Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2887(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B7-0127/2012

Ingediende teksten :

B7-0127/2012

Debatten :

PV 14/03/2012 - 5
CRE 14/03/2012 - 5

Stemmingen :

PV 14/03/2012 - 9.10
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0083

Aangenomen teksten
PDF 167kWORD 80k
Woensdag 14 maart 2012 - Straatsburg
Uitbreidingsverslag voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
P7_TA(2012)0083B7-0127/2012

Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over het voortgangsverslag 2011 betreffende de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2011/2887(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het besluit van de Europese Raad van 16 december 2005 om het land de status van kandidaat-land voor het EU-lidmaatschap te verlenen en gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 15 en 16 juni 2006 en 14 en 15 december 2006,

–  gezien de resoluties 845 (1993) en 817 (1993) van de VN-Veiligheidsraad, alsook resolutie 47/225 van de van de Algemene Vergadering van de VN en het interim-akkoord van 1995,

–  gezien het arrest van het Internationaal Gerechtshof van 13 september 1995 over de toepassing van het interim-akkoord (de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië versus Griekenland),

–  gezien het voortgangsverslag 2011 van de Commissie (SEC(2011)1203) en de mededeling van de Commissie van 12 oktober 2011 „Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2011-2012” (COM(2011)0666),

–  gezien zijn eerdere resoluties,

–  gezien de aanbevelingen van de gemengde parlementaire commissie van 4 november 2011,

–  gezien het eindverslag van de verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE/ODIHR over de vervroegde parlementsverkiezingen van 5 juni 2011,

–  gezien Besluit 2008/212/EG van de Raad van 18 februari 2008 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het toetredingspartnerschap met het land,

–  gezien de conclusies van de Raad algemene zaken en de Raad buitenlandse zaken van 13 en 14 december 2010 en van 5 december 2011,

–  gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat alle staten van de westelijke Balkan op de bijeenkomst van de Europese Raad te Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 het lidmaatschap van de Europese Unie werd toegezegd en dat deze toezegging is herhaald tijdens de ontmoeting op hoog niveau over de westelijke Balkan te Sarajevo op 2 juni 2010;

B.  overwegende dat de Commissie in haar voortgangsverslag 2011 haar aanbeveling van 2009 herhaalde om de toetredingsonderhandelingen met het land te openen;

C.  overwegende dat de Commissie in haar uitbreidingsstrategie 2011 bevestigde dat „het uitbreidingsbeleid een krachtig instrument voor omvorming van de samenleving is gebleken” en dat „inzet, naleving van de voorwaarden en geloofwaardigheid kernelementen van het toetredingsproces en het succes daarvan zijn”;

D.  overwegende dat het associatiepartnerschap vroeg om meer inspanningen, op basis van een constructieve benadering, om tot een op onderhandelingen gebaseerde en wederzijds aanvaardbare oplossing over de naamkwestie met Griekenland te komen in het kader van de resoluties 817 (1993) en 845 (1993) van de VN-Veiligheidsraad, en af te zien van ieder optreden dat deze inspanningen negatief kan beïnvloeden; overwegende dat zowel de Commissie als de Raad herhaaldelijk hebben benadrukt dat het onderhouden van goede betrekkingen tussen buurlanden, inclusief het toewerken naar een door onderhandelingen tot stand gekomen en wederzijds aanvaarde oplossing van de naamkwestie, onder de auspiciën van de VN, van wezenlijk belang is;

E.  overwegende dat bilaterale kwesties geen obstakel in het toetredingsproces mogen vormen en evenmin als zodanig mogen worden gebruikt, maar dat ze op constructieve wijze, zo snel mogelijk, moeten worden opgelost, rekening houdend met de algemene belangen en waarden van de EU;

F.  overwegende dat regionale samenwerking en goede betrekkingen tussen de buurlanden essentiële onderdelen blijven van het uitbreidingsproces en dat het uitwerken van compromissen over betwiste kwesties de beste manier is om de regionale samenwerking te versterken, in het belang is van het behoud van vrede en goede betrekkingen tussen buurlanden in de westelijke Balkan; overwegende dat voortzetting van het toetredingsproces bijdraagt aan de stabiliteit van het land en de interetnische betrekkingen verder zou verbeteren;

G.  overwegende dat iedere kandidaat-lidstaat in zijn eigen tempo voortgang maakt en een eigen toetredingsdynamiek heeft; overwegende dat de EU de verantwoordelijkheid heeft om het land niet in de steek te laten en dat de geloofwaardigheid van het EU-toetredingsproces in gevaar kan worden gebracht door voortdurende vertragingen bij het openen van toetredingsonderhandelingen;

H.  overwegende dat het een van de eerste landen in de regio was die de status van kandidaat-lidstaat kregen toegekend, dat in dit land de toetreding tot de EU het sterkst wordt gesteund in de publieke opinie, en dat de Commissie inmiddels voor het derde opeenvolgende jaar heeft aanbevolen een datum vast te stellen voor de opening van toetredingsonderhandelingen;

I.  overwegende dat alle kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten tijdens het integratieproces volgens hun eigen verdiensten moeten worden behandeld;

1.  herhaalt zijn verzoek aan de Raad om onverwijld een datum vast te stellen voor de opening van de toetredingsonderhandelingen met het land;

2.  is het eens met de beoordeling in het voortgangsverslag 2011 betreffende het land dat het land zich voortdurend aan de politieke criteria heeft gehouden; betreurt dat de Raad ten derde male geen gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Commissie en op zijn bijeenkomst op 9 december 2011 niet heeft besloten om toetredingsonderhandelingen met het land te openen;

