Resolutie van het Europees Parlement van 3 juli 2012 over de ontwikkeling van de macroregionale strategieën van de EU: huidige praktijk en vooruitzichten, vooral in het Middellandse Zeegebied (2011/2179(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het operationeel programma MED 2007-2013, dat in december 2007 door de Commissie werd goedgekeurd,
– gezien het ENPI-programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het Middellandse Zeebekken 2007-2013, dat op 14 augustus 2008 door de Commissie werd goedgekeurd,
– gezien het strategisch plan van Arco Latino 2010-2015 getiteld „Een gestructureerd en innovatief Middellandse Zeegebied”,
– gezien zijn resolutie van 6 juli 2010 over de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied en de rol van macroregio's in het kader van het toekomstige cohesiebeleid(1),
– gezien zijn resolutie van 22 september 2010 over een Europese strategie voor de economische en sociale ontwikkeling van berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden(2),
– gezien de mededeling van de Commissie van 9 november 2010 met als titel „Conclusies van het vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang: de toekomst van het cohesiebeleid” (COM(2010)0642),
– gezien de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 inzake de strategie van de Europese Unie voor de Donau-regio (COM(2010)0715) en het bijbehorende indicatieve actieplan (SEC(2009)0712),
– gezien zijn resolutie van 17 februari 2011 over de tenuitvoerlegging van de Europese strategie voor het Donaugebied(3),
– gezien het verslag van de ARLEM van 29 januari 2011 over de territoriale dimensie van de Unie voor het Middellandse Zeegebied – aanbevelingen voor de toekomst,
– gezien zijn resolutie van 7 april 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid – de zuidelijke dimensie(4),
– gezien het verslag van de Commissie van 22 juni 2011 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de uitvoering van de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied (COM(2011)0381),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 juni 2011 over doelstelling 3: een uitdaging voor territoriale samenwerking – de toekomstige agenda voor grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking(5),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011, waarin de EU-strategie voor het Donaugebied werd bekrachtigd en de lidstaten werden verzocht tezamen met de Commissie verder te werken aan mogelijke toekomstige macroregionale strategieën, met name ten aanzien van de Adriatische en Ionische regio,
– gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2011 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (COM(2011)0611),
– gezien het initiatiefadvies over territoriale samenwerking in het Middellandse Zeegebied via de Adriatisch-Ionische macroregio, dat op 11 oktober 2011 met algemene stemmen is aangenomen door de vergadering van het Comité van de Regio's,
– gezien de slotverklaring van het voorzitterschap van het interinstitutioneel forum in Catania van 10 december 2011 over het onderwerp „Oude en nieuwe spelers in het steeds veranderende Middellandse Zeegebied: de rol van de volkeren, de lokale regio's en onderwerpen, de overheden en de supranationale instellingen in een geïntegreerde strategie voor een gedeelde ontwikkeling”,
– gezien zijn resolutie van 14 december 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid(6),
– gezien zijn verklaring van 19 januari 2012 over de erkenning van het eilandenpact als officieel Europees initiatief(7), overeenkomstig artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de mededeling van de Commissie van 23 maart 2012 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied (COM(2012)0128),
– gezien de verklaring van Belgrado, die tijdens de 14e bijeenkomst van de Adriatisch-Ionische Raad op 30 april 2012 is goedgekeurd,
–gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld „Ontwikkeling van een maritieme strategie voor het gebied van de Atlantische Oceaan” (COM(2011)0782),
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie cultuur en onderwijs (A7-0219/2012),
