Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/2685(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0312/2012

Debatten :

Stemmingen :

PV 14/06/2012 - 11.5
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0257

Aangenomen teksten
PDF 121kWORD 41k
Donderdag 14 juni 2012 - Straatsburg
Situatie in Tibet
P7_TA(2012)0257RC-B7-0312/2012

Resolutie van het Europees Parlement van 14 juni 2012 over de mensenrechtensituatie in Tibet (2012/2685(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over China en Tibet, en met name zijn resoluties van 27 oktober 2011(1) en 25 november 2010(2),

–  gezien zijn eerdere resolutie van 7 april 2011 over het verhinderen van de verkiezingen voor de Tibetaanse regering in ballingschap in Nepal(3),

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–  gezien artikel 36 van de grondwet van de Volksrepubliek China, dat alle burgers het recht op godsdienstvrijheid garandeert,

–  gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de eerbiediging van de mensenrechten en de vrijheid van identiteit, cultuur, godsdienst en vereniging fundamentele beginselen van de EU en haar buitenlands beleid zijn;

B.  overwegende dat de EU de kwestie van de rechten van de Tibetaanse minderheid aan de orde heeft gesteld tijdens de 31e ronde van de mensenrechtendialoog EU-China, die op 29 mei 2012 in Brussel is gehouden; overwegende dat de mensenrechtendialoog EU-China geen betekenisvolle verbeteringen in de mensenrechtensituatie van de Tibetanen heeft opgeleverd;

C.  overwegende dat de gezanten van Zijne Heiligheid de Dalai Lama de regering van de Volksrepubliek China hebben benaderd om een vreedzame en wederzijds voordelige oplossing voor de kwestie-Tibet te vinden; overwegende dat de gesprekken tussen beide zijden geen concrete resultaten hebben opgeleverd en momenteel stilliggen;

D.  overwegende dat de autoriteiten van de Volksrepubliek China bij hun optreden tegen de protesten in Tibet in 2008 onevenredig veel geweld hebben gebruikt en sindsdien restrictieve veiligheidsmaatregelen hanteren die de vrijheid van meningsuiting, vereniging en godsdienst beperken;

E.  overwegende dat bij de protesten in 2008 wellicht meer dan 200 slachtoffers zijn gevallen en dat het aantal aanhoudingen tussen 4 434 en meer dan 6 500 bedroeg, terwijl er eind 2010 in Tibet 831 bekende politieke gevangenen waren, van wie er 360 door een rechter waren veroordeeld en er 12 een levenslange gevangenisstraf uitzaten;

F.  overwegende dat, naar verluidt, de autoriteiten van de Volksrepubliek China in Tibetaanse gevangenissen gebruik maken van folterpraktijken, zoals slagen, het gebruik van stroomstootwapens, langdurige eenzame opsluiting, verhongering en andere gelijkaardige maatregelen, om bekentenissen af te dwingen;

G.  overwegende dat er sinds 2009 38 Tibetanen, waaronder voornamelijk monniken en nonnen, zichzelf in brand zouden hebben gestoken als protest tegen de restrictieve Chinese maatregelen in Tibet en ter ondersteuning van de terugkeer van de Dalai Lama en het recht op godsdienstvrijheid in de prefectuur van Aba/Ngaba (provincie Sechouan) en andere delen van de Tibetaanse hoogvlakte;

H.  overwegende dat de huidige gezondheidstoestand en de verblijfplaats van een aantal slachtoffers van zelfverbranding, met name Chimey Palden, Tenpa Darjey, Jamyang Palden, Lobsang Gyatso, Sona Rabyang, Dawa Tsering, Kelsang Wangchuck, Lobsang Kelsang, Lobsang Kunchok en Tapey, nog steeds onbekend of onduidelijk zijn;

I.  overwegende dat Gedhun Choekyi Nyiman, de elfde Panchen Lama, door de autoriteiten van de Volksrepubliek China is aangehouden, en niet gezien is sinds 14 mei 1995;

J.  overwegende dat de Tibetaanse identiteit, taal, cultuur en godsdienst, die getuigen van een historisch rijke beschaving, worden bedreigd door de hervestiging van de Han-Chinezen op het historische grondgebied van Tibet en de vernietiging van de traditionele nomadische levenswijze van de Tibetanen;

K.  overwegende dat de EU momenteel werkt aan de vaststelling van het mandaat en de benoeming van de Speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten;

L.  overwegende dat de voorgaande oproepen van het Europees Parlement aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid om de situatie in Tibet te bespreken met haar Chinese tegenhangers niet de verwachte resultaten hebben opgeleverd;

1.  herhaalt dat het strategische partnerschap tussen de EU en de Volksrepubliek China moet berusten op gedeelde beginselen en waarden;

2.  verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de EU meer en intensievere inspanningen te leveren om de mensenrechtensituatie van de Tibetanen aan de orde te stellen in de mensenrechtendialoog EU-China;

3.  betreurt in dit verband de weigering van de Chinese autoriteiten om de dialoog tweemaal per jaar te houden, evenals hun standpunt inzake de randvoorwaarden en de frequentie van de bijeenkomsten, met name ten aanzien van de versterking van het onderdeel „maatschappelijk middenveld” en het betrekken van dat maatschappelijke middenveld bij de dialoog; dringt er bij de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie op aan alles in het werk te stellen om de mensenrechtendialoog doeltreffender en sterker resultaatgericht te maken;

