Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2017(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0049/2011

Ingediende teksten :

A7-0049/2011

Debatten :

PV 08/03/2011 - 6
CRE 08/03/2011 - 6

Stemmingen :

PV 09/03/2011 - 8.3
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0088

Aangenomen teksten
PDF 245kWORD 58k
Woensdag 9 maart 2011 - Straatsburg
Richtsnoeren voor de begroting 2012 − Afdelingen I, II en IV tot en met X
P7_TA(2011)0088A7-0049/2011

Resolutie van het Europees Parlement van 9 maart 2011 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2012, afdeling I – Europees Parlement, afdeling II – Raad, afdeling IV – Hof van Justitie, afdeling V – Rekenkamer, afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité, afdeling VII – Comité van de Regio's, afdeling VIII – Europese Ombudsman, afdeling IX – Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, afdeling X − Europese Dienst voor extern optreden (2011/2017(BUD))

Het Europees Parlement,

–  gelet op artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1),

–  gezien Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen(2),

–  gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3),

–  gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de instellingen(4),

–  gelet op artikel 23, lid 7, en artikel 79 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0049/2011),

A.  overwegende dat de huidige financiële, economische en sociale situatie van de EU de instellingen verplicht om met de vereiste kwaliteit en efficiëntie te reageren en strikte beheersprocedures toe te passen om tot bezuinigingen te kunnen komen,

B.  overwegende dat de instellingen voldoende middelen toegewezen moeten krijgen, zij het dat deze middelen in de huidige economische context zorgvuldig en efficiënt beheerd moeten worden,

C.  overwegende dat het Europees Parlement in dit stadium van de jaarlijkse procedure in afwachting is van de ramingen van de overige instellingen en de voorstellen van zijn eigen Bureau voor de begroting 2012,

D.  overwegende dat het voor de Begrotingscommissie en het Bureau bijzonder wenselijk is de nauwere samenwerking tussen de twee organen gedurende de gehele begrotingsprocedure 2012 voor het vierde jaar voort te zetten,

E.  overwegende dat het Bureau, overeenkomstig artikel 23 van het Reglement van het Europees Parlement, verantwoordelijk is voor het nemen van besluiten van financiële, organisatorische en administratieve aard over aangelegenheden die de interne organisatie van het Parlement betreffen, en de Begrotingscommissie verantwoordelijk is voor het opstellen van de ramingen van het Parlement voor de ontwerpbegroting in de context van de jaarlijkse procedure,

F.  overwegende dat de invloed van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op rubriek 5 in 2012 stabiel zou moeten worden, hoewel bijvoorbeeld de EDEO een invloed zal hebben die op dit moment nog moeilijk kan worden gekwantificeerd,

G.  overwegende dat de uitbreiding, met de voor 2013 geplande toetreding van Kroatië, van invloed zal zijn op de begroting voor 2012, met name wat middelen voor de nieuwe leden en de werving van personeel betreft,

H.  overwegende dat de begrotingsautoriteit de laatste jaren heeft ingestemd met een voorzichtige aanpak van administratieve uitgaven, zodat aanzienlijke marges zijn overgebleven onder het plafond van rubriek 5,

I.  overwegende dat het plafond voor rubriek 5 van het meerjarig financieel kader (MFK) voor de begroting van de EU voor 2012, 8 754 miljoen EUR bedraagt (hetgeen een stijging betekent van 340 miljoen EUR, of 4%, in vergelijking met 2011, waaronder 2% wegens inflatie),

J.  overwegende dat het Europees Parlement in zijn hoedanigheid van medewetgever heeft besloten een redelijk evenwicht te vinden tussen zijn personeel en zijn nieuwe bevoegdheden als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (19,67% van het totaal van rubriek 5 in 2009, 19,99% in 2010 en 20,03% in 2011),

K.  overwegende dat het van essentieel belang is om ontwikkelingen in rubriek 5 in heel 2011 te volgen, om een gepaste voorspelling te maken voor de komende begrotingen,

L.  overwegende dat het Bureau bij besluit van 24 maart 2010 het gebouwenbeleid van het Europees Parlement voor de middellange termijn heeft vastgesteld, waarin enkele essentiële parameters zijn geformuleerd voor zijn toekomstige vastgoedbeleid; overwegende dat het Parlement als deel van dat beleid heeft besloten om voorrang te verlenen aan de aanschaf van gebouwen (indien redelijk), gericht op geografische concentratie op de werklocaties van het Parlement; overwegende dat vooruitbetaling met het oog op de vermindering van de financieringskosten één van de hoofdprioriteiten blijft voor de toekomst,

