Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over mobiliteit en inclusie van mensen met een handicap en de Europese strategie voor mensen met een handicap 2010-2020 (2010/2272(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, dat op 21 januari 2011 in werking is getreden, volgens Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap(1),
– gezien het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden(2),
– gezien artikelen 2, 10, 19 en 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(3),
– gezien het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008)0426) en het standpunt van het Europees Parlement van 2 april 2009 over dit onderwerp(4),
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 - Europa 2020 – een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (COM(2010)2020),
– gezien Aanbeveling 98/376/EG van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap(5),
– gezien de mededeling van de Commissie van 26 augustus 2010 - Een digitale agenda voor Europa (COM(2010)0245),
– gezien de mededeling van de Commissie van 12 mei 2000 - Naar een Europa zonder drempels voor mensen met een functiebeperking (COM(2000)0284),
– gezien de mededeling van de Commissie van 25 september 2001 - e-Europa 2002: Toegankelijkheid van websites van de overheid en de inhoud ervan (COM(2001)0529),
– gezien de internationale classificatie inzake functioneren, handicap en gezondheid (ICF) van de Wereldgezondheidsorganisatie van 22 mei 2001 (resolutie 54.21 van de vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHA)),
– gezien de mededeling van de Commissie van 30 november 2003 - Kansengelijkheid voor personen met een handicap: een Europees actieplan (COM(2003)0650),
– gezien de mededeling van de Europese Commissie van 24 januari 2003 - Naar een wettelijk bindend instrument van de Verenigde Naties ter bevordering en bescherming van de rechten en de waardigheid van personen met een handicap (COM(2003)0016),
– gezien het Groenboek van de Commissie van 16 maart 2005 - Demografische veranderingen: naar een nieuwe solidariteit tussen de generaties (COM(2005)0094),
– gezien de mededeling van de Commissie van 26 november 2007 „De situatie van personen met een handicap in de Europese Unie”: het Europees Actieplan 2008-2009 (COM(2007)0738),
– gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2010 - Het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale cohesie (COM(2010)0758),
– gezien de mededeling van de Commissie van 15 november 2010 - Europese strategie inzake handicaps 2010-2020: Een hernieuwd engagement voor een onbelemmerd Europa (COM(2010)0636),
– gelet op het facultatief protocol bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap („het facultatief protocol”), dat is goedgekeurd op 13 december 2006,
– gezien de conclusies van de Raad over -„Bevordering van de toegang tot de arbeidsmarkt - Te boven komen van de crisis en voorbereiding van de Lissabon-agenda na 2010” van 30 november 2009,
– gezien Verzoekschrift 1454/2010 van Urzula Weber-Król,
– gezien het verslag van de Commissie inzake de werking en het effect van Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (COM(2011)0166),
– gezien het arrest van het Europese Hof van Justitie (Zaak C 13/05 over Richtlijn 2000/78/EG – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Begrip handicap) van 11 juli 2006,
– gezien Beschikking 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten(6),
– gezien zijn resolutie van 17 juni 1988 over gebarentaal voor doven(7),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 mei 1989 over de maatschappelijke positie van gehandicapte vrouwen en van vrouwen die gehandicapten bijstaan(8),
– gezien zijn resolutie van 16 september 1992 over de rechten van geestelijke gehandicapten(9),
– gezien zijn resolutie van 14 december 1995 over de mensenrechten van gehandicapten(10),
– gezien zijn resolutie van 9 mei 1996 over de rechten van autistische personen(11),
– gezien zijn resolutie van 13 december 1996 over een Parkeerkaart voor gehandicapten - Rechten van gehandicapte personen(12),
– gezien zijn resolutie van 11 april 1997 over mededeling van de Commissie betreffende gelijke kansen voor gehandicapten(13),
– gezien zijn resolutie van 23 juni 2003 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Naar een wettelijk bindend instrument van de Verenigde Naties ter bevordering en bescherming van de rechten en de waardigheid van personen met een handicap(14),
– gezien de mededeling van de Commissie van 12 januari 2011 - Jaarlijkse groeianalyse: naar een krachtiger alomvattend antwoord van de EU op de crisis (COM(2011)0011) en het daarbij gevoegde ontwerp voor een gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid,
– gezien Beschikking 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten(15),
– gezien de resolutie van 8 maart 2011 over vermindering van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU(16),
– gezien de kaderovereenkomst over inclusieve arbeidsmarkten die op 25 maart 2010 door de Europese sociale partners is gesloten in Madrid,
– gezien de conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie (2006/C146/01),
– gezien de conclusies van de Raad van 8 juni 2010 over „Rechtvaardigheid en gezondheid in alle beleidsmaatregelen: solidariteit in de gezondheidszorg”,
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de Commissie verzoekschriften (A7-0263/2011),
A. overwegende dat mensen met een handicap (zowel lichamelijke als psychosociale handicaps) als volwaardige burgers gelijke rechten hebben en hun waardigheid en recht op gelijke behandeling, zelfstandig wonen en volledige deelname aan de samenleving een onbetwistbaar recht zijn,
B. overwegende dat meer dan 80 miljoen personen, ofwel circa 16% van de totale bevolking van de Europese Unie een handicap heeft, waaronder personen met mentale handicaps, in het bijzonder autisme, en dat de werkloosheid onder personen met een handicap minstens twee maal zo hoog ligt als de werkloosheid onder personen zonder handicap; overwegende dat mensen met een handicap een kwetsbare groep vormen, waarvan het armoedepercentage 70% boven het gemiddelde ligt; overwegende dat de arbeidsparticipatie onder mensen met een handicap slechts circa 45% bedraagt, terwijl goede banen economische onafhankelijkheid verzekeren en persoonlijke ontplooiing bevorderen, overwegende dat werkloosheid het risico om door armoede en maatschappelijke uitsluiting te worden getroffen vergroot, en dat ten minste een kwart van de bevolking wel eens geconfronteerd wordt met een geestelijk-gezondheidsprobleem en dit bij 10% van de betrokkenen kan leiden tot chronische, invaliderende geestelijke-gezondheisproblemen; erop wijzend dat er een actieve en gerichte beleidsmaatregelen nodig zijn om deze aanhoudende situatie te bestrijden; overwegende dat het grotere risico op armoede voor mensen met een handicap het gevolg is van de veelal beperkte toegang tot arbeid en scholing alsmede tot gezondheidszorg en adequate behandeling,
C. overwegende dat de meest gemarginaliseerde groepen in de samenleving het hardst getroffen worden door de crisis, en dat mensen met een handicap een van de meest getroffen bevolkingsgroepen zijn door de financiële crisis in Europa,
D. overwegende dat de lacunes in de tenuitvoerlegging van het bestaande beginsel van gelijke behandeling van mensen met een handicap regelmatig door betrokken burgers onder de aandacht van de Commissie verzoekschriften worden gebracht,
E. overwegende dat gehandicapten met een grote steunbehoefte tot de meest uitgesloten groep in de samenleving horen, en dat vrouwen met een handicap in het algemeen de meest kwetsbare en gemarginaliseerde maatschappelijk bevolkingsgroep vormen, en vaak worden gediscrimineerd en uitgesloten van onderwijs, werk en sociaal leven,
F. overwegende dat de Europa-2020-strategie, met als doel een slimme (dankzij innovatie en onderzoek), duurzame en inclusieve groei, pas kans van slagen heeft als er structurele verbeteringen komen op het gebied van mobiliteit en integratie van personen met een handicap,
