Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2056(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0288/2011

Ingediende teksten :

A7-0288/2011

Debatten :

PV 12/09/2011 - 21
CRE 12/09/2011 - 21

Stemmingen :

PV 13/09/2011 - 5.22
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0364

Aangenomen teksten
PDF 279kWORD 116k
Dinsdag 13 september 2011 - Straatsburg
Een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa
P7_TA(2011)0364A7-0288/2011

Resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2011 over een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa (2011/2056(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 2 februari 2011 over „Grondstoffen en grondstoffenmarkten: uitdagingen en oplossingen” (COM(2011)0025),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 4 november 2008 met de titel „Het grondstoffeninitiatief – voorzien in onze kritieke behoeften aan groei en werkgelegenheid in Europa” (COM(2008)0699),

–  gezien het verslag over „Kritieke grondstoffen voor de EU” van de subsgroep van de Raw Material Supply Group van het Directoraat-generaal ondernemingen en industrie(1),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld „Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 26 januari 2011 getiteld „Efficiënt gebruik van hulpbronnen – Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie” (COM(2011)0021),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2011 getiteld „Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050” (COM(2011)0112),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2010 getiteld „Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering – Concurrentievermogen en duurzaamheid centraal stellen” (COM(2010)0614),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 6 november 2010 getiteld „Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie” (COM(2010)0546),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 9 november 2010 getiteld „Handel, groei en wereldvraagstukken – Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie” (COM(2010)0612),

–  gezien zijn resolutie van 9 maart 2011 over een industriebeleid voor het tijdperk van de globalisering(2),

–  gezien zijn resolutie van 3 februari 2011 over afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)(3),

–  gezien zijn resolutie van 16 juni 2010 over EU 2020(4),

–  gezien het document met richtsnoeren betreffende „Non-energy mineral extraction and Natura 2000” van het Directoraat-generaal milieu van de Commissie(5),

–  gezien het werkdocument bij de mededeling van de Commissie van 4 november 2008 getiteld „Het grondstoffeninitiatief – voorzien in onze kritieke behoeften aan groei en werkgelegenheid in Europa” (COM(2008)0699 – SEC(2008)2741),

–  gezien het Jaarverslag 2009 betreffende het grondstoffenbeleid van het Directoraat-generaal handel van de Commissie(6),

–  gezien de studie over „The links between the environment and competitiveness” van het Directoraat-generaal milieu van de Commissie(7),

–  gezien het Groenboek van de Commissie van 10 november 2010 getiteld „EU-ontwikkelingsbeleid ter ondersteuning van groei voor iedereen en duurzame ontwikkeling – Het EU-ontwikkelingsbeleid trefzekerder maken” (COM(2010)0629),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 10 november 2010 getiteld „Over de consolidatie van de betrekkingen tussen de EU en Afrika” (COM(2010)0634),

–  gezien de geplande mededeling van de Commissie over handel en ontwikkeling,

  gezien de mededeling van de Commissie van 15 september 2009 getiteld „Coherentie van het ontwikkelingsbeleid – Vaststelling van een beleidskader dat de hele Unie omvat” (COM(2009)0458),

  gezien zijn resolutie van 18 mei 2010 over de samenhang van het EU-ontwikkelingsbeleid en het concept „officiële ontwikkelingshulp plus”(8),

  gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over het in internationale handelsovereenkomsten opnemen van clausules over maatschappelijk verantwoord ondernemen(9),

  gezien de conclusies van de Raad van 10 maart 2011 over het aanpakken van de uitdagingen op het gebied van grondstoffen en grondstoffenmarkten,

  gezien artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Verdrag van Lissabon), waarin bevestigd wordt dat de Unie bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening houdt met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking,

–  gezien de lopende onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde,

–  gezien de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU 2007 en de Verklaring van Tripoli van de derde Top Afrika-EU op 29-30 november 2010,

–  gezien de lopende WTO-zaak van de EU, de VS en Mexico tegen China betreffende negen grondstoffen,

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie internationale handel en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0288/2011),

A.  overwegende dat de EU behoefte heeft aan een sterke industriebasis, die in grote mate afhankelijk is van een adequate bevoorrading met grondstoffen, terwijl hij „vergroent”, ten einde de overstap te kunnen maken op een koolstofarme economie en zijn concurrentievermogen op peil te houden,

B.  overwegende dat de complexiteit van de administratieve processen en het gebrek aan coördinatie tussen administraties erin kan resulteren dat jaren vertraging ontstaan bij het verkrijgen van vergunningen voor de exploitatie van minerale grondstoffen, en dat dergelijke vertragingen buitensporig zijn, de kapitaalkosten van investeringen vergroten en kleine en middelgrote ondernemingen uitsluiten van de markt,

C.  overwegende dat de mondiale vraag naar grondstoffen, in het bijzonder zogenaamde „technologiemetalen”, voortdurend toeneemt,

D.  overwegende dat de EU-lidstaten, Australië en de Verenigde Staten in staat zijn eigen capaciteit voor de extractie van kritieke grondstoffen, onedele metalen en zeldzame aardmetalen te ontwikkelen,

E.  overwegende dat de ontwikkeling van nieuwe technologieën de vraag naar grondstoffen die voor deze industrieën nodig zijn, verder zal doen toenemen,

F.  overwegende dat het internationale aanbod ten dele wordt beperkt door exportquota, en prijzen tot recordhoogte oplopen,

G.  overwegende dat in de productiesector het aandeel van de materiaalkosten in de totale productiekosten aanzienlijk groter is dan het aandeel van de personeelskosten, en overwegende dat in de trend van het groter wordende aandeel van de materiaalkosten in alle sectoren in ieder geval op de middellange termijn naar verwachting geen verandering zal optreden,

H.  overwegende dat markten baat hebben bij billijke en voor iedereen gelijke randvoorwaarden,

I.  overwegende dat een fellere strijd om grondstoffen de internationale betrekkingen schade kan toebrengen en tot grondstoffenconflicten kan leiden,

J.  overwegende dat deze uitdagingen een kans kunnen zijn voor nieuwe, innovatieve, voor alle partijen gunstige partnerschappen en samenwerking tussen de EU en derde landen,

K.  overwegende dat in veel ontwikkelingslanden de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen ten gevolg van ondemocratische regimes, fraude, corruptie en/of gewapende conflicten niet ten goede is gekomen aan de bevolking,

L.  overwegende dat de acties die de Commissie voorstelt ter verbetering van de grondstoffenefficiëntie en recyclage niet veel verder gaan dan beoordelingen van wat zou kunnen worden gedaan in plaats van voorstellen voor concrete maatregelen, en daarom niet volstaan om de genoemde doelstellingen te verwezenlijken,

M.  overwegende dat de Commissie stelt dat een betere tenuitvoerlegging en handhaving van de bestaande afvalstoffenwetgeving van cruciaal belang is voor het bevorderen van een Europa met een hogere mate van grondstoffenefficiëntie,

N.  overwegende dat méér recyclage van waardevolle materialen, in het bijzonder zeldzame aardmetalen, alleen mogelijk is wanneer ook méér wordt ontmanteld,

O.  overwegende dat recyclage alleen winstgevend is indien gebruik kan worden gemaakt van betrouwbare en doeltreffende classificerings- en scheidingstechnologieën, aangezien de waarde van gerecycleerde materialen afhangt van hun fractiezuiverheid,

P.  overwegende dat vergroting van efficiëntie en méér recycling goed is voor duurzaamheid, het concurrentievermogen en zekerheid van bevoorrading,

Q.  overwegende dat de arbeidsproductiviteit de afgelopen decennia veel meer is toegenomen dan de grondstoffenproductiviteit, waarbij uit ramingen blijkt dat arbeidskosten minder dan 20% van de prijs van een product vertegenwoordigen, terwijl grondstoffen 40% uitmaken; overwegende dat dit implceert dat we snel iets moeten doen om de grondstoffenefficiëntie te verbeteren,

R.  overwegende dat het van cruciaal belang is tijdig adequate maatregelen te nemen voor het implementeren van een doeltreffende strategie en het boeken van resultaten bij het Europese grondstoffeninitiatief,

