Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2288(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0190/2012

Ingediende teksten :

A7-0190/2012

Debatten :

PV 02/07/2012 - 25
CRE 02/07/2012 - 25

Stemmingen :

PV 03/07/2012 - 6.10
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0275

Aangenomen teksten
PDF 170kWORD 87k
Dinsdag 3 juli 2012 - Straatsburg
Aantrekkelijkheid van investeren in Europa
P7_TA(2012)0275A7-0190/2012

Resolutie van het Europees Parlement van 3 juli 2012 over de aantrekkelijkheid van investeren in Europa (2011/2288(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 3, 4, 49, 50, 119, 219 en 282,

–  gezien het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) – (COM(2011) 0121),

–  gezien de OESO-verklaring inzake internationale investeringen en multinationale ondernemingen, evenals de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen (bijgewerkt op 25 mei 2011),

–  gezien het op 9 mei 2010 gepubliceerde verslag-Monti over „Een nieuwe strategie voor de interne markt”,

–  gezien het World Investment Report 2011 van de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD),

–  gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Naar een algemeen Europees internationaal investeringsbeleid” (COM(2010)0343),

–  gezien het werkprogramma van de Commissie voor 2012 (COM(2011)0777),

–  gezien de conclusies van de 3133e bijeenkomst van de Raad over het forum voor de interne markt,

–  gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied(1),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied(2),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(3),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden(4),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten(5),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1311/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad, met betrekking tot een aantal bepalingen betreffende het financieel beheer ten aanzien van bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden op het gebied van financiële stabiliteit(6),

–  gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten(7),

–  gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese durfkapitaalfondsen (COM(2011)0860),

–  gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat (COM(2011)0453),

–  gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Jaarlijkse groeianalyse 2012” (COM(2011)0815),

–  gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Single Market Act – Twaalf hefbomen om de groei aan te jagen en het vertrouwen te versterken – Samenwerken om nieuwe groei te creëren” (COM(2011)0206),

–  gezien de mededeling van de Commissie over een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (COM(2010)2020),

–  gezien de mededeling van de Commissie over een actieplan ter verbetering van de toegang tot financiering voor kmo's (COM(2011)0870),

–  gezien het verslag van de Commissie aan de Europese Raad over handels- en investeringsbelemmingeringen 2011 (COM(2011)0114),

–  gezien zijn resolutie van 13 december 2011 over handels- en investeringsbelemmeringen(8)

–  gezien het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG, (COM(2011)0594),

–  gezien het Groenboek van de Commissie over de haalbaarheid van de invoering van stabiliteitsobligaties (COM(2011)0818),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een begroting voor Europa 2020 (COM(2011)0500, delen I en II),

–  gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie over de effecten van tijdelijke staatssteunregels die zijn vastgesteld in de context van de financiële en economische crisis (SEC(2011)1126),

–  gezien het verslag van het directoraat-generaal Economische en financiële zaken van de Commissie getiteld „Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in Europa, 2011”,

–  gezien de rapporten van de OESO, de WTO en de UNCTAD over handels- en investeringsmaatregelen van de G20 (medio oktober 2010 tot april 2011),

–  gezien het onderzoek naar kredietverlening in het eurogebied voor januari 2012 van de Europese Centrale Bank,

–  gezien de macro-economische prognoses voor het eurogebied van de Europese Centrale Bank (december 2011),

–  gezien het verslag van de Europese Centrale Bank betreffende financiële integratie in Europa (mei 2011),

–  gezien het beleidskader voor investeringen van de OESO,

–  gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (2014 – 2020) (COM(2011)0834),

–  gezien zijn standpunt van 19 april 2012 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)(9),

–  gezien het verslag van de Commissie getiteld „Ondernemingsdynamiek: opstarten, bedrijfsoverdrachten en faillissement” (januari 2011),

–  gezien het verslag van de Wereldbank „Zaken doen 2012: zakendoen in een transparantere wereld”,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld „Erasmus voor iedereen: het EU-programma voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport” (COM(2011)0787),

–  gezien het verslag van de Commissie getiteld „Tussentijdse beoordeling van het proefproject/de voorbereidende actie Erasmus voor jonge ondernemers (2011)”,

–  gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het gunnen van overheidsopdrachten (COM(2011)0896),

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0190/2012),

A.  overwegende dat de economische, financiële en begrotingscrisis in de EU de economische en sociale ongelijkheid tussen lidstaten en regio's aanzienlijk heeft vergroot, hetgeen heeft geleid tot een ongelijke verdeling van inkomende en uitgaande investeringen binnen de Europese Unie;

B.   overwegende dat het noodzakelijk is om een consistent kader voor stabiliteit te scheppen binnen het monetaire, het begrotings- en het handelsbeleid, teneinde de stroom van directe investeringen in alle lidstaten en regio's van de EU te bevorderen en aldus bij te dragen aan het verhelpen van de macro-economische onevenwichtigheden in de EU;

C.  overwegende dat op de informele bijeenkomst van de leden van de Europese Raad op 23 mei 2012 is benadrukt dat het EU-beleid moet worden ingezet om de groei optimaal te bevorderen, dat intensievere inspanningen nodig zijn om de economie door middel van investeringen te financieren, en dat de werkgelegenheid moet worden versterkt;

