Resolutie van het Europees Parlement van 3 juli 2012 over de handelsaspecten van het Oostelijk Partnerschap (2011/2306(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de lopende onderhandelingen over de associatieovereenkomsten tussen de EU en respectievelijk Oekraïne, Moldavië, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan, waarin onder meer belangrijke handelselementen zijn opgenomen,
– gezien de conclusies van de Raad van 22 januari 2007, waarin de onderhandelingsrichtsnoeren zijn vastgesteld met betrekking tot de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne, die in een diepe en brede vrijhandelsruimte met Oekraïne voorziet,
– gezien de conclusies van de Raad van 10 mei 2010, waarin de onderhandelingsrichtsnoeren zijn vastgesteld met betrekking tot de associatieovereenkomsten tussen de EU en Armenië en tussen de EU en Georgië, die in een diepe en brede vrijhandelsruimte met Oekraïne voorzien,
– gezien de conclusies van de Raad van 15 juni 2009, waarin de onderhandelingsrichtsnoeren zijn vastgesteld met betrekking tot de associatieovereenkomst tussen de EU en Moldavië, en de door de Raad op 20 juni 2011 aangenomen aanvullende uitvoerige onderhandelingsrichtsnoeren voor de diepe en brede vrijhandelsruimte,
– gezien de conclusies van de Raad van 10 mei 2010, waarin de onderhandelingsrichtsnoeren zijn vastgesteld met betrekking tot de associatieovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan,
– gezien de handels- en samenwerkingsovereenkomst die in 1989 is gesloten tussen de Europese Gemeenschap en de toenmalige Sovjet-Unie en die later door Wit-Rusland is bekrachtigd,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 25 mei 2011 getiteld „Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden” (COM(2011)0303),
– gezien de ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) sinds 2004, en met name de voortgangsverslagen van de Commissie over de tenuitvoerlegging ervan,
– gezien zijn aanbevelingen voor de onderhandelingen over associatieovereenkomsten met Moldavië, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan;
– gezien de actieplannen die gezamenlijk met Armenië, Azerbeidzjan, Georgië en Moldavië zijn aangenomen, alsook de met Oekraïne overeengekomen associatieagenda,
– gezien de gezamenlijke verklaringen van de top van Praag van 7 mei 2009 en van de op 29 en 30 september 2011 in Warschau gehouden top van het Oostelijk Partnerschap,
– gezien de oprichting van de Parlementaire Vergadering Euronest bij instellingsbesluit van 3 mei 2011,
– gezien artikel 8 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0183/2012),
A. overwegende dat de sluiting en tenuitvoerlegging van associatieovereenkomsten die in diepe en brede vrijhandelsruimtes (DCFTA's) voorzien, een prioritaire doelstelling en een centraal streven is van het herziene Europese nabuurschapsbeleid ten aanzien van de oostelijke partners;
B. overwegende dat 4 van de 6 landen van het Oostelijke Partnerschap reeds lid zijn van de WTO, en dat de regeringen van Azerbeidzjan en Wit-Rusland slechts de status van waarnemer hebben;
C. overwegende dat de belangstelling van de EU sinds de revolutionaire bewegingen die zich in 2011 in de zuidelijke nabuurschap van de EU hebben ontwikkeld en die inmiddels bekend staan als de „Arabische Lente”, naar de zuidelijke buurlanden uitgaat; overwegende dat de bij het Oostelijk Partnerschap aangesloten landen en de handelsbetrekkingen met deze partners de aandacht van de EU verdienen;
D. overwegende dat de economische aanwezigheid van China in de landen van het Oostelijk Partnerschap blijft toenemen;
E. overwegende dat de onderhandelingen over een DCFTA met Oekraïne in oktober 2011 zijn afgerond; overwegende dat de DCFTA pas zal worden ingesteld na sluiting van de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne, die op dit moment is opgeschort vanwege de ontevredenheid van de EU over de interne politieke ontwikkelingen in dat land en de werking van het gerechtelijk systeem;
F. overwegende dat de Raad in december 2011 groen licht heeft gegeven voor onderhandelingen over een DCFTA met Georgië en Moldavië en dat de eerste onderhandelingsronde met deze landen gepland is voor het voorjaar van 2012;
G. overwegende dat Armenië in 2011 belangrijke vooruitgang heeft geboekt om aan de voornaamste aanbevelingen te voldoen en dat de DCFTA-onderhandelingen tussen de EU en Armenië zijn gelanceerd in februari 2012 en op 6 maart 2012 van start gegaan;
H. overwegende dat Azerbeidzjan sedert 1997 onderhandelingen voert over de toetreding tot de WTO, maar dat deze slechts in beperkte mate zijn gevorderd, wat een van de de belangrijkste obstakels is voor het openen van DCFTA-onderhandelingen met de EU;
