Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/0165(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0085/2011

Ingediende teksten :

A7-0085/2011

Debatten :

PV 04/04/2011 - 14
CRE 04/04/2011 - 14

Stemmingen :

PV 06/04/2011 - 8.9
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0136

Aangenomen teksten
PDF 620kWORD 409k
Woensdag 6 april 2011 - Straatsburg
Minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming ***I
P7_TA(2011)0136A7-0085/2011
Resolutie
 Geconsolideerde tekst
 Bijlage
 Bijlage
 Bijlage

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 6 april 2011 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming (herschikking) (COM(2009)0554 – C7-0248/2009 – 2009/0165(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure – herschikking)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2009)0554),

–  gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 63, eerste alinea, punt 1, onder d) en punt 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7–0248/2009),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),

–  gelet op artikel 294, lid 3, en artikel 78, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 28 april 2010(1),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten(2),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 maart 2009 over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel(3),

–  gezien de brief d.d. 2 februari 2010 van de Commissie juridische zaken aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken overeenkomstig artikel 87, lid 3, van zijn Reglement,

–  gelet op de artikelen 87 en 55 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0085/2011),

A.  overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld, en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande besluiten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen,

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast, rekening houdend met de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1) PB C 18 van 19.1.2011, blz. 85.
(2) PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.
(3) PB C 87 E van 1.4.2010, blz. 10.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 6 april 2011 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2011/…/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming (herschikking)
P7_TC1-COD(2009)0165

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd(3). Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)  Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die onder druk van de omstandigheden op wettige wijze in de Unie bescherming zoeken.

(3)  De Europese Raad is bij zijn bijzondere bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 (hierna „het Verdrag van Genève” genoemd), en aldus het beginsel van non-refoulement te bekrachtigen en ervoor te zorgen dat niemand wordt teruggestuurd naar het land van vervolging.

(4)  Volgens de Conclusies van Tampere moesten in het kader van dit stelsel op korte termijn gemeenschappelijke normen voor een eerlijke en doeltreffende asielprocedure worden opgesteld en op de langere termijn communautaire regels worden geformuleerd die leiden tot een gemeenschappelijke asielprocedure in de Europese Gemeenschap.

(5)  Richtlijn 2005/85/EG was een eerste maatregel op het gebied van asielprocedures.

(6)  De eerste fase van de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel is thans gerealiseerd. De Europese Raad van 4 november 2004 heeft het Haags programma aangenomen, waarin de doelstellingen zijn opgenomen die in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid moeten worden uitgevoerd in de periode 2005-2010. In het Haags programma werd de Europese Commissie verzocht om de evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te sluiten en om voorstellen voor instrumenten en maatregelen van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen teneinde deze vóór eind 2010 te kunnen aannemen. Volgens het Haags programma moet de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel leiden tot de invoering van een gemeenschappelijke asielprocedure en een in de gehele Unie geldige uniforme status.

(7)  In het op 16 oktober 2008 aangenomen Europees migratie- en asielpact constateerde de Europese Raad dat er tussen de lidstaten nog altijd grote verschillen bestaan wat het verlenen van bescherming betreft en drong hij aan op nieuwe initiatieven, waaronder een voorstel voor de vaststelling van een enkele asielprocedure met gemeenschappelijke waarborgen, om de in het Haags programma gevraagde totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel te voltooien.

(8)  Het is nodig dat de middelen van het Europees Vluchtelingenfonds en van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken ▌worden ingezet, onder meer om de inspanningen van de lidstaten betreffende de tenuitvoerlegging van de normen van de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel adequaat te ondersteunen, met name de lidstaten waarvan de asielstelsels in het bijzonder door geografische of demografische omstandigheden specifiek en onevenredig onder druk staan. Het is ook nodig dat in landen die, gelet op hun inwonertal, een onevenredig groot aantal asielverzoeken ontvangen, onverwijld financiële steun en adminstratieve/technische steun via het Europees Vluchtelingenfonds en het Europees Ondersteuningsbureau beschikbaar wordt gesteld om ze in staat te stellen de richtlijn na te leven. [Am. 1]

(9)  Met het oog op een grondige en doeltreffende evaluatie van de behoefte aan internationale bescherming van verzoekers in de zin van Richtlijn […./../EU] [inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, en de inhoud van de verleende bescherming (de erkenningsrichtlijn)] moet het uniale rechtskader betreffende procedures voor het verlenen van internationale bescherming gebaseerd zijn op het begrip „een enkele asielprocedure”.

(10)  Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om verdere minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming te ontwikkelen met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke asielprocedure in de Unie.

(11)  Onderlinge afstemming van de regels betreffende de procedures voor de verlening of intrekking van internationale bescherming zou moeten helpen om de secundaire stromen van personen die om internationale bescherming verzoeken tussen de lidstaten te beperken, indien deze stromen worden veroorzaakt door verschillen in de wetgeving, en zou gelijkwaardige voorwaarden tot stand moeten brengen voor de toepassing van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn] in de lidstaten.

(12)  Het is eigen aan minimumnormen dat het de lidstaten vrij moet staan gunstigere regelingen in te voeren of te handhaven voor onderdanen van derde landen en staatlozen die om internationale bescherming verzoeken, indien wordt verondersteld dat de betrokkene het verzoek indient omdat hij internationale bescherming behoeft in de zin van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn].

(13)  Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze richtlijn beoogt meer bepaald te bevorderen dat de artikelen 1, 4, 18, 19, 21, 24 en 47 van het Handvest worden toegepast en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd. [Am. 2]

(14)  Met betrekking tot de behandeling van personen die onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van de instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn.

(15)  De lidstaten zijn gehouden tot volledige eerbiediging van het beginsel van non-refoulement en het recht op asiel, dat inhoudt dat eenieder binnen hun rechtsgebied die asiel aanvraagt, met inbegrip van degenen die de facto onder het gezag van uniale instantie of instantie van een lidstaat staan, tot de asielprocedure toegelaten moet worden. [Am. 3]

(16)  Het is essentieel dat de beslissingen betreffende verzoeken om internationale bescherming worden genomen op basis van feiten en in eerste instantie door autoriteiten waarvan het personeel op het gebied van asiel- en vluchtelingenzaken een adequate kennis heeft en de nodige opleiding ontvangt. [Am. 4]

(17)  Het is in het belang van zowel de lidstaten als de personen die om internationale bescherming verzoeken dat zo spoedig mogelijk een beslissing wordt genomen inzake verzoeken om internationale bescherming, onverminderd een behoorlijke en volledige behandeling.

(18)  Het begrip „openbare orde” kan onder meer een veroordeling wegens een ernstig misdrijf bestrijken.

(19)  Teneinde ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven als vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van Genève of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt, correct als zodanig worden erkend, moet elke verzoeker daadwerkelijk toegang hebben tot de procedures, in de gelegenheid worden gesteld met de bevoegde autoriteiten samen te werken en te communiceren om de voor zijn zaak relevante feiten uiteen te zetten, en over effectieve procedurele waarborgen beschikken om zijn rechten in alle fasen van de procedure te doen gelden. Voorts moet de procedure voor het onderzoeken van een verzoek om internationale bescherming de verzoeker normaliter ten minste het recht geven om te blijven in afwachting van een definitieve beslissing van de beslissingsautoriteit, alsmede, bij een negatieve beslissing, de tijd die nodig is om een voorziening te vragen, en zolang als de bevoegde rechterlijke instantie zulks toestaat, toegang tot de diensten van een tolk om de eigen zaak uiteen te zetten in geval van een onderhoud met de autoriteiten, de mogelijkheid om contact op te nemen met de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) en met organisaties die advies en raad geven aan personen die om internationale bescherming verzoeken, het recht op passende kennisgeving van een beslissing, motivering van die beslissing in feite en in rechte, de mogelijkheid om een rechtshulpverlener of andere raadsman te raadplegen, en het recht om op beslissende momenten in de procedure te worden ingelicht over zijn rechtspositie, in een taal die hij begrijpt of redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen en, bij een negatieve beslissing, het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie. [Am. 5]

(20)  Met het oog op een daadwerkelijke toegang tot de behandelingsprocedures moeten ambtenaren die het eerst in contact komen met personen die internationale bescherming zoeken, meer bepaald ambtenaren die land- of zeegrenzen bewaken of grenscontroles uitvoeren, instructies krijgen en de nodige opleiding over de wijze waarop verzoeken om internationale bescherming kunnen worden herkend, geregistreerd en doorgestuurd naar de beslissingsautoriteit. Zij moeten onderdanen van derde landen of staatlozen die zich op het grondgebied bevinden, daaronder begrepen aan de grens, in de territoriale wateren of in een transitzone van de lidstaten, en die om internationale bescherming willen verzoeken, alle relevante inlichtingen kunnen verstrekken over waar en hoe verzoeken om internationale bescherming kunnen worden ingediend. Wanneer dergelijke personen zich in de territoriale wateren van een lidstaat bevinden, moeten zij aan land worden gebracht en moeten hun verzoeken worden onderzocht overeenkomstig deze richtlijn. [Am. 6]

(21)  Voor kwetsbare verzoekers, zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, zwangere vrouwen, personen die foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld zoals gendergeweld en kwalijke traditionele praktijken hebben ondergaan of personen met een handicap, moeten bovendien bijzondere procedurele waarborgen worden vastgesteld om de nodige voorwaarden tot stand te brengen voor hun daadwerkelijke toegang tot procedures en voor het aanvoeren van de elementen ter staving van hun verzoek om internationale bescherming. [Am. 7]

(22)  Nationale maatregelen betreffende de herkenning en documentatie van symptomen en tekenen van foltering of andere ernstige vormen van fysiek of psychisch geweld, inclusief seksueel geweld, in onder deze richtlijn vallende procedures moeten onder meer gebaseerd zijn op het Handboek betreffende het effectief onderzoeken en documenteren van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Protocol van Istanboel).

(23)  Met het oog op een werkelijke gelijkheid tussen vrouwelijke en mannelijke verzoekers, moet bij behandelingsprocedures rekening worden gehouden met genderkwesties. Met name het persoonlijke onderhoud moet zodanig worden georganiseerd dat zowel vrouwelijke als mannelijke verzoekers die op basis van gender zijn vervolgd, kunnen spreken over hun vroegere ervaringen, desgewenst met een gesprekspartner van hetzelfde geslacht die speciaal opgeleid is voor het voeren van een onderhoud over vervolging op basis van gender. Er moet terdege rekening worden gehouden met de complexiteit van gendergerelateerde verzoeken in procedures op basis van het begrip veilig derde land, het begrip veilig land van herkomst of het begrip volgende verzoeken. [Am. 8]

(24)  Bij de toepassing van deze richtlijn moeten de lidstaten in eerste instantie de „belangen van het kind” in overweging nemen, conform het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind.

(25)  Procedures betreffende het onderzoeken van de behoefte aan internationale bescherming moeten worden georganiseerd op een wijze die het voor de beslissingsautoriteiten mogelijk maakt verzoeken om internationale bescherming degelijk te behandelen. [Am. 9]

(26)  Indien een verzoeker een volgend verzoek indient zonder nieuwe bewijzen of argumenten voor te leggen, zou het onevenredig zijn de lidstaten te verplichten een volledige nieuwe onderzoeksprocedure te volgen. In dat geval moeten de lidstaten een verzoek als niet-ontvankelijk kunnen afwijzen op grond van het beginsel van het gezag van gewijsde.

(27)  Veel verzoeken om internationale bescherming worden gedaan aan de grens of in een transitzone van een lidstaat voordat een beslissing over de toegang van de verzoeker is genomen. De lidstaten moeten procedures betreffende het onderzoek van de ontvankelijkheid en/of van de grond van de zaak kunnen invoeren om aan de grens of in transitzones een beslissing te kunnen nemen over verzoeken die aldaar worden gedaan.

(28)  Fundamenteel voor de gegrondheid van een verzoek om internationale bescherming is de veiligheid van de verzoeker in zijn land van herkomst. Indien een derde land als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd, moeten de lidstaten het als veilig kunnen aanmerken en aannemen dat het voor een bepaalde verzoeker veilig is, tenzij hij aanwijzingen van het tegendeel kan voorleggen.

(29)  Gezien het bereikte niveau van harmonisatie betreffende de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling, moeten gemeenschappelijke criteria voor het aanmerken van derde landen als veilige landen van herkomst worden vastgesteld.

(30)  De aanmerking van een derde land als veilig land van herkomst in de zin van deze richtlijn kan geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land. De aard van de aan de aanmerking ten grondslag liggende beoordeling impliceert dat er enkel rekening kan worden gehouden met de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden in dat land en met het feit dat actoren van vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de praktijk worden gestraft wanneer zij in het betrokken land schuldig worden bevonden. Om deze reden is het van belang dat, wanneer een verzoeker geldige redenen aanvoert om het land als niet-veilig in zijn bijzondere omstandigheden te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem ter zake doende kan worden beschouwd.