D.  overwegende dat de EU volgens de laatste tussentijdse prognoses van de Commissie kampt met een zwakke groei en dat de groeicijfers binnen de EU naar verwachting sterk uiteen zullen lopen, hetgeen verder wordt versterkt door aanhoudende onzekerheid en een gebrekkig consumenten- en marktvertrouwen;

E.  overwegende dat de Unie haar sterke punten, zoals de hoge niveaus van consumptie, onderwijs en levenskwaliteit, haar onderzoeks- en innovatiecapaciteit, de grote arbeidsefficiëntie en -productiviteit en een gunstig en motiverend ondernemersklimaat, beter zou moeten benutten om de begrotingscrisis aan te pakken en de groei en werkgelegenheid te bevorderen;

F.  overwegende dat de financiering van het overheidstekort van de lidstaten ten koste gaat van middelen voor investeringen, groei en werkgelegenheid, terwijl kapitaalvlucht uit bepaalde lidstaten naar bepaalde andere lidstaten en naar derde landen een verslechtering van de betalingsbalans van de EU tot gevolg kan hebben;

G.  overwegende dat kredietverstrekking door banken - die in het eurogebied de belangrijkste financieringsbron vormen en meer financieringen voor hun rekening nemen dan de aandelen- en obligatiefinanciering bij elkaar, terwijl in de VS en andere regio's in de wereld de bankkredieten een kleiner percentage van de totale financiering vertegenwoordigen - ernstig is getroffen door de recente ontwikkelingen;

H.  overwegende dat het groeipotentieel van sectoren als groene technologie, gezondheid en zorg, onderwijs en sociale economie, investeringen kan ontketenen en bevorderen door de wederzijdse vraag te verhogen, hetgeen een stimulans biedt voor investeringen;

I.  overwegende dat de effecten en de tenuitvoerlegging van de financiële regelgeving van de EU moeten worden gevolgd en geëvalueerd om ervoor te zorgen dat zij geen onnodige administratieve lasten met zich meebrengt en de directe buitenlandse investeringen in de EU niet belemmert;

J.  overwegende dat uit het recentste verslag van de UNCTAD blijkt dat de EU nog steeds over een groot potentieel beschikt om directe buitenlandse investeringen aan te trekken;

K.  overwegende dat interne investeringen binnen de Unie de markten voor directe buitenlandse investeringen aanzienlijk kunnen uitbreiden door middel van verbeteringen op het vlak van duurzame infrastructuur voor ondernemingen, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling;

L.  overwegende dat investeringen uit twee pijlers bestaan - overheidsinvesteringen en particuliere investeringen - en dat de particuliere pijler bestaat uit binnenlandse en buitenlandse investeringen;

M.  overwegende dat bestrijding van de buitensporige afhankelijkheid van de invoer van aardolie, aardgas en andere niet-hernieuwbare hulpbronnen grote investeringen in hernieuwbare energie en in energie- en hulpbronnenefficiëntie vereist;

N.  overwegende dat de Europese overheidsschuld en doorrolrisico's, evenals tekortkomingen en belemmeringen voor de handel en de voltooiing van de interne markt, met inbegrip van niet-tarifaire belemmeringen en gegevensbeperkingen, wellicht het vermogen van het EU-gebied beperken om zowel Europese als internationale investeerders aan te trekken;

O.  overwegende dat de voornaamste uitdagingen voor ondernemingen in de Unie op het gebied van concurrentievermogen en ondernemerschap nog steeds betrekking hebben op de moeilijke toegang tot financiering voor KMO´s, zwakke ondernemingszin (slechts 45% van de Europeanen burgers zou zelfstandige willen zijn, tegenover 55% in bijvoorbeeld de Verenigde Staten), een ondernemersklimaat dat niet bevorderlijk is voor startende ondernemingen en groei en dat wordt gekenmerkt door aanhoudende versplintering van de regelgeving en bureaucratie, het beperkte vermogen van kmo´s om zich aan te passen aan een energie- en hulpbronnenefficiënte economie en hun activiteiten uit te breiden naar markten buiten hun thuisland, zowel binnen de interne markt als daarbuiten;

P.  overwegende dat de lidstaten van de EU volgens de laatste „Zakendoen”-index van de Wereldbank slechts 40% vormen (en de landen van de eurozone slechts 26%) van de landen in de top 35 voor ondernemerschap op mondiaal niveau;

Q.  overwegende dat, zoals uit het Waarschuwingsmechanismeverslag van de Commissie (COM (2012)0068) is gebleken, budgettaire beperkingen op nationaal niveau en hoge werkloosheidscijfers de noodzaak blootleggen om doeltreffende structurele hervormingen door te voeren, in het bijzonder met betrekking tot de lopende rekeningen, exportmarktaandelen, particuliere schuld en overheidsschuld, teneinde het ondernemersklimaat te verbeteren, de bureaucratische rompslomp te beperken en de toegevoegde waarde van de structuurfondsen en de activiteiten van de Europese Investeringsbank te optimaliseren, ook in de landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen;

R.  overwegende dat gerichte sociale investeringen van cruciaal belang zijn om op de lange termijn een hoog werkgelegenheidsniveau te waarborgen, om de economie te stabiliseren, het menselijke kapitaal te versterken en het concurrentievermogen van de EU te vergroten;

S.  overwegende dat trends op het gebied van directe buitenlandse investeringen een van de kernindicatoren vormen die de Commissie gebruikt bij het scorebord voor het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden;