Algemeen kader en prioriteiten voor de begroting van 2012

1.  wijst op de moeilijke situatie met betrekking tot het uitgavenplafond van rubriek 5 voor 2012 en is zich volledig bewust van het feit dat de instellingen problemen kunnen ondervinden wanneer zij bij de vereiste financiering van alle behoeften de begrotingsdiscipline moeten handhaven en zelfbeheersing moeten betrachten om te voldoen aan het meerjarig financieel kader;

2.  stelt wetgeving van het hoogste niveau als beginsel, teneinde ervoor te zorgen dat op passende wijze wordt gereageerd op de huidige politieke uitdagingen, waarvoor de consolidatie is vereist van de middelen die noodzakelijk zijn voor het nieuwe interinstitutionele kader dat is voortgevloeid uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon; is van mening dat de begroting van het Europees Parlement en de overige instellingen voor 2012 een consoliderende begroting moet zijn, niet in de laatste plaats omdat zij ook kan dienen als referentie voor het volgende meerjarig financieel kader;

3.  wijst erop dat deze consolidatie-inspanning niet ten koste mag gaan van investeringen (bijvoorbeeld in technologie) die op langere termijn besparingen zouden opleveren;

4.  beschouwt de beginselen van goed beheer (artikel 27 van het Financieel Reglement), namelijk zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid, als een andere prioriteit; is van mening dat deze beginselen, in de geest van verantwoordelijkheid , aanwezig en duidelijk zichtbaar moeten zijn in de begrotingen van het Europees Parlement en de overige instellingen, evenals in hun organisatiecultuur; is tevens van mening dat bij de tenuitvoerlegging van de verschillende beleidslijnen met de behaalde resultaten rekening moet worden gehouden en dat de variabele uitgaven waar mogelijk en indien hun omvang dit vereist, regelmatig moeten worden onderworpen aan een kosten-batenanalyse;

5.  is van mening dat de instellingen ingevolge de toepassing van deze beginselen bezuinigingsplannen zouden moeten voorstellen; is van mening dat in dit verband moet worden nagedacht over de voordelen van centralisatie, teneinde te komen tot schaalvoordelen (bijvoorbeeld gecentraliseerde inkoop, diensten die door de instellingen worden gedeeld), alsmede over hetgeen gedecentraliseerd moet blijven, of worden;

6.  is van mening dat de toepassing van de beginselen van goed beheer moet resulteren in nauwkeurigheid, eenvoud, duidelijkheid en transparantie; verzoekt in dit verband dat voor iedere instelling een organigram wordt ingediend, samen met de respectieve kosten van iedere component; verzoekt bovendien dat iedere uitgave duidelijk wordt gespecificeerd en gerechtvaardigd, met een duidelijk onderscheid tussen vaste en variabele kosten teneinde te voldoen aan de beginselen van een „zero-based”-begroting;

7.  overweegt dat de begroting van het Europees Parlement en de begrotingen van de overige instellingen uiterlijk met ingang van het volgende meerjarig financieel kader het resultaat zouden moeten zijn van meerjarige planning voor de duur van dat kader;

8.  wijst erop dat op interinstitutioneel niveau de noodzakelijke voorbereidingen dienen te worden getroffen om, met het oog op de mogelijke uitbreiding van de EU, gereed te zijn voor de ontvangst van personeel uit Kroatië;

9.  is van mening dat het Europees Parlement en de overige instellingen twee maal per jaar een verslag zouden moeten uitbrengen met betrekking tot de uitvoering van hun eigen begrotingen, met daarin details inzake de uitvoering van iedere begrotingspost;

10.  is van mening dat milieubeleid en EMAS(5) deel zouden moeten uitmaken van de cultuur van het Europees Parlement en de overige instellingen en dat met dat doel maatregelen tot vermindering van gebruik van papier, energie, water en uitstoot zouden moeten worden voorgelegd;

11.  wijst er eens te meer op dat interinstitutionele samenwerking, waar mogelijk en gepast, essentieel is voor het uitwisselen van beste praktijken die doeltreffendheid bevorderen en bezuinigingen mogelijk maken; is van mening dat interinstitutionele samenwerking zou moeten worden verbeterd ten aanzien van vertaal- en tolkendiensten, werving (EPSO) en EMAS, en zou moeten worden uitgebreid tot andere terreinen; wenst dat het freelance vertaalwerk en de rol van het Vertaalbureau grondig worden herzien;

