Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2011 over EU-wetgeving inzake overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE) en inzake de desbetreffende controles van diervoeders en levensmiddelen - tenuitvoerlegging en vooruitzicht (2010/2249(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 16 juli 2010 getiteld „Het TSE-stappenplan 2: een beleidsnota betreffende overdraagbare spongiforme encefalopathieën voor de periode 2010-2015” (COM(2010)0384),
– gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 25 augustus 2010 over de algemene werking van de officiële controles in de lidstaten op het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid en dierenwelzijn, en plantgezondheid (COM(2010)0441),
– gezien de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2010 over de toekomstige noodzaak en het gebruik van separatorvlees in de Europese Unie, met inbegrip van het voorlichtingsbeleid voor de consument (COM(2010)0704),
– gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong(2) en het verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de bij de toepassing van de hygiëneverordeningen opgedane ervaring (COM(2009)0403),
– gezien Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame(3),
– gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn(4) en het verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toepassing van deze verordening (COM(2009)0334),
– gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden(5),
– gezien Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad(6),
– gezien Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002(7),
– gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over het proteïnetekort in de EU: welke oplossing voor een allang bestaand probleem?(8),
– gezien de Beschikking van de Commissie tot wijziging van Beschikking 2009/719/EG tot machtiging van bepaalde lidstaten om hun jaarlijkse programma voor toezicht op BSE te herzien,
– gezien de conclusies van de Raad van 22 oktober 2010 over de bovengenoemde Mededeling van de Commissie van 16 juli 2010 getiteld „Het TSE-stappenplan 2: een beleidsnota betreffende overdraagbare spongiforme encefalopathieën voor de periode 2010-2015”,
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0195/2011),
A. overwegende dat het aantal gevallen van BSE in de Europese Unie medio de jaren 90 van de vorige eeuw epidemische proporties bereikte hetgeen leidde tot de invoering van een reeks maatregelen die gericht waren op de uitroeiing van BSE en andere TSE's,
B. overwegende dat het aantal positieve BSE-gevallen in de EU is afgenomen van 2167 gevallen in 2001 tot 67 gevallen in 2009; overwegende dat gezien dit afnemende aantal gevallen ervan kan worden uitgegaan dat de wetgeving die tijdens deze periode ten uitvoer is gelegd, heeft bijgedragen aan de uitroeiing van BSE en andere TSE's in de EU, en verder overwegende dat deze afnemende epidemiologische ontwikkeling gepaard moet gaan met een aanpassing van de wettelijke regelingen aan het werkelijk bestaande risico,
C. overwegende dat gezien het voortdurend afnemende aantal BSE-gevallen, de wetgeving inzake TSE's de afgelopen jaren is aangepast en toekomstige wijzigingen overwogen zouden kunnen worden waarbij tegelijkertijd het hoge niveau van de dier- en volksgezondheid in de Europese Unie moet worden gegarandeerd en behouden; overwegende dat deze wijzigingen maatregelen zouden kunnen omvatten inzake SRM-verwijdering, herziening van bepalingen van het totale veevoerverbod, uitroeiing van scrapie, ruiming van cohorten en bewaking,
D. overwegende dat een hogere binnenlandse proteïnegewasproductie noodzakelijk is om minder afhankelijk te worden van de invoer van soja en andere bronnen van eiwitten,
Algemene opmerkingen
1. is verheugd over het TSE-stappenplan 2 - een beleidsnota betreffende overdraagbare spongiforme encefalopathieën van de Commissie en de voorstellen van de Commissie voor bepaalde herzieningen van de huidige TSE-wetgeving in de Europese Unie; onderstreept echter dat bepaalde bepalingen grondig beoordeeld moeten worden en alleen onder bepaalde voorwaarden gesteund zullen worden;
2. onderstreept het belang van het garanderen dat de aanzienlijke afname in BSE-gevallen in de Europese Unie niet tot minder strenge TSE-maatregelen of tot een vermindering van de strenge controle- en bewakingsmechanismen in de EU leidt; neemt kennis van de bijdrage van eerdere en huidige TSE-wetgeving aan de uitroeiing van TSE's in de EU;
BSE-bewaking