Een grondstoffenstrategie

1.  is van oordeel dat grondstoffen voor Europa zowel uitdagingen met zich meebrengen, als kansen inhouden; onderstreept dat de EU nu, op het moment dat de vraag naar grondstoffen mondiaal sterk toeneemt, de kans heeft haar slag te slaan door de bevoorrading met en de efficiëntie van grondstoffen te vergroten, en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de behoeften van het bedrijfsleven in de Unie en de grondstoffensector; onderstreept dat billijke toegang tot, en stabiele en voorspelbare prijzen van grondstoffen van essentieel belang zijn voor het ontwikkelingspotentieel, het concurrentievermogen, innovatie en het behoud van de Europese industrie; terwijl beperkingen bij toegang tot en bevoorrading, in het bijzonder van kritieke grondstoffen zoals zeldzame aardmetalen, alsmede een hoge prijsvolatiliteit, schadelijk kunnen zijn voor het concurrentievermogen, de milieu-efficiëntie en de innovatievooruitzichten van de EU-industrie, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen; is verheugd over het feit dat in 2008 de Commissie het grondstoffenbeleid als prioriteit heeft onderkend in haar grondstoffeninitiatief, en verzoekt de Commissie en de lidstaten snel werk te maken van de tenuitvoerlegging van het grondstoffeninitiatief; is van oordeel dat grondstoffenbeleid en grondstoffendiplomatie voor de EU van groot belang zijn, niet alleen wat het industrie en de internationale handel betreft, maar ook horizontaal, wat verschillende terreinen van het intern beleid, alsook het buitenlands en veiligheidsbeleid betreft; vraagt de Commissie aan dit onderwerp net zo veel aandacht te besteden als aan het onderwerp energie; beschouwt dit ook als een taak voor de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO);

2.  is van mening dat de verantwoordelijkheid voor een samenhangende en doeltreffende EU-diplomatie bij de EDEO en de relevante diensten van de Commissie moet liggen – in het bijzonder met DG Handel wat handelskwesties betreft – die nauw samenwerken met de Raad en het Parlement; is verder van oordeel dat de strategische betekenis van grondstoffen tot uitdrukking moet komen in de organisatie van de EDEO en in de personeelbezetting van de betrokken EU-delegaties; onderstreept het belang van coördinatie van het buitenlandse beleid van de EU en de lidstaten op het gebied van grondstoffen;

3.  verzoekt de Commissie om voldoende aandacht te geven aan zowel de grondstoffenmarkten, als het grondstoffeninitiatief, aangezien beide een verschillende aard hebben en specifieke maatregelen behoeven om hun verschillende problemen op te lossen; onderstreept het feit dat financiële en grondstoffenmarkten nu meer verstrengeld zijn dan ooit tevoren, en dat de prijsvolatiliteit van grondstoffen door speculatie wordt vergroot; wijst erop dat een goed werkende grondstoffenmarkt het bedrijfsleven de noodzakelijke stimulansen zal bieden om grondstoffen efficiënt te gebruiken, grondstoffen te vervangen, aan recyclage te doen en meer te investeren in O&O-activiteiten gericht op vervanging; verzoekt de Commissie daarom te werken aan een goed functionerende grondstoffenmarkt, bijvoorbeeld door de richtlijn betreffende markten voor financiële diensten te herzien, om de handel transparanter te maken; onderztreept dat de drie pijlers van het grondstoffeninitiatief elkaar wat de onderwerpen „grondstoffen” en zekerstelling van de grondstoffenbevoorrading in de EU betreft aanvullen; verzoekt de Commissie de grondstoffenstrategie op evenwichtige en samenhangende wijze ten uitvoer te leggen, in het bijzonder met inachtneming van ander belangrijk Europees beleid, met name op de gebieden industrie, onderzoek, milieu en vervoer, en Europa 2020; wijst in dit verband in het bijzonder op de belangrijke rol die voor een sterk innovatie- en industriebeleid is weggelegd;

4.  is verheugd over het werk van de Commissie op het vlak van het identificeren van kritieke grondstoffen, die allemaal belangrijke „technologiemetalen” zijn en waarmee bij latere maatregelen rekening moet worden gehouden; verzoekt de Commissie:

   de lijst van kritieke grondstoffen regelmatig bij te werken en te zorgen voor een analyse van niet-zeldzame maar wel strategisch belangrijke grondstoffen, teneinde iets te doen aan inflatietendensen die tot concentraties van eigendom van leveranciers leiden;
   een risicorader voor kritieke grondstoffen te ontwikkelen voor het analyseren van de bestaande en toekomstige behoeften en prijzen, alsook de negatieve effecten van tekorten in potentiële kritieke grondstoffen, in het bijzonder zeldzame aardmetalen, op de sectoren hernieuwbare energieën, spitstechnologie, defensie en zelfs ook de auto-industrie;
   een analyse te maken van de bevoorradingsketens die van kritieke grondstoffen afhankelijk zijn, de raffinagecapaciteit, ook die tot halffabricaten leidt, en de interactie tussen kritieke grondstoffen en de gerelateerde onedele metalen;
  

herinnert eraan dat niet alle grondstoffen en in het bijzonder niet alle kritieke grondstoffen even kritiek zijn, en dat er ook bij beschikbaarheid, gebruik, noodzaak van verwerking en, in het verlengde daarvan, prijs in de verschillende stadia van de bevoorradingsketen verschillen zijn, waarmee in de analyse rekening moet worden gehouden; wijst daarnaast op de verscheidenheid aan logistieke paradigmata voor grondstoffenstromen op de gemeenschappelijke markt;

5.  stelt vast dat niet alle grondstoffenmarkten gelijk zijn en dat met name landbouwgrondstoffenmarkten aan sterke seizoens- en klimaatschommelingen onderhevig zijn en bijgevolg bijzondere aandacht verdienen;

6.  verzoekt de Commissie in dit opzicht een studie te verrichten over de Europese invoer van grondstoffen die als niet essentieel gecatalogeerd zijn (bijvoorbeeld lithium, hafnium en nikkel), maar die toch strategisch blijken om te beantwoorden aan de behoeften van het Europese bedrijfsleven en om consumptiegoederen met een grote toegevoegde waarde te produceren; wijst erop dat deze studie eveneens moet beoordelen in welke mate ons bedrijfsleven van deze grondstoffen afhankelijk is en hoe zeker de bevoorrading is, welke de milieukosten voor de winning zijn en welke haalbare alternatieven er zijn;

7.  is verheugd over het feit dat een breed scala aan grondstoffen, zoals natuurlijk rubber, hout en aggregaten, opgenomen zijn in de mededeling van de Commissie; verzoekt de Commissie een analyse te maken van de beschikbaarheid van en de potentiële vraag naar deze materialen en op basis daarvan passende maatregelen te nemen, indien nodig en daar waar nodig; geeft aan dat hierbij in het bijzonder aandacht dient te worden besteed aan strategische en kritieke grondstoffen;

8.  wijst erop dat een doeltreffend grondstoffenbeleid van cruciaal belang is voor het succes van de grondstoffenstrategie; is van oordeel dat een effectieve strategie om een continue dialoog met de betrokken partijen moet omvatten; benadrukt de noodzaak van nauwere samenwerking tussen en betere informatieverschaffing binnen de Commissie en het Europees Parlement, en tussen de lidstaten; beveelt aan in 2011 een interdepartementale task force op hoog niveau voor grondstoffen op te richten, zoals in Frankrijk en de VS, met vertegenwoordigers van de relevante DG's, het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, het Europees Milieuagentschap en de EDEO, om beleid te ontwikkelen, te controleren en te herzien, inclusief partnerschapsovereenkomsten, voor strategische samenhang te zorgen en de aanzet te geven voor de oprichting van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing, waaronder voor conflicten die het gevolg zijn van marktverstoringen en grondstoffentekorten, aangevuld met een groep voor monitoring; verzoekt de Commissie een Europese routekaart voor grondstoffen met horizon 2050 te ontwikkelen, in het kader waarvan potentiële toekomstige ontwikkelingen, bedreigingen en kansen met betrekking tot grondstoffen en kritieke grondstoffen in kaart worden gebracht, en die Europese industrieën, wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen kan helpen bij langetermijnplanning en -investeringen; verzoekt de Commissie daarnaast de lidstaten te helpen bij het ontwikkelen van hun eigen grondstoffenstrategieën, en samenwerking en de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten te bevorderen, waaronder met betrekking tot de externe dimensie; geeft in overweging dat de aangekondigde mededeling over de externe dimensie van energie als voorbeeld zou kunnen dienen;

9.  vindt het van groot belang dat het Europees Parlement middels een jaarlijks voortgangsverslag regelmatig op de hoogte wordt gebracht van de ontwikkeling van niet-energiegrondstoffen in het kader van het grondstoffeninitiatief en van de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, inclusief een beoordeling vanuit de optiek van de coherentie van het handels-, ontwikkelings- en milieubeleid en de sociale gevolgen, en van gegevens betreffende kritieke grondstoffen;

Van een uitdaging naar een kans voor de Europese industrie: grondstoffenefficiëntie, hergebruik, recycling en vervanging