I. overwegende dat Wit-Rusland tot dusver slechts in beperkte mate heeft deelgenomen aan de verschillende platforms van het Oostelijk Partnerschap; overwegende dat dit de verwezenlijking van het uiteindelijke doel van het Oostelijk Partnerschap, namelijk versterking van de vooruitgang, de stabiliteit en de welvaart in de oostelijke buurlanden van de EU, in gevaar brengt; neemt kennis van de economische dynamiek van de nieuwe economische ruimte, bestaande uit Rusland, Kazachstan en Wit-Rusland, en spoort de leden aan hun handelsactiviteiten uit te voeren in overeenstemming met internationaal aanvaarde handelsregels en normen, namelijk die welke voortvloeien uit de WTO;
J. overwegende dat alle oostelijke partners van de EU voormalige deelstaten van de voormalige USSR zijn en als zodanig een gemeenschappelijke historische en institutionele achtergrond hebben en in het politieke en sociaal-economische transformatieproces van de afgelopen twee decennia met soortgelijke uitdagingen zijn geconfronteerd;
Algemene beschouwingen
1. wijst erop dat het vooruitzicht van de DCFTA's een van de belangrijkste stimulansen voor de partnerlanden is om hun hervormingen voort te zetten; beschouwt de DCFTA's als een van de meest ambitieuze instrumenten van het bilaterale handelsbeleid van de EU voor het bereiken van een stabiel, transparant en voorspelbaar economisch klimaat, met eerbiediging van de democratie, de grondrechten en de rechtsstaat, dat niet alleen voor een grotere economische integratie zorgt door een geleidelijke opheffing van handelsbarrières, maar ook voor een grotere convergentie van de regelgeving op gebieden die van invloed zijn op de handel in goederen en diensten, met name door versterking van de bescherming voor investeringen, stroomlijning van douane- en grensformaliteiten, vermindering van technische en andere niet-tarifaire handelsbelemmeringen, aanscherping van sanitaire en fytosanitaire voorschriften, verbetering van het dierenwelzijn, versterking van het rechtskader voor concurrentie en overheidsopdrachten en waarborging van duurzame ontwikkeling; is van mening dat de sluiting van DCFTA's van fundamenteel belang is voor de bestrijding van protectionistische tendensen op mondiaal niveau;
2. erkent dat DCFTA's een essentieel handelsinstrument zijn voor de EU om economische betrekkingen op lange termijn met derde landen op te bouwen; erkent de impact van DCFTA's op het gehele functioneren van landen die onze handelspartners zijn, die veel verder reikt dan louter handelskwesties en ook van invloed is op de toestand van de democratie, de rechtsstaat en andere gemeenschappelijke normen;
3. wijst erop dat het besluitvormingsproces om te beoordelen in hoeverre potentiële partners van de EU klaar zijn om handelsonderhandelingen te beginnen, vrij moet zijn van politieke vooroordelen en ruimer gezien moet afhangen van het werkelijke vermogen van de handelspartner om de voorwaarden van de DCFTA doeltreffend uit te voeren;
4. erkent het feit dat DCFTA's een essentieel onderdeel kunnen vormen van een ruimere politieke overeenkomst (associatieovereenkomsten); wijst er echter op dat in die gevallen waarin het niet mogelijk of raadzaam is om een associatieovereenkomst af te sluiten met een bepaald land, andere strategieën overwogen worden om de economische en handelsdoelstellingen van de Unie met het desbetreffende land op een doeltreffende manier na te streven;
5. benadrukt het belang van het alomvattende programma voor institutionele opbouw, het instrument voor technische bijstand en informatie-uitwisseling (TAIEX) en de jumelageprogramma's om de oostelijke partners te helpen aan de belangrijkste aanbevelingen te voldoen en hun uitvoeringscapaciteit te verhogen;
6. onderkent dat voor verdergaande integratie op handelsgebied, met de diepgaande veranderingen in economische structuren die dat vergt, de oostelijke partners op korte en middellange termijn belangrijke inspanningen moeten leveren, maar is ervan overtuigd dat de voordelen van een dergelijke integratie op de lange termijn deze inspanningen zullen compenseren; benadrukt dat de steun en betrokkenheid van het plaatselijke maatschappelijk middenveld en internationale NGO's bij voorlichting over de voordelen op de lange termijn, van cruciaal belang zijn voor het welslagen van hun hervormingsprocessen;
7. is voorstander van het versterken van de samenwerking tussen de EU en haar oostelijke partners in een aantal sectoren, in het bijzonder het bedrijfsleven, KMO's, ontwikkeling en innovatie, ICT en toerisme;