T.  overwegende dat door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) en de IAO uitgevoerde studies laten zien dat investeringen in het creëren van menselijk kapitaal van essentieel belang zijn om investeringen aan te trekken in de sectoren van de groene economie en om het grote groeipotentieel van deze sectoren te benutten;

U.  overwegende dat directe buitenlandse investeringen in de EU, in het bijzonder als zij erop zijn gericht de ongelijkheden tussen de lidstaten te verminderen, niet alleen een positieve invloed hebben op de reële economie en de betalingsbalans, op het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de sociale cohesie, maar ook een positieve stimulans vormen met betrekking tot technologische ontwikkelingen, innovatie, vaardigheden en de mobiliteit op de arbeidsmarkt;

V.  overwegende dat de bepaling van jaarlijkse nationale substreefcijfers die, overeenkomstig de OESO-parameters, gebieden omvatten die de grondslag vormen voor een aantrekkelijk en concurrerend klimaat voor internationale investeerders, zal helpen nationale sterke en zwakke punten voor het voetlicht te brengen, evenals mogelijkheden voor doelgerichte ingrepen;

W.  overwegende dat de doelstelling van het eurogebied en van de ECB om het inflatiecijfer in het eurogebied net onder de 2% te houden, bijdraagt aan de totstandbrenging van een stabiel kader dat het gemakkelijker maakt om investeringen aan te trekken;

X.  overwegende dat de ontwikkeling van de Europese obligatiemarkten voor een groot deel afhankelijk is van een uitbreiding van de investeringen;

Y.  overwegende dat de Commissie in haar voorstel betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) niet voorziet in een verdere harmonisatie van vennootschapsbelastingtarieven, die onder de bevoegdheid van de lidstaten moeten blijven vallen, en er dus verdere stappen nodig zijn om het belastingstelsel in de Unie transparanter en minder complex te maken voor buitenlandse investeerders en tegelijkertijd de verschillende belastingstelsels in Europa te coördineren;

Z.  overwegende dat handelsprotectionisme wereldwijd toeneemt en dat de EU daarom, als marktleider op het gebied van binnenkomende buitenlandse investeringen, in het kader van de bescherming van haar concurrentievoordelen moet blijven onderhandelen over vrijhandelsovereenkomsten die open eerlijke handel, evenals internationale normen op het gebied van sociale en milieubescherming, bevorderen;

AA.  overwegende dat er in de Europese Unie nog steeds aanzienlijke belemmeringen bestaan voor de verlening van grensoverschrijdende diensten, hetgeen de werking van de vrije markt in de weg staat;

AB.  overwegende dat het gemeenschappelijke handelsbeleid, met inbegrip van directe buitenlandse investeringen, krachtens de EU-Verdragen tot de exclusieve bevoegdheid van de EU behoort en dat het Europees Parlement en de Raad op dat beleidsdomein op gelijke voet samenwerken aangezien de gewone wetgevingsprocedure wordt toegepast;

1.  benadrukt dat de EU wereldwijd nog steeds de belangrijkste bestemming voor directe buitenlandse investeringen is en dat zij daarom moet blijven beantwoorden aan de verwachtingen van de investerende en begunstigde landen, waarbij zij tegelijkertijd de bredere economische, sociale en milieubeleidsdoelstellingen van de EU in acht dient te nemen, om zo haar leidende rol op Europees en nationaal niveau te beschermen;

2.  is ervan overtuigd dat het cohesiebeleid van essentieel belang is om macro-economische en regionale onevenwichtigheden op Europees niveau aan te pakken, en een belangrijk onderdeel van het beleid met betrekking tot de interne markt zou moeten zijn om concurrentievermogen, productiviteit, groei en werkgelegenheid te bevorderen, hetgeen er op zijn beurt toe kan bijdragen dat investeren in de EU aantrekkelijker wordt; benadrukt dat de aantrekkelijkheid voor mogelijke investeerders aanzienlijk kan worden verhoogd door in het kader van het cohesiebeleid te investeren in infrastructuur en vaardigheden voor de arbeidsmarkt;

3.  dringt er bij de Commissie op aan de internationale samenwerking op het gebied van regelgeving, onder meer in multilaterale fora, te verbeteren en de voorschriften beter op elkaar af te stemmen op basis van internationale normen, en indien mogelijk een dialoog over regelgeving aan te gaan teneinde de bestaande of mogelijk toekomstige handelsbelemmeringen het hoofd te bieden en aldus geschillen en de hiermee gepaard gaande handelskosten te vermijden;

4.  is van mening dat er bij de consolidatie en stabilisering van de begroting evenals bij de voltooiing van de interne markt een evaluatie moet worden gemaakt van de toegevoegde waarde die zij kunnen bieden; is van oordeel dat een hechte samenwerking tussen economische instanties, evenals de totstandbrenging van meer complementariteit tussen EU-economieën, kunnen helpen om de regionale ongelijkheid op het gebied van buitenlandse investeringen te verminderen, teneinde de industriële basis van Europa te versterken en duurzame groei op de lange termijn te bevorderen, hetgeen een cruciale voorwaarde vormt voor succesvolle en effectieve begrotingsconsolidatie;

