wanneer ze beleidsadvies geven aan de lidstaten, en om, overeenkomstig artikel 153, lid 5 van het VWEU, de bevoegdheden van de lidstaten en sociale partners te eerbiedigen, in overeenstemming met de nationale praktijken op deze gebieden;
5. dringt er bij de Europese Raad, de Raad en de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de Europa 2020-strategie en het versterkte Europese systeem voor economisch bestuur effectief en democratisch legitiem zijn; benadrukt dat hiervoor de effectieve en tijdige betrokkenheid van het Parlement in de loop van de volledige toezichtprocedures en procedures ter coördinatie van het beleid van essentieel belang is; betreurt dat er in het tijdschema dat werd voorgesteld in het kader van de jaarlijkse groeianalyse niet wordt verwezen naar de rol van het Parlement in het proces;
6. roept de lidstaten op de nationale parlementen, de sociale partners, de regionale en plaatselijke autoriteiten en het maatschappelijk middenveld nauwer te betrekken en regelmatig te raadplegen; is van mening dat het bestaande gebrek aan informatie over de raadplegingsprocedures in de nationale hervormingsprogramma's moet worden aangepakt;
7. neemt kennis van de voorlopige indicatie van de nationale werkgelegenheidsdoelstellingen van de lidstaten; is uitermate bezorgd over het gebrek aan ambitie in dit opzicht, en met name over het feit dat het geschatte collectieve resultaat volgens het meest gunstige scenario meer dan 2 procentpunten lager zou liggen dan de centrale doelstelling van de EU en de verbintenis om tegen 2020 een participatiegraad van 75% te bereiken;
8. roept de lidstaten op hun nationale werkgelegenheidsdoelstellingen te herzien zodat de EU-doelstellingen kunnen worden bereikt, en deze doelstellingen even ernstig te nemen als hun streefcijfers op het vlak van begrotingsconsolidatie;
9. roept de lidstaten eveneens op bijzondere aandacht te besteden aan en nationale streefcijfers vast te leggen voor specifieke subgroepen, zoals jongeren, vrouwen, personen met een handicap en oudere werknemers;
10. roept de lidstaten die dit nog niet gedaan hebben op nationale streefcijfers vast te leggen voor sociale integratie en armoedebestrijding en het erger wordende probleem van werkende armen aan te pakken; vraagt de lidstaten om er hierbij voor te zorgen dat het ambitieuze streefcijfer dat door de Europese Raad is overeengekomen wordt bereikt en ervoor te zorgen dat voldoende rekening wordt gehouden met de interactie tussen de doelstellingen, met name inzake werkgelegenheid, onderwijs en opleiding en sociale insluiting en armoede;
Ervoor zorgen dat de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid worden toegepast
11. merkt op dat zwakke economische groeiverwachtingen de mogelijkheden om banen en werkgelegenheid te creëren beperken;
12. roept de Europese Raad op werkgelegenheidskwesties niet naar de achtergrond te verwijzen bij het overwegen van de aanbeveling van de Commissie in de jaarlijkse groeianalyse om van strikte begrotingsconsolidatie de belangrijkste prioriteit te maken voor de periode 2011-2012;
13. benadrukt dat het dringend nodig is dat de lidstaten meer inspanningen leveren op alle prioritaire gebieden, met inbegrip van de verhoging van het werkgelegenheidsniveau en de vermindering van de werkloosheid, het benutten van het potentieel van een nieuwe koolstofarme economie, de ontwikkeling van gekwalificeerde arbeidskrachten, de bevordering van de arbeidskwaliteit en een leven lang leren, en het vergemakkelijken van het evenwicht tussen werk en privéleven; is van mening dat deze inspanningen aan bod moeten komen in de definitieve nationale hervormingsprogramma's;
14. benadrukt in dit verband het belang van de structuurfondsen, en met name van het Europees Sociaal Fonds, om de gevolgen van de crisis op de werkgelegenheid op te vangen; is van mening dat het gebruik van deze fondsen gericht moet zijn op het steunen van de groepen die het meeste problemen hebben om een baan te vinden of te behouden;
15. is eveneens van mening dat, naast de uitvoering van maatregelen die gericht zijn op een effectievere arbeidsmarkt, een versterkte interactie tussen werkgelegenheid, sociale en andere beleidsterreinen, in het bijzonder de macro-economie, onderzoek en ontwikkeling en innovatie en beleid op het vlak van onderwijs en opleiding, van essentieel belang is om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te bereiken;
