Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2623(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B7-0344/2011

Ingediende teksten :

B7-0344/2011

Debatten :

PV 06/06/2011 - 19
CRE 06/06/2011 - 19

Stemmingen :

PV 08/06/2011 - 6.4
CRE 08/06/2011 - 6.4
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0257

Aangenomen teksten
PDF 134kWORD 54k
Woensdag 8 juni 2011 - Straatsburg
Handelsbetrekkingen EU-Canada
P7_TA(2011)0257B7-0344/2011

Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2011 over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 9 november 2010 getiteld „Handel, groei en wereldvraagstukken - Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie” (COM(2010)0612), en de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 7 juli 2010 getiteld „Naar een algemeen Europees internationaal investeringsbeleid” (COM(2010)0343),

–  gezien de gezamenlijke studie van de Commissie en de Canadese regering met als titel „Een evaluatie van de kosten en baten van een hechter economisch partnerschap tussen de EU en Canada” van oktober 2008(1), en het gezamenlijke verslag over de verkennende studie van de EU en Canada van 5 maart 2009(2),

–  gezien de gezamenlijke verklaring na de topconferentie EU-Canada over een alomvattende economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada die op 6 mei 2009 in Praag werd ondertekend (09547/2009),

–  gezien de aanbeveling van de Commissie aan de Raad van 20 december 2010 over de wijziging van de onderhandelingsrichtsnoeren voor een overeenkomst inzake economische integratie met Canada teneinde de Commissie te machtigen om namens de Unie over investeringen te onderhandelen (SEC(2010)1577),

–  gezien het verslag van de Commissie aan de Europese Raad van 10 maart 2011 getiteld „Verslag over handels- en investeringsbelemmeringen 2011 – Afspraken met onze strategische economische partners over verbeterde markttoegang: actieprioriteiten om handelsbelemmeringen weg te nemen” (COM(2011)0114),

–  gezien zijn eerdere resoluties, met name de resolutie van 22 mei 2007 over Europa als wereldspeler – externe aspecten van het concurrentievermogen(3), de resolutie van 19 februari 2008 over de strategie van de EU voor markttoegang ten behoeve van Europese exporteurs(4), de resolutie van 20 mei 2008 over de handel in grondstoffen en goederen(5), de resolutie van 4 september 2008 over de handel in diensten(6), de resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel(7), de resolutie van 5 februari 2009 over versterking van de rol van Europese KMO's in de internationale handel(8), de resolutie van 5 mei 2010 over de top EU-Canada(9), de resolutie van 25 november 2010 over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten(10), de resolutie van 25 november 2010 over het internationaal handelsbeleid met de verplichtingen zoals door de klimaatverandering geboden(11), de resolutie van 25 november 2010 over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten(12), de resolutie van 17 februari 2011 over Europa 2020(13), en de resolutie van 6 april 2011 over het toekomstig Europees internationaal investeringsbeleid(14),

–  gezien de kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en Canada(15) en andere daaropvolgende bilaterale overeenkomsten met Canada, met name de overeenkomst betreffende samenwerking en wederzijdse bijstand in douanezaken(16), de overeenkomst inzake sanitaire maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid bij de handel in levende dieren en dierlijke producten(17), de overeenkomst inzake de handel in wijnen en gedistilleerde dranken(18), de overeenkomst betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart(19) en de overeenkomst betreffende luchtvervoer(20),

–  gezien het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie(21),

–  gezien de artikelen 207, lid 3, en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) ingestelde gereguleerd multilateraal handelssysteem het meest geschikte kader blijft voor de reglementering en bevordering van eerlijke en rechtvaardige handel door passende voorschriften te ontwikkelen en de naleving daarvan te waarborgen,

B.  overwegende dat een succesvolle afronding van de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) van essentieel belang is voor de verdere ontwikkeling van de WTO; overwegende dat een dergelijke overeenkomst geen beletsel vormt voor bilaterale overeenkomsten die verder gaan dan de WTO-afspraken en die een aanvulling vormen op multilaterale regels,

C.  overwegende dat Canada een van de oudste en belangrijkste partners van de EU is, en het eerste industrieland waarmee de EU - in 1976 - een kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking tekende; overwegende dat in de loop der jaren verschillende bilaterale overeenkomsten zijn ondertekend teneinde de intensivering van de handelsbetrekkingen te bevorderen,

D.  overwegende dat de EU de op één na belangrijkste handelspartner van Canada is en dat Canada momenteel de op tien na belangrijkste handelspartner van de EU vormt (2009); overwegende dat Canada de op drie na grootste bron van directe buitenlandse investeringen (DBI) in de EU is, terwijl de EU voor Canada de op één na grootste bron van DBI vormt (2008),