(31)  De lidstaten moeten alle verzoeken onderzoeken op de inhoud, met andere woorden beoordelen of de betrokken verzoeker al dan niet in aanmerking komt voor internationale bescherming overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn], behoudens andere bepalingen in onderhavige richtlijn, met name indien men er zeker van kan zijn dat een ander land het onderzoek zal doen of effectieve bescherming zal verlenen. De lidstaten dienen met name niet te worden verplicht de inhoud van een verzoek om internationale bescherming te beoordelen indien een eerste land van asiel de verzoeker de vluchtelingenstatus of anderszins toegankelijke en effectieve bescherming heeft verleend en indien de verzoeker opnieuw in dat land zal worden toegelaten. De lidstaten mogen slechts op deze basis handelen indien de verzoeker in het betrokken derde land veilig is.[Am. 10]

(32)  De lidstaten dienen evenmin te worden verplicht de inhoud van een verzoek om internationale bescherming te beoordelen indien op grond van een voldoende band met een derde land, zoals omschreven in de nationale wetgeving, redelijkerwijs kan worden verwacht dat de verzoeker in dat derde land bescherming zoekt , en er redenen zijn om aan te nemen dat de verzoeker tot het grondgebied van die lidstaat zal worden toegelaten of opnieuw zal worden toegelaten. De lidstaten mogen slechts op die basis handelen indien de verzoeker in het betrokken derde land veilig is. Teneinde secundaire stromen verzoekers te vermijden, moeten gemeenschappelijke principes worden vastgesteld voor het als veilig beschouwen of aanmerken van derde landen door de lidstaten.
[Am. 11]

(33)  Met betrekking tot het intrekken van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire-beschermingsstatus zien de lidstaten erop toe dat de personen die internationale bescherming genieten, naar behoren worden ingelicht over een eventuele heroverweging van hun status en de gelegenheid hebben hun standpunt naar voren te brengen voordat de autoriteiten een gemotiveerde beslissing tot intrekking van hun status kunnen nemen.

(34)  Krachtens een fundamenteel beginsel van het Unierecht moet tegen beslissingen inzake een verzoek om internationale bescherming en inzake de intrekking van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire-beschermingsstatus een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaan voor een rechterlijke instantie.

(35)  Overeenkomstig artikel 72 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie laat deze richtlijn de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet.

(36)  richtlijn heeft geen betrekking op procedures tussen de lidstaten die vallen onder Verordening (EU) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening)].

(37)  De verzoekers op wie Verordening (EU) nr. […/…] [de Dublinverordening] van toepassing is, moeten zich kunnen beroepen op de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn vastgesteld in de onderhavige richtlijn en op de bijzondere waarborgen overeenkomstig die verordening.

(38)  De toepassing van deze richtlijn dient regelmatig te worden beoordeeld.

(39)  Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het vaststellen van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(40)  Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze richtlijn niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

(41)  De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 2005/85/EG zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit Richtlijn 2005/85/EG.

(42)  Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijn voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel

Deze richtlijn beoogt de vaststelling van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming in de zin van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn].

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

   a) „Verdrag van Genève”: het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967;
   b) „verzoek” of „verzoek om internationale bescherming”: een verzoek van een onderdaan van een derde land of een staatloze om bescherming van een lidstaat, waarbij ervan kan worden uitgegaan dat de betrokkene de vluchtelingenstatus of de subsidiaire-beschermingsstatus wenst en waarbij de betrokkene niet uitdrukkelijk verzoekt om een andere, niet onder Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn] vallende vorm van bescherming waarom afzonderlijk kan worden gevraagd;
   c) „verzoeker” of „persoon die om internationale bescherming verzoekt”: een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen;
   d) „verzoeker met bijzondere behoeften”: een verzoeker die ten gevolge van leeftijd, gender, seksuele gerichtheid, genderidentiteit, handicap, lichamelijke of psychische aandoeningen, of de gevolgen van foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld, bijzondere waarborgen behoeft om overeenkomstig deze richtlijn aanspraak te kunnen maken op de desbetreffende rechten en te kunnen voldoen aan de desbetreffende verplichtingen; [Am. 13]
   e) „definitieve beslissing”: een beslissing of de onderdaan van een derde land of de staatloze de vluchtelingenstatus of de subsidiaire-beschermingsstatus wordt verleend overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn], waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat in het kader van hoofdstuk V, ongeacht of dit rechtsmiddel tot gevolg heeft dat de verzoekers in de lidstaten mogen blijven in afwachting van het resultaat;
   f) „beslissingsautoriteit”: elk semi-rechterlijk of administratief orgaan in een lidstaat dat met de behandeling van verzoeken om internationale bescherming is belast en bevoegd is daarover in eerste aanleg een beslissing te nemen, behoudens bijlage I;
   g) „vluchteling”: de onderdaan van een derde land of de staatloze die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, onder d), van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn];
   h) „persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt”: een onderdaan van een derde land of een staatloze die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, onder f), van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn];
   i) „internationale-bescherming”: de erkenning, door een lidstaat, van een onderdaan van een derde land of een staatloze als vluchteling of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt;
   j) „vluchtelingenstatus”: de erkenning, door een lidstaat, van een onderdaan van een derde land of een staatloze als vluchteling;
   k) „subsidiaire-beschermingsstatus”: de erkenning, door een lidstaat, van een onderdaan van een derde land of een staatloze als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt;
   l) „minderjarige”: een onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar;
   m) „niet-begeleide minderjarige”: een minderjarige in de zin van artikel 2, onder l), van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn];
   n) „vertegenwoordiger”: een persoon die door de bevoegde autoriteiten is aangewezen om als wettelijke voogd op te treden teneinde een niet-begeleide minderjarige bij te staan en te vertegenwoordigen met het oog op de behartiging van de belangen van het kind en, indien nodig, de verrichting van rechtshandelingen voor de minderjarige;
   o) „intrekking van de internationale-bescherming”: de beslissing van een bevoegde autoriteit om iemands vluchtelingenstatus of subsidiaire-beschermingsstatus overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn] in te trekken, te beëindigen dan wel de verlenging ervan te weigeren;
   p) „in de lidstaat blijven”: op het grondgebied blijven van de lidstaat waar het verzoek om internationale bescherming is ingediend of wordt behandeld, daaronder begrepen aan de grens of in een transitzone van die lidstaat;
   q) „nieuwe feiten en omstandigheden”: feiten ter staving van de essentie van het verzoek, die kunnen bijdragen tot de herziening van een eerdere beslissing. [Am. 15]

Artikel 3

Toepassingsgebied

1.  Deze richtlijn is van toepassing op alle verzoeken om internationale bescherming die op het grondgebied, daaronder begrepen aan de grens, in de territoriale wateren of in de transitzones van de lidstaten, worden ingediend en op de intrekking van de internationale-beschermingsstatus.

2.  De richtlijn is niet van toepassing op verzoeken om diplomatiek of territoriaal asiel die bij vertegenwoordigingen van de lidstaten worden ingediend.

3.  De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn toe te passen bij procedures waarin wordt beslist over verzoeken om ongeacht welke vorm van internationale bescherming die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn] vallen.

Artikel 4

Bevoegde instanties

1.  De lidstaten wijzen voor alle procedures een beslissingsautoriteit aan die de verzoeken naar behoren dient te behandelen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn. De lidstaten zorgen ervoor dat deze autoriteit over een voldoende aantal bekwame en gespecialiseerde personeelsleden beschikt om haar taken binnen de gestelde termijnen uit te voeren. Daartoe zorgen de lidstaten voor initiële en vervolgopleidingen voor het personeel dat verzoeken behandelt en beslissingen over internationale bescherming neemt.

2.  De in lid 1 bedoelde opleidingen hebben met name betrekking op:

   a) materiële en procedurele regels inzake internationale bescherming en mensenrechten die zijn neergelegd in de relevante internationale en uniale instrumenten, waaronder het beginsel van non-refoulement en het non-discriminatiebeginsel;
   b) verzoekers met bijzondere behoeften als omschreven in artikel 2, onder d); [Am. 16]
   c) bewustmaking met betrekking tot gender, seksuele geaardheid, trauma en leeftijd, met bijzondere aandacht voor niet-begeleide minderjarigen; [Am. 17]
   d) gebruik van informatie over landen van herkomst;
   e) technieken voor het afnemen van een onderhoud, waaronder interculturele communicatie;
   f) herkenning en documentatie van tekenen en symptomen van foltering;
   g) beoordeling van bewijselementen, waaronder het beginsel van het voordeel van de twijfel;
   h) rechtspraak relevant voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming.

3.  De lidstaten kunnen evenwel in de onderstaande gevallen bepalen dat een andere autoriteit verantwoordelijk is voor de behandeling van gevallen overeenkomstig Verordening (EU) nr. […/….] [de Dublinverordening].

4.  Bij het aanwijzen van een autoriteit overeenkomstig het bepaalde in lid 3 dragen de lidstaten er zorg voor dat het personeel van deze autoriteit over de passende kennis beschikt en de nodige opleiding krijgt om zijn verplichtingen in het kader van de toepassing van deze richtlijn na te komen. [Am. 18]

5.  Verzoeken om internationale bescherming die in een lidstaat worden ingediend bij de autoriteiten van een andere lidstaat die daar grens- of immigratiecontroles uitvoeren, worden behandeld door de lidstaat op het grondgebied waarvan het verzoek wordt ingediend.

Artikel 5

Gunstigere bepalingen

De lidstaten kunnen gunstigere normen voor de procedures voor de verlening of intrekking van internationale bescherming invoeren of handhaven, voor zover die verenigbaar zijn met deze richtlijn.

HOOFDSTUK II

UITGANGSPUNTEN EN WAARBORGEN

Artikel 6

Toegang tot de procedure

1.  De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die zijn belast met de ontvangst en de registratie van verzoeken om internationale bescherming. Onverminderd de leden 5, 6, 7 en 8, kunnen de lidstaten verlangen dat verzoeken om internationale bescherming persoonlijk en/of op een aangewezen plaats worden ingediend.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon die een verzoek om internationale bescherming wil indienen daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om het verzoek zo snel mogelijk bij de bevoegde autoriteit in te dienen. Wanneer de verzoeker zijn verzoek niet persoonlijk kan indienen, zorgen de lidstaten ervoor dat een wettelijke vertegenwoordiger het verzoek in zijn naam kan indienen. [Am. 19]

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat elke handelingsbekwame meerderjarige het recht heeft een eigen verzoek om internationale bescherming in te dienen.

4.  De lidstaten kunnen bepalen dat een verzoeker een verzoek kan indienen namens de personen die te zijnen laste komen. De lidstaten zorgen er in deze gevallen voor dat de meerderjarigen die ten laste van de verzoeker komen, ermee instemmen dat namens hen een verzoek wordt ingediend en dat zij, indien zij daar niet mee instemmen, zelf een verzoek kunnen indienen.

De instemming wordt gevraagd op het tijdstip waarop het verzoek wordt ingediend of uiterlijk wanneer de meerderjarige die ten laste van de verzoeker komt, persoonlijk wordt gehoord. Vooraleer de instemming wordt gevraagd, wordt elke volwassene onder hen persoonlijk en individueel medegedeeld wat daarvan de procedurele gevolgen zijn en dat hij het recht heeft om een afzonderlijk verzoek om internationale bescherming in te dienen.

5.  De lidstaten zorgen ervoor dat een minderjarige het recht heeft om een verzoek om internationale bescherming in te dienen, hetzij zelf − als hij volgens de nationale wetgeving handelingsbekwaam is − hetzij via zijn wettelijke vertegenwoordiger of diens gemachtigde. In alle andere gevallen is lid 6 van toepassing. [Am. 20]

6.  De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 10 van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven(4) bedoelde bevoegde instanties het recht hebben om namens een niet-begeleide minderjarige een verzoek om internationale bescherming in te dienen, indien deze instanties op grond van een individuele beoordeling van de persoonlijke situatie van de minderjarige van mening zijn dat deze beschermingsbehoeften in de zin van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn] kan hebben.

7.  De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving bepalen:

   a) in welke gevallen een minderjarige zelf een verzoek kan indienen;
   b) in welke gevallen het verzoek van een niet-begeleide minderjarige moet worden ingediend door een vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel 21, lid 1, onder a);
  

[Am. 21]

8.  De lidstaten zorgen ervoor dat grenswachters, politiebeambten en de personeelsleden van de immigratiediensten en van de accommodaties voor bewaring, instructies krijgen en de nodige opleiding voor de herkenning, registratie en doorzending van verzoeken om internationale bescherming. Indien deze autoriteiten zijn aangewezen als bevoegde autoriteiten in de zin van lid 1, omvatten deze instructies de verplichting om verzoeken te registreren. In de overige gevallen wordt in de instructies voorgeschreven dat verzoeken samen met alle relevante informatie worden doorgezonden naar de autoriteit die bevoegd is voor de registratie ervan. [Am. 22]

De lidstaten zorgen ervoor dat alle andere autoriteiten waartoe iemand die een verzoek om internationale bescherming wil indienen zich zou kunnen richten, deze persoon kunnen inlichten over hoe en waar hij een verzoek kan indienen, en/of kunnen van deze autoriteiten verlangen dat zij het verzoek naar de bevoegde autoriteit doorzenden.

