Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/0058(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0080/2012

Ingediende teksten :

A7-0080/2012

Debatten :

PV 18/04/2012 - 16
CRE 18/04/2012 - 16

Stemmingen :

PV 19/04/2012 - 6.6
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0135

Aangenomen teksten
PDF 155kWORD 168k
Donderdag 19 april 2012 - Straatsburg
Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting *
P7_TA(2012)0135A7-0080/2012

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 april 2012 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) (COM(2011)0121 – C7-0092/2011 – 2011/0058(CNS))

(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2011)0121),

–  gezien artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0092/2011),

–  gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrond,

–  gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door het Bulgaarse parlement, de Ierse Kamer van Volksvertegenwoordigers, het Maltese parlement, de Nederlandse Tweede Kamer, de Poolse Nationale Vergadering, de Roemeense Kamer van Afgevaardigden, het Slowaakse parlement, de Zweedse Rijksdag en het Lagerhuis van het Verenigd Koninkrijk, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

–  gezien de artikelen 55 en 37 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7-0080/2012),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1
(1)  Bedrijven die binnen de Unie over de grenzen heen actief willen zijn, worden geconfronteerd met grote obstakels en marktverstoringen die het gevolg zijn van het naast elkaar bestaan van 27 verschillende stelsels van vennootschapsbelasting. Deze obstakels en verstoringen belemmeren de goede werking van de interne markt. Zij hebben een ontmoedigingseffect op investeringen in de Unie en staan op gespannen voet met de prioriteiten van de door de Commissie op 3 maart 2010 aangenomen mededeling „Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”. Zij druisen ook in tegen de vereisten van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen.
(1)  Bedrijven die binnen de Unie over de grenzen heen actief willen zijn, worden geconfronteerd met grote obstakels en marktverstoringen die het gevolg zijn van het naast elkaar bestaan van 27 verschillende stelsels van vennootschapsbelasting. Deze obstakels en verstoringen belemmeren de goede werking van de interne markt. Zij hebben een ontmoedigingseffect op investeringen in de Unie en staan op gespannen voet met de prioriteiten van de door de Commissie op 3 maart 2010 aangenomen mededeling „Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”, met het Euro Plus-pact en met de economische, budgettaire en fiscale integratie die nodig is voor het realiseren van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen.
Amendement 2
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1 ter bis (nieuw)
(1 bis)  Meer samenwerking tussen belastingdiensten kan tot significant lagere kosten en significant minder administratieve lasten leiden voor bedrijven die binnen de Unie over de grenzen heen actief zijn.
Amendement 3
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 2
(2)  De fiscale obstakels voor grensoverschrijdende bedrijvigheid wegen bijzonder zwaar op midden- en kleinbedrijven, die gewoonlijk niet over de middelen beschikken om marktinefficiënties op te lossen.
(2)  De fiscale obstakels kunnen bijzonder zwaar wegen op midden- en kleinbedrijven die grensoverschrijdend actief zijn, omdat zij gewoonlijk niet over de middelen beschikken om marktinefficiënties op te lossen.
Amendement 4
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 2 bis (nieuw)
(2 bis)  Eerlijke concurrentie op belastingtarieven moet worden aangemoedigd op het niveau van de lidstaten en ook op regionaal niveau voor regio's met fiscale en wetgevende bevoegdheden.
Amendement 5
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 3 bis (nieuw)
(3 bis)  Verbetering van de condities op de interne markt is de voornaamste factor voor het stimuleren van groei en werkgelegenheid. De invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) zou bevorderlijk moeten zijn voor groei en zou tot meer banen in de Unie moeten leiden door vermindering van administratieve kosten en bureaucratische rompslomp voor ondernemingen, met name voor kleine bedrijven die in verschillende lidstaten grensoverschrijdend actief zijn.
Amendement 6
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis)  Aangezien de interne markt alle lidstaten omvat, dient de CCCTB in alle lidstaten te worden geïntroduceerd. Indien de Raad er evenwel niet in slaagt een unaniem besluit te nemen over het voorstel betreffende de invoering van een CCCTB dient zo spoedig mogelijk een begin te worden gemaakt met de procedure voor een besluit van de Raad houdende goedkeuring voor versterkte samenwerking op het vlak van de CCCTB. Deze versterkte samenwerking dient te worden gestart door de lidstaten die de euro als munteenheid hebben, maar dient te allen tijd open te staan voor andere lidstaten overeenkomstig het bepaalde in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Amendement 7
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4 ter (nieuw)
(4 ter)  Bepaalde uitgesproken vormen van belastingconcurrentie, belastingoptimalisering en belastingarbitrage kunnen de inkomsten van sommige lidstaten ondermijnen en kunnen verstoringen wat betreft belastingheffing veroorzaken tussen kapitaal, dat mobiel is, en belastingheffing op arbeid, die minder mobiel is. Het versterkte groei- en stabiliteitspact en het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en governance in de Economische en Monetaire Unie vereisen dat lidstaten, in het bijzonder de lidstaten waarvan de euro de munteenheid is, een strenge begrotingsdiscipline respecteren, en tegelijkertijd de uitgaven onder controle houden en voldoende belastinginkomsten genereren. Om deze reden, en omdat het Euro-Plus Pact zoals gesloten door de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten waarvan de munteenheid de euro is, bepaalt dat de ontwikkeling van een CCCTB een inkomstenneutrale manier kan zijn om te zorgen voor consistentie tussen de nationale belastingstelsels, met inachtneming van de nationale belastingstrategieën, en om een bijdrage te leveren aan fiscale houdbaarheid en het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven, is het van vitaal belang dat lidstaten waarvan de euro de munteenheid is, in staat zijn zich aan hun begrotingsverplichtingen te houden, teneinde de stabiliteit van de eurozone als geheel te waarborgen, en is het wenselijk dat de CCCTB zo spoedig mogelijk op zo veel mogelijk ondernemingen wordt toegepast.
