Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds, wat betreft sommige bepalingen betreffende het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (COM(2011)0484 – C7-0219/2011 – 2011/0212(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0484),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0219/2011),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 27 oktober 2011(1),
– gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 3 februari 2012 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement;
– gezien het verslag van de Commissie visserij (A7-0447/2011),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 14 maart 2012 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. .../2012 van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds, wat betreft sommige bepalingen betreffende het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) nr.387/2012.)
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 617/2009 houdende opening van een autonoom tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit (COM(2011)0384 – C7-0170/2011 – 2011/0169(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0384),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0170/2011),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 13 februari 2012 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0025/2012),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 14 maart 2012 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. .../2012 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 617/2009 houdende opening van een autonoom tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) nr.464/2012.)
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van bepaalde verordeningen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek, wat de procedures voor de vaststelling van bepaalde maatregelen betreft (COM(2011)0082 – C7-0069/2011 – 2011/0039(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0082),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0069/2011),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0028/2012),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 14 maart 2012 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van bepaalde verordeningen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek, wat de procedures voor de vaststelling van bepaalde maatregelen betreft
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Een aantal basisverordeningen betreffende de gemeenschappelijke handelspolitiek bepaalt dat handelingen ter uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek moeten worden vastgesteld hetzij door de Raad in overeenstemming met procedures die in de verschillende betrokken instrumenten zijn opgenomen, hetzij door de Commissie volgens specifieke procedures en onder controle van de Raad. Dergelijke procedures zijn niet onderworpen aan Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(2).
(2) Deze basisverordeningen dienen te worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat zij consistent zijn met de bepalingen die bij het Verdrag van Lissabon zijn ingevoerd. Dit moet waar passend geschieden door toekenning van gedelegeerde bevoegdheden aan de Commissie en door toepassing van bepaalde procedures die worden vermeld in Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(3).
(3) De volgende verordeningen moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd:
–
Verordening (EEG) nr. 2841/72 van de Raad van 19 december 1972 betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat(4);
–
Verordening (EEG) nr. 2843/72 van de Raad van 19 december 1972 betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland(5);
–
Verordening (EEG) nr. 1692/73 van de Raad van 25 juni 1973 betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen(6);
–
Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen(7);[Am. 1]
–
Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld(8);
–
Verordening (EG) nr. 385/96 van de Raad van 29 januari 1996 inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen(9);
–
Verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen(10);
–
Verordening (EG) nr. 1515/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen naar aanleiding van een rapport van het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO betreffende antidumping- en antisubsidiemaatregelen(11);
–
Verordening (EG) nr. 2248/2001 van de Raad van 19 november 2001 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds(12);
–
Verordening (EG) nr. 153/2002 van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds(13);
–
Verordening (EG) nr. 427/2003 van de Raad van 3 maart 2003 over een productspecifiek vrijwaringsmechanisme in de overgangsperiode voor producten uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 519/94 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen(14);
–
Verordening (EG) nr. 452/2003 van de Raad van 6 maart 2003 inzake de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen ten aanzien van het gecombineerde effect van antidumping- of antisubsidiemaatregelen en vrijwaringsmaatregelen(15);
–
Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad van 25 april 2005 tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika(16);
–
Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing(17);[Am. 2]
–
Verordening (EG) nr. 1616/2006 van de Raad van 23 oktober 2006 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, en de Interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië(18);
–
Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad van 20 december 2007 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst(19);
–
Verordening (EG) nr. 140/2008 van de Raad van 19 november 2007 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, en de Interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds(20);
–
Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad van 21 januari 2008 tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 980/2005 en Besluit 2005/924/EG van de Commissie(21);
–
Verordening (EG) nr. 594/2008 van de Raad van 16 juni 2008 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds, en de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds(22);
–
Verordening (EG) Nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode vanaf 1 januari 2009 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1100/2006 en (EG) nr. 964/2007 van de Commissie(23);
–
Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn(24),
–
Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling(25);
–
Verordening (EG) nr. 625/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen(26);
–
Verordening (EG) nr. 1061/2009 van de Raad van 19 oktober 2009 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer(27);
–
Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie(28); [Am. 3]
–
Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(29).
(4) Ter waarborging van de rechtszekerheid moet deze verordening de procedures voor de vaststelling van maatregelen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening geïnitieerd maar niet afgerond zijn, onverlet laten,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde verordeningen worden overeenkomstig de bijlage aangepast aan artikel 290 van het Verdrag of aan de toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) nr. 182/2011.
Artikel 2
De verwijzingen naar bepalingen van de in de bijlage genoemde instrumenten moeten worden gelezen als verwijzingen naar die bepalingen zoals aangepast bij deze verordening.
Verwijzingen naar de voormalige namen van de comités moeten worden gelezen als verwijzingen naar de nieuwe namen zoals bepaald in deze verordening.
Door de in de Bijlage vermelde verordeningen heen, dient elke verwijzing naar „Europese Gemeenschap”, „Gemeenschap”, Europese Gemeenschappen' of „Gemeenschappen” te worden beschouwd als een verwijzing naar de Europese Unie of Unie; dient elke verwijzing naar de woorden „gemeenschappelijke markt” te worden beschouwd als verwijzing naar de „interne markt”; dient elke verwijzing naar de woorden „Comité dat is ingesteld bij artikel 113”, „Comité dat is ingesteld bij artikel 133”, „in artikel 113 bedoeld Comité” en „in artikel 133 bedoeld Comité” te worden beschouwd als een verwijzing naar „Comité dat is ingesteld bij artikel 207”; dient elke verwijzing naar de woorden „artikel 113 van het Verdrag” of „artikel 133 van het Verdrag” te worden beschouwd als een verwijzing naar „artikel 207 van het Verdrag”.[Am. 4]
Artikel 3
Deze verordening heeft geen gevolgen voor procedures die zijn ingeleid voor de vaststelling van maatregelen als voorzien in de verordeningen die in de bijlage zijn vermeld wanneer, bij of vóór de inwerkingtreding van deze verordening:
a)
de Commissie een handeling heeft vastgesteld; of
b)
krachtens een van de verordeningen raadpleging is vereist en dergelijke raadplegingen zijn ingeleid; of
c)
krachtens een van de verordeningen een voorstel is vereist en de Commissie een dergelijk voorstel heeft aangenomen.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dertigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te ,
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
Voor de Raad
De voorzitter
BIJLAGE
Lijst van verordeningen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek, die worden aangepast aan artikel 290 van het Verdrag of aan de toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(30).
1.Verordening (EEG) Nr. 2841/72 van de Raad van 19 december 1972 betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat(31)
Wat Verordening (EEG) nr. 2841/72 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EEG) nr. 2841/72 als volgt gewijzigd:
-1.
de volgende overweging 3 bis wordt ingevoegd:" Overwegende dat aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheiden moeten worden toegekend om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen voor de toepassing van de vrijwaringsclausule van de bilaterale Overeenkomst. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*; * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 5]
-1 bis.
de volgende overweging 3 ter wordt ingevoegd:" Overwegende dat voor de vaststelling van voorlopige maatregelen de raadplegingsprocedure moet worden gevolgd, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de gevolgtijdelijke logica ervan in verhouding tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare maatregelen kunnen nemen,"
[Am. 6]
1.
artikel 1 wordt vervangen door:" Artikel 1 De Commissie kan besluiten zich tot het Gemengd Comité, ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat - hierna te noemen de Overeenkomst - te wenden inzake de maatregelen bedoeld in de artikelen 22, 24, 24 bis en 26 van de Overeenkomst. In voorkomend geval stelt de Commissie die maatregelen vast volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7, lid 2."
2.
artikel 2, lid 1, tweede zin, wordt vervangen door:" In voorkomend geval stelt de Commissie vrijwaringsmaatregelen vast volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7, lid 2."
3.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 1. Indien uitzonderlijke omstandigheden een onmiddellijk ingrijpen vereisen in de gevallen bedoeld in de artikelen 24, 24 bis en 26 van de Overeenkomst, alsmede in het geval van steunmaatregelen bij de uitvoer die een rechtstreekse en onmiddellijke invloed op het handelsverkeer hebben, kunnen de in artikel 27, lid 3, onder e), van de Overeenkomst bedoelde beschermende maatregelen door de Commissie volgens de raadplegingsprocedure van artikel 7, lid 2,lid 1 bis, van deze verordening worden vastgesteld. In dringende gevallen is artikel 7, lid 3, van toepassing. [Am. 7] 2. Wanneer een lidstaat de Commissie om een optreden heeft verzocht, neemt deze binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek een besluit."
3 bis.
artikel 5 wordt geschrapt;[Am. 8]
4.
het volgende artikel wordt toegevoegd:" Artikel 7 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling* opgerichte vrijwaringscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182./2011. 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 9] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel [5]artikel 4 van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011]182/2011 van toepassing. [Am. 10] 3 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.[Am. 11] * PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1."
4 bis.
het volgende artikel wordt toegevoegd:" Artikel 7 bis 1.De Commissie legt om de twee jaar een verslag over de toepassing en uitvoering van de Overeenkomst voor aan het Europees Parlement. Het verslag bevat informatie over de activiteiten van de diverse organen die belast zijn met het toezicht op de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst, waaronder de verplichtingen met betrekking tot handelsbelemmeringen. 2.Het verslag bevat daarnaast een samenvatting van de statistieken en een bericht over de ontwikkeling van de handel met de Zwitserse Bondsstaat. 3.Het verslag bevat informatie over de tenuitvoerlegging van deze verordening. 4.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft voorgelegd, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst uiteen te zetten en toe te lichten. 5.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 12]
2.Verordening (EEG) Nr. 2843/72 van de Raad van 19 december 1972 betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland(32)
Wat Verordening (EEG) nr. 2843/72 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EEG) nr. 2843/72 als volgt gewijzigd:
-1.
de volgende overweging 3 bis wordt ingevoegd:" Overwegende dat aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheiden moeten worden toegekend om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen voor de toepassing van de vrijwaringsclausule van de bilaterale Overeenkomst. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*; * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 13]
-1 bis.
de volgende overweging 3 ter wordt ingevoegd:" Overwegende dat voor de vaststelling van voorlopige maatregelen de raadplegingsproceduremoet worden gevolgd, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de gevolgtijdelijke logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare maatregelen kunnen nemen."
[Am. 14]
1.
artikel 1 wordt vervangen door:" Artikel 1 „De Commissie kan besluiten zich tot het Gemengd Comité, ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland - hierna te noemen de Overeenkomst - te wenden inzake de maatregelen bedoeld in de artikelen 23, 25, 25 bis en 27 van de Overeenkomst. In voorkomend geval stelt de Commissie die maatregelen vast volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7, lid 2 van deze verordening."
2.
artikel 2, lid 1, tweede zin, wordt vervangen door:" In voorkomend geval stelt de Commissie vrijwaringsmaatregelen vast volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7, lid 2."
3.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 1. Indien uitzonderlijke omstandigheden een onmiddellijk ingrijpen vereisen in de gevallen bedoeld in de artikelen 25, 25 bis en 27 van de Overeenkomst, alsmede in het geval van steunmaatregelen bij de uitvoer die een rechtstreekse en onmiddellijke invloed op het handelsverkeer hebben, kunnen de in artikel 28, lid 3, sub e), van de Overeenkomst bedoelde beschermende maatregelen door de Commissie volgens de raadplegingsprocedure van artikel 7, lid 2,lid 1 bis, van deze verordening worden vastgesteld. In dringende gevallen is artikel 7, lid 3, van toepassing. [Am. 15] 2. Wanneer een lidstaat de Commissie om een optreden heeft verzocht, neemt deze binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek een besluit."
3 bis.
artikel 5 wordt geschrapt;[Am. 16]
4.
het volgende artikel 7 wordt toegevoegd:" Artikel 7 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling* opgerichte vrijwaringscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 17] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011] 182/2011, in samenhang met artikel [5]artikel 4 daarvan, van toepassing. [Am. 18] 3 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.[Am. 19] * PB L 84 van , 31.3.2009, blz. 1.„;"
4 bis.
het volgende artikel wordt toegevoegd:" 'Artikel 7 bis 1.De Commissie dient om de twee jaar een verslag over de toepassing en uitvoering van de overeenkomst in bij het Europees Parlement. Het verslag bevat informatie over de activiteiten van de diverse organen die belast zijn met het toezicht op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst, waaronder de verplichtingen betreffende handelsbelemmeringen. 2.Daarnaast bevat het verslag een samenvatting van de statistieken en een bericht over de ontwikkeling van de handel met IJsland. 3.Het verslag bevat informatie over de tenuitvoerlegging van deze verordening. 4.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft gepresenteerd, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de overeenkomst uiteen te zetten en toe te lichten. 5.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 20]
3.Verordening (EEG) Nr. 1692/73 van de Raad van 25 juni 1973 betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen(33)
Wat Verordening (EEG) nr. 1692/73 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EEG) nr. 1692/73 als volgt gewijzigd:
-1.
de volgende overweging 3 bis wordt ingevoegd:" Overwegende dat aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden moeten worden toegekend om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelenvereist voor de toepassing van de vrijwaringsclausule van de bilaterale Overeenkomst. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*; ____________________ * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 21]
-1 bis.
de volgende overweging 3 ter wordt ingevoegd:" Overwegende dat voor de vaststelling van voorlopige maatregelen de raadplegingsprocedure moet worden gevolgd, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de gevolgtijdelijke logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare maatregelen kunnen nemen."
[Am. 22]
1.
artikel 1 wordt vervangen door:" Artikel 1 „De Commissie kan besluiten zich tot het Gemengd Comité, ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen - hierna te noemen de Overeenkomst - te wenden inzake de maatregelen bedoeld in de artikelen 22, 24, 24 bis en 26 van de Overeenkomst. In voorkomend geval stelt de Commissie die maatregelen vast volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7, lid 2 van deze verordening."
2.
artikel 2, lid 1, tweede zin, wordt vervangen door:" In voorkomend geval stelt de Commissie vrijwaringsmaatregelen vast volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7, lid 2."
3.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 1. Indien uitzonderlijke omstandigheden een onmiddellijk ingrijpen vereisen in de gevallen bedoeld in de artikelen 24, 24 bis en 26 van de Overeenkomst, alsmede in het geval van steunmaatregelen bij de uitvoer die een rechtstreekse en onmiddellijke invloed op het handelsverkeer hebben, kunnen de in artikel 27, lid 3, sub e), van de Overeenkomst bedoelde beschermende maatregelen door de Commissie volgens de raadplegingsprocedure van artikel 7, lid 2,lid 1 bis, van deze verordening worden vastgesteld. In dringende gevallen is artikel 7, lid 3, van toepassing. [Am. 23] 2. Wanneer een lidstaat de Commissie om een optreden heeft verzocht, neemt deze binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek een besluit."
3 bis.
artikel 5 wordt geschrapt;[Am. 24]
4.
het volgende artikel wordt toegevoegd:" Artikel 7 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling opgerichte vrijwaringscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 25] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel [8]artikel 8 van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011]182/2011, in samenhang met artikel [5]artikel 4 daarvan, van toepassing. [Am. 26] 3 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.[Am. 27] * PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1."
4 bis.
het volgende artikel wordt toegevoegd:" Artikel 7 bis 1.De Commissie dient om de twee jaar een verslag over de toepassing en uitvoering van de overeenkomst in bij het Europees Parlement. Het verslag bevat informatie over de activiteiten van de diverse organen die belast zijn met het toezicht op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, waaronder de verplichtingen inzake handelsbelemmeringen. 2.Daarnaast bevat het verslag een samenvatting van de statistieken en een bericht over de ontwikkeling van de handel met het Koninkrijk Noorwegen. 3.Het verslag bevat informatie over de tenuitvoerlegging van deze verordening. 4.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft gepresenteerd, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de overeenkomst uiteen te zetten en toe te lichten. 5.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 28]
3 bis.Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen(34)[Am. 29]
Wat Verordening (EG) nr. 3448/93 aangaat, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen, ten einde nadere voorschriften vast te leggen en de bijlage bij die verordening te kunnen wijzigen. Bovendien moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van die verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) Nr. 3448/93 als volgt gewijzigd:
[Am. 30]
1.
de volgende overweging 17 bis wordt ingevoegd:" Overwegende dat, teneinde de bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening, aan de Commissie de bevoegdheid moet worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen ten aanzien van de vastlegging van nadere regels voor de toepassing van de leden 1 tot en met 3 van artikel 6 uit hoofde van artikel 6, lid 4, ten aanzien van de vastlegging van nadere regels voor de bepaling en het beheer van verlaagde agrarische elementen uit hoofde van artikel 7, lid 2, en ten aanzien van het wijzigen van tabel 2 van Bijlage B. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad."
[Am. 31]
2.
overweging 18 wordt vervangen door:" Overwegende dat aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheiden moeten worden toegekend om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van diverse maatregelen en van gedetailleerde regels voor de communicatie tussen de Commissie en de lidstaten vereist. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 32]
3.
artikel 2, lid 4 wordt vervangen door:" 4.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 14 bis en 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende nadere regels voor de toepassing van dit artikel."
[Am. 33]
4.
artikel 6, lid 4, eerste alinea, wordt vervangen door:" 4.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 14 bis en 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende nadere regels voor de toepassing van dit artikel."
[Am. 34]
5.
artikel 7, lid 2, inleidende formule wordt vervangen door:" 2.Wanneer een preferentiële overeenkomst voorziet in een verlaging van het agrarisch element van de belasting is de Commissie bevoegd overeenkomstig de artikelen 14 bis en 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de nadere regels voor de bepaling en het beheer van deze verlaagde agrarische elementen, voor zover in de overeenkomst wordt bepaald:"
[Am. 35]
6.
artikel 7, lid 3, wordt vervangen door:" 3.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 14 bis en 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende nadere regels voor het initiëren en beheren van de niet-agrarische elementen van de belasting"
[Am. 36]
7.
artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a)
Lid 3 wordt vervangen door:" 3.De gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de in dit artikel bedoelde restitutieregeling worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure."
b)
Lid 4, tweede alinea, wordt vervangen door:" Deze bedragen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De voor de toepassing van dit lid noodzakelijke uitvoeringsbepalingen en met name de maatregelen om te waarborgen dat goederen die worden aangegeven voor uitvoer in het kader van een preferentiële regeling niet in werkelijkheid op basis van een niet-preferentiële regeling worden uitgevoerd, of omgekeerd, worden vastgesteld volgens dezelfde procedure."
c)
Lid 6 wordt vervangen door:" 6.Het bedrag waaronder kleine exporteurs kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om certificaten van de uitvoer restitutieregeling over te leggen, wordt vastgesteld op 50.000 EUR per jaar. Het bedrag kan worden aangepast volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure."
[Am. 37]
8.
artikel 9 wordt vervangen door:" Artikel 9 Wanneer krachtens een verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de markten in een bepaalde sector, wordt besloten heffingen, belastingen of andere maatregelen toe te passen bij uitvoer van een in bijlage I bedoeld landbouwproduct, kunnen volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure geëigende maatregelen worden vastgesteld ten aanzien van bepaalde goederen waarvan de uitvoer wegens het hoge gehalte aan dit landbouwproduct en het gebruik dat van die goederen kan worden gemaakt, nadelig kan zijn voor het bereiken van het in de betrokken landbouwsector nagestreefde doel. Hierbij moet terdege rekening worden gehouden met het specifieke belang van de verwerkende industrie. In geval van urgentie stelt de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen vast volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde procedure."
[Am. 38]
9.
artikel 10 bis, lid 4, eerste alinea wordt vervangen door:" 4.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 14 bis en 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende nadere regels voor de toepassing van dit artikel."
[Am. 39]
10.
artikel 11, lid 1, derde alinea wordt vervangen door:" De uitvoeringsmaatregelen in verband met de tweede alinea, welke het mogelijk maken te bepalen welke basisproducten onder de regeling actieve veredeling worden toegelaten en de hoeveelheden daarvan te controleren en te plannen, staan tegelijkertijd garant voor een grotere transparantie voor de ondernemers door vooraf de in te voeren indicatieve hoeveelheden voor elke gemeenschappelijke marktordening te publiceren. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 14 bis en 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende nadere regels voor de toepassing van dit artikel."
[Am. 40]
11.
artikel 12, lid 2 wordt vervangen door:" 2.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 14 bis en 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van Tabel 2, bijlage B, om deze aan de door de Unie gesloten overeenkomsten aan te passen."
[Am. 41]
12.
artikel 13, lid 2, tweede alinea wordt vervangen door:" De Commissie is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 14 bis en 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening."
[Am. 42]
13.
artikel 14 wordt vervangen door:" Artikel 14 1.Volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure kunnen drempels worden bepaald beneden welke de overeenkomstig artikel 6 of artikel 7 bepaalde bedragen op nul worden vastgesteld. In geval van urgentie stelt de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen vast volgens de procedure bedoeld in artikel 16, lid 3. Volgens dezelfde procedure kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd voor het niet toepassen van deze agrarische elementen teneinde te voorkomen dat kunstmatige handelsstromen ontstaan. 2.Volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure kan een drempel worden vastgesteld beneden welke de lidstaten de uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende bedragen met betrekking tot een zelfde economische transactie niet hoeven toe te kennen of te innen wanneer het saldo van die bedragen kleiner is dan dat drempelbedrag. In geval van urgentie stelt de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen vast volgens de procedure van artikel 16, lid 3."
[Am. 43]
14.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" 'Artikel 14 bis De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de nadere regels voor de toepassing van artikel 4, leden 1 en 2, ter bepaling van de nadere regels voor de toepassing van de leden 1 tot en met 3 van artikel 6 overeenkomstig artikel 6, lid 4, ter bepaling van de nadere regels voor de bepaling en het beheer van verlaagde agrarische elementen overeenkomstig artikel 7, lid 2, en tot wijziging van Tabel 2 van Bijlage B.„"
[Am. 44]
15.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 14 ter 1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgelegde voorwaarden. 2.De in artikel 7 bedoeldeom gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar, met ingang van …(35) De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen die verlenging verzet. 3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van alle reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5.Een overeenkomstig artikel 7 vastgestelde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met vier maanden verlengd."