3.  benadrukt het belang van de Europese integratie van het land, en van alle inspanningen om dit doel te steunen, met name dat een onderzoek vooraf wordt uitgevoerd naar de harmonisatie van de wetgeving met het acquis, en dat de tweede fase van het stabilisatie- en associatieakkoord wordt ingeleid;

4.  is weliswaar ingenomen met de voortgang die andere landen in de westelijke Balkan boeken op hun weg naar toetreding tot de EU en wil deze geenszins in twijfel trekken, maar is niettemin bezorgd dat de ontstane indruk dat de voorsprong van het land is ingehaald, verdere verbetering van de interetnische verhoudingen in het land kan belemmeren, en dat uitblijvende gestage voortgang in de richting van EU-toetreding in één land in de regio uiteindelijk de stabiliteit en veiligheid van alle landen in gevaar kan brengen;

5.  wijst erop dat iedere kandidaat-lidstaat weliswaar in zijn eigen tempo voortgang maakt en een eigen toetredingsdynamiek heeft, maar dat de EU de verantwoordelijkheid heeft om het land niet in de steek te laten;

6.  neemt nota van de opmerking van de commissaris voor Uitbreiding en nabuurschapsbeleid van 5 september 2011 dat de positieve aanbeveling van de Europese Commissie niet in steen gebeiteld staat; wijst er echter op dat het besluit van de Raad om geen gevolg te geven aan de aanbeveling van de Commissie terechte frustratie en ontevredenheid bij de publieke opinie in het land heeft veroorzaakt, en wijst er eveneens op dat de EU en haar lidstaten het Europese perspectief van een kandidaat-lidstaat nooit als vanzelfsprekend moeten beschouwen en zich evenzeer moeten inspannen om het toetredingsproces in de geest van daadwerkelijk partnerschap te bespoedigen;

7.  is verheugd over de benoeming van het nieuwe hoofd van de EU-delegatie en hoopt dat deze benoeming de betrekkingen tussen de EU en het land zal versterken;

8.  is verheugd dat op 15 maart 2012 de toetredingsdialoog op hoog niveau met de Europese Commissie is aangevat als stap vooruit in het toetredingsproces, die tot doel heeft vooruitgang te boeken met de hervormingsagenda door een grondige gedachtewisseling en regelmatige technische raadplegingen op vijf belangrijke beleidsgebieden, namelijk de vrijheid van meningsuiting, de rechtsstaat, de hervorming van het overheidsapparaat, de hervorming van de kieswet en de economische criteria; deelt de mening van de Commissie en de regering dat de dialoog moet worden toegespitst op de hoofdstukken 23 (Rechterlijke macht en grondrechten) en 24 (Justitie, vrijheid en veiligheid), zodat verdere vooruitgang wordt geboekt met de toepassing van de toetredingscriteria en -normen van de EU; verwacht dat deze gevorderde vorm van dialoog zal worden voortgezet op andere gebieden die essentieel zijn voor het toetredingsproces; is van mening dat deze dialoog zal leiden tot nieuwe inzet voor hervormingen en onze betrekkingen zal versterken door halfjaarlijkse bijeenkomsten op politiek niveau;

9.  onderkent dat het lidmaatschap van de NAVO en het lidmaatschap van de Europese Unie beide van groot belang zijn voor de Euro-Atlantische benadering die het land heeft gekozen, en merkt op dat de NAVO-top in Chicago in mei 2012, de aanvang van de toetredingsdialoog op hoog niveau en de Europese Raad in juni 2012 belangrijke gelegenheden bieden om meer voortgang te boeken; herinnert aan de recente verklaring van de secretaris-generaal van de NAVO dat het land ook een uitnodiging zal krijgen zodra er een wederzijds aanvaardbare oplossing voor de naamkwestie is bereikt;

10.  herhaalt zijn oproep aan de autoriteiten en de media om aan een positieve sfeer te werken die bijdraagt tot betere betrekkingen met de buurlanden en niet aan te zetten tot haatzaaiende uitlatingen;

11.  neemt nota van het besluit van de regering van juli 2011 om de amnestiewet toe te passen op de vier met oorlogsmisdaden gerelateerde zaken die het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië in 2008 aan de nationale rechtsmacht heeft overgedragen; vraagt de regering alternatieve mogelijkheden te onderzoeken om de slachtoffers van deze misdrijven en hun families verhaalsmogelijkheden en schadeloosstelling te garanderen overeenkomstig de verplichtingen van het internationaal humanitair recht;

Het geschil over de naam

12.  neemt nota van het arrest van het Internationaal Gerechtshof van 5 december 2011 over het geschil over de naam; is van mening dat dit arrest een nieuwe impuls moet zijn om ervoor te zorgen dat alles in het werk wordt gesteld om het geschil over de naam in VN-verband op te lossen, en roept de partijen op om te goeder trouw uitvoering te geven aan het arrest en het aan te grijpen om de dialoog te intensiveren, benadrukt tegelijkertijd dat er gestreefd moet worden naar een compromis dat voor beide partijen aanvaardbaar is; is in dit verband verheugd over de verklaring van de door de VN aangewezen bemiddelaar en zijn oproep aan beide partijen om het arrest te zien als een kans om constructief na te denken over hun wederzijdse betrekkingen en een nieuw initiatief te overwegen om tot een definitieve oplossing van het geschil te komen;

13.  betreurt ten zeerste dat het geschil over de naam nog altijd de weg naar toetreding van het land tot de EU blokkeert, en daarmee het uitbreidingsproces zelf belemmert; onderstreept dat goede betrekkingen tussen buurlanden een cruciaal criterium zijn voor het uitbreidingsproces van de EU en vraagt de betrokken regeringen controversiële handelingen, controversiële maatregelen en uitlatingen te vermijden die de betrekkingen negatief kunnen beïnvloeden;