10.  wijst erop dat de grondstoffenuitdagingen tegelijkertijd een kans zijn om de industriebasis, de technologische capaciteit en de kennis van de EU te vernieuwen en haar concurrentievermogen en gekwalificeerd arbeidspotentieel te vergroten door middel van een ambitieuze strategie voor industriële innovatie; wijst erop dat, niettegenstaande het belang van een doeltreffend handelsbeleid en het gebruik van eigen grondstoffen, een goed grondstoffenbeheer en een grotere doeltreffendheid, hergebruik, energie-efficiënte recycling, een lager grondstoffengebruik, waaronder door middel van verbeterde normen voor productkwaliteit en, daar waar van toepassing, het beginsel „gebruik het langer”, en het toepassen van groene technologieën van essentieel belang zal zijn voor het concurrentievermogen, de duurzaamheid en de zekerstelling van de bevoorrading op de middellange tot lange termijn; is van oordeel dat alle initiatieven in dit verband moeten stoelen op gedegen effectbeoordelingen, met speciale aandacht voor de potentiële milieu- en sociale gevolgen en de gevolgen voor het concurrentievermogen; onderstreept het belang van een stelselmatige toepassing van de juridisch bindende Europese afvalstoffenhiërarchie zoals bedoeld in de kaderrichtlijn afvalstoffen, waarin prioriteit wordt toegekend aan preventie, hergebruik en recyclage, gevolgd door terugwinning en stort; is van oordeel dat sociale innovatie, veranderingen van levensstijl en nieuwe concepten zoals eco-leasing, chemische leasing en -sharing door de Commissie moeten worden gesteund;

11.  merkt op dat terugdringing van het gebruik, afvalpreventie en hergebruik fundamentele elementen zijn van de overgang naar een hulpbronnenefficiënte economie;

12.  stelt voor dat de Commissie een alomvattende studie verricht naar economische leasingmodellen als alternatief voor eigendom van goederen en de gevolgen ervan voor grondstoffengebruik en terugwinning; benadrukt dat bewustmaking de belangrijkste uitdaging is in dit verband;

13.  onderstreept dat gewerkt moet worden aan het van elkaar loskoppelen van economische groei en een steeds groter gebruik van grondstoffen, hetgeen ook zal bijdragen aan het verlagen van de relatieve importafhankelijkheid; wijst op het belang van het ontwikkelen van de grondstoffenstrategie, ook binnen de bredere context van klimaatverandering; is daarom verheugd over het plan van de Commissie om een vlaggenschipinitiatief betreffende grondstoffenefficiëntie te lanceren; verzoekt de Commissie de obstakels voor het vergroten van de grondstoffenproductiviteit (waaronder technische belemmeringen, de kosten, enz.) in kaart te brengen en middellange- en langetermijndoelstellingen voor verbetering van de grondstoffenefficiëntie te ontwikkelen die een weerspiegeling vormen van de noodzaak om de afhankelijkheid van de import van grondstoffen van de EU te verlagen, gezien het feit dat de import van grondstoffen per hoofd van de bevolking in de EU de hoogste van de wereld is; verzoekt de Commissie, met het oog op het objectief meten en het maken van vergelijkingen met andere landen, een meer betrouwbare methode voor het meten van grondstoffenefficiëntie te ontwikkelen, en daarbij rekening te houden met het werk van Eurostat op dit gebied, alsook met de resultaten van een recentelijk in opdracht gegeven studie van het Europees Parlement over dit onderwerp;

14.  is verheugd over de ontwikkeling van instrumenten en indicatoren, zoals TEEB (studie naar de economische aspecten van ecosystemen en biodiversiteit); dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van dergelijke instrumenten en het gebruik ervan te promoten en te stimuleren;

15.  is van oordeel dat een belasting op minerale grondstoffen geen passend fiscaal instrument is voor het vergroten van de grondstoffenefficiëntie, en roept de Commissie op een studie te laten uitvoeren naar de effecten van een belasting op water- en landgebruik, waarbij specifiek gekeken moet worden naar mogelijke onbedoelde neveneffecten op economische activiteiten en op de productie van hernieuwbare energie in de EU;

16.  verzoekt de Commissie serieus na te denken over de mogelijkheid om de ecodesignbenadering, na een gedegen effectbeoordeling, tot grondstoffen uit te breiden, de mogelijkheid van het introduceren van nieuwe instrumenten te onderzoeken, met normalisatieorganen samen te werken, de haalbaarheid van een „toprunner”-programma voor producten wat grondstoffenefficiëntie betreft te onderzoeken en de adviesdiensten betreffende grondstoffenefficiëntie, met name voor het MKB, te verbeteren, bijvoorbeeld door dergelijke programma's te versterken in het Europees Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie; verzoekt de Commissie het mkb op dit gebied te ondersteunen, onder andere via het bevorderen van het uitwisselen van goede praktijken tussen de lidstaten, het bieden van toegang tot relevant onderzoek in het kader van FP7 en andere onderzoekprogramma's van de EU; verzoekt het bedrijfsleven gebruik te maken van hetzij het Eco-Management and Audit Scheme (EMAS) hetzij ISO-normen; verzoekt de Commissie en de lidstaten openbare aanbestedingen te gebruiken om grondstoffenefficiënte producten en producten die secundaire grondstoffen gebruiken, te bevorderen, alsook om te zorgen voor een goede en transparante recyclage daarvan aan het eind van hun levenscyclus; merkt op dat het bij recyclage niet alleen om kwantiteit, maar ook om kwaliteit gaat; onderstreept daarom het belang van recyclage-vriendelijk productontwerp; onderstreept het belang van het in de productinformatie en op ecolabels opnemen van gegevens betreffende het gebruik van grondstoffen om voor empowerment van de consument te zorgen; verzoekt de Europese normalisatieorganen het onderwerp grondstoffenefficiëntie bij het vaststellen van normen te stroomlijnen;

17.  verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe de richtlijn ecodesign, de richtlijn oude auto's, de richtlijn oude elektrische en elektronische apparatuur en de richtlijn oude batterijen kunnen worden gewijzigd teneinde recyclage niet alleen in het algemeen te bevorderen, maar ook recyclage met het oog op het herwinnen van waardevolle grondstoffen, waaronder zeldzame aardmetalen, bijvoorbeeld door middel van specifiekere vereisten inzake ontmanteling, en hiertoe wijzigingsvoorstellen te presenteren;

18.  wijst op de bijdrage die hergebruik en recycling kunnen leveren aan het reduceren van de broeikasgasemissies, aangezien het gebruik van grondstoffen een belangrijke bron van broeikasgassen is;; wijst daarnaast op de hoge recyclagepercentages van bepaalde sectoren waarvoor recyclagewetgeving van toepassing is; verzoekt de Commissie te onderzoeken op welke wijze recyclage in relevante sectoren verder kan worden bevorderd, bijvoorbeeld door het wettelijk kader voor de „kringloopeconomie” te verbeteren; onderstreept de noodzaak van investeringen in het recycleren van grondstoffen, in het bijzonder zeldzame aardmetalen; verzoekt de Commissie een gedetailleerde analyse te maken van de materiaalstromen in de EU op basis van de hele levenscyclus van grondstoffen (van de winning tot het afvalstadium), uitgesplitst per sector, met het oog op het beoordelen en in voorstellen vervatten van kostenefficiënte manieren voor het vergroten van recyclage van grondstoffen, met inachtneming van de milieuimpact; verzoekt de Commissie de Europese wetgeving en minimumrecylagenormen te harmoniseren teneinde tot een grotere mate van samenhang te komen; verzoekt de lidstaten te zorgen voor een goede implementatie van bestaande wetgeving, en verzoekt daarnaast de beroepsorganisaties in de lidstaten recyclage onder hun leden actief te bevorderen en de samenwerking met onderzoeksinstituten en andere sectoren te vergemakkelijken; wijst erop dat het belangrijk is een ontkoppeling aan te brengen tussen de hoeveelheid geproduceerd afval en de toename van de industrieproductie;

19.  wijst op het belang van het tot stand brengen van industriële synergieën met betrekking tot recycling en van het helpen van bedrijven om te ontdekken op welke wijze hun afvalstoffen en bijproducten als grondstoffen voor anderen kunnen dienen; verzoekt de Commissie en de lidstaten benaderingen zoals het Britse National Industries Symbiosis Programme te bevorderen;

