Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2085(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0033/2011

Ingediende teksten :

A7-0033/2011

Debatten :

PV 07/03/2011 - 22
CRE 07/03/2011 - 22

Stemmingen :

PV 08/03/2011 - 9.2
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0076

Aangenomen teksten
PDF 157kWORD 62k
Dinsdag 8 maart 2011 - Straatsburg
Algemene productveiligheid en markttoezicht
P7_TA(2011)0076A7-0033/2011

Resolutie van het Europees Parlement van 8 maart 2011 over de herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht (2010/2085(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid(1),

–  gezien Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93(2),

–  gezien Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad(3),

–  gezien Besluit nr. 2010/15/EU van de Commissie van 16 december 2009 tot vaststelling van richtsnoeren voor het beheer van het communautaire systeem voor snelle uitwisseling van informatie (RAPEX) uit hoofde van artikel 12 en van de kennisgevingsprocedure uit hoofde van artikel 11 van Richtlijn 2001/95/EG (richtlijn inzake algemene productveiligheid)(4),

–  gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (COM(2008)0905),

–  gezien het werkdocument van de Commissie met als titel „Herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid: Overzicht geplande acties”, DG Gezondheid en Consumenten, 18 mei 2010,

–  gezien de routekaart voor „Aanpassing aan het nieuwe wetgevingskader (Beschikking nr. 768/2008/EG)”, DG Ondernemingen en Industrie, 15 april 2010,

–  gezien de routekaart voor „Herziening van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (RAPV)”, DG Gezondheid en consumenten, 25 maart 2010,

–  gezien het werkdocument van de Commissie over de relatie tussen de richtlijn inzake algemene productveiligheid (Richtlijn 2001/95/EG) en de bepalingen inzake markttoezicht van Verordening (EG) nr. 765/2008, DG Gezondheid en Consumenten, 2 maart 2010,

–  gezien het werkdocument van de Commissie getiteld „Herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid: Overzicht geplande acties”, DG Gezondheid en Consumenten, 15 september 2009,

–  gezien het in opdracht van de Commissie IMCO opgestelde en in oktober 2009 gepubliceerde briefingdocument betreffende het markttoezicht in de lidstaten,

–  gezien het in opdracht van de Commissie IMCO opgestelde en in september 2010 gepubliceerde briefingdocument over de herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid (RAPV) en markttoezicht,

–  gezien de op 30 september 2010 gehouden workshop over de herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht,

–  gezien de trilaterale topconferentie EU-VS-China, die op 25-26 oktober 2010 in Shanghai heeft plaatsgevonden,

–  gelet op artikel 48 van het Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de adviezen van de Commissie internationale handel en de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0033/2011),

A.  overwegende dat het van essentieel belang is erop toe te zien dat alle producten die in de EU op de markt worden gebracht veilig zijn, zodat een hoog niveau van bescherming voor onder meer consumenten kan worden gewaarborgd,

B.  overwegende dat het nieuwe wetgevingskader (hierna NWK genoemd) in juli 2008 is goedgekeurd en dat Verordening (EG) nr. 765/2008 betreffende markttoezicht per 1 januari 2010 in werking is getreden,

C.  overwegende dat Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid (hierna RAPV genoemd), waarbij op het niveau van de Unie algemene veiligheidseisen voor consumentenproducten zijn vastgesteld, moet worden herzien en geïntegreerd in het NWK om haar daarmee, en met name met de verordening betreffende markttoezicht, in overeenstemming te brengen,

D.  overwegende dat het wetgevingskader inzake productveiligheid en markttoezicht uit een drielagige structuur van wetgevingshandelingen bestaat (RAPV, NWK en sectorspecifieke harmonisatierichtlijnen), die tot onduidelijkheden en verwarring op de interne markt leiden,

E.  overwegende dat het niveau van markttoezicht van lidstaat tot lidstaat aanzienlijk verschilt en dat een aantal lidstaten niet de voor een effectief markttoezicht benodigde middelen ter beschikking stellen en het begrip „producten die ernstige risico's opleveren” verschillend interpreteren, wat tot belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen kan leiden, de concurrentie kan verstoren en de veiligheid van de consumenten binnen de interne markt in gevaar kan brengen,