5.  benadrukt dat het cruciaal is om ervoor te zorgen dat belangrijke Europese investeerders hun activiteiten in de EU willen blijven voortzetten, aangezien de bredere mondiale financiële en economische crisis in combinatie met de negatieve gevoelens en de onzekerheid als gevolg van de schuldencrisis en het uitblijven van snelle antwoorden hierop ertoe leiden dat investeerders hun belangen in de regio verminderen; benadrukt dat het ontbreken van gecoördineerde binnenlandse investeringen op de lange termijn de toekomstige aantrekkelijkheid van investeringen in de EU voor deze investeerders aanzienlijk zal schaden; erkent dat een meerlagige benadering ten aanzien van de beleidsaansturing, waarbij de plaatselijke gemeenschap in alle fases bij het proces wordt betrokken, van essentieel belang is om te waarborgen dat investeringen zijn gericht op het aanpakken van de specifieke behoeften van elke regio en elke lidstaat;

6.  dringt er bij de Commissie op aan een mededeling op te stellen over de aantrekkelijkheid van investeren in Europa in vergelijking tot zijn belangrijkste partners en concurrenten, waarin de belangrijkste voordelen en zwakke punten van de EU als investeringsklimaat worden benoemd, alsmede met een geïntegreerde strategie te komen, met inbegrip van specifieke beleidsmaatregelen en aanbevelingen en, indien nodig, wetgevingsvoorstellen, teneinde het investeringsklimaat in de EU te verbeteren;

7.  is ervan overtuigd dat de EU haar positie als „s werelds grootste gemeenschappelijke markt (met inbegrip van haar hoge levensstandaard, haar grote arbeidsproductiviteit, haar rechtszekerheid en haar onderzoeks- en innovatiecapaciteit), en als buitenlandse investeerder en handelaar ten volle moet benutten om de begrotingscrisis aan te pakken, en onderstreept dat efficiëntere instrumenten en methoden, nieuwe financieringsmechanismen en beleggingsregelingen, zoals EU-projectobligaties, nodig zijn teneinde de concurrentievoordelen van Europa en de complementariteit tussen haar lidstaten te benutten en de uitdagingen die voortvloeien uit de recessie en de trage groei het hoofd te bieden;

8.  dringt er bij de EU op aan om investeringen te introduceren als essentieel onderdeel van alle vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie, teneinde tegemoet te komen aan de dringende behoefte aan groei en werkgelegenheid, en de belangrijke rol van investeringen bij de aanpak van de begrotingscrisis te benutten; roept de Commissie en de lidstaten met name op een ambitieuze, milieuefficiënte en duurzame industriële strategie voor de EU uit te werken teneinde de productiecapaciteit in de gehele EU te herstellen en binnen de EU hoogwaardige banen te scheppen;

9.  wijst in het bijzonder op het enorme potentieel om directe buitenlandse investeringen aan te trekken door onderwijs, onderzoek en ontwikkeling te bevorderen en werkgelegenheid te creëren op het vlak van de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen, de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en vergroting van de energie-efficiëntie teneinde de Europa 2020-doelstellingen te verwezenlijken en van de EU een wereldleider op het gebied van groene technologie te maken;

10.  herinnert eraan dat indien de overheidsinvesteringen als gevolg van de begrotingscrisis niet middels duurzame financiering worden verhoogd of zelfs worden verlaagd in essentiële sectoren, zoals gezondheidszorg, onderwijs, onderzoek en infrastructuur, dit negatieve gevolgen kan hebben voor het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid voor investeerders, met name wanneer dit op de lange termijn een patroon wordt; benadrukt dan ook dat de overheidsinvesteringen op duurzame wijze moeten worden verhoogd;

11.  ondersteunt het recent voorgestelde programma „Erasmus voor iedereen”, dat een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan het vrijmaken van meer middelen voor mobiliteit en de ontwikkeling van kennis, opleidingen en vaardigheden, teneinde de persoonlijke ontwikkeling van jongeren en hun vooruitzichten op een baan te bevorderen en zo bij te dragen aan de versterking van het menselijke potentieel en de aanpak van het probleem van de hoge werkloosheid onder jongeren in Europa; steunt „Erasmus voor ondernemingen” en in het bijzonder het uitwisselingsprogramma „Erasmus voor jonge ondernemers”, dat het opstarten van ondernemingen, grensoverschrijdende overdracht van kennis, samenwerking tussen kleine bedrijven, innovatie en het scheppen van banen beoogt te bevorderen;

12.  stelt voor om de statistische databank voor directe investeringen te verbeteren en te verruimen, overeenkomstig de internationale modellen van de OESO en de Wereldbank, en om op nationaal niveau aanvullende investeringsdoelstellingen en indicatoren (stedelijk milieu, sociale infrastructuur) vast te stellen, teneinde de geboekte vooruitgang bij de totstandbrenging van een aantrekkelijk investeringsklimaat voor het voetlicht te brengen, en tegelijkertijd een evaluatie te maken van het investeringsbeleid en de positieve effecten daarvan op de reële economie en de werkgelegenheid in de verschillende landen en regio's;

13.  is ervan overtuigd dat elke strategie die erop is gericht buitenlandse en lokale investeringen aan te trekken, moet worden gekoppeld aan de voltooiing van de interne markt, grensoverschrijdende investeringen en geldstromen, open markten, verbeterde markttoegang en eerlijke concurrentie voor vrije beroepen, gezien de hoeveelheid en de verscheidenheid aan nieuwe mogelijkheden; is in dit verband van mening dat de EU de trans-Europese netwerken en de mobiliteit van werknemers, studenten en onderzoekers moet bevorderen en de samenwerking en complementariteit tussen EU-economieën moet versterken;

