Resolutie van het Europees Parlement van 17 november 2011 over de modernisering van de btw-wetgeving ter stimulering van de digitale interne markt
Het Europees Parlement,
– gezien de vraag van 30 september 2011 aan de Commissie over de modernisering van de btw-wetgeving ter stimulering van de digitale interne markt (O-000226/2011 – B7-0648/2011),
– gezien de artikelen 113 en 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde(1),
– gezien Richtlijn 2008/8/EG van 12 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst(2),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld „EU 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Een digitale agenda voor Europa” (COM(2010)0245),
– gezien het groenboek van de Commissie over de toekomst van de btw (COM(2010)0695),
– gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 over „Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken”(3),
– gezien zijn resolutie van 13 oktober 2011 over de toekomst van de btw(4),
– gezien de richtlijnen van de OESO inzake de neutraliteit van het btw-stelsel,
– gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het vlaggenschipinitiatief van de EU 2020-strategie voorziet in het creëren van een digitale interne markt;
B. overwegende dat de digitale interne markt van de EU nog altijd versnipperd is;
C. overwegende dat de economische crisis de vooruitzichten op economische groei zwaar heeft aangetast en dat de digitale economie het potentieel heeft om in de komende jaren een belangrijke bijdrage te leveren aan de welvaart van Europa;
D. overwegende dat de Internet Tax Freedom Act in de Verenigde Staten, die in 1998 in werking is getreden en sindsdien steeds verder is uitgebreid, en die het federale en plaatselijke overheden verbiedt discriminerende belastingtarieven toe te passen voor onlineverkoop, aanzienlijke gevolgen heeft gehad voor de elektronische handel en heeft bijgedragen tot de oprichting van bedrijven die thans de wereldmarkt domineren;
E. overwegende dat de Europese Unie moet gebruikmaken van het potentieel van de interne markt door online en grensoverschrijdende handel tussen de lidstaten te vergemakkelijken;
F. overwegende dat de Commissie zich momenteel beraadt over de toekomst van de btw, en daarbij ook rekening dient te houden met de EU 2020-strategie;
1. wijst erop dat de bestaande regelgeving, en met name bijlage 3 van Richtlijn 2006/112/EG, een belemmering vormt voor de ontwikkeling van nieuwe digitale diensten en dat zij bijgevolg indruist tegen de in de digitale agenda vastgelegde doelstellingen;
2. is van mening dat de btw-tarieven voor boeken duidelijk laten zien op welke punten de bestaande wetgeving tekortschiet, aangezien de lidstaten weliswaar verlaagde btw-tarieven kunnen toepassen voor de levering van boeken langs fysieke weg, maar dat voor e-boeken een standaardtarief van ten minste 15% geldt; is van mening dat deze vorm van discriminatie niet valt te verantwoorden, gezien de potentiële groei van dit marktsegment;
3. benadrukt dat de EU zich ambitieus moet opstellen en verder dient te gaan dan alleen maar het rechtzetten van tegenstrijdigheden in het bestaande regelgevingskader; is van mening dat bij de herziening van de btw-regels het aanmoedigen van bedrijven om nieuwe pan-Europese onlinediensten aan te bieden een prioriteit moet zijn;
4. wijst er echter op dat de EU maatregelen moet ontwikkelen die zijn toegesneden op de eigen behoeften; is van mening dat, met het oog op de ontwikkeling van een echte interne markt, de EU-regelgeving de lidstaten in de gelegenheid zou kunnen stellen om tijdelijk een verlaagd btw-tarief voor langs elektronische weg verleende diensten van culturele aard toe te passen;
5. is van mening dat deze nieuwe dienstencategorie, die zou moeten worden opgenomen in de huidige bijlage 3 van Richtlijn 2006/112/EG, zou zich kunnen uitstrekken tot de levering van online diensten zoals tv, muziek, boeken, kranten en tijdschriften door een binnen de EU gevestigde leverancier aan om het even welke in de EU woonachtige consument;
6. wijst erop dat de digitale verspreiding van culturele, journalistieke en creatieve inhoud auteurs en leveranciers van inhoud in staat stelt nieuwe en grotere doelgroepen te bereiken; is van mening dat Europa vaart moet zetten achter de creatie, productie en distributie (op alle platforms) van digitale inhoud, en dat de toepassing van een verlaagd btw-tarief voor online beschikbare culturele inhoud de groei ongetwijfeld kan stimuleren;
7. vestigt de aandacht op de OESO-beginselen inzake belastingheffing op elektronische handel, waarover in 1998 in Ottawa overeenstemming is bereikt en waarin wordt bepaald dat regels inzake verbruiksbelastingen zoals btw, ertoe moeten leiden dat de belasting moet worden geheven in het rechtsgebied waar het gebruik plaatsvindt; wijst erop dat overeenkomstig Richtlijn 2008/8/EG de OESO-beginselen met ingang van 1 januari 2015 voor de EU gaan gelden;
8. is van mening dat een herziening van de btw-wetgeving waarbij de lidstaten meer flexibiliteit wordt geboden bij de vaststelling van verlaagde btw-tarieven hand in hand moet gaan met de toepassing van de beginselen van Richtlijn 2008/8/EG; wijst er evenwel op dat het beginsel van belastingheffing in de lidstaat waar het verbruik plaatsvindt zo spoedig mogelijk moet gaan gelden, zodat alle lidstaten in gelijke mate kunnen profiteren van de digitale interne markt; benadrukt dat elke herziening moet leiden tot vereenvoudiging van het btw-stelsel, zoals bijvoorbeeld een „one-stop-shop” voor de btw en het uitbannen van dubbele belastingheffing;
9. verzoekt derhalve de Commissie na te gaan of Richtlijn 2008/8/EG kan worden herzien, zodat kan worden bepaald dat btw uiterlijk vanaf 1 januari 2015 overeenkomstig het bestemmingbeginsel wordt betaald;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.