F.  overwegende dat samenwerking tussen markttoezichtinstanties en het opzetten van gezamenlijke markttoezichtoperaties van essentieel belang zijn, dat deze daarom verder moeten worden geïntensiveerd en dat daarvoor de nodige middelen moeten worden uitgetrokken,

G.  overwegende dat – zoals overigens ook wordt aangegeven in het verslag-Monti – verordeningen ten opzichte van richtlijnen het voordeel bieden van duidelijkheid, voorspelbaarheid en effectiviteit,

Markttoezicht
Inleiding

1.  is van mening dat het bestaande wetgevingskader voor markttoezicht niet coherent genoeg is en derhalve moet worden herzien en nauwer moet worden gecoördineerd;

2.  pleit bij de Commissie voor de instelling van een gemeenschappelijk Europees systeem voor markttoezicht dat van toepassing is op alle producten die op de interne markt worden aangeboden of de interne markt binnenkomen; roept de Commissie ertoe op om een actievere rol te vervullen in de coördinatie tussen Europese markttoezichtinstanties, douaneautoriteiten en bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

3.  verzoekt de lidstaten en de Commissie adequate financiële en personele middelen voor een efficiënt markttoezicht beschikbaar te stellen; wijst er met nadruk op dat falende systemen voor markttoezicht de concurrentie kunnen verstoren, de veiligheid van de consument in gevaar kunnen brengen en het vertrouwen van de burger in de interne markt kunnen ondermijnen; wijst erop dat de beveiliging van de buitengrenzen van de interne markt, met name in de grote zeehavens, van belang is en vraagt de Commissie en de lidstaten om tegen illegale producten uit derde landen op te treden; stelt voor dat de Commissie een volledige evaluatie verricht van de punten van binnenkomst via welke producten de EU-markt binnenkomen, waaronder een beoordeling van de middelen die nodig zijn om een adequate controle te garanderen;

4.  verzoekt de lidstaten om op gecoördineerde wijze afschrikkende sancties, met inbegrip van hoge boetes, in te voeren voor marktdeelnemers die opzettelijk gevaarlijke of niet-conforme producten op de interne markt brengen; stelt voor om gevallen waarin producten worden verboden, zoveel mogelijk bekend te maken om meer zichtbaarheid te geven aan grenscontroles en markttoezicht en criminele marktdeelnemers af te schrikken;

5.  roept de Commissie ertoe op om met de deelneming van zowel de nationale markttoezichtinstanties als de douaneautoriteiten meer markttoezichtoperaties te financieren;

6.  onderstreept de noodzaak om optimale praktijken tussen de lidstaten uit te wisselen; roept op tot onderlinge samenwerking, bundeling van knowhow en uitwisseling van optimale praktijken tussen de autoriteiten voor markttoezicht; wijst eens te meer op het belang van samenwerking tussen douane-instanties en markttoezichtautoriteiten aan de buitengrenzen, zodat adequate controles kunnen worden uitgevoerd op producten die de Unie binnenkomen; erkent de belangrijke bijdrage die PROSAFE thans levert aan de coördinatie van gemeenschappelijke acties op het gebied van markttoezicht en aan de uitwisseling van beproefde praktijken in het kader van de RAPV; vraagt de Commissie daarom erover na te denken onder welke omstandigheden PROSAFE kan dienen als platform voor een uitgebreide coördinatie tussen de lidstaten voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten; acht het noodzakelijk om voor PROSAFE een rechtsgrondslag te scheppen en om voldoende middelen toe te wijzen teneinde deze taak uit te voeren; wijst erop dat de coördinatie door PROSAFE thans vanwege beperkte middelen en op grond van de informele structuur ervan aan beperkingen onderhevig is;

7.  roept de lidstaten op onderzoeks- en studiegegevens op het gebied van productveiligheid met andere lidstaten uit te wisselen; is van mening dat de referentienummers van de betrokken producten daarin moeten worden opgenomen om de productidentificatie door andere autoriteiten te vergemakkelijken, die profijt zouden kunnen hebben van vertaling en gebruik van de in de studies verstrekte informatie; verzoekt de lidstaten hun bevoegde autoriteiten de mogelijkheid te geven markttoezichtmaatregelen te treffen op basis van testresultaten of studies die door andere lidstaten zijn verstrekt, teneinde dubbel werk te voorkomen;