9.  Een verzoek om internationale bescherming wordt door de bevoegde autoriteiten geregistreerd binnen 72 uur nadat een persoon te kennen heeft gegeven dat hij om internationale bescherming wil verzoeken overeenkomstig lid 8, eerste alinea.

Artikel 7

Informatie- en adviesverstrekking aan grensdoorlaatposten en in accommodaties voor bewaring

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat informatie over de procedures die moeten worden gevolgd om een verzoek om internationale bescherming in te dienen, beschikbaar is:

   a) aan de grensdoorlaatposten, met inbegrip van de transitzones, aan de buitengrenzen; en
   b) in accommodaties voor bewaring.

2.  De lidstaten bieden tolkdiensten aan om te zorgen voor een goede communicatie tussen personen die een verzoek om internationale bescherming willen indienen en grenswachters of het personeel van accommodaties voor bewaring.

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat organisaties die rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging aanbieden aan personen die om internationale bescherming verzoeken en die bereid zijn hen in rechte te vertegenwoordigen, toegang hebben tot de grensdoorlaatposten, met inbegrip van de transitzones, en tot de accommodaties voor bewaring ▌. [Am. 23]

De lidstaten kunnen regels vaststellen voor de aanwezigheid van dergelijke organisaties op de in dit artikel bedoelde plaatsen, zolang deze de toegang van de verzoekers tot advies en raadgeving niet beperken. [Am. 24]

Artikel 8

Het recht om gedurende de behandeling van het verzoek in de lidstaat te blijven

1.  Verzoekers mogen in de lidstaat blijven, louter ten behoeve van de procedure, totdat de beslissingsautoriteit ▌een definitieve beslissing heeft genomen, ook wanneer de verzoeker beroep aantekent, en zolang als de bevoegde rechterlijke instantie zulks toestaat. Dit recht om te blijven houdt niet in dat de betrokkene recht heeft op een verblijfsvergunning. [Am. 25]

2.  De lidstaten kunnen alleen een uitzondering maken voor de gevallen waarin een persoon een volgend verzoek in de zin van artikel 34, lid 7, indient of wanneer zij een persoon zullen overdragen of uitleveren, naar gelang van het geval, aan hetzij een andere lidstaat uit hoofde van verplichtingen overeenkomstig Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten(5) of anderszins, hetzij aan een derde land, met uitzondering van het land van herkomst van de betrokken verzoeker, of aan internationale strafhoven of tribunalen.

3.  Een lidstaat kan een verzoeker overeenkomstig lid 2 alleen uitleveren aan een derde land wanneer ▌een uitleveringsbesluit niet zal leiden tot direct of indirect refoulement in strijd met de internationale verplichtingen van de lidstaat of de verzoeker bij aankomst in het derde land niet zal blootstellen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. [Am. 26]

Artikel 9

Vereisten voor de behandeling van verzoeken

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat verzoeken om internationale bescherming niet worden afgewezen of van behandeling worden uitgesloten louter op grond van het feit dat zij niet zo snel mogelijk zijn ingediend.

2.  Bij verzoeken om internationale bescherming wordt eerst nagegaan of de verzoekers als vluchteling kunnen worden aangemerkt. Zo niet, wordt nagegaan of de verzoekers in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming.

3.  De lidstaten zien erop toe dat de beslissingen van de beslissingsautoriteit over verzoeken om internationale bescherming zijn gebaseerd op een deugdelijk onderzoek. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat:

   a) het onderzoek naar en de beslissing over verzoeken individueel, objectief en onpartijdig wordt verricht, respectievelijk genomen;
   b) er nauwkeurige en actuele informatie wordt verzameld uit verschillende bronnen, zoals informatie van de UNHCR, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en internationale mensenrechtenorganisaties, over de algemene situatie in de landen van oorsprong van verzoekers en, waar nodig, in de landen van doorreis, en dat het personeel dat de verzoeken behandelt en daarover beslist, over deze informatie kan beschikken alsook de verzoeker en zijn juridisch adviseur, wanneer de beslissingsautoriteit met deze informatie rekening houdt bij haar beslissing; [Am. 27]
   c) het personeel dat de verzoeken om internationale bescherming behandelt en daarover beslist, op de hoogte is van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht en het internationaal recht betreffende mensenrechten en de in artikel 4, lid 1, bedoelde initiële en vervolgopleidingen heeft afgesloten; [Am. 28]
   d) het personeel dat verzoeken behandelt en daarover beslist, de opdracht krijgt en tevens de mogelijkheid heeft om, telkens wanneer dat nodig is, advies te vragen van deskundigen over specifieke kwesties, zoals medische, culturele, kind- en gendergerelateerde kwesties of kwesties in verband met religie of seksuele geaardheid;[Am. 29]
   e) de verzoeker en zijn juridisch adviseur toegang hebben tot informatie die door de onder d) bedoelde deskundigen wordt geleverd. [Am. 30]

4.  De in hoofdstuk V bedoelde instanties hebben via de beslissingsautoriteit of de verzoeker dan wel anderszins toegang tot de in lid 3, onder b), bedoelde informatie die zij nodig hebben om hun taak uit te oefenen.

5.  De lidstaten stellen voorschriften vast voor de vertaling van stukken die relevant zijn voor de behandeling van verzoeken.

Artikel 10

Vereisten voor een beslissing van de beslissingsautoriteit

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat beslissingen over verzoeken om internationale bescherming schriftelijk worden bekendgemaakt.

2.  De lidstaten zorgen er tevens voor dat beslissingen waarbij verzoeken worden afgewezen of ingewilligd met betrekking tot de vluchtelingenstatus en/of de subsidiaire-beschermingsstatus, in feite en in rechte duidelijk worden gemotiveerd en dat op het moment van uitvaardiging van de beslissing schriftelijk informatie wordt verstrekt over de wijze waarop een negatieve beslissing kan worden aangevochten, die bij ontvangst door de ontvanger wordt ondertekend. [Am. 31]

[Am. 32]

3.  Voor de toepassing van artikel 6, lid 4, en telkens wanneer het verzoek op dezelfde gronden gebaseerd is, kunnen de lidstaten één beslissing nemen die geldt voor alle personen die ten laste van de verzoeker komen.

4.  Lid 3 is niet van toepassing wanneer de bekendmaking van specifieke omstandigheden van een persoon aan zijn familieleden de belangen van die persoon kunnen schaden, met inbegrip van gevallen van vervolging op grond van gender, seksuele geaardheid, genderidentiteit en/of leeftijd. In dergelijke gevallen wordt aan de betrokken persoon een afzonderlijke beslissing afgegeven. [Am. 33]

Artikel 11

Waarborgen voor personen die om internationale bescherming verzoeken

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de in hoofdstuk III vervatte procedures voor alle personen die om internationale bescherming verzoeken de volgende waarborgen gelden:

   a) zij moeten in een taal die zij begrijpen of redelijkerwijze geacht kunnen worden te begrijpen, worden ingelicht over de te volgen procedure en over hun rechten en verplichtingen tijdens de procedure, alsmede over de gevolgen die kunnen ontstaan indien zij hun verplichtingen niet nakomen of niet met de autoriteiten samenwerken. Zij moeten worden ingelicht over de termijnen en over de middelen waarover zij beschikken om te voldoen aan hun verplichting tot het indienen van de elementen zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn]. Deze informatie moet tijdig genoeg worden verstrekt om verzoekers in staat te stellen de in deze richtlijn gewaarborgde rechten uit te oefenen en de in de artikel 12 omschreven verplichtingen na te komen; [Am. 34]
   b) zij moeten, telkens wanneer dat nodig is, gebruik kunnen maken van de diensten van een tolk als zij hun zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteiten. De lidstaten beschouwen het verlenen van deze diensten in elk geval als noodzakelijk wanneer de beslissingsautoriteit de verzoeker oproept voor een onderhoud zoals bedoeld in de artikelen 13, 14,  15, 16 en 31, en een goede communicatie zonder die diensten niet kan worden gewaarborgd. In dit geval, evenals in andere gevallen waarin de bevoegde autoriteiten een beroep doen op de verzoeker, worden de diensten van de tolk betaald uit openbare middelen;
   c) het wordt verzoekers niet onmogelijk gemaakt contact op te nemen met de UNHCR of met een andere organisatie die krachtens de nationale wetgeving van die lidstaat juridische hulp geeft aan asielzoekers;
   d) zij worden binnen een redelijke termijn op de hoogte gesteld van de beslissing van de beslissingsautoriteit over hun verzoek om internationale bescherming. Indien een juridische adviseur of een andere raadsman optreedt als wettelijke vertegenwoordiger van de verzoeker, kunnen de lidstaten besluiten in plaats van de verzoeker deze vertegenwoordiger op de hoogte te stellen van de beslissing;
   e) zij worden in een taal die zij begrijpen of redelijkerwijze kunnen worden geacht te begrijpen, in kennis gesteld van het resultaat van de beslissing van de beslissingsautoriteit indien zij niet worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een juridische adviseur of een andere raadsman. Daarbij wordt ook informatie verstrekt over de wijze waarop een negatieve beslissing kan worden aangevochten overeenkomstig artikel 10, lid 2. [Am. 35]

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de in hoofdstuk V vervatte procedures voor alle verzoekers waarborgen gelden welke gelijkwaardig zijn aan de in lid 1, onder b), c) en d), vermelde waarborgen.

Artikel 12

Verplichtingen van de personen die om internationale bescherming verzoeken

1.  Personen die om internationale bescherming verzoeken, zijn verplicht, afhankelijk van hun lichamelijke en geestelijke vermogens, bij de opheldering van de situatie mee te werken en hun identiteit, hun nationaliteit en de andere elementen in de zin van artikel 4, lid 2, van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn] aan de bevoegde autoriteiten bekend te maken. Indien een verzoeker niet in het bezit is van een geldig paspoort of een paspoort vervangend document, is deze verplicht aan het verkrijgen van een identiteitsbewijs mee te werken. Zolang de verzoeker tijdens de behandeling van het verzoek om internationale bescherming in de lidstaat mag blijven, is deze niet verplicht met de autoriteiten van het land van oorsprong contact op te nemen wanneer vervolging door die staat te vrezen valt. De lidstaten kunnen verzoekers andere verplichtingen tot samenwerking met de bevoegde autoriteiten opleggen, voor zover die verplichtingen nodig zijn voor de behandeling van het verzoek. [Am. 36]

2.  De lidstaten kunnen met name bepalen dat:

   a) verzoekers zich bij de bevoegde autoriteiten moeten melden of daar persoonlijk moeten verschijnen, hetzij onverwijld, hetzij op een nader bepaald tijdstip;
   b) verzoekers documenten die in hun bezit zijn en die relevant zijn voor de behandeling van hun verzoek, zoals hun paspoort, moeten overhandigen; en
   c) verzoekers de bevoegde autoriteiten moeten inlichten over hun huidige verblijfplaats of adres en hen zo spoedig mogelijk moeten inlichten wanneer zij van verblijfplaats of adres veranderen. De lidstaten kunnen bepalen dat de verzoeker iedere kennisgeving op de recentste verblijfplaats die of het recentste adres dat hij dienovereenkomstig heeft aangegeven, moet aanvaarden;
   d) de bevoegde autoriteiten de verzoeker en de voorwerpen die hij bij zich draagt mogen fouilleren, respectievelijk doorzoeken, mits dat wordt gedaan door een persoon van hetzelfde geslacht die zich bewust is van leeftijd- en cultuurgerelateerde kwesties en het beginsel van menselijke waardigheid en lichamelijke en geestelijke integriteit volledig eerbiedigt; [Am. 37]
   e) de bevoegde autoriteiten de verzoeker mogen fotograferen; en
   f) de bevoegde autoriteiten de mondelinge verklaringen van de verzoeker mogen opnemen, mits hij daarover vooraf wordt ingelicht.

Artikel 13

Persoonlijk onderhoud

1.  Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld persoonlijk gehoord te worden over zijn verzoek om internationale bescherming door een daartoe naar nationaal recht bevoegde persoon in een taal die hij begrijpt. Een onderhoud over de ontvankelijkheid van een verzoek om internationale bescherming en over de inhoud van een verzoek om internationale bescherming wordt altijd afgenomen door het personeel van de beslissingsautoriteit. [Am. 38]

Wanneer een persoon namens personen te zijnen laste een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, moet elke volwassene onder hen in de gelegenheid worden gesteld persoonlijk en individueel zijn mening te geven en te worden ondervraagd over het verzoek.

De lidstaten schrijven in hun nationale wetgeving voor in welke gevallen een minderjarige de gelegenheid moet krijgen persoonlijk te worden gehoord, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de belangen en de bijzondere behoeften van het kind. [Am. 39]

2.  Er kan worden afgezien van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van het verzoek indien:

   a) de beslissingsautoriteit een positieve beslissing betreffende de vluchtelingenstatus kan nemen op basis van het beschikbare bewijs; of
   b) de beslissingsautoriteit van oordeel is dat de verzoeker niet persoonlijk gehoord kan worden als gevolg van blijvende omstandigheden waarop hij geen invloed heeft. Bij twijfel raadpleegt de beslissingsautoriteit een medisch deskundige om na te gaan of deze toestand tijdelijk of permanent is. [Am. 40]

Indien de beslissingsautoriteit aan de betrokkene of, indien van toepassing, aan de persoon die ten laste van de verzoeker komt, geen gelegenheid biedt tot een persoonlijk onderhoud overeenkomstig punt b), biedt de beslissingsautoriteit de verzoeker of de persoon die te zijnen laste komt de kans het tijdstip voor het persoonlijk onderhoud opnieuw vast te stellen en nadere informatie te verstrekken. [Am. 41]

[Am. 42]

3.  Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden overeenkomstig lid 2, onder b), heeft geen negatieve invloed op de beslissing van de beslissingsautoriteit.