12.  herinnert aan de noodzaak van een volledig geïntegreerd kennisbeheersysteem; verwelkomt de informatie die door de administratie is verstrekt over het kennisbeheersysteem; wenst een voortgangsverslag te ontvangen over de vele informatiebronnen en -systemen waarover de leden kunnen beschikken; pleit voor de vaststelling van een duidelijk tijdschema voor het ontwerp van een prototype; onderstreept de noodzaak van snelle tenuitvoerlegging van een beleid voor classificatie en indexering; verlangt informatie over de wijze waarop dit systeem gemakkelijk toegankelijk gemaakt kan worden voor de Europese burgers;

13.  onderstreept het belang voor het Europees Parlement en de overige instellingen om een ambitieus en verstrekkend digitaal beleid vast te stellen, met name ten aanzien van de instrumenten van Web 2.0 en in het bijzonder de sociale netwerken, om de band tussen Europa en de burgers te versterken; is verder van oordeel dat het Parlement en de overige instellingen een strategie voor e-governance dienen te ontwikkelen; roept op tot telewerken waar dit passend is; verzoekt het Bureau om de invoering van een systeem voor cloud computing te overwegen om de bedrijfskosten van het computersysteem te beperken en de prestaties ervan te verbeteren en om meer mobiliteit te brengen in het werk van het Parlement;

14.  benadrukt dat financiële memoranda en soortgelijke kostenanalysen van cruciaal belang zijn voor de besluitvorming binnen de instelling; blijft erbij dat deze documenten op stelselmatige wijze gebruikt zouden moeten worden en dat hierin de terugkerende en eenmalige kosten (dat wil zeggen de vaste en de variabele kosten) zouden moeten worden vastgesteld die aan iedere specifieke maatregel verbonden zijn;

15.  vraagt dat gebruik wordt gemaakt van herindeling en hernieuwde scholing van personeel teneinde de mobiliteit te bevorderen; doet de aanbeveling dat nieuw personeel slechts wordt geworven indien interne herschikking- en trainingprocedures niet hebben geleid tot resultaat en de optie om externe dienstverlening in te kopen niet geschikt is;

16.  is van mening dat alle instellingen die worden beïnvloed door de toetreding van Kroatië zouden moeten komen tot een gezamenlijke en gecoördineerde strategie voor de uitvoering van de begroting; verzoekt dat een raming wordt gemaakt van de gevolgen voor rubriek 5;

17.  is van mening dat alle instellingen een actief non-discriminatiebeleid moeten voeren en hun gebouwen en personeelsbeleid moeten aanpassen zodat goede toegankelijkheid voor mensen met een handicap is verzekerd;

18.  benadrukt dat het Europees Parlement en de andere Europese instellingen in de huidige context van economische crisis, een zware staatsschuldenlast en bezuinigingen om de nationale begrotingen op orde te krijgen, verantwoordelijkheid en zelfbeheersing op budgettair gebied moeten tonen;

Parlement

19.  is van mening dat het Europees Parlement tot doel zou moeten hebben om wetgeving op hoog niveau te ontwikkelen en dat alle hiervoor benodigde middelen beschikbaar zouden moeten zijn, met nakoming van de budgettaire restricties;

20.  is van mening dat het Parlement verantwoordelijkheid en zelfbeheersing op budgettair gebied moet tonen door in de buurt van het inflatiepercentage te blijven; volgens de interinstitutionele richtsnoeren moet in de behoeften die samenhangen met de uitbreiding worden voorzien met een nota van wijzigingen of een gewijzigde begroting; de behoeften voor de 18 nieuwe EP-leden na het Verdrag van Lissabon moeten worden opgenomen door middel van een nota van wijzigingen of een gewijzigde begroting;

21.  is van mening dat de extra personele middelen die aan de administratie van het Europees Parlement zijn toegekend om de nieuwe uitdagingen van het Verdrag van Lissabon het hoofd te bieden, nu een fase van consolidatie moeten ingaan; wijst er met nadruk op dat de organisatiestructuren zodanig moeten zijn dat zij de vorming van synergieën bevorderen door een beroep te doen op de deskundigheid van bestaande gespecialiseerde eenheden;

22.  wijst erop dat de begroting van het Europees Parlement voor 2011, 1 685 miljoen EUR bedraagt, hetgeen 20,03% vertegenwoordigt van rubriek 5;