8.  pleit voor de instelling van bureaus voor educatie over productveiligheid, die bij voorbeeld kunnen worden geïntegreerd in het netwerk van productcontactpunten, zodat het verstrekken van opleidingen en de overdracht van informatie tussen bedrijven kan worden gefaciliteerd;

9.  dringt bij de Commissie aan op de instelling van een publiek toegankelijke databank met informatie over de veiligheid van consumentenproducten, die o.a. moet fungeren als een platform voor de indiening van klachten, zo mogelijk gebaseerd op reeds in de lidstaten bestaande regionale en nationale systemen; is van oordeel dat dit het grensoverschrijdend risicobesef omtrent gevaarlijke producten binnen de interne markt zal verhogen en consumenten de mogelijkheid biedt om langs elektronische weg gevaarlijke producten te melden bij de bevoegde autoriteiten; meent dat de databank kan worden samengesteld door de ontwikkeling van bestaande databanken als het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht (ICSMS) of de Letseldatabank (IDB); onderstreept dat de databank een rechtsgrondslag moet hebben en dat rapportage door de lidstaten verplicht moet zijn; pleit voor de instelling van een op deze databank gebaseerd systeem voor het bijhouden van ongevalstatistieken, dat als kanaal moet fungeren voor de verplichte publicatie van jaarverslagen; wenst dat de databank voor het publiek toegankelijk is, terwijl de noodzakelijke vertrouwelijkheid voor het bedrijfsleven gewaarborgd is;

10.  wijst erop dat de mondialisering, de toenemende outsourcing en de groeiende internationale handel ervoor zorgen dat meer producten op markten in de hele wereld worden verhandeld; is van mening dat nauwe samenwerking tussen de mondiale regelgevers en andere belanghebbenden op het gebied van de veiligheid van consumentenproducten essentieel is om de uitdagingen aan te pakken die de complexe aanvoerketens en de grotere omvang van het handelsverkeer met zich brengen;

11.  verzoekt de Commissie de internationale samenwerking op het gebied van de International Consumer Product Safety Caucus te verdiepen ten einde goede praktijken uit te wisselen en de productie van gevaarlijke, voor de uitvoer naar de EU bestemde goederen in derde landen gemeenschappelijk aan banden te leggen;

Herziening van de RAPV
Onderlinge afstemming van de RAPV en het NWK − een nieuwe algemene verordening inzake productveiligheid en markttoezicht

12.  steunt de herziening van de RAPV en van Verordening (EG) nr. 765/2008 met betrekking tot de gehanteerde definities en de verplichtingen voor marktdeelnemers zoals bedoeld in Besluit nr. 768/2008/EG, terwijl daarbij het ontstaan van onnodige administratieve lasten, vooral voor MKB's, moet worden voorkomen;is van oordeel dat de samenvoeging tot één verordening de voorwaarde is voor een uniform toezichtsysteem voor alle producten; dringt daarom bij de Commissie aan op invoering van een toezichtsysteem voor de interne markt voor alle producten op basis van één wetgevingsbesluit dat zowel de RAPV als Verordening (EG) nr. 765/2008 bestrijkt; is van oordeel dat met dit nieuwe wetgevingsbesluit een hoog niveau van productveiligheid en markttoezicht moet worden gecreëerd, met een verduidelijking van de rechtsgrondslag en rekening houdend met de bepalingen die in de twee wetgevingsbesluiten vollediger worden uitgewerkt;

13.  dringt aan op afstemming tussen de in de RAPV en het NWK opgenomen traceerbaarheidsvoorschriften teneinde de consistente toepassing van het vigerende traceringssysteem te kunnen waarborgen en nieuwe bureaucratische rompslomp te voorkomen;

14.  verzoekt de Commissie te overwegen exactere criteria te ontwikkelen voor veiligheids- en risicobeoordeling als producten niet aan de EU-wetgeving voldoen;