14.  herhaalt zijn oproep aan de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de commissaris voor Uitbreiding om een overeenkomst over de naamkwestie te faciliteren en politieke begeleiding aan te bieden; is voorts van mening dat het leiderschap van het land en de Europese Unie het publiek consequent moeten uitleggen welke voordelen de gevonden oplossing biedt, voordat een referendum over dit onderwerp wordt gehouden;

15.  betreurt het ontbreken van de term „Macedonische” in het voortgangsverslag 2011 en sinds 2009, ondanks het feit dat het de norm is in verwijzingen naar de taal, de cultuur en de identiteit van het land in teksten van de Verenigde Naties; wijst erop dat de publieke opinie dit jaar negatief op dit aspect heeft gereageerd en dringt er bij de Commissie op aan hier rekening mee te houden bij de opstelling van haar volgende verslagen; herinnert eraan dat de kaderovereenkomst van Ohrid gebaseerd is op het beginsel van eerbiediging van de etnische identiteit van alle gemeenschappen;

16.  benadrukt hoe belangrijk het is de dynamiek van het toetredingsproces in stand te houden; is in dit verband ingenomen met het voorstel van de regering van het land om direct na opening van de onderhandelingen en uiterlijk voor het einde van het door de Commissie uit te voeren onderzoeksproces een uiterste termijn vast te leggen waarbinnen een afdoende oplossing voor het geschil over de naam gevonden moet zijn; is van mening dat werkelijke inspanningen van de regering en doorvoering van de EU-hervormingen op alle cruciale gebieden kunnen bijdragen tot de totstandbrenging van een politiek klimaat dat gunstig is voor het oplossen van bilaterale kwesties, zoals bij andere uitbreidingsprocessen is gebleken; wijst erop dat het parallelle proces van oplossing van het bilaterale geschil en streven naar toetredingsonderhandelingen, naar het Slovenië/Kroatië-model, zowel voor het land als voor de EU gunstig zal zijn;

17.  herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de Raad om overeenkomstig de EU-Verdragen te beginnen met de ontwikkeling van een algemeen toepasbaar arbitragemechanisme dat gericht is op beslechting van bilaterale geschillen tussen toetredende landen en lidstaten;

Parlementaire samenwerking

18.  is tevreden over de verkiezing van het nieuwe parlement en de op de vervroegde parlementsverkiezingen volgende snelle vorming van een coalitieregering; vraagt dat de politieke dialoog wordt versterkt, en vestigt de aandacht op het parlement als centrale politieke instelling voor het bespreken en oplossen van problemen die het gevolg zijn van politieke onenigheid; neemt nota van het feit dat de Nationale Vergadering zich in haar resolutie ingenomen heeft verklaard met de aanbevelingen van het voortgangsverslag van dit jaar, en dat deze resolutie met algemene stemmen is aangenomen; roept alle politieke actoren in het land op nog meer inspanningen tot voortzetting van de noodzakelijke hervormingen te leveren, inclusief effectieve tenuitvoerlegging van en gevolg aan de aanbevelingen van de Commissie;

19.  feliciteert het land met het verloop van de vervroegde parlementsverkiezingen op 5 juni 2011 en is tevreden met de beoordeling van de OVSE/ODIHR waaruit blijkt dat de verkiezingen gekenmerkt werden door competitie en transparantie, en overal in het land goed georganiseerd waren; vraagt evenwel aandacht voor bepaalde tekortkomingen en verzoekt de autoriteiten gevolg te geven aan de aanbevelingen van de internationale gemeenschap, met name de conclusies en aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE/ODIHR, en van de binnenlandse waarnemers van de organisatie „Most”, zoals actualiseren van de kieslijst, zorgen voor evenwichtige verslaggeving door de pers en door de publieke zender over zowel de regerings- als de oppositiepartijen, beschermen van ambtenaren tegen allerlei vormen van politieke druk, waarborgen van effectieve controle op partijfinanciering en transparante overheidssteun, regelingen voor het uitbrengen van de stem in het buitenland, en volledige inachtneming van de scheiding tussen staats- en partijstructuren; vraagt de respectieve autoriteiten deze kwesties in de nabije toekomst aan te pakken;

20.  is tevreden over de beëindiging van de boycot van het parlement en is van mening dat verdere consolidatie van de democratie in het land alleen kan worden gerealiseerd wanneer de politieke dialoog binnen gevestigde democratische instellingen, waaraan alle politieke partijen moeten deelnemen, wordt geïntensiveerd; dringt erop aan dat de controlerende rol van het parlement ten opzichte van de regering en haar instanties wordt versterkt; verlangt dat voldoende middelen beschikbaar worden gesteld en dat het nodige extra personeel wordt benoemd om het Parlementaire Instituut volledig te kunnen uitrusten; is zeer te spreken over de voortgang die is geboekt dankzij de invoering van parlementaire hoorzittingen en steunt verdere maatregelen waarmee de Europese Unie technische hulp biedt aan de Nationale Vergadering bij de ontwikkeling van haar procedures; steunt de voortzetting van de activiteiten van de gemengde parlementaire commissie;

Economische ontwikkeling

21.  prijst het land om zijn goede economische prestaties en de handhaving van zijn macro-economische stabiliteit; feliciteert de regering met het feit dat het land bij de doorvoering van hervormingen op het gebied van wet- en regelgeving de afgelopen vijf jaar wereldwijd de derde plaats inneemt, zoals blijkt uit het verslag „Doing Business” van de Wereldbank; merkt op dat de wereldwijde economische neergang ervoor zorgt dat de rechtstreekse buitenlandse investeringen in het land zeer beperkt blijven; is van mening dat het potentieel voor investering, handel en economische ontwikkeling een doorslaggevend argument blijft om toetreding van het land tot de EU na te streven;