E.  overwegende dat de liberalisering van de bilaterale handel volgens de gezamenlijke studie van 2008 aanzienlijke potentiële voordelen oplevert voor zowel Canada als de EU,

F.  overwegende dat de particuliere sectoren in zowel de EU als Canada zich helder hebben uitgesproken voor een ambitieuze en uitgebreide economische overeenkomst, en menen dat een nauwer economisch partnerschap tussen de EU en Canada een krachtig, groeibevorderend signaal zou afgeven aan investeerders en het bedrijfsleven in de EU en in Canada, alsook internationaal,

G.  overwegende dat men het er algemeen over eens is dat het potentieel van de economische betrekkingen tussen de EU en Canada nog niet optimaal wordt benut en dat een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Canada in grote mate kan bijdragen aan de ontwikkeling en verwezenlijking van de bestaande kansen, door de handel en investeringsstromen te verbeteren, tarieven, tariefpieken en ongerechtvaardigde niet-tarifaire belemmeringen weg te nemen, en nauwere samenwerking te ondersteunen, in het bijzonder op het gebied van regelgeving, arbeidsmobiliteit en erkenning van diploma´s,

H.  overwegende dat de lopende onderhandelingen over een uitgebreide economische en handelsovereenkomst (CETA) gericht zijn op een zeer geavanceerde overeenkomst die wat ambitie betreft verder reikt dan enige andere economische en handelsovereenkomst waarover tot dusverre door de EU of Canada is onderhandeld, en waarmee de reeds sterke bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen nog verder kunnen worden geïntensiveerd,

I.  overwegende dat de Commissie ernaar streeft de bescherming van investeringen in de lopende onderhandelingen met Canada te integreren, en een voorstel tot wijziging van de bestaande onderhandelingsrichtsnoeren aan de Raad heeft voorgelegd,

J.  overwegende dat zowel de EU als Canada hebben verklaard dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij de CETA-onderhandelingen met als doel tegen eind 2011 een overeenkomst te bereiken,

1.  is van mening dat het door de WTO belichaamde multilaterale handelsstelsel nog steeds verreweg het doeltreffendste kader is om vrije, eerlijke en rechtvaardige wereldhandel te verwezenlijken; spreekt nogmaals zijn krachtige steun uit voor een succesvolle afronding van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha, hetgeen de handelsprioriteit van de EU blijft; is van oordeel dat de EU en Canada samen kunnen bijdragen aan een succesvolle afronding van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha;

2.  staat achter een overeenkomst met Canada die verder reikt dan de WTO-afspraken en die een aanvulling vormt op multilaterale regels, mits de onderhandelingen uitmonden in een evenwichtige, ambitieuze overeenkomst van hoge kwaliteit die beduidend verder gaat dan tariefverlagingen; dringt aan op toepassing van het wederkerigheidsbeginsel in het kader van de beschikbare rechtsmiddelen bij handelsgeschillen en onderstreept met name de noodzaak om de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van handelsmerken, octrooien en geografische aanduidingen, te verbeteren, alsmede om een daadwerkelijk wederzijdse toegang tot de markten te bewerkstelligen, met name tot de markten voor diensten en overheidsopdrachten (met inbegrip van het subfederale niveau);

3.  dringt er bij de Commissie op aan om, als teken van goede wil, haar bezwaren tegen de vereisten van de Ontario Green Energy Act met betrekking tot plaatselijke toegevoegde waarde te laten vallen;

4.  is van mening dat het hoofdstuk over intellectuele-eigendomsrechten geen negatieve uitwerking mag hebben op de productie van generieke medicijnen en in overeenstemming moet zijn met de TRIP´s-uitzonderingen voor volksgezondheid;

5.  merkt op dat de Commissie er bij de liberalisering van diensten voor heeft gekozen met een negatieve lijst te werken, maar is van mening dat dit als een uitzondering moet worden gezien en niet als precedent mag dienen voor toekomstige onderhandelingen; is van mening dat de GATS-uitzondering voor openbare nutsvoorzieningen het geschiktste instrument blijft om universele toegang van burgers tot openbare diensten te waarborgen;

6.  is bezorgd over de voortzetting van de asbestwinning in Canada en de ernstige gevolgen ervan voor de gezondheid van werknemers; wijst erop dat de EU iedere vorm van gebruik, winning en verwerking van asbest, evenals de vervaardiging van asbestproducten, volledig heeft verboden; dringt er bij Canada op aan soortgelijke maatregelen te treffen ter verbetering van de volksgezondheid;