A. overwegende dat de macroregionale strategie voor het Oostzeegebied in 2009 werd bekrachtigd en dat de Commissie (verslag van 22 juni 2011 - COM(2011)0381) met betrekking tot deze strategie de nadruk heeft gelegd op „de waarde van [deze] nieuwe manier van samenwerken”;
B. overwegende dat de Raad de Commissie op 13 april 2011(8) heeft verzocht een voortrekkersrol te vervullen bij de strategische coördinatie van de macroregionale strategie voor het Donaugebied;
C. overwegende dat de macroregionale strategie bedoeld is om een nieuw terrein voor het cohesiebeleid in Europa te ontsluiten, met als doelstelling een ontwikkeling op territoriale basis;
D. overwegende dat de begrotingslijn „technische bijstand voor het Oostzeegebied” die op initiatief van het Europees Parlement werd aangenomen tijdens de goedkeuring van de EU-begroting 2011, heeft aangetoond dat dergelijke kredieten belangrijk zijn voor de goede ontwikkeling van een macroregionale strategie;
E. overwegende dat de Commissie voorstelt het transnationale onderdeel van het territoriale samenwerkingsbeleid te versterken om zo nieuw macroregionaal beleid te ondersteunen (COM(2010)0642);
F. overwegende dat verscheidene macroregionale projecten al in een vergevorderd stadium verkeren en dat de Commissie, als coördinator, moet helpen om een duurzaam bestuur te creëren en gemeenschappelijke criteria en meetbare indicatoren moet definiëren waarmee de relevantie van de projecten kan worden beoordeeld;
G. overwegende dat het Middellandse Zeegebied een belangrijke rol heeft gespeeld in de Europese geschiedenis;
H. overwegende dat de zogenaamde Arabische Lente het strategische potentieel van de geografische, politieke en economische banden tussen beide zijden van de Middellandse Zee onder de aandacht heeft gebracht;
I. wijzend op de geslaagde samenwerking in het kader van het Barcelona-proces en de Unie voor het Middellands Zeegebied en op de multi- en bilaterale samenwerkingsinitiatieven in het kader van EU-instrumenten en programma's zoals het MED en het ENPI die deel uitmaken van het Europees Nabuurschapsbeleid;
J. wijzend op de huidige ontwikkeling van de Unie voor het Middellandse Zeegebied en overwegende dat het potentieel van deze Unie als katalysator in de regio zal toenemen;
K. overwegende dat een macroregionale benadering de mogelijkheid zou bieden een allesomvattend project uit te werken met betrekking tot dit voor de toekomst van de Unie uiterst belangrijke gebied, met als doel uit de huidige crisis te raken en aan de verwachtingen van alle aan het gebied grenzende landen te beantwoorden, met name de landen ten zuiden van de Middellandse Zee;
L. overwegende dat het Middellandse Zeegebied een samenhangend geheel is, dat één enkel cultuur- en milieubekken vormt en als gevolg van het „mediterrane klimaat” een groot aantal gemeenschappelijke eigenschappen en prioriteiten deelt: dezelfde landbouwproducten, een groot potentieel inzake hernieuwbare energie en met name zonne-energie, belang van het toerisme, dezelfde risico's met betrekking tot natuurrampen (branden, overstromingen, aardbevingen, waterschaarste) en dezelfde risico's als gevolg van menselijk gedrag, in het bijzonder de verontreiniging van de zee;
M. overwegende dat het Middellandse Zeegebied een enorm gebied is dat zich van oost naar west over bijna 4000 kilometer uitstrekt en een groot aantal eilanden omvat, met grondgebieden die zee- en landgrenzen met Noord-Afrika hebben, en dat de creatie van een uitgestrekt netwerk van zeeroutes moet worden bevorderd, zodat het handelsverkeer verder kan worden ontwikkeld en de CO2-uitstoot kan worden verkleind;
N. overwegende dat de Europese instellingen ondanks artikel 174 van het VWEU nog geen permanente strategie hebben aangenomen die rekening houdt met de specifieke behoeften van eilanden, en overwegende dat de probleemloze bereikbaarheid van de eilandgebieden in het Middellandse Zeegebied en een betere integratie van deze eilanden in de Europese interne markt het best kunnen worden verwezenlijkt door middel van de toewijzing van voldoende middelen en een geïntegreerde benadering van de eilandproblematiek, waarbij de structurele ongunstige situatie van eilandbewoners op het vlak van transport en energie in aanmerking wordt genomen;