Amendement 8
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4 quater (nieuw)
(4 quater)  In het licht van de vitale rol die kleine en middelgrote ondernemingen in de interne markt spelen, dient de Commissie voor kleine en middelgrote ondernemingen die grensoverschrijdend actief zijn een instrument te ontwikkelen en aan hen ter beschikking te stellen dat de administratieve lasten en kosten verlaagt en dat hen aldus in staat stelt vrijwillig voor deelname aan het CCCTB-systeem te kiezen.
Amendement 9
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 5
(5)  Aangezien verschillen in belastingtarieven niet dezelfde hindernissen creëren, hoeft de CCCTB (gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting) niet te raken aan de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten ter zake van hun nationale vennootschapsbelastingtarief (-tarieven).
(5)  Aangezien verschillen in belastingtarieven niet dezelfde hindernissen creëren, hoeft de CCCTB (gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting) niet te raken aan de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten ter zake van hun nationale vennootschapsbelastingtarief (-tarieven). De lidstaten dienen derhalve ook de mogelijkheid te behouden om bepaalde prikkels voor ondernemingen te hanteren, in het bijzonder in de vorm van een belastingkrediet.
Amendement 10
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis)  Deze richtlijn beoogt niet een harmonisatie van de vennootschapsbelastingtarieven van de lidstaten. Indien evenwel blijkt dat de economische efficiëntie, de doeltreffendheid en de rechtvaardigheid van de vennootschapsbelasting beter gediend zouden zijn met een invoering van minimumtarieven dient de Commissie in het kader van de beoordeling van de toepassing van deze richtlijn te overwegen of een dergelijke harmonisatie passend is. Dit is des te belangrijker aangezien de ontwikkeling van de vennootschapsbelastingtarieven in de lidstaten duidelijk maakt dat belastingconcurrentie in de interne markt wel degelijk van invloed is. Het is derhalve nuttig om in de geest van het verslaggetiteld „Een nieuwe strategie voor de interne markt” van 9 mei 2010 te onderzoeken, of de invloed van belastingconcurrentie gunstig of ongunstig is voor een belastingcultuur die past bij de interne markt van de 21e eeuw. In het bijzonder moet worden bekeken of het elimineren van de onderliggende spanning tussen marktintegratie en belastingsoevereiniteit een manier is om de markt en de sociale dimensie van de interne markt met elkaar te verzoenen.
Amendement 11
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 6
(6)  Consolidatie is een wezenlijk onderdeel van een dergelijke regeling, omdat de belangrijkste fiscale problemen waar bedrijven in de Unie tegen aanlopen, slechts op die manier kunnen worden aangepakt. Consolidatie maakt een einde aan verrekenprijsformaliteiten en dubbele belasting binnen een groep. Voorts worden verliezen van belastingplichtigen automatisch verrekend met winsten behaald door andere groepsmaatschappijen.
(6)  Consolidatie is een wezenlijk onderdeel van een dergelijke regeling, omdat de belangrijkste fiscale problemen waar bedrijven van dezelfde groep die in de Unie grensoverschrijdend actief zijn, tegen aanlopen, slechts op die manier kunnen worden aangepakt. Consolidatie maakt een einde aan verrekenprijsformaliteiten en dubbele belasting binnen een groep. Voorts worden verliezen van belastingplichtigen automatisch verrekend met winsten behaald door andere groepsmaatschappijen.
Amendement 12
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis)  De brede belastinggrondslag, de consolidatie en de discretionaire bevoegdheden van de lidstaten inzake hun nationale vennootschapsbelastingtarieven zorgen ervoor dat de CCCTB een belastingneutrale operatie is.
Amendement 13
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 6 ter (nieuw)
(6 ter)  Voor zover het gebruik van de CCCTB invloed zou hebben op de belastinginkomsten van regionale of lokale autoriteiten, hebben de lidstaten de mogelijkheid om in overeenstemming met hun grondwettelijk stelsel en op een wijze die in overeenstemming met deze richtlijn is, maatregelen te nemen, die dit verhelpen.
Amendement 14
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 8
(8)  Aangezien een dergelijke regeling er hoofdzakelijk toe strekt om tegemoet te komen aan de behoeften van bedrijven die grensoverschrijdend actief zijn, moet zij optioneel zijn, dat wil zeggen naast de bestaande nationale vennootschapsbelastingstelsels staan.
(8)  Aangezien deze richtlijn hoofdzakelijk bedoeld is voor bedrijven die grensoverschrijdend actief zijn, zonder evenwel andere bedrijven uit te sluiten, is gekozen voor een optioneel systeem, dat alle in aanmerking komende bedrijven in staat stelt mee te doen. Europese vennootschappen en Europese coöperatieve verenigingen, die per definitie een grensoverschrijdend karakter hebben, worden geacht vanaf twee jaar na de datum van toepassing te hebben gekozen voor toepassing van deze richtlijn. Alle overige bedrijven die onder deze richtlijn in aanmerking komen, met uitzondering van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen zoals bedoeld in Aanbeveling 2003/361/EG1 van de Commissie, dienen deze richtlijn ook toe te passen uiterlijk vijf jaar na de datum van toepassing. Bij het beoordelen van de impact van de CCCTB dient de Commissie ook te bekijken of de richtlijn ook verplicht moet worden gesteld voor dergelijke kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.
1 PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