[Am. 319]
16.
artikel 16 wordt vervangen door:" Artikel 16 1.De Commissie wordt bijgestaan door een Comité horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer van verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I vallen (hierna „het comité” genoemd). 2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 4.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt."
[Am. 320]
17.
artikel 17 wordt geschrapt;[Am. 46]
18.
artikel 18 wordt vervangen door:" Artikel 18 De maatregelen die nodig zijn om deze verordening aan te passen aan de wijzigingen die worden aangebracht in de verordeningen houdende gemeenschappelijke marktordeningen in de landbouwsector om de huidige regeling in stand te houden, worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure."
[Am. 47]
19.
artikel 20 wordt vervangen door:" 'Artikel 20 'De lidstaten verstrekken de Commissie de gegevens die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening, en die betrekking hebben op de invoer, de uitvoer, en eventueel de productie van de goederen enerzijds en de administratieve uitvoeringsmaatregelen anderzijds. De wijze waarop deze gegevens dienen te worden meegedeeld, wordt vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.„"
[Am. 48]
4.Verordening (EG) Nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld(36)
Wat Verordening (EG) nr. 3286/94 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 3286/94 als volgt gewijzigd:
-1.
de volgende overweging 4 bis wordt ingevoegd:" Overwegende da aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheiden moeten worden toegekend om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 49]
-1 bis.
de volgende overweging 4 ter wordt ingevoegd:" Overwegende dat de raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van toezicht- en voorlopige maatregelen de raadplegingsprocedure, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare maatregelen kunnen nemen."
[Am. 50]
-1 ter.
overweging 9 wordt vervangen door:" Overwegende dat de institutionele en procedurele bepalingen van artikel 207 van het Verdrag niet uit het oog mogen worden verloren; overwegende dat het Europees Parlement en het uit hoofde van dit artikel opgerichte comité derhalve op de hoogte moet worden gehouden van de ontwikkelingen met betrekking tot individuele gevallen zodat het de verder strekkende politieke consequenties daarvan kan beoordelen;"
[Am. 51]
-1 quater.
overweging 10 wordt vervangen door:" Overwegende bovendien dat wanneer een overeenkomst met een derde land het meest geschikte middel lijkt om een uit een belemmering voor het handelsverkeer voortvloeiend geschil op te lossen, de desbetreffende onderhandelingen dienen te worden gevoerd in overeenstemming met de procedures die in artikel 207 van het Verdrag zijn vastgesteld, in overleg met het bij dit artikel ingestelde comité en met het Europees Parlement;"
[Am. 52]
1.
artikel 5, lid 3, wordt vervangen door:" 3. Wanneer blijkt dat de klacht niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen, wordt de klager hiervan in kennis gesteld."
2.
artikel 6, lid 4, wordt vervangen door:" 4. Wanneer blijkt dat het verzoek niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen, wordt de betrokken lidstaat daarvan in kennis gesteld."
3.
artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a)
het kopje van het artikel wordt vervangen door: „Comité procedures”;
b)
lid 1 wordt vervangen door:" 1. a) De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake handelsbelemmeringen, hierna „het comité” genoemd. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. a bis)Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 53] b) Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. b bis)Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt."
[Am. 54]
c)
in lid 2 worden de eerste twee zinnen geschrapt;
d)
de leden 3 en 4 worden geschrapt;
4.
in artikel 8, lid 1, wordt de inleidende zin vervangen door:" 1. Wanneer de Commissie van oordeel is dat er voldoende bewijsmateriaal voorhanden is om de inleiding van een onderzoekprocedure te rechtvaardigen en dat zulks in het belang van de Unie is, handelt zij als volgt:"
5.
artikel 9, lid 2, onder a), vervangen door:" a) Noch de Commissie of de lidstaten, noch de functionarissen van de Commissie of van de lidstaten mogen de bij de toepassing van deze verordening verkregen informatie die een vertrouwelijk karakter heeft of door een bij een onderzoekprocedure betrokken partij op vertrouwelijke grondslag is verstrekt, bekendmaken, tenzij de partij die de informatie heeft verstrekt daarvoor uitdrukkelijk toestemming geeft."
6.
artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door:" 1. Wanneer na een onderzoekprocedure blijkt dat het belang van de Unie geen maatregelen vereist, wordt de procedure door de Commissie beëindigd volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7, lid 1, onder b. De voorzitter kan het standpunt van het comité verkrijgen volgens de in artikel 7, lid 1, onder b bis), bedoelde schriftelijke procedure."
[Am. 55]
b)
lid 2, onder a), wordt vervangen door:" a) Wanneer na een onderzoekprocedure het betrokken derde land of de betrokken derde landen maatregelen neemt of nemen die bevredigend worden geacht, en de Unie derhalve geen maatregelen behoeft te nemen, kan de procedure door de Commissie worden opgeschort volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 7, lid 1, onder bonder a bis).„"
[Am. 56]
c)
lid 3 wordt vervangen door:" 3. Wanneer hetzij na een onderzoekprocedure, hetzij op enig moment voor, tijdens of na een internationale geschillenbeslechtingsprocedure blijkt dat de meest geschikte wijze om een uit een belemmering voor het handelsverkeer voortvloeiend geschil op te lossen de sluiting van een overeenkomst met het betrokken derde land of de betrokken derde landen is, waardoor de essentiële rechten van de Unie en van het betrokken derde land of de betrokken derde landen kunnen worden gewijzigd, wordt de procedure door de Commissie opgeschort volgens de raadplegingsprocedure van artikel 7, lid 1, onder b,a bis), en worden onderhandelingen gevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 207 van het Verdrag."
[Am. 57]
7.
artikel 13 wordt vervangen door:" Artikel 13 Besluitvormingsprocedures 1. Wanneer de Unie, naar aanleiding van een overeenkomstig de artikelen 3 en 4 ingediende klacht of een overeenkomstig artikel 6 ingediend verzoek, formele internationale procedures inzake overleg of geschillenbeslechting volgt, worden de besluiten met betrekking tot de inleiding, het verloop en de beëindiging van deze procedures genomen door de Commissie. 2. Wanneer de Unie, na in overeenstemming met artikel 12, lid 2, te hebben gehandeld, een besluit dient te nemen over de op grond van artikel 11, lid 2, onder c), of artikel 12 te nemen handelspolitieke maatregelen, dan neemt zij in overeenstemming met artikel 207 van het Verdrag en in voorkomend geval met de toepasselijke procedures onverwijld een besluit."
7 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 13 bis Verslag De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement een verslag in over de toepassing en tenuitvoerlegging van deze verordening. Het verslag bevat informatie over de activiteiten van de Commissie en het comité handelsbelemmeringen. Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 58]
8.
artikel 14 wordt geschrapt;
5.Verordening (EG) Nr. 385/96 van de Raad van 29 januari 1996 inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen(37)
Wat Verordening (EG) nr. 385/96 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 385/96 als volgt gewijzigd:
-1.
Overweging 25 wordt vervangen door:"
(25)
Overwegende dat aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheiden moeten worden toegekend om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*.
* PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
"
[Am. 59]
1.
artikel 5, lid 11, wordt vervangen door:" 11. Wanneer, onverminderd het bepaalde in artikel 15, lid 2, blijkt dat er voldoende bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, gaat de Commissie daartoe over binnen 45 dagen na indiening van de klacht of, ingeval de procedure overeenkomstig het bepaalde in lid 8 wordt ingeleid, binnen zes maanden na de datum waarop de verkoop van het vaartuig bekend was of had moeten zijn, en maakt zij dit in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend. Wanneer onvoldoende bewijsmateriaal werd ingediend, wordt de klager daarvan in kennis gesteld binnen 45 dagen na de datum waarop de klacht bij de Commissie werd ingediend."
2.
artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 2 wordt vervangen door:" 2. Wanneer blijkt dat beschermende maatregelen overbodig zijn wordt het onderzoek of de procedure beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de procedureonderzoeksprocedure van artikel 10, lid 2. De voorzitter kan het standpunt van het comité verkrijgen volgens de in artikel 10, lid 2 bis), bedoelde schriftelijke procedure."
[Am. 60]
b)
lid 4 wordt vervangen door:" Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat er sprake is van schade veroorzakende prijzen en daaruit voortvloeiende schade, legt de Commissie de betrokken scheepsbouwer, overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 10, lid 2, een prijsschadeheffing op. Het bedrag van de prijsschadeheffing is gelijk aan de vastgestelde prijsschademarge. De Commissie neemt de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van haar besluit, met name wat de inning van de prijsschadeheffing betreft."
3.
in artikel 8 wordt de eerste alinea vervangen door:" Het onderzoek kan zonder de instelling van een prijsschadeheffing worden beëindigd indien de scheepsbouwer de verkoop van het vaartuig tegen een schade veroorzakende prijs definitief en onvoorwaardelijk ongedaan maakt of een alternatieve door de Commissie goedgekeurde gelijkwaardige maatregel aanvaardt."
4.
artikel 9, lid 1, wordt vervangen door:" 1. Indien de betrokken scheepsbouwer de overeenkomstig artikel 7 opgelegde prijsschadeheffing niet betaalt, neemt de Commissie tegenmaatregelen in de vorm van de ontzegging van ladings- en lossingsrechten ten aanzien van de door de betrokken scheepsbouwer gebouwde vaartuigen."
5.
artikel 10 wordt vervangen door:" Artikel 10 Comité procedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité schade veroorzakende prijzen van vaartuigen. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 2 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt."
[Am. 61]
6.
artikel 13, lid 5, wordt vervangen door:" 5. De Commissie en de lidstaten en de functionarissen van de Commissie en de lidstaten maken zonder de uitdrukkelijke toestemming van de persoon die ze heeft verstrekt geen gegevens bekend die zij ingevolge deze verordening hebben verkregen en waarvoor deze persoon om een vertrouwelijke behandeling heeft verzocht. Informatie die tussen de Commissie en de lidstaten wordt uitgewisseld of interne documenten die door de autoriteiten van de Unie of van de lidstaten zijn opgesteld, worden, behalve wanneer in deze verordening anders wordt bepaald, niet bekendgemaakt."
7.
artikel 14, lid 3, wordt vervangen door:" 3. De mededeling wordt schriftelijk gedaan. Zij geschiedt, met inachtneming van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke gegevens, zo spoedig mogelijk en normaal uiterlijk één maand voordat de Commissie een definitief besluit neemt. Kan de Commissie bepaalde feiten of overwegingen op dat tijdstip niet mededelen, dan deelt zij deze mede zodra dit mogelijk is. Deze mededeling doet geen afbreuk aan besluiten die de Commissie daarna neemt, maar indien deze besluiten op andere feiten en overwegingen zijn gebaseerd, worden deze zo spoedig mogelijk meegedeeld."
7 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 14 bis Verslag De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement een verslag in over de toepassing en tenuitvoerlegging van deze verordening. Het verslag bevat informatie over de activiteiten van de Commissie en het Raadgevend Comité inzake bescherming tegen schade veroorzakende prijzen van vaartuigen. Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 62]
6.Verordening (EG) Nr. 2271/96 van de Raad van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen(38)
Wat Verordening (EG) nr. 2271/96 aangaat, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen tot vaststelling van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag, teneinde de bijlage bij die verordening te kunnen wijzigen. Bovendien moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van die verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 2271/96 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 9 wordt vervangen door:"
(9)
Overwegende dat aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheiden moeten worden toegekend om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van criteria op grond waarvan het personen is toegestaan verplichtingen of verboden volledig of ten dele na te komen of na te leven, met inbegrip van verzoeken van buitenlandse gerechten, voor zover hun belangen of die van de Unie ernstig geschaad zouden worden door niet-nakoming of niet-naleving. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*;
* PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
"
[Am. 63]
-1 bis.
de volgende overweging 9 bis wordt ingevoegd:"
(9 bis)
Overwegende dat, teneinde de bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening, aan de Commissie de bevoegdheid moet worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen met betrekking tot het toevoegen of schrappen van wettelijke voorschriften van de Bijlage van deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
"
[Am. 64]
1.
artikel 1, tweede alinea, wordt vervangen door:" Overeenkomstig de relevante Verdragsbepalingen en onverminderd de bepalingen van artikel 7, onder c), kan de Commissie in overeenstemming met de artikelen 11 bis, 11 ter en 11 quater gedelegeerde handelingen vaststellen om aan de bijlage bij deze verordening wetten toe te voegen of daarin wetten te schrappen."
2.
artikel 8 wordt vervangen door:" Artikel 8 1. Voor de toepassing van artikel 7, onder b) en c), wordt de Commissie bijgestaan door het Comité extraterritoriale wetgeving. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in lid 2 van dit artikel bedoelde onderzoeksprocedure. Het comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. […./2011]182/2011. [Am. 65] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 2 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt."
[Am. 66]
3.
de volgende artikelen worden ingevoegd:" Artikel 11 bis 1. De bevoegdheid tot vaststelling van de De Commissie is bevoegd overeenkomstig bedoeld in artikel 1 gedelegeerde handelingen wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleendvast te stellen met betrekking tot het toevoegen of schrappen van wettelijke voorschriften in de Bijlage bij deze verordening. 2.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis. 3.De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt de Commissie verleend onder de in de artikelen 11 ter en 11 quater gestelde voorwaarden.[Am. 67] Artikel 11 ter 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. [Am. 68] 2. De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de in artikel 1 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar, met ingang van …(39)bevoegdheden zal intrekken, brengt de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van deze periode van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen deze verlenging verzet.[Am. 321] 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 1 verleende bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. HetEen besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt onmiddellijk in werkingwordt van kracht op de dag na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. 3 bis.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.[Am. 68] 3 ter.Een overeenkomstig artikel 1 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met vier maanden worden verlengd."
[Am. 322]
Artikel 11 quater
1.Het Europees Parlement en de Raad mogen binnen twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar aantekenen tegen de gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze periode met een maand worden verlengd.
2.Indien bij het verstrijken van deze termijn noch het Europees Parlement noch de Raad bezwaar tegen de gedelegeerde handeling heeft aangetekend, wordt deze in het Publicatieblad van de Europese Uniebekendgemaakt en treedt zij op de daarin bepaalde datum in werking.
Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij niet voornemens zijn bezwaar aan te tekenen, mag de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van die termijn in het Publicatieblad van de Europese Unieworden bekendgemaakt en in werking treden.
3.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar tegen een gedelegeerde handeling aantekent, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.„
[Am. 69]
7.Verordening (EG) Nr. 1515/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen naar aanleiding van een rapport van het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO betreffende antidumping- en antisubsidiemaatregelen(40)
Wat Verordening (EG) nr. 1515/2001 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 1515/2001 als volgt gewijzigd:
-1.
De volgende overweging wordt ingevoegd:" (6 bis)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling of opschorting van maatregelen om te voldoen aan de aanbevelingen of uitspraken van het WTO-orgaan voor de beslechting van geschillen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 70]
-1 bis.
De volgende overweging wordt ingevoegd:" (6 ter)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de opschorting van maatregelen voor een beperkte periode, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de gevolgtijdelijke logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij het opleggen van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 71]
1.
artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:" 1. Wanneer het orgaan voor geschillenbeslechting een rapport opstelt betreffende een maatregel van de Unie die is genomen krachtens het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1225/2009 van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap*, Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn** of de onderhavige verordening („betwiste maatregel”), kan de Commissie in overeenstemming met de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 3 bis, lid 2 een of meer van de volgende maatregelen nemen: * PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51. ** PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93."
a bis)
lid 1, onder b), wordt vervangen door:"
b)
vaststellen van andere bijzondere maatregelen voor de uitvoering van een wetgevingsbesluit die in de gegeven omstandigheden dienstig worden geacht.
"
[Am. 72]
b)
lid 3 wordt vervangen door:" 3. Wanneer het dienstig wordt geacht dat een overeenkomstig lid 1 genomen maatregel wordt voorafgegaan door of gepaard gaat met een herzieningsonderzoek, wordt dat onderzoek door de Commissie geopend."
c)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. Wanneer opschorting van de betwiste of gewijzigde maatregel dienstig wordt geacht, wordt deze opschorting voor een beperkte termijn toegestaan door de Commissie, die haar besluit neemt in overeenstemming met de in artikel 3 bis, lid 2,lid 1 bis, bedoelde raadplegingsprocedure."
[Am. 73]
2.
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door:" 1. De Commissie kan bovendien, indien zij dit wenselijk acht, alle in artikel 1, lid 1, bedoelde dienstig geachte maatregelen nemen teneinde rekening te houden met de interpretatie van rechtsregels in een rapport van het orgaan voor geschillenbeslechting betreffende een niet-betwiste maatregel."
b)
lid 3 wordt vervangen door:" 3. Wanneer het dienstig wordt geacht dat een overeenkomstig lid 1 genomen maatregel wordt voorafgegaan door of gepaard gaat met een herzieningsonderzoek, wordt dat onderzoek door de Commissie geopend."
c)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. Wanneer opschorting van de niet-betwiste of gewijzigde maatregel dienstig wordt geacht, wordt deze opschorting voor een beperkte termijn toegestaan door de Commissie, die haar besluit neemt in overeenstemming met de in artikel 3 bis, lid 2,lid 1 bis, bedoelde raadplegingsprocedure."
[Am. 74]
3.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 3 bis 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Antidumpingcomité dat is ingesteld bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 , of in voorkomend geval door het Antisubsidiecomité ingesteld bij artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 597/2009. Deze comités zijn comités in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 75] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 2 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt."
[Am. 76]
3 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 3 ter De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement een verslag in over de toepassing en tenuitvoerlegging van de verordening. Het verslag bevat informatie over de activiteiten, procedures en besluiten van de Commissie, van het Antidumpingcomité en van het Antisubsidiecomité. Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 77]
8.Verordening (EG) Nr. 2248/2001 van de Raad van 19 november 2001 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds(41)
Wat Verordening (EG) nr. 2248/2001 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 2248/2001 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 6 wordt vervangen door:" Uitvoeringshandelingen van de Commissie tot wijziging van de gecombineerde nomenclatuur en van de TARIC-codes houden geen substantiële wijzigingen in."
[Am. 78]
-1 bis.
overweging 10 wordt vervangen door:" Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van gedetailleerde regels voor de uitvoering van bepaalde bepalingen van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 79]
-1 ter.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (10 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van onmiddellijke maatregelen in uitzonderlijke en kritieke omstandigheden, gelet op de gevolgen van deze maatregelen en de gevolgtijdelijke logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve maatregelen. Daar waar een vertraging bij het opleggen van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 80]
-1 quater.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (10 ter)De Commissie moet onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vaststellen, indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met uitzonderlijke en kritieke omstandigheden in de zin van artikel 25, lid 4, onder b), en artikel 26, lid 4, van de interimovereenkomst en nadien artikel 38, lid 4, onder b), en artikel 39, lid 4, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, om dwingende redenen van urgentie vereist is."
[Am. 81]
-1 quinquies.
artikel 2 wordt vervangen door:" Artikel 2 Concessies inzake baby beef De bepalingen inzake de toepassing van artikel 14, lid 2, van de interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 27, lid 2, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst betreffende de tariefcontingenten voor producten van de categorie „baby beef” worden vastgesteld door de Commissie volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 7 septies bis, lid 5, van deze verordening."
[Am. 82]
-1 sexies.
artikel 3 wordt geschrapt;[Am. 83]
-1 septies.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 Concessies inzake visserijproducten De bepalingen inzake de toepassing van artikel 15, lid 1, van de interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 28, lid 1, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst betreffende de tariefcontingenten voor vis en visserijproducten vermeld in bijlage V a) bij beide overeenkomsten, worden vastgesteld door de Commissie volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 7 septies bis, lid 5, van deze verordening."
[Am. 84]
-1 octies.
artikel 5 wordt geschrapt;[Am. 85]
-1 nonies.
artikel 7 wordt vervangen door:" Artikel 7 Technische aanpassingen Wijzigingen en technische aanpassingen van uitvoeringsbepalingen die krachtens deze verordening zijn vastgesteld, worden, wanneer zulks noodzakelijk is in verband met wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur of de TARIC-codes, of in verband met nieuwe preferentiële overeenkomsten, protocollen, briefwisselingen en andere rechtsinstrumenten die door de Unie en de Republiek Kroatië worden gesloten en die geen ingrijpende wijzigingen met zich meebrengen, vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure as bedoeld in artikel 7 septies bis, lid 5."
[Am. 86]
1.
artikel 7 bis wordt als volgt gewijzigd:
a)de volgende leden 3 bis en 3 ter worden ingevoegd:"
3bisWanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel [5] van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011] van toepassing.
3terWanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel [8] juncto artikel [5] van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011] van toepassing.
a)
de leden 2, 3 en 4 worden geschrapt;[Am. 87]
b)
lid 6, eerste alinea, wordt vervangen door:
„Na het overleg kan de Commissie, indien geen andere regeling kan worden getroffen, volgens de procedureonderzoeksprocedure van artikel 7 bis, lid 3 bis,artikel 7 septies bis, lid 5,van deze verordening besluiten om niet te handelen of om passende maatregelen als bedoeld in de artikelen 25 en 26 van de interimovereenkomst of later de artikelen 38 en 39 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst te nemen. In dringende gevallen is artikel 7 bis, lid 3 ter,artikel 7 septies bis, lid 7, van deze verordening van toepassing.”
"
[Am. 88]
c)
de leden 7, 8 en 9 worden geschrapt;
2.
artikel 7 ter wordt vervangen door:" Artikel 7 ter Uitzonderlijke en kritieke omstandigheden In uitzonderlijke en kritieke omstandigheden in de zin van artikel 25, lid 4, onder b), en artikel 26, lid 4, van de interimovereenkomst of later artikel 38, lid 4, onder b), en artikel 39, lid 4, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, kan de Commissie volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 7 bis, lid 3 bis,artikel 7 septies bis, lid 4, van deze verordening onmiddellijk de maatregelen treffen waarin is voorzien in de artikelen 25 en 26 van de interimovereenkomst respectievelijk de artikelen 38 en 39 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. In dringende gevallen is artikel 7 bis, lid 3 ter,artikel 7 septies bis, lid 6, van toepassing. [Am. 89] Indien een lidstaat een verzoek aan de Commissie voorlegt, beslist deze hierover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek."