O. overwegende dat het projectvoorstel omtrent een Adriatisch-Ionische macroregionale strategie goed vordert, past in een lange traditie van samenwerking en solidariteit binnen een sterk samenhangend gebied rond de Adriatische en Ionische Zee en de steun heeft van de acht lidstaten van het Adriatisch-Ionische initiatief (AII), zoals meermaals is gebleken uit de verklaringen van de acht ministers van Buitenlandse Zaken die zijn aangesloten bij het Initiatief van Ancona (2010), Brussel (2011) en Belgrado (2012);
P. overwegende dat er in het kader van de uitwerking van dit verslag overleg is gepleegd met talrijke betrokken regio's, met de Unie voor het Middellandse Zeegebied en met de verschillende organisaties die betrokken zijn bij het territoriale samenwerkingsbeleid van de Europese Unie;
Over de macroregionale strategieën in het algemeen
1. steunt de macroregionale benadering van het beleid inzake territoriale samenwerking tussen gebieden die tot hetzelfde levensbekken behoren: een gedeelde zee, een gedeeld berggebied of rivierbekken; is van mening dat macroregionale strategieën een nieuw hoofdstuk in de Europese territoriale samenwerking betekenen doordat er een bottom-upbenadering wordt toegepast en de samenwerking zich dankzij een beter gebruik van beschikbare middelen naar steeds meer regio's verspreidt; adviseert om in het kader van de Europese territoriale samenwerking, die vanaf 2013 moet worden versterkt, meer aandacht te schenken aan macroregionale strategieën wegens de duidelijke Europese toegevoegde waarde ervan;
2. is van mening dat dit soort strategie voor territoriale samenwerking vooral nuttig is wanneer gebieden in de loop van de geschiedenis door landsgrenzen werden verdeeld, en de integratie van nieuwe lidstaten en hun regio's kan bevorderen;
3. vindt dat het totaalbeeld waar een macroregionale strategie voor zorgt, de territoriale samenwerkingsprojecten en het EGTS-instrument een grotere toegevoegde waarde zouden verlenen, en dat dit voor meer synergie zou zorgen met de grote communautaire strategieën, zoals de trans-Europese vervoersnetwerken of het geïntegreerd maritiem beleid; is van mening dat het eveneens makkelijker zou worden om andere Europese beleidsinstrumenten, bijvoorbeeld diegene die werden voorgesteld door de EIB, erbij te betrekken; meent dat het Europees beleid op transnationaal en interregionaal niveau op deze manier beter zou kunnen worden gecoördineerd;
4. raadt aan de macroregionale strategieën te laten steunen op een bestuur op meerdere niveaus en de betrokkenheid van het lokale en regionale niveau te garanderen en zoveel mogelijk partners en belanghebbenden bij de uitwerking en tenuitvoerlegging van macroregionale strategieën te betrekken om hun eigenaarschap op lokaal en regionaal niveau te vergroten;
5. onderstreept dat macroregio's een gunstig kader vormen voor het bevorderen van de betrokkenheid van lokale politieke actoren en niet-gouvernementele spelers, aangezien er op dat niveau efficiënte coördinatiesystemen ontstaan die bottom-upbenaderingen in de hand werken en zo het maatschappelijk middenveld werkelijk inspraak geven in de politieke besluitvorming, en voor het bundelen van bestaande initiatieven om het gebruik van middelen te optimaliseren en de betrokken spelers samen te brengen;
6. meent dat de macroregionale strategie het nabuurschapsbeleid en/of het pretoetredingsbeleid van de Unie in de richting van een grotere doeltreffendheid kan sturen;
Over de lopende macroregionale strategieën
7. is verheugd over het feit dat de macroregionale strategie voor het Oostzeegebied grote voordelen oplevert voor Europa; merkt op dat deze strategie over een actieplan met duidelijke omlijnde prioriteiten beschikt, gesteund wordt door de Raad en de Commissie en door alle nationale, regionale en lokale belanghebbenden wordt gedeeld;
8. vraagt dat deze strategie wordt onderworpen aan een volledige evaluatie op basis van objectieve criteria en meetbare indicatoren voor elk van de prioritaire domeinen;