4.  Onverminderd artikel 25, lid 1, kunnen de lidstaten bij hun beslissing inzake het verzoek om internationale bescherming laten meewegen dat de verzoeker niet voor het persoonlijke onderhoud is verschenen, tenzij hij daarvoor een geldige reden had.

Artikel 14

Vereisten voor het persoonlijke onderhoud

1.  Bij een persoonlijk onderhoud zijn doorgaans geen familieleden aanwezig, tenzij de beslissingsautoriteit de aanwezigheid van andere familieleden voor een behoorlijke behandeling noodzakelijk acht.

2.  Een persoonlijk onderhoud vindt plaats in zodanige omstandigheden dat een passende geheimhouding wordt gewaarborgd.

3.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een persoonlijk onderhoud plaatsvindt in zodanige omstandigheden dat een verzoeker de gronden voor zijn verzoek uitvoerig uiteen kan zetten. Met het oog hierop dienen de lidstaten:

   a) erop toe te zien dat de persoon die het persoonlijke onderhoud afneemt gekwalificeerd, opgeleid en bekwaam is om rekening te houden met de persoonlijke en algemene omstandigheden die een rol spelen bij het verzoek, met inbegrip van de culturele achtergrond, gender, seksuele geaardheid, genderidentiteit en kwetsbaarheid van de verzoeker; [Am. 43]
   b) voor zover mogelijk, ervoor te zorgen dat het onderhoud met de verzoeker wordt afgenomen door een persoon van hetzelfde geslacht indien de betrokken verzoeker daarom verzoekt;
   c) een bekwame tolk te kiezen die in staat is de communicatie tussen de verzoeker en de persoon die het persoonlijke onderhoud afneemt goed te doen verlopen en die zich moet houden aan een gedragscode met betrekking tot de rechten en plichten van tolken. Daarbij hoeft niet noodzakelijkerwijs gebruik te worden gemaakt van de taal waaraan de verzoeker de voorkeur geeft indien er een andere taal kan worden gebruikt die hij begrijpt en waarin hij helder kan communiceren. Voor zover mogelijk, zorgen de lidstaten voor een tolk van hetzelfde geslacht indien de betrokken verzoeker daarom verzoekt; [Am. 44]
   d) ervoor te zorgen dat de persoon die een onderhoud over de inhoud van een verzoek om internationale bescherming afneemt geen uniform draagt;
   e) ervoor te zorgen dat een onderhoud met minderjarigen op een kindvriendelijke manier plaatsvindt en wordt afgenomen door een persoon met de nodige kennis van de speciale behoeften en rechten van minderjarigen. [Am. 45]

4.  De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen inzake de aanwezigheid van derden bij het persoonlijke onderhoud.

Artikel 15

Inhoud van het persoonlijke onderhoud

Bij het afnemen van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van een verzoek om internationale bescherming, zorgt de beslissingsautoriteit ervoor dat de verzoeker voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om de tot staving van zijn verzoek noodzakelijke elementen aan te voeren, overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn]. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat:

   a) de vragen aan de verzoeker relevant zijn om te beoordelen of hij internationale bescherming behoeft overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn];
   b) de verzoeker voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over de elementen die ontbreken en nodig zijn tot staving van zijn verzoek en/of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen.

Artikel 16

Schriftelijke weergave en verslag van het persoonlijke onderhoud

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat van elk persoonlijk onderhoud een schriftelijke weergave wordt opgesteld.

2.  De lidstaten verlangen dat de verzoeker aan het einde van het persoonlijke onderhoud de inhoud van de schriftelijke weergave goedkeurt. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat de verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om opmerkingen te maken en/of opheldering te verschaffen over verkeerd vertaalde of verkeerd begrepen passages in de schriftelijke weergave.

3.  Indien een verzoeker weigert de inhoud van de schriftelijke weergave goed te keuren, worden de redenen voor deze weigering in het dossier van de verzoeker opgenomen.

De weigering van een verzoeker om de inhoud van de schriftelijke weergave goed te keuren, belet niet dat de beslissingsautoriteit een beslissing over het verzoek neemt.

4.  Onverminderd de leden 1 en 2, kunnen de lidstaten ervoor zorgen dat een schriftelijk verslag van een persoonlijk onderhoud wordt opgesteld, dat ten minste de belangrijkste informatie betreffende het verzoek bevat zoals die is verstrekt door de verzoeker. In dergelijke gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat de schriftelijke weergave van het persoonlijke onderhoud aan het verslag wordt gehecht.

5.  De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers tijdig toegang hebben tot de schriftelijke weergave en, in voorkomend geval, tot het verslag van het persoonlijke onderhoud vooraleer de beslissingsautoriteit een beslissing neemt.

Artikel 17

Juridisch-medische verslagen

1.  De lidstaten staan verzoekers toe om, op verzoek, een medisch onderzoek te laten uitvoeren ter staving van hun verklaringen over vroegere vervolgingen of andere ernstige schade. Daartoe verlenen de lidstaten de verzoekers een redelijke termijn om bij de beslissingsautoriteit een medisch attest in te dienen.

2.  Wanneer er goede redenen bestaan om aan te nemen dat de verzoeker lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, zorgt de beslissingsautoriteit er onverminderd lid 1 voor dat een medisch onderzoek wordt uitgevoerd, mits de verzoeker daarmee instemt.

3.  De lidstaten stellen relevante regelingen vast om onpartijdige en gekwalificeerde medische expertise ter beschikking te stellen met het oog op de in lid 2 bedoelde medische onderzoeken en om ervoor te zorgen dat voor het minst ingrijpende medisch onderzoek wordt gekozen wanneer de verzoeker minderjarig is. [Am. 46]

4.  De lidstaten stellen met het oog op de toepassing van dit artikel nadere bepalingen en regelingen vast voor de herkenning en documentatie van symptomen van foltering en andere ernstige vormen van fysiek, seksueel of psychisch geweld.

5.  De lidstaten zorgen ervoor dat de personen die overeenkomstig deze richtlijn een onderhoud hebben met de verzoekers, een opleiding krijgen betreffende de herkenning van symptomen van foltering.

6.  De resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde medische onderzoeken worden door de beslissingsautoriteit beoordeeld samen met de andere elementen van het verzoek. Met deze resultaten wordt met name rekening gehouden om na te gaan of de verklaringen van de verzoeker geloofwaardig en toereikend zijn.

Artikel 18

Recht op advisering over procedurele en wettelijke aspecten, rechtsbijstand en vertegenwoordiging [Am. 47]

1.  Personen die om internationale bescherming verzoeken, worden in alle fasen van de procedure, ook na een negatieve beslissing, in de gelegenheid gesteld daadwerkelijk een juridische adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, te raadplegen over over met internationale bescherming samenhangende aangelegenheden.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat, onverminderd het bepaalde in lid 3, op verzoek kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging wordt geboden. Daartoe verlenen de lidstaten:

   a) kosteloze advisering over procedurele en wettelijke aspecten in procedures overeenkomstig hoofdstuk III. Dit omvat ten minste inlichtingen over de procedure die zijn toegesneden op de bijzondere omstandigheden van de verzoeker, voorbereiding van de noodzakelijke procedurestukken, ook tijdens het persoonlijk onderhoud, alsook, bij een negatieve beslissing, uitleg over de desbetreffende redenen in feite en in rechte. Deze advisering kan door een gekwalificeerd niet-gouvernementele organisatie of door gekwalificeerde deskundigen worden verzorgd. [Am. 48]
   b) kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging in procedures overeenkomstig hoofdstuk V. Deze rechtsbijstand omvat ten minste het opstellen van de vereiste procedurestukken alsook de deelname, namens de verzoeker, aan een zitting voor een rechterlijke instantie van eerste aanleg. [Am. niet van toepassing op alle taalversies]

3.  De lidstaten kunnen er in hun nationale wetgeving in voorzien dat kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging wordt geboden, zulks:

   a) uitsluitend aan diegenen die niet over voldoende middelen beschikken; en/of
   b) uitsluitend voor de diensten verleend door juridische adviseurs of andere raadslieden die door het nationale recht uitdrukkelijk zijn aangewezen om personen die om internationale bescherming verzoeken, bij te staan en/of te vertegenwoordigen. [Am. 50]

Met betrekking tot de in hoofdstuk V bedoelde procedures, kunnen de lidstaten ervoor kiezen alleen kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging ter beschikking te stellen van verzoekers voor zover dat nodig is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van dit lid geboden rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig wordt (worden) beperkt. De lidstaten mogen ervoor kiezen om dergelijke rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging enkel aan te bieden indien er volgens de rechterlijke instantie voldoende kans op succes bestaat. [Am. 51]

4.  De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen betreffende de nadere regels voor het indienen en behandelen van dergelijke verzoeken.

5.  De lidstaten staan toe en faciliteren dat niet-gouvernementele organisaties in de in hoofdstuk III en/of hoofdstuk V bedoelde procedures kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging aanbieden aan personen die om internationale bescherming verzoeken. [Am. 52]

6.  De lidstaten kunnen voorts:

   a) financiële en/of tijdslimieten instellen ten aanzien van de bepaling inzake kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging, mits die limieten de beschikbaarheid van de rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig beperken;
   b) bepalen dat de behandeling, wat de honoraria en andere kosten betreft, niet gunstiger mag zijn dan de in het algemeen aan hun burgers verleende behandeling in aangelegenheden die verband houden met rechtsbijstand.

7.  De lidstaten kunnen om gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de betaalde bedragen verzoeken wanneer de financiële situatie van de verzoeker aanzienlijk is verbeterd of indien de beslissing om de kosten te betalen is genomen op basis van door de verzoeker verstrekte onjuiste informatie.

Artikel 19

Reikwijdte van rechtsbijstand en vertegenwoordiging

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een juridische adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten en die de persoon die om internationale bescherming verzoekt overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot de informatie in het dossier van de verzoeker, op grond waarvan een beslissing is of zal worden genomen.

De lidstaten kunnen een uitzondering maken wanneer de openbaarmaking van informatie of bronnen de nationale veiligheid, de veiligheid van de organisaties of personen die de informatie hebben verstrekt dan wel de veiligheid van de perso(o)n(en) op wie de informatie betrekking heeft, in gevaar zou brengen, of wanneer het belang van het onderzoek in verband met de behandeling van verzoeken om internationale bescherming door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de internationale betrekkingen van de lidstaten zouden worden geschaad. In die gevallen verlenen de lidstaten:

   a) toegang tot de betrokken informatie of bronnen, althans aan juridische adviseurs of raadslieden die aan een veiligheidscontrole werden onderworpen, voor zover de informatie relevant is voor de behandeling van het verzoek of voor het nemen van de beslissing tot intrekking van internationale bescherming;
   b) toegang tot de betrokken informatie of bronnen aan de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de juridische adviseur of andere raadsman die de persoon die om internationale bescherming verzoekt, bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot gesloten ruimten, zoals accommodaties voor bewaring en transitzones, om met de verzoeker te kunnen overleggen.

De lidstaten kunnen de mogelijkheid om verzoekers in gesloten ruimten te bezoeken alleen beperken wanneer deze beperking krachtens de nationale wetgeving objectief nodig is met het oog op de veiligheid, de openbare orde of het administratieve beheer van de ruimte, of om een doeltreffende behandeling van het verzoek te garanderen, mits de toegang van de juridische adviseur of andere raadsman daardoor niet ernstig wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt.

3.  De lidstaten staan toe dat de verzoeker zich bij het persoonlijke onderhoud laat vergezellen van een juridische adviseur of een andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, of een gekwalificeerde deskundige. [Am. 53]

4.  Onverminderd dit artikel en artikel 21, lid 1, onder b), kunnen de lidstaten regels vaststellen betreffende de aanwezigheid van een juridische adviseur of andere raadsman bij elk onderhoud in de procedure.

De lidstaten kunnen verlangen dat de verzoeker aanwezig is bij het persoonlijke onderhoud, zelfs als hij naar nationaal recht door een dergelijke juridische adviseur of raadsman wordt vertegenwoordigd, en kunnen verlangen dat de verzoeker de vragen zelf beantwoordt.

De afwezigheid van de juridische adviseur of andere raadsman belet de bevoegde autoriteit niet de verzoeker persoonlijk te horen, onverminderd artikel 21, lid 1, onder b).