3. in artikel 7 sexties wordt lid 1, tweede zin, vervangen door: "
„Zo nodig neemt zij vrijwaringsmaatregelen volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7 bis, lid 3 bis,artikel 7 septies bis, lid 5, behalve in geval van steun waarop Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn* van toepassing is; in dat geval worden maatregelen genomen in overeenstemming met de in die verordening omschreven procedures; [Am. 90]
* PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.„;
"
3 bis.
artikel 7 septies wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 3 wordt vervangen door:" 3.Zolang bij het in lid 2 bedoelde overleg geen bevredigende oplossing is gevonden, kan de Commissie besluiten andere maatregelen die zij passend acht, te nemen overeenkomstig artikel 30 van de interim-overeenkomst of later artikel 43 van de stabilisatie- en associatieovereenkomsten overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 7 septies bis, lid 5 van de verordening."
b)
leden 4, 5 en 6 worden geschrapt;[Am. 91]
3 ter.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 7 septies bis Comitéprocedure 1.Voor de toepassing van artikel 2 wordt de Commissie bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1254/1999. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2.Voor de toepassing van artikel 4 wordt de Commissie bijgestaan door het Comité Douanewetboek, dat is ingesteld bij artikel 248 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 3.Voor de toepassing van de artikelen 7 bis, 7 ter, 7 sexies en 7 septies, wordt de Commissie bijgestaan door het raadgevende comité dat is ingesteld bij artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling*. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 4.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 5.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 6.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 7.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 8.Als het advies van het comité moet worden verkregen via een schriftelijke procedure, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité hiertoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité hierom verzoekt.[Am. 92] * PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53."
9.Verordening (EG) Nr. 153/2002 van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds(42)
Wat Verordening (EG) nr. 153/2002 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 153/2002 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 6 wordt vervangen door:" Uitvoeringshandelingen van de Commissie tot wijziging van de gecombineerde nomenclatuur en van de TARIC-codes houden geen substantiële wijzigingen in."
[Am. 93]
-1 bis.
overweging 11 wordt vervangen door:" (11)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van bepaalde bepalingen van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. *PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[AM 94]
-1 ter.
de volgende overweging wordt toegevoegd:" (11 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van onmiddellijke maatregelen in uitzonderlijke en kritieke omstandigheden, gelet op de gevolgen van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve maatregelen. Daar waar een vertraging bij het opleggen van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 95]
-1 quater.
de volgende overweging wordt toegevoegd:" (11 ter)De Commissie moet onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vaststellen, indien dit in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met uitzonderlijke en kritieke omstandigheden in de zin van artikel 24, lid 4, onder b), en artikel 25, lid 4, van de interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 37, lid 4, onder b), en artikel 38, lid 4, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst om dwingende redenen van urgentie vereist is."
[Am. 96]
-1 quinquies.
artikel 2 wordt vervangen door:" Artikel 2 Concessies inzake baby beef De bepalingen inzake de toepassing van artikel 14, lid 2, van de interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 27, lid 2, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst betreffende de tariefcontingenten voor producten van de categorie „baby beef” worden vastgesteld door de Commissie volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7 septies bis, lid 5."
[Am. 97]
-1 sexies.
artikel 3 wordt geschrapt;[Am. 98]
-1 septies.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 Verdere concessies Indien overeenkomstig artikel 29 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en artikel 16 van de interim-overeenkomst aanvullende concessies voor visserijproducten worden verleend binnen tariefcontingenten, worden de uitvoeringsbepalingen voor die tariefcontingenten door de Commissie vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 7 septies bis, lid 5, van deze verordening."
[Am. 99]
-1 octies.
artikel 5 wordt geschrapt;[Am. 100]
-1 nonies.
artikel 7 wordt vervangen door:" Artikel 7 Technische aanpassingen: Wijzigingen en technische aanpassingen van uitvoeringsbepalingen die krachtens deze verordening zijn vastgesteld, worden, wanneer zulks noodzakelijk is in verband met wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur of de TARIC-codes, of in verband met nieuwe preferentiële overeenkomsten, protocollen, briefwisselingen en andere rechtsinstrumenten die door de Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden gesloten, en die geen ingrijpende wijzigingen met zich meebrengen, vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 7 septies bis, lid 5, als bedoeld in deze verordening."
[Am. 101]
1.
artikel 7 bis wordt als volgt gewijzigd:
a)de volgende leden 3 bis en 3 ter worden ingevoegd:"
3bis Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel [5] van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011] van toepassing.
3ter Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel [6] juncto artikel [5] van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011] van toepassing.
"
a)
de leden 2, 3 en 4 worden geschrapt;[Am. 102]
b)
lid 6, eerste alinea, wordt vervangen door: " „Na het overleg kan de Commissie, indien geen andere regeling kan worden getroffen, volgens de procedureonderzoeksprocedure van artikel 7 bis, lid 3 bis,artikel 7 septies bis, lid 5,van deze verordening besluiten om niet te handelen of om passende maatregelen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de interimovereenkomst of later de artikelen 37 en 38 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst te nemen. In dringende gevallen is artikel 7 bis, lid 3 ter,artikel 7 septies bis, lid 7, van deze verordening van toepassing.”"
[Am. 103]
c)
de leden 7, 8 en 9 worden geschrapt;
2.
artikel 7 ter wordt vervangen door:" Artikel 7 ter Uitzonderlijke en kritieke omstandigheden In uitzonderlijke en kritieke omstandigheden in de zin van artikel 24, lid 4, onder b), en artikel 25, lid 4, van de interimovereenkomst of later artikel 37, lid 4, onder b, en artikel 38, lid 4, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, kan de Commissie volgens de procedureraadplegingsprocedurevan artikel 7 bis, lid 3 bis,artikel 7septies bis, lid 4,van deze verordening onmiddellijk de maatregelen treffen waarin is voorzien in de artikelen 24 en 25 van de interimovereenkomst respectievelijk de artikelen 37 en 38 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. In dringende gevallen is artikel 7 bis, lid 3 ter,artikel 7 septies bis, lid 6,van toepassing. [Am. 104] Indien een lidstaat een verzoek voorlegt aan de Commissie, beslist deze hierover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek."
3.
in artikel 7 sexties komt de tweede zin van lid 1 als volgt te luiden: " „In voorkomend geval neemt zij vrijwaringsmaatregelen volgens de procedureonderzoeksprocedure van artikel 7 bis, lid 3 bis,artikel 7 septies bis, lid 5, behalve in geval van steun waarop Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn* van toepassing is; in dat geval worden maatregelen genomen in overeenstemming met de in die verordening omschreven procedures. [Am. 105] * PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.„;"
3 bis.
artikel 7 septies wordt als volgt gewijzigd:
a)
Lid 3 wordt vervangen door:" 3.Zolang bij het in lid 2 bedoelde overleg geen bevredigende oplossing is gevonden, kan de Commissie besluiten andere maatregelen die zij passend acht te nemen overeenkomstig artikel 30 van de interim-overeenkomst of later artikel 43 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 7 septies bis, lid 5."
b)
de leden 4, 5 en 6 worden geschrapt;[Am. 106]
3 ter.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 7 septies bis Comitéprocedure 1.Voor de toepassing van artikel 2 wordt de Commissie bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1254/1999. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2.Voor de toepassing van artikel 4 wordt de Commissie bijgestaan door het Comité Douanewetboek, dat is ingesteld bij artikel 248 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 3.Voor de toepassing van de artikelen 7 bis, 7 ter, 7 sexies en 7 septies, wordt de Commissie bijgestaan door het raadgevende comité dat is ingesteld bij artikel 4 van Verordening (EG) 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling*. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 4.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 5.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 6.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 7.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 8.Als het advies van het comité moet worden verkregen volgens een schriftelijke procedure, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité hiertoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité hierom verzoekt.[Am. 107] * PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53."
10.Verordening (EG) Nr. 427/2003 van de Raad van 3 maart 2003 over een productspecifiek vrijwaringsmechanisme in de overgangsperiode voor producten uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 519/94 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen(43)
Wat Verordening (EG) nr. 427/2003 aangaat, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen ten behoeve van het wijzigingen van Bijlage I bij verordening Verordening (EG) nr. 625/2009. Bovendien moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van verordening (EG) nr. 427/2003 in overeenstemming met Verordening (EU) nr. [xxxx/2011]182/2011.. [Am. 108]
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 427/2003 als volgt gewijzigd:
-1.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (21 bis)Teneinde de bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van Bijlage I bij Verordening van de Raad (EG) nr. 625/2009 van 7 juli 2009 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen*, om landen te schrappen in de lijst van de in die bijlage genoemde derde landen wanneer die landen lid worden van de WTO. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau . Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen moet de Commissie erop toe zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden. * PB L 185 van 17.7.2009, blz. 1."
[Am. 109]
-1 bis.
overweging 22 wordt vervangen door:" (22)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 110]
-1ter.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (22 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van voorlopige en toezichtmaatregelen, gelet op de gevolgen van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare maatregelen kunnen nemen."
[Am. 111]
-1 quater.
artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:" (1)Er wordt een onderzoek geopend op verzoek van een lidstaat, van een rechtspersoon of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt namens de industrie van de Unie, of op initiatief van de Commissie indien het de Commissie duidelijk is dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in te stellen."
[Am. 112]
-1 quinquies.
aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:" 2 bis.Het verzoek tot opening van een onderzoek bevat bewijsmateriaal waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de in artikel 1, lid 1, bedoelde vrijwaringsmaatregelen is voldaan. Het verzoek bevat in de regel de volgende informatie: het tempo en de omvang van de toename van de invoer van het betrokken product in absolute en relatieve cijfers, het door de toegenomen invoer veroverde deel van de interne markt, wijzigingen in de omvang van de verkoop, de productie, de productiviteit, de bezettingsgraad, winst en verlies en de werkgelegenheid. Een onderzoek kan ook worden geopend als er een toename is van de invoer die geconcentreerd is in een of meer lidstaten, op voorwaarde dat er voldoende voorlopig bewijs voorhanden is dat aan de voorwaarden voor het openen van een onderzoek is voldaan, zoals moet worden bepaald op basis van de factoren als bedoeld in artikel 2, lid 2, en artikel 3."
[Am. 113]
1.
artikel 5, lid 4, wordt vervangen door:" 4. Wanneer het duidelijk is dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden en eventueel overleg op grond van lid 3 niet tot een voor beide partijen bevredigende oplossing heeft geleid, maakt de Commissie dit bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie."
1 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 6 bis Voorafgaande toezichtmaatregelen 1.Wanneer de invoer van een product van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zich zodanig ontwikkelt dat dit kan leiden tot één van de in de artikelen 2 en 3 beschreven omstandigheden, kan de invoer van dat product onder voorafgaande toezichtmaatregelen vallen. 2.Als er een toename is van de invoer van producten in gevoelige sectoren die in een of meer lidstaten is geconcentreerd, kan de Commissie voorafgaande toezichtmaatregelen instellen. 3.De Commissie stelt voorafgaande toezichtmaatregelen vast volgens de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 15, lid 1 bis. 4.Voorafgaande toezichtmaatregelen gelden gedurende beperkte tijd. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen zij aan het einde van het tweede halfjaar volgende op het eerste halfjaar nadat zij werden ingesteld."
[Am. 114]
2.
artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 komen de tweede en de derde zin als volgt te luiden:" De Commissie neemt deze voorlopige maatregelen volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 15, lid 2artikel 15, lid 1 bis. In dringende gevallen is artikel 15, lid 3, van toepassing."
[Am. 115]
b)
lid 3 wordt geschrapt;
3.
artikel 8 wordt vervangen door:" Artikel 8 Beëindiging zonder maatregelen Indien bilaterale vrijwaringsmaatregelen onnodig worden geacht, wordt het onderzoek of de onderzoeksprocedure beëindigd volgens de procedure van artikel 15, lid 2."
4.
artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 2 wordt vervangen door:" 2. Indien het in lid 1 bedoelde overleg binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoek om overleg niet tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leidt, wordt volgens de onderzoeksprocedure van artikel 15, lid 2, een definitieve vrijwaringsmaatregel of maatregel wegens handelsverlegging vastgesteld."
b)
de leden 3 tot en met 6 worden geschrapt;
4 bis.
artikel 12, lid 3 wordt vervangen door:" 3.Gedurende de tijd dat een vrijwaringsmaatregel van kracht is, wordt overleg gepleegd met het comité, hetzij op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie, om de gevolgen van de maatregel te onderzoeken en na te gaan of deze nog moet worden toegepast."
[Am. 117]
5.
artikel 12, lid 4, wordt vervangen door:" 4. Wanneer de Commissie van oordeel is dat een vrijwaringsmaatregel moet worden ingetrokken of gewijzigd, zal zij deze intrekken of wijzigen in overeenstemming met de onderzoeksprocedure van artikel 15, lid 2."
[Am. 118]
6.
artikel 14, lid 4, wordt vervangen door:" 4. In het belang van de Unie kunnen maatregelen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, bij besluit van de Commissie voor een periode van negen maanden worden geschorst. De schorsing kan volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 15, lid 2,lid 1 bis, voor een verdere periode, van ten hoogste een jaar, worden verlengd. Maatregelen kunnen slechts worden geschorst wanneer de omstandigheden op de markt tijdelijk zo zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat deze schorsing weer tot een verstoring van de markt leidt. Maatregelen kunnen te allen tijde na overleg opnieuw worden ingesteld indien de reden van de schorsing niet meer geldig is."
[Am. 119]
6 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 14 bis Toekenning van bevoegdheden De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 14 ter ten aanzien van wijzigingen van Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 625/2009, om landen te schrappen in de lijst van de in die bijlage genoemde derde landen wanneer die landen lid worden van de WTO."
[Am. 120]
6 ter.
Het volgende artikel wordt ingevoegd:" 'Artikel 14 ter Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgelegde voorwaarden. 2.De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 22, lid 3, bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor vijf jaar vanaf...(44). De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn bezwaar maakt tegen een dergelijke verlenging. 3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 22, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van alle reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5.Een overeenkomstig artikel 22, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met vier maanden worden verlengd."
[Am. 323]
7.
artikel 15 wordt vervangen door:" Artikel 15 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling opgerichte Vrijwaringscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 122] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel [5]artikel 4 van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011]182/2011 van toepassing. [Am. 123] 4. Ingevolge artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 182./2011 wordt wanneer een schriftelijke procedure wordt gevolgd, deze procedure afgesloten zonder verder vervolg, indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een meerderheid van de leden van het comité zoals omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 182/2011 daarom verzoekt. * PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1."
8.
artikel 17, lid 5, wordt vervangen door:" 5. De Commissie en de lidstaten of de functionarissen van de Commissie of de lidstaten maken zonder de uitdrukkelijke toestemming van de persoon die deze heeft verstrekt, geen gegevens bekend die zij ingevolge deze verordening hebben verkregen en waarvoor deze persoon om een vertrouwelijke behandeling heeft verzocht. Informatie die tussen de Commissie en de lidstaten wordt uitgewisseld of die verband houdt met het overleg op grond van artikel 12 of met het overleg zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, en artikel 9, lid 1, of interne documenten die door de autoriteiten van de Unie of van de lidstaten zijn opgesteld, worden, tenzij in deze verordening anders is bepaald, niet bekendgemaakt."
9.
in artikel 18, lid 4, komt de vierde zin als volgt te luiden:" Deze mededeling doet geen afbreuk aan besluiten die de Commissie daarna neemt, maar indien een dergelijk besluit op andere feiten en overwegingen zijn gebaseerd, worden deze zo spoedig mogelijk medegedeeld."
10.
artikel 19, leden 5 en 6, komen als volgt te luiden:" 5. De Commissie onderzoekt de informatie die op passende wijze is verstrekt, en gaat na of deze representatief is. Het resultaat van dit onderzoek, tezamen met een oordeel over de waarde van de informatie, wordt aan het comité voorgelegd. 6. Partijen die overeenkomstig lid 2 hebben gehandeld, mogen verzoeken dat de gegevens en overwegingen op grond waarvan waarschijnlijk definitieve besluiten worden genomen, aan hen worden meegedeeld. Deze informatie wordt hun zoveel mogelijk verstrekt, zonder dat dit afbreuk doet aan de later door de Commissie te nemen besluiten."
10 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 19 bis Verslag 1.De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement een verslag in over de toepassing en tenuitvoerlegging van de verordening. Het verslag bevat informatie over de activiteiten van de Commissie, het comité en alle andere organen die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening en de naleving van de hieruit voortvloeiende verplichtingen, waaronder de verplichtingen inzake handelsbelemmeringen. 2.Daarnaast bevat het verslag een samenvatting van de statistieken en een overzicht van de ontwikkeling van de handel met China. 3.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft ingediend, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de toepassing van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten. 4.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 124]
10 ter.
artikel 22, lid 3, wordt geschrapt;[Am. 125]
11.Verordening (EG) Nr. 452/2003 van de Raad van 6 maart 2003 inzake de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen ten aanzien van het gecombineerde effect van antidumping- of antisubsidiemaatregelen en vrijwaringsmaatregelen(45)
Wat Verordening (EG) nr. 452/2003 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 452/2003 als volgt gewijzigd:
-1.
de volgende overweging 10 bis wordt ingevoegd:" (10 bis)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 126]
1.
artikel 1, lid 1, inleidende zin, wordt vervangen door:" Wanneer de Commissie van oordeel is dat een combinatie van antidumping- of antisubsidiemaatregelen en vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van dezelfde ingevoerde producten een groter effect zou kunnen sorteren dan voor de doeleinden van de handelsbescherming van de Unie wenselijk is, dan kan zij volgens de procedureonderzoeksprocedure van artikel 2 bis, lid 2, een of meer van de volgende maatregelen ter uitvoering van een wetgevende handeling nemen die zij dienstig acht:"
[Am. 127]
2.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 2 bis 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap* opgerichte Antidumpingcomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 2 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.[Am. 128] * PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51."
12.Verordening (EG) Nr. 673/2005 van de Raad van 25 april 2005 tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika(46)
De bevoegdheid tot intrekking van Verordening (EG) nr. 673/2005 is aan de Raad toegekend. Deze bevoegdheid moet worden verwijderd, en op de intrekking van deze verordening moet artikel 207 van het Verdrag van toepassing zijn.
Verordening (EG) nr. 673/2005 wordt derhalve als volgt gewijzigd:
Artikel 7 wordt geschrapt
12 bis.VERORDENING (EG) NR. 1236/2005 VAN DE RAAD VAN 27 JUNI 2005 MET BETREKKING TOT DE HANDEL IN BEPAALDE GOEDEREN DIE GEBRUIKT ZOUDEN KUNNEN WORDEN VOOR DE DOODSTRAF, FOLTERING OF ANDERE WREDE, ONMENSELIJKE OF ONTERENDE BEHANDELING OF BESTRAFFING(47)[Am. 129]
Wat Verordening (EG) nr. 1236/2005 aangaat, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag vast te stellen, ten einde de bijlagen bij die verordening te kunnen wijzigen.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 1236/2005 als volgt gewijzigd:
[Am. 130]
1.
overweging 25 wordt vervangen door:" 25.Teneinde de bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van Bijlagen II, III, IV en V van deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer met deskundigen. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad."
[Am. 131]
2.
artikel 12, lid 2, wordt vervangen door:" 2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de bijlagen II, III, IV en V te wijzigen."
[Am. 132]
3.
Artikel 15 wordt geschrapt; [Am. 133]
4.
Het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 15 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgelegde voorwaarden. 2.De in artikel 15 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt voor een termijn van vijf jaar aan de Commissie toegekend vanaf ...(48). De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen die verlenging verzet. 3.De in artikel 15 verleende delegatie van bevoegdheid kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van alle reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5.Een overeenkomstig artikel 15 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met vier maanden worden verlengd."
[Am. 324]
5.
artikel 16 wordt geschrapt;[Am. 135]
13.Verordening (EG) Nr. 1616/2006 van de Raad van 23 oktober 2006 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, en de Interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië(49)
Wat Verordening (EG) nr. 1616/2006 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 1616/2006 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 7 wordt geschrapt;[Am. 136]
-1 bis.
overweging 8 wordt vervangen door:" (8)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van bepaalde bepalingen van de SOA, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 137]
-1 ter.
de volgende overweging 8 bis wordt ingevoegd:" (8 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van onmiddellijke maatregelen in uitzonderlijke en kritieke omstandigheden en voor de tijdelijke schorsing van een bepaalde preferentiële behandeling, gelet op de gevolgen van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve maatregelen. Daar waar een vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 138]
-1 quater.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (8 ter)De Commissie moet onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vaststellen, indien dit in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met uitzonderlijke en kritieke omstandigheden in de zin van artikel 26, lid 4, van de interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 39, lid 4, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst om dwingende redenen van urgentie vereist is."
[Am. 139]
-1 quinquies.
artikel 2 wordt vervangen door:" Artikel 2 Concessies voor vis en visserijproducten De bepalingen inzake de toepassing van artikel 15, lid 1, van de Interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 28, lid 1, van de SAO, betreffende tariefcontingenten voor vis en visserijproducten, worden door de Commissie vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2 van deze verordening."
[Am. 140]
-1 sexies.
artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:" Artikel 4 Technische aanpassingen Wijzigingen en technische aanpassingen van bepalingen die krachtens deze verordening zijn vastgesteld, worden wanneer die noodzakelijk zijn in verband met wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur of de TARIC-codes, of vanwege de sluiting van nieuwe preferentiële overeenkomsten, protocollen, briefwisselingen of andere rechtsinstrumenten die door de Unie en de Republiek Albanië worden gesloten en die geen ingrijpende wijzigingen met zich meebrengen, vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2, van deze verordening."
[Am. 141]
-1 septies.
artikel 5 wordt vervangen door:" Artikel 5 Algemene vrijwaringsclausule De Unie stelt maatregelen als bedoeld in artikel 25 van de Interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 38 van de SAO, vast overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2, tenzij anders bepaald in artikel 25 van de Interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 38 van de SAO."
[Am. 142]
-1 octies.
artikel 6 wordt vervangen door:" Artikel 6 Schaarsteclausule De Unie stelt maatregelen als bedoeld in artikel 26 van de Interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 39 van de SAO, vast overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2, van deze verordening."
[Am. 143]
1.
in artikel 7 komen de derde tot en met de vijfde alinea als volgt te luiden:" De Commissie neemt deze maatregelen volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 8 bis, lid 2artikel 8 bis, lid 1 ter. In dringende gevallen is artikel 8 bis, lid 3,artikel 8 bis, lid 2 bis, van toepassing."