22.  merkt op dat juridische voorspelbaarheid en efficiënte rechtshandhaving onontbeerlijk zijn voor het verbeteren van het ondernemingsklimaat; dringt er derhalve bij de regering op aan meer inspanningen te leveren om te komen tot een doeltreffende en onafhankelijke rechterlijke macht en professioneel, bekwaam en onpartijdig bestuur; inclusief stappen ter versterking van de onafhankelijkheid en de capaciteit van de regelgevende en toezichthoudende instanties;

23.  erkent dat de hoge werkloosheidsgraad en de armoede een grote last zullen blijven voor de samenleving; is verheugd dat er momenteel in het parlement gedebatteerd wordt over een minimumloon; herinnert eraan dat het land een lage rang inneemt op de Index van menselijke ontwikkeling van de VN en is ingenomen met de goedkeuring van de strategie tegen armoede en sociale uitsluiting; roept de regering op zich nader in te spannen voor de bestrijding van structurele werkloosheid en de bescherming van kwetsbare groepen, maar onderstreept tevens dat alleen duurzame economische groei door het creëren van een goed ondernemingsklimaat dat bedrijven aanmoedigt meer te investeren een oplossing kan vormen voor de blijvend hoge werkloosheid in het land; dringt er bij de regering op aan het midden- en kleinbedrijf te steunen door hun een betere toegang tot financiering te verlenen en moedigt de regering aan door te gaan met haar goede praktijk om zich te laten adviseren door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven;

24.  is ermee ingenomen dat het land de afgelopen vijf jaar veertig plaatsen is gestegen op de anti-corruptie-index van Transparency International; feliciteert het land omdat het de GRECO-aanbevelingen heeft opgevolgd en verbeteringen heeft aangebracht aan zijn juridische kader voor anti-corruptiebeleid; deelt evenwel het standpunt van de Commissie dat corruptie reden tot ernstige bezorgdheid blijft geven; verlangt nadrukkelijk dat verdere inspanningen worden geleverd, zodat een prestatiebalans overlegd kan worden inzake strafrechtelijke veroordelingen in corruptiezaken door onafhankelijke rechters, met name van veroordelingen op hoog niveau op belangrijke probleemgebieden zoals de aanbesteding van overheidsopdrachten; benadrukt dat er meer transparantie nodig is met betrekking tot overheidsuitgaven en de financiering van politieke partijen; vraagt investeerders en de met het land handeldrijvende ondernemingen uit de EU een duidelijker leidinggevende rol op zich te nemen en zich daarbij tegen hun lokale partners uit te spreken tegen corruptie;

25.  wijst op de constatering in het voortgangsverslag dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de staatscommissie ter voorkoming van corruptie kwetsbaar blijft; verzoekt om een betere juridische en institutionele bescherming voor klokkenluiders; is tevreden over het nieuwe wetboek van strafvordering dat in het kader van de bredere hervorming van het strafrecht werd aangenomen, omdat dit de procedures voor het onderzoek van complexe zaken van georganiseerde misdaad en corruptie zou moeten verbeteren; is tevreden over het feit dat met ingang van volgend jaar een onderzoeksteam wordt aangesteld dat rechtstreeks werkt voor het openbaar ministerie, en hoopt dat dit in meer gevallen waarop de staatscommissie heeft gewezen, daadwerkelijk tot veroordelingen zal leiden; verzoekt de regering om voldoende geld en personeel vrij te maken voor de staatscommissie ter voorkoming van corruptie; benadrukt dat de aanpak van systemische corruptie staat of valt met de aanwezige politieke wil;

26.  neemt kennis van de goedkeuring van een breed wetgevingspakket dat de doeltreffendheid en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht moet versterken; is in dit opzicht ingenomen met het efficiënte werk van de academie van rechters en openbare aanklagers, en met de invoering van het systeem van de willekeurige toewijzing van rechtszaken; moedigt de bevoegde autoriteiten aan de anti-corruptiewetgeving te blijven uitvoeren en de onafhankelijkheid, de doeltreffendheid en de ondersteuning van de rechterlijke macht verder te verbeteren; wijst erop dat het belangrijk is dat het rechtssysteem vrij van politieke inmenging functioneert; is verheugd over de pogingen om de doeltreffendheid en transparantie van het rechtssysteem te vergroten; benadrukt dat het nodig is een overzicht op te stellen van vervolgingen en veroordelingen op basis waarvan de vooruitgang kan worden gemeten; dringt aan op de eenmaking van de jurisprudentie, teneinde de rechtspraak voorspelbaar te maken en het vertrouwen van het publiek te verzekeren;

De kaderovereenkomst van ohrid

27.  feliciteert het land met het feit dat het twintig jaar geleden is dat het land onafhankelijk werd en met het feit dat de kaderovereenkomst van Ohrid in 2011 tien jaar geleden is gesloten; onderstreept dat de overeenkomst voor de hele regio als model kan dienen voor de succesvolle oplossing van interetnische conflicten, waarbij de territoriale integriteit in tact blijft en de staatsstructuren worden hervormd; benadrukt evenwel dat er nog meer inspanningen nodig zijn om te komen tot een volledige verzoening tussen de verschillende partijen en een stevige basis te leggen voor onpartijdige en interetnische democratische instellingen;

28.  is vol lof over de toespraak van de minister-president op 5 september 2011, waarin hij zich uitsprak vóór multiculturalisme als sociaal en politiek model van het land, onderstreepte dat de kaderovereenkomst van Ohrid ten uitvoer gelegd moet worden, en zich daarbij „integratie zonder assimilatie” ten doel stelde; steunt de toezeggingen die zijn gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van de kaderovereenkomst van Ohrid in het komende decennium;