7.  wijst op grond van de complementariteit van beide economieën op het toekomstige groeipotentieel van het handels- en investeringsverkeer tussen de EU en Canada en op de uit de CETA voortvloeiende kansen voor het bedrijfsleven;

8.  is van oordeel dat het ambitieniveau van de Commissie in de besprekingen met Canada in evenwicht moet worden gehouden door een even ambitieuze benadering ten aanzien van duurzame ontwikkeling, in het bijzonder met betrekking tot de arbeidsrechtelijke verplichtingen, de reikwijdte van het milieuhoofdstuk en de wijze waarop Multilaterale Milieuovereenkomst (MEA)-kwesties en het nalevingsmechanisme moeten worden aangepakt; is van mening dat de Commissie initiatieven moet steunen en stimuleren om de klimaatverandering tegen te gaan, juridisch bindende mensenrechten en sociale en milieunormen te bevorderen, en het maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren;

9.  is verheugd over de vooruitgang die bij de CETA-onderhandelingen is geboekt en moedigt de Commissie aan om de belangrijkste belanghebbenden te blijven raadplegen; dringt er, hoewel uit de gezamenlijke studie aanzienlijke potentiële voordelen voor zowel Canada als de EU zijn gebleken, bij de Commissie op aan zo spoedig mogelijk een uitgebreide duurzaamheidseffectbeoordeling uit te voeren waarin de te verwachten sectorale implicaties en de sociaaleconomische gevolgen van de definitieve overeenkomst voor de EU worden geëvalueerd;

10.  merkt op dat de bevoegdheid voor de betrekkingen tussen de EU en Canada uitsluitend bij de federale autoriteiten berust, maar acht, gezien hun verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de verdragsverplichtingen die binnen hun rechtsgebied vallen, de deelname van de Canadese provincies en territoria aan de CETA-onderhandelingen essentieel en verwelkomt deze; spoort de provincies en territoria aan de beleidsmaatregelen en procedures op elkaar af te stemmen, teneinde de potentiële voordelen te maximaliseren; is van mening dat een succesvol onderhandelingsresultaat uitdrukkelijke afspraken met de provinciale en territoriale regeringen moet omvatten;

11.  constateert, niet zonder enige zorg, dat de Commissie een voorstel tot wijziging van de onderhandelingsrichtsnoeren heeft voorgelegd aan de Raad, waarin wordt beoogd de Commissie te machtigen om met Canada over investeringen te onderhandelen zonder het standpunt van het Parlement over het toekomstige investeringsbeleid van de EU in het algemeen af te wachten; verzoekt de Commissie bij haar onderhandelingen over investeringen met Canada volledig rekening te houden met de conclusies van het Europees Parlement over dit onderwerp; is van mening dat, gezien de zeer ontwikkelde rechtssystemen van Canada en de EU, het mechanisme voor de beslechting van geschillen tussen staten en het gebruik van plaatselijke rechtsmiddelen de geschiktste instrumenten zijn om investeringsgeschillen te behandelen; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat een eventueel mechanisme voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten geen belemmering vormt voor toekomstige wetgeving op gevoelige beleidsterreinen zoals milieuwetgeving, en wordt ingebed in een breder kader van vereisten zoals uiteengezet in de resolutie van het Europees Parlement over het toekomstig Europees internationaal investeringsbeleid;

12.  benadrukt dat het hoofdstuk over investeringen gericht dient te zijn op de bevordering van kwalitatief hoogstaande investeringen die rekening houden met het milieu en zorgen voor goede arbeidsomstandigheden; dringt er voorts op aan dat in het hoofdstuk over investeringen het recht van beide partijen op regulering wordt geëerbiedigd, in het bijzonder op terreinen als nationale veiligheid, milieu, volksgezondheid, rechten van werknemers en consumenten, industrieel beleid en culturele diversiteit; verzoekt de Commissie gevoelige sectoren zoals cultuur, onderwijs, nationale defensie en volksgezondheid buiten het toepassingsgebied van investeringsovereenkomsten te houden;

13.  spreekt nogmaals zijn zorg uit over de wereldwijde gevolgen van de winning van teerzand voor het milieu wegens de hoge CO2-emissies tijdens het productieproces en het gevaar hiervan voor de plaatselijke biodiversiteit; is vanis van mening dat de CETA-onderhandelingen het recht van de EU om wetgeving over brandstofkwaliteit in te voeren niet mogen ondergraven, noch een belemmering mogen vormen voor de mogelijkheden van de Canadese autoriteiten om in de toekomst milieunormen in te voeren met betrekking tot de winning van teerzand; moedigt beide partijen aan om eventuele geschillen vriendschappelijk op te lossen zonder daarbij de CETA-onderhandelingen in gevaar te brengen;