[Am. 144]
2.
artikel 8, lid 2, wordt vervangen door:" 2. De Commissie neemt deze maatregelen volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2. In dringende gevallen is artikel 8 bis, lid 3, van toepassing."
3.
het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:" Artikel 8 bis Comitéprocedure -1.Voor de toepassing van de artikelen 2, 4 en 11 wordt de Commissie bijgestaan door het Comité Douanewetboek, dat is ingesteld bij artikel 248 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek*. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 145] 1. Voor de toepassing van de artikelen 7 en 8de artikelen 5, 7 en 8, wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, vancomité dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 260/2009 van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling**van de Raad(50) opgerichte Vrijwaringscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. […./2011]182/2011. [Am. 146] 1 bis.Voor de toepassing van artikel 6 wordt de Commissie bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1061/2009 van de Raad van 19 oktober 2009 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer***Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 147] 1 ter.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 148] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 2 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 149] 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.[Am. 150] *PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. ** PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1. ***PB L 291 van 7.11.2009, blz. 1."
3 bis.
artikel 11, derde alinea, wordt vervangen door:" De Commissie kan, overeenkomstig de raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 8 bis, lid 1 ter, de preferentiële behandeling van producten bedoeld in artikel 30, lid 4, van de Interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 43, lid 4, van de SAO, tijdelijk schorsen."
[Am. 151]
3 ter.
artikel 12 wordt geschrapt;[Am. 152]
14.Verordening (EG) Nr. 1528/2007 van de Raad van 20 december 2007 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst(51)
Wat Verordening (EG) nr. 1528/2007 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordeningmoeten worden vastgesteld in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 1528/2007 als volgt gewijzigd:
-1.
Overweging 17 wordt vervangen door:" (17)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 153]
1.
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a)lid 2 komt als volgt te luiden:"
2.De Commissie wijzigt bijlage I door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 24 bis, 24 ter en 24 quater, door toevoeging van regio's en staten uit de ACS-groep van staten die onderhandelingen hebben afgesloten over een overeenkomst met de Unie waarin ten minste wordt voldaan aan de eisen van artikel XXIV van de GATT 1994.
"
b)in lid 3 komt de inleidende zin als volgt te luiden:"
3.De regio of staat blijft in bijlage I opgenomen, tenzij de Commissie bij gedelegeerde handeling overeenkomstig de artikelen 24 bis, 24 ter en 24 quater een regio of staat uit die bijlage schrapt, met name wanneer:
"
[Am. 155]
1 bis.
artikel 5, lid 3, inleidende formule, wordt vervangen door:" 3.Indien de Commissie, op grond van gegevens van een lidstaat of op eigen initiatief, vaststelt dat de voorwaarden als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel zijn vervuld, kan de ter zake dienende behandeling overeenkomstig de raadplegingsprocedure van artikel 21, lid 1 quinquies, worden geschorst, op voorwaarde dat de Commissie eerst:"
[Am. 156]
1 ter.
in artikel 5 wordt lid 4 vervangen door:" 4.Een schorsing op grond van dit artikel mag niet langer duren dan nodig is om de financiële belangen van de Unie te beschermen. Zij is beperkt tot zes maanden, waarna verlenging mogelijk is. Na het verstrijken van deze periode besluit de Commissie de schorsing te beëindigen dan wel om de schorsing overeenkomstig de in artikel 21, lid 1 quinquies, bedoelde raadplegingsprocedure te verlengen."
[Am. 325]
1 quater.
artikel 5, lid 6, tweede alinea wordt vervangen door:" Het besluit tot schorsing van de ter zake dienende behandeling wordt overeenkomstig de raadplegingsprocedure van artikel 21, lid 1 quinquies, genomen."
[Am. 158]
1 quinquies.
artikel 6, lid 3, wordt vervangen door:" 3.De nadere voorschriften voor de toepassing van de in lid 2 van dit artikel bedoelde tariefcontingenten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure."
[Am. 159]
1 sexies.
artikel 7, lid 4, wordt vervangen door:" 4.De nadere voorschriften voor de toepassing van de in dit artikel bedoelde tariefcontingenten en voor de verdeling ervan tussen de regio's worden overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld."
[Am. 160]
1 septies.
artikel 9, lid 5, wordt vervangen door:" 5.De Commissie stelt nadere voorschriften vast voor de onderverdeling van de in lid 1 bedoelde hoeveelheden en voor het beheer van het in de leden 1, 3 en 4 van dit artikel bedoelde systeem, en schorsingsbesluiten overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 21, lid 2."
[Am. 161]
1 octies.
artikel 10, lid 4 wordt vervangen door:" 4.Overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure stelt de Commissie nadere voorschriften vast voor het beheer van dit systeem, en schorsingsbesluiten."
[Am. 162]
2.
artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 3 wordt vervangen door:" 3. Wanneer duidelijk is dat er voldoende bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, maakt de Commissie daartoe een bericht bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De procedure wordt ingeleid binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving door een lidstaat."
b)
lid 4, eerste zin, wordt vervangen door:" 4. Indien de Commissie meent dat er sprake is van de in artikel 12 beschreven omstandigheden, stelt zij de betrokken, in bijlage I opgenomen regio of staten onverwijld in kennis van haar voornemen een onderzoek te openen."
3.
artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 komen de tweede en de derde zin als volgt te luiden:" Voorlopige maatregelen worden genomen volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 21, lid 2lid 1 quinquies. In dringende gevallen is artikel 21, lid 3, van toepassing."
[Am. 163]
b)
in lid 2 wordt de tweede zin geschrapt;
c)
lid 4 wordt geschrapt;
4.
artikel 17 wordt vervangen door:" Artikel 17 Beëindiging van het onderzoek en de procedure zonder maatregelen Wanneer het onnodig wordt geacht bilaterale vrijwaringsmaatregelen te nemen, worden het onderzoek en de onderzoeksprocedure beëindigd volgens de procedure van artikel 21, lid 2."
5.
artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 2 wordt vervangen door:" 2. Indien het in lid 1 van dit artikel bedoelde overleg niet binnen 30 dagen na voorlegging van de aangelegenheid aan de betrokken regio of staat tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leidt, neemt de Commissie in overeenstemming met de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 21, lid 2, binnen twintig werkdagen na het einde van de overlegperiode een besluit tot instelling van definitieve bilaterale vrijwaringsmaatregelen."
b)
de leden 3 en 4 worden geschrapt;
6.
artikel 20, lid 2, wordt vervangen door:" 2. Het besluit om de invoer van een product onder toezicht te plaatsen, wordt door de Commissie genomen volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 21, lid 2lid 1 quinquies."
[Am. 164]
7.
artikel 21 wordt vervangen door:" Artikel 21 Comitéprocedure 1. Voor de toepassing van dit hoofdstukde artikelen 5, 16, 17, 18 en 20 van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling* opgerichte comité inzake vrijwaringsmaatregelen. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011]182/2011. [Am. 165] 1 bis.Voor de toepassing van artikel 4 wordt de Commissie bijgestaan door het Comité douanewetboek dat is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2913/92. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 166] 1 ter.voor de toepassing van artikel 6 wordt de Commissie bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt**. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 167] 1 quater.voor de toepassing van de artikelen 7 en 9 wordt de Commissie bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 318/2006 ingestelde comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 168] 1 quinquies.wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 169] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel [5]artikel 4 van Verordening (EU) nr. [xxxx/2011]182/2011 van toepassing. [Am. 170] 4. Voor producten die onder tariefpost 1701 vallen, wordt het comité als bedoeld in lid 1 bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 195 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”)***. 4 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.[Am. 171] * PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1. **PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. *** PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.„;"
7 bis.
artikel 24 wordt geschrapt;[Am. 172]
8.
de volgende artikelen 24 bis, 24 ter en 24 quater worden ingevoegd:" Artikel 24 bis Uitoefening van de delegatie 1.De bevoegdheid tot vaststelling van de gedelegeerde handelingen bedoeld in artikel 2, leden 2 en 3, wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend. 2.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis. 3.De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt de Commissie verleend onder de in de artikelen 24 ter en 24 quater gestelde voorwaarden. Artikel 24 ter Intrekking van de delegatie 1.De in artikel 2, leden 2 en 3, bedoelde delegatie van bevoegdheden kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. 2.De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de delegatie van bevoegdheden zal intrekken, brengt de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom. 3.Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Artikel 24 quater Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen 1.Het Europees Parlement en de Raad mogen binnen twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar aantekenen tegen de gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze periode met een maand worden verlengd. 2.Indien bij het verstrijken van deze termijn noch het Europees Parlement noch de Raad bezwaar tegen de gedelegeerde handeling heeft aangetekend, wordt deze in het Publicatieblad van de Europese Uniebekendgemaakt en treedt zij op de daarin bepaalde datum in werking. Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij niet voornemens zijn bezwaar aan te tekenen, mag de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van die termijn in het Publicatieblad van de Europese Unieworden bekendgemaakt en in werking treden. 3.Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar tegen de vastgestelde gedelegeerde handeling aantekent, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling."
[Am. 173]
8 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 24 quinquies Vertrouwelijkheid 1.De op grond van deze verordening ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd. 2.Informatie van vertrouwelijke aard of op vertrouwelijke basis verstrekte informatie die op grond van deze verordening werd ontvangen, wordt niet bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt. 3.Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling van informatie wordt aangegeven waarom deze vertrouwelijk is. Wanneer degene die de informatie heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm en wanneer blijkt dat het verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten. 4.Gegevens worden in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien uit de bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel kan voortvloeien voor degene die ze heeft verstrekt of van wie ze afkomstig zijn. 5.De leden 1 tot en met 4 beletten de autoriteiten van de Unie niet algemene informatie te vermelden en in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van deze verordening genomen besluiten. Deze autoriteiten moeten echter rekening houden met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt."
[Am. 174]
8 ter.
Het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 24 sexies Verslag 1.De Commissie dient jaarlijks een verslag over de toepassing en uitvoering van de verordening in bij het Europees Parlement. Het verslag bevat informatie over de activiteiten van de Commissie, de comités als bedoeld in deze verordening, en alle andere organen die belast zijn met de uitvoering van deze verordening en de naleving van de hieruit voortvloeiende verplichtingen, waaronder de verplichtingen inzake handelsbelemmeringen. 2.Daarnaast bevat het verslag een samenvatting van de statistieken en een bericht over de ontwikkeling van de handel met de ACS-landen. 3.Het verslag bevat informatie over de tenuitvoerlegging van deze verordening. 4.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft gepresenteerd, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de verordening uiteen te zetten en toe te lichten. 5.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 175]
15.Verordening (EG) Nr. 140/2008 van de Raad van 19 november 2007 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, en de Interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds(52)
Wat Verordening (EG) nr. 140/2008 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 140/2008 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 7 wordt geschrapt;[Am. 176]
-1 bis.
overweging 8 wordt vervangen door:" (8)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering van bepaalde bepalingen van de SOA, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 177]
-1 ter.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (8 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van toezicht- en voorlopige maatregelen en voor de tijdelijke schorsing van de preferentiële behandeling, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij het opleggen van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 178]
-1 quater.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (8 ter)De Commissie moet onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vaststellen, indien dit in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met uitzonderlijke en kritieke omstandigheden in de zin van artikel 26, lid 5, onder b), artikel 27, lid 4, van de interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 41, lid 5, onder b), en artikel 42, lid 4, van de SOA om dwingende redenen van urgentie vereist is."
[Am. 179]
-1 quinquies.
artikel 2 wordt vervangen door:" Artikel 2 Concessies voor vis en visserijproducten De bepalingen inzake de toepassing van artikel 14 van de interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 29 van de SAO, betreffende tariefcontingenten voor vis en visserijproducten, worden door de Commissie vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2, van deze verordening."
[Am. 180]
-1 sexies.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 Technische aanpassingen: Wijzigingen en technische aanpassingen van bepalingen die krachtens deze verordening zijn vastgesteld, worden wanneer die noodzakelijk zijn in verband met wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur of de TARIC-codes, of vanwege de sluiting van nieuwe of gewijzigde overeenkomsten, protocollen, briefwisselingen of andere rechtsinstrumenten die tussen de Unie en de Republiek Montenegro worden gesloten, en die geen ingrijpende wijzigingen met zich meebrengen, vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2."
[Am. 181]
-1 septies.
artikel 5 wordt vervangen door:" Artikel 5 Algemene vrijwaringsclausule Wanneer de Unie een maatregel moet nemen als bedoeld in artikel 26 van de interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 41 van de SAO, wordt deze vastgesteld overeenkomstig de in artikel 8 bis, lid 2 als bedoeld in deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure, tenzij anders bepaald in artikel 26 van de interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 41 van de SAO."
[Am. 182]
-1 octies.
artikel 6 wordt vervangen door:" Artikel 6 Schaarsteclausule De Unie stelt maatregelen als bedoeld in artikel 27 van de Interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 42 van de SAO, vast overeenkomstig de in artikel 8 bis, lid 2, als bedoeld in deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure."
[Am. 183]
1.
artikel 7, derde tot en met de vijfde alinea, worden vervangen door:" De Commissie neemt deze maatregelen volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 8 bis, lid 2lid 1 bis. In dringende gevallen is artikel 8 bis, lid 3, , lid 2 bis, van toepassing."
[Am. 184]
2.
artikel 8, lid 2, wordt vervangen door:" 2. De Commissie neemt deze maatregelen volgens de procedure van artikel 8 bis, lid 2. In dringende gevallen is artikel 8 bis, lid 3, van toepassing."
3.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 8 bis Comitéprocedure -1.Voor de toepassing van de artikelen 2, 4 en 11 van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het Comité Douanewetboek dat is ingesteld bij artikel 248 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek*. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 185] -1 bis.Voor de toepassing van artikel 6 wordt de Commissie bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 1061/2009 van de Raad van 19 oktober 2009 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer**ingestelde comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 186] 1. Voor de toepassing van de artikelen 5, 7 en 8 wordt de Commissie bijgestaan door het Vrijwaringscomité dat is opgericht bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling*** . Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. […./2011]182/2011. [Am. 187] 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 188] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 2 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 189] 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt. [Am. 190] *PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. **PB L 291 van 7.11.2009, blz. 1. *** PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1."
3 bis.
in artikel 11, derde alinea, wordt vervangen door:" De Commissie kan, overeenkomstig de raadgevingsprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 1 bis, van deze verordening, de preferentiële behandeling van producten bedoeld in artikel 31, lid 4, van de interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 46, lid 4, van de SAO, tijdelijk schorsen."
[Am. 191]
3 ter.
artikel 12 wordt geschrapt.[Am. 192]
16.Verordening (EG) Nr. 55/2008 van de Raad van 21 januari 2008 tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 980/2005 en Besluit 2005/924/EG van de Commissie(53)
Wat Verordening (EG) nr. 55/2008 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 55/2008 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 11 wordt geschrapt;[Am. 193]
-1 bis.
overweging 12 wordt geschrapt;[Am. 194]
-1 ter.
overweging 13 wordt vervangen door:" (13)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 195]
-1 quater.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (13 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van toezicht- en voorlopige maatregelen, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij het opleggen van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen is, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 196]
-1 quinquies.
artikel 3, lid 3, wordt vervangen door:" 3.Onverminderd de overige bepalingen van deze verordening, en met name artikel 10, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen passende maatregelen nemen indien de invoer van landbouwproducten een ernstige verstoring van de markten van de Unie en de regulerende mechanismen daarvan veroorzaakt. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 11 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure."
[Am. 197]
-1 sexies.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 Toepassing van de tariefcontingenten voor zuivelproducten Nadere regels voor de toepassing van de tariefcontingenten voor de posten 0401 tot en met 0406 worden door de Commissie vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 11 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure."
[Am. 198]
-1 septies.
artikel 7, inleidende formule, wordt vervangen door:" De Commissie stelt volgens de in artikel 11 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure de voor de toepassing van deze verordening noodzakelijke bepalingen, andere dan die bedoeld in artikel 4, vast, en met name:"
[Am. 199]
-1 octies.
artikel 8 wordt geschrapt; [Am. 200]
1.
artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a)
de inleidende zin van lid 1 wordt vervangen door:" 1. Wanneer de Commissie oordeelt dat er voldoende bewijs is van fraude, onregelmatigheden of systematisch verzuim van Moldavië om de regels inzake de oorsprong van producten en de desbetreffende procedures na te leven of te handhaven of de vereiste administratieve medewerking als bedoeld in artikel 2, lid 1, te verlenen, of verzuim om de andere in artikel 2, lid 1, vastgelegde voorwaarden na te leven, kan zij maatregelen nemen volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 11 bis, lid 2,lid 1 ter, om de bij deze verordening vastgestelde preferentiële regelingen voor een periode van niet meer dan zes maanden geheel of ten dele te schorsen, mits zij vooraf:"
[Am. 201]
b)
lid 2 wordt geschrapt;
b bis)
Lid 3 wordt vervangen door:" 3.Aan het einde van de schorsingsperiode besluit de Commissie de voorlopige schorsing te beëindigen of de schorsing overeenkomstig de raadplegingsprocedure van artikel 11 bis, lid 1 quinquies, te verlengen."
[Am. 326]
2.
artikel 11, lid 1, wordt vervangen door:" 1. Wanneer de invoer van een product van oorsprong uit Moldavië ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor een producent in de Unie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, kunnen de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op dat product te allen tijde door de Commissie opnieuw worden ingesteld volgens de procedure van artikel 11a, lid 2."
2 bis.
in artikel 11 wordt lid 5 vervangen door:" 5.Het onderzoek wordt binnen zes maanden na de in lid 2 bedoelde aankondiging afgerond. De Commissie kan deze periode in geval van buitengewone omstandigheden en na raadpleging van het comité overeenkomstig de in artikel 11 bis, lid 1 quinquies, bedoelde raadplegingsprocedure verlengen."
[Am. 327]
2 ter.
artikel 11, lid 6 wordt vervangen door:" 6.De Commissie neemt binnen drie maanden een besluit volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 11 bis, lid 2. Dat besluit treedt in werking binnen een maand nadat het is bekendgemaakt."
[Am. 204]
2 quater.
artikel 11, lid 7, wordt vervangen door:" 7.Wanneer geen onderzoek mogelijk is als gevolg van buitengewone omstandigheden die een onmiddellijk optreden vereisen, kan de Commissie alle strikt noodzakelijke preventieve maatregelen nemen in overeenstemming met de in artikel 11 bis, lid 2 bis, bedoelde procedure."
[Am. 205]
3.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 11 bis Comité 1. Voor de toepassing van artikelen 11artikel 3, lid 3, en de artikelen 11 en 12 van deze Verordening wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling* opgerichte Vrijwaringscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. […./2011]182/2011. [Am. 206] 1 bis.Voor de toepassing van artikel 4 van deze Verordening wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 195 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”)**opgerichte comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 207] 1 ter.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 208] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 2 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 209] 2 ter.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.[Am. 210] *PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1. **PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1."
3 bis.
artikel 12, lid 2 wordt vervangen door: " '2.Indien Moldavië zich niet houdt aan de oorsprongsregels of de in artikel 2 voorgeschreven administratieve samenwerking voor voornoemde hoofdstukken 17, 18, 19 en 21 niet verleent, of indien de invoer van producten uit deze hoofdstukken met toepassing van de preferentiële regelingen krachtens deze verordening de gebruikelijke uitvoerniveaus door Moldavië aanzienlijk overschrijdt, worden er volgens de in artikel 11 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure passende maatregelen getroffen.„"
[Am. 211]
17.Verordening (EG) Nr. 594/2008 van de Raad van 16 juni 2008 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds, en de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds(54)
Wat Verordening (EG) nr. 594/2008 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 594/2008 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 7 wordt geschrapt;[Am. 212]
-1 bis.
overweging 8 wordt vervangen door:" (8)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van bepaalde bepalingen van de SOA, moeten aan de Commisie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 213]
-1 ter.
de volgende overweging wordt toegevoegd:" (8 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van toezicht- en voorlopige maatregelen en de tijdelijke schorsing van de preferentiële behandeling, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij het opleggen van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen is, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 214]
-1 quater.
De volgende overweging wordt toegevoegd:" (8 ter)De Commissie moet onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vaststellen, indien dit in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met uitzonderlijke en kritieke omstandigheden in de zin van artikel 24, lid 5, onder b), en artikel 25, lid 4, van de interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 39, lid 5, onder b), en artikel 40, lid 4, van de SAO om dwingende urgente redenen vereist is."
[Am. 215]
-1 quinquies.
Artikel 2 wordt vervangen door:" Artikel 2 Concessies voor vis en visserijproducten De bepalingen inzake de toepassing van artikel 13 van de interim-overeenkomst en in een later stadium artikel 28 van de SAO, betreffende tariefcontingenten voor vis en visserijproducten, worden door de Commissie vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2 van deze verordening."
[Am. 216]
-1 sexies.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 Technische aanpassingen Wijzigingen en technische aanpassingen van bepalingen die krachtens deze verordening zijn vastgesteld, worden wanneer die noodzakelijk zijn in verband met wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur of de TARIC-codes, of vanwege de sluiting van nieuwe of gewijzigde overeenkomsten, protocollen, briefwisselingen of andere rechtsinstrumenten tussen de Unie en Bosnië en Herzegovina, en die geen ingrijpende wijzigingen met zich meebrengen, vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2."
[Am. 217]
-1 septies.
artikel 5 wordt vervangen door:" Artikel 5 Algemene vrijwaringsclausule Daar waar het noodzakelijk is dat de Unie een maatregel vaststelt als bedoeld in artikel 24 van de interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 39 van de SAO, wordt deze vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2, van deze verordening, tenzij anders bepaald in artikel 24 van de Interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 39 van de SAO."
[Am. 218]
-1 octies.
artikel 6 wordt vervangen door:" Artikel 6 Tekortclausule [Daar waar het noodzakelijk is dat de Unie een maatregel vaststelt als bedoeld in artikel 25 van de Interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 40 van de SAO, wordt deze vastgesteld vast overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2 van deze verordening."
[Am. 219]
1.
in artikel 7 komen de derde tot en met de vijfde alinea als volgt te luiden:" De Commissie treft deze maatregelen volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 8 bis, lid 2.lid 1 bis. In dringende gevallen is artikel 8 bis, lid 3, lid 2 bis, van toepassing."