29.  wijst op de recente vaststelling van een aantal wetten, in het bijzonder op de wijziging van de wet op taalgebruik en het gebruik van symbolen; verlangt dat alle gemeenten de comités voor de betrekkingen tussen de gemeenschappen actief ondersteunen;

30.  stelt tot zijn bezorgdheid vast dat in het huidige debat gebruik wordt gemaakt van aan de geschiedenis ontleende argumenten, waaronder het verschijnsel van „antiquisatie”, waardoor het gevaar ontstaat dat de spanningen met de buurlanden groter worden en nieuwe interne verdeeldheid ontstaat;

31.  benadrukt dat de volkstelling op grondige wijze moet worden voorbereid en op doeltreffende wijze moet worden georganiseerd in overeenstemming met de wetgeving en de normen van Eurostat; verzoekt de regering een realistisch plan voor de organisatie van een telling voor te leggen; merkt op hoe belangrijk de drempel van 20% is om aanspraak te kunnen maken op bepaalde rechten die voortvloeien uit de kaderovereenkomst van Ohrid, maar wijst er met klem op dat geen enkele vorm van discriminatie van de Albanese of welke andere etnische minderheid dan ook op basis van bevolkingsaantallen mag worden gerechtvaardigd;

32.  verlangt dat aanmerkelijk meer inspanningen worden geleverd om de scheiding van kinderen op grond van etnische herkomst in het onderwijssysteem tegen te gaan, steunt echter het recht van alle burgers op onderwijs in hun moedertaal; onderstreept hiertoe hoe belangrijk het is nieuwe schoolboeken te ontwikkelen ter verbetering van het wederzijds begrip en om een eind te maken aan de schadelijke praktijk van de wijziging van de etnische herkomst van scholieren, die op sommige scholen nog altijd gangbaar is; verzoekt het onderwijs meer steun toe te kennen uit het pretoetredingsinstrument, aangezien onderwijs van cruciaal belang is voor het land, maar enkel als segregatie in het onderwijs op doeltreffende wijze het hoofd wordt geboden;

Decentralisatie

33.  ondersteunt, tevens in het belang van goed openbaar bestuur, de beslissende stappen in de richting van politieke decentralisatie van het land, die door de regering als „belangrijkste pijler” van de kaderovereenkomst van Ohrid zijn aangemerkt; is ingenomen met de goedkeuring van de actieplannen ter realisering van dit doel;

34.  sluit zich aan bij de aanbeveling van de Commissie om het decentralisatieproces sterker te stimuleren; is van mening dat deze decentralisatie alleen gerealiseerd kan worden door de begrotingsmiddelen nauwkeurig te herverdelen tussen de centrale en lokale overheden; benadrukt het belang van transparantie, objectiviteit en onpartijdigheid bij het verstrekken van subsidies aan gemeenten; is bezorgd dat sommige gemeenten te kampen zullen krijgen met financiële problemen door een tekort aan capaciteit op het gebied van financieel beheer, en verzoekt de regering, waar nodig met steun van de Commissie, deze gemeenten de gepaste technische bijstand te verlenen;

35.  prijst het succesvolle programma voor samenwerking tussen gemeenten, dat mede dankzij het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties tot stand is gekomen, en verzoekt de EU deze samenwerking meer te steunen;

Grondrechten

36.  is zeer verontrust over de recente ontwikkelingen in de media en over het feit dat media-eigendom nog steeds ondoorzichtig en sterk geconcentreerd is; vraagt het land zich zonder voorbehoud te committeren aan mediavrijheid en pluralisme en te zorgen voor een deskundig en pluralistisch debat over de in het voortgangsverslag genoemde hervormingskwesties; is ingenomen met de uitnodiging van de OVSE-vertegenwoordiger voor een discussie over mediavrijheid, die plaats zal vinden in het kader van het rondetafelgesprek over mediavrijheid, en sluit zich aan bij haar stelling dat alle mediaorganen weliswaar moeten voldoen aan de juridische en financiële regels voor het verrichten van economische activiteiten, maar dat justitie zich niet specifiek mag richten op media die kritisch tegenover een bepaalde partij staan; dringt er bij de autoriteiten op aan de rechtsstaat en de mediavrijheid in het land te garanderen en zo de beoordeling van de Commissie in de toekomst positief te houden;

37.  verlangt dat overheidsinkomsten uit reclame eerlijk en op transparante wijze verdeeld worden tussen alle nationale zenders, en dat de inhoud van de programma's of de politieke strekking daarbij geen rol speelt; steunt de aanbeveling van de Commissie om actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de staatszender de doelen verwezenlijkt en de onpartijdige rol van een publieke zender vervult; verzoekt de autoriteiten de nodige veranderingen door te voeren om de omroepwet in overeenstemming te brengen met de EU-wetgeving;

38.  vraagt om maatregelen waarmee lasterprocessen tegen journalisten om politieke redenen vermeden kunnen worden; is verheugd over de recente aankondiging van de regering dat de lasterwet uit het wetboek van strafrecht zal worden geschrapt en dat de lopende rechtszaken tegen journalisten zullen worden gestaakt; benadrukt dat mediavrijheid de hoeksteen van de democratie is en door elk land dat het EU-lidmaatschap ambieert, geëerbiedigd moet worden; onderschrijft het standpunt dat de mediasector strenge professionele normen voor journalisten moet vaststellen en handhaven, en dat de journalisten de journalistieke etiquette moeten naleven; verzoekt de autoriteiten anti-trustwetgeving met betrekking tot de media op te stellen en maatregelen te treffen om politieke inmenging in de sector te voorkomen;