20.  verzoekt de Commissie:

   projecten op het gebied van „urban mining” te onderzoeken en te bevorderen, aangezien „urban mining”-bronnen een veel hoger rendement kunnen hebben dan primaire winningsbronnen, en een groot deel van de waardevolle secundaire grondstoffen geschikt zijn voor terugwinning, hergebruik en recyclage, en te investeren in projecten die het gebruik van grondstoffen over het algemeen verlagen en aldus bijdragen tot een maatschappelijke verandering,
   te onderzoeken, onder andere via een onafhankelijke effectbeoordeling, of gesloten stortplaatsen opnieuw kunnen worden opengesteld om potentieel schrootafval met de best beschikbare technieken (BAT's) te recyclen, aangezien dit zou resulteren in een grotere beschikbaarheid van grondstoffen in Europa en ook de broodnodige nieuwe werkgelegenheid in de EU creëren,
   nog bestaande stortplaatsen met mijnbouwafval en afval van de metaalindustrie te onderzoeken,
   vóór 2012 een EU-gegevensbank met mijnbouwafval samen te stellen en te zorgen voor implementatie van de richtlijn mijnbouwafvalstoffen,
   erop toe te zien dat dit afval middels BAT's wordt verwerkt,
   het levenscyclusbeheer van gebouwen te bevorderen, teneinde er daar waar mogelijk voor te zorgen dat de in gebouwen gebruikte materialen kunnen worden gerecycleerd,
   geleidelijk in de hele EU een verbod op stortplaatsen te introduceren;

21.  is van mening dat er dringend behoefte bestaat aan meer informatie over „urban mining” en verzoekt de Commissie derhalve om vooral het potentieel, maar ook de mogelijke beperkingen van een dergelijke nuttige toepassing te evalueren;

22.  spoort de Commissie aan een recyclingstrategie te ontwikkelen waarbij de terugwinning zo dicht mogelijk bij de afvalbron plaatsvindt, met inbegrip van afvalwaterzuivering, aangezien zo een groter percentage grondstoffen kan worden herwonnen, het verloren gaan van grondstoffen kan worden voorkomen, de negatieve gevolgen voor het milieu kunnen worden beperkt en mogelijk een hogere energie-efficiëntie kan worden bereikt;

23.  verzoekt de Commissie een voorstel tot wijziging van de Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen(10) in te dienen en de in artikel 5, lid 2, genoemde doelstellingen bij te werken en uit te breiden; is verder van mening dat de in de kaderrichtlijn afvalstoffen bedoelde reductiedoelstelling van het verbod op het storten van biologisch afbreekbaar stedelijk afval vanaf 2020 dient te worden uitgebreid tot alle biologisch afbreekbare afvalstoffen en dat een reductiedoelstelling van 5% moet worden vastgesteld;

24.  verzoekt de Commissie recyclingpartnerschappen met ontwikkelingslanden te bevorderen; dringt er bij de Commissie op aan steun te verlenen aan proefprojecten zoals „zero waste”-zones;

25.  verzoekt de Commissie te onderzoeken op welke wijze de Europese Investeringsbank (EIB) kan helpen bij het reduceren van de financiële risico's van investeringen in recyclinginstallaties met een hoog innovatiegehalte en andere recylage-initiatieven;

26.  verzoekt de Commissie steun te geven aan onderzoek en ontwikkeling betreffende economische stimulansen voor recyclage, waaronder recyclage van zeldzame aardmetalen, en daarbij effectbeoordelingen niet vergeten; verzoekt de Commissie daarnaast te bekijken op welke wijze markten voor gerecycleerde materialen kunnen worden ondersteund, bijvoorbeeld door middel van groene certificaten voor gerecycleerde materialen en ecodesign-vereisten, en ervoor te zorgen dat ook het cohesiebeleid en begrotingen worden ingezet om grondstoffenefficiëntie en recycling te bevorderen;

27.  onderstreept de noodzaak van het bestrijden van illegale transporten van recycleerbare materialen en van afvalstoffen met grondstoffen daarin, in het bijzonder elektronische afvalstoffen die onder de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (Richtlijn 2002/96/EG) vallen, door middel van het verbeteren van de wetgeving en de handhaving daarvan, en verzoekt de lidstaten hier prioriteit aan toe te kennen; verzoekt de Commissie te onderzoeken op welke wijze een bredere toepassing van het concept producentenverantwoordelijkheid bij kan dragen aan de verwezenlijking van deze doelstelling; onderstreept het belang van het invoeren van een mondiaal certificeringsysteem voor recyclinginstallaties; wijst op het belang van samenwerking tussen nationale douanebeambten; verzoekt de Commissie te onderzoeken of er behoefte bestaat aan een collectief mechanisme voor informatie aan autoriteiten over illegale transporten; verzoekt de Commissie een onderzoek te houden naar illegale afvalstromen en regelmatig verslag uit te brengen over successen die worden behaald bij de bestrijding van illegale exporten van afvalstoffen; verzoekt de Commissie te bevorderen dat in douaneverklaringen een duidelijk onderscheid wordt aangebracht tussen nieuwe en tweedehandsgoederen door dit op te nemen in de uitvoeringsbepalingen van het gemoderniseerde communautaire douanewetboek (MCCC-IP);

28.  dringt er in dit verband bij de Commissie op aan de handelspartners van de EU te helpen bij het vaststellen van passende regelgeving en het toepassen van adequate controlemaatregelen om alle illegale invoer van afval op hun grondgebied te voorkomen en om actief corruptie te bestrijden, die vaak aan de bron ligt van het feit dat deze illegale invoer kan gebeuren;

29.  verzoekt de Commissie rekening te houden met de kritische opmerkingen van een aantal lidstaten over de verordening van de Raad tot vaststelling van criteria aan de hand waarvan kan worden vastgesteld wanneer bepaalde soorten schroot niet langer als afvalstoffen zoals bedoeld in richtlijn 2008/98/EG worden beschouwd, en verzoekt de Commissie de vereisten inzake productkwaliteit aan te scherpen en betere mogelijkheden te scheppen om de controleren en te waarborgen dat schroot dat als „end-of-waste-schroot” is aangegeven de vereiste kwaliteit heeft;

30.  verzoekt de Commissie prioriteiten in kaart te brengen voor onderzoek naar en innovatie op het gebied van duurzame exploratie- en productiemethoden, productlevenscycli en recycling („cradle to cradle”), vervanging en hulpbronefficiëntie, aangezien dit de importafhankelijkheid van Europa van monopolistische leveranciers zou kunnen verlagen; verzoekt de Commissie iets te doen aan de bestaande uitdagingen met betrekking tot recycling binnen de kaderprogramma's, en onderstreept dat aandacht moet worden besteed aan de verschillende recyclingstrategieën die nodig zijn voor massametalen en voor kritieke grondstoffen zoals zeldzame aardmetalen; verzoekt de Commissie om financiering voor onderzoek naar kritieke grondstoffen, zoals zeldzame aardmetalen, te koppelen aan duidelijke doelstellingen, zoals de Japanse doelstelling om het gebruik van zeldzame aardmetalen met een derde te reduceren; verzoekt de Commissie rekening te houden met de ervaringen van derde landen die reeds hoge inzamelingsniveaus hebben bereikt, zoals Noorwegen, waar rond de 80% van alle elektronische afvalstoffen wordt ingezameld, en adequate inzamelingsdoelstellingen voor de EU vast te stellen; onderstreept het belang van publiek-private partnerschappen op dit gebied, met deelname van de industrie, universiteiten en de overheid; erkent de waarde die dit soort instituten ook hebben voor kmo's; onderstreept het belang van het European Innovation Partnership betreffende strategische grondstoffen voor het ontwikkelen van grondstoffenefficiëntie, sleuteltechnologieën, bevoorradingszekerheid en de interne grondstoffensector; verzoekt de Commissie in 2011 zo'n partnerschap te lanceren;

31.  betreurt het feit dat in de mededeling onvoldoende aandacht aan vervanging en hergebruik wordt besteed; herinnert eraan dat vervanging, in het bijzonder in het geval van kritieke grondstoffen en zeldzame aardmtealen, zeer relevant is en indien mogelijk efficiënte oplossingen kan bieden voor bevoorradings- en milieurisico's; verzoekt de Commissie derhalve hier meer oog voor te hebben door financiering voor onderzoek en innovatie ter beschikking te stellen middels de mogelijke ontwikkeling van een O&O-programma inzake vervanging in het volgende kaderprogramma voor onderzoek, en steun te geven aan proeffabrieken; spoort de Commissie en de lidstaten aan na te denken over het vaststellen van vervangingsdoelstellingen met inachtneming van relevante effectbeoordelingen; verzoekt de Commissie de bestaande bevoegdheid ten aanzien van zeldzame aardmetalen binnen de EU volledig te benutten;