3. neemt kennis van de verhoging van de leeftijdsgrenzen voor de TSE-tests op runderen tot boven 72 maanden in 22 lidstaten, zoals is geïntroduceerd door de bovengenoemde Beschikking van de Commissie tot wijziging van Beschikking 2009/719/EG tot machtiging van bepaalde lidstaten om hun jaarlijkse programma voor toezicht op BSE te herzien;
4. dringt er bij de Commissie op aan de leeftijdsgrenzen in de overige lidstaten alleen te verhogen indien dit wordt ondersteund door gedegen risico-inventarisaties teneinde een hoog niveau van diergezondheid en consumentenbescherming niet in gevaar te brengen;
5. onderstreept dat het bewakingsmechanisme een belangrijk instrument is bij het toezicht op TSE in de EU; spreekt zijn bezorgdheid uit over een verdere stijging van de leeftijdsgrenzen voor het testen van runderen met name met het oog op het testen op basis van een steekproefgrootte dat vanaf januari 2013 van toepassing zal zijn op het BSE-toezichtstelsel voor runderen; verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te houden van de vorderingen en nieuwe bevindingen ten aanzien van de te kiezen steekproefgrootten;
6. dringt er bij de Commissie op aan het testen van risicodieren als belangrijk element aan te houden bij het verdere toezicht op de trend van BSE-gevallen in de EU en toe te zien op de vroegtijdige opsporing van het zich eventueel opnieuw voordoen hiervan in de toekomst;
Herziening van het voederverbod
7. ondersteunt - met name gezien het bestaande proteïnetekort in de EU - het voorstel van de Commissie om de bepalingen van het verbod op het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten in diervoeders voor niet-herkauwers op te heffen, mits dit alleen geldt voor niet-herbivoren, en mits:
–
de verwerkte dierlijke eiwitten slechts van soorten afkomstig zijn die geen relatie met TSE-ziekten hebben,
–
de productie- en sterilisatiemethoden die gebruikt worden voor verwerkte dierlijke eiwitten voldoen aan de hoogste veiligheidsnormen en aan de regels die zijn vastgelegd in de Verordening dierlijke bijproducten en gebruikmaken van de nieuwste en veiligste technologie die beschikbaar is,
–
de bestaande verboden op recycling binnen de soort („intra-species recycling”, ofte wel „kannibalisme”) van kracht blijven,
–
productiekanalen van verwerkte dierlijke eiwitten die afgeleid zijn van verschillende soorten volledig gescheiden worden,
–
de scheiding van deze productiekanalen door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten bestuurd en door de Commissie gecontroleerd wordt,
–
er voordat het veevoerverbod wordt opgeheven een betrouwbare soortspecifieke methode toegepast wordt om vast te stellen van welke diersoort de eiwitten afkomstig zijn in diervoeder dat verwerkte dierlijke eiwitten bevat zodat recycling binnen de soort en de aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten van herkauwers kan worden uitgesloten, en
–
de productie van verwerkte dierlijke eiwitten van materiaal van categorie 1 of categorie 2 verboden wordt en dat alleen materiaal van categorie 3 dat geschikt is voor menselijke consumptie gebruikt wordt voor de productie van verwerkte dierlijke eiwitten;
8. benadrukt dat deze maatregelen hand in hand dienen te gaan met een GLB dat gericht is op het verbinden van gewasproductie en veeteelt, adequaat gebruik van graslandgebieden, een hogere binnenlandse productie van eiwitten en het ondersteunen van vruchtwisselingssystemen;
9. dringt er bij de Commissie op aan maatregelen in te voeren die ervoor zorgen dat, als het voederverbod wordt opgeheven, de mogelijkheid van kruisbesmetting van niet van herkauwers afkomstig materiaal met van herkauwers afkomstig materiaal via transportkanalen wordt uitgesloten;
10. verzoekt de Commissie de noodzaak te onderzoeken van een afzonderlijke vergunning voor slachthuizen waar dierlijke bijproducten voorkomen die zowel afkomstig zijn van niet-herkauwers als van herkauwers, zodat zeker wordt gesteld dat deze bijproducten duidelijk gescheiden worden;
11. verwerpt het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten die afkomstig zijn van niet-herkauwers of herkauwers in voer voor herkauwers;
12. verzoekt de Commissie de noodzaak te beoordelen van het controleren van de invoer van verwerkte dierlijke eiwitten teneinde zeker te stellen dat recycling binnen de soort, het gebruik van materiaal van categorie 1 en 2 en schendingen van hygiëneregels kunnen worden uitgesloten; onderstreept dat regelmatige en onaangekondigde controles op locatie hiervoor ook nodig zijn;
13. is voorstander van een kritisch onderzoek naar de mogelijkheid van vaststelling van een tolerantieniveau voor onbeduidende hoeveelheden van niet-toegestane dierlijke eiwitten, die niet van herkauwers afkomstig zijn, in diervoeders op grond van toevallig en technisch onvermijdbare besmetting, mits er een methode voor het bepalen van het aandeel van deze eiwitten beschikbaar is;