[Am. 220]
2.
artikel 8, lid 2, wordt vervangen door:" 2. „De Commissie treft deze maatregelen volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 8 bis, lid 2. In dringende gevallen is artikel 8 bis, lid 3, van toepassing.”; "
3.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" 'Artikel 8 bis Comitéprocedure -1.Voor de toepassing van de artikelen 2, 4 en 11 van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het Comité Douanewetboek dat is ingesteld bij artikel 248 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek*. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 221] -1 bis.Voor de toepassing van artikel 6 wordt de Commissie bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 1061/2009 van de Raad van 19 oktober 2009 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer** opgerichte Vrijwaringscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.[Am. 222] 1. Voor de toepassing van de artikelen 7 en 8artikelen 5, 7 en 8 wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling*** opgerichte Vrijwaringscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. [Am. 223] 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 224] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 2 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 225] 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3 bis.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.„[Am. 226] *PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. **PB L 291 van 7.11.2009, blz. 1. *** PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1."
3 bis.
artikel 11, lid 3, wordt vervangen door:" De Commissie kan, overeenkomstig de in artikel 8 bis, lid 1 bis, van deze verordening bedoelde raadplegingsprocedure, de preferentiële behandeling van producten bedoeld in artikel 29, lid 4, van de interim-overeenkomst, en in een later stadium artikel 44, lid 4, van de SAO, tijdelijk schorsen."
[Am. 227]
3 ter.
artikel 12 wordt geschrapt.[Am. 228]
18.Verordening (EG) Nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1100/2006 en (EG) nr. 964/2007 van de Commissie(55)
Wat Verordening (EG) nr. 732/2008 aangaat, moet aan de Commissie bevoegdheid worden overgedragen om gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op het wijzigingen van bijlage I bij deze verordening. Bovendien moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. [xxxx/2011]182/2011. [Am. 229]
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 732/2008 als volgt gewijzigd:
-1.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (24 bis)Teneinde de bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen met betrekking tot de toekenning van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur aan het verzoekende land en dienovereenkomstige wijziging van bijlage I van deze verordening, vaststelling van gedetailleerde regels betreffende verlaging van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de producten onder tariefpost 1701, schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de producten onder de tariefposten 1006 en 1701, het verplicht stellen van invoercertificaten voor de invoer van producten onder tariefpost 1701, uitsluiting van een land van de regeling door wijziging van bijlage I, en vaststelling van een overgangsperiode, opheffing van de in deze verordening voorziene preferentiële regelingen, tijdelijke intrekking van de preferentiële regelingen met betrekking tot alle of bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land, en wijzigingen van de bijlage. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad."
[Am. 230]
-1 bis.
overweging 25 wordt vervangen door:" (25)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het nemen van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen, voor de instelling van voorafgaande toezichtmaatregelen en voor de beëindiging van een onderzoek zonder dat maatregelen worden genomen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 231]
-1 ter.
de volgende overweging wordt toegevoegd:" (25 bis)De raadplegingsprocedure in samenhang met onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen moet worden toegepast voor het initiëren en de uitbreiding van een onderzoek, voor het nemen van een besluit om de situatie in het begunstigde land voor een periode van zes maanden te volgen en te evalueren indien zij van oordeel is dat de tijdelijke intrekking van preferenties gerechtvaardigd is, en voor de vaststelling van voorlopige maatregelen gelet op de gevolgen van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij het opleggen van maatregelen schade veroorzaakt die moeilijk te herstellen is, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 232]
–
1 quaterartikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a)
Lid 2 wordt vervangen door:" 2.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 27 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om na onderzoek van het verzoek te beslissen of zij een verzoekend land de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toekent en bijlage I dienovereenkomstig te wijzigen. Wanneer een vertraging bij de instelling van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen is en daarom dwingende urgente redenen dat vereisen, is de in artikel 27 ter bedoelde procedure van toepassing op gedelegeerde handelingen die overeenkomstig dit lid worden vastgesteld."
b)
Lid 5 wordt vervangen door:" 5.De Commissie onderhoudt alle betrekkingen met het verzoekende land naar aanleiding van het verzoek volgens de in artikel 27, lid 5, bedoelde raadplegingsprocedure."
[Am. 233]
-1 quinquies.
artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
a)
Lid 7 wordt vervangen door:" 7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 27 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op vaststelling van nauwkeurige bepalingen voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen waarnaar wordt verwezen in de leden 4, 5 en 6 van dit artikel. Wanneer een vertraging bij de instelling van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen is en urgente redenen dit daarom vereisen, is de in artikel 27 ter bedoelde procedure van toepassing op gedelegeerde handelingen die overeenkomstig dit lid worden vastgesteld."
b)
Lid 8 wordt vervangen door:" 8.Wanneer een land door de Verenigde Naties van de lijst van minst ontwikkelde landen wordt verwijderd, wordt het van de lijst van begunstigde landen van deze regeling geschrapt; De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 27 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om een land van de regeling uit te sluiten door wijziging van bijlage I en om een overgangsperiode van ten minste drie jaar vast te stellen."
[Am. 234]
1.
artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 3, inleidende zin, wordt vervangen door:" 3. De Commissie kanis bevoegd overeenkomstig artikel 27 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op schorsing van de preferentiële regelingen volgens de procedure van artikel 27, lid 6, in deze verordening schorsen voor alle dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land, wanneer zij van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat tijdelijke intrekking om de in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde redenen gerechtvaardigd is, mits zij voordien:"
[Am. 235]
b)
lid 4 wordt geschrapt;
2.
artikel 17 wordt vervangen door:" Artikel 17 1. Wanneer de Commissie of een lidstaat informatie ontvangt die tijdelijke intrekking van een preferentiële regeling kan rechtvaardigen en de Commissie of een lidstaat van oordeel is dat er voldoende redenen zijn voor een onderzoek, stelt deze het in artikel 27 bedoelde comité daarvan in kennis. 2. De Commissie kan binnen een maand volgens de raadplegingsprocedure van artikel 27, lid 5, besluiten een onderzoek te openen."
2 bis.
artikel 18, lid 6 wordt vervangen door:" 6.Het onderzoek moet binnen een jaar voltooid zijn. De Commissie kan deze periode overeenkomstig de raadplegingsprocedure van artikel 27, lid 5, verlengen."
[Am. 236]
3.
artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
-a)
lid 1 wordt vervangen door:" 1.De Commissie legt haar bevindingen in een verslag aan het in artikel 27, lid 1 bedoelde comité en aan het Europees Parlement voor."
[Am. 237]
-a bis)
Lid 2 wordt vervangen door:" 2.Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek geen tijdelijke intrekking rechtvaardigen, besluit zij volgens de raadplegingsprocedure van artikel 27, lid 5, het onderzoek te beëindigen. In dat geval kondigt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie de beëindiging van het onderzoek aan en maakt zij haar belangrijkste conclusies bekend."
[Am. 238]
a) lid 3, tweede zin, wordt vervangen door:"
3. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek een tijdelijke intrekking om de in artikel 15, lid 1, onder a), genoemde reden rechtvaardigen, besluit zij volgens de procedure van artikel 27, lid 5, om gedurende een periode van zes maanden de situatie in het betrokken begunstigde land te volgen en te evalueren. De Commissie stelt het betrokken begunstigde land van dat besluit in kennis en kondigt in het Publicatieblad van de Europese Unie aan dat zij voornemens is de preferentiële regelingen voor alle of bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land tijdelijk in te trekken, tenzij het betrokken begunstigde land vóór het einde van die periode toezegt de nodige maatregelen te nemen om zich binnen een redelijke termijn aan de in deel A van bijlage III vermelde verdragen te conformeren.
"
[Am. 239]
b)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. Wanneer de De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 27 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op een besluit over tijdelijke intrekking. tijdelijke intrekking noodzakelijk acht, besluit zij daartoe volgens de procedure van artikel 27, lid 6. In het in lid 3 van dit artikel bedoelde geval handelt de Commissie aan het einde van de in dat lid genoemde termijn."
[Am. 240]
c)
lid 5 wordt vervangen door:" 5. Wanneer de Commissie toteen gedelegeerde handeling voor tijdelijke intrekking besluitvaststelt, treedt dit besluit in werking zes maanden na de dag waarop het is aangenomen, tenzij zijde gedelegeerde handeling is ingetrokken of de Commissie vóór het einde van die periode heeft besloten datde gedelegeerde handeling in te trekken omdat de redenen die aan de intrekking ten grondslag liggen, niet langer geldig zijn."
[Am. 241]
4.
artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 5 wordt vervangen door:" 5. Het onderzoek wordt binnen zes maanden afgerond, te rekenen vanaf de datum van de in lid 2 van dit artikel bedoelde aankondiging. De Commissie kan deze periode in het geval van buitengewone omstandigheden volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 27, lid 5, verlengen."
[Am. 328]
b)
lid 6 wordt vervangen door:" 6. De Commissie neemt binnen een maand een besluit volgens de onderzoeksprocedure van artikel 27, lid 6. Een dergelijk besluit treedt in werking binnen een maand na de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie."
c)
lid 7 wordt vervangen door:" 7. Wanneer geen onderzoek mogelijk is als gevolg van buitengewone omstandigheden die een onmiddellijk optreden vereisen, kan de Commissie, nadat zij het in artikel 27, lid 7, bedoelde comité daarvan in kennis heeft gesteld, alle strikt noodzakelijke preventievevoorlopige maatregelen nemen. Daar waar een lidstaat om een onmiddellijk optreden van de Commissie verzoekt en aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, neemt de Commissie binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek een besluit. Voorlopige maatregelen gelden niet meer dan 200 dagen. Als de voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden ingetrokken omdat uit het onderzoek blijkt dat niet aan de voorwaarden in dit artikel is voldaan, worden de douanerechten die uit hoofde van de voorlopige maatregelen zijn geïnd, automatisch terugbetaald."
[Am. 243]
5.
artikel 21 wordt vervangen door:" Artikel 21 Wanneer de invoer van producten die zijn vermeld in bijlage I bij het Verdrag de markten van de Unie, met name in een of meer van de ultraperifere gebieden, of de desbetreffende marktordeningen ernstig verstoort of dreigt te verstoren, kan de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, nadat zij het comité van beheer van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordening heeft geraadpleegd, de preferentiële regelingen ten aanzien van de betrokken producten schorsen volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 27, lid 6lid 5."
[Am. 329]
6.
artikel 22, lid 2, wordt geschrapt;wordt vervangen door:"
2.
De Commissie stelt voorafgaande toezichtmaatregelen vast volgens de in artikel 27, lid 5, bedoelde raadplegingsprocedure.
"
[Am. 244]
6 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 22 bis 1.Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat niet aan de in artikel 20 bedoelde voorwaarden is voldaan, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 27, lid 6, bedoelde onderzoeksprocedure een besluit vast om het onderzoek en de procedure te beëindigen. 2.De Commissie dient bij het Europees Parlement een verslag in met haar bevindingen en gemotiveerde conclusies over alle relevante feitelijke en juridische kwesties, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 27 quater. Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 245]
6 ter.
artikel 25, inleidende formule, wordt vervangen door:" De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 27 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om wijzigingen in de bijlagen vast te stellen die nodig zijn als gevolg van:"
[Am. 246]
7.
aan artikel 27 worden de volgende leden 6 en 7 toegevoegdwordt vervangen door:" Artikel 27 1.De Commissie wordt bijgestaan door een Comité algemene preferenties. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 5.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 6. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 7. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel [5]4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 7 bis.Als het advies van het comité moet worden verkregen volgens een schriftelijke procedure, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité hiertoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité hierom verzoekt."
[Am. 247]
7 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 27 bis 1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgelegde voorwaarden. 2.De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 10, lid 2, artikel 11, leden 7 en 8, artikel 16, lid 3, artikel 19, leden 4 en 5, en artikel 25, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar vanaf...(56). De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn bezwaar maakt tegen een dergelijke verlenging. 3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 10, lid 2, artikel 11, leden 7 en 8, artikel 16, lid 3, artikel 19, leden 4 en 5, en artikel 25 bedoelde delegatie van bevoegdheid te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van alle reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5.Een overeenkomstig artikel 10, lid 2, artikel 11, leden 7 en 8, artikel 16, lid 3, artikel 19, leden 4 en 5, en artikel 25 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement of de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met vier maanden worden verlengd."
[Am. 330]
7 ter.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 27 ter 1.Gedelegeerde handelingen vastgesteld overeenkomstig dit artikel treden onverwijld in werking en zijn van toepassing zolang er geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. De kennisgeving van een gedelegeerde handeling bevat de redenen voor het aanwenden van de spoedprocedure. 2.Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 27 bis, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt."
[Am. 249]
7 quater.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 27 quater 1.De op grond van deze verordening ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd. 2.Informatie van vertrouwelijke aard of op vertrouwelijke basis verstrekte informatie die op grond van deze verordening werd ontvangen, wordt niet bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt. 3.Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling van informatie wordt aangegeven waarom deze vertrouwelijk is. Wanneer degene die de informatie heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm en wanneer blijkt dat het verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten. 4.Gegevens worden in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien uit de bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel kan voortvloeien voor degene die ze heeft verstrekt of van wie ze afkomstig zijn. 5.De leden 1 tot en met 4 beletten de autoriteiten van de Unie niet algemene informatie te vermelden en in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van deze verordening genomen besluiten. Deze autoriteiten moeten echter rekening houden met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt."
[Am. 250]
7 quinquies.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 27 quinquies 1.De Commissie dient jaarlijks een verslag over de toepassing en uitvoering van de verordening in bij het Europees Parlement. Het verslag heeft betrekking op alle in artikel 1 , lid 2, bedoelde preferentiële regelingen, bevat informatie over de activiteiten van de diverse organen die belast zijn met het toezicht op de tenuitvoerlegging van deze verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, waaronder de verplichtingen inzake handelsbelemmeringen, en omvat een samenvatting van de statistische gegevens en de evolutie van de handel met de begunstigde landen en gebieden. 2.Het Comité algemene preferenties en het Europees Parlement onderzoeken de gevolgen van de regeling, op basis van het verslag. Het Europees Parlement kan de Commissie op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de overeenkomst uiteen te zetten en toe te lichten. 3.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Comité algemene preferenties en het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 251]
19.Verordening (EG) Nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn(57)
Wat Verordening (EG) nr. 597/2009 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 597/2009 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 16 wordt vervangen door:" „(16)Het is noodzakelijk te bepalen dat onderzoeken, ongeacht of definitieve maatregelen worden ingesteld, normalerwijze binnen elf maanden en in ieder geval niet later dan twaalf maanden na de opening van het onderzoek dienen te worden beëindigd. Alleen als de lidstaten de Commissie laten weten dat zij een intense controverse in het besluitvormingsproces verwachten, met de noodzaak een ontwerpuitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren* in te dienen bij de beroepsinstantie, moet de Commissie kunnen besluiten de periode te verlengen tot maximum 13 maanden. *PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.„; [Am. 252]"
-1 bis.
overweging 26 wordt geschrapt;[Am. 253]
-1 ter.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (26 bis)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen en voor de vaststelling van voorlopige en definitieve maatregelen en voor de beëindiging van een onderzoek zonder maatregelen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011."
[Am. 254]
-1 quater.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (26 ter)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van voorlopige maatregelen en de beëindiging van een onderzoek, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve maatregelen. Daar waar een vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare maatregelen kunnen nemen."
[Am. 255]
-1 quinquies.
artikel 10, lid 1, tweede alinea wordt vervangen door:" De klacht kan worden ingediend bij de Commissie of bij een lidstaat, die deze aan de Commissie doet toekomen. De Commissie doet de lidstaten van elke klacht die zij ontvangt een afschrift toekomen. De klacht wordt geacht te zijn ingediend op de eerste werkdag volgende op de dag van bezorging bij de Commissie als aangetekend poststuk of op die van afgifte van een ontvangstbewijs door de Commissie. Alvorens de procedure te starten brengt de Commissie de lidstaten op de hoogte en biedt zij hun de kans hun standpunt bekend te maken."
[Am. 256]
1.
artikel 10, lid 11, wordt vervangen door:" 11. Indien duidelijk is dat er voldoende bewijsmateriaal is om inleiding van een procedure te rechtvaardigen, gaat de Commissie binnen 45 dagen nadat de klacht is ingediend, daartoe over en maakt zij dit bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer het ingediende bewijsmateriaal ontoereikend is, wordt de klager daarvan binnen 45 dagen na de datum waarop de klacht bij de Commissie werd ingediend, in kennis gesteld."
2.
artikel 11, lid 9, wordt vervangen door:" 9. Een onderzoek wordt in de overeenkomstig artikel 10, lid 11, ingeleide procedure zoveel mogelijk binnen één jaar11 maanden afgesloten. Het wordt in ieder geval binnen 1312 maanden na de opening ervan afgesloten in overeenstemming met de bevindingen als bedoeld in artikel 13 voor verbintenissen of met die als bedoeld in artikel 15 voor definitieve maatregelen. In uitzonderlijke gevallen kan de Commissie gelet op de ingewikkeldheid van het onderzoek uiterlijk 8 maanden na de opening van het onderzoek besluiten deze termijn te verlengen tot maximaal 18 maanden."
[Am. 257]
2 bis.
In artikel 11 wordt het volgende lid ingevoegd:" 9 bis.Uiterlijk zeven en een halve maand na de initiëring van het onderzoek raadpleegt de Commissie op basis van de onderzoeksresultaten de lidstaten. De lidstaten geven de Commissie in het kader van deze raadpleging aan of zij een intense controverse in het besluitvormingsproces overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van deze verordening voor definitieve maatregelen verwachten, hetgeen waarschijnlijk de in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde beroepsprocedure in werking zou doen treden. Als dit het geval is, kan de Commissie uiterlijk 8 maanden na de opening van het onderzoek besluiten de termijn van lid 9 van dit artikel te verlengen tot maximum 13 maanden. De Commissie maakt dit besluit openbaar."
[Am. 258]
3.
artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 komt de tweede alinea als volgt te luiden:" Voorlopige rechten worden niet eerder ingesteld dan 60 dagen na en uiterlijk 98 maanden na de inleiding van de procedure. In uitzonderlijke gevallenAls de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 9 bis, laten weten dat zij een intense controverse in het besluitvormingsproces overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van deze verordening voor definitieve maatregelen verwachten, hetgeen waarschijnlijk de in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde beroepsprocedure in werking zou doen treden, kan de Commissie, gelet op de ingewikkeldheid van het onderzoek, uiterlijk 8 maanden na de opening van het onderzoek besluiten deze termijn te verlengen tot maximaal 129 maanden."
[Am. 259]
b)
lid 3 wordt vervangen door:" 3. De Commissie stelt voorlopige maatregelen vast volgens de procedure van artikel 25, lid 3."
c)
lid 5 wordt geschrapt;
4.
artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door:" 1. Mits er voorlopig is vastgesteld dat subsidiering plaatsvindt en daaruit schade voortvloeit, kan de Commissie overgaan tot aanvaarding van op vrijwillige basis aangeboden bevredigende verbintenissen, die inhouden dat:
a)
het land van oorsprong en/of van uitvoer ermee instemt de subsidie in te trekken of te beperken of andere maatregelen te nemen met betrekking tot de gevolgen ervan, of
b)
een exporteur zich ertoe verbindt zijn prijzen te herzien of zijn uitvoer naar het betrokken gebied te staken zolang voor deze uitvoer tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies worden verleend, mits de Commissie ervan overtuigd is dat daarmee de schadelijke gevolgen van de subsidiëring worden weggenomen.
In dergelijke gevallen en voor de duur van de verbintenis gelden de door de Commissie op grond van artikel 12, lid 3, ingestelde voorlopige rechten of de op grond van artikel 15, lid 1, ingestelde definitieve rechten niet voor de invoer van de betreffende producten die worden geproduceerd door de ondernemingen die worden genoemd in het besluit van de Commissie tot aanvaarding van verbintenissen, en eventuele wijzigingen daarvan. De prijzen worden ingevolge deze verbintenissen niet meer verhoogd dan nodig is om de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie te compenseren; de prijsverhogingen zouden lager moeten zijn dan de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies als dat toereikend is om de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade weg te nemen."
b)
lid 5 wordt vervangen door:" 5. Wanneer verbintenissen worden aanvaard, wordt het onderzoek beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de procedureonderzoeksprocedure van artikel 25, lid 2. De voorzitter kan het standpunt van het comité verkrijgen volgens de in artikel 15, lid 5, bedoelde schriftelijke procedure."
[Am. 260]
c)
in lid 9 komt de eerste alinea als volgt te luiden:" 9. Wanneer een verbintenis door een partij wordt geschonden of opgezegd, of wanneer de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie wordt opgezegd, wordt de aanvaarding van de verbintenis ingetrokken door middel van hetzij een besluit hetzij een verordening van de Commissie, en zijn de door de Commissie op grond van artikel 12 ingestelde voorlopige rechten of de door de Raad op grond van artikel 15, lid 1, ingestelde definitieve rechten van toepassing, op voorwaarde dat de betrokken importeur of het land van oorsprong en/of uitvoer, de gelegenheid heeft gehad opmerkingen te maken, tenzij deze importeur of dit land zelf de verbintenis heeft opgezegd."
d)
lid 10 wordt vervangen door:" 10. Overeenkomstig artikel 12 kan op basis van de beste beschikbare informatie een voorlopig recht worden ingesteld, hetzij omdat er redenen zijn om aan te nemen dat een verbintenis wordt geschonden, hetzij ingeval van schending of opzegging van een verbintenis, indien het onderzoek dat tot de verbintenis heeft geleid, niet is afgesloten."
5.
artikel 14, lid 2, wordt vervangen door:" 2. Wanneer blijkt dat beschermende maatregelen onnodig zijn wordt het onderzoek of de procedure beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 25, lid 21 bis. De voorzitter kan het standpunt van het comité verkrijgen volgens de in artikel 25, lid 4 ter, bedoelde schriftelijke procedure."