Duurzame bevoorrading in de EU

32.  dringt aan op niet-fiscale maatregelen om interne grondstoffensectoren te helpen bij het aantrekken van investeringen; is derhalve verheugd over samenwerking tussen nationale geologische onderzoeken; wijst erop dat er beter moet worden samengewerkt tussen nationale geologische diensten en moedigt het gebruik aan van gezamenlijke normen en methoden waardoor uitwisseling en benutting van beschikbare geologische gegevens zouden worden vergemakkelijkt; is verheugd over de publicatie van een jaarlijks Europees jaarboek over grondstoffen, en onderstreept dat ook gegevens met betrekking tot secundaire grondstoffen en „urban mining” hieronder moeten vallen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of het nuttig is op het niveau van de EU een geologische dienst in het leven te roepen die het werk van nationale onderzoeken bijeenbrengt en met internationale partners samenwerkt; steunt het werk van de Commissie gericht op het verbeteren van de geologische kennisbasis van de EU; verzoekt de Commissie in samenwerking met de lidstaten een digitale grondstoffenkaart van de EU op te stellen;

33.  wijst op de betekenis van binnenlandse grondstoffen voor de grondstoffenaanvoer in Europa; vindt daarom dat:

   gezorgd moet worden voor een betere coördinatie van exploratie, extractie, distributie, verwerking, hergebruik en recycling;
   de bevoegde (nationale, regionale en plaatselijke) autoriteiten voor de toekening van vergunningen voor de exploitatie van binnenlandse grondstoffen duidelijke, efficiënte en gecoördineerde administratieve procedures moeten toepassen, eventueel middels de toepassing van het „one-stop-shop”-beginsel, om de procedures te versnellen;
   de lidstaten over een ruimtelijkeordeningsbeleidmoeten beschikken, inclusief langetermijnramingen betreffende de vraag naar regionale en plaatselijke mineralen, en hiermee rekening moeten houden in hun nationale grondstoffenbeleid, dat moet stoelen op de gedetailleerde kennis betreffende grondstoffen die op dit moment in de verschillende lidstaten voorhanden is en geen belemmering mag vormen voor handel in de EU of grensoverschrijdende vraag mag uitsluiten;
  

stelt vast dat toeleverende dienstverlenende ondernemingen in het kader van binnenlandse mijnbouw een belangrijke rol spelen; wijst op het belang voor de duurzame mijnbouw in Europa van het bevorderen van regionale of nationale grondstoffenclusters waarin de industrie, geologische diensten, toeleverende dienstverlenende bedrijven, producenten van apparatuur, en mijnbouw- en raffinageondernemingen alsook de vervoersindustrie en de sociale partners zijn samengebracht, mede met gebruikmaking van nieuwe mijnbouwtechnologieën;

34.  verzoekt de Commissie de doelstellingen van het actieplan inzake biodiversiteit in de grondstoffenstrategie op te nemen om de band tussen economie en milieu te versterken en rekening te houden met de milieueffecten van winning, productie, gebruik en verwijdering van grondstoffen; dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van een strategische ruimtelijke ordening in alle lidstaten te steunen om de winning van grondstoffen met andere wensen op het gebied van ruimtelijke ordening in overeenstemming te brengen en om het milieu te beschermen en de biodiversiteit in stand te houden;

35.  wijst erop dat winningsactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de strengste normen voor veiligheid op de werkplek en milieubescherming, zodat ongevallen worden voorkomen en de getroffen gebieden worden hersteld;

36.  verzoekt de Commissie voldoende aandacht te besteden aan de ontwikkeling van gebieden die rijk zijn aan grondstoffen en een omvattende benadering van de verbetering van de vervoersinfrastructuur op te nemen in haar streven Europese grondstoffen naar haar industriegebieden te brengen; verzoekt de Commissie dan ook erop toe te zien dat de herziene richtsnoeren inzake de trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-T) voldoen aan de behoeften van de industrie door te zorgen voor soepele toegang tot grondstoffen;

37.  bevestigt nogmaals dat de NATURA 2000-richtsnoeren, rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel, een goede basis vormen voor niet-energie-extractie; verzoekt de Commissie regelmatig na te gaan of er in de lidstaten vooruitgang is geboekt op het gebied van verenigbaarheid van grondstoffenwinning en natuurbescherming; wijst erop dat codes met praktijken voor het bereiken van technische, sociale, mededingingings- en milieutechnische excellentie belangrijke instrumenten zijn; herinnert aan de resolutie van het Parlement van 20 januari 2011 over een duurzaam EU-beleid voor het Hoge Noorden(11) en verzoekt de Commissie in dit verband, in overeenstemming met het voorzorgsbeginsel, te evalueren wat de mogelijkheden zijn voor het op milieuvriendelijke wijze exploiteren van gevoelige gebieden die mogelijkerwijs waardevolle winningsgebieden van essentiële grondstoffen zijn, zoals de Noordpool, het gebied van de Barentszzee en Groenland en, indien mogelijk, de bestaande partnerschapsovereenkomsten met de landen in deze regio's uit te breiden;

38.  wijst op de behoefte aan doorzichtiger en voorspelbaarder kadervoorwaarden met betrekking tot regelgevende toestemmingsprocedures voor de opening van nieuwe mijnen voor de winning van metalen en mineralen, terwijl tegelijkertijd niet wordt getornd aan milieunormen;

39.  stelt vast dat de landen van Noord-Europa en de regio rond de Barentszzee beschikken over aanzienlijke ertsvoorraden, mineralen en bossen; is van mening dat de regio Noord-Europa in aanzienlijke mate kan bijdragen tot de levering van grondstoffen waaraan andere Europese bedrijven behoefte hebben, en aldus de Europese afhankelijkheid van invoer kan beperken; is van mening dat er in de huidige gedachtewisseling over grondstoffen duidelijk behoefte bestaat aan opvoering van het besef van de mogelijkheden van Noord-Europa;

40.  wijst op het belang van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) om nieuwe problemen aan te pakken; wijst op het belang van O&O&I in de ontwikkeling van innovatieve technologieën en duurzame methoden voor mijnbouw, raffinage en ertsproductie, en recycling, om de milieuvoetafdruk en negatieve sociale effecten tot een minimum te beperken;

41.  moedigt de Commissie aan maatregelen te nemen die aanzetten tot overweging van heropening van bepaalde mijnen, en deze duurzaam te exploiteren om het gevaar van een grondstoffentekort voor de Europese industrie te verkleinen;

42.  onderstreept het belang van vaardigheden en training, en van de rol van geologen en ingenieurs, mijnwerkers en ander personeel; verzoekt de Commissie en de lidstaten nauw overleg te voeren met de sociale partners, universiteiten en vertegenwoordigers van de industrie; verzoekt de Commissie uiterlijk in 2012 de behoefte aan en de beschikbaarheid van vakpersoneel te bepalen in de sector O&O, winning, raffinage, verwerking en hergebruik van grondstoffen en haar bevindingen te delen met het Europees Parlement; verzoekt de Commissie en de lidstaten in samenwerking met industrie en universiteiten het onderwijs over grondstoffen te steunen door speciale universiteitsprogramma's en cursussen; steunt in dit verband uitwisselingsprogramma's op dit gebied, zoals het programma betreffende mineralen en het milieu van Erasmus Mundus;

43.  neemt met voldoening kennis van het voorstel om een „EU-diplomatie” voor grondstoffen en zeldzame aardmetalen te ontwikkelen die tot doel heeft een internationaal regelgevingsplatform in te stellen, de toegang tot en de voorziening met grondstoffen, met name die welke als van cruciaal belang worden beschouwd, te garanderen, open wereldmarkten te garanderen en internationale samenwerking bij de duurzame winning van grondstoffen en efficiënt gebruik van hulpbronnen op basis van gemeenschappelijke belangen te bevorderen; onderstreept in dit verband de noodzaak om op het gebied van grondstoffendiplomatie een intensieve dialoog op gang te brengen tussen de industrielanden, de nieuwe industrielanden en de grondstoffenrijke ontwikkelingslanden, met het oog op de bevordering van de mensenrechten, goed bestuur, regionale stabiliteit en voorkoming van het risico van grondstoffenconflicten;

44.  verzoekt de Commissie toe te zien op zo strikt mogelijke naleving van de huidige EU wetgeving; veiligheid en normen voor goudmijnen op te nemen in de maatregelen in het kader van het kerninitiatief „Innovatie-Unie”; een specifiek onderwerp over goudwinning op te nemen voor het Internationaal Forum voor duurzaam grondstoffenbeheer (UNEP), o.m. aspecten van veiligheid, innovatie, beheer van chemische stoffen, illegale mijnbouw en ambachtelijke mijnbouw, om een duurzame oplossing voor de lange termijn te vinden die waarborgt dat goud op duurzame wijze wordt geproduceerd of voor gebruik in de EU ingevoerd, en herziening te overwegen van de richtsnoeren voor kleinschalige en ambachtelijke mijnbouw (Berlijn II);