39.  is ingenomen met het feit dat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst over het algemeen geëerbiedigd wordt; moedigt de regering aan een intensiever anti-discriminatiebeleid te blijven voeren, benadrukt dat discriminatie op etnische gronden moet worden voorkomen, waaronder discriminatie van burgers die openlijk uitkomen voor hun Bulgaarse identiteit en/of etnische achtergrond;

40.  is tevreden over het feit dat dit jaar een commissie ter bestrijding van discriminatie is opgericht en verlangt dat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en het Equinet-netwerk van Europese onafhankelijke anti-discriminatieagentschappen deze commissie ten volle ondersteunen en met haar samenwerken; is ingenomen met het feit dat drie door de coalitie voor seksuele en gezondheidsrechten ingediende klachten wegens vermeende discriminatie op grond van seksuele geaardheid door de Commissie worden onderzocht;

41.  verlangt dat een intensiever anti-discriminatiebeleid wordt gevoerd, dat dit daadwerkelijk wordt toegepast en dat meer inspanningen worden geleverd ter bescherming van de rechten van vrouwen en kinderen, alsook van mensen met een handicap; is zeer te spreken over de actieve en effectieve rol van de damesclub van het parlement, maar is bezorgd over het feit dat nog altijd weinig vrouwen deelnemen aan het politieke leven op lokaal niveau en pleit voor een versterking en een betere uitvoering van onderwijsprogramma's die de participatie van vrouwen in het maatschappelijke en politieke leven trachten te bevorderen; verlangt dat verdere maatregelen worden genomen zodat mensen met een handicap minder in instellingen verzorgd hoeven te worden; is verheugd over de ratificering door het parlement van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap op 7 december 2011;

42.  is bezorgd over het feit dat er weinig vooruitgang is geboekt op het gebied van gendergelijkheid en vrouwenrechten; spoort de regering aan om gendergelijkheid hoog op de politieke agenda te zetten, en meer steun te verlenen aan acties en initiatieven ter bestrijding van discriminatoire gebruiken, tradities en stereotypen die de grondrechten van vrouwen ondergraven;

43.  herhaalt zijn oproep om de wet ter voorkoming van en bescherming tegen discriminatie te wijzigen om discriminatie op alle in artikel 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde gronden te verbieden, en benadrukt dat dit een vereiste is voor toetreding; toont zich bezorgd over het feit dat leerboeken van scholen en universiteiten homoseksualiteit een ziekte noemen en vraagt dat deze leerboeken onmiddellijk worden aangepast; verzoekt de Commissie programma's voor capaciteitsopbouw te ontwikkelen om het maatschappelijk middenveld te versterken, waaronder de holebigemeenschap;

44.  is tevreden over het huidige voorzitterschap van het land van het initiatief „Decennium Roma-integratie” en hoopt dat dit voorzitterschap leidt tot vorderingen bij de integratie van Roma in het politieke, sociale en economische leven; is tevreden over de geboekte vooruitgang met betrekking tot de integratie van Roma in het onderwijssysteem, waarbij steeds meer Roma zich inschrijven in het secundair en universitair onderwijs, en over betere vertegenwoordiging van Roma in overheidsdiensten; wijst er echter op dat de Commissie concludeerde dat er behoefte blijft aan initiatieven ter bevordering van het vertrouwen, vooral op het gebied van onderwijs, cultuur en taal; herhaalt zijn bezorgdheid over de zeer moeilijke levensomstandigheden waarin de Roma-gemeenschap verkeert en over het feit dat Roma nog altijd geconfronteerd worden met discriminatie bij de toegang tot het onderwijs, de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening; wijst op de schrijnende situatie van Roma-vrouwen en -kinderen, die vaak onder de armoedegrens leven, en verzoekt de autoriteiten onmiddellijk maatregelen te treffen om dit probleem het hoofd te bieden;

45.  is tevreden dat de regering de strategie voor sociale integratie van Roma 2012-2014 heeft aangenomen; merkt echter op dat de staat in 2012 geen financiële middelen heeft uitgetrokken om de maatregelen van het bijbehorende actieplan uit te voeren en verzoekt de overheid daarom de nodige middelen te verzamelen;

46.  verzoekt alle betrokken partijen de ontwikkeling van een onafhankelijk, pluralistisch, interetnisch, intercultureel en onpartijdig maatschappelijk middenveld in het land te bevorderen en te ondersteunen; benadrukt evenwel dat organisaties van het maatschappelijk middenveld alleen deze rol kunnen vervullen wanneer zij substantieel versterkt worden en onafhankelijk zijn van externe invloeden, in het bijzonder vanuit de politiek, hetgeen in het algemeen nog niet het geval is in het land; verzoekt binnenlandse financiering beschikbaar te maken voor non-gouvernementele organisaties, zodat zij niet meer overmatig zijn aangewezen op buitenlandse donors;

47.  is niettemin van mening dat de EU-Faciliteit voor het maatschappelijk middenveld de mogelijkheid biedt het aantal uitwisselingen tussen ngo's, bedrijven en vakbonden in het land met partners uit de EU-lidstaten drastisch te verhogen met het oog op wederzijds voordeel en met het directe doel het proces van EU-uitbreiding te ondersteunen; verzoekt de Commissie hiertoe meer financiële steun uit het pretoetredingsinstrument beschikbaar te stellen om in het bijzonder de ontwikkeling van non-gouvernementele organisaties te stimuleren;

