Resolutie van het Europees Parlement van 17 november 2011 over de bestrijding van illegale visserij op mondiaal niveau - de rol van de EU (2010/2210(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982,
– gezien het Verdrag inzake biologische diversiteit en de Verklaring van Rio betreffende milieu en ontwikkeling, aangenomen op de VN-conferentie over milieu en ontwikkeling van juni 1992,
– gezien de overeenkomst van de Voedsel- en landbouworganisatie (FAO) om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op volle zee te bevorderen, die is goedgekeurd op de 27ste zitting van de FAO-conferentie van november 1993 („Nalevingsovereenkomst”),
– gezien de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (de „VN-Overeenkomst inzake visbestanden”, ofte wel UNFSA, van augustus 1995),
– gezien de gedragscode voor verantwoordelijke bevissing van de FAO, door de FAO-conferentie goedgekeurd in oktober 1995,
– gezien het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van juni 1998 (Verdrag van Aarhus),
– gezien het internationaal actieplan van de FAO om illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (IPOA-IUU), dat in juni 2001 door de FAO-Raad bekrachtigd is,
– gezien de mededeling van de Commissie over het actieplan van de Gemeenschap ter bestrijding van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij van mei 2002 (COM(2002)0180),
– gezien de slotverklaring van de Wereldtopconferentie over duurzame ontwikkeling van 26 augustus tot 4 september 2002 in Johannesburg,
– gezien zijn resolutie van 15 februari 2007 over de uitvoering van het EU-Actieplan ter bestrijding van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de „IUU-verordening”(2), Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (de „visserijmachtigingsverordening”)(3) en Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (de „controleverordening”)(4),
– gezien de overeenkomst van de FAO inzake havenstaatmaatregelen om illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, die op de 36ste zitting van de FAO-conferentie van november 2009 in Rome is goedgekeurd,
– gezien het rapport uit 2011 van het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) over de transnationale georganiseerde misdaad in de visserijsector,
– gezien het in opdracht van de Commissie door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) opgestelde Reference Report „Deterring Illegal Activities in the Fisheries Sector - Genetics, Genomics, Chemistry and Forensics to Fight IUU Fishing and in Support of Fish Product Traceability”, dat in 2011 is gepubliceerd;
– gezien de VN-conferentie over duurzame ontwikkeling die in juni 2012 in Brazilië zal plaatsvinden,
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0362/2011),
A. overwegende dat 71% van het aardoppervlak met water bedekt is, waar 16 keer zoveel kooldioxide wordt vastgelegd als op het land, en dat de wereldzeeën een fundamentele rol spelen in het klimaat- en biosysteem van de gehele aarde en daarnaast aan een aanzienlijk deel van de wereldbevolking voedsel, levensonderhoud, energie en vervoersroutes leveren;
B. overwegende dat illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij (IUU-visserij) naar verluidt een omvang van tussen de 11 en 26 miljoen ton per jaar heeft, hetgeen ten minste 15% van de mondiale vangsten uitmaakt, zodat een in economisch, sociaal en ecologisch opzicht duurzaam beheer van de mariene bestanden onmogelijk is;
C. overwegende dat in de overeenkomst die gesloten is op de Tiende Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (Nagoya, oktober 2010), de internationale verplichting is vastgelegd om het verlies aan biodiversiteit in 2020 ten minste met de helft te hebben teruggebracht;
D. overwegende dat de wereldzeeën 90% van alle habitats op aarde herbergen;
E. overwegende dat tweederde van de oceanen niet onder de jurisdictie van staten valt en dat er geen omvattend beleid voor het beheer van de internationale wateren bestaat maar alleen een lappendeken van regelingen die hoofdzakelijk op de zeventiende-eeuwse beginselen van de vrijheid der zee berusten, waardoor milieubeginselen die al heel lang voor lucht en land gelden voor de zeeën buiten beschouwing blijven;
F. overwegende dat de overeenkomst van de FAO inzake havenstaatmaatregelen om illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen onder meer tot doel heeft om goedkope havens uit te bannen, die een toevluchtsoord zijn voor IUU-vaartuigen en de toegangspoort vormen voor de handel in illegaal gevangen vis;