8. is van oordeel dat differentiatie, in combinatie met de toepassing van het „meer voor meer”-beginsel, zoals omschreven in de voornoemde gezamenlijke mededeling over inspelen op de veranderingen in onze buurlanden, een stap in de goede richting betekent voor de handelsbetrekkingen met de oostelijke partners, omdat de inspanningen de landen die de grootste vooruitgang boeken worden erkend en andere worden gemotiveerd om hun inspanningen op te voeren; is van mening dat handel veranderingen moet vergemakkelijken en wijst op het belang van clausules inzake voorwaarden en de handhaving daarvan;
9. is ervan overtuigd dat de economische integratie tussen de oostelijke partners en de EU niet op doeltreffende wijze kan worden uitgevoerd zonder politieke en sociale hervormingen, deelname van het maatschappelijk middenveld in het besluitvormingsproces en economische integratie tussen de oostelijke partners onderling; benadrukt dat de onderlinge economische integratie van deze landen open moet zijn, zodat voorgebouwd kan worden op de positieve effecten hiervan; betreurt in dit verband dat regionale bevroren conflicten sinds vele jaren de doeltreffendheid en de ontwikkeling van grensoverschrijdende handel hebben ondermijnd en enorme economische verliezen blijven veroorzaken voor sommige van de oostelijke partnerlanden en tot een economisch isolement van deze landen leiden;
10. acht het belangrijk dat de EU alle DCFTA-partners de flexibiliteit biedt waar zij krachtens de WTO-regels recht op hebben;
11. onderstreept het belang van conflictpreventie via economische en sociale cohesie;
12. verzoekt de Commissie om in het bijzonder flexibiliteit toe te kennen die de ontwikkeling van jonge industrieën in de DCFTA-partnerlanden bevordert;
13. is verheugd over het voorstel van de Commissie over het meerjarig financieel kader 2014-2020, waarin wordt voorgesteld de middelen voor het Europees nabuurschapsbeleid met 40% te verhogen; benadrukt zijn standpunt dat de oostelijke partners de lasten van de onderlinge aanpassing van de wetgeving en de noodzakelijke institutionele en structurele hervormingen niet alleen kunnen dragen en dat de financiële steun van de EU, die een aanvulling dient te zijn op hun eigen hervormingsinspanningen, tevens bijdraagt tot het succes; verzoekt de Raad in dit verband om de financiële voorstellen van de Commissie goed te keuren;
14. wijst met nadruk op de rol die de nationale parlementen van de oostelijke partners van de EU spelen bij de aanpassing van hun handelswetgeving aan het EU-acquis, die een voorwaarde vormt voor de sluiting en succesvolle tenuitvoerlegging van de toekomstige DCFTA-overeenkomsten; verzoekt de EU en haar lidstaten in dit verband de partnerlanden sterkere technische ondersteuning te bieden en roept in het bijzonder de nieuwe lidstaten van de EU op om de deskundigheid en beste praktijken met hen te delen die zij hebben verworven bij het afstemmen van hun eigen nationale wetgeving op het handelsgerelateerde acquis communautaire;
15. is verheugd over de toetreding van Oekraïne en Moldavië tot het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, gezien de essentiële bijdrage die hun toetreding kan leveren tot de verwezenlijking van de EU-doelstellingen inzake de continuïteit van de energievoorziening en tot de energiezekerheid van die landen;
16. is ingenomen met alle inspanningen voor de versterking van het Oostelijk Partnerschap, met name de vlaggenschipinitiatieven van de Commissie inzake het MKB, met inbegrip van de mkb-faciliteit van het Oostelijk Partnerschap, en inzake regionale energiemarkten en energie-efficiëntie;
17. verzoekt de Commissie om de EU-strategie voor de Zwarte Zee verder te ontwikkelen, daar deze, gezien het geostrategische belang van de regio en haar grote potentieel met betrekking tot energiezekerheid en diversificatie van de voorziening, een belangrijk onderdeel vormt van de externe energiestrategie van de EU;
18. erkent het belang van de Parlementaire Vergadering Euronest, en met name haar Commissie economische integratie, wettelijke aanpassing en convergentie met EU-beleid en haar Commissie energiezekerheid, voor discussies tussen de leden van het Europees Parlement en nationale parlementariërs van de oostelijke partners van de EU over handelskwesties; hoopt dat binnen afzienbare tijd de voorwaarden zullen zijn vervuld opdat de leden van het Wit-Russische parlement aan de Parlementaire Vergadering Euronest kunnen deelnemen;
19. onderstreept dat een DCFTA niet bestaat uit bijstand aan de oostelijke partners, maar een handelsovereenkomst is die beide partijen wederzijdse voordelen en verplichtingen brengt; betreurt het dat de herziening van het Europees Nabuurschapsbeleid nog steeds niet uitwerkt hoe de ontwikkeling van een dergelijk handelsbeleid de economische belangen van de EU kan bevorderen en aanzienlijke voordelen kan opleveren voor consumenten, bedrijven en werknemers in de EU; benadrukt dat DCFTA's niet alleen economische voordelen opleveren voor de oostelijke partners, maar tevens kunnen institutionele hervormingen, modernisering en ontwikkeling kunnen versnellen;