48.  benadrukt dat het land de acht verdragen over de fundamentele arbeidsrechten van de IAO heeft geratificeerd; is bezorgd over het feit dat er slechts beperkte vooruitgang is geboekt op het gebied van arbeidsrechten en vakbonden; verzoekt de autoriteiten de arbeids- en vakbondsrechten verder te versterken; moedigt de regering in dit verband aan ervoor te zorgen dat de overheid over voldoende bestuurscapaciteit beschikt om de daadwerkelijke uitvoering en naleving van de arbeidswetgeving te kunnen waarborgen; wijst op het belang van de sociale dialoog en moedigt de regering aan haar ambities voor een zo breed mogelijke sociale dialoog met de belanghebbenden te verhogen en deze in te stellen;

Justitie en binnenlandse zaken

49.  merkt op dat er vooruitgang is geboekt bij de hervorming van het rechtsstelsel; feliciteert de Academie voor de training van rechters en openbare aanklagers naar aanleiding van haar vijfjarig jubileum met haar werk; is bezorgd over de hiaten in de wet op het rechterambt, omdat de ontslagprocedures ruimte bieden voor politieke inmenging, maar wijst erop dat consensus bestaat over het feit dat objectievere criteria voor het ontslag van rechters moeten worden vastgesteld; is enerzijds ingenomen met het feit dat de prestaties van rechters sinds kort centraal moeten komen te staan, maar onderstreept dat dit niet kan worden gerealiseerd wanneer er niet gelijktijdig aandacht is voor de kwaliteit van vonnissen, die verhoogd kan worden door bijscholingen te organiseren en aanwervingsprocedures op grond van verdiensten te hanteren, en voor het beginsel van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht;

50.  is bezorgd over de meldingen van mishandeling door de politie en verlangt dat deze meldingen grondig onderzocht worden, in het bijzonder met betrekking tot het tragische incident dat plaatsvond op de verkiezingsavond en de beschuldigingen dat op de plaats delict geen volledig onderzoek is gedaan; onderstreept dat de onafhankelijkheid van de mechanismen ter controle van de politie hoe dan ook gewaarborgd moet worden, in het bijzonder de afdeling interne controle en beroepsnormen van het ministerie van Binnenlandse Zaken;

51.  juicht toe dat er stappen worden gezet om de situatie in gevangenissen te verbeteren, onder meer door middel van nieuwe opleidingen en bijscholingen voor gevangenispersoneel, de vervanging van een aantal oude gevangenissen door nieuwe, en het wetsontwerp inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling, dat een oplossing kan zijn voor de overbevolking in de gevangenissen; verlangt dat de omstandigheden in gevangenissen verder verbeterd worden en vraagt daarbij specifiek aandacht te besteden aan justitiële jeugdinrichtingen en aan de conclusies van het voortgangsverslag, waaruit blijkt dat de eenheid ter bestrijding van mishandeling niet in staat is zich van zijn taak te kwijten;

52.  prijst de samenwerking met de Europese Unie bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorisme en is verheugd over de met een aantal buurlanden gesloten overeenkomsten inzake justitiële en politiële samenwerking; is verheugd over de sluiting van een operationele overeenkomst tussen het land en Europol, die het heel wat gemakkelijker maakt om analytische gegevens uit te wisselen en de strijd tegen georganiseerde misdaad en terrorisme op te voeren; neemt kennis van de systematisatie-akte en van de veranderingen die deze akte doorvoert in de afdeling georganiseerde misdaad van het ministerie van Binnenlandse Zaken, waarmee gestreefd wordt naar een betere werking en een betere integratie van deze afdeling in het nationale en internationale inlichtingensysteem voor strafrechtelijk onderzoek; is ingenomen met het nieuwe wetboek van strafvordering, dat de procedures voor het onderzoek van complexe zaken van georganiseerde misdaad en corruptie moet verbeteren; dringt erop aan dat de bewaking evenredig moet zijn aan het daadwerkelijke gevaar voor de openbare veiligheid en onder voldoende juridische controle moet staan, waarbij het parlement intensiever toezicht moet kunnen houden op de inlichtingendiensten en contra-inlichtingendiensten;

53.  moedigt de autoriteiten aan de lang verwachte bekendmaking van de namen van de bij de voormalige Joegoslavische geheime diensten aangesloten agenten te voltooien, daar deze openbaarmaking een beslissende stap is om met het communistische verleden te breken; verzoekt om een uitgebreider mandaat voor de commissie Gegevensverificatie en pleit er met name voor dat de commissie haar bevindingen in volledige onafhankelijkheid rechtstreeks aan het publiek openbaar kan maken, en dat alle relevante documenten definitief in haar gebouwen worden ondergebracht;

54.  neemt nota van de maatregelen om de toestroom van migranten doelmatiger te kunnen beheersen, waarmee in het bijzonder het probleem van valse asielzoekers kan worden aangepakt; uit evenwel zijn bezorgdheid over de opstelling van profielen en verlangt dat het non-discriminatiebeginsel bij al deze maatregelen strikt wordt toegepast; verlangt dat meer inspanningen worden geleverd om burgerrechten te verlenen aan daarvoor in aanmerking komende vluchtelingen en om asielaanvragen tijdig te behandelen, met volledige eerbiediging van de internationale mensenrechtennormen;

55.  is ingenomen met het feit dat de burgers van het land sinds december 2009 hebben geprofiteerd van de visumliberalisering; zegt toe zich in te zetten voor de regeling voor visumvrij personenverkeer als hoeksteen van de betrekkingen tussen het land en de Europese Unie en als cruciale maatregel voor de bevordering en versterking van de contacten van mens tot mens;