G. overwegende dat het nieuwe EU-controlepakket, bestaande uit de IUU-verordening, de controleverordening en de visserijmachtigingsverordening, een alomvattend instrumentarium vormt om deze plaag te bestrijden, omdat daarmee duidelijk aangegeven is welke verantwoordelijkheden de vlaggenstaat, de kuststaat, de havenstaat en de marktstaat zowel binnen als buiten de EU dragen;
H. overwegende dat de EU de grootste importeur van visproducten ter wereld is en een van de mondiale visserijgrootmachten, waardoor zij een grote verantwoordelijkheid draagt om een hoofdrol te spelen bij de mobilisering van de internationale gemeenschap in de strijd tegen IUU-visserij;
1. is van oordeel dat de IUU-visserij een van de ernstigste bedreigingen voor de biodiversiteit in de wereldzeeën vormt;
2. is ervan overtuigd dat IUU-visserij wereldwijd een enorm milieu- en economisch probleem vormt, zowel in zoet als in zout water, waardoor het visserijbeheer ondermijnd wordt, de visstand en de voedselvoorziening bedreigd worden en de markt verstoord wordt, met niet te voorziene sociale en economische gevolgen voor de samenleving als geheel, ook in de ontwikkelingslanden;
3. beklemtoont dat de IUU-visserij en de daaraan verbonden commerciële activiteiten een vorm van oneerlijke concurrentie vormen voor vissers en andere marktdeelnemers die legaal te werk gaan, en economische problemen veroorzaken voor visserijgemeenschappen, consumenten en de sector als geheel;
4. onderstreept dat de EU mondiaal de leiding heeft genomen met het nieuwe Europese controlepakket, bestaande uit de IUU-verordening, de controleverordening en de visserijmachtigingsverordening; stelt dat het een breed en veelomvattend instrumentarium vormt om deze plaag te bestrijden, omdat daarmee duidelijk aangegeven is welke verantwoordelijkheden de vlaggenstaat, de kuststaat, de havenstaat en de marktstaat zowel binnen als buiten de EU dragen, ook voor het handelen van hun burgers; verlangt dat deze instrumenten ferm worden toegepast;
5. dringt aan op sterkere coördinatie tussen Commissie, Communautair Bureau voor visserijcontrole en lidstaten met het oog op betere informatievergaring en -uitwisseling en bijstand bij een strikte en transparante toepassing van de EU-visserijwetgeving;
6. is van mening dat de vlaggenstaat ervoor verantwoordelijk moet blijven dat schepen de relevante beheers- en andere regels naleven met betrekking tot het vergaren en doorgeven van vangst- en inspanningsgegevens en voor het waarborgen van traceerbaarheid, onder andere door validatie van vangstcertificaten, aangezien het delegeren aan een andere staat de strijd tegen IUU-visserij kan ondermijnen;
7. bepleit dat de Commissie en de controle-instanties in de lidstaten de beschikking krijgen over voldoende personele, financiële en technologische middelen om deze verordeningen volledig te kunnen handhaven;
8. benadrukt dat het voor de geloofwaardigheid van de EU noodzakelijk is dat de Commissie en de lidstaten overtreders van de EU-regels opsporen en bestraffen en wijst er in dit verband op dat er nog wel een en ander gedaan moet worden voordat de bestrijding van de IUU-visserij binnen de EU en daarbuiten bevredigend is;
9. verzoekt de lidstaten en de Commissie ervoor te zorgen dat illegale visserij op zee en in binnenwateren wordt bestreden, en wijst erop dat moet worden nagegaan of de controlemechanismen en de toepassing daarvan voldoende zijn;
10. dringt erop aan dat de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt gebruikt om te zorgen voor stimulansen die legale visserij bevorderen, ten voordele van de vissers, het milieu, consumenten en producenten in de EU;
11. verzoekt de Commissie voor het eind van 2012 na te gaan of de recreatievisserij in de EU van zodanige omvang is dat zij wel degelijk als IUU-visserij kan worden aangeduid;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten samen te werken aan de oprichting van een „Europese kustwacht” om de gemeenschappelijke controle- en inspectiecapaciteit te verhogen en om effectief te kunnen optreden tegen de huidige en toekomstige bedreigingen op zee, zoals terrorisme, piraterij, IUU-visserij, smokkel en verontreiniging;