Artikel 20

Verzoekers met bijzondere behoeften

1.  In overeenstemming met artikel 21 van Richtlijn […./../EU] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (de richtlijn over opvangvoorzieningen)], leggen de lidstaten in hun nationale wetgeving de procedures vast om, van zodra een verzoek om internationale bescherming is ingediend, na te gaan of de verzoeker bijzondere behoeften heeft en om aan te geven welke deze behoeften zijn. [Am. 54]

2.  De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat verzoekers met bijzondere behoeften in de gelegenheid worden gesteld de elementen van een verzoek zo volledig mogelijk en met alle beschikbare bewijzen voor te leggen. Indien nodig worden termijnverlengingen toegestaan om hen in staat te stellen bewijzen te leveren of andere vereiste procedurehandelingen te verrichten.

3.  Wanneer de beslissingsautoriteit van mening is dat een verzoeker gefolterd of verkracht werd of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld heeft ondergaan in de zin van artikel 21 van Richtlijn […./../EU] [de richtlijn over opvangvoorzieningen], wordt de verzoeker voldoende tijd en relevante ondersteuning gegeven met het oog op de voorbereiding van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van zijn verzoek. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan verzoekers die hun seksuele geaardheid niet onmiddellijk hebben aangegeven. [Am. 55]

4.  Artikel 28, leden 6 en 7, is niet van toepassing op de in lid 3 van dit artikel bedoelde verzoekers.

5.  Onder de in artikel 18 bepaalde voorwaarden krijgen verzoekers met bijzondere behoeften kosteloze rechtsbijstand voor alle in deze richtlijn vastgestelde procedures. [Am. 56]

Artikel 21

Waarborgen voor niet-begeleide minderjarigen

1.  De lidstaten dienen ten aanzien van alle in deze richtlijn vervatte procedures en onverminderd de artikelen 13, 14 en 15:

   a) onmiddellijk maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de niet-begeleide minderjarige bij de indiening en de behandeling van het verzoek wordt vertegenwoordigd en bijgestaan door een vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger is onpartijdig en heeft de nodige deskundigheid op het gebied van kinderbegeleiding. Deze vertegenwoordiger kan de vertegenwoordiger zijn zoals bedoeld in Richtlijn […./../EU] [de richtlijn over opvangvoorzieningen]; [Am. niet van toepassing op alle taalversies]
   b) erop toe te zien dat de vertegenwoordiger in de gelegenheid wordt gesteld de niet-begeleide minderjarige te informeren over de betekenis en de mogelijke gevolgen van het persoonlijke onderhoud en, indien nodig, over de wijze waarop hij zich op het persoonlijke onderhoud dient voor te bereiden. De lidstaten zorgen ervoor dat een vertegenwoordiger en/of een juridische adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is toegelaten, of een gekwalificeerde deskundige bij dat onderhoud aanwezig is, en de gelegenheid heeft vragen te stellen en opmerkingen te maken, binnen het kader dat wordt bepaald door de persoon die het onderhoud afneemt. [Am. 58]

De lidstaten kunnen verlangen dat de niet-begeleide minderjarige bij het persoonlijke onderhoud aanwezig is, zelfs als hij vergezeld wordt door de vertegenwoordiger.

[Am. 59]

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat:

   a) als een niet-begeleide minderjarige persoonlijk wordt gehoord over zijn verzoek om internationale bescherming zoals bedoeld in de artikelen 13, 14 en 15, dat onderhoud afgenomen wordt door een persoon die de nodige kennis heeft van de bijzondere behoeften en rechten van minderjarigen; [Am. 60]
   b) een ambtenaar die beschikt over de nodige kennis van de bijzondere behoeften en rechten van minderjarigen de beslissing van de beslissingsautoriteit met betrekking tot het asielverzoek van een niet-begeleide minderjarige voorbereidt. [Am. 61]

3.  Onder de in artikel 18 bepaalde voorwaarden krijgen niet-begeleide minderjarigen samen met hun aangewezen vertegenwoordiger ten aanzien van alle in deze richtlijn vastgestelde procedures kosteloze advisering over procedurele en wettelijke aspecten en kosteloze wettelijke vertegenwoordiging. [Am. 62]

4.  De lidstaten kunnen in het kader van de behandeling van een verzoek om internationale bescherming besluiten om door middel van een medisch onderzoek de leeftijd van een niet-begeleide minderjarige vast te stellen, wanneer zij, nadat de minderjarige een algemene verklaring heeft afgelegd of ander relevante bewijselementen heeft overgelegd, nog steeds twijfels hebben over diens leeftijd. Als deze twijfels na het medische onderzoek nog steeds bestaan, wordt altijd een besluit ten gunste van de niet-begeleide minderjarige genomen. [Am. 63]

Bij elk medisch onderzoek wordt de waardigheid van de persoon ten volle gerespecteerd; er wordt gekozen voor het betrouwbaarste en het minst ingrijpende onderzoek, dat wordt uitgevoerd door gekwalificeerde en onpartijdige medische deskundigen. [Am. 65]

In gevallen waarin een dergelijk medisch onderzoek wordt verricht, zorgen de lidstaten ervoor dat:

   a) de niet-begeleide minderjarige, voordat het asielverzoek wordt behandeld, in een taal die hij redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen, in kennis wordt gesteld van het feit dat mogelijk een medisch onderzoek zal worden verricht om zijn leeftijd vast te stellen. Daarbij wordt onder meer informatie verstrekt over de onderzoeksmethode en over de mogelijke gevolgen van het medische onderzoek voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, alsook over de gevolgen indien de niet-begeleide minderjarige weigert het medische onderzoek te ondergaan; [Am. 66]
   b) de niet-begeleide minderjarige en/of zijn vertegenwoordiger instemt met een onderzoek om de leeftijd van de betrokken minderjarige vast te stellen; en dat
   c) de beslissing tot afwijzing van een verzoek om internationale bescherming van een niet-begeleide minderjarige die heeft geweigerd dit medische onderzoek te ondergaan, niet ▌op die weigering wordt gebaseerd. [Am. 67]

Het feit dat een niet-begeleide minderjarige heeft geweigerd een dergelijk medisch onderzoek te ondergaan, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het verzoek om internationale bescherming te nemen.

5.  Artikel 28, leden 6 en 7, artikel 30, lid 2, onder c), en artikel 36 zijn niet van toepassing op niet-begeleide minderjarigen.

6.  Bij de uitvoering van de bepalingen van dit artikel laten de lidstaten zich in eerste instantie leiden door het belang van het kind.

Artikel 22

Bewaring

1.  De lidstaten mogen een persoon niet in bewaring houden uitsluitend omdat hij een persoon is die om internationale bescherming verzoekt. Gronden voor en omstandigheden van bewaring en de waarborgen voor in bewaring gehouden personen die om internationale bescherming verzoeken, zijn in overeenstemming met Richtlijn […./../EU] [de richtlijn over opvangvoorzieningen].

2.  Indien een persoon die om internationale bescherming verzoekt in bewaring wordt gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat snelle toetsing door een rechterlijke instantie mogelijk is, overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de richtlijn over opvangvoorzieningen].

Artikel 23

Detentie van minderjarigen

De detentie van minderjarigen is onder alle omstandigheden streng verboden. [Am. 68]

Artikel 24

Procedure in geval van intrekking van het verzoek

1.  Lidstaten die in hun nationale recht in de mogelijkheid van uitdrukkelijke intrekking van een verzoek voorzien, zorgen ervoor dat, wanneer een verzoeker zijn verzoek om internationale bescherming uitdrukkelijk intrekt, de beslissingsautoriteit een beslissing neemt om de behandeling van het verzoek te beëindigen en aan de verzoeker een uitleg te verstrekken over de gevolgen van de intrekking. [Am. 69]

2.  De lidstaten kunnen ook bepalen dat de beslissingsautoriteit kan beslissen de behandeling te beëindigen zonder een beslissing te nemen. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de beslissingsautoriteit een aantekening maakt in het dossier van de verzoeker.

Artikel 25

Procedure ingeval het verzoek impliciet wordt ingetrokken of ingeval impliciet van het verzoek wordt afgezien

1.  Wanneer er een gegronde reden is om aan te nemen dat een persoon die om internationale bescherming verzoekt zijn verzoek om internationale bescherming zonder een gegronde reden impliciet heeft ingetrokken of dat hij zonder een gegronde reden impliciet van dit verzoek heeft afgezien, zorgen de lidstaten ervoor dat de beslissingsautoriteit beslist om de behandeling van het verzoek te beëindigen of het verzoek af te wijzen op basis van het feit dat de verzoeker geen recht op de status van vluchteling heeft doen gelden in overeenstemming met Richtlijn [..../../EU] [de erkenningsrichtlijn] als hij/zij naast de hierboven genoemde redenen:

   heeft geweigerd mee te werken, of
   in de illegaliteit is ondergedoken, of
   naar alle waarschijnlijkheid geen recht heeft op internationale bescherming, of
   afkomstig is uit of doorgereisd is via een veilig derde land overeenkomstig artikel 37. [Am. 103]

   a) hij heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn asielverzoek zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn], dan wel dat hij niet is verschenen voor een persoonlijk onderhoud zoals bedoeld in de artikelen 13, 14, 15 en 16, tenzij hij binnen een redelijke tijd aantoont dat zulks te wijten was aan omstandigheden waarop hij geen invloed heeft;
   b) hij is verdwenen, of wanneer is vastgesteld dat hij de plaats waar hij verbleef of werd vastgehouden, zonder toestemming heeft verlaten zonder binnen een redelijke termijn contact met de bevoegde autoriteit op te nemen, dan wel wanneer hij niet binnen een redelijke termijn heeft voldaan aan zijn meldingsplicht of aan andere verplichtingen tot kennisgeving.

De lidstaten kunnen met het oog op de uitvoering van deze bepalingen termijnen vaststellen of richtsnoeren uitvaardigen.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de verzoeker die zich opnieuw bij de bevoegde autoriteit meldt nadat een beslissing om de behandeling van zijn verzoek te beëindigen is genomen zoals bedoeld in lid 1, het recht heeft te verzoeken dat zijn zaak wordt heropend. Er kan in de loop van een asielprocedure slechts eenmaal om heropening van een zaak worden verzocht. [Am. 70]

De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke persoon niet wordt verwijderd in strijd met het beginsel van non-refoulement.

De lidstaten kunnen de beslissingsautoriteit toestaan de behandeling van het verzoek te hervatten in de fase waarin deze werd beëindigd.

3.  Dit artikel doet geen afbreuk aan Verordening (EU) nr. […/….] [de Dublinverordening].

Artikel 26

De rol van de UNHCR

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de UNHCR:

   a) toegang heeft tot de personen die om internationale bescherming verzoeken, met inbegrip van verzoekers in bewaring en in transitzones van luchthavens of havens;
   b) toegang heeft tot gegevens betreffende individuele verzoeken om internationale bescherming, het verloop van de procedure en de genomen beslissingen, mits de verzoeker daarmee instemt;
   c) bij de uitoefening van zijn toezichthoudende taak in het kader van artikel 35 van het Verdrag van Genève, in elke fase van de procedure aan de bevoegde autoriteiten zijn zienswijze kan geven in verband met individuele verzoeken om internationale bescherming.

2.  Lid 1 geldt ook voor organisaties die ingevolge een overeenkomst met de betrokken lidstaat namens de UNHCR op het grondgebied van die lidstaat optreden.

Artikel 27

Vergaring van informatie over individuele gevallen

In het kader van de behandeling van individuele gevallen:

   a) delen de lidstaten de informatie betreffende individuele verzoeken om internationale bescherming of het feit dat een verzoek is ingediend, niet mee aan de vermeende actor(en) van de vervolging of van de ernstige schade;
   b) winnen de lidstaten bij de vermeende actor(en) van de vervolging of van de ernstige schade geen informatie in op een wijze die ertoe leidt dat deze actor(en) ▌te weten komt (komen) dat de betrokken verzoeker een verzoek heeft ingediend, en er gevaar zou ontstaan voor de fysieke integriteit van de verzoeker en voor de te zijnen laste komende personen, dan wel voor de vrijheid en veiligheid van zijn nog in het land van herkomst wonende familieleden. [Am. 71]

HOOFDSTUK III

PROCEDURES IN EERSTE AANLEG

AFDELING I

Artikel 28

Behandelingsprocedure

1.  De lidstaten behandelen verzoeken om internationale bescherming in een behandelingsprocedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen in hoofdstuk II.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke procedure zo spoedig mogelijk wordt afgerond, onverminderd een behoorlijke en volledige behandeling.

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat de procedure wordt afgerond binnen zes maanden na de indiening van het verzoek.

De lidstaten kunnen deze termijn met ten hoogste nog eens zes maanden verlengen in individuele gevallen waarin complexe feitelijke en juridische kwesties aan de orde zijn.

4.  De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een beslissing niet kan worden genomen binnen de in lid 3, eerste alinea, genoemde termijn, de betrokken verzoeker:

   a) in kennis wordt gesteld van het uitstel; en
   b) op zijn verzoek informatie ontvangt over de redenen voor het uitstel en over het tijdsbestek waarbinnen de beslissing over zijn verzoek te verwachten valt.

Wat de gevolgen zijn van het niet-nemen van een beslissing binnen de in lid 3 vastgestelde termijnen wordt bepaald volgens het nationale recht.