14.  benadrukt dat het dringend noodzakelijk is fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende werknemers en werkgevers te beperken, teneinde de mobiliteit van burgers te bevorderen en grensoverschrijdende investeringen te stimuleren;

15.  dringt er bij de EU op aan om op mondiaal niveau en in het kader van de WTO, de G20 en de G8, te onderhandelen over de invoering van gemeenschappelijke regels die een eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld waarborgen in het licht van internationale macro-economische onevenwichtigheden met betrekking tot financiële regulering en belastingen, teneinde het concurrentievermogen van de EU te beschermen en de eerbiediging van de sociale en milieudoelstellingen van de Unie af te dwingen; roept de Unie op een beslissende rol te spelen bij de onderhandelingen over en sluiting van alomvattende vrijhandelsovereenkomsten met belangrijke partners, teneinde nieuwe markten te openen voor goederen en diensten, meer investeringsmogelijkheden te creëren, open en eerlijke handel te faciliteren en een beter voorspelbaar beleidsklimaat te bevorderen; benadrukt dat het van groot belang is onderhandelingen te stimuleren over een belasting op financiële transacties op mondiaal niveau;

16.  is van mening dat de oprichting van een ad hoc Europees Waarnemingscentrum voor directe buitenlandse investeringen, binnen het kader van de Europese Commissie, zou kunnen bijdragen aan een betere coördinatie tussen het beleid van de lidstaten op dat gebied, en tegelijkertijd zou kunnen zorgen voor een beter toezicht op de ten uitvoer gelegde beleidsmaatregelen en de macro-economische effecten daarvan, teneinde Europa op de kaart te zetten als bestemming voor investeringen;

17.  dringt er bij de Commissie op aan het economisch, fiscaal en sociaal beleid van de lidstaten beter op elkaar af te stemmen teneinde buitenlandse investeringen aan te trekken, daarbij rekening houdend met de economische en sociale verschillen die tussen de landen van de eurozone en tussen de EU-lidstaten zijn geconstateerd;

18.  is van mening dat de EU en haar lidstaten met name maatregelen moeten nemen ter verbetering van het gebruik van de middelen uit de structuurfondsen en het cohesiefonds als katalysator voor het aantrekken van aanvullende middelen van de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en andere internationale financiële instellingen, alsmede van de private sector, en dat zij tevens initiatieven op basis van publiek-private partnerschappen (PPP) moeten stimuleren, zoals EU-projectobligaties; wijst erop dat met name kmo's kunnen profiteren van investeringen die de capaciteit, de infrastructuur en het menselijk kapitaal versterken; erkent het potentieel dat wordt geboden door de uitbreiding van het toepassingsgebied van innovatieve financieringsinstrumenten zodat deze beter gebruikt kunnen worden om toegang te krijgen tot financiering als aanvulling op traditionele financieringsmethoden; benadrukt dat de revolverende aard van de financieringsinstrumenten en een flexibele benadering ten aanzien van de integratie van zulke instrumenten op regionaal niveau het rendement van de EU-begroting zouden kunnen vergroten, publiek-private partnerschappen zouden kunnen stimuleren, alternatieve financieringsbronnen zouden kunnen aanboren en een aanzienlijke nieuwe financieringsstroom op gang zouden kunnen brengen voor strategische investeringen, ter ondersteuning van duurzame investeringen op de lange termijn in tijden van budgettaire krapte;

19.  is ingenomen met de langerlopende herfinancieringstransacties (LTRO) van de ECB; dringt bij de ECB aan op een daadkrachtige aanpak van de huidige schuldencrisis in het eurogebied door vast te houden aan prijsstabiliteit en tegelijkertijd de negatieve overloopeffecten die de liquiditeitsproblemen in de bankensector zouden kunnen veroorzaken voor de reële economie en de investeringen, tot een minimum te beperken; is van mening dat de bankensector de noodzakelijke maatregelen moet nemen om zijn structurele tekortkomingen aan te pakken met het oog op liquiditeitsrisico´s op de langere termijn, teneinde het vertrouwen van investeerders te herstellen en te voorkomen dat de ECB in de toekomst opnieuw op dusdanig grootscheepse wijze moet ingrijpen; is van mening dat het operationele kader van banken moet worden vormgegeven op een manier die het mogelijk maakt dat een gedeelte van de subsidies wordt vrijgemaakt voor ontwikkelingsdoelstellingen en de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen;

20.  vindt dat de komende hervorming van de richtlijn betreffende kapitaalvereisten ervoor moet zorgen dat de toename van kapitaalreserves om de stabiliteit van de bankensector op de lange termijn te bevorderen banken er niet van weerhoudt liquiditeit in de reële economie te injecteren, hetgeen van cruciaal belang is voor investeringen;

21.  benadrukt dat het noodzakelijk is de Europese kapitaalmarkten te verdiepen teneinde de toegang tot financiering uit andere bronnen dan banken te waarborgen;

22.  neemt kennis van de nieuwe voorstellen van de Commissie ter verbetering van de regelgeving betreffende de markt van ratingbureaus, in het bijzonder de wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus, en tot coördinatie van de wetten, verordeningen en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, in het licht van het bovenmatige vertrouwen in kredietwaardigheidsbeoordelingen, en wijst op de noodzaak verdere stappen te ondernemen om een gezond ondernemersklimaat en eerlijke concurrentie te waarborgen;