20. neemt nota van het feit dat op 18 oktober 2011 een vrijhandelszone in het leven is geroepen waarbij de meerderheid van de Gemeenschap van Onafhankelijke Staten, waaronder de oostelijke partners van de EU, met uitzondering van Georgië en – voorlopig – Armenië, is aangesloten; is van mening dat het afsluiten van FTA's met andere landen de DCFTA's die de landen van het Oostelijke Partnerschap sluiten met de EU niet mag ondermijnen en benadrukt in dit verband dat de EU de oostelijke partnerlanden een aantrekkelijk en levensvatbaar alternatief moet bieden;
21. dringt erop aan dat de strategie van de EU met betrekking tot Rusland terdege rekening moet houden met de Russische invloed op de oostelijke partners; merkt op dat Rusland een douane-unie heeft gesloten met Kazachstan en met een oostelijke partner, Wit-Rusland; betreurt het dat Rusland de handelsonderhandelingen tussen de EU en verschillende oostelijke partners, in het bijzonder Oekraïne, mogelijk heeft ondermijnd door hen een alternatief aan te bieden gebaseerd op kortetermijnoplossingen, zoals lagere aardgasprijzen; is van mening dat deze alternatieven op de lange termijn contraproductief zullen blijken voor de oostelijke partners;
22. wijst er met klem op dat het welslagen van de DCFTA's in grote mate zal afhangen van de institutionele opbouw en een consequente tenuitvoerlegging van verbintenissen, die alleen kan worden gewaarborgd in een open, transparant en corruptievrij ondernemingsklimaat, dat absoluut noodzakelijk is voor een geslaagde tenuitvoerlegging van DCFTA's;
23. merkt op dat welvaart en stabiliteit in haar oostelijke buurlanden van het hoogste belang zijn voor de Unie en dat stabiele en betrouwbare betrekkingen tussen de EU en haar oostelijke partners ongetwijfeld een toename van het handelsverkeer in beide richtingen tot gevolg zullen hebben;
24. merkt tegelijkertijd op dat de EU de belangrijkste uitvoerpartner is voor de meeste landen van het Oostelijk Partnerschap;
25. wijst erop dat Georgië en Moldavië weliswaar voldoende vooruitgang hebben geboekt met het opvolgen van de belangrijkste aanbevelingen, die een voorwaarde zijn voor het openen van de DCFTA-onderhandelingen, maar dat zij nog moeten waarborgen dat hun inspanningen voor het hervormingsproces van duurzame aard zijn en dat zij tijdens de onderhandelingen aan consequente hervormingen blijven werken; onderstreept dat beide landen nog aanzienlijke vooruitgang moeten boeken met betrekking tot de hervorming van de wetgeving, met name op het gebied van technische handelsbarrières, sanitaire en fytosanitaire maatregelen, intellectuele-eigendomsrechten en het mededingingsrecht;
26. uit zijn bezorgdheid over de institutionele capaciteit van de oostelijke partners wat betreft de praktische tenuitvoerlegging van de DCFTA-overeenkomsten; benadrukt dat de sluiting van een DCFTA-overeenkomst op zichzelf nog geen garantie voor het welslagen ervan betekent, tenzij zij doeltreffend ten uitvoer gelegd wordt en vergezeld gaat van doeltreffende maatregelen ter bevordering van concurrentie en ter bestrijding van corruptie;
27. merkt op dat bij het sluiten van DCFTA's voldaan moet worden aan internationale arbeidsnormen; merkt op dat de naleving van fundamentele arbeidsrechten van de Internationale Arbeidsorganisatie een essentieel onderdeel vormt van de eerbiediging van de mensenrechten;
28. verzoekt om een ambitieuze aanpak voor het integreren van de economieën van de EU en van de landen van het Oostelijk Partnerschap via DCFTA's door andere aspecten die verband houden met vrije en eerlijke handel op te nemen; beveelt aan om in alle DCFTA's een bindend hoofdstuk over duurzame ontwikkeling met bepalingen inzake milieubescherming en internationale arbeidsrechten op te nemen;
Armenië
29. juicht toe dat de Armeense regering in 2011 inspanningen heeft geleverd om aan de belangrijkste aanbevelingen te voldoen, zodat de DCFTA-onderhandelingen in februari 2012 konden worden afgesloten;
30. is ingenomen met de opening van DCFTA-onderhandelingen tussen Armenië en de EU in februari 2012 en de start op 6 maart 2012; spoort Armenië aan om het potentieel van DCFTA te benutten om een impuls te geven aan de zijn economie, de uitvoermogelijkheden en de toegang tot de markt van de EU, om de nodige hervormingen te versnellen en in het algemeen de normen van Armenië op hetzelfde niveau te brengen als die van Europa; benadrukt dat een nauwere economische integratie met de EU moet bijdragen tot het versterken van de politieke stabiliteit en de veiligheid in de regio; hoopt dat de DCFTA-onderhandelingen tussen Armenië en de EU snel worden afgerond;