5.  De beslissingsautoriteiten kunnen voorrang verlenen aan de behandeling van een verzoek om internationale bescherming overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen in hoofdstuk II: [Am. 73]

   a) wanneer het verzoek waarschijnlijk gegrond is;
   b) wanneer de verzoeker bijzondere behoeften heeft, in het bijzonder niet-begeleide minderjarigen; [Am. 74]
   c) in andere gevallen, met uitzondering van de in lid 6 bedoelde verzoeken.

6.  De lidstaten kunnen voorts bepalen dat een behandelingsprocedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen in hoofdstuk II wordt versneld indien:

   a) de verzoeker bij de indiening van zijn verzoek en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen om uit te maken of hij in aanmerking komt voor erkenning als vluchteling of voor subsidiaire bescherming overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn]; of
   b) de verzoeker duidelijk niet in aanmerking komt als vluchteling noch voor de vluchtelingenstatus in een lidstaat overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn]; of [Am. 105]
   c) de verzoeker afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van deze richtlijn; of
   d) de verzoeker de autoriteiten heeft misleid door omtrent zijn identiteit en/of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden; of
   e) hij waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan; of
   f) de asielzoeker inconsistente, contradictoire, onwaarschijnlijke of ontoereikende of valse verklaringen heeft afgelegd die alle overtuigingskracht ontnemen aan zijn bewering dat hij het slachtoffer zou zijn van vervolging overeenkomstig Richtlijn [..../../EU] [de erkenningsrichtlijn]; of [Am. 75]
   g) de asielzoeker een hernieuwd asielverzoek heeft ingediend zonder terzake doende nieuwe elementen met betrekking tot zijn bijzondere omstandigheden of de situatie in zijn land van herkomst; of [Am. 107]
   h) de asielzoeker zonder redelijke grond heeft nagelaten zijn asielverzoek eerder in te dienen hoewel hij de gelegenheid had dat te doen; of [Am. 108]
  

[Am. 76]

   i) de verzoeker enkel een verzoek indient teneinde de uitvoering van een eerdere of van een op handen zijnde beslissing die tot zijn verwijdering zou leiden, uit te stellen of te verijdelen.
   j) de asielzoeker zonder gegronde reden niet heeft voldaan aan de verplichting om mee te werken aan het onderzoek naar de feiten van zijn/haar geval en aan de vaststelling van zijn/haar identiteit als bedoeld in artikel 4, leden 1 en 2, van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn] of in artikel 12, lid 1 en lid 2, onder a), b) en c), en artikel 25, lid 1, van deze richtlijn; of [Am. 109]
   k) de asielzoeker het grondgebied van de lidstaat onrechtmatig is binnengekomen of zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd en zich, gezien de omstandigheden van zijn binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk bij de autoriteiten heeft aangemeld en/of een asielverzoek heeft ingediend; of [Am. 110]
   l) de asielzoeker op ernstige gronden als gevaar te beschouwen is voor de nationale veiligheid van de lidstaat, of de asielzoeker onder dwang is uitgezet om ernstige redenen van openbare veiligheid en openbare orde krachtens de nationaal recht. [Am. 77]

7.  In het geval van ongegronde verzoeken, zoals bedoeld in artikel 29, waarop een van de in lid 6 van dit artikel vermelde omstandigheden van toepassing is, kunnen de lidstaten een verzoek als kennelijk ongegrond afwijzen na een behoorlijke en volledige behandeling ervan.

8.  De lidstaten stellen redelijke termijnen vast voor het nemen van een beslissing in de procedure in eerste aanleg overeenkomstig lid 6.

9.  Het feit dat een verzoek om internationale bescherming is ingediend na een onregelmatige binnenkomst op het grondgebied of aan de grens, met inbegrip van de transitzones, of dat bij binnenkomst documenten ontbreken of vervalste documenten zijn gebruikt, leidt op zich niet tot de automatische toepassing van een versnelde behandelingsprocedure. [Am. 78]

Artikel 29

Ongegronde verzoeken

De lidstaten kunnen een verzoek om internationale bescherming enkel als ongegrond afwijzen wanneer de beslissingsautoriteit heeft vastgesteld dat de verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden om overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn] in aanmerking te komen voor internationale bescherming. [Am. 79]

AFDELING II

Artikel 30

Niet-ontvankelijke verzoeken

1.  Naast de gevallen waarin een verzoek niet in behandeling wordt genomen overeenkomstig Verordening (EU) nr. […/….] [de Dublinverordening], zijn de lidstaten niet verplicht te onderzoeken of de verzoeker in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn], indien een verzoek krachtens dit artikel niet-ontvankelijk wordt geacht.

2.  De lidstaten kunnen een verzoek om internationale bescherming alleen als niet-ontvankelijk beschouwen wanneer:

   a) een andere lidstaat de vluchtelingenstatus heeft toegekend;
   b) een land dat geen lidstaat is, ingevolge artikel 32 voor de verzoeker als eerste land van asiel wordt beschouwd;
   c) een land dat geen lidstaat is, uit hoofde van artikel 37 voor de verzoeker als veilig derde land wordt beschouwd;
   d) de verzoeker na een definitieve beslissing een identiek verzoek heeft ingediend;
   e) een persoon die ten laste van de verzoeker komt, een verzoek indient nadat hij er overeenkomstig artikel 6, lid 4, mee heeft ingestemd dat zijn geval deel uitmaakt van een namens hem ingediend verzoek en geen met de situatie van de ten laste komende persoon verband houdende feiten een apart verzoek rechtvaardigen.

Artikel 31

Bijzondere voorschriften betreffende het onderhoud over de ontvankelijkheid

1.  Vooraleer een verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard, stellen de lidstaten verzoekers in de gelegenheid hun standpunt uiteen te zetten over de toepassing van de in artikel 30 bedoelde gronden op hun specifieke omstandigheden. Daartoe houdt de beslissingsautoriteit een persoonlijk onderhoud over de ontvankelijkheid van het verzoek. De lidstaten kunnen daarvan alleen afwijken in het geval van volgende verzoeken, overeenkomstig artikel 35. [Am. 80]

2.  Lid 1 doet geen afbreuk aan artikel 5 van Verordening (EU) nr. […/…]. [de Dublinverordening].

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat de ambtenaar van de beslissingsautoriteit die het onderhoud over de ontvankelijkheid van het verzoek afneemt geen uniform draagt. [Am. 81]

Artikel 32

Het begrip „eerste land van asiel”

Een land kan worden beschouwd als eerste land van asiel voor een bepaalde persoon die om internationale bescherming verzoekt wanneer:

   a) de verzoeker in dat land is erkend als vluchteling en hij die bescherming nog kan genieten; of
   b) hij anderszins effectieve bescherming geniet in dat land, met inbegrip van het genot van het beginsel van non-refoulement, [Am. 82]
  

mits hij opnieuw tot het grondgebied van dat land wordt toegelaten.

Bij de toepassing van het begrip „eerste land van asiel” op de bijzondere omstandigheden van een persoon die om internationale bescherming verzoekt, houden de lidstaten rekening ▌met artikel 37, lid 1.

De verzoeker mag de toepassing van het begrip „eerste land van asiel” aanvechten op grond van het feit dat het eerste land van asiel in kwestie in zijn specifieke geval niet veilig is. [Am. 83]

▌ [Am. 84]

AFDELING III

[Am. 85]

Artikel 33

Het begrip „veilig land van herkomst”

1.  Een derde land dat op grond van deze richtlijn als veilig land van herkomst is aangemerkt, kan voor een bepaalde verzoeker, nadat zijn verzoek afzonderlijk is behandeld, alleen als veilig land van herkomst worden beschouwd wanneer:

   a) hij de nationaliteit van dat land heeft; of
   b) hij staatloos is en voorheen in dat land zijn gewone verblijfplaats had;
   c) en wanneer hij geen substantiële redenen heeft opgegeven om het land in zijn specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst te beschouwen ten aanzien van de vraag of hij voor erkenning als vluchteling of voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn].

2.  De lidstaten stellen verdere nationale wetsvoorschriften en -bepalingen vast voor de toepassing van het begrip „veilig land van herkomst”.

AFDELING IV

Artikel 34

Volgende verzoeken

1.  Indien een persoon die in een lidstaat internationale bescherming heeft aangevraagd, aldaar verdere verklaringen heeft afgelegd of een volgend verzoek heeft ingediend, onderzoekt deze lidstaat deze verdere verklaringen of de elementen van het volgende verzoek in het kader van de behandeling van het vorige verzoek of in het kader van de toetsing van de beslissing waartegen beroep of bezwaar is aangetekend, voor zover de beslissingsautoriteit rekening kan houden met alle elementen die aan de nadere verklaringen of het volgende verzoek in dit kader ten grondslag liggen. [Am. 87]

2.  Om overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder d), een beslissing over de ontvankelijkheid van een verzoek om internationale bescherming te nemen, kunnen de lidstaten een specifieke procedure zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel toepassen wanneer een persoon een volgend verzoek om internationale bescherming indient:

   a) nadat het vorige verzoek werd ingetrokken op grond van artikel 24;
   b) nadat een definitieve beslissing is genomen over het vorige verzoek.

3.  Een volgend verzoek om internationale bescherming moet eerst aan een voorafgaand onderzoek worden onderworpen om uit te maken of er, sinds de intrekking van het vorige verzoek of na de in lid 2, onder b), bedoelde beslissing inzake dit verzoek, nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn of door de verzoeker zijn voorgelegd in verband met de behandeling van de vraag of hij voor erkenning als vluchteling dan wel voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn].

4.  Indien na het in lid 3 bedoelde voorafgaande onderzoek nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn of door de verzoeker zijn voorgelegd die de kans aanzienlijk groter maken dat de verzoeker voor erkenning als vluchteling of voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt krachtens Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn], wordt het verzoek verder behandeld overeenkomstig hoofdstuk II.

5.  De lidstaten kunnen overeenkomstig hun nationale wetgeving een hernieuwd verzoek verder behandelen wanneer er andere redenen zijn om een procedure te heropenen.

[Am. 88]

6.  De in dit artikel bedoelde procedure kan ook van toepassing zijn ingeval een ten laste van een verzoeker komende persoon een verzoek indient nadat hij er overeenkomstig artikel 6, lid 4, mee heeft ingestemd dat zijn geval deel uitmaakt van een namens hem ingediend verzoek. In dit geval zal het voorafgaande onderzoek in lid 3 erin bestaan na te gaan of met de situatie van de afhankelijke persoon verband houdende feiten een apart verzoek rechtvaardigen.

7.  Indien, na stopzetting overeenkomstig lid 2 van de procedure met betrekking tot het aanvankelijke verzoek, de betrokken persoon vóór de uitvoering van een terugkeerbesluit in dezelfde lidstaat een nieuw verzoek om internationale bescherming indient en dit nieuwe verzoek niet tot een nieuwe behandeling leidt uit hoofde van dit artikel, kan deze lidstaat: [Am. 113]

   a) een uitzondering maken op het recht om op het grondgebied te blijven, mits de beslissingsautoriteit zich ervan heeft vergewist dat een terugkeerbesluit niet zal leiden tot direct of indirect refoulement in strijd met de internationale en communautaire verplichtingen van die lidstaat; en/of
   b) bepalen dat de ontvankelijkheidsprocedure wordt toegepast op het verzoek, overeenkomstig dit artikel en artikel 30; en/of
   c) bepalen dat de behandelingsprocedure wordt versneld overeenkomstig artikel 28, lid 6, onder i).

In de in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde gevallen, kunnen de lidstaten op grond van de nationale wetgeving afwijken van de termijnen die normaal gelden voor de ontvankelijkheidsprocedures en/of de versnelde procedures.

8.  Wanneer een persoon ten aanzien van wie een overdrachtsbesluit overeenkomstig Verordening (EU) nr. […/…] [de Dublinverordening] moet worden uitgevoerd, verdere verklaringen aflegt of een volgend verzoek indient in de overdragende lidstaat, worden deze verkaringen of volgende verzoeken overeenkomstig die richtlijn behandeld door de verantwoordelijke lidstaat in de zin van die verordening.

Artikel 35

Procedureregels

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat personen die om internationale bescherming verzoeken en van wie het verzoek aan een voorafgaand onderzoek ingevolge artikel 34 wordt onderworpen, de in artikel 11, lid 1, opgesomde waarborgen genieten.

2.  De lidstaten kunnen in hun interne recht regels inzake het voorafgaande onderzoek ingevolge artikel 34 neerleggen. Die regels kunnen onder meer:

   a) de betrokken verzoeker ertoe verplichten feiten te vermelden en bewijzen te leveren die een nieuwe procedure rechtvaardigen;
   b) het te verrichten voorafgaand onderzoek toestaan op grond van uitsluitend schriftelijke toelichtingen zonder persoonlijk onderhoud, met uitzondering van de in artikel 34, lid 6, bedoelde gevallen.

De regels mogen de toegang voor verzoekers tot een nieuwe procedure niet onmogelijk maken en evenmin leiden tot daadwerkelijke ontzegging of vergaande inperking van een dergelijke toegang.