Amendement 15
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 20
(20)  De regeling moet een algemene antimisbruikbepaling bevatten, aangevuld met maatregelen die ertoe strekken specifieke vormen van misbruikpraktijken aan banden te leggen. Deze maatregelen moeten onder meer voorzien in een beperking van de aftrekbaarheid van rente betaald aan gelieerde ondernemingen die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd in een laagbelastend land buiten de Unie dat geen inlichtingen uitwisselt met de lidstaat van de uitbetaler op basis van een overeenkomst die vergelijkbaar is met Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies, alsook in cfc-regels (controlled foreign companies).
(20)  De regeling moet een doeltreffende antimisbruikbepaling bevatten, aangevuld met maatregelen die ertoe strekken specifieke vormen van misbruikpraktijken aan banden te leggen. Deze maatregelen moeten onder meer voorzien in een beperking van de aftrekbaarheid van rente betaald aan gelieerde ondernemingen die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd in een laagbelastend land buiten de Unie dat geen inlichtingen uitwisselt met de lidstaat van de uitbetaler op basis van een overeenkomst die vergelijkbaar is met Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies, alsook in cfc-regels (controlled foreign companies). De lidstaten mag niet worden belet extra maatregelen in te voeren en onderling te coördineren om de negatieve effecten van laagbelastende landen buiten de Unie die geen noodzakelijke belastinginlichtingen uitwisselen, te verminderen.
Amendement 16
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 21
(21)  De toerekeningsformule voor de geconsolideerde belastinggrondslag moet drie gelijk gewogen factoren (arbeid, activa en omzet) omvatten. De factor arbeid moet worden berekend op basis van de loonkosten en het aantal werknemers (waarbij elk element voor de helft telt). De factor activa moet alle materiële vaste activa omvatten. Immateriële en financiële activa moeten buiten de formule blijven omdat zij mobiel zijn en het gevaar bestaat dat de regeling wordt omzeild. Door het gebruik van deze factoren worden de belangen van de lidstaat van oorsprong op passende wijze meegewogen. Tot slot moet rekening worden gehouden met de omzet zodat ook de lidstaat van bestemming een billijk deel heeft in de grondslag. Deze factoren en gewichten moeten garanderen dat winsten worden belast waar zij worden behaald. Als uitzondering op het algemene beginsel voorziet een vrijwaringsclausule in een alternatieve methode wanneer het resultaat van de toerekening geen billijke weerspiegeling vormt van de omvang van de bedrijfsactiviteiten.
(21)  De toerekeningsformule voor de geconsolideerde belastinggrondslag moet drie factoren (arbeid, activa en omzet) omvatten. Terwijl de factoren arbeid en activa elk een gewicht van 45% moeten hebben, dient de factor omzet een gewicht van 10% te hebben. De factor arbeid moet worden berekend op basis van de loonkosten en het aantal werknemers (waarbij elk element voor de helft telt). De factor activa moet alle materiële vaste activa omvatten. Immateriële en financiële activa moeten buiten de formule blijven omdat zij mobiel zijn en het gevaar bestaat dat de regeling wordt omzeild. Door het gebruik van deze factoren worden de belangen van de lidstaat van oorsprong op passende wijze meegewogen. Tot slot moet rekening worden gehouden met de omzet zodat ook de lidstaat van bestemming een billijk deel heeft in de grondslag. Deze factoren en gewichten moeten garanderen dat winsten worden belast waar zij worden behaald. Als uitzondering op het algemene beginsel voorziet een vrijwaringsclausule in een alternatieve methode wanneer het resultaat van de toerekening geen billijke weerspiegeling vormt van de omvang van de bedrijfsactiviteiten.
Amendement 17
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 21 bis (nieuw)