45.  wijst erop dat de ambachtelijke en kleinschalige mijnbouw (ASM) een fundamentele rol kan vervullen op plaatselijk niveau, voor werkgelegenheid kan zorgen en ontwikkelingsdoelstellingen kan ondersteunen, indien deze mijnbouw officieel wordt erkend, gereguleerd en ondersteund; betreurt het relatieve gebrek aan kennis en analytische instrumenten op dit gebied en onderstreept de noodzaak de zichtbaarheid ervan te verbeteren, een doelmatiger uitwerking en tenuitvoerlegging van het beleid inzake ASM te vergemakkelijken, en toezicht te houden op de hulpinspanningen ter voorkoming van de armoedeval, zoals kinderarbeid, onveilige werkomgevingen, dwangarbeid (die vaak voorkomt in de ambachtelijke mijnbouw), en conflicten die verband houden met kleinschalige mijnactiviteiten; verzoekt de EU en haar lidstaten tevens ontwikkelingslanden zowel nationaal als lokaal te ondersteunen door kennis en ervaring op het gebied van duurzame mijnbouwpraktijken, een efficiënter gebruik van grondstoffen en hergebruik en recycling beschikbaar te stellen;

46.  verzoekt de Commissie te beoordelen of het nodig is een opslagmechanisme op te zetten voor kritieke grondstoffen, met name zeldzame aardelementen, waardoor Europese bedrijven gegarandeerd toegang zouden hebben tot strategische materialen die worden gebruikt in de groene, technologisch geavanceerde, defensie- en gezondheidsindustrie en waardoor zij beschermd zouden zijn tegen monopolistische druk en prijsstijgingen; wijst erop dat de rol van de EU in eventuele opslagprogramma's beperkt moet blijven tot bepaling van het wettelijk kader en toezicht op de regelgeving;

Billijke en duurzame bevoorrading met grondstoffen op internationaal niveau

47.  wijst erop dat de handel in grondstoffen steeds vaker met beperkingen en concurentieverstoringen te maken heeft; verzoekt de Commissie de kwestie van export- en handelsbeperkingen op regionaal, multilateraal en bilateraal niveau stelselmatig in de gaten te houden en aan te kaarten; handelsverstorende maatregelen ten aanzien van industriegrondstoffen, en in het bijzonder kritieke grondstoffen, moeten diepgaand worden onderzocht en zouden tot verdere juridische stappen in WTO-kader kunnen leiden; verzoekt de WTO de impact van import- en exportbeperkingen aan een nauw onderzoek te onderwerpen, en steunt in dit verband de oprichting in WTO-kader van een monitoringinstrument voor tarifaire en non-tarifaire belemmeringen voor de handel in grondstoffen en zeldzame aardmetalen, en de oprichting in G20-verband van een „Raw Materials and Rare Earths Stability Board”; verzoekt de Commissie gebruik te maken van al haar internationale netwerken, met inbegrip van de diplomatieke dienst, om de betrekkingen met landen en regio's die grondstoffen en kritieke grondstoffen leveren te verbeteren, en aldus de internationale handel in grondstoffen en met name kritieke grondstoffen te vergemakkelijken; is verheugd over het voornemen van de EU om een actieve grondstoffendiplomatie te voeren, bestaand uit meerdere onderdelen, zoals maatregelen op de gebieden buitenlands beleid, handelsbeleid, milieubeleid en ontwikkelingsbeleid, ter bevordering en versterking van democratische beginselen, mensenrechten, regionale stabiliteit, transparantie en duurzame ontwikkeling; is van oordeel dat op zeer korte termijn concrete prioritaire maatregelen en een alomvattende strategie voor de duurzame levering van zeldzame aardmetalen moeten worden ontwikkeld; verzoekt de Commissie Europese belanghebbenden bij zeldzame aardelementen te betrekken bij het bepalen van dit soort maatregelen;

48.  erkent de legitieme rechten van regeringen en parlementen van ontwikkelingslanden om in het openbaar belang, in overleg met het maatschappelijk middenveld, beleid te entameren en de buitenlandse investeringen te reguleren, op zodanige wijze dat buitenlandse investeringen de lokale economie ten goede komen, een binnenlandse toegevoegde waarde creëren en ontwikkeling bevorderen; benadrukt dat de grondstoffenstrategie van de EU geen belemmering mag zijn voor deze rechten;

49.  is ingenomen met de inspanningen van de EU om duurzame grondstoffenhandel (bijv. FLEGT) met derde landen te bevorderen;

50.  benadrukt dat er duidelijke regels moeten worden vastgesteld voor de samenwerking op het gebied van grondstoffenhandel tussen alle betrokkenen (producenten, exporteurs, doorvoerlanden, importeurs);

51.  verzoekt de Commissie voor samenhang te zorgen tussen ontwikkelingsbeleid en het grondstoffeninitiatief, waarbij het EU-grondstoffenbeleid ten volle rekening moet houden met duurzame economische groei in de ontwikkelingslanden en moet stroken met de overkoepelende doelstelling van het uitroeien van armoede, zoals vastgelegd in artikel 208 VWEU; onderstreept dat via krachtige steun voor de economische, maatschappelijke en milieutechnische ontwikkeling van grondstoffenrijke landen zou kunnen worden bijgedragen tot het opzetten van stevige en democratische instellingen, hetgeen zowel de exporterende, als de importerende landen ten goede zal komen; dringt er daarom op aan dat er een mensenrechten- en democratieclausule wordt opgenomen in de toekomstige overeenkomsten met partnerlanden die grondstoffen exporteren; is van mening dat de EU ontwikkelingslanden eveneens moet helpen bij het diversifiëren van hun economieën, vermindering van hun afhankelijkheid van de uitvoer van grondstoffen en vergroting van de waarde van hun producten door binnenlandse productie en verwerking; roept de Commissie op bij de voorbereiding van de nieuwe instrumenten voor extern beleid voor de periode na 2013 in de programma's voor de democratische en economische stabiliteit van kwetsbare staten die grondstoffen exporteren maatregelen te voorzien ter ondersteuning van goed beheer en duurzame exploitatie;

52.  beschouwt het de verantwoordelijkheid van ondernemingen voor hun grondstoffen te zorgen; erkent de problemen in verband met de levering van grondstoffen aan het MKB; verzoekt de Commissie dan ook te onderzoeken op welke wijze concepten als een Europese grondstoffenholding op niet-financiële wijze zouden kunnen worden gesteund; verzoekt de Commissie en de lidstaten de Japanse JOGMEC nauwgezet te onderzoeken;

53.  verzoekt de lidstaten met elkaar samen te werken in het kader van een Europese grondstoffenstrategie; dringt erop aan dat in het kader van deze strategie gebruik wordt gemaakt van de elkaar onderling versterkende effecten van het economisch, mijnbouw-, industrie- en internationaal beleid en dat zij gericht zou zijn op het veilig stellen van de aanvoer van strategische stoffen;

54.  verzoekt de Commissie de resultaten van de WTO-zaak tegen China te evalueren en in de toekomst waar van toepassing van WTO-mechanismen gebruik te maken;

55.  wijst op het belang van de betrekkingen tussen de EU en Afrika, en van het akkoord van Addis Abeba van juni 2010; vindt het belangrijk dat dit partnerschap stoelt op voordelen voor beide partijen en wijst erop dat het bij de bevordering van duurzame mijnbouwpraktijken van belang is optimale werkmethoden uit te wisselen over behoorlijk bestuur, en dat gewerkt moet worden aan een doelmatiger grondstoffengebruik, hergebruik en recycling, beheer van schilfers en afvalgesteente, herstel van mijnbouwerfgoed, gezondheid en veiligheid, bescherming van werknemers en uitroeiing van kinderarbeid; wijst erop dat de Afrikaanse Unie in het Afrikaanse mijnbouwperspectief heeft verklaard dat Afrikaanse landen tot dusverre niet hebben kunnen profiteren van hun concurrentievoordeel op het gebied van grondstoffen; daarom moeten er maatregelen worden overwogen om ervoor te zorgen dat de rijkdom uit grondstoffen ten goede komt aan de bevolking van grondstofrijke landen;

56.  wijst op de betekenis van bilaterale samenwerking inzake grondstoffen zoals aangetoond door de EU en de Afrikaanse Unie in juni 2010, en moedigt verdere inspanningen in de context van het gemeenschappelijk actieplan Afrika-EU voor 2011-2013 aan; dringt erop aan met andere landen die grote producenten van kritieke grondstoffen zijn, een vergelijkbare vorm van samenwerking te ontwikkelen; stelt brondiversificatie voor als een van de concrete doelen van de grondstoffendiplomatie, om voor bepaalde grondstoffen waarvoor de EU afhankelijk is van invoer uit derde landen om te schakelen van Zuidoost-Azië naar Latijns-Amerika en Afrika;