31. is ingenomen met de opening van de DCFTA-onderhandelingen, die kansen zullen bieden om de economische betrekkingen tussen beide partijen te versterken; acht het nodig om hervormingen te ondersteunen om een stabiel en transparant economisch klimaat te scheppen dat buitenlandse investeringen zal aantrekken, de groei zal stimuleren en banen zal scheppen;
32. is van mening dat het afsluiten van een DCFTA de Armeense economie zal stimuleren door onder meer het mededingingsvermogen te verbeteren;
33. betreurt dat het conflict over Nagorno-Karabach nog doorspeelt in het feit dat de grenzen van Armenië met Azerbeidzjan en Turkije gesloten zijn, zodat het land vanwege ontbrekende toegangswegen in economisch isolement verkeert; benadrukt dat het openen van de grenzen een belangrijke voorwaarde is voor het aantrekken van buitenlandse investeringen;
34. is bezorgd over de aanwijzingen voor een aanhoudende nauwe verstrengeling van politieke en zakelijke kringen en voor aanzienlijke belemmeringen voor ondernemingen, waaronder een ondoorzichtig belastingstelsel en een gebrekkige bescherming van investeringen; erkent dat er een solide institutioneel kader voor overheidsopdrachten en het mededingingsbeleid nodig is, dat een doeltreffend handhavingsmechanisme moet omvatten;
35. is ingenomen met de beslissing van Armenië om in december 2011 opnieuw toe te treden tot de plurilaterale overeenkomsten inzake overheidsopdrachten van de WTO; is ervan overtuigd dat deze stap de reputatie van Armenië als betrouwbare handelspartner goed zal doen;
36. onderstreept dat de DCFTA een vaste verbintenis van Armenië moet inhouden om zijn regelgeving aan te passen aan de normen van de EU, en in dit kader ook doeltreffende maatregelen te nemen ter bestrijding van corruptie;
37. beveelt voorts aan om in de DCFTA maatregelen op te nemen die zijn gericht op een sterkere tenuitvoerlegging van het mededingingsrecht, om zo te waarborgen dat buitenlandse investeerders en ondernemingen met name toegang krijgen tot de bouw- en de energiesector van Armenië;
38. dringt er bij Armenië op aan om de naleving van de sanitaire en fytosanitaire EU-voorschriften te bespoedigen, zodat het zijn export kan diversifiëren en uitbreiden met landbouwproducten;
39. is van oordeel dat vermindering van de afhankelijkheid van Armenië van handels- en staatssteun van Rusland als gevolg van opening van zijn grenzen en versterking van de internationale samenwerking bevorderlijk zou zijn voor de economische groei in Armenië; meent dat de sluiting van een DCFTA met de EU met name op dit punt bijzonder positief zou zijn;
Azerbeidzjan
40. erkent de inspanningen en prestaties van Azerbeidzjan bij de aanpassing aan het EU-acquis; is in dit verband ingenomen met de recente goedkeuring van de nieuwe douanewet en de nieuwe bouwwetgeving;
41. benadrukt dat de toetreding van Azerbeidzjan tot de WTO de belangrijkste voorwaarde is voor het openen van DCFTA-onderhandelingen en het aanhalen van de handelsbetrekkingen tussen de EU en Azerbeidzjan; merkt op dat de structuur van de Azerbeidzjaanse economie de overheid weinig prikkels biedt om te streven naar lidmaatschap van de WTO en sluiting van een DCFTA met de EU; onderstreept evenwel dat een DCFTA niet alleen voordelen van economische aard biedt, maar tevens de plaatselijke economie kan ontwikkelen zodat zij niet langer vooral afhankelijk is van de uitvoer van energie; dringt er daarom bij de Azerbeidzjaanse regering op aan haar inspanningen met het oog op toetreding tot de WTO op te voeren; verzoekt de EU om Azerbeidzjan de daarvoor nodige hulp te verlenen;
42. juicht toe dat Azerbeidzjan in de afgelopen jaren een opmerkelijke economische groei heeft gekend; wijst er echter op dat de oliesector goed is voor 50% van het BBP van Azerbeidzjan, 95% van zijn uitvoer en 60% van zijn begrotingsinkomsten, waardoor de Azerbeidzjaanse economie gevoelig is voor schommelingen van de olieprijs en voor veranderingen in de mondiale vraag; verzoekt de regering van Azerbeidzjan in dit verband te overwegen om doeltreffende en consequente maatregelen door te voeren met het oog op diversificatie van de nationale economie;
43. wijst erop dat Azerbeidzjan op het gebied van een concurrentiële landbouwproductie een ontwikkelingspotentieel heeft en beveelt de Azerbeidzjaanse regering aan aandacht te besteden aan deze sector en zo een mogelijk belangrijke stap te zetten op weg naar een diversificatie van de economie en uitvoer naar de EU, mits wordt voldaan aan de sanitaire en fytosanitaire vereisten van de Unie, en naar andere landen;