9. acht het voor welslagen van de strategie noodzakelijk dat de bestuursstructuur wordt opgenomen in de toekomstige programmaperiode 2014-2020, zodat deze structuur op lange termijn behouden blijft en wordt uitgebreid tot lokale en regionale autoriteiten;
10. verzoekt de Commissie en de Raad hun volledige steun te verlenen aan de gekozen benadering voor het stroomgebied van de Donau, die overigens ook aan evaluaties en regelmatige controles moet worden onderworpen;
Over de toekomstige macroregionale strategieën
11. stelt de Commissie voor een proces van raadplegingen en gedachtewisselingen te coördineren met betrekking tot toekomstige macroregionale strategieën; is van mening dat de identificatie van prioritaire zones moet plaatsvinden op basis van een gebrek aan samenwerking of een behoefte aan versterking van de bestaande samenwerking tussen Europese gebieden die in verschillende lidstaten liggen maar tot hetzelfde levensbekken behoren; meent dat dit overleg moet uitmonden in de creatie van een kaart die een vooruitblik biedt op de Europese macroregio's, met name in samenwerking met de betrokken lidstaten en gebieden, die niet bindend mag zijn maar moet kunnen evolueren in functie van de lokale dynamiek;
12. meent dat er behoefte is aan een betere afstemming van de financiering voor de macroregionale strategieën, een efficiënter gebruik van de beschikbare middelen en coördinatie van de gebruikte instrumenten; is van mening dat de macroregionale strategieën weliswaar geen aanvullende middelen, institutionele instrumenten of nieuwe regelgeving behoeven, maar dat de controle ervan wel een financiële ondersteuning uit de Europese fondsen rechtvaardigt, in de vorm van kredieten voor technische bijstand, kredieten voor voorlopige beoordeling en inzameling van gegevens en opstartkredieten, en meent dat de macroregionale strategieën, rekening houdend met het meerjarig financieel kader 2014-2020, structurele projecten moeten aanmoedigen;
13. verzoekt de Commissie en de Raad rekening te houden met de macroregionale strategieën van de EU wanneer zij beslissingen nemen over begrotingstoewijzingen, zoals voor de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, onderzoek en ontwikkeling en in het bijzonder regionale samenwerking;
14. vraagt dat de operationele programma's nauw aansluiten op de prioriteiten van de op die programma's betrekking hebbende macroregionale strategieën, zodat doelstellingen en middelen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd worden;
Vooruitzichten in het Middellandse Zeegebied
15. steunt de invoering van een macroregionale strategie voor het Middellandse Zeebekken met als doel een actieplan te bieden voor het aangaan van de gemeenschappelijke uitdagingen en problematiek waarmee de mediterrane landen en regio's worden geconfronteerd en dit voor de toekomst van Europa essentiële gebied een structuur te geven, en verzoekt de Raad en de Commissie om in dit verband snel op te treden;
16. is van mening dat de invoering van een macroregionale mediterrane strategie waarbij de Unie, nationale, regionale en lokale autoriteiten, regionale organisaties, financiële instellingen, ngo's aan de Europese zijde van de Middellandse Zee en de Unie voor het Middellandse Zeegebied betrokken zijn, en die openstaat voor de nabuurschapslanden en/of de pretoetredingslanden, ervoor kan zorgen dat het politieke en operationele niveau van de territoriale samenwerking in die regio aanzienlijk verbetert; onderstreept dat het belangrijk is om gebruik te maken van de ervaringen, beschikbare middelen en resultaten van de bestaande regionale organisaties;
17. benadrukt dat een mediterrane macroregio ervoor kan zorgen dat de verschillende EU-programma's voor het Middellandse Zeegebied elkaar aanvullen en dat bestaande financiering zo efficiënt mogelijk wordt gebruikt, en een duidelijke meerwaarde kan opleveren voor concrete projecten van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, en relevante derde landen en regio's kan betrekken bij de fase van ontwikkeling van strategieën, met gebruikmaking van het financiële nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, en altijd met strikte inachtneming van de rechtsstaat en op basis van eerbied voor de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de democratie, waarbij zo nodig het „meer voor meer”-beginsel wordt bevorderd;