G. overwegende dat dit cijfer de komende jaren sterk zal stijgen gezien de onvermijdelijke omkering van de bevolkingspiramide, daar meer dan een derde van de mensen boven de 75 jaar een handicap heeft die hen meer of minder beperkt, en meer dan 20% een aanzienlijke functiebeperking heeft,
H. overwegende dat de Europese Unie het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap officieel heeft geratificeerd en dit verdrag tevens door alle 27 lidstaten van de EU is ondertekend, en door 17 lidstaten is geratificeerd,
I. overwegende dat de bevoegdheid van de Europese Unie op het gebied van bescherming tegen discriminatie op grond van een handicap momenteel beperkt is tot het terrein van arbeid, beroep en beroepsopleiding (2000/78/EG), en dat het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap een gemengde overeenkomst is waarbij zowel de EU met al haar instellingen als de lidstaten verplicht zijn uitvoering te geven aan het verdrag, en dat de voorstellen en benaderingen in dit verslag bekeken en opgepakt moeten worden in het komende voorstel van de Commissie over een Europese toegankelijkheidswet,
J. overwegende dat sociale beleidsmaatregelen voor mensen met een handicap vaak onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, en daarom gebaseerd zijn op de nationale traditie en sociale gewoonten, de economische ontwikkeling en de uiterst belangrijke rol van gezinnen en organisaties die mensen met een handicap ondersteunen bij een zelfstandige levenswijze en hun maatschappelijke integratie,
K. overwegende dat het begrip „handicap” een evoluerend concept, dat afhangt van de wisselwerking tussen personen met functiebeperkingen en sociale en fysieke drempels die hen beletten volledig, effectief, op voet van gelijkheid met anderen en met dezelfde waardigheid in de samenleving te participeren,
L. overwegende dat er een nauw verband is tussen mobiliteit, handicap en maatschappelijke inclusie, in het bijzonder als het gaat om vrijheid van en toegang tot communicatie (met inbegrip van Braille en gebarentaal en andere alternatieve communicatiemiddelen), vrij verkeer op alle levensgebieden en toegang tot diensten, overwegende dat volledige deelname aan alle aspecten van de samenleving bevorderd moet worden, en daarbij gedacht moet worden aan het belang van beleid van de EU op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën, waaronder robots voor thuisgebruik en oplossingen voor online communicatie, en aan de noodzaak om volledige toegankelijkheid na te streven door de bevordering van compatibele normen in de interne markt en de verspreiding hiervan,
M. overwegende dat toegang tot informatie (artikel 11 van het Handvest van de grondrechten) en cultuur, als vastgelegd in de resolutie van de Raad van 6 mei 2003 over de toegankelijkheid van de culturele infrastructuur en van culturele activiteiten voor mensen met een handicap cruciaal zijn voor de intellectuele ontwikkeling van mensen, ook mensen met een handicap, en daarom een rechtreeks effect hebben op hun kansen op de arbeidsmarkt,
N. overwegende dat mensen met een handicap recht hebben op gemeenschapsdiensten ter ondersteuning van zelfstandig wonen, persoonlijke assistentie, economische en sociale onafhankelijkheid en volledige deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt; overwegende dat ondersteunende activiteiten, als deze financieel vergoed zouden worden, bijna 50% van het BBP zouden vertegenwoordigen (Commission on the Measurement of Economic Performance and Social Progress, 21 april 2010),
O. overwegende dat barrières in de toegang tot diensten en goederen voor iedereen belangrijke obstakels betekenen voor mensen met een handicap,
P. overwegende dat mensen met een handicap in sommige lidstaten en in sommige sectoren hun hele leven worden gediscrimineerd, en vooral tijdens de onderwijs- en opleidingsperiode, doordat er geen vroegtijdige onderkenning en ondersteuning is bij kinderen en leerlingen met een handicap, waardoor hun toekomstige kansen op werk beperkt worden,
Q. overwegende dat in de leeftijdsgroep van 16 tot 19 jaar 37% van de mensen met een handicap en 25% van de mensen met een zekere handicap niet aan het onderwijs deelneemt, tegenover 17% van de mensen zonder handicap,
R. overwegende dat artikel 24 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat in december 2010 door de EU is geratificeerd, uitsluiting van het onderwijssysteem op basis van een handicap verbiedt, en dat inclusief onderwijs de meest effectieve manier is om discriminerende opvattingen te bestrijden, een samenleving gebaseerd op integratie op te bouwen en onderwijs voor iedereen te verwezenlijken,
S. overwegende dat vrouwen met een handicap vaak dubbel gediscrimineerd worden, en dat overheden dit kunnen aanpakken door genderaspecten op te nemen in alle relevante terreinen van hun beleid ten aanzien van gehandicapten,
T. overwegende dat de economische crisis een uitdaging voor de werkgelegenheid in het algemeen en voor de gehandicapten in het bijzonder vormt, met een stijging van de werkloosheid die aanzienlijk groter is voor mensen met handicap, terwijl er sprake is van een groeiende angst dat arbeidsongeschiktheidsuitkeringen kunnen worden gebruikt om het aanbod op arbeidsmarkt te beheersen,
U. overwegende dat gezinsleden van mensen met een handicap te maken hebben met associatieve discriminatie, en dat ondersteuningsmaatregelen voor gezinnen een positief effect hebben op de volledige en gelijke verwezenlijking van rechten van mensen met een handicap,
V. overwegende dat in 2007 bij de Europese Commissie een verzoekschrift van 1.364.984 ondertekenaars is ingediend waarin werd aangedrongen op een uitgebreide bescherming van mensen met een handicap op alle beleidsgebieden van de Europese Unie, en dat de Commissie tot nu toe geen gevolg heeft gegeven aan dat legitieme verzoek,
Doelstellingen
1. benadrukt dat het streefdoel van de EU-2020-strategie betreffende een arbeidsparticipatiegraad van 75% voor de leeftijdsgroep van 20-64 jaar onmogelijk gehaald kan worden als de bevolking met enige vorm van een handicap niet hierin wordt betrokken;
2. benadrukt dat financiële uitgaven voor, en economische investeringen in mensen met een handicap investeringen zijn die op de lange termijn renderen voor het welzijn van iedereen en voor een duurzaam gegrondveste samenleving waarin mensen langer kunnen leven en efficiënter en onder betere omstandigheden kunnen werken; benadrukt in dit verband dat het onaanvaardbaar is dat in het kader van de overheidsbezuinigingen zonder terechte redenen gesnoeid wordt in de uitgaven voor diensten voor mensen met een handicap of voor projecten voor hun maatschappelijke integratie, omdat dit zou betekenen dat bepaalde fundamentele en onvervreemdbare rechten van mensen met een handicap niet kunnen worden gewaarborgd; meent dat investeringen op dit gebied juist fors verhoogd moeten worden; wijst erop dat alle zorgstelsels van de Europese Unie gebaseerd moeten zijn op de fundamentele waarden van universaliteit, toegang tot hoogwaardige zorg en solidariteit;
3. merkt op dat er gedurende de hele financiële crisis, die nog geen tekenen van herstel vertoont, een intrinsieke solidariteit in de Europese samenlevingen is blijven bestaan; onderkent volledig en benadrukt dat individueel aangepaste maatregelen gewaarborgd moeten worden voor mensen met een handicap, die op basis van verschillende mate en types van handicap, nog intensievere ondersteuning nodig hebben, uitgaande van de rechten van de mens en de menselijke waardigheid en van het risico op discriminatie, die vaak niet worden gerespecteerd en daarom moeten worden bevorderd en versterkt via Europese bewustmakingscampagnes; wijst erop dat de behoeften van mensen met een handicap moeten worden beantwoord op basis van hun specifieke kenmerken, zodat er in alle stadia van onderwijs, opleiding en werk adequate regelingen kunnen worden getroffen;
4. onderstreept het belang van de doelstellingen van de hernieuwde Europese strategie voor mensen met een handicap 2010-2020 (ESH) en dringt met name aan op een kader voor concretere acties op alle bestuurlijke niveaus, op basis van betrouwbare gegevens; meent dat het basisprincipe „niets over ons zonder ons” moet worden nageleefd, dat wil zeggen dat mensen met een handicap betrokken moeten worden bij alle maatregelen en besluiten die hen betreffen;