14.  neemt kennis van de recente juridische ontwikkelingen ten aanzien van het verbod van de EU op zeehondenproducten, en met name van het verzoek van Canada aan de WTO om een officieel panel voor geschillenbeslechting in het leven te roepen; verwacht van de Commissie dat zij onverminderd vasthoudt aan het standpunt van de EU inzake het verbod op zeehondenproducten; spreekt de oprechte hoop uit dat Canada de WTO-procedure, die niet bevorderlijk is voor positieve handelsrelaties, intrekt voordat de CETA-overeenkomst door het Europees Parlement moet worden geratificeerd;

15.  vestigt de aandacht op het verschillende beleid dat door de EU en Canada is vastgesteld ten aanzien van de regulering van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's); waarschuwt dat de striktere regelgeving van de EU kan worden aangevochten door particuliere bedrijven in het kader van het voorgestelde CETA-mechanisme voor beslechting van geschillen;

16.  is van mening dat de landbouwhoofdstukken voor beide partijen een belangrijk onderwerp in de onderhandelingen vormen; is bezorgd over eventuele fundamentele concessies op het gebied van ggo's, melk en vermelding van herkomst; benadrukt derhalve dat volledig rekening moet worden gehouden met de belangen en prioriteiten in de landbouwsector, en verzoekt de Commissie te zorgen voor een onderhandelingsresultaat dat zowel de Europese en Canadese consumenten alsook de respectievelijke landbouwsectoren tot voordeel strekt, en tevens, in het kader van een globaal evenwichtig resultaat, meer - maar eerlijke - concurrentie tussen Europese en Canadese leveranciers van landbouwproducten te bewerkstelligen; verwelkomt in dit verband de initiële toezegging van beide partijen om voor de handel in landbouwgoederen geen landbouwexportsubsidies te handhaven, te introduceren of te herintroduceren, hetgeen een positieve stap is in de richting van ambitieuze en eerlijke onderhandelingen, alsook de afspraak om samen te werken in de WTO-onderhandelingen over landbouwproducten;

17.  verlangt dat de Commissie ter wille van de coherentie van de EU-beleidslijnen, in het bijzonder naar de LGO toe, erop toeziet dat hun belangen wat hun strategische producten betreft in de toekomstige overeenkomst tussen de EU en Canada worden gevrijwaard;

18.  benadrukt dat onderhandelingen over sanitaire en fytosanitaire maatregelen een belangrijk onderwerp vormen in de hoofdstukken over landbouw; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan zich in de onderhandelingen in te zetten voor strenge normen op dit gebied;

19.  herinnert de Raad en de Commissie eraan dat de Raad sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon de goedkeuring van het Parlement moet vragen voor alle internationale handelsovereenkomsten en dat het Parlement tijdens alle stadia van de procedure onverwijld en volledig door de Raad en de Commissie op de hoogte moet worden gehouden; dringt er bij de Raad op aan om het Parlement tijdens de onder de bevoegdheid van de Raad ressorterende procedurestadia onverwijld alle informatie te verschaffen, met name met betrekking tot de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren of eventuele wijzigingen daarvan; verzoekt de Raad en de Commissie om het Parlement te betrekken bij alle onderhandelingsstadia en de standpunten van het Parlement volledig in aanmerking te nemen;

20.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de federale regering en het parlement van Canada, en de provinciale en territoriale regeringen en parlementen van Canada.

(1) http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2008/october/tradoc_141034.pdf
(2) http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2009/march/tradoc_142470.pdf
(3) PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 128.
(4) PB C 184 E van 6.8.2009, blz. 16.
(5) PB C 279 E van 19.11.2009, blz. 5.
(6) PB C 295 E van 4.12.2009, blz. 67.
(7) PB C 45 E van 23.2.2010, blz. 47.
(8) PB C 67 E van 18.3.2010, blz. 101.
(9) PB C 81 E van 15.3.2011, blz. 64.
(10) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0434.
(11) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0445.
(12) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0446.
(13) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0068.
(14) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0141.
(15) PB L 260 van 24.9.1976, blz. 2.
(16) PB L 7 van 13.1.1998, blz. 38.
(17) PB L 71 van 18.3.1999, blz. 3.
(18) PB L 35 van 6.2.2004, blz. 3.
(19) PB L 153 van 17.6.2009, blz. 11.
(20) PB L 207 van 6.8.2010, blz. 32.
(21) PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.

Juridische mededeling - Privacybeleid