4.  heeft waardering voor de zeer belangrijke en succesvolle democratisering van het bestuur van de Tibetanen in ballingschap door Zijne Heiligheid de Dalai Lama en de recente overdracht door hem van zijn politieke bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan de democratisch verkozen Kalon Tripa van het centrale Tibetaanse bestuur, wat in overeenstemming is met het verlangen van het Tibetaanse volk;

5.  prijst het besluit van het nieuwe democratisch verkozen Tibetaanse politieke leiderschap om te blijven opteren voor de middenwegbenadering van Zijne Heiligheid de Dalai Lama, die gericht is op echte autonomie voor de Tibetanen binnen de Volksrepubliek China en binnen het kader van de Chinese grondwet;

6.  onderschrijft de beginselen die zijn vastgelegd in het in 2008 door de gezanten van Zijne Heiligheid de Dalai Lama aan hun Chinese gesprekspartners voorgestelde Memorandum betreffende daadwerkelijke autonomie voor het Tibetaanse volk, en die de basis vormen voor een realistische en duurzame politieke oplossing van de kwestie-Tibet;

7.  verwerpt het door de regering van de Volksrepubliek China aangevoerde argument dat contacten van regeringen met Zijne Heiligheid de Dalai Lama en leden van het verkozen Tibetaanse leiderschap en blijken van steun van regeringen voor een vreedzame oplossing van de kwestie-Tibet door middel van dialoog en onderhandelingen in strijd zijn met het „één-China-beleid”;

8.  verzoekt de autoriteiten van de Volksrepubliek China betekenisvolle autonomie toe te kennen aan het historische grondgebied van Tibet;

9.  spreekt zijn teleurstelling uit over het feit dat de regering van de Volksrepubliek China sinds januari 2010 niet bereid is tot voortzetting van de dialoog met de gezanten van Zijne Heiligheid de Dalai Lama, en moedigt de Chinese autoriteiten aan een betekenisvolle discussie aan te gaan met de vertegenwoordigers van het centrale Tibetaanse bestuur over de toekomst van Tibet;

10.  staat erop dat de autoriteiten van de Volksrepubliek China de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van godsdienst van de Tibetanen eerbiedigen;

11.  dringt er bij de autoriteiten van de Volksrepubliek China op aan een onafhankelijk internationaal onderzoek naar de protesten van 2008 en de nasleep daarvan toe te staan, en verzoekt om de vrijlating van de politieke gevangenen;

12.  veroordeelt elke vorm van marteling van personen die in hechtenis zitten, en verzoekt de autoriteiten van de Volksrepubliek China onafhankelijke internationale inspecties van de gevangenissen en detentiecentra in Tibet toe te staan;

13.  veroordeelt opnieuw het feit dat de Chinese autoriteiten met harde hand blijven optreden tegen Tibetaanse kloosters, en verzoekt de Chinese regering de vrijheid van godsdienst te waarborgen, zowel voor het Tibetaanse volk als voor al haar burgers;

14.  eist dat de Chinese autoriteiten het lot en de verblijfplaats van alle slachtoffers van zelfverbranding in Tibet bekendmaken;

15.  herhaalt zijn verzoek aan de Chinese autoriteiten het lot en de verblijfplaats van Chedun Choekyi Nyima, de elfde Panchen Lama, bekend te maken;

16.  verzoekt de Chinese autoriteiten de taalvrijheid en de culturele, godsdienstige en andere fundamentele vrijheden van de Tibetanen te eerbiedigen en af te zien van een vestigingsbeleid in de historische gebieden van Tibet dat Han-Chinezen bevoordeelt en de Tibetanen benadeelt, en Tibetaanse nomaden niet langer te dwingen hun traditionele levenswijze op te geven;

17.  verzoekt de Chinese autoriteiten alle beperkingen op te heffen en aan onafhankelijke media, journalisten en mensenrechtenwaarnemers onbelemmerde toegang en bewegingsvrijheid in heel Tibet te verlenen;

18.  verzoekt de Speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten na zijn benoeming regelmatig verslag uit te brengen over de mensenrechtensituatie in de Volksrepubliek China, en met name in Tibet;

19.  dringt er bij de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op aan een speciale coördinator te benoemen met een mandaat om regelmatig over Tibet verslag uit te brengen, teneinde de eerbiediging van de mensenrechten van het Tibetaanse volk te verbeteren, met inbegrip van het recht om de eigen identiteit en de religieuze, culturele en taalkundige uitingen hiervan te bewaren en te ontwikkelen, een constructieve dialoog en onderhandelingen tussen de regering van de Volksrepubliek China en de gezanten van Zijne Heiligheid de Dalai Lama te ondersteunen, en hulp te bieden aan Tibetaanse vluchtelingen, met name in Nepal en India;

20.  verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de EU de mensenrechtensituatie in Tibet bij elke ontmoeting met de vertegenwoordigers van de Volksrepubliek China aan de orde te stellen;

21.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Volksrepubliek China, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Tibetaanse regering in ballingschap, het Tibetaanse parlement in ballingschap en Zijne Heiligheid de Dalai Lama.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0474.
(2) PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 118.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0158.

Juridische mededeling - Privacybeleid