44. doet een beroep op de regering van Azerbeidzjan om grondig werk te maken van de corruptiebestrijding en de bestrijding van sociale ongelijkheden die tot sociale onrust kunnen leiden, en om de financieringsmogelijkheden voor ondernemingen te verbeteren, om de economie van het land zodoende meer concurrerend te maken en aantrekkelijker voor buitenlandse investeerders;
45. steunt krachtig de opwaardering van de handelscomponent van de toekomstige associatieovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan tot een DCFTA wanneer aan alle voorwaarden is voldaan;
Wit-Rusland
46. betreurt dat Wit-Rusland, ondanks zijn onmiskenbare potentieel, steeds verder afdrijft van de EU met betrekking tot de algemene politieke en economische normen, maar ook tot zijn economisch model;
47. onderstreept het strategische belang van Wit-Rusland voor de doorvoer van energie, in het bijzonder de levering van aardgas aan de EU; verzoekt Wit-Rusland daarom om snelle ratificatie en gedegen implementatie van het Energiehandvest;
48. herinnert eraan dat de EU de tweede grootste handelspartner is van Wit-Rusland, na Rusland;
49. beklemtoont dat de EU meer steun moet verlenen om de prestaties van de administratieve structuur te verbeteren, in het bijzonder met betrekking tot de noodzakelijke bestrijding van corruptie;
50. wijst op het feit dat de reële economische situatie in Wit-Rusland moeilijk kan worden beoordeeld, aangezien de officiële statistieken volgens onafhankelijke waarnemers de feitelijke omstandigheden versluieren en bijvoorbeeld verhullen dat naar verluidt 20% van de Wit-Russen onder de armoedegrens leeft;
51. constateert dat 80% van de bedrijven staatseigendom zijn en dat de ontwikkeling van de particuliere sector wordt belemmerd door discriminerende en willekeurige maatregelen, wetswijzigingen en hoge belastingen, die de particuliere sector dwingen om ten dele in de informele economie te opereren;
52. herinnert eraan dat het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank hun voor Wit-Rusland bestemde kredieten in 1996 vanwege het negatieve politieke en economische klimaat in dat land hebben bevroren en dat de EU dit voorbeeld in 1997 is gevolgd; wijst erop dat dit buitenlandse investeerders heeft afgeschrikt en nog steeds afschrikt, zodat de directe buitenlandse investeringen inmiddels slechts 1% van het BBP van Wit-Rusland uitmaken;
53. is van mening dat de EU dient bij te dragen tot het versterkten van het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland door EU-middelen vrij te maken voor steun op dat vlak;
54. is ervan overtuigd dat grondige institutionele en structurele hervormingen moeten worden doorgevoerd om met de opbouw van een goed functionerende, transparante en open markteconomie te kunnen beginnen;
55. wijst erop dat de toetreding van het land tot de WTO een voorwaarde is voor de opening van onderhandelingen over welke vorm van vrijhandelsovereenkomst met de EU dan ook; roept Wit-Rusland in dit verband op om zich werkelijk in te zetten voor toetreding tot de WTO; wijst erop dat Wit-Rusland, dat lid is van de douane-unie met Rusland en Kazachstan lering kan trekken uit de ervaringen van Rusland met de toetreding tot de WTO;
56. is ervan overtuigd dat de EU alle mogelijke inspanningen moet leveren om Wit-Rusland tot een politieke en economische dialoog te bewegen en prikkels te bieden voor de hervormingen die onontbeerlijk zijn en van het grootste belang voor de Wit-Russische bevolking; neemt in dat verband nota van de huidige economische beperkende maatregelen van de EU tegen Wit-Rusland; is van mening dat de EU moet doorgaan met haar individuele beperkende maatregelen, maar tegelijk het maatschappelijk middenveld en de ondernemers moet steunen, niet alleen om de economische voorwaarden te verbeteren maar ook om de rechtstaat, transparantie en de bestrijding van corruptie te versterken;
Georgië
57. wijst erop dat Georgië volgens de evaluatie van de Wereldbank wereldwijd tot de landen behoort die het snelst voor economische hervormingen zorgen, en de zestiende plaats inneemt op de lijst van landen die volgens de Wereldbank over het beste ondernemingsklimaat beschikken;
58. erkent de werkzaamheden van Georgië in het kader van de wederopbouw na de oorlog in 2008 en zijn openstelling van nieuwe markten;
59. erkent dat de Georgische regering tracht de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten te verbeteren, maar wijst erop dat Georgië wereldwijd nog steeds het hoogste vermeende percentage illegale software (95%) kent; dringt er in dit verband bij de Georgische regering op aan om wetten uit te werken voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, waarbij zij echter rekening dient te houden met de mensenrechten en het evenredigheidsbeginsel;
