Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2510(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B7-0191/2011

Ingediende teksten :

B7-0191/2011

Debatten :

Stemmingen :

PV 10/03/2011 - 9.1
CRE 10/03/2011 - 9.1
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0094

Aangenomen teksten
PDF 128kWORD 52k
Donderdag 10 maart 2011 - Straatsburg
Mediawet in Hongarije
P7_TA(2011)0094B7-0191/2011

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2011 over de mediawet in Hongarije

Het Europees Parlement,

–  gelet op de artikelen 2, 3, 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), de artikelen 49, 56, 114, 167 en 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 10 van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens (EVRM) met betrekking tot de eerbiediging, bevordering en bescherming van de grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie en het recht op pluriformiteit van de media,

–  gelet op Richtlijn 2010/13/EU van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten),

–  gezien het Europees Handvest voor de persvrijheid van 25 mei 2009, het werkdocument van de Commissie over de pluriformiteit van de media in de EU-lidstaten (SEC(2007)0032), de door de Commissie uitgewerkte driestappenaanpak voor de pluriformiteit van de media en het namens de Commissie verrichte en in 2009 afgeronde onafhankelijke onderzoek,

–  onder verwijzing naar zijn resoluties van 22 april 2004 over de risico's van schending in de EU en met name in Italië van de vrijheid van meningsuiting en informatie(1), van 25 september 2008 over concentratie en pluralisme in de media in de Europese Unie(2), en van 7 september 2010 over journalistiek en nieuwe media – totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa(3),

–  gezien de verklaringen van de Commissie, de ingediende parlementaire vragen en de debatten in het Europees Parlement op 8 oktober 2009, over de vrijheid van informatie in Italië, en op 8 september 2010, en de discussies op 17 januari 2011 in de gezamenlijke vergadering van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie cultuur en onderwijs over de mediawet in Hongarije,

–  gezien het besluit van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken om het Bureau voor de grondrechten te verzoeken een vergelijkend jaarverslag over de situatie van de mediavrijheid, pluriformiteit en onafhankelijk bestuur in de EU-lidstaten, inclusief indicatoren, op te stellen,

–  gezien het Unesco-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, met name de artikelen 5, lid 2, 7 en 11,

–  gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Europese Unie stoelt op de waarden van democratie en de rechtsstaat die zijn vastgelegd in artikel 2 van het VEU, en bijgevolg de vrijheid van meningsuiting en informatie waarborgt en bevordert, zoals bepaald in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten en in artikel 10 van het EVRM, en de juridische waarde erkent van de rechten, vrijheden en beginselen zoals opgenomen in het Handvest van de grondrechten, wat zij ook heeft aangetoond door toetreding tot het EVRM, waarvoor mediavrijheid en pluriformiteit van de media een essentiële voorwaarde vormen, en overwegende dat deze rechten de vrijheid van meningsuiting inhouden alsook de vrijheid om informatie te ontvangen en te verspreiden zonder controle, inmenging of druk van de overheid,

B.  overwegende dat ernstige bezorgdheid blijft bestaan over de pluriformiteit en de vrijheid van de media in de EU en haar lidstaten, met name in Italië, Bulgarije, Roemenië, Tsjechië en Estland, wat werd benadrukt door de kritiek die onlangs op de tussen juni en december 2010 in Hongarije ingevoerde mediawet werd geuit door internationale organisaties zoals de OVSE en de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa, een groot aantal nationale en internationale beroepsorganisaties van journalisten, uitgevers, ngo's op het gebied van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden, alsook door de lidstaten en de Commissie,

C.  overwegende dat de Commissie haar twijfels heeft geuit en de Hongaarse regering om informatie heeft verzocht over de conformiteit van de Hongaarse mediawet met de richtlijn audiovisuele mediadiensten en de EU-wetgeving in het algemeen, in het bijzonder wat betreft de verplichting tot evenwichtige berichtgeving voor alle aanbieders van audiovisuele mediadiensten, en zich ook heeft afgevraagd of de wet in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel en het fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting en informatie zoals bepaald in artikel 11 van het Europees Handvest van de grondrechten, het beginsel van het land van oorsprong en de registratieverplichtingen eerbiedigt, en overwegende dat de Hongaarse regering in reactie hierop nadere informatie heeft verschaft en de procedure heeft opgestart om de wet aan te passen om zo de door de Commissie aangekaarte kwesties aan te pakken,

