Resolutie van het Europees Parlement van 24 mei 2012 over de situatie van Noord-Koreaanse vluchtelingen (2012/2655(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Noord-Korea (Democratische Volksrepubliek Korea – DVK) en met name de resolutie die is aangenomen op 8 juli 2010(1),
– gezien de top EU-China op 14 februari 2012 en de 29e mensenrechtendialoog EU-China op 29 juni 2010 in Madrid waar de kwestie van de Noord-Koreaanse vluchtelingen is besproken,
– gezien het verslag over de DVK dat gepresenteerd is op de 6e zitting van de Werkgroep universele periodieke evaluatie van de VN-Mensenrechtenraad (30 november – 11 december 2009),
– gezien het op 21 februari 2011 ingediende verslag van de speciaal rapporteur voor de situatie van de mensenrechten in de Democratische Volkrepubliek Korea, waarin hij betreurt dat de Democratische Volksrepubliek Korea tot dusverre niets in het werk heeft gesteld om gevolg te geven aan de aanbevelingen in het verslag van de Werkgroep universele periodieke evaluatie,
– gezien resolutie A/HRC/19/L.29, die op 19 maart 2012 met algemene stemmen door de VN-Mensenrechtenraad is aangenomen, waarin de raad zijn ernstige bezorgdheid uit over de aanhoudende, ernstige, wijdverspreide en stelselmatige schending van de mensenrechten in de Democratische Volkrepubliek Korea, en gezien resolutie A/RES/66/174 van de Algemene Vergadering van de VN, die op 29 maart 2012 is aangenomen,
– gezien het verslag van de Zuid-Koreaanse nationale mensenrechtencommissie over de schending van de mensenrechten in Noord-Korea van mei 2012, dat gebaseerd is op ca. 800 gesprekken met vluchtelingen, waaronder enkele honderden overlopers die de gevangeniskampen hebben overleefd,
– gezien het decreet uit 2010 van het DVK-Ministerie van Staatsveiligheid waarin overlopen wordt bestempeld als „verraad aan het vaderland”,
– gezien de verklaring van de DVK-autoriteiten, in december 2011, dat zij van plan zijn wel drie generaties van een familie te „vernietigen” als een familielid het land in de 100 dagen durende rouwperiode na de dood van Kim Jong Il is ontvlucht,
– gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de eerdergenoemde VN-Mensenrechtenraad in zijn resolutie de ernstige, wijdverspreide en stelselmatige inbreuken op de mensenrechten in Noord-Korea betreurt, met name het gebruik van foltering en werkkampen tegen politieke gevangenen en gerepatrieerde burgers van de DVK; overwegende dat de staatsautoriteiten zich stelselmatig schuldig maken aan en ruimte laten voor buitengerechtelijke executies, arbitraire opsluitingen en gedwongen verdwijningen;
B. overwegende dat grote delen van de bevolking honger lijden en overwegende dat het Bureau van het Wereldvoedselprogramma in september 2009 meldde dat een derde van de Noord-Koreaanse vrouwen en kinderen ondervoed is;
C. overwegende dat als rechtstreeks gevolg van het beleid van de DVK-regering en ondanks de gevaren, ca. 400 000 Noord-Koreanen het land in de loop der jaren zijn ontvlucht, van wie velen in het naburige China leven als „illegale migranten”;
D. overwegende dat de meeste vluchtelingen uit de DVK niet van plan zijn in China te blijven maar door het land moeten trekken op weg naar Zuid-Korea en andere delen van de wereld;
E. overwegende dat China op grond van zijn repatriëringsovereenkomst met Noord-Korea uit 1986 Noord-Koreaanse burgers de toegang tot UNHCR-asielprocedures ontzegt, hetgeen in strijd is met het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 en het bijbehorende protocol van 1967, waartoe de Volksrepubliek China (VRC) is toegetreden; overwegende dat volgens schattingen van ngo's de VRC jaarlijks zo'n 5.000 Noord-Koreaanse vluchtelingen arresteert en onder dwang terugbrengt naar de DVK;
F. overwegende dat een groot deel van de Noord-Koreaanse vluchtelingen in China bestaat uit vrouwen, van wie velen het slachtoffer zijn van mensenhandel, seksslavernij en gedwongen huwelijken, en overwegende dat de hieruit geboren kinderen in China als stateloos worden beschouwd en worden verlaten of hetzelfde lot ondergaan als hun moeders;
G. overwegende dat Kim Young-hwan en drie andere activisten van het in Seoul gevestigde Network for North Korean Democracy and Human Rights op 29 maart 2012 in de Chinese stad Dalian (provincie Liaoning), zijn gearresteerd aangezien ze „een bedreiging van de nationale veiligheid van China” zouden vormen omdat ze Noord-Koreaanse overlopers zouden proberen te helpen;