5. betreurt dat in de mededeling van de Commissie over de Europese strategie inzake handicaps geen geïntegreerde gendergebaseerde benadering of een apart hoofdstuk over genderspecifieke beleidsmaatregelen voor mensen met een handicap is opgenomen, ondanks het feit dat vrouwen met een handicap vaak sterker benadeeld zijn dan mannen met een handicap en dat zij vaker worden geconfronteerd met armoede en sociale uitsluiting; verzoekt de Commissie en de lidstaten om in de gehele Europese strategie inzake handicaps 2010-2020 rekening te houden met genderaspecten;
6. benadrukt dat er een nieuwe, doeltreffende benadering van handicaps gevonden moet worden, om te beginnen met de oprichting van een Europese gehandicaptenraad, die regelmatig bijeenkomsten houdt, met de actieve betrokkenheid van het Europees Parlement en de participatie van vertegenwoordigende organisaties van mensen met een handicap en nationale werkgroepen, om te zorgen voor effectiever mechanismes voor de coördinatie van en het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van de Europese strategie voor mensen met een handicap binnen de programma's en strategieën van de Commissie en de lidstaten, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel;
7. wijst erop dat er voor een duurzame samenleving waarin mensen een langere levensverwachting in goede gezondheid hebben, ook verbeteringen nodig zijn in de stedelijke ordening en planning van gemeenschappelijke ruimte en de toegankelijkheid van beschikbare goederen en diensten, waaronder gelijke toegang tot nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, om de levenskwaliteit van mensen met een handicap te verbeteren en maatschappelijke uitsluiting te voorkomen;
Burgerrechten en mensenrechten
8. dringt erop aan dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt nageleefd en het beginsel „Design for all” en universeel design wordt gesteund; erkent de inspanningen van de Europese Unie en de Verenigde Naties op het gebied van wetgeving voor volledige integratie van mensen met een handicap in de samenleving, maar meent dat er nog veel meer moet worden gedaan;
9. benadrukt in het bijzonder dat de rechten die zijn vastgelegd in het Verdrag inzake de rechten van het kind in het geval van gehandicapte kinderen, volledig moeten worden nageleefd, met inbegrip van het recht om te spelen, het recht op onderwijs, het recht deel te nemen aan het sociale leven, waaronder het culturele leven en kunst, het recht om de medische zorg die zij individueel nodig hebben, en de vrijheid om informatie en ideeën te zoeken en ontvangen; wijst er met name op dat artikel 23 van de bovengenoemde verdrag onderkent dat een gehandicapt kind „een volwaardig en behoorlijk leven dient te hebben, in omstandigheden die de waardigheid van het kind verzekeren, zijn zelfstandigheid bevorderen en zijn actieve deelneming aan het gemeenschapsleven vergemakkelijken” en stelt dat gewaarborgd moet worden dat „het gehandicapte kind daadwerkelijk toegang heeft tot onderwijs, opleiding, voorzieningen voor gezondheidszorg en revalidatie, voorbereiding voor een beroep, en recreatiemogelijkheden, op een wijze die bijdraagt dat het kind een zo volledig mogelijke integratie in de maatschappij en persoonlijke ontwikkeling bereikt, met inbegrip van zijn of haar culturele en intellectuele ontwikkeling”;
10. dringt aan op doeltreffende mainstreaming van aspecten in verband met handicaps in de gehele EU-2020-strategie en de kerninitiatieven, met inbegrip van de „Innovatie-Unie”, waarin niet wordt gesproken over handicaps;
11. vestigt de aandacht op het feit dat vele mensen met een handicap geconfronteerd worden met discriminatie doordat zij niet als gelijk worden erkend ten aanzien van de wet en justitie en roept de lidstaten op deze tekortkomingen op te heffen, en te zorgen voor effectieve toegang tot de rechtspraak voor mensen met een handicap, voor adequate opleiding van personen die in het justitieel apparaat werkzaam zijn, waaronder politie en gevangenispersoneel, en benadrukt hoe belangrijk het is gelijke participatie in het politieke en openbare leven te waarborgen, met inbegrip van het recht te stemmen, gekozen te worden en een functie te bekleden, in overeenstemming met artikel 29 van het VN-Verdrag, daar volgens de schattingen van relevante NGO's en verkiezingsdeskundigen slechts een gering percentage van mensen met een handicap in staat is deel te nemen aan de verkiezingen;
12. is van mening dat toegankelijke goederen en diensten, met inbegrip van de relevante toegankelijke informatie hierover, ook aangepaste oplossingen voor (online) winkelen moeten inhouden, alsmede goederen en diensten die zo zijn ontworpen dat zij op de lange termijn toegankelijk blijven; vestigt de aandacht op de noodzaak producten voor mensen met een handicap zowel overeenkomstig Europese als mondiale normen goed te keuren; verzoekt de Commissie verdere adequate maatregelen te nemen om de ontwikkeling van en toegang tot universeel ontworpen goederen en diensten te bevorderen, zoals vastgelegd in artikel 29 van het VN-Verdrag, alsmede te zorgen voor de uitwisseling van positieve praktijken;
13. benadrukt in het licht van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat uit vele onderzoeken is gebleken dat vrouwen met een handicap dubbel worden gediscrimineerd, zowel op grond van hun geslacht als van hun handicap; verzoekt de Commissie, met het oog op het vrijwel totale gebrek aan mechanismes op dit terrein, in de stelsels voor sociale bescherming speciale voorzieningen op te nemen voor vrouwen met een handicap;
14. benadrukt dat mensen met een mentale of verstandelijke handicap bijzonder kwetsbaar zijn voor misbruik en geweld; roept de lidstaten op een controlemechanisme op te zetten om slachtoffers sociale diensten en juridische bescherming te bieden ten einde eerbiediging van de mensenrechten en vrijheden van mensen die in instellingen en elders verblijven, en in het bijzonder gehandicapte vrouwen en kinderen, te garanderen; verzoekt het Europees Instituut voor gendergelijkheid onderzoek te doen naar de situatie van meisjes en vrouwen met een handicap wat betreft geweld; wijst erop dat er maatregelen en acties nodig zijn om dubbele discriminatie van vrouwen te bestrijden en volledige gelijkheid van rechten en kansen te bevorderen; verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten actieve en effectieve maatregelen te nemen om de overgang van institutionele naar gemeenschapsgerichte zorg te ondersteunen en te bevorderen, en daarbij efficiënt gebruik te maken van de EU-gelden zoals Progress voor maatregelen die het publiek bewust moeten maken van de situatie van mensen met een handicap die in instellingen verblijven; dringt er bij de lidstaten op aan vrouwen met een handicap die het slachtoffer zijn van geweld voorrang te geven bij toewijzing van sociale huisvesting, en subsidie te verlenen voor aanpassing van de thuisomgeving, ondersteuning in huis en overheidsdiensten die hulp bieden in gevallen van geweld tegen vrouwen;
15. benadrukt dat de lidstaten moeten worden aangespoord veel meer aandacht te besteden aan de sociale aspecten van handicaps; benadrukt dat het voor de uitoefening van de burgerrechten een noodzakelijke voorafgaande voorwaarde is dat er een wettelijke basis wordt gecreëerd voor een mechanisme voor ondersteunde besluitvorming; verzoekt de lidstaten zoveel mogelijk vormen van ondersteuning, zoals persoonlijke assistentie en andere diensten ter ondersteuning van zelfstandig leven aan te moedigen, om de institutionele zorg terug te dringen en andere vormen van ondersteuning te bevorderen; verzoekt de Commissie een diepgaande studie naar deze onderwerpen uit te voeren en bewustmaking in de samenleving hiervan te bevorderen; beklemtoont de onontbeerlijke rol van het vrijwilligerswerk in de ondersteuning van mensen met een handicap en verzoekt de Commissie en de lidstaten desbetreffende initiatieven en programma's voort te zetten en te verbeteren;