13. spoort de Commissie aan haar inspanningen ter bevordering van de uitwisseling van informatie met het oog op integratie van het maritieme toezicht voort te zetten, met name informatie gericht op harmonisatie van de kustwachttaken op Europees niveau;
14. is van mening dat er voor de uitvoering van de doelstellingen van de EU op het gebied van bestrijding van IUU-visserij voldoende middelen ter beschikking moeten komen – met name financiële middelen – zodat de lidstaten over voldoende middelen beschikken om de van kracht zijnde verordeningen te kunnen uitvoeren; wijst er tevens op dat de eventuele toekomstige invoering van nieuwe methoden (zoals elektronische traceringssystemen) vereist dat op de EU-begroting voldoende middelen worden uitgetrokken om deze te kunnen implementeren;
15. verzoekt de Commissie jaarlijks een beoordeling te geven van de prestaties van de lidstaten bij de implementatie van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) waarin de punten die voor verbetering in aanmerking komen worden aangegeven, en alle middelen te baat te nemen om volledige naleving te bereiken, inclusief het bij name noemen van lidstaten die in gebreke blijven, teneinde tot een betrouwbaar en transparant controlebeleid van de EU te komen;
16. is er verheugd over dat de Commissie heeft besloten een visvergunning met punten in te voeren, een extra instrument dat de lidstaten kunnen gebruiken om in elke fase van de afzetketen onregelmatigheden op te sporen en bij overtredingen strenge sancties op te leggen;
17. wijst erop dat visbestanden, vissersvloten en het daarmee gemoeide kapitaal hogelijk mobiel zijn en dat de vismarkt wereldomspannend is, zodat IUU-visserij alleen kan worden aangepakt als er internationaal wordt samengewerkt, zowel bilateraal als multilateraal, en als er tijdig uitvoerige en nauwkeurige informatie over vissersvaartuigen, hun activiteiten en vangsten en ander relevante zaken wordt uitgewisseld;
18. verlangt dat de EU er met klem op aandringt dat derde landen de IUU-visserij daadwerkelijk bestrijden, onder meer door te streven naar ondertekening, ratificatie en uitvoering van de FAO-Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen, de VN-Overeenkomst inzake visbestanden, de Nalevingsovereenkomst van de FAO en het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, alsook de verschillende vangstdocumentatieregelingen die reeds zijn vastgesteld door de regionale visserijorganisaties (RVO's) in de context van handelsverdragen, partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied en het ontwikkelingsbeleid van de EU;
19. dringt erop aan dat de regels van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) inzake de belangrijkste arbeidsrechten worden toegepast op alle derde landen waarmee de EU een partnerschapsovereenkomst op visserijgebied heeft gesloten, in het bijzonder met het oog op de sociale dumping die plaatsvindt in het kader van IUU-visserij;
20. beklemtoont dat de beperkingen bij toezicht, controle en bewaking van visserijactiviteiten inmiddels achterhaald zijn door technologische vooruitgang, waaronder ontwikkelingen op het gebied van ruimtevaart- en satelliettechnologie, en dat de sleutel tot de bestrijding van IUU-visserij nu in de eerste plaats gelegen is in de politieke bereidheid van regeringen om doeltreffend en verantwoord op te treden;
21. verzoekt de lidstaten rechtsvervolging in te stellen tegen schepen, eigenaren, bedrijven en personen die bij IUU-visserij betrokken zijn, met inbegrip van het combineren van IUU-vis met legaal gevangen vis, zoals ook daders van milieu- of economische misdrijven vervolgd worden, en bij veroordeling zware sancties op te leggen, waaronder definitieve intrekking van visvergunningen en ontzegging van de toegang tot havenfaciliteiten in geval van ernstige delicten of recidive;
22. betreurt het dat er EU-subsidies zijn verstrekt aan schepen die eerder betrapt waren op illegaal vissen;
23. vezoekt de Commissie de voorwaarden voor alle vormen van financiële steun te wijzigen zodat eigenaren van schepen waarvan is aangetoond dat ze illegaal gevist hebben, financieel worden gestraft en geen financieringsmogelijkheden meer krijgen;
24. dringt er bij de Commissie op aan geen steun uit het Europees Visserijfonds te geven aan vaartuigen die bij IUU-activiteiten betrokken zijn;