D.  overwegende dat de OVSE ernstige bezwaren heeft geuit over de (materiële en geografische) reikwijdte van de Hongaarse wetten, de vrijheid van meningsuiting en de regels betreffende de inhoud, de benoeming van een en dezelfde persoon tot nationale media- en telecommunicatieautoriteit en de naleving van de beginselen voor de publieke omroep(4), en heeft aangegeven dat de nieuwe wetgeving de pluriformiteit van de media in gevaar brengt, een einde maakt aan de politieke en financiële onafhankelijkheid van de publiekrechtelijke media en de negatieve kenmerken voor de vrije media op lange termijn vastlegt, en overwegende dat de mediaraad en -autoriteit politiek homogeen zijn(5) en een verregaande en gecentraliseerde politieke en regeringscontrole op alle media uitoefenen; overwegende dat verder bezorgdheid werd geuit over onder meer de onevenredige en uiterst strenge straffen die om betwistbare en niet helder omschreven redenen kunnen worden opgelegd, het ontbreken van een procedure voor de automatische opschorting van straffen in geval van een beroepsprocedure tegen een uitspraak van de media-autoriteit, de schending van het beginsel van de vertrouwelijkheid van de bronnen van journalisten en de bescherming van gezinswaarden,

E.  overwegende dat het de ernstige bezwaren van de OVSE deelt over de politiek homogene samenstelling van de mediaraad en -autoriteit, over de duur van het mandaat, over de uitoefening van een verregaande en gecentraliseerde politieke en regeringscontrole op alle media, over het feit dat de meest problematische kenmerken van de wetgeving in strijd zijn met de normen van de OVSE en de internationale normen betreffende de vrijheid van meningsuiting, bijvoorbeeld doordat een einde wordt gemaakt aan de politieke en financiële onafhankelijkheid van de publiekrechtelijke media, over de (materiële en geografische) reikwijdte van de regelgeving en over het besluit om kernbegrippen niet te definiëren, zodat journalisten onmogelijk kunnen weten wanneer zij mogelijk de wet overtreden,

F.  overwegende dat de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa de Hongaarse autoriteiten heeft verzocht om bij de herziening van de mediawet rekening te houden met de normen van de Raad van Europa betreffende de vrijheid van meningsuiting en de pluriformiteit van de media, de aanbevelingen ter zake van het Comité van Ministers en de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, en met name de bindende voorschriften in het EVRM en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens; overwegende dat hij in dit verband heeft gewezen op het gebruik van onduidelijke definities die verkeerd zouden kunnen worden geïnterpreteerd, de invoering van een politiek onevenwichtig regelgevingsstelsel met onevenredige bevoegdheden dat niet aan volledige rechterlijke controle is onderworpen, de gevaren voor de onafhankelijkheid van de publieke omroep en de uitholling van de bescherming van de bronnen van journalisten; overwegende dat hij ook heeft benadrukt dat alle betrokkenen, met inbegrip van de oppositie en het maatschappelijk middenveld, een bijdrage van betekenis moeten kunnen leveren aan de herziening van deze wetgeving, die betrekking heeft op een essentieel aspect van de werking van een democratische maatschappij(6),

G.  overwegende dat de Commissaris voor de Mensenrechten in een tweede advies, uitgebracht op 25 februari 2011, een algemene herziening van de Hongaarse mediawetgeving heeft aanbevolen, met onder meer als doel opnieuw precieze regelgeving in te voeren waarmee pluralistische en onafhankelijke media worden bevorderd en de waarborgen worden versterkt dat de regelgevingsmechanismen immuun zijn voor politieke invloed(7); overwegende dat hij verder verklaarde dat de media in Hongarije hun rol moeten kunnen vervullen als waakhond in een pluralistische democratische samenleving en dat Hongarije, om dit te bereiken, zich moet houden aan zijn verplichtingen als lid van de Raad van Europa en optimaal gebruik moet maken van de deskundigheid van deze organisatie op het vlak van de vrijheid van meningsuiting en de onafhankelijkheid en pluriformiteit van de media,

H.  overwegende dat de Hongaarse mediawet dan ook met spoed moet worden opgeschort en herzien op basis van de opmerkingen en voorstellen van de Commissie, de OVSE en de Raad van Europa, om ervoor te zorgen dat deze volledig in overeenstemming is met het EU-recht en de Europese normen en waarden betreffende mediavrijheid, pluriformiteit en onafhankelijk mediabestuur,

I.  overwegende dat het Parlement herhaaldelijk heeft aangedrongen op een richtlijn betreffende mediavrijheid, pluriformiteit en onafhankelijk bestuur, maar dat de Commissie tot dusver nog niet is gekomen met een voorstel, dat steeds noodzakelijker en dringender wordt,

J.  overwegende dat de criteria van Kopenhagen voor het EU-lidmaatschap, zoals vastgesteld in juni 1993 tijdens de Europese Raad van Kopenhagen, voor wat betreft de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting door alle lidstaten van de EU in acht moeten worden genomen en middels relevante EU-wetgeving ten uitvoer moeten worden gelegd,