(21 bis)  De gemeenschappelijke regels voor de berekening van de CCCTB mogen niet leiden tot onevenredig hoge administratieve kosten voor de ondernemingen om te voorkomen dat hun concurrentievermogen wordt aangetast.
Amendement 18
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 23
(23)  Groepen moeten hun zaken kunnen regelen met één enkele belastingdienst („hoofdbelastingautoriteit”), die de belastingdienst moet zijn van de lidstaat waar de moedermaatschappij van de groep („hoofdbelastingplichtige”) voor belastingdoeleinden is gevestigd. In deze richtlijn moeten ook procedureregels voor het beheer van de regeling worden vastgesteld. Tevens moet een mechanisme voor voorafgaande rulings worden ingesteld. Controles moeten worden geïnitieerd en gecoördineerd door de hoofdbelastingautoriteit, maar de autoriteiten van een lidstaat waar een groepsmaatschappij onderworpen is aan belasting, kunnen ook de inleiding van een controle vragen. De bevoegde autoriteit van een lidstaat waarvan een groepsmaatschappij inwoner is, kan een beslissing van de hoofdbelastingautoriteit betreffende de opt in-kennisgeving of een gewijzigde aanslag aanvechten bij de rechterlijke instanties van de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit. Geschillen tussen belastingplichtigen en belastingdiensten moeten worden geregeld door een bestuurlijk lichaam dat bevoegd is om beroep in eerste aanleg te horen overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit.
(23)  Groepen moeten hun zaken kunnen regelen met één enkele belastingdienst („hoofdbelastingautoriteit”), die een autoriteit moet zijn van de lidstaat waar de moedermaatschappij van de groep („hoofdbelastingplichtige”) voor belastingdoeleinden is gevestigd. In deze richtlijn moeten ook procedureregels voor het beheer van de regeling worden vastgesteld. Tevens moet een mechanisme voor voorafgaande rulings worden ingesteld. Controles moeten worden geïnitieerd en gecoördineerd door de hoofdbelastingautoriteit, maar de autoriteiten van een lidstaat waar een groepsmaatschappij onderworpen is aan belasting, kunnen ook de inleiding van een controle vragen. De bevoegde autoriteit van een lidstaat waarvan een groepsmaatschappij inwoner is, kan een beslissing van de hoofdbelastingautoriteit betreffende de opt in-kennisgeving of een gewijzigde aanslag aanvechten bij de rechterlijke instanties van de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit. Geschillen tussen belastingplichtigen en belastingdiensten moeten worden geregeld door een bestuurlijk lichaam dat bevoegd is om beroep in eerste aanleg te horen overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van de hoofdbelastingautoriteit.
Amendement 19
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 23 bis (nieuw)
(23 bis)  De Commissie moet een nieuw CCCTB-forum in het leven roepen, naar analogie met het Gemeenschappelijk EU-forum Verrekenprijzen, waartoe bedrijven en lidstaten zich kunnen wenden in verband met problemen en geschillen betreffende de CCCTB. Dat forum moet de mogelijkheid hebben om bedrijven en lidstaten advies te verstrekken.
Amendement 20
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 27 bis (nieuw)
(27 bis)  Deze richtlijn bevat een radicaal nieuwe aanpak van een essentieel onderdeel van de vennootschapsbelasting. De Commissie dient derhalve zo snel als dit op zinvolle wijze mogelijk is een gedegen analyse en een onafhankelijke beoordeling uitvoeren. Vanwege het ritme dat inherent is aan de toepassing en de uitvoering van de vennootschapsbelasting, dient een dergelijke analyse en evaluatie niet te worden gemaakt voor het eind van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn. De analyse en beoordeling van de Commissie moeten betrekking hebben op het volgende: het optionele karakter van de CCCTB, de beperking van de harmonisatie tot de belastinggrondslag, de verdelingsformule en de bruikbaarheid voor kleine en middelgrote ondernemingen, en de impact op de belastinginkomsten van de lidstaten.
Amendement 21
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 6 bis (nieuw)
Artikel 6 bis