18. benadrukt het belang van het Middellandse Zeegebied als decentrale samenwerkingsruimte - die de strikt geografische grenzen overschrijdt - voor het versterken van regio-overschrijdende besluitvorming en het uitwisselen van goede praktijken, met name inzake democratie, mensenrechten, de rechtsstaat, milieu, economische ontwikkeling, ecotoerisme alsook partnerschappen op het vlak van cultuur, onderzoek, onderwijs, jeugd en sport; onderstreept het specifieke belang van onderwijs als katalysator voor de overgang naar democratie;
19. is van mening dat de mediterrane macroregio zich moet ontwikkelen in overeenstemming met de internationale normen betreffende economische, sociale en culturele rechten, met name de Universele verklaring van de rechten van de mens en het Unesco-Verdrag inzake de bescherming en bevordering van de verscheidenheid van de culturele expressievormen;
20. vraagt de Raad met aandrang passende maatregelen te nemen naar aanleiding van zijn conclusies van 24 juni 2011 en rekening te houden met de bereidwilligheid die de betrokken gebieden op nationaal, regionaal en lokaal vlak tonen met betrekking tot de Adriatisch-Ionische macroregionale strategie, alsook met de historische banden tussen deze gebieden, tradities en al genomen initiatieven, en deze strategie in de loop van de komende maanden goed te keuren, als een eerste stap in de richting van een macroregionale strategie voor het Middellandse Zeegebied;
21. benadrukt dat de Adriatisch-Ionische macroregionale strategie een belangrijk element van verzoening tussen de westelijke Balkangebieden vormt en daardoor aan de integratie van deze landen in de EU kan bijdragen;
22. hoopt dat er in het westelijke en oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied ook macroregionale strategieën worden ingevoerd, waarin voldoende aandacht wordt besteed aan het maritieme aspect en rekening wordt gehouden met de talrijke mediterrane kustgebieden en eilanden en hun behoeften op het vlak van ontwikkeling; is van mening dat er bij dergelijke toekomstige strategieën meer aandacht moet zijn voor milieubescherming, biodiversiteit en duurzaam toerisme;
23. vraagt dat de Commissie artikel 174 van het VWEU daadwerkelijk ten uitvoer legt aan de hand van een strategisch plan dat tot doel heeft de structurele handicaps van eilanden te ondervangen en de nodige voorwaarden voor economische groei en effectieve sociale en territoriale cohesie te garanderen; benadrukt dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de onbelemmerde bereikbaarheid van deze gebieden en de territoriale continuïteit ervan met het vasteland, en dat hiervoor gepaste financiële middelen moeten worden vrijgemaakt; vraagt de Commissie bovendien maatregelen te nemen – zoals een verhoging van de drempel voor de-minimissteun voor eilanden, met bijzondere aandacht voor de landbouw-, transport- en visserijsector – die ertoe bijdragen dat eilandgebieden hetzelfde competitiviteit bereiken als regio's op het vasteland, zodat de kloof tussen de verschillende ontwikkelingsniveaus van de Europese regio's kleiner wordt en eilanden daadwerkelijk deel gaan uitmaken van de interne markt;
24. hoopt dat de Commissie een positief standpunt zal innemen tegenover de eilanddimensie van de macroregionale strategie voor het Middellandse Zeegebied, met name bij de overweging van overheidssteun als legitieme compensatie voor de handicaps van de insulaire positie en bij de aanpassing van het cohesiebeleid en het beleid inzake onderzoek en innovatie aan de specifieke behoeften van eilanden met als doel hun integratie in continentaal Europa te bevorderen;
25. benadrukt het belang van de cultuurindustrie en creatieve bedrijfstakken als fundamentele pijlers van ontwikkeling en werkgelegenheid in de insulaire regio's;
26. verzoekt de Commissie te bepalen welke instrumenten nodig zijn voor de beoordeling en de eventuele opstarting van nieuwe macroregionale initiatieven, zoals proefprojecten, in het westelijke en oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied;