25. benadrukt dat de visserijsector van meer verantwoordelijkheidsbesef blijk moet geven, als voorwaarde voor duurzaam gebruik van voedselbronnen uit de zee; acht het van essentieel belang dat de transparantie bij alle aspecten en activiteiten van de visserijsector wordt verbeterd en dat er overeenstemming wordt bereikt over internationale criteria om de werkelijke economische eigendom van vissersschepen evenals hun visrechten te kunnen vaststellen en over de voorwaarden voor de bekendmaking daarvan alsmede de controle op vissersschepen die in de internationale wateren vissen;
26. is van mening dat de Europese Unie een voorbeeld moet zijn door het vaststellen en bevorderen van een transparantiebeleid bij de besluitvorming over visserijbeheer door internationale organisaties en derde landen waarmee de EU visserijrelaties onderhoudt;
27. is van oordeel dat een visserij die de op internationaal, regionaal en nationaal niveau vastgestelde maatregelen eerbiedigt en die gebaseerd is op een verantwoord en duurzaam gebruik van hulpbronnen, bevorderlijk is voor de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid zowel binnen de EU als in de ontwikkelingslanden, terwijl de IUU-visserij ernstige gevolgen op economisch, sociaal en milieugebied heeft en deze gevolgen des te schadelijker voor de ontwikkelingslanden zijn, omdat een dergelijke visserij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG) in de weg staat, met name MDG 1, 7 en 8;
28. onderstreept het grensoverschrijdende karakter van de visserijactiviteiten en de noodzaak om ter bestrijding van de IUU-visserij op bilateraal en multilateraal niveau samen te werken, opdat de maatregelen ter bestrijding van de IUU-visserij door iedereen op transparante, niet-discriminerende en billijke wijze worden toegepast, met inachtneming van de financiële, technische en menselijke capaciteiten van de ontwikkelingslanden, met name die van de kleine eilandstaten;
29. verzoekt de Commissie toe te zien op de samenhang in haar beleid, opdat het ontwikkelingsbeleid ter bestrijding van armoede geïntegreerd is in het EU-beleid ter bestrijding van IUU-visserij, tezamen met overwegingen van milieu- en handelsbeleid;
30. onderstreept het rechtstreekse verband tussen de IUU-visserij en het bestuursniveau van een land en dringt erop aan dat elke maatregel inzake externe steun vergezeld gaat van de vastberaden politieke wil van het begunstigde land om de IUU-visserij in zijn wateren te verbieden en meer in het algemeen de governance in de visserijsector te verbeteren;
31. spoort de Commissie en de lidstaten aan de financiële, technologische en technische ondersteuning van bewakings-, controle- en toezichtsprogramma's voor de wateren van ontwikkelingslanden, waaronder officiële ontwikkelingshulp en partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied, uit te breiden, en daarbij de voorkeur te geven aan regionale programma's boven bilaterale; pleit daarnaast voor meer coördinatie tussen alle Europese en andere donoren bij het financieren van dergelijke programma's;
32. is voorts van mening dat de EU de samenwerking in het kader van de partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied te baat moet nemen om de IUU-visserij beter te bestrijden;
33. verzoekt de Commissie voor zover nodig het budget voor de visserijsector in de overeenkomsten met ontwikkelingslanden te verhogen, opdat deze hun institutionele, menselijke en technische capaciteiten ter bestrijding van de IUU-visserij kunnen uitbreiden en zich beter kunnen houden aan de regels van de mondiale en regionale visserijorganisaties en aan de Europese wetgeving;
34. onderstreept de noodzaak om het maatschappelijk middenveld te laten participeren en de bedrijven in de visserijsector meer verantwoordelijkheidsgevoel bij te brengen, opdat zij erop toezien dat legale visserijmethoden worden gehanteerd en hun medewerking aan de autoriteiten verlenen bij de bestrijding van IUU-visserij, in het kader van maatschappelijk verantwoord en milieubewust ondernemen;
35. verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om de FAO-Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen, de VN-Overeenkomst inzake visbestanden en de Nalevingsovereenkomst van de FAO toe te voegen aan de thans aan herziening onderhevige lijst van instrumenten waaraan kandidaten voor het Algemeen Preferentiestelsel Plus zich dienen te houden; verlangt intrekking van de exportvergunning van alle landen die producten verhandelen die afkomstig zijn uit IUU-visserij; is van mening dat er samenwerking met die landen gezocht moet worden om de handel in deze producten te verbieden;