23.  verzoekt de Commissie om de vele resterende belemmeringen voor het verlenen en ontvangen van grensoverschrijdende diensten in afzonderlijke lidstaten, te evalueren;

24.  wijst op het belang van de voorstellen van de Commissie om de Europese markt voor overheidsopdrachten te moderniseren; benadrukt dat een dynamische pan-Europese markt voor overheidsopdrachten belangrijke zakelijke kansen kan bieden voor Europese ondernemingen en aanzienlijk kan bijdragen aan de bevordering van een concurrerende Europese industrie, het aantrekken van investeringen en de stimulering van economische groei;

25.  is bezorgd over de trend onder institutionele beleggers in het eurogebied om van aandelen in het eurogebied over te stappen op aandelen die elders in de wereld worden uitgegeven, met het oog op (i) hun groeiende rol in de financiële sector in het eurogebied en (ii) de afname van de totale deelnemingen van beleggingsfondsen in de vorm van aandelen en andere effecten die door ingezetenen van het eurogebied worden uitgegeven van 26% in 2009 naar 23% in 2010;

26.  onderstreept de rol van staatsinvesteringsfondsen uit derde landen en benadrukt hoe belangrijk het is de beginselen van transparantie en verantwoordingsplicht te versterken, teneinde de synergieën tussen de EU en staatsinvesteringsfondsen te bevorderen;

27.  verzoekt de Commissie en de lidstaten institutionele beleggers aan te sporen om deel te nemen aan Europese durfkapitaalfondsen en Europese sociaalondernemerschapsfondsen, en de beperkingen voor durfkapitaalfinanciering voor kleine en middelgrote ondernemingen op te heffen;

28.  is van mening dat grensoverschrijdend ondernemerschap aanzienlijke voordelen oplevert voor zowel de EU-regio's, doordat het bijdraagt aan hun economische ontwikkeling, als voor individuele ondernemingen, doordat het hun toegangsmogelijkheden biedt tot nieuwe en grotere markten en toeleveringsbronnen, alsook tot nieuw kapitaal, nieuwe arbeidskrachten en nieuwe technologie;

29.  uit zijn bezorgdheid over de hoge werkloosheidscijfers onder jongeren in diverse lidstaten en de sombere vooruitzichten ten aanzien van de werkgelegenheid; stelt bezorgd vast dat de Europese Unie slechts in beperkte mate in staat is menselijk kapitaal van hoge kwaliteit aan te trekken, terwijl er vanuit de EU een aanzienlijke uitstroom van menselijk kapitaal plaatsvindt in de richting van landen in de derde wereld; erkent dat de Europese Unie een groot potentieel herbergt op het gebied van menselijk kapitaal van hoge kwaliteit en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan zich intensiever in te spannen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken door middel van actieprogramma´s en concrete maatregelen op Europees en nationaal niveau; verwelkomt in dit verband de verklaring van de Europese Raad waarin de lidstaten worden opgeroepen nationale regelingen in te voeren naar het voorbeeld van de „jeugdgarantie”, en verzoekt de lidstaten aan deze oproep gehoor te geven en op nationaal niveau snelle en concrete maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat jongeren ofwel een degelijke baan hebben, ofwel degelijk onderwijs of degelijke (om)scholing krijgen; is van mening dat de Europese Unie haar inspanningen moet intensiveren om de werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken, met inbegrip van lagere belastingen op arbeid teneinde meer investeringen aan te trekken in de arbeidsintensieve sectoren van de economie;

30.  wijst op de uitdaging waaraan de Unie in haar geheel en de lidstaten afzonderlijk het hoofd moeten bieden met betrekking tot de vergrijzing van de bevolking; dringt er bij de lidstaten op aan consistente strategieën te ontwikkelen om de demografische uitdaging het hoofd te bieden en eventuele negatieve effecten te compenseren;

31.  steunt de doelstellingen van de Innovatie-Unie; dringt er bij de lidstaten op aan zich te richten op investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie vanwege de positieve effecten die dit op middellange en lange termijn kan hebben op groei en ontwikkeling; is een voorstander van slimme specialisatie als een belangrijk beleidsbeginsel en een concept voor innovatiebeleid en een sterkere samenhang tussen onderzoek en ondernemerschap, bijvoorbeeld op het gebied van groene technologie;

32.  wijst erop dat de strijd tegen belastingontduiking een topprioriteit van de Europese Unie dient te zijn, zeker in de huidige crisissituatie waarin belastingontduiking een enorme verliespost vormt voor nationale begrotingen, terwijl extra inkomsten zouden kunnen worden gebruikt voor meer overheidsinvesteringen; wijst op de noodzaak van een soepele samenwerking en coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten teneinde dubbele belasting, dubbele niet-belasting, belastingfraude, belastingontduiking en fiscale dumping tegen te gaan en het gebruik van belastingparadijzen voor illegale doeleinden te bestrijden; dringt, meer in het algemeen, aan op een betere coördinatie van het begrotingsbeleid, zowel voor wat betreft de inkomsten als de uitgaven en met inbegrip van een soepele samenwerking en coördinatie tussen de belastingstelsels van de lidstaten; dringt voorts aan op vermindering van de zware administratieve lasten en de hoge fiscale nalevingskosten waar Europese bedrijven mee te maken hebben en die een ontmoedigende werking hebben met betrekking tot investeringen in de Europese Unie; is ingenomen met bovengenoemd standpunt over een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), en kijkt uit naar de aanneming van de richtlijn door de Raad;