16. wijst erop hoe belangrijke het is gelijke toegang tot openbare informatie te waarborgen en te regelen, in het bijzonder met betrekking tot het openbaar beheer van natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen, in overeenstemming met artikel 21 van het UN CRPD;
17. verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen te nemen om voorbereid te zijn op natuurrampen en rampen veroorzaakt door menselijk falen, en daarbij in het bijzonder te letten op adequate, nuttige informatieverstrekking aan mensen met een handicap, onder meer door verspreiding van goede, nuttige internationale voorbeelden;
18. meent dat zowel op nationaal als op Europees niveau maatregelen moeten worden genomen om de overgang te bevorderen van zorg in instellingen naar lokale gemeenschapszorg, met gebruikmaking van de structuurfondsen, waarbij tevens flankeringsmaatregelen worden genomen om het publiek meer bewust te maken van de situatie van mensen met een handicap die in instellingen verblijven;
Gegevensverzameling en raadpleging van betrokkenen
19. benadrukt dat tot dusver consistente genderspecifieke gegevens over gehandicaptenbeleid en diensten voor mensen met een handicap in de lidstaten, met inbegrip van specifieke indicatoren en kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over instellingen en woonvoorzieningen niet of slechts beperkt voorhanden zijn, en dat Eurostat meer jaarlijkse genderspecifieke gegevens over personen met een handicap en degenen die voor hen zorgen moet verschaffen;
20. geeft uiting aan zijn teleurstelling over het gebrek aan transparantie en de beperkte participatie van mensen met een handicap bij de verzameling van gegevens en raadpleging, en is van mening dat de Commissie de deelname moet bevorderen van mensen met een handicap aan raadplegingsprocedures, die volledig toegankelijk moeten zijn op basis van de ervaringen van de NGO's, en zo opgezet dat concrete reacties mogelijk zijn en ondersteund door effectieve voorlichtingscampagnes; stelt dat uit het feit dat er 336 antwoorden uit het maatschappelijk middenveld ontvangen zijn op de raadplegingdoor de Commissie via de centrale raadplegingswebsite van de Commissie in 2009 blijkt dat de voorlichtingscampagnes de doelgroepen niet hebben bereikt en dat de online tool niet toegankelijk was voor blinden die een schermlezer gebruiken; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat bij alle implementatieprocessen op alle niveaus mensen met een handicap en de vertegenwoordigende organisaties betrokken worden (overeenkomstig artikel 33 van het VN-Verdrag);
21. verzoekt de Commissie het proces van evaluatie, samenwerking en uitwisseling van positieve praktijken tussen de lidstaten te versnellen, in het bijzonder op het vlak van verzameling van vergelijkbare genderspecifieke gegevens en vooruitgangsindicatoren om de gestelde doelen op nationaal en Europees niveau te bereiken; benadrukt dat het meten van handicaps gebaseerd moet zijn op de behoeften van mensen met een handicap en niet alleen op de medische aspecten, maar ook betrekking moet hebben op sociale en omgevingsaspecten; wijst er tegelijk op hoe belangrijke het is inspanningen te coördineren om misbruik van het systeem en het voorwenden van een handicap te bestrijden;
22. wijst erop dat registratie van mensen met een handicap in verband met diensten en uit openbare middelen betaalde ondersteuning niet mag leiden tot schending van hun mensenrechten en persoonlijke levenssfeer of stigmatisering;
Demografische veranderingen en een omgeving zonder barrières
23. benadrukt dat de demografische veranderingen ook met zich meebrengen dat er steeds meer gehandicapte oudere mensen zullen zijn, daar mensen ouder worden en dus handicaps krijgen, waardoor er een groeiende behoefte is aan de ontwikkeling en opzet van diensten en oplossingen die aangepast zijn aan de behoeften van zowel mensen met een handicap ongeacht hun leeftijd als oudere mensen met of zonder handicap;
24. moedigt samenwerking aan tussen beide bevolkingsgroepen, om bij te dragen tot innovatieve groei, ook gebaseerd op werk en sociale ontwikkeling in de lidstaten, en om in de nieuwe vraag die voortkomt uit de vergrijzende samenleving en de demografische veranderingen te voorzien;
25. verzoekt de Commissie zowel de sanctie- als stimuleringsmaatregelen te versterken voor de lidstaten in verband met de implementatie van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 en de naleving van de wettelijk bindende voorschriften; verzoekt de Commissie voorzieningen in het toekomstige cohesiebeleid 2014-2020 met betrekking tot discriminatiebestrijding en toegankelijkheid te versterken, en de correcte implementatie van de Europese financieringsprogramma's en het gebruik van Europese gelden te controleren en te evalueren;
26. verzoekt de Commissie het gebruik van de Europese Structuurfondsen, en met name het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling te stimuleren voor de verbetering van de toegankelijkheid van goederen en diensten en de gebouwde omgeving door gebruikmaking van Europese fondsen;
Vrij verkeer en toegankelijke diensten
27. erkent dat vrij verkeer een grondrecht is in de Europese Unie; benadrukt dat dit recht een positieve invloed heeft op de levenskwaliteit en de participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt van mensen met een handicap en hun familie, en wijst daarbij in het bijzonder op het belang van een betere toegang tot zorgverleningsdiensten, waarbij meer aandacht moet worden besteed aan mensen met chronische invaliderende ziekten, om de ongelijkheid op het gebied van volksgezondheid in de hele Unie te verminderen;
28. wijst erop dat in een Europa dat gelijkheid en vrij verkeer op haar grondgebied voor haar burgers voorstaat, de rechten van mensen met een handicap van de ene tot de andere lidstaat verschillen;
29. benadrukt dat toegankelijk vervoer mensen met een handicap in staat stelt gemakkelijker te participeren op de arbeidsmarkt en zo de bestrijding van armoede en maatschappelijke uitsluiting ondersteunt;
30. verzoekt de Commissie en de lidstaten de toegankelijkheid van diensten sneller te vergroten via verschillende strategieën om de barrières op te heffen in de toegang tot deze technologieën, met inbegrip van lagere prijzen alsmede kerninitiatieven van de EU-2020-strategie om de doelstellingen van EU-2020 te bereiken;
31. wijst erop dat mobiliteit is een centraal thema is in de Europese werkgelegenheidsstrategie en dat de specifieke obstakels voor een waardig leven en onafhankelijkheid voor mensen met een handicap in de EU zeer groot blijven, met name als het gaat om van meeneembaarheid van uitkeringen en hulp alsook om de toegang tot de nodige faciliteiten of persoonlijke assistentie;
32. benadrukt dat mensen met een handicap overeenkomstig Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg recht hebben op grensoverschrijdende gezondheidszorg en gelijke toegang moeten krijgen tot gezondheidszorg in elke EU-lidstaat, des te meer als zij hoog gespecialiseerde zorg nodig hebben;
33. dringt aan op een betere en wederzijdse erkenning van handicaps in alle lidstaten; verzoekt de lidstaten positieve praktijken uit te wisselen om in de hele Unie nationale systemen voor de bepaling van de mate van een handicap nauwer op elkaar af te stemmen en zo een betere mobiliteit voor mensen met een handicap te waarborgen;
34. benadrukt dat de lidstaten moeten worden aangemoedigd om in hun sociale en pensioenstelsels de inzet en de onbetaalde werkzaamheden van mantelzorgers, in het algemeen vrouwen, van mensen met een handicap, te erkennen; benadrukt dat bijzondere aandacht moet uitgaan naar deze vrouwen;