Versterkte maatregelen om te zorgen voor meer en betere banen
16. roept de lidstaten op om in hun nationale hervormingsprogramma's de hoogste prioriteit te geven aan het verhogen van de arbeidsmarktparticipatie, het aanpakken van de werkloosheid en het voorkomen van langdurige uitsluiting van de arbeidsmarkt;
17. is van mening dat veel meer nadruk moet worden gelegd op arbeidskwaliteit en waardig werk en op economisch beleid dat gericht is op de aanbodkant, met als doel de vraag op de arbeidsmarkt te stimuleren;
18. is in dit opzicht van mening dat inspanningen nodig zijn om beter gebruik te maken van het potentieel van jongeren, met inbegrip van vroegtijdige schoolverlaters, vrouwen, ouderen, achtergestelde personen en mensen met een handicap, migranten en leden van etnische minderheden, waaronder de Roma; roept de lidstaten op hun arbeidsmarkten aan te passen aan de noden en vaardigheden van deze groepen, gedurende hun hele leven;
19. benadrukt het belang van beleid dat de overgang voor jongeren van school naar werk vergemakkelijkt; onderstreept dat het duidelijk is dat vroegtijdige schoolverlaters een hoog risico lopen op armoede; benadrukt dat alle flexibele en tijdelijke vormen van arbeid die in deze context worden gebruikt het recht op opleiding en de toegang tot sociale zekerheid moeten incorporeren en dat ervoor moet worden gezorgd dat mensen overstappen naar meer zekere vormen van werk;
20. roept de lidstaten op het nodige beleid te blijven ontwikkelen om meer vrouwen een baan te helpen vinden en behouden, onder meer door de voorziening van betaalbare zorgfaciliteiten van hoge kwaliteit en flexibele arbeidsformules te verbeteren om tegemoet te komen aan de noden van zorgverlenende familieleden;
21. benadrukt het belang van een beleid van gerichte activering en opleiding ter ondersteuning van laag- en ongeschoolden, die het zwaarst getroffen zijn door de crisis en het meeste risico lopen op werkloosheid;
22. roept de lidstaten op het nodige belang toe te kennen aan het verstrekken van onderwijs en opleidingen van hoge kwaliteit, levenslang leren en de erkenning van beroepskwalificaties;
23. roept de lidstaten op meer te investeren in het vergemakkelijken van de professionele en geografische mobiliteit, de verbetering van de instrumenten die nodig zijn voor de analyse van de behoeften van de arbeidsmarkt en de hervorming van onderwijs- en opleidingsstelsels zodat ze het verschil tussen vraag en aanbod met betrekking tot vaardigheden kunnen helpen oplossen;
24. benadrukt het belang van werkgelegenheidsbeleid dat mee zorgt voor het scheppen van banen, bijvoorbeeld door middel van steun voor kmo's en anders dan in loondienst verrichte werkzaamheid en de bevordering van ondernemerschap;
Vastberaden optreden bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
25. is van mening dat het van essentieel belang is dat de lidstaten nu maatregelen nemen om hun verbintenissen na te komen op het vlak van de verhoging van de participatiegraad, de verbetering van de vaardigheden, het creëren van werkgelegenheid, de vermindering van de armoede en de verbetering van de sociale integratie;
26. benadrukt dat stelsels van sociale bescherming een erkende rol hebben gespeeld bij de stabilisatie van de economie en het verzachten van de sociale impact van de crisis; roept de lidstaten bijgevolg op ervoor te zorgen dat, met name wanneer begrotingsconsolidatie nodig is, stelsels van sociale bescherming de nodige steun blijven leveren en hun rol blijven spelen in het vrijwaren en verbeteren van vaardigheden en de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, zodat menselijk kapitaal behouden kan blijven en verbeterd kan worden en zodat de mogelijkheden geboden door het herstel volledig kunnen worden aangegrepen;
27. benadrukt dat effectievere uitwisselingen van beste praktijken en ervaringen tussen de lidstaten op het gebied van de bestrijding van sociale uitsluiting en de vermindering van de armoede van wezenlijk belang zijn en zouden helpen bij de verwezenlijking van de doelstellingen op het vlak van de vermindering van de armoede in het kader van de Europa 2020-strategie;
o o o
28. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.