Aanvullende specifieke aanpassingen in de RAPV

15.  acht het problematisch dat producten waarvan dienstverleners zich bedienen niet onder de toepassing van de bestaande RAPV vallen, m.a.w. dat er algemene veiligheidseisen gelden wanneer een product door een consument wordt gebruikt in het bedrijfspand van de dienstverlener, maar niet wanneer hetzelfde product door de dienstverlener zelf wordt gebruikt; onderstreept dat deze maas in de regelgeving moet worden gerectificeerd;

16.  dringt aan op vereenvoudiging van de Europese wetgeving inzake productveiligheid, met name in verband met de doelstellingen van de Europese Commissie „De wetgeving verbeteren” en „Think small first”, zoals deze in de mededeling van de Commissie „Naar een Single Market Act” zijn geformuleerd, en pleit ervoor de bepalingen inzake imitatievoedselproducten in het herziene voorstel op te nemen;

17.  dringt ter waarborging van de veiligheid van een zo breed mogelijk scala van kwetsbare gebruikers aan op opneming in de regelgeving van een verwijzing naar „mensen met een handicap” (naast de reeds aanwezige verwijzingen naar „kinderen” en „bejaarden”);

18.  dringt er bij de Commissie op aan, in de regelgeving ook de verplichting voor fabrikanten op te nemen tot het verrichten van risicoanalyses in de ontwerpfase van producten; dringt er tevens op aan dat eventueel geconstateerde risico's in de productdocumentatie dienen te worden vermeld en aan de publieke autoriteiten moeten worden meegedeeld;

Spoedmaatregelen van de EU

19.  onderstreept de noodzaak tot invoering van een doeltreffender regelgevingskader dat voorziet in de mogelijkheid tot snelle interventies en betrouwbare langetermijnoplossingen, zonder dat politieke beslissingen zonder welomschreven reeks essentiële beleidsvoorschriften aan de betrokken normalisatie-instanties of de Commissie worden gedelegeerd, zoals dat bij geharmoniseerde wetgeving het geval is;

Traceerbaarheid

20.  benadrukt dat producten die ernstige risico's opleveren zo snel mogelijk definitief uit de handel moeten worden genomen of moeten worden teruggeroepen en dat de traceerbaarheid van producten in alle stadia van de logistieke keten moet worden gewaarborgd, zodat de markttoezichtautoriteiten over voldoende personele middelen moeten beschikken;

21.  onderstreept hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat er een betrouwbare traceerbaarheid bestaat in alle stadia van de levenscyclus van een product, waarbij moet worden gewaarborgd dat dit niet leidt tot meer administratieve rompslomp;

22.  onderstreept het belang van producttraceerbaarheid en van etiketten waarmee het land van oorsprong van het product en de verantwoordelijke producent kunnen worden getraceerd;

23.  dringt aan op daadwerkelijke handhaving van reeds ingevoerde identificatieprocedures; spoort de Commissie aan tot het opmaken van evaluaties en beoordelingen omtrent het gebruik van nieuwe technologieën, maar is van mening dat het gebruik van nieuwe technologieën niet ten koste mag gaan van de privacy, veiligheid en bescherming van de consument;

24.  benadrukt evenwel dat op de EU-markt niet één enkele technische oplossing als officieel traceerbaarheidssysteem of officiële traceerbaarheidsmethode verplicht dient te worden gesteld; en pleit ervoor dat in alle opzichten rekening wordt gehouden met het evenredigheidsbeginsel;

25.  wijst er met nadruk op dat het noodzakelijk is de uitwisseling van RAPEX-informatie over gevaarlijke producten uit derde landen (zoals China en India) te verbeteren en te versterken en de laatste studies van dit systeem in ogenschouw te nemen;

RAPEX

26.  erkent dat RAPEX een nuttig en doeltreffend instrument is om tussen de lidstaten informatie uit te wisselen over de maatregelen die worden genomen met betrekking tot gevaarlijke producten, maar dat dit instrument nog voor verdere verbetering vatbaar is;