35. wijst op het belang van Aanbeveling 98/376/EG van de Raad van 4 juni 1998 over een parkeerkaart voor mensen met een handicap, waarin staat dat deze kaart in een standaardmodel moet bestaan en door alle lidstaten moet worden erkend om het autogebruik van de drager te vergemakkelijken, en merkt op dat een uniform EU-handvest van de rechten van reizigers en het verkrijgen en vernieuwen van rijbewijzen en andere vergunningen of documenten die eventueel nodig zijn voor het vergemakkelijken van de mobiliteit tussen lidstaten belangrijk zijn voor de inclusie van mensen met een handicap in de samenleving in alle EU-lidstaten; onderkent dat innovatieve, gratis verkrijgbare communicatiemiddelen voor blinden en doven, zoals toegankelijke informatiediensten, in het bijzonder online diensten, van cruciaal belang zijn voor de daadwerkelijke uitoefening van hun rechten; hieronder vallen ook makkelijk leesbare versies voor mensen met cognitieve en verstandelijke handicaps; dringt aan op vermindering van barrières voor het vrije verkeer van mensen met een handicap, door invoering van een Europese mobiliteitskaart, op basis van wederzijdse erkenning van gehandicaptenkaarten en faciliteiten en toelagen voor mensen met een handicap, om het studeren, werken en reizen voor mensen met een handicap te vergemakkelijken, ook door gebruikmaking van het kader van de open coördinatiemethode; dringt aan op de opzet van een informatieve website van de Commissie speciaal voor mensen met een handicap, met uitleg over hun rechten en aanvullende specifieke informatie over reizen;
36. verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen te nemen om een barrièrevrije toegang tot de werkplek en huizen voor mensen met een handicap te bevorderen, als manier om hen te helpen te integreren in een werkmilieu;
37. benadrukt dat innovatieve en op kennis gebaseerde economieën zich niet kunnen ontwikkelen zonder toegankelijke inhoud en opmaak, op basis van bindende wetgeving, voor mensen met een handicap, bijvoorbeeld toegankelijke webpagina's voor blinden en ondertiteling voor doven en slechthorenden, waaronder ook massamediadiensten en online diensten voor mensen die gebruik maken van gebarentaal, smart phone-applicaties, en tactiele en vocale ondersteuning in openbare media;
38. verzoekt de Commissie en de lidstaten een tweesporenbeleid te introduceren, waarin bindende wetgeving en normen als complementaire instrumenten worden beschouwd die nodig zijn om toegankelijkheid te bereiken; is van mening dat de wetgeving een duurzaam kader moet vastleggen, met het oog op de snelle ontwikkelingen in de ICT-sector; merkt op dat normen evoluerende instrumenten moeten zijn die de implementatie van de wetgeving moeten waarborgen;
39. is zich bewust van het ontbreken van gelijke toegang tot gezondheidszorg, met inbegrip van de toegang tot informatie over gezondheid en medische zorg, en verzoekt de Europese Commissie vaart te zetten achter haar werkzaamheden over de aanbevelingen ter ondersteuning van gelijke toegang tot gezondheidszorgdiensten en tot informatie over gezondheid en zorg;
40. is van mening dat er voor de actieve participatie van mensen met een handicap op alle gebieden van het maatschappelijk leven inspanningen nodig zijn om communicatieoplossingen te bieden voor mensen met verstandelijke beperkingen (bijvoorbeeld makkelijk leesbare websites) en ondersteunende en alternatieve communicatie voor mensen met complexe communicatiebehoeften;
41. verzoekt de lidstaten, met hulp van de Commissie, de integratie en acceptatie in de samenleving van mensen met een handicap te bevorderen door de toegang tot sport, vrijetijdsbesteding en culturele faciliteiten en activiteiten voor hen te verbeteren, onder meer ook door bevordering van de uitwisseling tussen de lidstaten van cultureel materiaal dat toegankelijk is voor visueel gehandicapten, in overeenstemming met de resolutie van de Raad van 6 mei 2003 over de toegankelijkheid van de culturele infrastructuur en van culturele activiteiten voor mensen met een handicap(17);
42. verzoekt de lidstaten de tekortkomingen op te lossen in de toegankelijkheidswetgeving, in het bijzonder met betrekking tot het openbaar vervoer, wetgeving inzake passagiersrechten, met inbegrip van beschadiging van mobiliteitsapparatuur en diensten voor elektronische informatie- en communicatiesystemen, alsook de regelgeving inzake de openbare gebouwde omgeving en de openbare dienstverlening;
Gelijke kansen
43. is van mening dat gelijke kansen niet inhoudt dat voor mensen met verschillende behoeften gelijke voorwaarden en omstandigheden gelden, en dat derhalve mensen met verschillende handicaps toegang moeten hebben tot adequate middelen die hen in staat stellen goederen en diensten aan te schaffen waarmee werkelijk gelijke kansen worden gecreëerd;
44. bevestigt nogmaals dat voor mensen met een handicap universele, effectieve, niet-discriminerende toegang moet worden gewaarborgd tot sociale bescherming, sociale faciliteiten, gezondheidszorg en onderwijs, en tot aanbod van goederen en diensten die voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting, telecommunicatie, elektronische communicatiemiddelen, informatie, ook in toegankelijke vormen, financiële dienstverlening, cultuur en vrijetijdsbesteding, openbare gebouwen, de verschillende middelen van vervoer en andere openbare ruimten en voorzieningen;
45. benadrukt dat integratie op de arbeidsmarkt en economische onafhankelijkheid uiterst belangrijke factoren zijn voor de maatschappelijke integratie van mensen met een handicap;
46. bevestigt dat producten, goederen en diensten, met inbegrip van gewijzigde versies ervan, niet discriminerende mogen zijn en daarom voor mensen met een handicap niet hoger geprijsd mogen zijn;
47. houdt vol dat KMO's een cruciale rol spelen door mensen met een handicap toegang te geven tot werk, voor zover zij een werkomgeving kunnen bieden die het persoonlijke en beroepsmatige potentieel van mensen met een handicap kan vergroten; benadrukt derhalve dat KMO's niet alleen alomvattende informatie moeten krijgen over faciliterings- en ondersteuningsmaatregelen voor het in dienst nemen van mensen met een handicap maar ook alle relevante informatie over technologieën en cursussen die mensen met een handicap in staat stellen een zelfstandig en actief beroepsleven te leiden;
48. wijst erop hoe uiterst belangrijk het is mensen met een handicap op de normale arbeidsmarkt in dienst te nemen; beseft dat er meer flexibele wettelijke vormen van arbeidsbetrekkingen nodig zijn, waarbij de nadruk wordt gelegd op moderne arbeidsverhoudingen tussen werkgever en werknemer, en verzoekt de Commissie wettelijke en financiële maatregelen te nemen ter ondersteuning werk voor mensen met een handicap;
49. verzoekt de lidstaten hun actieve werkgelegenheidsbeleid te verbeteren en aan te passen om mensen met een handicap in staat te stellen toe te treden tot de arbeidsmarkt en er te blijven; pleit voor de invoering van initiatieven aangepast aan de behoeften van elk soort handicap, met inbegrip van plannen en beroepsvoorlichting die van start gaan op het moment dat personen met speciale behoeften zich melden bij de diensten die voor dat doel zijn opgezet;
50. benadrukt dat beschutte werkplaatsen en geïntegreerde werkplekken weliswaar niet op gelijke voet staan met participatie in de open arbeidsmarkt maar toch waardevolle oplossingen kunnen zijn om mensen met verschillende handicaps in verschillende levensfases te begeleiden en ondersteunen, ook door redelijke aanpassingen bij de overgang naar de open arbeidsmarkt, en meent dat ongemotiveerde weigering van redelijke aanpassingen (artikel 5 van Richtlijn 2000/78/EG) beschouwd moet worden als een vorm van discriminatie, in overeenstemming met artikel 2 van het VN-Verdrag; merkt op dat in sommige lidstaten beschutte werkplaatsen en quota's gebruikt kunnen worden in het kader van een overgang naar de open arbeidsmarkt, en instaan voor de verstrekking van specifieke faciliteiten voor mensen met een handicap en van personeel dat beantwoordt aan hun behoeften; benadrukt dat in grote ondernemingen aanwijzing van vertegenwoordigers van mensen met een handicap, waardoor zij voor zichzelf kunnen spreken, toegejuicht moet worden, alsook een nauwere samenwerking tussen plaatselijke NGO's en KMO's; benadrukt dat persoonlijke assistenten zo nodig ondersteund moeten worden, daar dit een aanmerkelijke verbetering zou brengen in de kansen voor mensen met een handicap om voet aan de grond de krijgen op de arbeidsmarkt;