60. neemt in aanmerking dat Georgië opmerkelijke economische groei- en investeringscijfers heeft laten zien en benadrukt dat de DCFTA een bijkomende factor zou zijn die een breed gefundeerde groei zou ondersteunen en buitenlandse investeringen zou aantrekken;
61. spoort Georgië aan om zijn wetgeving te perfectioneren, de doeltreffendheid van zijn instellingen te verbeteren en kwaliteitsnormen voor zijn producten te verzekeren om te voldoen aan de eisen van de Europese Commissie;
62. is verheugd over het door Georgië ingevoerde nieuwe systeem voor overheidsopdrachten, dat in e-aanbestedingen voor alle soorten contracten voorziet, ongeacht hun omvang of aard; wijst erop dat Georgië op dit gebied ook de lidstaten van de EU tot voorbeeld zou dienen te strekken;
63. verzoekt Georgië ervoor te zorgen dat na afronding van de DCFTA-onderhandelingen alleen producten uit regio's die formeel erkennen tot de Georgische staat te behoren in aanmerking komen voor handelspreferenties;
Moldavië
64. constateert met genoegen dat Moldavië, ondanks zijn kwetsbare economie, de afgelopen jaren verregaande hervormingen heeft doorgevoerd en zijn economische prestaties sterk heeft verbeterd; wijst in dit verband op het cruciale belang van de financiële bijstand van het Internationaal Monetair Fonds en de macrofinanciële bijstand van de EU;
65. is van mening dat de DCFTA toegepast dient te worden op het volledige grondgebied van Moldavië dat formeel erkent tot de Moldavische staat te behoren;
66. merkt op dat het leeuwendeel van de Moldavische uitvoer momenteel nog uit landbouwproducten bestaat en om die reden wordt geconfronteerd met hevige concurrentie en de strenge eisen op de EU-markt; is van mening dat een DCFTA de Moldavische uitvoer moet helpen diversifiëren en het land concurrerender maken en Moldavië in staat zou stellen om buitenlandse investeringen aan te trekken om een einde te maken aan de afhankelijkheid van het land van overschrijvingen van emigranten en te veranderen in een markteconomie die kan concurreren op het vlak van uitvoer;
67. acht het van groot belang dat verder gewerkt wordt aan de afstemming van de Moldavische infrastructuur en stelsels voor technische regulering, normalisatie, conformiteitsbeoordeling, tests, markttoezicht en metrologie op die van de EU;
68. wijst op het feit dat er nog grote verbeteringen nodig zijn op het gebied van de dienstverlening en de bescherming van investeringen;
69. roept de EU-autoriteiten op zich meer in te zetten voor een vreedzame oplossing voor de problematiek van de territoriale re-integratie van Moldavië;
Oekraïne
70. is ingenomen met de onlangs afgesloten DCFTA tussen de EU en Oekraïne, de allereerste vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en een oostelijke partner; is ervan overtuigd dat deze wegbereidende overeenkomst, alsook de ervaringen die zijn opgedaan in het kader van de onderhandelingen ervoor, een nuttige leidraad zullen zijn bij toekomstige onderhandelingen over DCFTA's met andere landen;
71. wijst op het feit dat Oekraïne de grootste oostelijke partner is van de EU en dat de EU dankzij de DCFTA toegang krijgt tot een nieuwe markt van 46 miljoen consumenten; is van mening dat de grootste voordelen voor de EU van de uitvoering van de DCFTA in een stabieler en meer voorspelbaar handels- en investeringsklimaat in Oekraïne zullen liggen;
72. is ingenomen met de doelgerichte inspanningen van de Oekraïense autoriteiten om de sociale en geografische ongelijkheden, in het bijzonder tussen de hoofdstad en de regio's, weg te werken;
73. is teleurgesteld over de vertragingen bij de ondertekening van de associatieovereenkomst, een conditio sine qua non voor de inwerkingtreding van de DCTFA; hoopt dat de obstakels voor de ondertekening van de associatieovereenkomst snel uit de weg zullen worden geruimd;
74. neemt kennis van het feit dat de Commissie de mogelijkheid van een voorlopige toepassing van de DCFTA vóór de sluiting van de associatieovereenkomst en de goedkeuring van het Europees Parlement heeft uitgesloten; wijst erop dat de toepassing van zowel de associatieovereenkomst als de DCFTA structurele en politieke hervormingen zullen brengen en wenst derhalve dat beide snel worden uitgevoerd;
75. erkent dat met betrekking tot de integratie in Europese structuren Oekraïne begonnen is met de aanpassing van zijn rechtsstelsel aan de EU en internationale normen, en reeds grote vooruitgang heeft geboekt met de invoering van de OESO-standaarden en -normen; merkt echter op dat het bedrijfsklimaat in Oekraïne nog steeds de 152e plaats inneemt in het verslag van de Wereldbank „Doing Business” en dat de problemen ten aanzien van grensoverschrijdende handel zijn verslechterd;