36. wijst erop dat het vraagstuk van de IUU-visserij onlosmakelijk verbonden is met dat van de overeenkomsten inzake economisch partnerschap, in het kader van de handel die onder de regels van de WTO valt; wijst met nadruk op het probleem van het afwijken van de oorsprongsregels voor bepaalde verwerkte visserijproducten, in het bijzonder in het geval van Papoea-Nieuw-Guinea, dat de traceerbaarheid van deze producten verhindert en daarmee de weg openstelt voor IUU-visserij;
37. stelt dat de EU in de regionale visserijorganisaties (RVO's) waar zij deel van uitmaakt de volgende doelstellingen moet nastreven:
–
opstelling, voor alle vangsten die onder een RVO vallen, van registers van tot visserij gemachtigde vissersschepen, met inbegrip van hulpvaartuigen, en van lijsten van schepen die IUU bedrijven (zwarte lijsten), die geregeld moeten worden bijgewerkt, waaraan ruime bekendheid moet worden gegeven en die voorwerp van coördinatie tussen de RVO's moeten zijn,
–
versterking van de handhavingscomités van de RVO's om de prestaties van de verdragsluitende partijen na te gaan en zo nodig effectieve sancties op te leggen,
–
uitbreiding van de lijst specifieke maatregelen die de verdragsluitende partijen als vlaggenstaat, kuststaat, havenstaat, marktstaat of staat van werkelijke economische eigendom binnen een RVO moeten nemen,
–
vaststelling van programma's voor adequate inspectie en waarneming op zee,
–
verbod op overladen op zee,
–
opzetten van vangstdocumentatieregelingen, te beginnen met de voornaamste vissoort van elke RVO,
–
verplicht gebruik van elektronische middelen als VMS, elektronische logboeken en andere traceermogelijkheden waar van toepassing,
–
regelmatige verplichte beoordelingen van de prestaties van de afzonderlijke RVO's met als vereiste dat de aanbevelingen worden opgevolgd,
–
financiëlebelangenverklaringen met betrekking tot visserijbedrijven voor hoofden van delegaties bij RVO's, waar belangenverstrengeling denkbaar is;
38. verlangt dat het RVO-netwerk met spoed wordt uitgebreid zodat alle visserij op volle zee eronder komt te vallen, ofwel door oprichting van nieuwe RVO's, ofwel door verruiming van het mandaat van de bestaande RVO's; is van oordeel dat het mondiale karakter van IUU-visserij noopt tot sterk uitgebreide samenwerking tussen RVO's op het vlak van informatie-uitwisseling en sancties tegen schepen en verdragsluitende partijen;
39. is van mening dat het recht om op volle zee te vissen, voor zover onder internationaal recht mogelijk, afhankelijk moet worden gesteld van de vraag of de desbetreffende staat lid is van de relevante internationale organisaties en of de staat alle door deze organisaties vastgestelde beheersmaatregelen volledig ten uitvoer legt;
40. merkt op dat de FAO de primaire bron is voor wetenschappelijke kennis en aanbevelingen bij de behandeling van wereldwijde visserij- en aquacultuurvraagstukken, daar de ontwikkeling en het beheer van de visserij beter verweven zijn met behoud van biodiversiteit en milieubescherming;
41. is ronduit voorstander van het lopende FAO-initiatief om een mondiaal register van vissersvaartuigen, koelschepen en hulpschepen op te zetten, met verplichte inschrijving, waarin schepen boven 10 GT zo spoedig mogelijk moeten worden opgenomen;
42. bepleit de spoedige ontwikkeling van een systeem voor de beoordeling van de prestaties van vlaggenstaten, waar de FAO thans aan werkt, als middel om staten die zich niet aan hun internationale verplichtingen houden onder druk te zetten; dringt aan op een doeltreffend mechanisme om sancties op te leggen aan staten die er niet voor zorgen dat schepen die onder hun vlag varen geen IUU-visserij ondersteunen of bedrijven en zich aan alle voorschriften houden; verzoekt de lidstaten de marktinstrumenten bestemd voor de strijd tegen illegale visserij billijjk en duidelijk toe te passen, en daarbij andere landen niet te discrimineren; steunt het besluit van de FAO om internationaal overleg te organiseren over de prestaties van vlaggenstaten gelet op hun internationale verplichtingen;