51. wijst op het belang van overgangsprogramma's, die ten eerste arbeidsmogelijkheden bieden, om te beginnen op een beschutte werkplaats en vervolgens geleidelijk op de open arbeidsmarkt, en ten tweede een flexibeler kader creëren voor de overgang van re-integratie in het beroepsleven naar andere vormen van werk, in de loop van de uitvoering van de EU-2020-strategie;
52. verzoekt de lidstaten actieve werkgelegenheidsbeleidsmaatregelen te consolideren en te verbeteren met het oog op de integratie van mensen met een handicap op de werkplek en verbetering van de doelmatigheid van de verantwoordelijke nationale instanties;
53. merkt op dat de lidstaten bij wijze van prioriteit zo snel mogelijk moeten instemmen met en hun goedkeuring hechten aan het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008)0426); verzoekt de Commissie haar steun te blijven geven aan oplossingen voor de technische problemen binnen de Raad om ervoor te zorgen dat er snel een akkoord wordt bereikt; merkt op dat anti-discriminatiebeleid een cruciale rol speelt in de bevordering van sociale inclusie en werk voor mensen met een handicap;
54. dringt aan op herziening van de Europese openbare aanbestedingsprocedures, om toegankelijkheidscriteria verplicht te stellen met betrekking tot de selectiecriteria die sociale inclusie, innovatie en toegankelijkheid voor mensen met een handicap moeten bevorderen;
55. benadrukt dat ondanks de verschillen tussen de lidstaten de overweldigende meerderheid van de socialezekerheidsstelsels niet flexibel genoeg is voor personen om uitkeringen te genieten die hen in staat stellen op de arbeidsmarkt te blijven; dringt aan op herziening van deze stelsels om deze meer proactief te maken zodat personen die uitkeringen ontvangen of gedeeltelijk gehandicapt zijn toch op de arbeidsmarkt kunnen blijven;
56. wijst erop dat de Commissie zelf in haar mededeling over een Europese strategie voor mensen met een handicap haar zorg uitspreekt over de schaarse beschikbaarheid van ondertiteling en audiobeschrijving op televisie in de Europese Unie; wijst in het bijzonder op het feit dat er al een aantal jaren een pan-Europese campagne voor een bredere toegang tot ondertiteling op de televisie in de Europese Unie is gevoerd door organisaties van doven en slechthorenden met de steun van het Europees Parlement; dringt er bij lidstaten op aan voortvarender uitvoering te geven aan hun verplichting krachtens Richtlijn 2007/65/EG om omroepen te stimuleren voor een grotere toegankelijkheid van mediadiensten te zorgen voor mensen met een auditieve of visuele handicap; verzoekt de Commissie te zorgen voor specifieke financieringsmogelijkheden voor publieke omroepen om hen te helpen een kader in te voeren door diensten inzake ondertiteling en audiobeschrijving in hun programma's;
Investeren in mensen met een handicap
57. constateert dat de arbeidsparticipatie onder mensen met een handicap in Europa bedroevend laag is en wijst de Europese instellingen erop dat de doelstellingen van de EU-2020-strategie niet kunnen worden bereikt als de situatie van deze mensen niet wordt verbeterd; meent dat derhalve de samenleving vertrouwd moet worden gemaakt met gehandicapten en hen moet accepteren, ook in de kinderopvang en op de basisschool;
58. verklaart dat de huidige onderwijs- en opleidingssystemen niet voldoen om het hoge uitvalpercentage van mensen met een handicap te voorkomen zonder extra beleidsmaatregelen van de overheid die voorzien in specifieke leerondersteuning, aangezien in verband met de doelstelling van de EU-2020-strategie een vermindering van het uitvalpercentage tot minder dan 10% wordt genoemd; benadrukt dat dit leidt tot een sterk benadeelde positie, maatschappelijk en op de arbeidsmarkt, met armoede als gevolg voor mensen met een handicap, vooral in de huidige economische crisis; wijst, gezien de hoge schooluitval onder mensen met een handicap, en in het licht van de conclusies van de Raad van 11 mei 2010 over de sociale dimensie van onderwijs en opleiding, op de noodzaak om te investeren in en te werken aan de bevordering van (alternatieve) onderwijs- en (beroepsmatige) opleidingsprogramma's die zijn aangepast aan de behoeften, kenmerken en capaciteiten van mensen met een handicap, en merkt op dat dit betekent dat er voldoende gekwalificeerde en gemotiveerde leerkrachten beschikbaar moeten zijn met degelijke en adequate programma's, alsook dat deze programma's beschikbaar moeten zijn in de curricula van alle hogere instellingen voor beroepsonderwijs en –opleiding en hoger onderwijs, en ook in programma's buiten het curriculum voor mensen met een handicap, om de negatieve houding ten aanzien van kinderen met een handicap te bestrijden en ervoor te zorgen dat zij adequate kwalificaties kunnen verwerven voor de moderne en open arbeidsmarkt; dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan mensen met een handicap in staat te stellen betere toegang te hebben tot informatie over bestaande mobiliteits- en onderwijsprogramma's alsook gelijke toegang tot programma's voor levenslang leren; merkt op dat tegelijk moet worden gezorgd voor mainstreaming van anti-discriminatie in de EU-2020-strategie en de kerninitiatieven, om te voldoen aan artikel 24 van het VN-Verdrag;
59. bevestigt dat alle inspanningen gericht moeten zijn op inclusief onderwijs, in het bijzonder in het kader van de erkenning van eerder opgedane ervaringen en dat dit daarom benadrukt moet worden in het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding („ET 2020”), alsmede het kerninitiatief „nieuwe vaardigheden en banen” van de EU-2020-strategie; wijst bovendien op de behoefte aan nieuwe en geschikte richtsnoeren en een adequaat gebruik van IT op scholen en thuis in het kader van persoonlijke en op maat gesneden hulp;
60. benadrukt dat voor alle kinderen, ook kinderen met handicaps, het recht gewaarborgd moet worden op universele toegang tot alle onderwijssectoren en -niveaus in alle instellingen; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer algemene voorlichting aan gezinnen met gehandicapte kinderen te bieden om vroegtijdige onderkenning en ondersteuning en open oplossingen, aangepast aan hun specifieke behoeften mogelijk te maken; wijst op het belang van steun van de overheid voor families van mensen met een handicap, niet alleen financieel, maar ook in de vorm van ondersteuning (inclusief kinderopvang), gezondheidszorg, psychologische ondersteuning en deskundigheid, alsmede door het bieden van flexibele arbeidstijden aan (een van) de ouders van kinderen met een handicap; dringt er daarom bij de lidstaten op aan speciale toegankelijke informatiedesks op te zetten waar informatie en administratief advies kan worden ingewonnen; roept de lidstaten op de familieleden van mensen met een handicap en de gezondheidswerkers te ondersteunen door middel van gerichte voorlichting en scholing, en door belangenverenigingen in besluitvormings- en toezichtsprocessen te betrekken;
61. onderstreept dat werkgevers mensen met een handicap in de gelegenheid moeten stellen een baan te bekleden, als zij gekwalificeerd zijn, en carrière te maken en hen met opleiding te ondersteunen;
62. benadrukt de noodzaak om de geïntegreerde, aan werk gekoppelde opleidingsprojecten te bevorderen, die jongeren met een handicap in staat stellen een onmiddellijke praktische overgang te maken van onderwijs naar beroepsleven;
63. benadrukt dat er ook moet worden gewerkt aan niet-formele educatie en leren voor jongeren met een handicap op gebieden als sociale relaties, de massamedia (waarvoor steeds strengere vereisten inzake toegankelijkheid moeten gelden, ook met betrekking tot ondertiteling en audiobeschrijving), sport, recreatie- en buitensportactiviteiten, volgens de specifieke behoeften van elk kind of jongere; wijst erop dat deze niet alleen cruciale instrumenten zijn voor de gezonde ontwikkeling van elk individu, maar dat het om onvervreemdbare, door de VN erkende rechten gaat;