[Am. 261]
6.
artikel 15, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
a)
de eerste alinea wordt vervangen door:" 1. Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat er sprake is van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies en daardoor schade wordt veroorzaakt, en het in het belang van de Unie is om maatregelen te nemen in de zin van artikel 31, stelt de Commissie een definitief compenserend recht in volgens de onderzoeksprocedure van artikel 25, lid 2. Voor zover voorlopige rechten van kracht zijn, leidt de Commissie deze procedure uiterlijk een maand vóór het vervallen van die rechten in."
b)
de tweede en de derde alinea worden geschrapt;
7.
artikel 16, lid 2, eerste alinea, wordt vervangen door:" 2. Wanneer een voorlopig recht is toegepast en uit de definitief vastgestelde feiten het bestaan blijkt van subsidies die tot compenserende maatregelen aanleiding kunnen geven en van schade, besluit de Commissie, ongeacht of al dan niet een definitief compenserend recht dient te worden ingesteld, welk deel van het voorlopige recht definitief dient te worden ingevorderd."
8.
artikel 20, lid 2, wordt vervangen door:" Alvorens een dergelijk nieuw onderzoek wordt geopend, worden de producenten in de Unie in de gelegenheid gesteld commentaar te leveren."
9.
in artikel 21, lid 4, komt de eerste alinea als volgt te luiden:" 4. De Commissie besluit of en in hoeverre het verzoek wordt ingewilligd en kan te allen tijde besluiten een tussentijds nieuw onderzoek te openen; op basis van de informatie die bij dit nieuwe onderzoek, dat wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen die op dergelijke onderzoeken van toepassing zijn, wordt verkregen en de conclusies die eruit worden getrokken, wordt bepaald of en in hoeverre terugbetaling gerechtvaardigd is."
10.
artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 komt de tweede alinea als volgt te luiden:" Herzieningen op grond van de artikelen 18 en 19 worden versneld ten uitvoer gelegd en moeten normaal gesproken voltooid zijn binnen twaalf11 maanden na de datum waarop de herzieningsprocedure werd ingeleid. Herzieningsprocedures op grond van de artikelen 18 en 19 moeten in ieder geval voltooid zijn binnen 1514 maanden na de datum waarop zij werden ingeleid. In uitzonderlijke gevallenUiterlijk 7 en een halve maand na de initiëring van het onderzoek overeenkomstig artikel 11 raadpleegt de Commissie op basis van de onderzoeksresultaten de lidstaten. De lidstaten laten de Commissie weten of zij een intense controverse in het besluitvormingsproces overeenkomstig de artikelen 14 en 15 voor definitieve maatregelen verwachten, hetgeen waarschijnlijk de in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde beroepsprocedure in werking zou doen treden. Indien dit zo is, kan de Commissie gelet op de ingewikkeldheid van het onderzoek uiterlijk 9acht maanden na de opening van het onderzoek besluiten deze termijn te verlengen tot maximaal 1815 maanden. De Commissie maakt dit besluit openbaar."
[Am. 262]
b)
in lid 1 wordt de vijfde alinea geschrapt;
c)
lid 2 wordt vervangen door:" 2. Nieuwe onderzoeken uit hoofde van de artikelen 18, 19 en 20 worden door de Commissie geopend. Alvorens de procedure te starten brengt de Commissie de lidstaten op de hoogte en biedt zij hun de kans hun standpunt bekend te maken."
[Am. 263]
11.
artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 4 komt de eerste alinea als volgt te luiden:" Onderzoeken op grond van dit artikel worden geopend op initiatief van de Commissie of op verzoek van een lidstaat of een belanghebbende, op basis van voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot de in de leden 1, 2 en 3 omschreven factoren. Het onderzoek wordt geopend door middel van een verordening van de Commissie die de douaneautoriteiten tevens de instructie kan geven de invoer overeenkomstig artikel 24, lid 5, te registreren of zekerheidstelling te eisen."
b)
in lid 4 komt de derde alinea als volgt te luiden:" Wanneer de definitief vastgestelde feiten uitbreiding van de maatregelen rechtvaardigen, neemt de Commissie een besluit volgens de procedure van artikel 25, lid 2."
c)
in lid 6 komt de vierde alinea als volgt te luiden:" Deze vrijstellingen worden verleend door middel van een besluit van de Commissie en zijn van toepassing gedurende de periode en onder de voorwaarden zoals vastgesteld in dat besluit."
12.
artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. Als het in het belang van de Unie is, mogen maatregelen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, bij besluit van de Commissie voor een periode van negen maanden worden geschorst. De Commissie kan volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 25, lid 21 bis, besluiten de schorsing met ten hoogste één jaar te verlengen. [Am. 264] Maatregelen mogen uitsluitend worden geschorst als de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat, en mits de bedrijfstak van de Unie in de gelegenheid is gesteld opmerkingen te maken en met die opmerkingen rekening is gehouden. Maatregelen kunnen te allen tijde weer worden ingesteld wanneer de reden van de schorsing niet meer bestaat."
b)
lid 5, eerste alinea, wordt vervangen door:" De Commissie kan de douaneautoriteiten opdracht geven passende maatregelen te nemen om de invoer te registreren, zodat vervolgens, met ingang van de datum van registratie, rechten op de betrokken producten kunnen worden geheven."
13.
artikel 25 wordt vervangen door:" Artikel 25 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Antisubisidiecomité, hierna „het comité” genoemd. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Het adviescomité brengt zijn advies uit binnen een maand na de datum van indiening. Amendementen worden uiterlijk drie dagen voor de vergadering van het comité ingediend.[Am. 265] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Het onderzoekscomité brengt zijn advies uit binnen een maand na de datum van indiening. Amendementen worden uiterlijk drie dagen voor de vergadering van het comité ingediend.[Am. 266] 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel [5]4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. [Am. 267] 4. Ingevolge artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt wanneer een schriftelijke procedure wordt gevolgd, deze procedure afgesloten zonder verder vervolg, indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een meerderheid van de leden van het comité zoals omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 182/2011 daarom verzoekt. 4 bis.In het geval dat een ontwerpuitvoeringshandeling wordt ingediend bij het comité van beroep overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011, brengt dit zijn advies uit binnen een maand na de datum van indiening. Amendementen worden uiterlijk drie dagen voor de vergadering van het comité ingediend.[Am. 268] 4 ter.Als het advies van het comité moet worden verkregen volgens een schriftelijke procedure, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité hiertoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité hierom verzoekt.„"
[Am. 269]
14.
artikel 29, lid 5, wordt vervangen door:" 5. De Commissie en de lidstaten en de functionarissen van de Commissie of de lidstaten maken zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt, geen gegevens bekend die zij ingevolge deze verordening hebben verkregen en waarvoor deze persoon om een vertrouwelijke behandeling heeft verzocht. Informatie die tussen de Commissie en de lidstaten wordt uitgewisseld of interne documenten die door de autoriteiten van de Unie of van de lidstaten zijn opgesteld, worden, tenzij in deze verordening specifiek anders is bepaald, niet bekendgemaakt."
15.
artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. Definitieve mededeling geschiedt schriftelijk. Dit gebeurt met inachtneming van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke informatie zo spoedig mogelijk en normaal niet later dan één maand voordat de in de artikelen 14 en 15 bedoelde procedures worden ingeleid. Indien de Commissie niet in een positie verkeert om bepaalde feiten of overwegingen op dat tijdstip mede te delen, deelt zij deze zo spoedig mogelijk nadien mede. Deze mededeling doet geen afbreuk aan besluiten die de Commissie nadien mocht nemen, maar indien dergelijke besluiten op andere feiten en overwegingen zijn gebaseerd, worden deze zo spoedig mogelijk medegedeeld."
b)
lid 5 wordt vervangen door:" 5. Na de definitieve mededeling gemaakte opmerkingen worden uitsluitend in aanmerking genomen binnen een door de Commissie in elk afzonderlijk geval vast te stellen termijn van ten minste tien dagen, waarbij de spoedeisendheid van de aangelegenheid op passende wijze in aanmerking wordt genomen. Indien een definitieve mededeling reeds heeft plaatsgevonden, kan een kortere termijn worden gegeven."
16.
artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. Partijen die overeenkomstig lid 2 hebben gehandeld, mogen over de toepassing van voorlopige rechten opmerkingen maken. Om in aanmerking te worden genomen, moeten deze opmerkingen uiterlijk 15 dagen na de toepassing van deze maatregelen zijn ontvangen. Deze opmerkingen, of passende samenvattingen daarvan, worden ter beschikking gesteld van andere partijen, die het recht hebben daarover opmerkingen te maken."
b)
lid 5 wordt vervangen door:" 5. De Commissie onderzoekt de regelmatig ontvangen informatie en gaat na in hoeverre deze representatief is. Het resultaat van dit onderzoek, tezamen met een oordeel over de waarde van die informatie, wordt aan het comité voorgelegd."
c)
de tweede zin van lid 6 wordt vervangen door:" Dergelijke informatie wordt voor zover mogelijk beschikbaar gesteld en doet geen afbreuk aan de later door de Commissie te nemen besluiten."
16 bis.
Het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 33 bis Verslag 1.De Commissie dient jaarlijks een verslag over de toepassing en uitvoering van deze verordening in bij het Europees Parlement. Het verslag omvat informatie over de vaststelling van voorlopige en definitieve maatregelen, de oplegging van voorafgaande toezichtmaatregelen, de beëindiging van onderzoeken zonder maatregelen, controles en verificatiebezoeken, en de activiteiten van de diverse instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op de uitvoering van de verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van de verordening. 2.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft gepresenteerd, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten. 3.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 270]
20.Verordening (EG) Nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling(58)
Wat Verordening (EG) nr. 260/2009 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 260/2009 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 11 wordt vervangen door:" Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen en voor de oplegging van voorafgaande toezichtmaatregelen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 271]
-1 bis.
De volgende overweging wordt ingevoegd:" (11 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van toezicht- en voorlopige maatregelen, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare maatregelen kunnen nemen."
[Am. 272]
1.
artikel 3 wordt geschrapt;
2.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 1. De Commissie wordt bijgestaan door een vrijwaringscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 273] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel [5]4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. [Am. 274] 3 bis.Als het advies van het comité moet worden verkregen volgens een schriftelijke procedure, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité hiertoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité hierom verzoekt.[Am. 275] 4. Ingevolge artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt wanneer een schriftelijke procedure wordt gevolgd, deze procedure afgesloten zonder verder vervolg, indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een meerderheid van de leden van het comité zoals omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 182/2011 daarom verzoekt."
3.
artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 komt de eerste zin als volgt te luiden:" Wanneer duidelijk is dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen, opent de Commissie een onderzoek binnen één maand na ontvangst van de door een lidstaat verstrekte informatie en maakt zij dit in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend."
b)
in lid 2 komt de eerste alinea als volgt te luiden:" De Commissie wint alle inlichtingen in die zij nodig acht en tracht deze, indien zij dit dienstig acht, te verifiëren bij importeurs, handelaars, vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties."
c)
lid 7 wordt vervangen door:" 7. Wanneer blijkt dat er niet voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen, deelt de Commissie de lidstaten haar besluit mede binnen een maand na ontvangst van de door de lidstaten verstrekte inlichtingen."
4.
artikel 7, lid 2, wordt vervangen door:" 2. Indien de Commissie binnen negen maanden na opening van het onderzoek tot de conclusie komt dat het niet nodig is dat de Unie toezicht- of vrijwaringsmaatregelen neemt, wordt het onderzoek binnen een maand afgesloten."
5.
artikel 9, lid 2, wordt vervangen door:" 2. Noch de Commissie of de lidstaten, noch hun functionarissen mogen de gegevens van vertrouwelijke aard die zij op grond van deze verordening hebben ontvangen, of inlichtingen die op vertrouwelijke basis zijn verstrekt, bekendmaken zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt."
6.
artikel 11, lid 2, wordt vervangen door:" 2. Het besluit toezicht in te stellen wordt door de Commissie genomen door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig de in artikel 164, lid 6, omschreven procedure1 bis, bedoelde raadplegingsprocedure."
[Am. 276]
7.
artikel 13 wordt vervangen door:" Artikel 13 Wanneer de invoer van een product niet onder voorafgaand toezicht van de Unie is geplaatst, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 18, een toezicht instellen dat tot een of meer regio's van de Unie is beperkt."
8.
in artikel 16 worden de leden 6 en 7 vervangen door:" 6. Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt in te grijpen, neemt deze binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit volgens de procedure van artikel 4, lid 2. In dringende gevallen is artikel 4, lid 3, van toepassing.lid 3."
[Am. 277]
9.
artikel 17 wordt vervangen door:" Artikel 17 Wanneer de belangen van de Unie dit vereisen, kan de Commissie in overeenstemming met de onderzoeksprocedure van artikel 4, lid 2, en in overeenstemming met de in hoofdstuk III omschreven voorwaarden, maatregelen vaststellen om te voorkomen dat een product in dermate gestegen hoeveelheden en/of op zodanige voorwaarden in de Unie wordt ingevoerd dat de producenten in de Unie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten hierdoor ernstige schade lijden of dreigen te lijden. Artikel 16, leden 2 tot en met 5, is van toepassing."
10.
artikel 21, lid 2, wordt vervangen door:" 2. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de in de artikelen 11, 13, 16, 17 en 18 bedoelde toezicht- of vrijwaringsmaatregelen moeten worden ingetrokken of gewijzigd, trekt zij de betrokken maatregelen in of wijzigt zij deze in overeenstemming met de onderzoeksprocedure van artikel 4, lid 2."
11.
artikel 23 wordt vervangen door:" Artikel 23 Indien de belangen van de Unie dit vereisen, kan de Commissie volgens de procedureonderzoeksprocedure van artikel 4, lid 2, passende, passende maatregelen tot uitvoering van wetgevende handelingen vaststellen, welke geen substantiële wijzigingen mogen inhouden, om ervoor te zorgen dat de Unie of al haar lidstaten op internationaal niveau hun rechten kunnen uitoefenen of hun verplichtingen kunnen nakomen, met name op het gebied van de handel in basisproducten."
[Am. 278]
11 bis.
Het volgende artikel 23 bis wordt ingevoegd:" Artikel 23 bis 1.De Commissie dient jaarlijks een verslag over de toepassing en uitvoering van deze verordening in bij het Europees Parlement. Het verslag omvat informatie over de vaststelling van voorlopige en definitieve maatregelen, voorafgaande toezichtmaatregelen, regionale toezichtmaatregelen en vrijwaringsmaatregelen, de beëindiging van onderzoeken zonder maatregelen en de activiteiten van de diverse instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op de uitvoering van deze verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van de verordening. 2.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft gepresenteerd, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten. 3.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 279]
21.Verordening (EG) Nr. 625/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen(59)
Wat Verordening (EG) nr. 625/2009 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 625/2009 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 10 wordt vervangen door:" (10)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen en voor de oplegging van voorafgaande toezichtmaatregelen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 280]
-1 bis.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (10 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van toezicht- en voorlopige maatregelen, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Daar waar een vertraging bij het opleggen van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 281]
1.
artikel 3 wordt geschrapt;
2.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling* opgerichte Vrijwaringscomité, hierna „het comité” genoemd. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.[Am. 282] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel [5]4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.„; [Am. 283] 3 bis.Als het advies van het comité moet worden verkregen volgens een schriftelijke procedure, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité hiertoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité hierom verzoekt.[Am. 284] 4. Ingevolge artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt wanneer een schriftelijke procedure wordt gevolgd, deze procedure afgesloten zonder verder vervolg, indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een meerderheid van de leden van het comité zoals omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 182/2011 daarom verzoekt. * PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1."
3.
artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 komt de eerste zin als volgt te luiden:" Wanneer de Commissie van oordeel is dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in te stellen, opent zij binnen één maand na de ontvangst van inlichtingen van een lidstaat een onderzoek en doet zij een bekendmaking verschijnen in het Publicatieblad van de Europese Unie."
b)
in lid 2 komt de eerste alinea als volgt te luiden:" De Commissie wint alle inlichtingen in die zij nodig acht en tracht deze, indien zij dit dienstig acht, te verifiëren bij importeurs, handelaars, vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties."
c)
lid 6 wordt vervangen door:" 6. „Wanneer de Commissie van oordeel is dat er onvoldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in de stellen, stelt zij de lidstaten binnen één maand na de ontvangst van de inlichtingen van de lidstaten in kennis van haar besluit.”;"
4.
artikel 6, lid 2, eerste zin, wordt vervangen door:" „Wanneer de Commissie binnen negen maanden na de opening van het onderzoek tot de slotsom komt dat toezicht- of vrijwaringsmaatregelen van de Unie niet noodzakelijk zijn, wordt het onderzoek afgesloten.”;"
5.
artikel 7, lid 2, wordt vervangen door:" „2. Noch de Commissie of de lidstaten, noch hun functionarissen mogen inlichtingen met een vertrouwelijk karakter die zij op grond van deze verordening hebben ontvangen, of inlichtingen die op vertrouwelijke basis zijn verstrekt, bekendmaken zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt."
5 bis.
in artikel 9 wordt het volgende lid ingevoegd:" 1 bis.De besluiten van lid 1 worden door de Commissie genomen door middel uitvoeringshandelingen in overeenstemming met de in artikel 4, lid 1 bis, bedoelde raadplegingsprocedure."
[Am. 285]
5 ter.
artikel 11, tweede streepje, wordt vervangen door:"
–
de afgifte van dat document afhankelijk stellen van bepaalde voorwaarden en, bij wijze van uitzondering van de opneming van een herroepingsclausule.
"
[Am. 286]
6.
artikel 12 wordt vervangen door:" Artikel 12 Wanneer de invoer van een product niet onder voorafgaand toezicht van de Unie is geplaatst, kan de Commissie, door middel van uitvoeringshandelingen die zijn vastgesteld overeenkomstig de in artikel 4, lid 1 bis, bedoelde raadplegingsprocedure en overeenkomstig artikel 17, een toezicht instellen dat beperkt is tot één of meer regio's van de Unie."
[Am. 287]
7.
artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 2 wordt vervangen door:" De genomen maatregelen worden onverwijld aan de lidstaten meegedeeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing."
b)
de leden 4, 5 en 6 komen als volgt te luiden:" 4. Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt in te grijpen, neemt de Commissie binnen een termijn van vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek een besluit volgens de procedure van artikel 4, lid 2. In dringende gevallen is artikel 4, lid 3, van toepassing.lid 3."
[Am. 288]
8.
artikel 16, lid 1, wordt vervangen door:" 1. De Commissie kan met name in de situatie bedoeld in artikel 15, lid 1, passende maatregelenvrijwaringsmaatregelen nemen volgens de procedureonderzoeksprocedure van artikel 4, lid 2."
[Am. 289]
8 bis.
in artikel 18, lid 1, wordt de inleidende formule vervangen door:" 1.Gedurende de toepassing van de overeenkomstig de hoofdstukken IV en V vastgestelde toezicht- of vrijwaringsmaatregelen wordt op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie overleg gepleegd in het in artikel 4, lid 1, bedoelde comité, teneinde:"
[Am. 290]
9.
artikel 18, lid 2, wordt vervangen door:" 2. Wanneer de Commissie van oordeel is dat een toezicht- of vrijwaringsmaatregel als bedoeld in de hoofdstukken IV en V moet worden ingetrokken of gewijzigd, trekt zij deze in of wijzigt zij deze."
9 bis.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 19 bis 1.De Commissie dient jaarlijks een verslag over de toepassing en uitvoering van deze verordening in bij het Europees Parlement. Het verslag omvat informatie over de vaststelling van voorlopige en definitieve maatregelen, voorafgaande toezichtmaatregelen, regionale toezichtmaatregelen en vrijwaringsmaatregelen en de activiteiten van de diverse instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op de uitvoering van de verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. 2.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft gepresenteerd, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten. 3.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 291]
22.Verordening (EG) Nr. 1061/2009 van de Raad van 19 oktober 2009 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer(60)
Wat Verordening (EG) nr. 1061/2009 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 1061/2009 als volgt gewijzigd:
-1.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (11 bis)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van beschermende maatregelen, om een crisistoestand als gevolg van schaarste van essentiële goederen te voorkomen of te ondervangen, en om de uitvoer van een product afhankelijk stellen van de overlegging van een uitvoervergunning, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13."
[Am. 292]
1.
artikel 3 wordt geschrapt;
2.
artikel 4 wordt vervangen door:" Artikel 4 1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor de gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer, hierna „het comité” genoemd. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3 bis.Als het advies van het comité moet worden verkregen volgens een schriftelijke procedure, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité hiertoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité hierom verzoekt.„"
[Am. 293]
3.
artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door:" 1. Teneinde een crisistoestand veroorzaakt door schaarste aan essentiële goederen te voorkomen of te ondervangen, kan, wanneer de belangen van de Unie een onmiddellijk optreden vergen, de Commissie op verzoek van een lidstaat of eigener beweging en rekening houdende met de aard der producten en de andere bijzondere kenmerken van de betrokken transacties, de uitvoer van een product afhankelijk stellen van de overlegging van een uitvoervergunning die wordt afgegeven volgens de voorschriften en binnen de begrenzingen, die zij volgens de onderzoeksprocedure van artikel 4, lid 2, vaststelt. In dringende gevallen is artikel 4, lid 3, van toepassing."
a bis)
lid 2 wordt vervangen door:" 2.Het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten worden van de vastgestelde maatregelen in kennis gesteld. Deze maatregelen treden onmiddellijk in werking."
[Am. 294]
b)
in lid 4 wordt de tweede zin geschrapt;
c)
de leden 5 en 6 worden vervangen door:
„5. Wanneer de Commissie lid 1 van dit artikel heeft toegepast, besluit zij binnen 12 werkdagen na de inwerkingtreding van de door haar getroffen maatregel, of zij passende maatregelen in de zin van artikel 7 treft. Indien uiterlijk zes weken na de inwerkingtreding van de maatregel geen maatregelen zijn vastgesteld, wordt deze maatregel geacht te zijn ingetrokken.„;
4.
artikel 7, lid 1, inleidende zin, wordt vervangen door:" Wanneer de belangen van de Unie zulks vereisen, kan de Commissie volgens de onderzoeksprocedure van artikel 4, lid 2, de nodige maatregelen treffen:"
5.
artikel 8, lid 2, wordt vervangen door:" 2. Wanneer de Commissie oordeelt dat intrekking of wijziging van de in de artikelen 6 en 7 bedoelde maatregelen geboden is, handelt zij volgens de onderzoeksprocedure van artikel 4, lid 2."