23.  verwacht van het Bureau dat het bij de voorlegging van de ramingen realistische eisen stelt; is bereid om de voorstellen van het Bureau op basis van de behoeften en een behoedzame aanpak te bestuderen teneinde een correcte en efficiënte werking van de instelling te verzekeren; benadrukt dat de nota van wijzigingen die het Bureau in september aan de Begrotingscommissie heeft voorgelegd ten doel heeft rekening te houden met behoeften die bij de opstelling van de ramingen nog niet waren voorzien en benadrukt dat zij niet gezien moet worden als mogelijkheid om ramingen te herzien waarover men het eerder eens is geworden; volgens de interinstitutionele richtsnoeren moet in de behoeften die samenhangen met de uitbreiding worden voorzien met een nota van wijzigingen of een gewijzigde begroting; de behoeften voor de 18 nieuwe EP-leden na het Verdrag van Lissabon moeten worden opgenomen door middel van een nota van wijzigingen of een gewijzigde begroting;

24.  dringt aan op een gedetailleerd en helder overzicht van de begrotingsonderdelen waarbij in 2010 sprake was van onderbesteding en spreekt de hoop uit zich spoedig over de oorzaken daarvan te kunnen beraden; wenst tevens een overzicht te ontvangen van alle in 2010 overgedragen kredieten en van de wijze waarop deze zijn besteed, evenals een geactualiseerde lijst van de definitieve bestemmingsontvangsten in vergelijking met de gebudgetteerde bedragen;

25.  overweegt dat de leden van het Europees Parlement toegang moeten krijgen tot hoogwaardige dienstverlening om hun taak op gelijke voet te kunnen uitoefenen; benadrukt derhalve het belang van een gelijke behandeling van leden van alle nationaliteiten en talen wat betreft de mogelijkheid hun taken en politieke werkzaamheid uit te oefenen in hun eigen taal, als zij daarvoor kiezen; vindt bijvoorbeeld het gebrek aan vertolking in commissievergaderingen onaanvaardbaar; meent dat het beginsel van goed financieel beheer ook van toepassing moet zijn op tolk- en vertaaldiensten;

26.  is tevens van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om flexibeler vertolkingsfaciliteiten te kunnen aanbieden, een essentiële factor om optimaal te kunnen functioneren, en merkt op dat de ontstane problemen en financiële verspilling in veel gevallen zouden kunnen worden voorkomen indien de mogelijkheid zou kunnen worden geboden om de benodigde talencombinaties op korte termijn aan te passen op basis van de reële deelnemers aan een vergadering in plaats van de geplande presentielijst;

27.  dringt aan op een grondige herziening waarbij de Europese burgers recht hebben op vrije toegang om hun Europese vertegenwoordigers te ontmoeten, in combinatie met de dringende noodzaak de veiligheid van de mensen die bij de instellingen werken te garanderen; verzoekt de secretaris-generaal hierover voor 30 juni 2011 verslag uit te brengen;

28.  is van mening dat, zoals eerder besloten, een volledig functionerende wifi-dienst moet worden ingesteld zodat de doelstelling van vermindering van het papiergebruik kan worden behaald; overweegt dat het gebruik van videoconferenties voor vergaderingen zou moeten worden bevorderd, evenals het gebruik van nieuwe milieuvriendelijke technologieën; verzoekt om een kosten-batenanalyse van deze maatregelen;

29.  wijst er met betrekking tot het gebouwenbeleid op dat het Europees Parlement er naar streeft het gebruik van de bestaande ruimte te rationaliseren en kostenbesparingen en schaalvoordelen te behalen; wijst erop dat het project voor de KAD-uitbreiding dat momenteel gaande is en waarvan de kosten worden geraamd op ongeveer 549,6 miljoen EUR (in prijzen van 2016), het mogelijk maakt de administratie van het Parlement geografisch te concentreren in Luxemburg, en dat alle overige gebouwen die momenteel in Luxemburg worden gehuurd, geleidelijk zullen worden verlaten, waardoor wezenlijke bezuinigingen kunnen worden gerealiseerd wanneer het project eenmaal is afgerond; vestigt de aandacht op het feit dat de financiering van dit bouwproject wellicht vereist dat speciale juridische structuren worden opgezet (een „special purpose vehicle”), aangezien het Financieel Reglement rechtstreekse leningen verbiedt, en dat kostenbesparingen zouden kunnen worden bereikt indien dit project rechtstreeks uit de begroting of middels een rechtstreekse lening zou worden gefinancierd, hetgeen duidelijk de noodzaak aantoont om aanpassingen door te voeren in het Financieel Reglement om een meer transparante en meer rechtstreekse uitvoering van toekomstige bouwprojecten te waarborgen;