57.  juicht het toe dat dit actieplan voorziet in opleiding in positieve praktijken op het gebied van onderhandelingen over mijnbouwcontracten en in bevordering van wetenschappelijke samenwerking in de mijnbouwsector, naast de bevordering van goed bestuur, met inbegrip van transparantie;

58.  betreurt het feit dat in de mededeling geen andere regio's en landen worden genoemd; is van oordeel dat alternatieve grondstoffenbronnen moeten worden onderzocht om afhankelijkheid van de EU van een beperkt aantal landen te vermijden; verzoekt de Commissie hiertoe ook met andere grondstoffenrijke landen voor beide partijen gunstige akkoorden te sluiten; is van oordeel dat de EU zogenaamde driehoekspartnerschappen (met betrekking tot infrastructuur, uitwisseling van kennis en grondstoffen) moet aanbieden; verzoekt de EU grondstoffenrijke landen te helpen bij het ontwikkelen van hun geologische kennis, hun kennis van mijnbouw en van de verwerking van mineralen, alsook hun wetenschappelijke en juridische kennis, teneinde tot de opbouw van een duurzame capaciteit op deze terreinen te komen; stelt in dit verband voor binnen geologische faculteiten gemeenschappelijk te financieren leergangen te creëren; verzoekt de Commissie door grondstoffenrijke landen met niet-EU-landen gesloten internationale overeenkomsten nauwgezet in het oog te houden indien deze uitsluitende toegang tot grondstoffen behelzen, en te zorgen voor eerlijke toegang tot deze grondstoffen en de behoorlijke werking van internationale handelswetten te waarborgen;

59.  maakt zich zorgen over het feit dat er geen strategie voor dialoog en samenwerking met China en andere belangrijke internationale marktpartijen is uitgestippeld; onderstreept de noodzaak van een handels- en technologiedialoog met China; verzoekt de Commissie te onderzoeken op welke wijze met China tot wederzijds voordeel proefprojecten op het gebied van duurzame mijnbouw en verwerking van delfstoffen, vervanging, doelmatig gebruik van grondstoffen of recycling van kritieke grondstoffen tot stand kunnen worden gebracht; is ook sterk voorstander van vergelijkbare bilaterale dialogen over ter zaken doende grondstoffenkwesties met andere belangrijke leveranciers, zoals Brazilië, Rusland, India en China, aangezien zij grote hoeveelheden grondstoffen beziten en gebruiken; verzoekt de Commissie de grondstoffenproblematiek ook mee te nemen in haar Europese nabuurschapsbeleid;

60.  is van mening dat in de grondstoffenstrategie van de EU de verschillen dienen door te klinken tussen ontwikkelde en grote opkomende economieën enerzijds en minst ontwikkelde landen anderzijds;

61.  benadrukt dat de kwestie van de toegang tot grondstoffen opgenomen moet worden in beleidsmaatregelen met het oog op vredestichting en conflictpreventie, daar in bepaalde regio's veel conflicten weer zijn opgelaaid;

62.  is van oordeel dat ontwikkelingsbeleid landen kan helpen hun rijkdom aan grondstoffen te gebruiken voor duurzame en inclusieve groei, onder andere door het verbeteren van governance en het vergroten van transparantie; onderstreept het feit dat ontwikkelingsbeleid, inclusief het Stelsel van Algemene Preferenties, geen instrument van grondstoffendiplomatie is, maar is van mening dat het in het Europees grondstoffenbeleid een belangrijke ondersteunende rol kan spelen; verzoekt de Commissie derhalve voor samenhang tussen deze twee te zorgen; spreekt zijn voldoening uit over de opneming van expliciete garanties inzake niet-discriminerende toegang tot de grondstoffenmarkt in EU-handelsovereenkomsten en als een voorwaarde voor het lidmaatschap van de WTO; onderschrijft evenwel dat handelsovereenkomsten de nodige flexibiliteit moeten bieden om ontwikkelingslanden te helpen bruggen te slaan van de winningssector naar het lokale bedrijfsleven; is van oordeel dat de grondstoffensoevereiniteit van landen moet worden gerespecteerd, en verzoekt de Commissie in dit verband haar verzet tegen uitvoerheffingen in ontwikkelingslanden in evenwicht te brengen door een gedifferentieerde benadering toe te passen, waarin rekening wordt gehouden met de uiteenlopende situatie per land, zodat ontwikkelingsdoelen en industrialisatie van ontwikkelingslanden niet in gevaar worden gebracht; wijst erop dat vrije en eerlijke handel van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van de mondiale grondstoffensector en voor de totstandbrenging van welvaart in alle samenlevingen; stelt vast dat inkomsten uit grondstoffen een belangrijke rol kunnen spelen door minst-ontwikkelde landen in staat te stellen de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken;

63.  vreest dat het herziene grondstoffeninitiatief geen verwijzing bevat naar het SAP of SAP+ en evenmin alternatieve handelsstimulansen voor de bevordering van de mensenrechten, milieunormen, vermijding van kinderarbeid en steun voor binnenlandse hervormingen voorstelt voor landen die buiten deze regelingen vallen; verzoekt de Commissie diversificatie-initiatieven in ontwikkelingslanden die zeer afhankelijk zijn van bepaalde grondstoffen, te steunen en te stimuleren;

64.  verzoekt de Commissie ontwikkelingslanden te helpen bij het oplossen van de informatieasymmetrie bij het voeren van onderhandelingen over grondstoffen- en mijnbouwcontracten door middel van het opbouwen van capaciteit, en te helpen bij onderhandelingen over technologie-overdracht, zowel op nationaal niveau, als tussen plaatselijke gemeenschappen;

65.  onderstreept de rol die sociaal verantwoord ondernemen speelt bij het in acht nemen van hoge milieu-, sociale en arbeidsnormen in derde landen en het toepassen van de best beschikbare technologieën; is van oordeel dat deze via de relevante kanalen, zoals de G8 en de G20, de WTO, de OESO, UNCTAD, UNEP en het Internationaal Panel voor duurzaam beheer van de hulpbronnen, de internationale metaalstudiegroepen en andere organen, moeten worden gepromoot; spreekt in dit verband zijn waardering uit voor de positieve bijdragen die worden geleverd door het Global Compact van de VN; verzoekt EU-ondernemingen een passende gedragscode te ontwikkelen voor activiteiten in derde landen en aan hun werkzaamheden de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en ISO 26000 ten grondslag te leggen; verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat Europese bedrijven die in derde landen delfstoffen winnen zich aan sociale, milieu- en arbeidsnormen houden; verzoekt de Commissie met een eigen voorstel te komen over verslaglegging per land inzake conflictmineralen en het voorbeeld te volgen van de Amerikaanse Dodd-Frankwet door winningsondernemingen wettelijk te verplichten de inkomstenbetalingen die zij verrichten aan gastlanden voor ieder project waarin zij investeren in ieder land waar zij actief zijn te publiceren; steunt het transparantie-initiatief voor de extractie-industrie (EITI) en het mondiaal netwerk Publiceer wat je betaalt (PWJB); is van oordeel dat deze normen in het bijzonder moeten worden toegepast op projecten waaraan EU-financiering, bijvoorbeeld via de EIB, wordt toegekend; dringt er bij de EU op aan te onderzoeken hoe de invoer van onwettig verhandelde of gewonnen delfstoffen kan worden voorkomen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of de zogenaamde „fingerprinting”-technologie in dit verband kan worden gebruikt en proefprojecten op basis van de ervaringen die met de „coltan”-vingerafdruk zijn opgedaan, te bevorderen; verzoekt de EIB regelmatig een analyse te maken van de gevolgen die haar leningsactiviteiten naar verwachting zullen hebben op de winningsindustrie;

66.  uit zijn ernstige bezorgdheid over de talloze goed gedocumenteerde gevallen van Europese ondernemingen die zich schuldig maken aan schending van milieu- en arbeidsnormen en mensenrechten;

67.  herhaalt dat initiatieven om meer transparantie in de mijnbouwsector te scheppen in feite in het belang zijn van het bedrijfsleven, rechtszekerheid kunnen scheppen, duurzame partnerschappen voor de lange termijn kunnen creëren en een waarborg kunnen zijn tegen heropening van onderhandelingen of uitzetting; merkt op dat bepaalde problemen aangepakt moeten worden en dat bij sommige overeenkomsten vertrouwelijkheid nodig is, maar dat er toch openbare controle moet zijn; merkt op dat de Ghanese wet inzake het beheer van olieopbrengsten een goed voorbeeld is van een wet die voorziet in een bepaalde mate van vertrouwelijkheid enerzijds en waarborging van parlementaire controle anderzijds;

68.  is van mening dat EU-bedrijven in eigen land juridisch aansprakelijk moeten zijn voor elke schending van mensenrechten, milieunormen of belangrijke ILO-arbeidsnormen door hun filialen in het buitenland en door entiteiten waarover zij zeggenschap hebben;