27. benadrukt dat belangrijke steunmaatregelen voor een mediterrane macroregio gericht moeten zijn op de geëigende subregionale niveaus voor samenwerking aan specifieke projecten en energienetwerken, wetenschappelijke samenwerking en innovatie, netwerken voor cultuur, onderwijs en opleiding, toerisme, handel, milieubescherming, duurzaam zeevervoer, maritieme veiligheid, maritieme beveiliging en bescherming van de Middellandse Zee tegen vervuiling, overbevissing en illegale visserij door middel van een geïntegreerd netwerk van meldings- en toezichtsystemen voor maritieme activiteiten, versterking van goed bestuur en een efficiënt openbaar bestuursapparaat, om de werkgelegenheid te bevorderen;
28. is van mening dat de coördinatie van deze drie macroregionale strategieën – westelijk Middellands Zeegebied, Adriatisch-Ionisch en oostelijk Middellands Zeegebied – het mogelijk zal maken om een totaalbeleid voor het hele Middellandse Zeebekken te voeren, in overeenstemming met de prioriteiten die door regionale en internationale organisaties en met name door de Unie voor het Middellandse Zeegebied gedefinieerd zijn, en om goede praktijken toe te passen die kunnen bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van de EU-strategie voor slimme en duurzame economische groei;
29. acht het van belang, in het bijzonder na de gebeurtenissen van de Arabische Lente, dat de nieuwe macroregio bijdraagt aan het definiëren van een nieuwe strategie met derde landen voor een behoorlijk beheer van migratiestromen, die afdoende rekening houdt met de wederzijdse voordelen van een toegenomen mobiliteit en berust op de bestrijding van armoede en de bevordering van werkgelegenheid en eerlijke handel, en aldus bijdraagt aan de stabiliteit in de macroregio;
30. meent, gezien het feit dat de mediterrane gebieden van de EU zee- en landgrenzen delen met Noord-Afrika, dat een macroregionale strategie de zuidelijke dimensie van het EU-nabuurschapsbeleid zou ondersteunen dankzij een concrete territoriale benadering die een beter beheer van migratiestromen zou garanderen en de economieën van de betrokken landen positief zou beïnvloeden;
31. is van mening dat een macroregionale strategie in het Middellandse Zeegebied de coördinatie vereist van de beschikbare financiële middelen van de EU, met name de financiële middelen voor het nabuurschapsbeleid, het cohesiebeleid en de territoriale samenwerking, opdat er projecten kunnen worden uitgevoerd die erop gericht zijn gemeenschappelijke uitdagingen zoals de bescherming en verbetering van het euromediterrane culturele erfgoed aan te gaan; herinnert aan het belang van een gecoördineerd en evenwichtig nabuurschapsbeleid voor het Zuiden en het feit dat door het EFRO gefinancierde culturele projecten in aanmerking komen om deze uitdagingen aan te gaan;
32. onderstreept het belang van de creatieve en culturele sector en meent dat deze sector van de economie steeds belangrijker zal worden voor de economische groei en werkgelegenheid in de regio; vraagt om bijzondere aandacht voor de uitvoering van culturele en universitaire uitwisselingsprogramma's en voor de versterking van culturele en stabiele toeristische verbanden;
33. is van mening dat cultureel toerisme een bijzonder effect kan hebben op het Middellandse Zeegebied, niet alleen vanuit economisch oogpunt maar ook als bevorderende factor voor wederzijdse kennis en intercultureel begrip;
34. wijst erop dat een mediterrane macroregio de interculturele dialoog en de verrijking van het gedeelde culturele erfgoed van de Europese Unie zou bevorderen, het maatschappelijk middenveld tot actie zou aanzetten en zodoende de ngo's en de inwoners van het Middellandse Zeegebied ertoe zou aanmoedigen om deel te nemen aan de cultuur- en onderwijsprogramma's van de Unie;
35. herinnert aan de fundamentele rol van het onderwijs voor democratie en sociale en economische ontwikkeling, en aan het belang van beroepsopleidingen voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid;
36. onderstreept, in de context van de mediterrane macroregio en rekening houdend met de motivatie van jongeren, vooral in de zuidelijke landen, het belang van een sterkere samenwerking met betrekking tot de jeugd door de bevordering van Europese programma's en de totstandbrenging van synergieën met de werkzaamheden van het Mediterraan bureau voor de jeugd;