30.  begroet de besluiten die het Bureau op 24 maart 2010 heeft genomen; pleit nogmaals voor de ontwikkeling van een vastgoedstrategie voor de middellange en lange termijn; is van mening dat deze strategie gericht moet zijn op de beste oplossing, waarbij rekening wordt gehouden met de beginselen van goed beheer en de noodzaak een afweging te maken tussen meerdere opties en alternatieve financieringsmogelijkheden; vestigt de aandacht op het voorstel in bovengenoemd besluit om bestemmingsontvangsten van de Belgische regering te gebruiken voor investeringen in infrastructuur voor nieuwe kantoorruimte voor medewerkers van de leden; wenst nadere informatie te ontvangen over het gebruik van deze bestemmingsontvangsten voor dit doel en over alternatieve opties, voordat een besluit wordt genomen;

31.  onderstreept dat er behoefte is aan meer informatie over het Huis van de Europese geschiedenis; wenst met name dat de Begrotingscommissie een gedetailleerd bedrijfsplan wordt voorgelegd; wijst nogmaals op de noodzaak informatie te ontvangen over de totale kosten van dit project en de toekomstige financiële en wettelijke gevolgen voor het EP en vraagt ook meer informatie over de al sinds 2009 lopende prijsvraag voor een architectuurontwerp; benadrukt dat voor alle besluiten betreffende dit project de normale parlementaire procedure geldt;

32.  meent dat, zoals bij alle grote organisaties, soms behoefte bestaat aan een onafhankelijke externe visie op de wijze waarop de middelen worden gebruikt en het werk wordt georganiseerd, en dat dit nuttig kan zijn als er correct mee wordt omgegaan; onderstreept dat een politieke Europese instelling zoals het Parlement weliswaar uniek van aard is, maar meent toch dat op langere termijn overwogen moet worden een dergelijke externe analyse van zijn organisatie en beheer uit te laten voeren; is van mening dat in 2012 een of enkele specifieke sectoren voor een dergelijk onderzoek in aanmerking zouden kunnen komen;

33.  wijst erop dat het informatie- en communicatiebeleid van het Europees Parlement belangrijk is en alle Europese burgers zou moeten bereiken en hen beter in staat zou moeten stellen om een directe dialoog met het Parlement aan te gaan, en verzoekt derhalve dat de met dit beleid behaalde resultaten worden geëvalueerd;

34.  steunt alle inspanningen om de systemen met financiële softwaretoepassingen van het Europees Parlement te moderniseren;

35.  juicht alle inspanningen om een meer doeltreffend en professioneel personeelsbeleid te voeren toe, waaronder herindeling van personeel binnen en tussen directoraten-generaal;

36.  overweegt dat follow-upactiviteiten belangrijk zijn met betrekking tot een aantal soorten beleid met financiële gevolgen, zoals EMAS, openbare aanbestedingen en maatregelen die voortvloeien uit aanbevelingen in het kader van de kwijting voor de begroting; benadrukt de noodzaak van voortdurende follow-up en analyse van de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement in algemene zin;

37.  zet vraagtekens bij het voorstel om een Unit voor de beoordeling van Europese toegevoegde waarde te vormen om de kosten van het achterwege blijven van Europees optreden te berekenen; betwijfelt dat een dergelijk bureau nodig is; wenst meer gedetailleerde informatie te ontvangen over de vorming van dit bureau;

Overige instellingen

38.  dringt aan op het indienen van realistische en op kosten gebaseerde begrotingsverzoeken van de overige instellingen, waarin serieus rekening wordt gehouden met de noodzaak de schaarse beschikbare middelen optimaal te beheren; is ingenomen met de instelling van een nieuwe afdeling X in de EU-begroting voor de Europese dienst voor extern optreden, met een toegekend bedrag van 464 miljoen EUR, is bereid de behoeften van de EDEO met betrekking tot zowel vastgoed als personeel te onderzoeken en is vastbesloten om de invloed ervan op rubriek 5 nauwlettend te volgen, aangezien de oprichting ervan begrotingsneutraal moet zijn; is niet bereid de behoeften van de bestaande instellingen in gevaar te brengen;

39.  is van mening dat inlassing van een nieuwe Afdeling X in de EU-begroting voor de Europese Dienst voor extern optreden beantwoordt aan de noodzaak om de Europese Unie een institutioneel kader te geven dat, tezamen met de nieuwe bepalingen van het GBVB/GVDB, de grondslag kan leggen voor de aspiraties van de EU op het gebied van het buitenlands beleid;

o
o   o

40.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de EDEO.

(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17.
(3) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(4) PB C 303 van 9.11.2010, blz. 1.
(5) Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (PB L 114 van 24.4.2001, blz. 1).

Juridische mededeling - Privacybeleid