H. overwegende dat vluchtelingen die onder dwang zijn teruggebracht naar Noord-Korea volgens verslagen van ooggetuigen stelselmatig worden gefolterd, gevangengezet in concentratiekampen en zelfs kunnen worden geëxecuteerd bij hun terugkeer, dat zwangere vrouwen naar verluidt gedwongen worden abortus te plegen en dat baby's van Chinese vaders het risico lopen te worden vermoord; overwegende dat de staatspraktijk van schuld door associatie tot gevolg heeft dat hele families worden opgesloten, met inbegrip van kinderen en grootouders;
I. overwegende dat uit satellietbeelden en verschillende verklaringen van Noord-Koreaanse overlopers kan worden afgeleid dat de DVK ten minste zes concentratiekampen telt en talrijke heropvoedingskampen waarin wel 200 000 overwegend politieke gevangenen kunnen zitten;
1. herhaalt zijn oproep aan de DVK om onmiddellijk een einde te maken aan de ernstige, wijdverspreide en stelselmatige schendingen van de mensenrechten van haar eigen mensen waardoor Noord-Koreanen hun land ontvluchten;
2. dringt er bij de DVK-autoriteiten op aan gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Werkgroep universele periodieke evaluatie van de VN-Mensenrechtenraad, en als eerste stap toe te staan dat alle detentiefaciliteiten door onafhankelijke internationale deskundigen worden geïnspecteerd;
3. verzoekt de lidstaten stelselmatiger te werk te gaan bij het organiseren van Europese en internationale bescherming voor Noord-Koreanen die hun land ontvluchten, en dringt er bij de Commissie op aan de organisaties van het maatschappelijk middenveld die Noord-Koreaanse vluchtelingen helpen te blijven ondersteunen;
4. betreurt ten zeerste dat de Chinese autoriteiten in de zaak van Kim Young-hwan en zijn medeactivisten naar verluidt voor het eerst ten laste hebben gelegd dat zij „een bedreiging van de nationale veiligheid van China” vormen, waarop de doodstraf kan staan; dringt er bij de Chinese autoriteiten op aan de vier gearresteerde activisten volledige toegang te verlenen tot de consulaire diensten van de Zuid-Koreaanse autoriteiten, en recht op bijstand van een advocaat, en hen spoedig vrij te laten;
5. dringt er bij de DVK op aan haar verplichtingen krachtens het internationaal recht na te komen, met name het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 en het bijbehorende protocol van 1967, alsmede het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, en niet langer Noord-Koreaanse burgers naar de DVK te deporteren, aangezien zij en hun familieleden het gevaar lopen te worden mishandeld en zelfs te worden geëxecuteerd;
6. verzoekt de VRC de repatriëringsovereenkomst met Noord-Korea uit 1986 op te zeggen en is verheugd over recente berichten dat China zou overwegen van koers te veranderen; herinnert eraan dat Noord-Koreaanse burgers beschouwd worden als volwaardige burgers van de Republiek Korea, en dringt er bij de Volksrepubliek China op aan hun een veilige doortocht naar Zuid-Korea en andere landen te verlenen;
7. dringt er bij de Chinese autoriteiten op aan de Noord-Koreaanse overlopers te behandelen als vluchtelingen „sur place”, de UNHCR toegang te verlenen om hun statuut vast te stellen en te helpen bij hun veilige reïntegratie, alle overlopers die momenteel gevangen worden gehouden vrij te laten, degenen die vluchtelingen helpen op humanitaire gronden niet langer strafrechtelijk te vervolgen en met Chinese mannen gehuwde Noord-Koreaanse vrouwen de legale verblijfsstatus toe te kennen;
8. dringt er ook bij China op aan niet langer samen te werken met Noord-Koreaanse veiligheidsagenten bij het opsporen van Noord-Koreaanse vluchtelingen om hen te arresteren; verzoekt daarentegen de VRC om ngo's en verleners van gemeenschapszorg humanitaire toegang te verlenen tot Noord-Koreaanse vluchtelingen en asielzoekers in China, o.a. om hen te voorzien van voedsel, medische behandelingen, onderwijs en juridische bijstand en andere diensten;
9. verzoekt de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger en de Commissie om de mensenrechtensituatie in de DVK en de kwestie van de Noord-Koreaanse vluchtelingen in de VRC ter sprake te brengen op alle besprekingen op hoog niveau tussen de EU en China en in de mensenrechtendialoog EU-China;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de lidstaten, de Raad, de Commissie, de regeringen van de Republiek Korea, de Democratische Volksrepubliek Korea en de Volksrepubliek China, de hoge commissaris van de VN voor vluchtelingen, de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten, de speciaal rapporteur van de VN voor de situatie van de mensenrechten in de Democratische Volksrepubliek Korea en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.