27.  dringt er bij de Commissie op aan productveiligheidsdeskundigen, producenten, handels- en consumentenorganisaties en nationale autoriteiten toegang te verlenen tot alle relevante informatie, onder waarborging van de nodige vertrouwelijkheid; dringt er bij de Commissie op aan de bekendheid met RAPEX en de EU-systemen voor het terugroepen van producten buiten de EU te verhogen;

28.  is ingenomen met de nieuwe RAPEX-richtsnoeren, die het functioneren van RAPEX ten goede komen; verzoekt de Commissie de nieuwe risicobeoordelingsmethode in overeenstemming te brengen met de reeds voor producten geharmoniseerde methoden, teneinde de markttoezichtautoriteiten bij hun werkzaamheden te ondersteunen;

29.  verzoekt de Commissie voor duidelijkheid te zorgen over de beoordeling in het kader van RAPEX-meldingen van producten die een „ernstig gevaar” inhouden;

30.  stelt vast dat de consumentenproducten die op de Europese interne markt worden gebracht in toenemende mate uit derde landen komen; constateert met grote bezorgdheid dat het aantal RAPEX-kennisgevingen met betrekking tot producten van Chinese oorsprong – die meer dan de helft van de RAPEX-kennisgevingen uitmaken – van jaar tot jaar toeneemt en dat de fabrikanten van dergelijke producten in 20 procent van de gevallen niet kunnen worden opgespoord; dringt er derhalve op aan dat hiervan in internationaal verband meer werk wordt gemaakt, en is ingenomen met de samenwerking tussen de EU, China en de VS bij de ontwikkeling van traceerbaarheidsstrategieën; verwelkomt alle vormen van ondersteuning, opleiding en seminars die door de EU- en de Chinese autoriteiten ter verbetering van de productveiligheid worden ontwikkeld; onderstreept dat meerjarige programma's nodig zijn om deze uitdagingen het hoofd te kunnen bieden;

31.  vraagt de Commissie te overwegen of het nuttig is een soortgelijk systeem als RAPEX-China op te zetten voor andere handelspartners, met name degene waarvan producten gemeld zijn via het RAPEX-systeem;

32.  wenst dat de Commissie in RAPEX, of een ander geschikt systeem op EU-niveau, sancties opneemt voor overtredingen door de lidstaten, zodat voor alle betrokkenen prikkels worden gecreëerd;

Online verkoop en douanetoezicht

33.  is bezorgd over de problemen waarmee markttoezichtinstanties worden geconfronteerd wanneer zij maatregelen willen treffen ter bestrijding van de onlineverkoop van gevaarlijke producten;

34.  is ingenomen met het C2013-project dat de Commissie op het gebied van productveiligheid heeft uitgewerkt tot vaststelling van richtsnoeren voor douanecontroles in de EU; roept haar ertoe op de douane-instanties van concrete instrumenten te voorzien om adequate controles op ingevoerde producten te kunnen uitvoeren; roept op tot nauwere samenwerking tussen de betrokken handhavingsautoriteiten;

35.  erkent de toename van het aantal producten uit derde landen dat consumenten via internet kopen en die niet aan de Europese normen voldoen, hetgeen een gevaar vormt voor de veiligheid en de gezondheid van de consumenten; vraagt de Commissie de douanecontroles op via internet gekochte producten te verscherpen en te standaardiseren en markttoezicht uit te oefenen, met speciale aandacht voor producten die de consument directe schade kunnen toebrengen, zoals farmaceutische producten en levensmiddelen; dringt er bij de Commissie op aan mogelijke oplossingen voor dat probleem te onderzoeken om het vertrouwen van de consumenten in e-commerce te vergroten;

36.  dringt er bij de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten op aan te zorgen voor een gedegen opleiding van douanebeambten, zodat producten waaraan risico's zijn verbonden in de toekomst beter kunnen worden opgespoord; dringt aan op betere samenwerking tussen douane- en markttoezichtautoriteiten alvorens producten in de handel mogen worden gebracht, en acht ook in dit verband meerjarige programma's noodzakelijk;

37.  verzoekt de Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten verder te werken aan de ontwikkeling van bewustmakingscampagnes die consumenten inlichten over het risico dat zij namaakproducten kopen, vooral online;