76. wijst erop dat een geslaagde uitvoering van de DCFTA sterk zal afhangen van de politieke wil en het bestuurlijk vermogen om alle bepalingen tijdig en correct ten uitvoer leggen; is van mening dat dit nog een flinke dobber kan worden voor Oekraïne, gezien het feit dat het land nog altijd worstelt met de tenuitvoerlegging alle verbintenissen voortvloeiend uit het toetredingsproces tot de WTO, alsook met zijn verplichtingen jegens de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds;
77. wijst opnieuw op de noodzaak de fundamentele economische, politieke en institutionele hervormingen, met een ruime en permanente participatie van organisaties en netwerken uit het maatschappelijk middenveld, te versnellen en op meer gedegen en meer samenhangende wijze uit te voeren, om tot een behoorlijke tenuitvoerlegging van de DCFTA te kunnen komen en de vruchten ervan te kunnen plukken; verzoekt in het bijzonder om de economische hervormingen in de sectoren landbouw, energie en vervoer voort te zetten;
78. is bezorgd over de negatieve berichten in verband met het ondernemings- en investeringsklimaat in Oekraïne als gevolg van uiteenlopende institutionele en systemische tekortkomingen zoals barrières voor markttoegang, de vergunningen, het excessieve aantal administratieve inspecties, ondoorzichtige belastings- en douanestelsels en het slechte beheer daarvan, zwak en corrupt openbaar bestuur, zwakke en corrupte rechtspraak, zwakke handhaving van verbintenissen, onvoldoende bescherming van eigendomsrechten, en tot slot onderontwikkeling en monopolisering van de infrastructuur; dringt er bij de Oekraïense regering op aan het hervormingsproces te versnellen teneinde bovengenoemde obstakels voor het bedrijfsleven en vrije en eerlijke handel uit de weg te ruimen;
79. erzoekt de regering van Oekraïne om de zorgen van de bedrijfswereld beter aan te pakken, in het bijzonder de toegang tot krediet en land, hypotheken, preferentieel krediet voor het ontwikkelen van kleine landbouwondernemingen, een vereenvoudigd en transparanter stelsel voor belastingeninning, terugbetaling van de belasting over de toegevoegde waarde aan uitvoerders, de formaliteiten voor douane-uitklaring en goedkeuring voor ingevoerde producten, bevordering van de mkb-sector, verbetering van de rechtshandhaving op het vlak van de bescherming van materiële activa en intellectuele eigendom; aangezien al die factoren rechtstreekse en onmiddellijk gevolgen hebben op de kwantiteit en kwaliteit van de handelsbetrekkingen met de EU en zijn instroom van directe buitenlandse investeringen in Oekraïne;
80. roept Oekraïne op zijn interne wetgeving dusdanig aan te passen dat de vrije en ononderbroken doorvoer van gas naar de lidstaten van de EU te allen tijde gewaarborgd is; merkt op dat dit proces een herstructurering van de aardgassector en de instelling van eerlijke regelgeving voor de energie-infrastructuren dient te omvatten om gelijke voorwaarden te creëren voor buitenlandse leveranciers, buitenlandse klanten en de plaatselijke vraag naar energie; verzoekt om versterkte samenwerking tussen de EU en Oekraïne in de energiesector, om de integratie van de Oekraïense energiesector in het Europese energiedomein en om het opzetten van gezamenlijke moderniserings- en ontwikkelingsprojecten op het vlak van energie-infrastructuur verzoekt de regering om het derde energiepakket ten uitvoer te leggen;
81. spreekt de hoop uit dat de Oekraïne voldoende politieke wil en moed zal weten op te brengen om alle politieke en regelgevende randvoorwaarden te scheppen voor een volledige en tijdige tenuitvoerlegging van de DCFTA met alle voordelen voor de bevolking van dien;
82. roept de EU-autoriteiten op meer steun te bieden voor de verbetering van de administratieve structuren van Oekraïne en de bevordering van de EU-standaarden op het vlak van goed overheidsbestuur aldaar;
o o o
83. roept de Raad, de Commissie en de Europese dienst voor extern optreden op om bij de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van de handelshoofdstukken van de associatieovereenkomsten met Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië en de Oekraïne alsook bij de opbouw van de handelsbetrekkingen van de EU met Wit-Rusland bovenstaande overwegingen en aanbevelingen terdege ter harte te nemen;
84. roept de Commissie op om op gezette tijden uitvoerig en volledig verslag uit te brengen aan het Europees Parlement over de voortgang van de onderhandelingen over de verschillende DCFTA's, alsmede over de tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten eenmaal ze zijn afgesloten;
85. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de landen van het Oostelijk Partnerschap.