Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2285(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0050/2012

Ingediende teksten :

A7-0050/2012

Debatten :

Stemmingen :

PV 13/03/2012 - 8.2
CRE 13/03/2012 - 8.2
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0067

Aangenomen teksten
PDF 107kWORD 31k
Dinsdag 13 maart 2012 - Straatsburg
Verzoek om opheffing parlementaire immuniteit van Krisztina Morvai
P7_TA(2012)0067A7-0050/2012

Besluit van het Europees Parlement van 13 maart 2012 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Krisztina Morvai (2010/2285(IMM))

Het Europees Parlement,

–  gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Krisztina Morvai, dat op 13 oktober 2010 werd ingediend door de arrondissementsrechtbank van Pest, Boedapest (Hongarije) in verband met een procedure voor die rechtbank, en van de ontvangst waarvan op 24 november 2010 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–  na Krisztina Morvai te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,

–  gezien de schriftelijke opmerkingen van de arrondissementsrechtbank van Pest van 19 december 2011 naar aanleiding van het verzoek van de Commissie juridische zaken om nadere informatie en opheldering, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,

–  gezien de artikelen 8 en 9 van het Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie dat als bijlage aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–  gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010 en 6 september 2011(1),

–  gezien artikel 6, lid 2, en artikel 7 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A7-0050/2012),

A.  overwegende dat de arrondissementsrechtbank van Pest in verband met een aldaar aanhangige procedure heeft verzocht om de opheffing van de parlementaire immuniteit van mevrouw Krisztina Morvai, lid van het Europees Parlement;

B.  overwegende dat dit verzoek verband houdt met een strafrechtelijke procedure wegens smaad naar aanleiding van verklaringen van Krisztina Morvai over een persoon in Hongarije;

C.  overwegende dat overeenkomstig artikel 8 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie tegen de leden van het Europees Parlement geen onderzoek kan worden ingesteld, en dat zij niet kunnen worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht;

D.  overwegende dat uit de feiten, zoals die door de arrondissementsrechtbank van Pest aan de Commissie juridische zaken zijn toegelicht, blijkt dat Krisztina Morvai deze verklaringen heeft afgelegd op een moment dat zij geen lid was van het Europees Parlement;

1.  besluit de immuniteit van Krisztina Morvai op te heffen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteit van Hongarije en aan Krisztina Morvai.

(1) Zaak 101/63 Wagner tegen Fohrmann en Krier, Jurisprudentie 1964, blz. 195; zaak 149/85 Wybot tegen Faure en anderen, Jurisprudentie 1986, blz. 2391; zaak T-345/05 Mote tegen Europees Parlement, Jurisprudentie 2008, blz. II-2849; gevoegde zaken T-200/07 en T-201/07 Marra tegen De Gregorio en Clemente, Jurisprudentie 2008, blz. I-7929; zaak T-42/06 Gollnisch tegen Europees Parlement, Jurisprudentie 2010, blz. II-1135 en zaak C-163/10 Patriciello (nog niet verschenen).

Juridische mededeling - Privacybeleid