43. roept op tot urgente maatregelen om een einde te maken aan het gebruik van „goedkope vlaggen” waarmee vissersschepen ongestraft illegaal kunnen opereren, met als slachtoffer het mariene ecosysteem, visbestanden, kustgemeenschappen, voedselzekerheid, met name in ontwikkelingslanden, en de legaal werkende visserijsector;
44. benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat EU-belangen niet betrokken zijn bij enige vorm van illegale visserij en roept de lidstaten daarom op te waarborgen dat hun burgers IUU-visserij niet ondersteunen of bedrijven;
45. steunt de inspanningen van de Commissie om een openbaar register in te stellen met de identiteit van scheepseigenaren van wie is aangetoond dat zij hebben deelgenomen aan IUU-visserij; is van mening dat dit register moet aansluiten bij het register dat het Communautair Bureau voor visserijcontrole in Vigo bijhoudt;
46. is van oordeel dat er onmiddellijk onafhankelijke beoordelingen van de prestaties van vlaggenstaten en RVO's moeten worden uitgevoerd door een organisatie die onder de VN valt;
47. beseft dat het ontbreekt aan internationale samenwerking bij de aanpak van de negatieve gevolgen van andere menselijke activiteiten dan de visserij, die ook van invloed zijn op het zeemilieu; verzoekt de Commissie de oprichting te bepleiten van een internationale organisatie om in deze leemte te voorzien, wellicht onder auspiciën van de VN;
48. wijst erop dat het begrip marktstaatverantwoordelijkheid nader moet worden uitgewerkt om de markt voor IUU-producten te kunnen uitschakelen; is van mening dat de EU met spoed in overleg moet treden met andere belangrijke marktstaten, zoals de VS, Japan en China, over mogelijkheden voor onderlinge samenwerking en de spoedige ontwikkeling van internationale juridische instrumenten om de handel in IUU-vis tot staan te brengen, te vervolgen en te bestraffen, in overeenstemming met de WTO-regels en binnen het systeem van de VN;
49. benadrukt dat het behoud en de ontwikkeling van de Europese visserijsector deels afhangt van een stringente IUU-controle op de visserijproducten die op de Europese en mondiale markt worden verhandeld; benadrukt het belang van deze sector voor ruimtelijke ordening, voedselveiligheid en het behoud van werkgelegenheid en de natuurlijke rijkdommen in de communautaire wateren;
50. stelt dat de Europese Unie reeds over instrumenten beschikt om de illegale visserij te bestrijden en is ervan overtuigd dat als zij deze op adequate wijze gebruikt, het afschrikkend effect zonder meer in de praktijk zichtbaar zal zijn, aangezien de EU een van de grootste vismarkten ter wereld is; verlangt derhalve dat er geen EU-uitvoercertificaten worden verstrekt, dan wel dat deze worden ingetrokken, in geval van landen of verdragsluitende partijen die geen medewerking verlenen aan de RVO's bij het opzetten van instrumenten zoals vangstdocumentatieregelingen of havenstaatmaatregelen;
51. beklemtoont dat een van de belangrijkste wapens in de strijd tegen IUU-visserij het handelswapen is; betreurt derhalve eens te meer het gebrek aan samenwerking tussen DG MARE en DG TRADE, aangezien DG MARE alsmaar meer doelstellingen vaststelt ter bestrijding van IUU-visserij, terwijl DG TRADE er uitsluitend naar lijkt te streven om de communautaire markten steeds verder open te stellen voor invoer , ongeacht herkomst en garanties ten aanzien van controle, door tariefpreferenties en ontheffing van oorsprongsregels te verlenen, hetgeen er alleen maar toe leidt dat de Europese markten in handen komen van vloten en landen die op zijn minst bekend staan als tolerant ten aanzien van de IUU-visserij;
52. is in dit verband van mening dat de markt en met name de importeurs moeten worden aangesproken op hun daden, aangezien de hoofdoorzaak van IUU-visserij wellicht in de markt gelegen is;
53. onderstreept dat de consument er altijd zeker van moet kunnen zijn dat het product dat hij koopt legaal gevangen is;
54. verzoekt zowel de Commissie als de lidstaten de consumenten beter voor te lichten over de verschillende keurmerkregelingen, zoals die van de Marine Stewardship Council, waardoor transparantie ontstaat en de consument de garantie krijgt dat hij duurzame en legaal aan land gebrachte vis koopt;