Europese vennootschappen en Europese coöperatieve verenigingen

Vanaf ... * worden in aanmerking komende Europese vennootschappen en Europese coöperatieve verenigingen zoals bedoeld in de punten (a) en (b) van bijlage I beschouwd als ondernemingen die ervoor gekozen hebben om deze richtlijn toe te passen.

*Eerste dag van de maand volgend op twee jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn.
Amendement 22
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 6 ter (nieuw)
Artikel 6 ter

Toepassing op andere in aanmerking komende ondernemingen

Vanaf ... * passen in aanmerking komende ondernemingen andere dan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen zoals bedoeld in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie, deze richtlijn toe.

*Eerste dag van de maand volgend op vijf jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn.
Amendement 23
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 12 – eerste alinea
De aftrekbare kosten omvatten alle kosten die betrekking hebben op de omzet alsook alle uitgaven, exclusief aftrekbare btw, die bij de belastingplichtige zijn opgekomen ter verwerving of zekerstelling van inkomen, inclusief kosten van onderzoek en ontwikkeling alsook van het bijeenbrengen van eigen of vreemd vermogen voor zakelijke doeleinden.

De aftrekbare kosten omvatten alle kosten die betrekking hebben op de omzet alsook alle uitgaven, exclusief aftrekbare btw, die bij de belastingplichtige zijn opgekomen ter verwerving of zekerstelling van inkomen, inclusief kosten van onderzoek en ontwikkeling alsook van het bijeenbrengen van eigen of vreemd vermogen voor zakelijke doeleinden. Terugkerende kosten voor milieubescherming of terugdringing van broeikasgasemissies worden eveneens als aftrekbare kosten beschouwd.