33.  wijst erop dat moeilijkheden met betrekking tot de toegang tot financiering nog steeds tot de belangrijkste zorgen voor kmo's behoren; is met name bezorgd over het feit dat gezonde bedrijven niet de financiering kunnen krijgen waar zij op rekenen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan spoedig actie te ondernemen en regelgeving ten uitvoer te leggen om financiering voor kmo's te vergemakkelijken, zoals is voorgesteld in het Europees actieplan ter verbetering van de toegang tot financiering voor kmo's; benadrukt dat groei op plaatselijk niveau vaak in stand wordt gehouden door kmo's en sociale ondernemingen en dat financiering uit hoofde van het cohesiebeleid, die wordt verstrekt via een krachtige meerlagige bestuursbenadering, ervoor kan zorgen dat kmo's en sociale ondernemingen hun potentieel benutten en een waardevolle bijdrage aan het concurrentievermogen van de EU blijven leveren;

34.  benadrukt de noodzaak van een alomvattende evaluatie van de economische effecten van de financiële regelgeving van de EU om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging ervan evenredig is en geen belemmering vormt voor investeringen;

35.  is ingenomen met het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo's (COSME) dat door de Commissie werd voorgesteld voor de periode 2014-2020 als instrument om een cultuur van ondernemerschap te bevorderen en het oprichten van kmo's te stimuleren, hoofdzakelijk in nieuwe sectoren zoals diensten op het gebied van sociale media, groene economie en toerisme;

36.  dringt aan op nieuwe, efficiënte faillissementswetgeving, met inbegrip van instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing, teneinde een tweedekansbeleid tot stand te brengen dat erop is gericht ondernemerschap en het doorstarten van ondernemingen te stimuleren, aangezien het tweedekans-project van de EU (Second Chance) niet voldoende wordt erkend in de nationale wetgeving van de lidstaten; wijst op het belang van meer netwerkmogelijkheden tussen ondernemers en doorstartende ondernemers teneinde het tweedekans-project te bevorderen en op de noodzaak financieringsmoeilijkheden van doorstartende ondernemers aan te pakken;

37.  verzoekt de Unie om de investeringsmogelijkheden in de EU en daarbuiten die voortvloeien uit het Europees nabuurschapsbeleid en de macroregionale strategieën ten volle te benutten;

38.  verzoekt de Commissie om alle relevante indicatoren voor het meten van macro-economische onevenwichtigheden en hun effecten op de regio´s van de EU, mee te nemen in het scorebord;

39.  herinnert aan het belang van een verdere ontwikkeling van partnerschappen die zijn gericht op milieusectoren die in toenemende mate in de belangstelling van investeerders staan, daarbij rekening houdend met de middelen en de capaciteit van de EU;

40.  is ingenomen met het feit dat het aantal ondernemingen dat in de EU wil investeren in 2011 met 5% is toegenomen; betreurt evenwel dat het gemiddelde aantal nieuwe banen per investeringsproject gelijk is gebleven;

41.  dringt bij de Commissie en de lidstaten aan op de tenuitvoerlegging van het Europese actieplan inzake e-overheid, dat zij kunnen aanwenden voor een doeltreffendere en goedkopere verlening van e-overheidsdiensten - onder meer aan bedrijven -, zowel op lokaal als op grensoverschrijdend niveau;

42.  onderstreept dat de EU en haar lidstaten, willen zij meer investeringen aantrekken:

   a) het historische erfgoed van de EU moeten benutten door de culturele sectoren, sport en toerisme te bevorderen als groeiende en aantrekkelijke markten;
   b) de trans-Atlantische economie moeten bevorderen, die voor de EU op dit moment het belangrijkste partnerschap op het vlak van handel en buitenlandse directe investeringen vormt, waarbij de stromen van gekwalificeerde banen tussen beide continenten beter moeten worden benut en er moet worden voortgebouwd op het potentieel om de innovatie-economie te versterken;

43.  is verheugd over het voorstel van de Commissie voor een programma dat is gericht op het concurrentievermogen van ondernemingen en kmo´s; is ingenomen met de recente toename van durfkapitaal en kapitaal van particuliere investeerders in veel lidstaten, maar wijst er nogmaals op dat de EU de regelgeving en de toegang tot financiering voor kmo's en andere economische actoren moet vereenvoudigen, door effectieve systemen voor het aantrekken van durfkapitaal en kapitaal van particuliere investeerders in heel de EU te bevorderen en door de rol van particuliere en publieke risicokapitaalinvesteringen bij de financiering van bedrijfsgroei op de lange termijn te versterken; dringt er bij de Commissie op aan actiever met internationale financiële instellingen samen te werken bij het ontwikkelen van innovatieve mechanismen voor het financieren van kmo's;

44.  onderstreept het belang van het bevorderen van normen die bijdragen aan het ontwikkelen van innovatie in nieuwe producten en diensten, aan het voltooien van de interne markt en aan het aantrekken van investeringen in de EU, en van het harmoniseren van de Europese normen met internationale normen;