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat:

   a) de verzoeker op passende wijze op de hoogte wordt gesteld omtrent de uitkomst van het voorafgaande onderzoek en, ingeval het verzoek niet verder zal worden behandeld, van de desbetreffende redenen en de mogelijkheden om een bezwaar of een beroep in te stellen;
   b) indien een van de in artikel 34, lid 3, bedoelde situaties zich voordoet, de beslissingsautoriteit het hernieuwde verzoek zo spoedig mogelijk overeenkomstig hoofdstuk II verder behandelt.

AFDELING V

Artikel 36

Grensprocedures

1.  De lidstaten kunnen procedures invoeren om, overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen van hoofdstuk II, aan de grens of in transitzones van de lidstaten een beslissing te nemen over:

   a) de ontvankelijkheid van een verzoek, in de zin van artikel 30, dat aldaar wordt ingediend; en/of [Am. 89]
   b) de inhoud van een verzoek in een versnelde procedure overeenkomstig artikel 28, lid 6.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing in het kader van de in lid 1 voorgeschreven procedures binnen een redelijke termijn wordt genomen. Wanneer niet binnen vier weken een beslissing is genomen, wordt aan de verzoeker toegang tot het grondgebied van de lidstaat verleend zodat zijn verzoek kan worden behandeld overeenkomstig de andere bepalingen van deze richtlijn. Het aan de grens of in de transitzones van lidstaten vasthouden van verzoekers is gelijkwaardig aan het in bewaring plaatsen, zoals bedoeld in artikel 22. [Am. 90]

3.  Wanneer het door de aankomst van grote aantallen onderdanen van derde landen of staatlozen die aan de grens of in een transitzone verzoeken om internationale bescherming indienen, praktisch onmogelijk is om aldaar de bepalingen van lid 1 toe te passen, kan deze procedure ook worden toegepast indien en zolang de onderdanen van derde landen of staatlozen op normale wijze worden ondergebracht op plaatsen nabij de grens of de transitzone.

AFDELING VI

Artikel 37

Het begripveilige derde landen

1.  Een derde land kan ▌alleen als veilig derde land worden beschouwd indien een persoon die om internationale bescherming verzoekt in het betrokken derde land overeenkomstig de volgende beginselen zal worden behandeld:

   a) het leven en de vrijheid van de betrokkene zijn niet in gevaar vanwege diens ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of omdat deze tot een bepaalde sociale groep behoort;
   b) er bestaat geen risico op ernstige schade in de zin van [Richtlijn …./../EU] [de erkenningsrichtlijn];
   c) het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Verdrag van Genève wordt nageleefd;
   d) het verbod op verwijdering in strijd met het recht op vrijwaring tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, zoals neergelegd in het internationaal recht, wordt nageleefd;
   e) de mogelijkheid bestaat om om de vluchtelingenstatus te verzoeken of om een andere bijkomende vorm van bescherming die vergelijkbaar is met de bescherming die wordt geboden in overeenstemming met [Richtlijn …./../EU] [de erkenningsrichtlijn] en, indien dergelijke status of bescherming wordt toegekend, om bescherming te genieten die vergelijkbaar is met de bescherming die wordt geboden in overeenstemming met die richtlijn ;
   f) het land heeft het Verdrag van Genève zonder geografische beperkingen geratificeerd en leeft dit na;
   g) het land beschikt over een bij wet voorgeschreven asielprocedure; en
   h) het land is door het Europees Parlement en de Raad aangemerkt als veilig derde land overeenkomstig lid 2.

2.  Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, een gemeenschappelijke lijst op, of wijzigen deze, van derde landen die voor de toepassing van lid 1 als veilig derde land worden beschouwd.

3.  De betrokken lidstaten stellen nationale wetsbepalingen vast voor de uitvoering van de bepalingen van lid 1 en voorschriften:

   a) waarbij een band tussen de persoon die om internationale bescherming verzoekt en het betrokken derde land wordt vereist op grond waarvan het voor de betrokkene redelijk zou zijn naar dat land te gaan;
   b) met betrekking tot methodologie met behulp waarvan de bevoegde autoriteiten zich ervan vergewissen dat het begrip „veilig derde land” op een bepaald land of een bepaalde asielzoeker kan worden toegepast. Dergelijke methodologie dient onder meer te bestaan uit een veiligheidsstudie per land voor een bepaalde verzoeker;
   c) overeenkomstig de internationale wetgeving die voorzien in een afzonderlijke studie om na te gaan of het betrokken derde land voor een bepaalde verzoeker veilig is; deze voorschriften moeten ten minste de verzoeker in staat stellen de toepassing van het begrip „veilig derde land” aan te vechten op grond van het feit dat het derde land, gelet op zijn specifieke omstandigheden, niet veilig is. De verzoeker moet ook in de gelegenheid worden gesteld om het bestaan van de onder a) bedoelde band tussen hem en het derde land aan te vechten.

4.  Bij de uitvoering van een ▌op dit artikel gebaseerde beslissing dienen de betrokken lidstaten ▌de verzoeker hiervan op de hoogte te brengen ▌.

5.  Wanneer het veilige derde land de verzoeker niet terugneemt, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.

6.  De lidstaten stellen geen nationale lijsten op met veilige landen van herkomst of nationale lijsten met veilige derde landen.[Am. 91]

HOOFDSTUK IV

PROCEDURES VOOR DE INTREKKING VAN DE INTERNATIONALE BESCHERMING

Artikel 38

Intrekking van de internationale bescherming

De lidstaten zorgen ervoor dat een onderzoek om de internationale bescherming van een bepaalde persoon in te trekken, kan beginnen wanneer er nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn waaruit blijkt dat er redenen zijn om de geldigheid van de internationale bescherming opnieuw te onderzoeken.

Artikel 39

Procedureregels

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de bevoegde autoriteit overweegt de internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of staatloze in te trekken overeenkomstig artikel 14 of artikel 19 van Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn], de betrokkene de volgende waarborgen geniet:

   a) hij wordt er schriftelijk van in kennis gesteld dat de bevoegde autoriteit heroverweegt, of hij in aanmerking komt voor de internationale bescherming, en van de redenen voor die heroverweging; en
   b) hem wordt de kans geboden om, tijdens een persoonlijk gehoor overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b), en de artikelen 13, 14 en 15, of in een schriftelijke verklaring, de redenen voor te leggen waarom de internationale bescherming niet mag worden ingetrokken.

   a) de bevoegde autoriteit precieze en bijgewerkte informatie uit diverse bronnen kan inwinnen zoals, in voorkomend geval, informatie van het Bureau van de UNHCR, en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, wat betreft de algemene situatie die in de landen van herkomst van de betrokken personen heerst; en
   b) wanneer er over het individuele geval informatie wordt ingewonnen met het oog op een heroverweging van de internationale bescherming, deze informatie niet wordt ingewonnen bij de actor(en) van de vervolging of van de ernstige schade op een wijze die ertoe leidt dat deze actor(en) rechtstreeks te weten komt (komen) dat de betrokken persoon internationale bescherming geniet en dat zijn status wordt heroverwogen, noch resulteert in gevaar voor de fysieke integriteit van de betrokkene en van de te zijnen laste komende personen, dan wel voor de vrijheid en veiligheid van zijn nog in het land van herkomst levende familieleden.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de beslissing van de bevoegde autoriteit om de internationale bescherming in te trekken, schriftelijk wordt meegedeeld. De redenen in feite en in rechte worden in de beslissing genoemd en informatie over de manier waarop de beslissing kan worden aangevochten wordt schriftelijk verstrekt.

3.  Zodra de bevoegde autoriteit de beslissing heeft genomen om de internationale beschermingsstatus in te trekken, zijn artikel 18, lid 2, artikel 19, lid 1, en artikel 26 eveneens van toepassing.

4.  In afwijking van de leden 1, 2 en 3 kunnen de lidstaten beslissen dat de internationale bescherming van rechtswege vervalt indien de persoon die internationale bescherming geniet ondubbelzinnig afziet van zijn erkenning als persoon die internationale bescherming geniet.

HOOFDSTUK V

BEROEPSPROCEDURES

Artikel 40

Recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat voor personen die om internationale bescherming verzoeken een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie openstaat tegen:

  a) een beslissing die inzake hun verzoek om internationale bescherming is gegeven, met inbegrip van een beslissing:
   i) om een verzoek als ongegrond te beschouwen met betrekking tot de vluchtelingenstatus en/of de subsidiaire-beschermingsstatus,
   ii) om een verzoek als niet-ontvankelijk te beschouwen overeenkomstig artikel 30;
   iii) aan de grens of in de transitzones van een lidstaat zoals omschreven in artikel 36, lid 1;
   iv) om een behandeling niet uit te voeren overeenkomstig artikel 37;
   b) een weigering om de behandeling van een verzoek na de onderbreking ervan overeenkomstig de artikelen 24 en 25 te hervatten;
   c) een beslissing tot intrekking van de internationale-bescherming krachtens artikel 39.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat personen van wie door de beslissingsautoriteit is erkend dat zij voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen, toegang hebben tot een daadwerkelijk rechtsmiddel in de zin van lid 1 tegen een beslissing om een verzoek als ongegrond te beschouwen met betrekking tot de vluchtelingenstatus.

De betrokken persoon kan, in afwachting van de uitkomst van de beroepsprocedures, aanspraak maken op de rechten en voordelen die door Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn] worden verleend aan personen die subsidiaire bescherming genieten.

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat een daadwerkelijk rechtsmiddel in de zin van lid 1, een volledig onderzoek van zowel de feitelijke als juridische gronden omvat, met inbegrip van een ex nunc onderzoek van de behoefte aan internationale bescherming overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn], zulks ten minste in beroepsprocedures voor een rechterlijke instantie van eerste aanleg.

4.  De lidstaten stellen minimumtermijnen en andere vereiste voorschriften vast opdat de verzoeker zijn recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel krachtens lid 1 kan uitoefenen. [Am. 92]

De lidstaten leggen een minimumtermijn vast van vijfenveertig werkdagen waarbinnen de verzoekers hun recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel kunnen uitoefenen. Voor de verzoekers die vallen onder de in artikel 28, lid 6, bedoelde versnelde procedure, leggen de lidstaten een minimumtermijn vast van dertig werkdagen. De termijnen maken de toegang van verzoekers tot een daadwerkelijk rechtsmiddel in de zin van lid 1 niet onmogelijk of uiterst moeilijk. De lidstaten kunnen ook voorzien in een ambtshalve toetsing van overeenkomstig artikel 36 genomen beslissingen. [Am. 93]

5.  Onverminderd lid 6, heeft een rechtsmiddel in de zin van lid 1 van dit artikel tot gevolg dat verzoekers in de betrokken lidstaat mogen blijven in afwachting van de uitkomst van het rechtsmiddel.

6.  In het geval van een beslissing die is genomen in de in artikel 28, lid 6, bedoelde versnelde procedure en van een beslissing waarbij een verzoek overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder d), niet-ontvankelijk wordt verklaard, en indien, in deze gevallen, de nationale wetgeving niet voorziet in het recht om in de lidstaat te blijven in afwachting van het resultaat van het rechtsmiddel, is een rechterlijke instantie bevoegd om, op verzoek van de betrokken verzoeker of ambtshalve, uitspraak te doen over de vraag of de verzoeker op het grondgebied van de lidstaat mag blijven. [Am. 94]

Dit lid is niet van toepassing op de in artikel 36 bedoelde procedures.

7.  De lidstaten staan de verzoeker toe om op het grondgebied te blijven in afwachting van de uitkomst van de in lid 6 bedoelde procedure. Er kan een uitzondering worden gemaakt voor hernieuwde verzoeken die overeenkomstig de artikelen 34 en 35 niet opnieuw worden behandeld, indien er uit hoofde van artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2008/115/EG een terugkeerbesluit is genomen, en voor besluiten in de in artikel 37 bedoelde procedure, indien de nationale wetgeving dit toelaat. [Am. 117]

8.  De leden 5, 6 en 7 van dit artikel doen geen afbreuk aan artikel 26 van Verordening (EU) nr. […/….] [de Dublinverordening].

9.  De lidstaten leggen termijnen vast voor het onderzoek door de in lid 1 bedoelde rechterlijke instantie van beslissingen van de beslissingsautoriteit.

10.  Indien aan een verzoeker een status is toegekend die dezelfde rechten en voordelen krachtens het nationale en het Unierecht biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn […./../EU] [de erkenningsrichtlijn], kan de verzoeker worden geacht een daadwerkelijk rechtsmiddel te hebben, wanneer een rechterlijke instantie beslist dat het in lid 1 bedoelde rechtsmiddel niet ontvankelijk is of geen grote kans van slagen heeft vanwege onvoldoende belangstelling bij de verzoeker om de procedure voort te zetten.

11.  De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving tevens de voorwaarden vastleggen waaronder ervan kan worden uitgegaan dat een verzoeker zijn rechtsmiddel zoals bedoeld in lid 1, impliciet heeft ingetrokken of daarvan heeft afgezien, en wel tezamen met de regels inzake de procedure die moet worden gevolgd.

HOOFDSTUK VI

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 41

Aanvechting door overheidsinstanties

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor overheidsinstanties om bestuursrechtelijke en/of rechterlijke beslissingen aan te vechten overeenkomstig de nationale wetgeving.