SRM-lijst
14. verwacht dat de Commissie de strenge normen zoals vervat in de SRM-lijst van de EU in stand zal houden; benadrukt dat deze strenge normen niet afgezwakt mogen worden door pogingen van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) om EU-normen in overeenstemming te brengen met de lijst van de OIE;
15. dringt er bij de Commissie op aan aanpassingen aan de SRM-lijst van de EU uitsluitend in overweging te nemen indien deze ondersteund worden door wetenschappelijke feiten, onder toepassing van het voorzorgsbeginsel, indien risico's aan de volksgezondheid en diergezondheid kunnen worden uitgesloten en indien de veiligheid van de voedsel- en voederketen gegarandeerd kan worden;
Onderzoek naar TSE's
16. dringt bij de Commissie aan op verdere bevordering van de genetische bescherming tegen scrapie bij schapen door middel van fokprogramma's, ter voorkoming van inteelt en genetische afwijkingen;
17. dringt er bij de Commissie op aan maatregelen te treffen om lopend onderzoek naar resistentie tegen scrapie bij geiten en naar atypische scrapie te stimuleren, aangezien dit zou kunnen bijdragen aan de uitroeiing van TSE's in de EU;
18. verzoekt de Commissie lopend onderzoek te stimuleren om snelle diagnostische ante- en postmortemtests op BSE te ontwikkelen;
19. wijst het voorstel van de Commissie af om minder communautaire middelen beschikbaar te stellen voor onderzoek naar TSE's;
Ruiming van cohorten
20. neemt nota van het voorstel van de Commissie om het huidige ruimingsbeleid in geval van het optreden van BSE in rundveebeslagen te herzien; benadrukt dat voor iedere aanpassing van het beleid met betrekking tot ruiming van cohorten de volgende aspecten in overweging moeten worden genomen om een hoog niveau van consumentenvertrouwen te handhaven: (1) consumentenbescherming, (2) risico voor de gezondheid van mens en dier, en (3) handhaving van de mogelijkheid voor risicomanagers en wetgevers om onmiddellijk de noodzakelijke actie te ondernemen voor het geval BSE opnieuw de kop opsteekt in de EU;
Voedsel- en voederveiligheid
21. neemt kennis van het bovengenoemde verslag van de Commissie over de algemene werking van de officiële controles in de lidstaten op het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid en dierenwelzijn en plantgezondheid; wijst erop dat het verslag bepaalde tekortkomingen aan het licht brengt ten aanzien van de kwaliteit van verslagen van de lidstaten en dringt er bij de lidstaten op aan de kwaliteit van de verslaglegging te verbeteren door verbetering van de uitvoering van nationale controles met het oog op vervulling van de criteria van de verordening, door de niet-conforme gevallen aan te geven en door verbetering van de prestaties van de controlerende autoriteiten en van bedrijven in de voedingsmiddelenindustrie; verzoekt de Commissie efficiënt toezicht te houden op de controles die worden uitgevoerd door de lidstaten;
22. spreekt zijn bezorgdheid uit over de verontreiniging van levensmiddelen en diervoeders, bijv. met dioxine, en roept de lidstaten ertoe op bestaande voorschriften inzake levensmiddelen- en voedercontroles en risicobeheer zeer streng te handhaven en toe te passen en, zo nodig, deze regels aan te scherpen en te zorgen voor een geharmoniseerde uitvoering in de interne markt middels gemeenschappelijke richtsnoeren;
23. verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen te nemen die waarborgen dat aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 142/2011 over de behandeling van dierlijke bijproducten voor de omzetting in biogas alsmede voor het gebruik of de verwijdering van gistingsresiduen wordt voldaan en dat illegale omleiding naar de voedselketen wordt voorkomen; dringt er bij de Commissie op aan de uitvoering van de huidige regels in de lidstaten te controleren om een gesloten systeem te realiseren voor deze activiteit;
Separatorvlees
24. spreekt zijn bezorgdheid uit over huidige EU-wetgeving en de tenuitvoerlegging in de lidstaten inzake separatorvlees;
25. verzoekt de lidstaten hun toepassing van definities van separatorvlees te herzien, in overeenstemming met de bestaande regels;
26. roept op tot verplichte etikettering van separatorvlees in levensmiddelen teneinde consumenten beter voor te lichten zodat zij gefundeerde keuzes kunnen maken;
27. verzoekt de Commissie om derde landen op de hoogte te brengen van wijzigingen in de TSE-verordening en van maatregelen in verband met TSE's;
o o o
28. verzoekt zijn Voorzitter dit tenuitvoerleggingsverslag te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.