37. beklemtoont dat jongeren extra aandacht moeten krijgen, omdat zij de grondslag van een nieuwe generatie vormen en omdat zij het zijn die de meeste invloed zullen uitoefenen op de wijze waarop hun respectieve landen de toekomst tegemoetzien;
38. beveelt aan om, ter bevordering van uitwisselingsprogramma's, dynamisch onderzoek, innovatie en een leven lang leren, in de toekomstige mediterrane macroregio netwerken van hogere onderwijsinstellingen en onderzoeksinstellingen op te zetten en de onderwijsinfrastructuur in deze regio te ontwikkelen, alsook de belemmeringen weg te werken voor het vrije verkeer van studenten, personen in opleiding, jonge vrijwilligers, leerkrachten, opleiders, onderzoekers en administratief personeel; wijst op de noodzaak om de kwaliteit van onderwijs en onderzoek in deze netwerken te versterken door een adequate financiering van het Tempus- en het Erasmus Mundusprogramma, vooral gezien het lage aantal begunstigden van het Erasmus Mundusprogramma in het Middellandse Zeegebied;
39. meent dat de mobiliteit van kunstenaars en de kunsten in het euromediterrane gebied gehinderd wordt door tal van obstakels die volgens land en regio verschillen en die niet alleen verband houden met problemen om een visum te verkrijgen maar ook met het gebrek aan status waarmee kunstenaars te kampen hebben en met de omstandigheden waarmee zij als scheppers van artistiek werk geconfronteerd worden, vooral in zuidelijke landen; meent dat een mediterrane macroregio zou bijdragen tot de wederzijdse erkenning van de status van kunstenaars, kansen zou bieden om na te denken over mobiliteit en zou leiden tot een optimaal gebruik van opleidingsprogramma's en netwerken en vrij verkeer van culturele spelers, kunstenaars en kunsten;
40. roept op tot de uitvoering, tijdens de volgende programmeringsperiode, van een „Euromediterraan Erasmus”- programma, dat bedoeld is om de transnationale mobiliteit van studenten van beide zijden van de Middellandse Zee aan te moedigen, en van een „Euromediterraan Leonardo da Vinci”- programma voor jongeren die in het kader van een macroregionale strategie een beroepsopleiding in het buitenland willen volgen;
41. onderstreept de noodzaak van maatregelen om de toenemende hersenvlucht uit deze regio tegen te gaan;
42. roept ertoe op de historische en culturele verscheidenheid en de taalverscheidenheid van het Middellandse Zeegebied te benutten om de culturele en creatieve industrieën alsook de toeristische sector te vernieuwen en te ontwikkelen. roept ertoe op de samenwerking tussen musea en culturele instellingen aan te moedigen en te steunen;
43. herinnert eraan dat er in de landen rond de Middellandse Zee bijzondere belangstelling bestaat voor Europese films en audiovisuele producties, en dat dit aanzienlijke invloed blijft uitoefenen op de dialoog tussen de culturen in het gebied als onderdeel van het huidige stadium van democratische ontwikkeling van deze samenlevingen;
44. stelt voor te streven naar meer samenwerking en de handel met derde landen te versterken om de positie van de Europese productie in de wereldmarkt en met name in het Middellandse Zeegebied te verbeteren, en aldus culturele uitwisseling te bevorderen alsook de lancering van nieuwe initiatieven om de euromediterrane dialoog en de democratische vooruitgang in de hele regio aan te moedigen, vooral in het licht van de verplichtingen die tijdens de Euromediterrane filmconferentie zijn aangegaan;
45. verzoekt de betrokken lidstaten om de wil tot samenwerking waarvan zij tijdens de uitwerking van dit verslag blijk hebben gegeven, verder te stimuleren en vraagt het toekomstige Cypriotische voorzitterschap van de Unie met aandrang dit project te steunen, zodat de Commissie en de Raad zo snel mogelijk een actieplan voor een macroregionale strategie voor het Middellandse Zeegebied kunnen aannemen; wijst bovendien op het belang van intergouvernementele en interregionale samenwerking bij de ontwikkeling van een macroregionale strategie;
o o o
46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.