Openbaar bestuur

56.  is ingenomen met het feit dat de geactualiseerde hervormingsstrategie voor openbaar bestuur tot 2015 is aangenomen en dat de wet betreffende de ambtenaren in april 2011 in werking is getreden; verzoekt de regering met klem om het juridische kader betreffende ambtenaren of ander overheidspersoneel verder te hervormen, onder meer door de op dit domein van toepassing zijnde wetten te wijzigen; benadrukt dat verdere maatregelen genomen moeten worden om een professioneel en onpartijdig overheidsapparaat te realiseren, ook op gemeentelijk niveau; is in dit verband ingenomen met de oprichting van het administratief gerechtshof en spoort de instellingen die verantwoordelijk zijn voor de hervorming van het openbaar bestuur aan het hervormingsproces te bespoedigen; beklemtoont dat benoemingen plaats moeten vinden op grond van verdienste en niet op grond van politieke kleur, en dat daarbij tegelijkertijd moet worden gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging;

57.  prijst de regering om de geboekte vooruitgang op het gebied van regionale ontwikkeling bij de voorbereiding van de overdracht van het beheer van de IPA-middelen; neemt met voldoening kennis van de accreditering van nationale instanties voor de IPA-componenten die betrekking hebben op omschakeling en institutionele opbouw, regionale ontwikkeling, ontwikkeling van het menselijk potentieel en plattelandsontwikkeling; verzoekt de regering en de Commissie om spoed te zetten achter de werkzaamheden die nodig zijn voor de overdracht van het beheer van de overblijvende IPA-component, namelijk grensoverschrijdende samenwerking; herhaalt dat het IPA een uiterst belangrijk instrument is om het land voor te bereiden op lidmaatschap van de EU, en spoort de regering aan de coördinatie tussen de ministers ten aanzien van deze programma's te verbeteren, zodat het land de beschikbare middelen ten volle kan benutten;

Andere hervormingskwesties

58.  is verheugd over de campagne voor efficiënt energiegebruik en verwacht doeltreffendere maatregelen ter bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie, die overeenstemmen met de mogelijkheden van het land; onderstreept hoe belangrijk effectieve tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving is ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen, in het bijzonder water; merkt op dat het land nog geen toezeggingen heeft gedaan over de terugdringing van broeikasgassen, en dat het nationale debat over de negatieve gevolgen van de klimaatverandering een impuls moet krijgen; vraagt meer inspanningen te leveren om de nationale wetgeving op dit gebied in overeenstemming te brengen met het EU-acquis;

59.  is ingenomen met de voortgang die is geboekt bij de modernisering van de vervoers-, energie- en telecommunicatienetwerken, en in het bijzonder met de inspanningen om Corridor X te voltooien; is, gezien het belang van spoorverbindingen als alternatief voor wegtransport, tevreden met de plannen van de regering om de spoorverbindingen tussen Skopje en de hoofdsteden van de buurlanden te verbeteren of aan te leggen, en roept op tot voltooiing van de spoorverbindingen in het kader van Corridor VIII;

60.  betreurt dat er zo weinig vooruitgang geboekt is ten aanzien van de gezamenlijke viering van historische gebeurtenissen en de gezamenlijke herdenking van personen die tot het gemeenschappelijke erfgoed van het land en de naburige EU-lidstaten behoren, omdat dit zou bijdragen tot een beter begrip van de geschiedenis en tot goede betrekkingen met de buurlanden; spoort het land aan om met Bulgarije en Griekenland gemengde comités van deskundigen in geschiedenis en onderwijs op te richten, om bij te dragen tot een objectieve, op feiten gebaseerde interpretatie van de geschiedenis, tot nauwere academische samenwerking en tot een positieve houding van jongeren tegenover hun buren;

61.  ondersteunt verdere inspanningen met het oog op de tenuitvoerlegging van het Bologna-proces in het hoger onderwijs en het aangaan van samenwerking met andere landen in de regio ter bevordering van de kwaliteit van universiteiten; wijst er nogmaals op hoe belangrijk academische vrijheid is;

62.  feliciteert het land met de geweldige prestaties van zijn team op het Europees basketbalkampioenschap 2011;

63.  is tevreden over het feit dat het buitenlands beleid van het land in hoge mate overeenstemt met de gemeenschappelijke standpunten van de EU op dat gebied; ondersteunt de pogingen die het land onderneemt om goede betrekkingen met zijn buurlanden aan te knopen; is ingenomen met het feit dat de exacte markering van de grens met Kosovo in 2009 tot nauwere betrekkingen heeft geleid, en dat sinds september 2011 een overeenkomst van kracht is over gezamenlijke grenscontroles; gaat ervan uit dat deze overeenkomst in de nabije toekomst volledig zal worden toegepast; feliciteert de autoriteiten met de succesvolle organisatie van de recente vergadering van de ministers van EU-integratie van de westelijke Balkan in Skopje;

64.  onderstreept het belang van regionale samenwerking als cruciaal onderdeel van het proces van toenadering tot de Europese Unie; is verheugd over de maatregelen die werden genomen om het vrije verkeer in de regio te bevorderen, met name in het verdrag met Albanië en Montenegro, dat bepaalt dat de burgers van deze drie landen slechts een identiteitskaart nodig hebben om de grens over te steken en zich vrij te verplaatsen binnen deze landen; spoort hen aan om dit initiatief uit te breiden naar andere landen in de regio;

65.  is tevreden over de betrokkenheid van het land op het internationale toneel, die onder meer tot uiting komt in zijn deelname aan de EUFOR-missie Althea, zijn voorzitterschap van het Zuidoost-Europees Samenwerkingsproces in 2012-2013 en zijn volledige medewerking aan het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië;

o
o   o

66.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsmede de regering en het parlement van het land.

Juridische mededeling - Privacybeleid