55. staat volledig achter de nieuwe richtsnoeren die de FAO-visserijcommissie (COFI) in februari 2011 heeft vastgesteld en waarmee wordt beoogd het etiketteringssysteem voor visserijproducten te harmoniseren teneinde illegale visserij tegen te gaan; stelt dat het etiket onder andere duidelijke informatie moet bevatten over de handels- en wetenschappelijke benaming van de vis, het visserijtype en vooral het gebied waarin de visserij heeft plaatsgevonden;
56. spoort de Commissie aan de totstandbrenging van een mondiale vangstdocumentatieregeling na te streven;
57. verzoekt de Commissie en de lidstaten steun te verlenen aan de ontwikkeling en het gebruik van technieken voor volledige en doeltreffende tracering van visserijproducten in de gehele toeleveringsketen, waaronder satellietbewaking van vissersschepen en hulpvaartuigen en elektronische tags, alsook het opzetten van een mondiale vis-DNA-databank en andere genetische databanken voor de identificatie van visproducten en hun geografische oorsprong, zoals beschreven in het rapport van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) getiteld „Deterring Illegal Activities in the Fisheries Sector - Genetics, Genomics, Chemistry and Forensics to Fight IUU Fishing and in Support of Fish Product Traceability”;
58. spoort de Commissie en de Raad aan de middelen voor bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad op alle niveaus te verhogen;
59. is ingenomen met het recente rapport van het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) over de transnationale georganiseerde misdaad in de visserijsector en de daarin gegeven uiteenzetting over de wijze waarop misdaadsyndicaten hun invloed in de visserij uitbreiden, zowel aan de toeleveringszijde (beschikbaarstelling van schepen, bemanningen, brandstof, enz.) als aan de afzetzijde (verkoop, vervoer);
60. is verontrust over criminele activiteiten als uitbuiting van mensen en mensenhandel, witwassen, corruptie, heling, belastingontduiking en douanefraude door degenen die betrokken zijn bij IUU-visserij, wat als een vorm van internationale georganiseerde misdaad moet worden beschouwd; beklemtoont dat er behoefte is aan een bredere, geïntegreerde aanpak van de strijd tegen IUU-visserij, met inbegrip van controle op handel en invoer;
61. onderschrijft de aanbevelingen van het UNODC-rapport ten volle, met name wat betreft uitbreiding van de internationale samenwerking bij de opsporing van criminele activiteiten op zee, verbetering van de transparantie wat betreft de eigendom en activiteiten van vissersschepen en het tegengaan van zowel verkoop als exploitatie van vissersschepen door ondernemingen waarvan de economisch eigenaars niet te traceren zijn;
62. wijst erop dat het door zeer vele staten geratificeerde VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad de verdragsluitende partijen verplicht samen te werken op het vlak van opsporing, vervolging en berechting van internationaal georganiseerde misdrijven, waardoor belangrijke synergieën kunnen ontstaan om IUU-visserij tegen te gaan;
63. is van mening dat IUU-visserij een van de belangrijkste aandachtspunten van Interpol moet worden en dat Interpol over de middelen en opsporingsbevoegdheden moet kunnen beschikken om de transnationale aspecten van IUU-visserij te onderzoeken en bestrijden;
64. verzoekt de Commissie om de Amerikaanse Lacey-wet te bestuderen en te bepalen of elementen daarvan nuttig kunnen zijn in de Europese context, met name de aansprakelijkheid van wederverkopers wat betreft de legale herkomst van de vis;
65. roept de Commissie op om bovenstaande principes, waar van toepassing, in de bilaterale visserijovereenkomsten op te nemen;
66. bepleit dat de EU voorstelt het internationale beheer van de oceanen tot speerpunt van de Wereldtopconferentie over duurzame ontwikkeling (Brazilië, 2012) uit te roepen, ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van het VN-Verdrag inzake het recht van de zee;
67. wijst erop dat de strijd tegen illegale visserij op mondiaal niveau absoluut noodzakelijk is voor een duurzame mondiale ontwikkeling en derhalve zonder meer duidelijk zichtbaar moet worden opgenomen in de partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied, de doelstellingen van het handelsbeleid en het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en de prioriteiten op het gebied van het extern beleid van de Europese Unie;
68. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten, de secretariaten van de RVO's waar de EU partij bij is en de Visserijcommissie van de FAO.