K.  overwegende dat het Hof van Justitie in de paragrafen 45 en 46 van zijn arrest in de gevoegde zaken C-39/05 P en C-52/05 P heeft geconcludeerd dat toegang tot informatie een betere deelneming van de burgers aan het besluitvormingsproces mogelijk maakt en leidt tot een grotere legitimiteit, meer doelmatigheid en meer verantwoordelijkheid van de administratie ten opzichte van de burgers binnen een democratisch systeem en een voorwaarde is voor een doeltreffende uitoefening van de democratische rechten van de burgers,

1.  verzoekt de Hongaarse autoriteiten de onafhankelijkheid van het mediabestuur te herstellen en een einde te maken aan staatsbemoeienis op het vlak van de vrijheid van meningsuiting en „evenwichtige berichtgeving”, en is van mening dat te veel regels voor de media een averechts effect hebben en de daadwerkelijke pluriformiteit in de openbare ruimte in gevaar brengen;

2.  is verheugd over de samenwerking van de Commissie met de Hongaarse autoriteiten om de Hongaarse mediawet in overeenstemming te brengen met de verdragen en de wetgeving van de EU, en over het opstarten van de wijzigingsprocedure op nationaal niveau;

3.  betreurt het besluit van de Commissie zich slechts op drie punten te concentreren in verband met de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving door Hongarije en het ontbreken van een verwijzing naar artikel 30 van de richtlijn audiovisuele mediadiensten, met als gevolg dat de eigen bevoegdheid van de Commissie om na te gaan of Hongarije het Handvest van de grondrechten bij de implementatie van EU-wetgeving naleeft, wordt beknot; dringt er bij de Commissie op aan onderzoek te doen naar de naleving door Hongarije van de aansprakelijkheidsregeling van Richtlijn 2000/31/EG inzake elektronische handel alsook naar de omzetting door Hongarije van de kaderbesluiten van de EU ter bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat middels het strafrecht (2008/913/JBZ) en ter bestrijding van terrorisme (2008/919/JBZ), die verwijzingen naar de vrijheid van meningsuiting en omzeilingen van de regels inzake mediavrijheid bevatten;

4.  roept de Commissie op van nabij toezicht te blijven houden op en te zorgen voor de beoordeling van de conformiteit van de gewijzigde Hongaarse mediawet met de Europese regelgeving, en met name met het Handvest van de grondrechten;

5.  dringt er bij de Hongaarse autoriteiten op aan alle belanghebbenden te betrekken bij de herziening van de mediawet en de grondwet, welke laatstgenoemde de grondslag vormt voor een op de rechtsstaat gebaseerde democratische samenleving met een evenwichtige machtsverdeling ten einde de grondrechten van de minderheid te beschermen tegen het gevaar van tirannie van de meerderheid;

6.  verzoekt de Commissie te handelen op basis van artikel 265 van het VWEU door overeenkomstig artikel 225 van het VWEU vóór het eind van het jaar een wetgevingsinitiatief voor te stellen inzake mediavrijheid, pluriformiteit en onafhankelijk bestuur, aldus de tekortkomingen van het wetgevingskader van de EU voor de media weg te nemen en hierbij gebruik te maken van haar bevoegdheden op het gebied van de interne markt, audiovisueel beleid, mededinging, telecommunicatie, overheidssubsidies, openbaredienstverplichting en de grondrechten van eenieder die op het grondgebied van de EU verblijft, met het oog op de vaststelling van ten minste essentiële minimumnormen die alle lidstaten in hun nationale wetgeving in acht moeten nemen en moeten naleven om de vrijheid van informatie, een passend pluriformiteitsniveau van de media en een onafhankelijk mediabestuur te verzekeren, te waarborgen en te bevorderen;

7.  dringt er bij de Hongaarse autoriteiten op aan om de mediawet verder te herzien op basis van de opmerkingen en voorstellen van het Europees Parlement, de Commissie, de OVSE en de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa, de aanbevelingen van het Comité van Ministers en de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa en de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof voor de rechten van de mens, en om, mocht de wet onverenigbaar worden geacht met de letter of de geest van de verdragen of het EU-recht, het Handvest van de grondrechten of het EVRM, de wet of de onverenigbaar geachte onderdelen ervan in te trekken en niet toe te passen;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, het Bureau voor de grondrechten, de OVSE en de Raad van Europa.

(1) PB C 104 E van 30.4.2004, blz. 1026.
(2) PB C 8 E van 14.1.2010, blz. 85.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0307.
(4) Analyse en beoordeling van Hongaarse wetgeving en wetgevingsvoorstellen over de media en telecommunicatie, voorbereid door dr. Karol Jakubowicz voor de OVSE.
(5) Brief van 14 januari 2010 van de vertegenwoordiger van de OVSE over vrijheid van de media aan de voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.
(6) http://www.coe.int/t/commissioner/News/2011/110201Hungary_en.asp.
(7) https://wcd.coe.int/wcd/ViewDoc.jsp?id=1751289.

Juridische mededeling - Privacybeleid