Amendement 24
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 14 – lid 1 – onder j)
j) de in bijlage III genoemde belastingen, met uitzondering van accijnzen op energieproducten, alcohol en alcoholhoudende dranken, en tabaksfabricaten.
j) de in bijlage III genoemde belastingen.
Amendement 25
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 30 – alinea 1 – onder c)
(c) de technische voorzieningen van verzekeringsondernemingen die zijn gevormd in overeenstemming met Richtlijn 91/674/EEG, zijn aftrekbaar, met uitzondering van egalisatievoorzieningen. Een lidstaat kan bepalen dat egalisatievoorzieningen aftrekbaar zijn. In het geval van een groep wordt een dergelijke aftrek van egalisatievoorzieningen toegepast op het toegewezen deel van de groepsmaatschappijen die inwoner zijn van of gelegen zijn in die lidstaat. Afgetrokken bedragen worden herzien en gecorrigeerd aan het einde van elk belastingjaar. Bij de berekening van de belastinggrondslag in latere jaren wordt rekening gehouden met reeds afgetrokken bedragen.
c) de technische voorzieningen van verzekeringsondernemingen die zijn gevormd in overeenstemming met Richtlijn 91/674/EEG, zijn aftrekbaar, met uitzondering van egalisatievoorzieningen. Een lidstaat die op grond van artikel 62 van Richtlijn 91/674/EEG voor de vennootschapsrechtelijke verplichting van egalisatievoorzieningen heeft gekozen, moet ook toestaan dat deze fiscaal aftrekbaar zijn. In het geval van een groep wordt een dergelijke aftrek van egalisatievoorzieningen toegepast op het toegewezen deel van de groepsmaatschappijen die inwoner zijn van of gelegen zijn in die lidstaat. Afgetrokken bedragen worden herzien en gecorrigeerd aan het einde van elk belastingjaar. Bij de berekening van de belastinggrondslag in latere jaren wordt rekening gehouden met reeds afgetrokken bedragen.
Amendement 26
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 48
Wanneer een belastingplichtige voordat hij voor de bij deze richtlijn ingestelde regeling heeft gekozen, verliezen heeft geleden die krachtens het toepasselijke nationale recht kunnen worden voortgewenteld maar die nog niet met belastbare winsten zijn verrekend, kunnen deze verliezen van de belastinggrondslag worden afgetrokken tot het plafond waarin het nationale recht voorziet.

Wanneer een belastingplichtige voordat hij voor de bij deze richtlijn ingestelde regeling heeft gekozen, verliezen heeft geleden die krachtens het toepasselijke nationale recht kunnen worden voortgewenteld maar die nog niet met belastbare winsten zijn verrekend, kunnen deze verliezen worden afgetrokken van het deel van de belastinggrondslag waarover in de lidstaat van de voorgaande toepasselijke nationale wetgeving tot het plafond waarin het nationale recht voorziet.

Amendement 27
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 73 – alinea 1 – onder a)
a) ofwel een belasting naar de winst, overeenkomstig de algemene regeling in dat derde land, tegen een wettelijk vennootschapsbelastingtarief dat lager is dan 40% van het gemiddelde wettelijke vennootschapsbelastingtarief dat van toepassing is in de lidstaten;
a) ofwel een belasting naar de winst, overeenkomstig de algemene regeling in dat derde land, tegen een wettelijk vennootschapsbelastingtarief dat lager is dan 70% van het gemiddelde wettelijke vennootschapsbelastingtarief dat van toepassing is in de lidstaten;
Amendement 28
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 80 – eerste alinea
Kunstmatige transacties die louter het ontgaan van belasting tot doel hebben, blijven buiten aanmerking bij de berekening van de belastinggrondslag.

Kunstmatige transacties die voornamelijk het ontgaan van belasting tot doel hebben, blijven buiten aanmerking bij de berekening van de belastinggrondslag.

Amendement 29
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 82 – lid 1 – onder b)
b) overeenkomstig de algemene regeling in het derde land zijn winsten belastbaar tegen een wettelijk vennootschapsbelastingtarief dat lager is dan 40% van het gemiddelde wettelijke vennootschapsbelastingtarief dat van toepassing is in de lidstaten, of de entiteit is onderworpen aan een bijzondere regeling die voorziet in een significant lager belastingniveau dan dat uit hoofde van de algemene regeling;
b) overeenkomstig de algemene regeling in het derde land zijn winsten belastbaar tegen een wettelijk vennootschapsbelastingtarief dat lager is dan 70% van het gemiddelde wettelijke vennootschapsbelastingtarief dat van toepassing is in de lidstaten, of de entiteit is onderworpen aan een bijzondere regeling die voorziet in een significant lager belastingniveau dan dat uit hoofde van de algemene regeling;
Amendement 30
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 86 – lid 1 – inleidende formule
1.  De geconsolideerde belastinggrondslag wordt ieder belastingjaar verdeeld over de groepsmaatschappijen op basis van een toewijzingsformule. Om het toegewezen deel van een groepsmaatschappij A te berekenen, wordt onderstaande formule gebruikt, waarbij de factoren omzet, arbeid en activa een gelijk gewicht hebben:
1.  De geconsolideerde belastinggrondslag wordt ieder belastingjaar verdeeld over de groepsmaatschappijen op basis van een toewijzingsformule. Om het toegewezen deel van een groepsmaatschappij A te berekenen, wordt onderstaande formule gebruikt, waarbij de factoren omzet, arbeid en activa in aanmerking worden genomen:
Amendement 31
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 86 – lid 1 – formule
20120419-P7_TA(2012)0135_NL-p0000001.fig
20120419-P7_TA(2012)0135_NL-p0000003.fig
Amendement 32
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 110 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De Commissie ontwerpt een format voor de uniforme belastingaangifte in samenwerking met de belastingdiensten van de lidstaten.