Artikel 42

Vertrouwelijkheid

De lidstaten zien erop toe dat de autoriteiten die uitvoering geven aan deze richtlijn ten aanzien van alle informatie welke zij tijdens hun werk verkrijgen, gebonden zijn door het vertrouwelijkheidsbeginsel zoals omschreven in de nationale wetgeving.

Artikel 43

Samenwerking

Elke lidstaat wijst een nationaal contactpunt aan en deelt het adres daarvan mee aan de Commissie. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.

De lidstaten nemen in overleg met de Commissie alle passende maatregelen om een rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde instanties tot stand te brengen.

Artikel 44

Verslag

Uiterlijk op […] brengt de Commissie het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing en de financiële kosten van deze richtlijn in de lidstaten en stelt zij alle nodige wijzigingen voor. De lidstaten doen de Commissie alle informatie en financiële gegevens toekomen die deze nodig heeft voor het opstellen van dit verslag. Na de indiening van het verslag brengt de Commissie minstens om de twee jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten. [Am. 95]

Artikel 45

Omzetting

De lidstaten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om uiterlijk op […] aan de artikelen […] te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk ...(6)aan artikel 28, lid 3, te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. [Am. 96]

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die betrekking hebben op deze richtlijn alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Artikel 46

Overgangsbepalingen

De lidstaten passen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van artikel 45, eerste alinea, toe op verzoeken om internationale bescherming die zijn ingediend na […] en op de procedures tot intrekking van internationale bescherming die zijn ingeleid na […]. Verzoeken die zijn ingediend vóór […] en procedures tot intrekking van de vluchtelingenstatus die zijn ingeleid vóór […] zijn onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen overeenkomstig Richtlijn 2005/85/EG.

De lidstaten passen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van artikel 45, tweede alinea, toe op verzoeken om internationale bescherming die zijn ingediend na […]. Verzoeken die zijn ingediend vóór […] zijn onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen overeenkomstig Richtlijn 2005/85/EG.

Artikel 47

Intrekking

Richtlijn 2005/85/EG wordt met ingang van [de dag na de in artikel 45, eerste alinea, van deze richtlijn genoemde datum] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 48

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen [...] zijn van toepassing vanaf [de dag na de in artikel 45, eerste alinea, van deze richtlijn genoemde datum].

Artikel 49

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De Voorzitter

(1) PB C 18 van 19.1.2011, blz. 85.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 6 april 2011.
(3) PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.
(4) PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98.
(5) PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.
(6)* Twee jaar na de uiterste datum voor de omzetting van deze richtlijn.


BIJLAGE I

Definitie van „beslissingsautoriteit”

Bij de toepassing van deze richtlijn kan Ierland, voor zover het bepaalde in artikel 17, lid 1, van de Refugee Act (Wet op de Vluchtelingen) van 1996 (zoals gewijzigd) van toepassing blijft, oordelen dat:

   onder „beslissingsautoriteit” zoals bedoeld in artikel 2, onder f), van deze richtlijn, met betrekking tot de vraag, of een verzoeker al dan niet als vluchteling moet worden aangemerkt, moet worden verstaan het Office of the Refugee Applications Commissioner (Bureau van de Commissaris voor de Erkenning van Vluchtelingen), en
   onder „beslissingen in eerste aanleg” zoals bedoeld in artikel 2, onder f), van deze richtlijn, ook moeten worden verstaan de aanbevelingen van de Refugee Applications Commissioner (Commissaris voor de Erkenning van Vluchtelingen) betreffende de vraag, of een verzoeker al dan niet als vluchteling moet worden aangemerkt.

Ierland zal de Commissie in kennis stellen van alle wijzigingen van artikel 17, lid 1, van de Refugee Act (Wet op de Vluchtelingen) van 1996 (zoals gewijzigd).
[Am. 85]


BIJLAGE II

Deel A

Ingetrokken richtlijn

(bedoeld in artikel 47)

Richtlijn 2005/85/EG van de Raad

(PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13)

Deel B

Termijn voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 47)

Richtlijn

Termijn voor omzetting

2005/85/EG

Eerste termijn: 1 december 2007

Tweede termijn: 1 december 2008


BIJLAGE III

Concordantietabel(1)

Richtlijn 2005/85/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, onder g)

Artikel 2, onder h)

Artikel 2, onder i)

Artikel 2, onder g)

Artikel 2, onder j)

Artikel 2, onder k)

Artikel 2, onder l)

Artikel 2, onder h)

Artikel 2, onder m)

Artikel 2, onder i)

Artikel 2, onder n)

Artikel 2, onder j)

Artikel 2, onder o)

Artikel 2, onder k)

Artikel 2, onder p)

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 3

Artikel 4, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, lid 1, tweede alinea

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 5

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 6

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 7

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 8

Artikel 6, lid 9

Artikel 7, leden 1 tot en met 3

Artikel 7, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 8, lid 2

Artikel 8, lid 3

Artikel 8, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, lid 2

Artikel 8, lid 2, onder a)

Artikel 9, lid 3, onder a)

Artikel 8, lid 2, onder b)

Artikel 9, lid 3, onder b)

Artikel 8, lid 2, onder c)

Artikel 9, lid 3, onder c)

Artikel 9, lid 3, onder d)

Artikel 8, lid 3

Artikel 9, lid 4

Artikel 8, lid 5

Artikel 9, lid 5

Artikel 9, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 9, lid 2, eerste alinea

Artikel 10, lid 2, eerste alinea

Artikel 9, lid 2, tweede alinea

Artikel 9, lid 3

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 4

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12, lid 1

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 2, onder a)

Artikel 13, lid 2, onder a)

Artikel 12, lid 2, onder b)

Artikel 12, lid 2, onder c)

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, lid 2, onder b)

Artikel 12, leden 4 tot en met 6

Artikel 13, leden 3 tot en met 5

Artikel 13, leden 1 en 2

Artikel 14, leden 1 en 2

Artikel 13, lid 3, onder a)

Artikel 14, lid 3, onder a)

Artikel 14, lid 3, onder b)

Artikel 13, lid 3, onder b)

Artikel 14, lid 3, onder c)

Artikel 14, lid 3, onder d)

Artikel 14, lid 3, onder e)

Artikel 13, lid 4

Artikel 14, lid 4

Artikel 13, lid 5

Artikel 15

Artikel 14

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 15, leden 1 en 2, en lid 3, eerste alinea

Artikel 18, leden 1 en 2, en lid 3, eerste alinea

Artikel 15, lid 3, onder a)

Artikel 15, lid 3, onder b)

Artikel 18, lid 3, onder a)

Artikel 15, lid 3, onder c)

Artikel 18, lid 3, onder b)

Artikel 15, lid 3, onder d)

Artikel 15, lid 3, tweede alinea

Artikel 18, lid 3, tweede alinea

Artikel 15, lid 4

Artikel 18, lid 4

Artikel 18, lid 5

Artikel 15, lid 5

Artikel 18, lid 6

Artikel 15, lid 6

Artikel 18, lid 7

Artikel 16, lid 1

Artikel 19, lid 1

Artikel 16, lid 2

Artikel 19, lid 2

Artikel 19, lid 3

Artikel 16, lid 3

Artikel 19, lid 4

Artikel 16, lid 4

Artikel 19, lid 4

Artikel 20, leden 1 tot en met 3

Artikel 17, lid 1

Artikel 21, lid 1

Artikel 17, lid 2, onder a)

Artikel 21, lid 2, onder a)

Artikel 17, lid 2, onder b)

Artikel 17, lid 2, onder c)

Artikel 21, lid 2, onder b)

Artikel 17, lid 3

Artikel 17, lid 4

Artikel 21, lid 3

Artikel 21, lid 4

Artikel 17, lid 5

Artikel 21, lid 5

Artikel 21, lid 6

Artikel 17, lid 6

Artikel 21, lid 7

Artikel 18

Artikel 22

Artikel 19

Artikel 23

Artikel 20

Artikel 24

Artikel 20, lid 1, onder a) en b)

Artikel 24, lid 1, onder a) en b)

Artikel 20, lid 2

Artikel 24, lid 2

Artikel 24, lid 3

Artikel 21

Artikel 25

Artikel 22

Artikel 26

Artikel 23

Artikel 27

Artikel 23, lid 1

Artikel 27, lid 1

Artikel 23, lid 2, eerste alinea

Artikel 27, lid 2

Artikel 23, lid 2, tweede alinea

Artikel 27, lid 3

Artikel 27, lid 4

Artikel 23, lid 3

Artikel 27, lid 5

Artikel 23, lid 4

Artikel 27, lid 6

Artikel 23, lid 4, onder a)

Artikel 27, lid 6, onder a)

Artikel 23, lid 4, onder b)

Artikel 23, lid 4, onder c), i)

Artikel 27, lid 6, onder b)

Artikel 23, lid 4, onder c), ii)

Artikel 23, lid 4, onder d)

Artikel 27, lid 6, onder c)

Artikel 23, lid 4, onder e)

Artikel 23, lid 4, onder f)

Artikel 27, lid 6, onder d)

Artikel 23, lid 4, onder g)

Artikel 23, lid 4, onder h)

Artikel 23, lid 4, onder i)

Artikel 23, lid 4, onder j)

Artikel 27, lid 6, onder f)

Artikel 23, lid 4, onder k) tot en met n)

Artikel 23, lid 4, onder o)

Artikel 27, lid 6, onder e)

Artikel 27, lid 7

Artikel 27, lid 8

Artikel 27, lid 9

Artikel 28

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 29

Artikel 25, lid 1

Artikel 29, lid 1

Artikel 25, lid 2, onder a) tot en met c)

Artikel 29, lid 2, onder a) tot en met c)

Artikel 25, lid 2, onder d) en e)

Artikel 25, lid 2, onder f) en g)

Artikel 29, lid 2, onder d) en e)

Artikel 30

Artikel 26

Artikel 31

Artikel 27

Artikel 32

Artikel 27, lid 1, onder a)

Artikel 32, lid 1, onder a)

Artikel 32, lid 1, onder b)

Artikel 27, lid 1, onder b) tot en met d)

Artikel 32, lid 1, onder c) tot en met e)

Artikel 27, leden 2 tot en met 5

Artikel 32, leden 2 tot en met 5

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 33

Artikel 30, leden 2 tot en met 4

Artikel 33, lid 2

Artikel 30, lid 5

Artikel 33, lid 3

Artikel 30, lid 6

Artikel 33, lid 4

Artikel 31

Artikel 34

Artikel 31, lid 2

e

Artikel 31, lid 3

Artikel 34, lid 2

Artikel 32, leden 1 tot en met 7

Artikel 35, leden 1 tot en met 7

Artikel 35, leden 8 en 9

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 36

Artikel 34, lid 1 en lid 2, onder a)

Artikel 36, lid 1 en lid 2, onder a)

Artikel 34, lid 2, onder b)

Artikel 34, lid 2, onder c)

Artikel 36, lid 2, onder b)

Artikel 34, lid 3, onder a) en b)

Artikel 36, lid 3, onder a) en b)

Artikel 35, lid 1

Artikel 37, lid 1, onder a)

Artikel 37, lid 1, onder b)

Artikel 35, lid 2 en lid 3, onder a) tot en met f)

Artikel 35, lid 4

Artikel 37, lid 2

Artikel 35, lid 5

Artikel 37, lid 3

Artikel 36, lid 1 en lid 2, onder a) tot en met c)

Artikel 38, lid 1 en lid 2, onder a) tot en met c)

Artikel 36, lid 2, onder d)

Artikel 36, lid 3

Artikel 36, lid 4

Artikel 38, lid 3

Artikel 36, lid 5

Artikel 38, lid 4

Artikel 36, lid 6

Artikel 38, lid 5

Artikel 36, lid 7

Artikel 37

Artikel 39

Artikel 38

Artikel 40

Artikel 39

Artikel 41

Artikel 39, lid 1, onder a)

Artikel 41, lid 1, onder a)

Artikel 41, lid 1, onder a), i)

Artikel 39, lid 1, onder a), i)

Artikel 41, lid 1, onder a), ii)

Artikel 39, lid 1, onder a), ii)

Artikel 41, lid 1, onder a), iii)

Artikel 39, lid 1, onder a), iii)

Artikel 39, lid 1, onder b)

Artikel 41, lid 1, onder b)

artikel 39, lid 1, onder c) en d)

Artikel 39, lid 1, onder e)

Artikel 41, lid 1, onder c)

Artikel 41, leden 2 en 3

Artikel 39, lid 2

Artikel 41, lid 4

Artikel 39, lid 3

Artikel 41, leden 5 tot en met 8

Artikel 39, lid 4

Artikel 41, lid 9

Artikel 39, lid 5

Artikel 41, lid 10

Artikel 39, lid 6

Artikel 41, lid 11

Artikel 40

Artikel 42

Artikel 41

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 42

Artikel 45

Artikel 43

Artikel 46

Artikel 44

Artikel 47

Artikel 48

Artikel 45

Artikel 49

Artikel 46

Artikel 50

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage IV

(1) De concordantietabel werd nog niet bijgewerkt.

Juridische mededeling - Privacybeleid