69.  verzoekt de EIB en de Commissie om, voordat zij beslissen over het ondersteunen van winningsindustrieën in de ontwikkelingslanden, zorgvuldiger te bekijken of projecten bijdragen aan uitroeiing van de armoede, duurzame ontwikkeling en inclusieve groei;

70.  is bezorgd over de voortdurende handel in en het gebruik van mineralen die afkomstig zijn uit conflictgebieden, waarbij de winning gewelddaden en onaanvaardbare illegale activiteiten met zich brengt; verzoekt de Commissie, de EDEO, de Raad en de lidstaten rekening te houden met deze situatie in het kader van hun betrekkingen met derde landen; dringt er bij de Commissie en de strategische bevoorradingslanden van de EU op aan samen werk te maken van de ontwikkeling van doeltreffende systemen voor de traceerbaarheid van grondstoffen, vanaf de invoer tot en met recycling of storten, en een wederzijds bindend certificeringsstelsel voor grondstoffen en hun distributieketens (Certified Trading Chains) in te voeren, om eerlijke handel te kunnen waarborgen en met name om oneerlijke handel in grondstoffen uit crisisgebieden te verhinderen; verzoekt de Commissie met de relevante internationale instellingen (VN, OESO, IAO) samen te werken om de beste certificeringspraktijken vast te stellen en de harmonisatie ervan te bewerkstelligen;

71.  benadrukt dat de financiële markten een belangrijke rol kunnen spelen om zowel producenten als gebruikers van grondstoffen tegen risico's in te dekken; verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om transparantie op de grondstoffenmarkten te garanderen en onverantwoorde grondstoffenspeculatie, die leidt tot misbruik van de grondstoffenmarkt, afdoend te voorkomen indien dit na een grondige empirische analyse noodzakelijk wordt geacht; wijst erop dat hiertoe ook desbetreffende initiatieven in het kader van de G8- en de G20-onderhandelingen behoren;

72.  is bezorgd over de gevolgen van de derivatenmarkten voor de prijsontwikkeling van grondstoffen; is van mening dat de OTC-derivatenmarkten efficiënter moeten worden gecontroleerd; steunt in deze context maatregelen zoals meer transparantie op het gebied van OTC-derivaten onder toezicht van de EAEM; is van mening dat dergelijke maatregelen meer zekerheid kunnen bieden voor beleggers en kmo's, alsook meer planningszekerheid voor de Europese producenten;

73.  is verheugd over hetgeen in de OESO, de G8 en de G20 ten aanzien van grondstoffen en duurzaamheid wordt gedaan en onderstreept dat de grondstoffendialoog in de G20 moet worden voortgezet om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen; is daarnaast verheugd over de bereidheid van de leden van de G8 en de G20 om de strijd aan te gaan met prijsvolatiliteit en dringt aan op de ontwikkeling van concrete maatregelen om speculatie op dit gebied terug te dringen; verzoekt de Commissie de werkzaamheden te bevorderen die de OESO verricht naar de gevolgen van uitvoerbeperkingen en hun gebruik als beleidsinstrument; steunt de participatie van niet-OESO-landen in deze gesprekken; dringt aan op een strategische samenwerking tussen de EU, de VS en Japan ten aanzien van kritieke grondstoffen, teneinde door middel van het uitwisselen van vraag- en aanbodgegevens, gemeenschappelijke ramingen, het uitwisselen van goede praktijken, technische kennis en octrooien, het analyseren van bevoorradingsketens, onderzoek naar de mogelijkheden voor het aanleggen van gemeenschappelijke strategische voorraden en het ontwikkelen van gemeenschappelijke O&O-projecten tot een mondiale grondstoffenmonitoring te komen; is van mening dat deze kwesties aan bod moeten komen op de volgende EU-VS-topbijeenkomsten; verzoekt de Commissie, waar het gaat om grondstoffen, „track II diplomacy” te bevorderen door financiële steun te verlenen aan uitwisselingen tussen niet-gouvernementele organisaties, universiteiten en denktanks uit de EU en uit landen die over aanzienlijke hulpbronnen beschikken; verzoekt de Commissie in samenwerking met landen die over aanzienlijke hulpbronnen beschikken op gezette tijden evenementen rond het thema grondstoffen te organiseren, naar het voorbeeld van de „Metal Saloons'van JOGMEC; verzoekt de Commissie daarnaast te onderzoeken of een internationaal initiatief met betrekking tot statistieken over kritieke grondstoffen kan worden gelanceerd naar het voorbeeld van het Joint Organisations Data Initiative (JODI) en te bezien of een internationale overeenkomst inzake metalen een nuttig instrument zou kunnen zijn; verzoekt het Europees Defensieagentschap overeenkomstig artikel 42, lid 3, van het VEU te helpen bij het identificeren van maatregelen ter versterking van de industriële en technologische grondslag van de defensiesector wat grondstoffen betreft;

Landbouwproducten en grondstoffenmarkten

74.  sluit zich aan bij de analyse van de Commissie met betrekking tot landbouwproducten in de context van de wereldwijde continuïteit van de voedselvoorziening, bij afnemende wereldwijde voedselvoorraden en toenemende bevolking en honger, en vanuit marktperspectief extreme prijsvolatiliteit bij voedings- en voedermiddelen, de tekortkomingen van de voedsel- en voedermiddelenketen en de rol van financiële instrumenten en speculatie als mogelijke en grondig te onderzoeken oorzaak van instabiliteit; herinnert aan het feit dat vier EU-lidstaten tot de landen behoren die bijzonder kwetsbaar zijn als het om stijging van de voedselprijzen gaat;

75.  eist dat er zorgvuldig aandacht wordt besteed aan de fundamentele onzekerheid omtrent de toenemende interactie tussen de prijsbewegingen van energie en niet-energetische grondstoffen en dan met name voedsel;

76.  dringt er, net als de Commissie, op aan dat de internationale gemeenschap een gecoördineerde langetermijnaanpak goedkeurt met betrekking tot de mondiale continuïteit van de voedselvoorziening, met inbegrip van grotere onderzoeksinspanningen en investeringen in de landbouw van ontwikkelingslanden, met name door middel van prioriteiten in het ontwikkelingsbeleid, ten einde hun weerbaarheid tegen schokken op de voedselmarkt en hun capaciteit om zich aan dergelijke schokken aan te passen te vergroten;

77.  steunt de recente inspanningen van de G20 met betrekking tot beleidsreacties op prijsvolatiliteit op de voedsel- en landbouwmarkten, waaronder een betere uitwisseling van informatie over de verwachtingen met betrekking tot de voedselproductie, en onderstreept de noodzaak van grotere transparantie en tijdigere informatie over voedselvoorraden;

78.  is ingenomen met het gezamenlijke communiqué van de derde top van landbouwministers op 22 januari 2011 in Berlijn, dat door 48 landen werd ondertekend, en dat oproept tot een beter functioneringsvermogen van de landbouwmarkten, en het belang van de handel erkent voor de ontwikkeling van een balans tussen de verschillende actoren op de landbouwmarkten en voor een betere toegang voor de landbouwers tot grondstoffen en energie;

79.  verzoekt de Commissie om een verslag inzake financiële derivaten en grondstoffenregelgeving ten einde te kunnen vaststellen of er, gezien het specifieke karakter van de sector, voor de landbouwgrondstoffen aparte wetgeving moet komen; spreekt zijn steun uit aan de recente voorstellen van de Commissie over de regulering van otc-derivaten en de publieke raadpleging over de MiFiD-richtlijn; is van mening dat niets ontziende speculatie, uitwassen en misbruik op derivatenmarkten dringend aangepakt moeten worden;

80.  verzoekt de Commissie concrete maatregelen voor te stellen om de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen, de instabiliteit van de markt aan te pakken en de werking van de derivatenmarkten voor landbouwgrondstoffen in het kader van een duurzame algemene verantwoordelijkheid te versterken;

o
o   o

81.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de lidstaten.

(1) http://ec.europa.eu/enterprise/policies/raw-materials/files/docs/report-b_en.pdf.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0093.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0037.
(4) PB C 236 E van 12.8.2011, blz. 57.
(5) http://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/docs/neei_n2000_guidance.pdf.
(6) http://ec.europa.eu/trade/creating-opportunities/trade-topics/raw-materials/.
(7) Study „The links between the environment and competitiveness”, Project ENV.G.1/ETU/2007/0041, http://ec.europa.eu/environment/enveco/economics_policy/pdf/exec_summary_comp.pdf.
(8) PB C 161 E van 31.5.2011, blz. 47.
(9) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0446.
(10) Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).
(11) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0024.

Juridische mededeling - Privacybeleid