5 bis.
artikel 9, lid 1, wordt vervangen door:" Voor de producten van bijlage I zijn, tot het Europees Parlement en de Raad passende maatregelen vaststellen die voortvloeien uit de door de Unie of door alle lidstaten aangegane internationale verbintenissen, de lidstaten gerechtigd om, onverminderd de ter zake door de Unie vastgestelde voorschriften, de crisismechanismen in werking te stellen waardoor ten aanzien van derde landen verbintenissen in verband met de toewijzing van producten ten uitvoer worden gelegd welke zijn vastgesteld bij internationale overeenkomsten die zij vóór de inwerkingtreding van deze verordening hebben gesloten."
[Am. 295]
5 ter.
het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 9 bis 1.De Commissie dient jaarlijks een verslag over de toepassing en uitvoering van deze verordening in bij het Europees Parlement. Het verslag omvat informatie over de vaststelling van beschermende maatregelen en de activiteiten van de diverse instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op de uitvoering van de verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van de verordening. 2.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft gepresenteerd, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten. 3. Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
[Am. 296]
23.Verordening (EG) Nr. 1215/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie(61);
Wat Verordening (EG) nr. 1215/2009 aangaat, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van [xx/yy/2011] van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(62).
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 1215/2009 als volgt gewijzigd:
1.
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a)in lid 2 wordt de tweede alinea geschrapt;
b)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:"
3.Bij niet-naleving van de leden 1 en 2, kunnen de voordelen van deze verordening voor het land volledig of gedeeltelijk worden opgeschort volgens de procedure van artikel 8 bis, lid 2.
"
2.
het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:" Artikel 8 bis Comité 1.Voor de toepassing van de artikelen 2 en 10 word de Commissie bijgestaan door het Uitvoeringscomité Westelijke Balkan. Dit is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel [5] van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing."
3.
artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
(1)punt a) komt als volgt te luiden:"
a)
het Uitvoeringscomité Westelijke Balkan heeft ingelicht;
"
(2)de volgende tweede alinea wordt toegevoegd:"
De in de eerste alinea bedoelde maatregelen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 bis, lid 2.
"
b)lid 2 wordt geschrapt;
c)lid 3 komt als volgt te luiden:"
Aan het einde van de schorsingsperiode besluit de Commissie de voorlopige schorsing te beëindigen of de schorsing overeenkomstig lid 1 te verlengen.
"
[Am. 297]
24.Verordening (EG) Nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(63)
Wat Verordening (EG) nr. 1225/2009 aangaat, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
Bijgevolg wordt Verordening (EG) nr. 1225/2009 als volgt gewijzigd:
-1.
overweging 15 wordt vervangen door:" „(15)Het is noodzakelijk voor te schrijven dat zaken, hetzij zonder dat maatregelen worden ingesteld, hetzij door de instelling van definitieve maatregelen, normaal binnen twaalf maanden en in ieder geval binnen 14 maanden na de opening van het onderzoek worden beëindigd. Alleen als de lidstaten de Commissie laten weten dat zij een intense controverse in het besluitvormingsproces verwachten, met de noodzaak een ontwerpuitvoeringshandeling in te dienen bij de beroepsinstantie overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van 16 februari 2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren*, moet de Commissie dan kunnen besluiten de periode te verlengen tot maximum 15 maanden. Een onderzoek of procedure dient te worden beëindigd wanneer de dumping minimaal of de schade te verwaarlozen is en deze begrippen dienen nader te worden omschreven. Wanneer maatregelen noodzakelijk zijn, dienen bepalingen betreffende de beëindiging van het onderzoek te worden vastgesteld en dient te worden voorgeschreven dat de maatregelen lager moeten zijn dan de dumpingmarge indien een dergelijk lager bedrag de schade zou wegnemen en, bovendien, dient de wijze van berekening van de hoogte van de maatregelen in het geval van een steekproefonderzoek te worden vastgesteld. * PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.„"
[Am. 298]
-1 bis.
overweging 27 wordt geschrapt;[Am. 299]
-1 ter.
overweging 28 wordt vervangen door:" (28)Om eenvormige voorwaarden te waarboregen voor de vaststelling van voorlopige en definitieve rechten en voor de beëindiging van een onderzoek zonder maatregelen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011."
[Am. 300]
-1 quater.
de volgende overweging wordt ingevoegd:" (28 bis)De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de verlenging van de opschorting van maatregelen, de beëindiging van onderzoeken en de vaststelling van voorlopige maatregelen, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve maatregelen. Daar waar een vertraging bij het opleggen van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige maatregelen kunnen nemen."
[Am. 301]
1.
in artikel 2, lid 7, wordt de laatste alinea vervangen door de volgende tekst:" Binnen zes maandeneen standaardperiode van drie maanden na de inleiding van de procedure, stelt de Commissie, nadat de industrie van de Unie tenminste gedurende een periode van één maand in de gelegenheid is gesteld opmerkingen te maken, vast of de producent voldoet aan bovengenoemde criteria Deze vaststelling blijft gedurende de hele procedure van kracht. voor ten minst een maand."
[Am. 302]
1 bis.
artikel 5, lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door:" De klacht kan worden ingediend bij de Commissie of bij een lidstaat, die deze aan de Commissie doet toekomen. De Commissie doet de lidstaten van elke klacht die zij ontvangt een afschrift toekomen. De klacht wordt geacht te zijn ingediend op de eerste werkdag volgende op de dag van bezorging bij de Commissie als aangetekend poststuk of op die van afgifte van een ontvangstbewijs door de Commissie. Alvorens de procedure te starten brengt de Commissie de lidstaten op de hoogte en biedt zij hun de kans hun standpunt bekend te maken."
[Am. 303]
2.
artikel 5, lid 9, wordt vervangen door:" 9. Wanneer duidelijk is dat er voldoende bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, gaat de Commissie binnen 45 dagen na indiening van de klacht daartoe over en maakt zij dit in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend. Wanneer onvoldoende bewijsmateriaal is ingediend, wordt de klager daarvan in kennis gesteld binnen 45 dagen na de datum waarop de klacht bij de Commissie is ingediend."
3.
artikel 6, lid 9, wordt als volgt gewijzigd: " „9. Het onderzoek in de overeenkomstig artikel 5, lid 9, ingeleide procedures wordt, voor zover mogelijk, binnen één jaar afgesloten. Het wordt in ieder geval binnen 15 maanden14 maanden na de opening beëindigd, overeenkomstig artikel 8 of artikel 9 gedane bevindingen. In uitzonderlijke gevallen kan de Commissie gelet op de ingewikkeldheid van het onderzoek uiterlijk 9 maanden na de opening van het onderzoek besluiten deze termijn te verlengen tot maximaal 18 maanden.„"
[Am. 304]
3 bis.
in artikel 6 wordt het volgende lid toegevoegd:" '9 bis.Uiterlijk 32 weken na de initiëring van het onderzoek raadpleegt de Commissie op basis van de onderzoeksresultaten de lidstaten. De lidstaten geven de Commissie in het kader van deze raadpleging aan of zij een intense controverse in het besluitvormingsproces overeenkomstig artikel 9 van deze verordening voor definitieve maatregelen verwachten, hetgeen waarschijnlijk de in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde beroepsprocedure in werking zou doen treden. Als dit het geval is, kan de Commissie uiterlijk 8 maanden na de opening van het onderzoek besluiten de termijn van artikel 6, lid 9, van deze verordening te verlengen tot maximum 15 maanden. De Commissie maakt dit besluit openbaar.„"
[Am. 305]
4.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door:" 1. Voorlopige rechten kunnen worden ingesteld indien een procedure is ingeleid overeenkomstig artikel 5, hiervan bericht is gegeven en belanghebbenden overeenkomstig artikel 5, lid 10, voldoende gelegenheid hebben gehad, inlichtingen te verstrekken en opmerkingen te maken, er voorlopig is vastgesteld dat dumping plaatsvindt en daaruit schade voor een bedrijfstak van de Unie voortvloeit, en het belang van de Unie maatregelen ter voorkoming van dergelijke schade noodzakelijk maakt.Voorlopige rechten worden niet eerder ingesteld dan 60 dagen na en uiterlijk 9 maanden8 maanden na de inleiding van de procedure. In uitzonderlijke gevallenIn het geval dat de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 10, laten weten dat zij een intense controverse in het besluitvormingsproces overeenkomstig artikel 9 van deze verordening voor definitieve maatregelen verwachten, hetgeen waarschijnlijk de in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde beroepsprocedure in werking zou doen treden, kan de Commissie, gelet op de ingewikkeldheid van het onderzoek, uiterlijk 8 maanden na de opening van het onderzoek besluiten deze termijn te verlengen tot maximaal 12 maandennegen maanden."
[Am. 306]
b)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. De Commissie stelt voorlopige maatregelen vast volgens de procedure van artikel 15, lid 3."
c)
lid 6 wordt geschrapt;
5.
artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door:" 1. Mits er voorlopig is vastgesteld dat dumping plaatsvindt en daaruit schade voortvloeit, kan de Commissie overgaan tot aanvaarding van een door een exporteur op vrijwillige basis aangeboden bevredigende verbintenis om zijn prijzen te herzien of de uitvoer met dumping te staken, indien zij ervan overtuigd is dat de schadelijke gevolgen van de dumping hierdoor worden weggenomen. In dergelijke gevallen en voor de duur van de verbintenis zijn de door de Commissie op grond van artikel 7, lid 1, ingestelde voorlopige rechten of de op grond van artikel 9, lid 4, ingestelde definitieve rechten niet van toepassing op de invoer van de betreffende producten die geproduceerd worden door de ondernemingen die worden genoemd in het besluit van de Commissie tot aanvaarding van verbintenissen, en eventuele wijzigingen daarvan. De prijzen worden ingevolge deze verbintenissen niet sterker verhoogd dan nodig is om de dumpingmarge te doen verdwijnen, en de prijsverhoging moet lager zijn dan de dumpingmarge als dat toereikend is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen."
b)
lid 5 wordt vervangen door:" 5. Wanneer verbintenissen worden aanvaard wordt het onderzoek beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de procedureonderzoeksprocedure van artikel 15, lid 2. De voorzitter kan het standpunt van het comité verkrijgen volgens de in artikel 15, lid 4, bedoelde schriftelijke procedure."
[Am. 307]
c)
in lid 9 komt de eerste alinea als volgt te luiden:" 9. Wanneer een verbintenis door een partij wordt geschonden of opgezegd, of wanneer de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie wordt opgezegd, wordt de aanvaarding van de verbintenis ingetrokken door middel van hetzij een besluit hetzij een verordening van de Commissie, en zijn automatisch de door de Commissie op grond van artikel 7 ingestelde voorlopige rechten of de op grond van artikel 9, lid 4, ingestelde definitieve rechten van toepassing, op voorwaarde dat de betrokken importeur de gelegenheid heeft gehad opmerkingen te maken, tenzij hij zelf de verbintenis heeft opgezegd."
d)
lid 10 wordt vervangen door:" 10. Overeenkomstig artikel 7 kan op basis van de beste informatie die beschikbaar is, een voorlopig recht worden ingesteld, hetzij indien er redenen zijn om aan te nemen dat een verbintenis wordt geschonden, hetzij, in geval van schending of opzegging van een verbintenis, indien het onderzoek dat aanleiding tot de verbintenis heeft gegeven niet is voltooid."
6.
artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 2 wordt vervangen door:" 2. Wanneer beschermende maatregelen overbodig zijn, wordt het onderzoek of de procedure beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 15, lid 2lid 1 bis. De voorzitter kan het standpunt van het comité verkrijgen volgens de in artikel 15, lid 4, bedoelde schriftelijke procedure."
[Am. 308]
b)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat er dumping plaatsvindt en daardoor schade wordt veroorzaakt, en het in het belang van de Unie is om maatregelen in de zin van artikel 21 te nemen, stelt de Commissie volgens de onderzoeksprocedure van artikel 15, lid 2, een definitief antidumpingrecht in. Voor zover voorlopige rechten van kracht zijn, leidt de Commissie deze procedure uiterlijk een maand vóór het vervallen van die rechten in. Het antidumpingrecht mag niet hoger zijn dan de vastgestelde dumpingmarge en moet lager zijn dan deze marge als dat toereikend is om een einde te maken aan de schade voor de bedrijfstak van de Unie."
7.
artikel 10, lid 2, eerste zin, wordt vervangen door:" 2. Wanneer een voorlopig recht is toegepast en uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat er sprake is van dumping en schade, beslist de Commissie, ongeacht of een definitief antidumpingrecht dient te worden ingesteld, welk deel van het voorlopige recht definitief dient te worden geïnd."
8.
artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 4, derde alinea, eerste zin, wordt vervangen door:" Een nieuw onderzoek voor een nieuwe exporteur wordt geopend, en versneld ten uitvoer gelegd, nadat de producenten van de Gemeenschap in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken."
b)
in lid 5 komen de eerste en de tweede alinea als volgt te luiden:" De bepalingen van deze verordening betreffende procedures en onderzoeken, met uitzondering van die welke betrekking hebben op termijnen, zijn van toepassing op alle herzieningsprocedures op grond van de leden 2, 3 en 4. Herzieningen op grond van de leden 2 en 3 worden versneld ten uitvoer gelegd en moeten normaal gesproken voltooid zijn binnen twaalf maanden na de datum waarop de herzieningsprocedure werd ingeleid. Herzieningsprocedures op grond van de leden 2 en 3 moeten in ieder geval voltooid zijn binnen vijftien maanden14 maanden na de datum waarop zij werden ingeleid. In uitzonderlijke gevallenUiterlijk 32 weken na de initiëring van het onderzoek overeenkomstig artikel 6 raadpleegt de Commissie op basis van de onderzoeksresultaten de lidstaten. De lidstaten geven de Commissie in het kader van deze raadpleging aan of zij een intense controverse in het besluitvormingsproces overeenkomstig artikel 9 van deze verordening voor definitieve maatregelen verwachten, hetgeen waarschijnlijk de in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde beroepsprocedure in werking zou doen treden. Als dit het geval is, kan de Commissie gelet op de ingewikkeldheid van het onderzoek uiterlijk negen maandenacht maanden na de opening van het onderzoek besluiten deze termijn te verlengen tot maximaal achttien maanden15 maanden. De Commissie maakt dit besluit openbaar.. Herzieningen op grond van lid 4 moeten in alle gevallen binnen negen maanden na de datum van inleiding van de procedure voltooid zijn. Als een herzieningsprocedure op grond van lid 2 wordt ingeleid terwijl een herzieningsprocedure op grond van lid 3 binnen dezelfde procedure nog gaande is, moet de herzieningsprocedure op grond van lid 3 binnen dezelfde termijn worden voltooid als een herzieningsprocedure op grond van lid 2."
[Am. 309]
c)
lid 6 wordt vervangen door:" 6. Nieuwe onderzoeken uit hoofde van dit artikel worden door de Commissie geopend. Alvorens de procedure te starten brengt de Commissie de lidstaten daarvan op de hoogte en biedt zij hun de kans hun standpunt bekend te maken. Wanneer deze onderzoeken daartoe aanleiding geven, worden de maatregelen overeenkomstig lid 2 ingetrokken of gehandhaafd, dan wel overeenkomstig de leden 3 en 4 ingetrokken, gehandhaafd of gewijzigd. Wanneer maatregelen ten aanzien van individuele exporteurs, maar niet ten aanzien van een land in zijn geheel worden ingetrokken, blijft de procedure van toepassing op deze exporteurs, die automatisch kunnen worden onderworpen aan enig nieuw onderzoek dat overeenkomstig dit artikel voor het betrokken land wordt ingesteld."
[Am. 310]
d)
lid 8, vierde alinea, eerste zin, wordt vervangen door:" De Commissie besluit of en in hoeverre het verzoek wordt ingewilligd en kan zij op ieder ogenblik besluiten een tussentijds nieuw onderzoek te openen; op basis van de informatie die wordt verkregen bij dit nieuwe onderzoek, dat wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen die op dergelijke onderzoeken van toepassing zijn, en de conclusies die eruit worden getrokken, wordt bepaald, of en in hoeverre terugbetaling gerechtvaardigd is."
9.
artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 komt de eerste alinea als volgt te luiden:" Als de bedrijfstak van de Unie of een andere belanghebbende normaal gesproken binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de maatregelen voldoende inlichtingen verstrekt waaruit blijkt dat na het oorspronkelijke onderzoek en vóór of na de instelling van de maatregelen de uitvoerprijzen zijn gedaald of dat de wederverkoopprijs of de latere verkoopprijs van het ingevoerde product in de Unie niet of nauwelijks is veranderd, kan het onderzoek worden heropend om te beoordelen of de maatregel effect heeft gehad op deze prijzen."
b)
lid 3 wordt vervangen door:" 3. Wanneer bij een nieuw onderzoek op grond van dit artikel de dumping blijkt te zijn toegenomen, kunnen de geldende maatregelen door de Commissie volgens de onderzoeksprocedure van artikel 15, lid 2, overeenkomstig de nieuwe bevindingen inzake de uitvoerprijzen worden gewijzigd. Het op grond van dit artikel ingestelde antidumpingrecht mag niet hoger zijn dan tweemaal het oorspronkelijk ingestelde recht."
c)
de eerste en de tweede alinea van lid 4 komen als volgt te luiden:" De relevante bepalingen van de artikelen 5 en 6 zijn van toepassing op alle nieuwe onderzoeken die op grond van dit artikel worden verricht, met dien verstande dat dergelijke nieuwe onderzoeken versneld worden verricht en normaal gesproken moeten worden voltooid binnen negenzes maanden na de datum waarop het nieuwe onderzoek werd geopend. Dergelijke nieuwe onderzoeken moeten in ieder geval binnen een jaartien maanden na opening van het onderzoek voltooid zijn."
[Am. 311]
10.
artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 3 wordt vervangen door:" 3. Onderzoeken op grond van dit artikel worden geopend op initiatief van de Commissie of op verzoek van een lidstaat of een belanghebbende, op basis van voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot de in lid 1 omschreven factoren. Het onderzoek wordt geopend door middel van een verordening van de Commissie, die de douaneautoriteiten tevens de instructie kan geven de invoer overeenkomstig artikel 14, lid 5, te registreren of zekerheidstelling te eisen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de Commissie, die door de douaneautoriteiten kan worden bijgestaan, en wordt binnen negen maanden voltooid. Wanneer de definitief vastgestelde feiten uitbreiding van de maatregelen rechtvaardigen, neemt de Commissie volgens de onderzoeksprocedure van artikel 15, lid 2, het daartoe strekkende besluit. De uitbreiding geldt vanaf de datum waarop overeenkomstig artikel 14, lid 5, registratie of zekerheidstelling werd geëist. De procedurele bepalingen van deze verordening betreffende de opening en de uitvoering van een onderzoek zijn op dit artikel van toepassing."
b)
lid 4, tweede alinea, wordt vervangen door:" Deze vrijstellingen worden verleend door middel van een besluit van de Commissie en zijn van toepassing gedurende de periode en onder de voorwaarden zoals vastgesteld in dat besluit."
11.
artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. Als het in het belang van de Unie is, mogen maatregelen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, bij besluit van de Commissie voor een periode van negen maanden worden geschorst. De Commissie kan volgens de procedureraadplegingsprocedure van artikel 15, lid 2,lid 1 bis, besluiten de schorsing met ten hoogste één jaar te verlengen. Maatregelen mogen uitsluitend worden geschorst als de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat, en mits de bedrijfstak van de Unie in de gelegenheid is gesteld opmerkingen te maken en met die opmerkingen rekening is gehouden. Maatregelen kunnen te allen tijde weer worden ingesteld wanneer de reden van de schorsing niet meer bestaat."
[Am. 312]
b)
in lid 5 komt de eerste zin als volgt te luiden:" 5. De Commissie kan de douaneautoriteiten opdracht geven passende maatregelen te nemen om de invoer te registreren, zodat vervolgens, met ingang van de datum van registratie, rechten op de betrokken producten kunnen worden geheven."
12.
artikel 15 wordt vervangen door:" Artikel 15 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Antidumpingcomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 1 bis.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Het adviescomité brengt zijn advies uit binnen een maand na de datum van indiening. Amendementen worden uiterlijk drie dagen voor de vergadering van het comité ingediend.[Am. 313] 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Het onderzoekscomité brengt zijn advies uit binnen een maand na de datum van indiening. Amendementen worden uiterlijk drie dagen voor de vergadering van het comité ingediend.[Am. 314] 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel [5]4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. [Am. 315] 4. Ingevolge artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt wanneer een schriftelijke procedure wordt gevolgd, deze procedure afgesloten zonder verder vervolg, indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een meerderheid van de leden van het comité zoals omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 182/2011 daarom verzoekt. 4 bis.In het geval dat een ontwerpuitvoeringshandeling wordt ingediend bij het comité van beroep overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 182/2011, brengt dit zijn advies uit binnen een maand na de datum van indiening. Amendementen worden uiterlijk drie dagen voor de vergadering van het comité ingediend. [Am. 316] 4 ter.Als het advies van het comité moet worden verkregen volgens een schriftelijke procedure, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité hiertoe besluit of een meerderheid van de leden van het comité hierom verzoekt."
[Am. 317]
13.
artikel 19, lid 5, wordt vervangen door:" 5. De Commissie en de lidstaten en de functionarissen van de Commissie of de lidstaten maken zonder de uitdrukkelijke toestemming van de persoon die ze heeft verstrekt geen gegevens bekend die zij ingevolge deze verordening hebben verkregen en waarvoor deze persoon een vertrouwelijke behandeling heeft gevraagd. Informatie die tussen de Commissie en de lidstaten wordt uitgewisseld of interne documenten die door de autoriteiten van de Unie of van de lidstaten zijn opgesteld, worden, behalve wanneer in deze verordening anders is bepaald, niet bekendgemaakt."