Amendement 33
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 122 – lid 1 – eerste alinea
De hoofdbelastingautoriteit kan controles van groepsmaatschappijen initiëren en coördineren. Een controle kan ook worden geïnitieerd op verzoek van een bevoegde autoriteit.

De hoofdbelastingautoriteit kan controles van groepsmaatschappijen initiëren en coördineren. Een controle kan ook worden geïnitieerd op verzoek van een bevoegde autoriteit in de lidstaat waarvan de groepsmaatschappij gevestigd is.

Amendement 34
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 123 bis (nieuw)
Artikel 123 bis

CCCTB-forum

De Commissie stelt een CCCTB-forum in, waartoe bedrijven en lidstaten zich kunnen wenden in verband met problemen en geschillen betreffende de CCCTB. Dit forum verstrekt advies aan ondernemingen en lidstaten.

Amendement 35
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 130
De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, de mogelijke bezwaren die daartegen worden gemaakt of de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.

De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, de mogelijke bezwaren die daartegen worden gemaakt of de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad. Elke eventuele toekomstige beoordeling van het instrument dient te worden medegedeeld aan de leden van de bevoegde commissie van het Europees Parlement.

Amendement 36
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 132 bis (nieuw)
Artikel 132 bis

Grensoverschrijdende kleine en middelgrote ondernemingen

Uiterlijk ... * stelt de Commissie een instrument ter beschikking die kleine en middelgrote ondernemingen die grensoverschrijdend actief zijn in staat stelt op vrijwillige basis te kiezen voor deelname aan de CCCTB-regeling.

*Eerste dag van de maand volgend op twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.
Amendement 37
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 133
De Commissie verricht, vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn, een evaluatie van de toepassing ervan en brengt verslag uit bij de Raad over de werking ervan. In dit verslag zal met name een analyse worden verricht van het effect van het in hoofdstuk XVI van deze richtlijn opgezette mechanisme op de verdeling van de belastinggrondslagen over de lidstaten.

De Commissie verricht, uiterlijk op ...*, een evaluatie van de toepassing van deze richtlijn en brengt verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad over de werking ervan. In dit verslag zal onder andere een analyse worden gemaakt, op basis van een onafhankelijke beoordeling, van

(a) het effect van het in hoofdstuk XVI van deze richtlijn opgezette mechanisme op de verdeling van de belastinggrondslagen over de lidstaten en van de invloed op hun belastinginkomsten;
(b) het gebruik door en het nut van deze richtlijn voor kleine en middelgrote ondernemingen;
(c) de voor- en nadelen van het verplicht stellen van het systeem voor kleine en middelgrote ondernemingen;
(d) de sociaal-economische gevolgen van deze richtlijn, inclusief de impact op de mondiale activiteiten van ondernemingen en op het concurrentievermogen van in aanmerking en niet in aanmerking komende bedrijven;
(e) de invloed op een billijke en rechtvaardige belastinginning in de lidstaten;
(f) de voor- en nadelen van het invoeren van minimumbelastingtarieven.
Indien passend doet de Commissie een voorstel voor het wijzigen van deze richtlijn ten laatste in 2020. Uiterlijk op ...** legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de mogelijke gevolgen van de richtlijn voor de interne markt en in het bijzonder over de mogelijke verstoringen van de concurrentie tussen de vennootschappen die zijn onderworpen aan de in de richtlijn opgenomen regeling en de vennootschappen die niet aan de criteria voor de toepassing van de consolidatie voldoen.

* Eerste dag van de maand volgend op vijf jaar na inwerkingtreding van deze richtlijn.
** Eerste dag van de maand volgend op twee jaar na inwerkingtreding van deze richtlijn.
Amendement 38
Voorstel voor een richtlijn
Bijlage 3 – regel 15
Versicherungsteuer

Schrappen

Juridische mededeling - Privacybeleid