Normalisatie

38.  onderstreept de noodzaak de markttoezichtinstanties systematisch bij de ontwikkeling van veiligheidsgerelateerde normen te betrekken, aangezien dit een goede manier is om hun kennis in het normalisatieproces in te brengen en om een beter inzicht in normen te geven en er zo voor te zorgen dat de vrijwillige toepassing van normen bijdraagt aan de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de consument en aan de rechtszekerheid, doordat een correcte interpretatie en toepassing van de Europese normen door de autoriteiten van de lidstaten in de hand wordt gewerkt;

39.  verzoekt de Commissie meer helderheid te verschaffen over de mandaten voor normen en andere, evolutionaire manieren te overwegen om nationale en Europese normalisatiesystemen in het niet-geharmoniseerde gebied te integreren, met de nadruk op deelneming van kleine en middelgrote bedrijven, en daarbij toch vast te houden aan de voornaamste elementen van de huidige structuur;

40.  dringt aan op verbetering van de thans geldende procedures van de Commissie voor de vaststelling van mandaten voor de ontwikkeling van Europese normen, zodat tijdig en effectiever kan worden ingespeeld op nieuwe of opduikende risico's; benadrukt echter dat nieuw te ontwikkelen of te wijzigen procedures ook moeten worden onderworpen aan toetsing door het Parlement; onderstreept dat het Parlement ook het recht moet hebben de procedures voor overname, respectievelijk toepassing van internationale, niet-Europese en andere normen te toetsen;

41.  verzoekt de Europese normalisatie-instellingen en de Commissie om, onder waarborging van de participatie van alle relevante stakeholders, alle systemen te onderzoeken die het proces van normontwikkeling zouden kunnen bespoedigen, zoals de invoering van een versnelde procedure of door te voorzien in de mogelijkheid dat de Commissie, bij wijze van overgangsmaatregel totdat een definitieve oplossing is gevonden, verwijzingen naar bestaande Europese of ISO-normen publiceert die zonder mandaat van de Commissie zijn ontwikkeld, indien dergelijke normen geacht worden een hoog niveau van consumentenbescherming te bieden of geschikt zijn om een specifiek risico af te wenden;

42.  dringt erop aan de door de Commissie verleende normalisatiemandaten te verbeteren om de Europese normalisatie-instellingen in staat te stellen Europese normen te ontwikkelen die aan de technische eisen voldoen waarvoor de naleving van een politiek besluit wordt bewerkstelligd of beoordeeld; is in dit verband van oordeel dat meer betrokkenheid van en samenwerking tussen de Europese Commissie en de normalisatie-instellingen bij de opstelling van normen noodzakelijk is; is, gezien het feit dat deze instellingen op basis van consensus werken, van mening dat het voor het functioneren van het systeem van cruciaal belang is dat politieke aangelegenheden op beleidsniveau worden behandeld en niet aan de Commissie, de normalisatie-instanties of handhavingsinstanties worden gedelegeerd;

43.  pleit voor opneming in de RAPV van een procedure voor het indienen van een formeel bezwaar tegen een norm, zoals die van Besluit nr. 768/2008/EG; is van oordeel dat het gebruik van deze procedure zelfs mogelijk moet zijn voordat een norm in het Publicatieblad van de EU is vermeld, maar niet in de plaats mag treden van een aanzienlijk sterkere betrokkenheid van de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten bij het normalisatiesysteem;

44.  verzoekt de Commissie en alle belanghebbenden ervoor te zorgen dat het Europees normalisatiestelsel financieel houdbaar is, onder meer via publiek-private partnerschappen en via meerjarige financiële programmering, wat essentieel is om de efficiëntie en doeltreffendheid ervan te waarborgen;

45.  verzoekt de Commissie om in samenhang met het nieuwe wetgevingskader nadere stappen te ondernemen, zodat werk kan worden gemaakt van de noodzakelijke herzieningen;

o
o   o

46.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.
(2) PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.
(3) PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.
(4) PB L 22 van 26.1.2010, blz. 1.

Juridische mededeling - Privacybeleid