64. benadrukt dat levenslang leren een belangrijke manier om het aanpassingsvermogen en de voortzetting van het dienstverband voor mensen met een handicap te ondersteunen en te vergroten, en dat dit met name relevant is voor mensen die een handicap krijgen gedurende hun loopbaan, en vooral voor mensen met een voortschrijdende invaliderende ziekte;
65. verzoekt de Commissie en de lidstaten integratiediensten te steunen of op te zetten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, opleiding, werkgelegenheid, zelfstandig leven, vervoer etc., die doeltreffender zijn en in elkaar overlopen; benadrukt dat die niet alleen moeten worden geëvalueerd en op maat moeten zijn, maar ook nuttig zijn voor budgettaire en ontwikkelingsplanning op de lange termijn;
66. meent dat er adequate financiering moet worden gekanaliseerd via organisaties van mensen met een handicap; dringt er op aan dat voor deze organisaties het cofinancieringspercentage niet minder dan 10% van de waarde van de door deze organisaties voorgestelde projecten moet bedragen, gezien de bekende financiële problemen waarin zij verkeren;
Leefstijlen
67. benadrukt dat vrijwillig maatschappelijk verantwoord ondernemen ook een belangrijke impuls kan geven voor verbetering van de situatie van mensen met een handicap; dringt aan op de invoering van hulp en subsidies, in het bijzonder in het kader van EU-fondsen en -programma's, die variabel zijn al naargelang het soort contract, voor bedrijven en personen die werknemers met een handicap in dienst nemen; roept actoren en belanghebbenden op positieve praktijken op dit gebied te steunen en toe te passen, in het bijzonder met betrekking tot vrouwen en kinderen met een handicap;
68. verklaart dat het de regel moet zijn dat ambtenaren van de Europese instellingen en van de lidstaten opgeleid zijn in het ontvangen en informeren van mensen met een handicap alsook dat de toegang tot openbare juridische documenten en procedures ondersteund moet worden door concrete maatregelen; verzoekt de EU-instellingen het goede voorbeeld te geven bij de aanstelling van personen met een handicap en de lidstaten aan te sporen deze strategie te volgen;
69. benadrukt dat beleid ter bevordering en ondersteuning van zelfstandig ondernemerschap de nodige aandacht moet besteden aan de integratie van mensen met een handicap in de arbeidsmarkt en de sfeer van economische activiteit, aangezien deze integratie een bron van flexibiliteit is die hen in veel gevallen in staat stelt beperkingen en barrières op de werkplek te overwinnen; verzoekt de lidstaten meer gepaste en effectieve hulp voor te stellen ter ondersteuning van beleid inzake onafhankelijk ondernemerschap met betrekking tot deze groep;
70. verzoekt de Commissie om de voordelen van toegankelijkheid doeltreffender te presenteren en de kosten en uitgaven voor het creëren van een obstakelvrije omgeving voor iedereen te mainstreamen, in het bijzonder met het oog op de vergrijzende samenleving;
71. moedigt de invoering aan van bijzondere vormen van verlof zodat ouders kunnen zorgen voor hun gehandicapte kinderen; dringt er voorts op aan dat de inzet en het werk van ouders van gehandicapte kinderen worden erkend als beroepservaring en specifiek worden meegerekend bij de berekening van de pensioensrechten;
72. benadrukt dat een barrièrevrije toegang tot diensten in de zorg en complexe revalidatiediensten de achteruitgang van de gezondheid niet volledig kan stoppen, in het bijzonder in een vergrijzende samenleving, en dat daarom iedereen verantwoordelijk is op het vlak van dagelijkse activiteiten en consumentengewoontes als het erom gaat een duurzame samenleving, waarin steeds meer waarde moet worden gehecht aan gezondheid, van preventie tot revalidatie, te bereiken;
De bestrijding van de armoede
73. verzoekt de Commissie te zorgen voor adequate financiële steun voor de Europese overkoepelende vertegenwoordigende organisaties van mensen met een handicap alsmede andere Europese organisaties van mensen met een specifieke handicap, om hun volledige participatie mogelijk te maken in de beleidsvorming en de implementatie van de wetgeving, en de uitwerking van de toezeggingen in het kader van de ESH en andere besluitvormingsprocessen betreffende onderwerpen in verband met gehandicapten;
74. betreurt het dat mensen met een handicap in hun dagelijks leven bijkomende financiële lasten hebben - de extra uitgaven op de korte termijn die schijnbaar verband houden met hun handicap -, hetgeen een grote invloed heeft op de kwaliteit van hun bestaan;
75. verzoekt de Commissie, in het licht van haar doelstellingen inzake armoedebestrijding, de armoedecijfers te splitsen om het aantal mensen met een handicap die in armoede leven te kunnen becijferen, zodat er vergelijkbare doelstellingen voor armoedebestrijding met betrekking tot mensen met een handicap kunnen worden nagestreefd in het kader van de EU-2020-strategie;
76. wijst erop dat uitbanning of aanzienlijke verlichting van deze armoede zou betekenen dat meer mensen met een handicap aan het werk gaan, wat zou leiden tot een verhoging van het nettobelastinginkomen voor de staat en vermindering van het aantal mensen dat een uitkering dat heeft omdat zij in grote armoede leven;
77. bevestigt, onder verwijzing naar de impulsen van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en naar het nieuwe Europese Platform tegen armoede en maatschappelijke uitsluiting, dat vermindering van de armoede niet mogelijk is zonder de integratie van mensen met een handicap, in de eerste plaats in het onderwijs en later op de arbeidsmarkt, en aanpassing van het inkomensbeleid met betrekking tot invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidspensioenen in overeenstemming met punt 12 van de conclusies van de Raad EPSCO van 30 november 2009, waarbij het erop wijst dat deze laatste ook stigmatiserend zijn;
78. onderkent dat vroegtijdige onderkenning en hulp van cruciaal en fundamenteel belang zijn in geval van kinderen met een handicap, en beschouwd moeten worden als langetermijninvesteringen in een vergrijzende samenleving; constateert dat gezinnen van mensen met een handicap meer risico lopen op armoede en maatschappelijke uitsluiting, en dat er speciale aandacht aan hen moet worden geschonken;
79. verzoekt de lidstaten om ongegronde bezuinigingen op de sociale bescherming voor mensen met een handicap in het kader van het de bezuinigingsbeleid in reactie op de economische crisis te voorkomen, aangezien gezorgd moet worden voor een aanvaardbare levensstandaard voor hen, die een onvervreemdbaar recht is;
80. verklaart dat mensen met een handicap een hoog risico lopen op maatschappelijke uitsluiting en armoede en wijst erop dat het armoedepercentage onder mensen met een handicap 70% hoger ligt dan onder mensen zonder handicap; wijst erop dat mensen met een ernstige of meervoudige handicap en alleenstaande ouders van kinderen met een handicap in de meest kwetsbare positie verkeren; verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen hun rechten te waarborgen en maatregelen te nemen om hun bestaanskwaliteit te verbeteren door onder meer toegang te verschaffen tot praktische informatie over dagelijkse onderwerpen, en hen vertrouwd te maken met programma's voor de ontwikkeling van vaardigheden en diensten die van belang zijn voor het gezinsleven;
81. verzoekt de Raad en de Commissie verdere stappen te ondernemen en regelmatig rapporten op te stellen over zeldzame ziektes, en werkelijke ondersteuning te bieden voor de ontwikkeling van contacten tussen ouders en specialisten in de buurt; is van mening dat dit opgenomen moet worden en geëvalueerd in het kader van de werkzaamheden van de INSERM; verzoekt de Commissie zich in te zetten voor de oprichting van een Europees netwerk van erkende centra voor diagnose en behandeling van zeldzame aandoeningen teneinde de activiteiten daarvan te coördineren en controleren, hetgeen aan de patiënten ten goede moet komen;
Voortzetting van een sociaal duurzame benadering, gebaseerd op de mensenrechten