45.  stelt nogmaals voor dat de Commissie, in samenwerking met de EIB (gezien de kwaliteit van de personele middelen van die laatste en haar ervaring met het financieren van grote infrastructuurprojecten), een strategische analyse met betrekking tot investeringsfinanciering uitvoert, zonder daarbij mogelijke scenario's terzijde te schuiven en waarbij onder meer wordt ingegaan op subsidies, het vrijgeven van bedragen die door de lidstaten zijn ingeschreven op het kapitaal van de EIB, de EU-inschrijvingen op het kapitaal van de EIB, leningen, innovatieve instrumenten, financieringsinstrumenten voor langetermijnprojecten die niet onmiddellijk rendement opleveren, de ontwikkeling van garantiestelsels, de oprichting van een investeringsafdeling binnen de EU-begroting, financiële consortia van Europese, nationale en plaatselijke autoriteiten, en publiek-private partnerschappen;

46.  verwelkomt de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie getiteld „Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering”, „Een innovatie-Unie” en „Efficiënt gebruik van hulpbronnen”, en merkt op dat de Europa 2020-strategie zal helpen investeringen in de EU aantrekkelijker te maken, banen in de EU te creëren en het internationale concurrentievermogen van de EU te handhaven;

47.  benadrukt dat het cohesiebeleid van de EU, gezien de huidige lage groeiniveaus en hoge werkloosheidscijfers, een belangrijke bijdrage levert aan de Europese economie, alsook aan het Europese onderzoek en de innovatie; onderstreept voorts dat het cohesiebeleid de belangrijkste uitgavenpost op de EU-begroting vormt voor investeringen in de reële economie en dat het aldus bijdraagt aan versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie door regionale verschillen te verkleinen en aan de tenuitvoerlegging van de EU-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, die een aanzienlijke hefboomwerking biedt voor publieke en private investeringen op EU-, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau;

48.  benadrukt dat een discriminerende aanpak ten aanzien van grote bedrijven innovatie zou kunnen belemmeren en het concurrentievermogen van andere ondernemingen in de EU, in het bijzonder van kmo's, zou kunnen verminderen, doordat zij op deze manier worden afgesloten van vitale mondiale partnerschappen voor op samenwerking gebaseerde innovatie en worden beperkt in hun toegang tot geavanceerde technologie;

49.  onderschrijft de economische redenering achter een lokaal/regionaal plaatsgebonden ontwikkelingsbeleid dat zijn wortels heeft in de fundamentele logica dat de interesse voor de minder ontwikkelde regio's van de Unie waarschijnlijk zal toenemen indien zij comparatieve voordelen op het gebied van concurrentievermogen (toereikende infrastructuur, gekwalificeerde personele middelen, enz.) en degelijke stimulansen kunnen bieden; verzoekt de Commissie in dit verband de lidstaten en regio's te ondersteunen in hun streven naar een eigen beleid ter stimulering van investeringen, vooral met betrekking tot langetermijninvesteringen, en zeker ook op grensoverschrijdend niveau, waarbij de nadruk moet liggen op infrastructuurprojecten; stelt teleurgesteld vast dat de minder ontwikkelde regio's van de EU steeds minder aantrekkelijk worden in vergelijking tot derde landen; verzoekt de bevoegde autoriteiten urgente maatregelen uit te werken om de huidige investeringen te behouden en nieuwe investeringen aan te trekken;

50.  benadrukt dat de Europese steden over een enorm potentieel beschikken en dat grootschalige infrastructuurprojecten en innovatieve bedrijvenparken in de steden de grootste aantrekkingskracht op investeerders uitoefenen; dringt er bij de lidstaten op aan om op grote schaal te investeren in infrastructuur, nieuwe technologie en O&O, onder meer op het gebied van multimodale vervoersstelsels, teneinde de leefbaarheid en het concurrentievermogen van Europese steden te vergroten door voort te bouwen op hun traditioneel sterke punten en er tegelijkertijd voor te zorgen dat deze investeringen niet ten koste gaan van werkelijke territoriale cohesie en evenwichtige plattelandsontwikkeling;

51.  benadrukt dat onderzoek en onderwijs niet alleen op lokaal niveau moeten worden verspreid en toegepast, maar dat hierin tevens op lokaal niveau moet worden geïnvesteerd; wijst erop dat het beschikbare menselijke potentieel - onderzoekers en academische stichtingen op plaatselijk niveau - volledig moet worden benut om zowel binnenlandse als directe buitenlandse investeringen aan te trekken; acht het in dit verband ook van belang dat er rekening wordt gehouden met de mobiliteit van docenten, onderzoekers en studenten;

52.  is van mening dat onderontwikkelde regio's moeten blijven profiteren van aanzienlijke EU-financiering om investeerders naast lagere arbeidskosten, ook andere plaatselijke concurrentievoordelen te kunnen bieden;

53.  merkt op dat de infrastructuur moet worden versterkt om de regionale samenhang en het concurrentievermogen van de regio's te bevorderen; benadrukt in dit verband het belang van de trans-Europese netwerken en het gebruik van aanvullende financieringsinstrumenten zoals projectobligaties en publiek-private partnerschappen;

54.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8.
(3) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.
(6) PB L 337 van 20.12.2011, blz. 5.
(7) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.
(8) Aangenomen teksten P7_TA(2011)0565.
(9) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0135.

Juridische mededeling - Privacybeleid