82. bevestigt dat de Commissie, met betrekking tot de nieuwe rechten die zijn vastgelegd in het EU-handvest, de juiste benadering volgt van gelijke kansen: versterking van de discriminatiebestrijding, ondersteuning van beleidsmaatregelen voor actieve inclusie, alsmede bewustmakingscampagnes over handicaps, van concepten als „Design for all” en universeel ontwerp, en onderstreping van het belang van „redelijke aanpassingen”;
83. verzoekt de lidstaten en de Commissie het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD) alsook de facultatieve protocollen snel te ratificeren en implementeren en juicht het initiatief van de Commissie toe om toe te treden tot het facultatief protocol van het Verdrag;
84. verzoekt de Raad en de Commissie te overwegen een interinstitutioneel akkoord met het Europees Parlement te sluiten en binnen een jaar een specifieke aanbeveling op te stellen om het Parlement te betrekken bij de controle op de uitvoering van het VN-Verdrag;
85. verzoekt de Raad zijn goedkeuring te hechten aan het voorstel van de Commissie voor een besluit betreffende de sluiting door de EU van het facultatief protocol, waarbij erop gewezen wordt dat het mechanisme dat in dit protocol wordt ingevoerd, met de betrokkenheid van het Europees Parlement, bijdraagt tot de daadwerkelijke uitvoering van het VN-Verdrag door de EU;
86. verzoekt de Europese Commissie concrete, adequate en meer gedetailleerde maatregelen uit te werken alsook controlemechanismes op te zetten voor alle bestuurlijke niveaus met betrekking tot de uitvoering van ESH, in lijn met de lijst van acties van de EHS, in nauwe samenwerking met het EP;
87. roept de lidstaten op om zoveel mogelijk adequate maatregelen en op maat gesneden instrumenten, los van het medische aspect, om een grotere mate van zelfstandig leven te ondersteunen om gelijke kansen en actief leven voor mensen met een handicap en hun gezinnen te verzekeren;
88. onderstreept de noodzaak om degenen die kunnen werken en actief willen blijven te steunen, ook al beschikken deze mensen niet meer over al hun functionele capaciteiten; verzoekt de lidstaten om een cultuur van inclusiviteit te bevorderen en mensen met een gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid te steunen bij de integratie op de arbeidsmarkt;
89. verzoekt de lidstaten hun acties en nationale programma's en strategieën met betrekking tot personen met een handicap binnen het tijdsbestek en het kader van de ESH in overeenstemming met de EU-2020-strategie en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap te (her)overwegen;
90. verzoekt de Commissie een wetsvoorstel voor een Europese toegankelijkheidswet te presenteren, zoals aangekondigd in de ESH, waarbij gewezen wordt op de noodzaak van krachtige bindende maatregelen op EU-niveau om de toegankelijkheid van goederen en diensten voor mensen met een handicap te verbeteren, voorzien van een duidelijk stappenplan;
91. vraagt de lidstaten om met steun van de Commissie specifieke sociale maatregelen vast te stellen om te zorgen voor toegang op gelijke voorwaarden tot gezondheidszorg, inclusief kwaliteitsdiensten op het gebied van gezondheid en revalidatie voor mensen met lichamelijke en geestelijke handicaps;
92. onderstreept het belang van onderzoek naar nieuwe therapeutische methoden om de sociale integratie van gehandicapten verder te bevorderen; wijst erop dat toneel en therapie met dieren in dit verband nuttig blijken doordat zij sociale contacten en communicatie bevorderen;
93. dringt er bij de Commissie op aan de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat visueel gehandicapten zakelijke transacties kunnen uitvoeren;
94. verzoekt de Commissie in de geplande herziening van openbare aanbestedingen uitdrukkelijker te refereren aan handicaps;
95. verzoekt de Commissie om in lijn met het debat naar aanleiding van de publicatie van het Groenboek over pensioenen te pleiten voor een transversaal beleid over handicaps in het toekomstige witboek, dat waarschijnlijk in de tweede helft van 2011 wordt gepubliceerd;
96. verzoekt de Commissie na te gaan of verdere maatregelen in het kader van de Europese structuurfondsen, en met name het fonds voor plattelandsontwikkeling, mensen met een handicap helpen actieve burgers in Europa te zijn die op het platteland leven;
97. verzoekt de Commissie en de Raad alles te doen om regelgeving op te stellen inzake persoonlijke screening bij gebruikmaking van vervoersdiensten die de fundamentele rechten en de waardigheid van passagiers garandeert en beantwoordt aan het doel van hun reis, in het bijzonder met betrekking tot de medische hulpmiddelen, hulpmiddelen en accessoires die kunnen worden meegenomen, en tot een duidelijke, gemeenschappelijke interpretatie van de bestaande veiligheidsvoorschriften te komen om ervoor te zorgen dat mensen met een handicap niet zonder gegronde redenen en in onevenredige mate de mogelijkheid om te reizen wordt ontzegd, alleen maar om ongemak voor de dienstverlener te voorkomen;
98. verzoekt de Commissie zich meer in te spannen om individueel aangepaste diensten op basis van navigatiesystemen voor blinden en mensen met een ernstige visuele handicap te realiseren, en jaarlijks hierover te rapporteren en specifieke aanbevelingen op te stellen – rekening houdend met de dynamische technologische ontwikkelingen – en ervoor te zorgen dat er vorderingen worden geboekt en er continu, multimodaal vervoer van deur tot deur mogelijk is, zoals uiteengezet in het Witboek „Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem”;
99. verzoekt de lidstaten hun diensten op het gebied van zorg voor mensen met een handicap te evalueren, zoals globale maatregelen met betrekking tot de fysieke toegankelijkheid van diensten, opleiding en medisch personeel, bewustmaking, informatie in toegankelijke vormen, klantgerichte begeleidingsdiensten, met inbegrip van vertaling in verschillende talen, en gezondheidsdiensten aangepast aan de behoeften van mensen met een handicap;
100. verzoekt de Commissie en de lidstaten bij de steun aan sport en recreatie voor mensen met een handicap onderscheid te vermijden bij de vaststelling van handicaps, en dringt er bij de Raad op aan zijn inspanningen voort te zetten, eraan herinnerend dat het Comité van ministers van de Raad van Europa in 1986 steun heeft toegezegd voor sport voor mensen met een handicap;
101. verzoekt de Commissie en de Raad de toegang voor mensen met een handicap te verbeteren op het gebied van het auteursrecht, en meer uitwisseling van positieve praktijken te bevorderen, de ontwikkeling van optimale samenwerkingsvormen te ondersteunen en ervoor te zorgen dat dienstverleners moeten voldoen aan adequate, gemeenschappelijke en dwingende voorschriften met betrekking tot gehandicapten, en in het bijzonder mensen met een visuele handicap;
102. benadrukt dat in overeenstemming met de geest van het VN-Verdrag Richtlijn 2005/29/EG inzake oneerlijke handelspraktijken - in het bijzonder de bepaling over misleidende omissies - ook relevant is voor mensen met een handicap;
103. verzoekt de Commissie en de Raad actie te ondernemen op basis van de praktijk en de ervaringen van het Europees Parlement om ICT barrièrevrij te maken voor doven, in overeenstemming met de besluiten van het Parlement van 1988 en 1998, en jaarlijks hierover aan de betrokken Europarlementariër(s te rapporteren;
104. verzoekt de Commissie een studie uit te voeren, waarin, rekening houdend met mensen met visuele handicaps, de kenmerken worden onderzocht van digitale displays (interfaces) van industriële en huishoudelijk producten en alternatieve, equivalente informatieoplossingen voor blinden, en concrete wetgevingsvoorstellen worden gedaan;
105. verzoekt de lidstaten en de Commissie gebarentaal te erkennen als een officiële taal in de lidstaten; merkt op dat de lidstaten zich daarom moeten inzetten voor de mogelijkheid van een dergelijke erkenning, in overeenstemming met de verklaring van Brussel van 19 november 2010;
106. verzoekt de Commissie rekening te houden met de belangen van mensen met een handicap, in overeenstemming met de VN-Millenniumdoelen, bij de behandeling van om steun voor internationale betrekkingen en ontwikkeling;
o o o
107. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, alsmede de regeringen en de parlementen van de lidstaten.