14.
artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. De definitieve mededeling wordt schriftelijk gedaan. Zij geschiedt, met inachtneming van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke gegevens, zo spoedig mogelijk en normaal uiterlijk één maand vóór de inleiding van de in artikel 9 bedoelde procedures. Kan de Commissie bepaalde feiten of overwegingen op dat tijdstip niet mededelen, dan deelt zij deze mede zodra dit mogelijk is. De mededeling doet geen afbreuk aan besluiten die de Commissie of de Raad daarna nemen, maar indien deze besluiten op andere feiten en overwegingen zijn gebaseerd, worden deze zo spoedig mogelijk medegedeeld. De mededeling doet geen afbreuk aan besluiten die de Commissie daarna neemt, maar indien deze besluiten op andere feiten en overwegingen zijn gebaseerd, worden deze zo spoedig mogelijk medegedeeld."
b)
lid 5 wordt vervangen door:" 5. Opmerkingen die na de definitieve mededeling zijn gemaakt, worden uitsluitend in aanmerking genomen indien zij zijn ontvangen binnen een door de Commissie in elk afzonderlijk geval vast te stellen termijn die ten minste tien dagen bedraagt, waarbij de spoedeisendheid van de kwestie in aanmerking wordt genomen. Indien een definitieve mededeling reeds heeft plaatsgevonden, kan een kortere termijn worden gegeven."
15.
artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 4 wordt vervangen door:" 4. Partijen die overeenkomstig lid 2 hebben gehandeld, kunnen over de toepassing van ingestelde voorlopige rechten opmerkingen maken. Om in aanmerking te worden genomen, moeten deze opmerkingen uiterlijk vijftien dagen na de toepassing van deze maatregelen zijn ontvangen. Deze opmerkingen, of passende samenvattingen daarvan, worden aan de andere partijen ter beschikking gesteld, die het recht hebben daarover opmerkingen te maken."
b)
lid 5 wordt vervangen door:" 5. De Commissie onderzoekt de regelmatig ontvangen informatie en gaat na in hoeverre deze representatief is. Het resultaat van dit onderzoek, tezamen met een oordeel over de waarde van die informatie, wordt aan het comité voorgelegd."
c)
lid 6, tweede zin, wordt vervangen door:" Dergelijke informatie wordt voor zover mogelijk ter beschikking gesteld en doet geen afbreuk aan de later door de Commissie te nemen besluiten."
15 bis.
Het volgende artikel wordt ingevoegd:" Artikel 22 bis Verslag 1.De Commissie dient, naar behoren rekening houdend met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 19, jaarlijks een verslag over de over de toepassing en uitvoering van deze verordening in bij het Europees Parlement. Het verslag omvat informatie over de vaststelling van voorlopige en definitieve maatregelen, de beëindiging van onderzoeken zonder maatregelen, nieuwe onderzoeken, controles en verificatiebezoeken, en de activiteiten van de diverse instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op de uitvoering van de verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. 2.Het Europees Parlement kan de Commissie binnen een maand nadat deze het verslag heeft gepresenteerd, op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten. 3.Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement maakt de Commissie het verslag openbaar."
Algemene richtsnoeren voor de begroting 2013 - Afdeling III - Commissie
139k
57k
Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2013 - afdeling III - Commissie (2012/2000(BUD))
– gezien artikel 313 en artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1) (hierna IIA genoemd),
– gezien de geactualiseerde financiële programmering van de Commissie voor de periode 2007-2013, die is ingediend in overeenstemming met punt 46 van het voornoemde IIA van 17 mei 2006,
– gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012(2),
– gezien de conclusies van de Raad van 21 februari 2012 over de begrotingsrichtsnoeren voor 2013,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0040/2012),
De rol van de EU-begroting in de bestrijding van de economische en financiële crisis
1. neemt kennis van de pogingen tot begrotingsconsolidatie die de meeste lidstaten wegens de financiële en begrotingscrisis hebben ondernomen; benadrukt evenwel het feit dat de EU nooit behoorlijk op de huidige economische en sociale crisis zal kunnen reageren of toekomstige crisissen zal kunnen voorkomen zonder verdere politieke eenmaking, gemeenschappelijke instrumenten, bijvoorbeeld automatische sancties, en het recht voor de Commissie om gerechtelijke stappen te ondernemen in het kader van een tekortprocedure, maar evenmin zonder gemeenschappelijke door de EU gefinancierde programma's, en de middelen om deze te activeren; benadrukt het feit dat voor economisch herstel maatregelen nodig zijn om de solidariteit te versterken en duurzame ontwikkeling en werkgelegenheid te bevorderen; is tevreden met het feit dat de Europese Raad dit heeft erkend in zijn verklaring van 30 januari 2012 en in zijn conclusies na de top van 1-2 maart 2012, maar benadrukt het feit dat concrete maatregelen moeten worden genomen, met name door gebruik te maken van de EU-begroting als gemeenschappelijk instrument; onderstreept het feit dat de prioriteiten die worden genoemd in bovengenoemde verklaringen, precies degene zijn die door het Parlement zijn verdedigd tijdens vorige begrotingsprocedures;
2. blijft bezorgd over de ongeziene wereldwijde crisis, die de economische groei en de financiële stabiliteit heeft ondermijnd en de overheidstekorten en de schulden van de lidstaten ernstig heeft doen oplopen; begrijpt de bezorgdheid van de Raad, wat economische en budgettaire beperkingen op nationaal niveau betreft, en beklemtoont dat 2013 een cruciaal jaar wordt voor het economisch herstel;
3. herinnert eraan dat de begroting van de Europese Unie een van de belangrijkste instrumenten is waar solidariteit wordt getoond tussen de lidstaten en tussen de generaties en dat zij onmiskenbaar een meerwaarde biedt, die blijkt uit haar enorme impact op de reële economie en het dagelijkse leven van de Europese burgers; herinnert eraan dat, als het beleid van de Unie alleen zou worden gefinancierd door de lidstaten, de uitgaven van de lidstaten pijlsnel omhoog zouden schieten en dat de Europese begroting, gelet hierop, mits bij het gebruik ervan sprake is van synergie, intrinsiek een duidelijke gemeenschappelijke besparing vormt voor het welzijn van iedereen; is van mening dat de op nationaal niveau genomen soberheidsmaatregelen niet mogen leiden tot een overeenkomstige verlaging op EU-niveau, omdat één euro die op dit niveau wordt uitgegeven, besparingen kan opleveren in de 27 lidstaten;
4. benadrukt dat de EU met name in crisistijd meer collectieve inspanningen moet leveren om haar acties in resultaten om te zetten; onderstreept dat de jaarlijkse begroting van de Europese Unie met haar hefboomeffect, de prioriteiten in de nationale begrotingen en alle andere Europese instrumenten het herstelbeleid van de lidstaten moeten ondersteunen en moeten worden afgestemd op de Europa 2020-strategie voor groei en werkgelegenheid, omdat dit essentieel is voor het welslagen van de strategie en voor het vertrouwen in het EU-beleid, met name bij de burgers; benadrukt het feit dat de EU-begroting fungeert als katalysator voor investeringen en dat een verlaging ervan dus een nadelig effect zou hebben op de creatie van groei en de werkgelegenheid in de Unie;
5. is van mening dat voor de bevordering van de groei en de werkgelegenheid specifieke maatregelen en bijkomende budgettaire inspanningen nodig zijn ter ondersteuning van een duurzaam en op de lange termijn gericht industriebeleid, het concurrentievermogen, innovatie en kmo's, aangezien het grootste deel van het economische potentieel van de EU berust bij kmo's: volgens recent onderzoek schiepen deze tussen 2002 en 2010 85% van de netto nieuwe banen in de EU, waarmee zij de motor van onze economische groei vormen; hecht daarom het grootste belang aan de bevordering van een ondernemingsgerichte mentaliteit en de oprichting van bedrijven via concrete acties en is van mening dat hiervoor de nodige middelen moeten worden uitgetrokken; merkt daarom op dat inspanningen moeten worden geleverd om de EU-financiering ter ondersteuning van groei-inspanningen verder op te voeren;
6. benadrukt dat deze ondersteuning kan helpen te voorkomen dat kmo's hun investeringen terugschroeven, vooral in onderzoek en ontwikkeling, en dat zij tegelijk bevorderlijk kan zijn voor aanwervingen en beroepsopleiding, met name voor jonge burgers, en ervoor kan zorgen dat vaardigheden behouden blijven; is van oordeel dat meer EIB-steun voor kmo's en infrastructuur als een sleutelprioriteit moet worden beschouwd, zodat zij ertoe bijdraagt het innovatiepotentieel van kmo's ten volle te benutten, hetgeen cruciaal is voor de welvaart in de EU en voor de totstandkoming van een kennismaatschappij; benadrukt in verband hiermee het feit dat de aanvraagprocedure voor door de EU gefinancierde programma's voort moet worden vereenvoudigd; benadrukt in verband hiermee het feit dat de aanvraagprocedure voor door de EU gefinancierde programma's voort moet worden vereenvoudigd;
7. is van mening dat, als met de EU-begroting meer wordt geïnvesteerd in een duurzame economie, dit kan leiden tot de schepping van meer banen dan met de huidige begroting; is van oordeel dat er op deze manier, met de bedoelde investeringen, aanzienlijk toe kan worden bijgedragen de EU terug op een groeispoor te brengen;
8. benadrukt dat het resultaat van de Europa 2020-strategie grotendeels afhangt van de jongeren, die de meest opgeleide, technisch onderlegde en mobiele generatie ooit vormen en daarom een sleutelrol spelen en zullen spelen in het streven naar meer groei en werkgelegenheid in de EU; is bezorgd over het hoge peil van de jeugdwerkloosheid in de lidstaten; onderstreept gelet hierop dat zowel de EU als de lidstaten alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat groei en werkgelegenheid een feit zijn, vooral voor jongeren, die de gemeenschappelijke toekomst van de EU vertegenwoordigen; wijst er ook op dat dringend de uitdagingen moeten worden aangepakt van werkloosheid en toenemende armoede in de Europese Unie in de geest van het vlaggenschipinitiatief „Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting”;
9. neemt kennis van het voorstel van de Commissie om 82 miljard EUR van de nog toe te wijzen middelen in het kader van alle structuurfondsen van de EU (EFRO en ESF) een nieuwe bestemming te geven, namelijk hulp aan kmo's en bestrijding van de jeugdwerkloosheid; wil over dit initiatief, de uitvoering ervan en de eventuele gevolgen ervan voor de begroting 2013 naar behoren op de hoogte worden gehouden;
Een goed gecoördineerde en verantwoordelijke begroting voor 2013
10. benadrukt dat alle maatregelen die tot dusver zijn genomen om de crisis te bestrijden, moeten helpen om de groei te herstellen; onderstreept in verband hiermee dat de reeds getroffen specifieke bezuinigingsmaatregelen gepaard moeten gaan met gerichte investeringen die resulteren in duurzame economische ontwikkeling; wijst erop dat de EU-begroting in het kader hiervan en doorslaggevende rol te spelen heeft, als instrument om te zorgen voor snelle en gecoördineerde acties op alle terreinen om de gevolgen van de crisis voor de reële economie te verlichten en te fungeren als katalysator voor investeringen, groei en werkgelegenheid in Europa;
11. benadrukt dat een goed gecoördineerde, samenhangende en tijdige uitvoering van de gezamenlijke politieke toezeggingen en prioriteiten van de EU en de lidstaten vereist dat de nationale en Europese instellingen samenwerken om de overheidsmiddelen prioritair in te zetten voor groeisectoren en de gevolgen van geplande maatregelen vooraf in te schatten, alsmede de onderlinge synergie te vergroten en ervoor te zorgen dat zij een positieve impact heeft, door de belemmeringen weg te nemen en gebruik te maken van onderbenutte mogelijkheden; onderstreept in verband hiermee het feit dat het belangrijk is voort te gaan met de organisatie, vóór de voorjaarstop, de presentatie door de Commissie van haar ontwerpbegroting en de start van de nationale begrotingsprocedures in de lidstaten, van interparlementaire debatten over gemeenschappelijke economische en begrotingsrichtsnoeren voor de lidstaten en de Unie, om coördinatie tussen de nationale begrotingen en de EU-begroting te waarborgen, in het kader van de opgewaardeerde algemene activiteiten van het Parlement in het raam van het Europees semester, om de democratische legitimiteit van het Parlement te verbeteren, zoals het Parlement vraagt in zijn resolutie van 1 december 2011 over het Europees Semester voor economische beleidscoördinatie;
12. pleit voor de goedkeuring van een verantwoordelijke en resultaatgerichte begroting, die is gebaseerd op doeltreffende uitgaven en een optimaal en tijdig gebruik van de bestaande EU-middelen; benadrukt in de geest van de verklaring van de leden van de Europese Raad van 30 januari 2012 dat er investeringen nodig zijn in groei en werkgelegenheid, vooral ten aanzien van kmo's en jongeren; onderstreept zijn voornemen om samen met de gespecialiseerde parlementaire commissies te onderzoeken op welke concrete gebieden meer maatregelen nodig zijn, maar ook eventuele negatieve prioriteiten vast te stellen;
13. benadrukt dat met de EU-begroting uitsluitend geïnvesteerd wordt in beleid en maatregelen die een meerwaarde hebben voor de EU; wijst erop dat de begroting van de EU, die altijd in evenwicht moet zijn, een veel groter hefboomeffect heeft op de groei en de werkgelegenheid dan de begrotingen van de lidstaten en dat de EU-begroting een groter effect heeft met betrekking tot de stimulering van investeringen, de totstandbrenging van stabiliteit in Europa en het helpen van de EU om de huidige economische en financiële crisis te overwinnen; onderstreept evenwel het feit dat meer investeringen moeten worden aangetrokken, om projecten die van centraal belang zijn voor het economisch herstel en het concurrentievermogen, niet in gevaar te brengen; onderstreept in verband hiermee het feit dat de ontwikkeling van nieuwe, betere financieringsinstrumenten het hefboomeffect van de EU-bestedingen op de groei nog kan versterken, door particuliere investeringen aan te trekken, zodat de beperkingen op nationaal niveau worden gecompenseerd en de overheidsuitgaven worden geoptimaliseerd;
14. herinnert eraan dat de nationale begrotingen in de EU tussen 2000 en 2011 gemiddeld zijn toegenomen met 62%, terwijl de betalingen uit de EU-begroting zijn toegenomen met iets minder dan 42%, hoewel de EU is uitgebreid van 15 tot 27 lidstaten;
15. zal in het kader van de begrotingsprocedure 2013 specifiek aandacht besteden aan de uitvoering van de begrotingsprioriteiten die het Parlement de voorbije jaren heeft vastgesteld en zal met name van nabij de financiering en de uitvoering volgen van de door alle lidstaten onderschreven Europa 2020-strategie, met name wat de bevordering van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid betreft, alsmede van de andere sectorale prioriteiten;
16. is tevreden met het feit dat de Commissie in de recentste versie van de financiële programmering voor 2012-2013 rekening met de begrotingsprioriteiten van het EP voor 2012 heeft gehouden door net als in 2011 verhogingen uit het verleden niet te compenseren; vraagt dat deze lijn ook voor de ontwerpbegroting 2013 wordt gevolgd;
17. benadrukt het feit dat de maxima voor diverse rubrieken in het huidige financiële kader, met name rubriek 1a (concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid) en rubriek 4 (de EU als mondiale partner), ontoereikend zijn voor de beleidsmaatregelen die het Parlement, de Raad en de Commissie als prioriteiten hebben aangemerkt; wijst er voorts op dat de kredieten voor sommige beleidsmaatregelen diverse keren zijn moeten worden aangepast aan nieuwe doelstellingen en nieuwe taken en dat met andere woorden in bijna elke jaarlijkse begroting gebruik moet worden gemaakt van het flexibiliteitsinstrument; benadrukt niet te zullen aanvaarden dat gevestigde politieke engagementen van de EU in het gedrang komen; herinnert er met name aan dat financiële engagementen die zijn opgenomen in internationale overeenkomsten en/of overeenkomsten tussen de EU en internationale organisaties, moeten worden nagekomen en naar behoren in de ontwerpbegroting moeten worden opgenomen;
Een begroting voor 2013 ter uitvoering van de programma's en de prioriteiten van de Unie
18. herinnert eraan dat het meerjarig financieel kader (MFK) 2007-2013 ontworpen was om de welvaart en de levenskwaliteit van de burgers te verbeteren en het potentieel van de uitbreiding ten volle te benutten, maar dat de EU sinds 2008 kampt met een ongeziene crisis, die ook gevolgen heeft gehad voor de jaarlijkse begrotingen; onderstreept in verband hiermee het feit dat het MFK 2007-2013 niet is herzien om rekening te houden met de bijkomende financieringsbehoeften als gevolg van de huidige crisis, maar dat integendeel in elke jaarlijkse begroting sinds 2007 aanzienlijke globale marges onder de algemene maxima van het MFK zijn gelaten en dat alle jaarlijkse begrotingen hierdoor beperkt en zuinig zijn gebleven; benadrukt het feit dat de overeenkomstige betalingen bijgevolg op zijn minst moeten worden verricht volgens de normale begrotingscyclus; herinnert eraan dat betalingskredieten alleen worden onderscheiden van vastleggingskredieten wegens het tijdsverloop in meerjarenprogramma's vóór de feitelijke betaling van de bedragen;
19. benadrukt dat er, aangezien 2013 het laatste jaar is van de huidige programmeringsperiode, een inhaalbeweging nodig zal zijn wat de betalingen betreft, zoals altijd het geval is aan het einde van financiële vooruitzichten, door het begin van de voltooiingsfase van de programma's van de periode 2007-2013 en, wat de vastleggingen betreft, om de bedragen te eerbiedigen in de financiële programmering, voor 2013 bijna 152 miljard EUR; herhaalt dat iedere kunstmatige verlaging van het niveau van de betalingen zou betekenen dat contractuele verplichtingen en eerdere vastleggingen van de EU niet tijdig worden nagekomen en ook kan resulteren in moratoire rente en verlies van vertrouwen in het Europees beleid en van geloofwaardigheid van de EU-instellingen; onderstreept daarom dat contractueel verschuldigde bedragen in het kader van de begrotingsdiscipline zo snel mogelijk moeten worden betaald;
20. merkt op dat het niveau van de betalingen, dat louter het resultaat is van vroegere vastleggingen en daarom zou moeten worden bepaald aan de hand van technische criteria zoals uitvoeringscijfers, prognoses over het absorptievermogen of het niveau van openstaande verplichtingen (RAL), in de laatste begrotingsprocedures tot het belangrijkste politieke hangijzer in de Raad is uitgegroeid; wijst op het stijgende niveau van de RAL eind 2011: 207 miljard EUR, bijna 7% meer dan eind 2010; zal met het oog op de komende interinstitutionele vergadering over het verschil tussen vastleggingen en betalingen een dialoog starten met de Commissie om volledige duidelijkheid te verkrijgen over de samenstelling van de RAL; dringt er bij de Raad op aan om niet a priori het niveau van de betalingen te bepalen, zonder rekening te houden met de werkelijke behoeften en de wettelijke verplichtingen; merkt voorts op dat een toenemende RAL in feite een slechte zaak is voor een transparante EU-begroting waar duidelijk is hoe vastleggingen en betalingen in een bepaald begrotingsjaar met elkaar verband houden;
21. benadrukt dat bij een zuivere „nettobijdrager aan de EU-begroting/netto-ontvanger van EU-begrotingsmiddelen”-benadering onvoldoende rekening wordt gehouden met het feit dat de EU-begroting zeer positieve spill-overeffecten tussen de lidstaten genereert, die de gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen van de EU ten goede komen; is ernstig verontrust door de erg bescheiden stijging van de betalingen in de voorbije twee begrotingen – in de begroting 2012 was de stijging zelfs minder dan de inflatie – terwijl deze periode cruciaal is en alle investeringsprogramma's op volle kracht zouden moeten draaien en het potentieel ervan ten volle zou moeten worden benut;
22. benadrukt dat een te lage begroting moet worden vermeden, aangezien dat niet strookt met het beginsel van goed financieel beheer, en dat de kredieten moeten worden afgestemd op realistische ramingen van het absorptievermogen; wijst erop dat een kunstmatige verlaging van het niveau van de kredieten, die niet is afgestemd op de realistische ramingen van de Commissie, ertoe kan leiden dat de mogelijkheden van de laatste fase van de begrotingsuitvoering onderbenut blijven; herinnert eraan dat het door de Commissie in haar ontwerpbegroting voorgestelde niveau van de betalingskredieten vooral wordt bepaald door de eigen ramingen van de lidstaten en door hun uitvoeringscapaciteit, aangezien de lidstaten meer dan 80% van de EU-financiering samen met de Commissie beheren;
23. betreurt dat de Raad in december 2011 heeft geweigerd vastgestelde extra behoeften te financieren en dat als gevolg hiervan een aantal betalingsaanvragen, in totaal goed voor meer dan 10 miljard EUR, eind 2011 niet konden worden ingewilligd, hetgeen nu rechtstreekse gevolgen heeft voor de betalingen die beschikbaar zijn voor 2012; vindt het verontrustend dat dit te wijten is aan het feit dat de Raad de uitvoeringsgegevens en de behoeftenbeoordelingen van de Commissie aanvecht, zonder alternatieve gegevens of bronnen aan te reiken;
24. is daarom bijzonder bezorgd over de situatie van de betalingen in 2012 en verzoekt de Commissie voorstellen in te dienen, om zo vroeg mogelijk dit jaar een oplossing te vinden, teneinde het probleem niet nogmaals te verschuiven naar later, in 2013; is bovendien van mening dat dit gebruik van kredieten van het komende jaar voor de financiering van behoeften van dit jaar getuigt van slecht financieel beheer en schending inhoudt van het jaarperiodiciteitsbeginsel; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit dat deze praktijk het principe van de Unie om geen schulden te maken, ondermijnt;
25. herhaalt zijn verzoek aan de Raad om tijdens de begrotingsprocedure af te zien van een kunstmatige verlaging van de betalingen en benadrukt dat dit leidt tot een onhoudbaar niveau van de betalingen; verzoekt de Raad, als hij toch een verlaging wil doorvoeren, duidelijk en publiekelijk aan te geven welke programma's of projecten van de EU volgens hem kunnen worden uitgesteld of zelfs geschrapt, en om hier toelichting bij te geven;
26. verzoekt de Raad in verband hiermee om in zijn standpunt te kiezen voor een realistische en verantwoordelijke begroting en is van plan om permanent te blijven toezien op de uitvoering van de kredieten en vooral de betalingen voor 2012; verzoekt de Raad om zijn voorbeeld te volgen, zodat de begrotingsautoriteit gebruik kan maken van gemeenschappelijke, geactualiseerde uitvoeringsgegevens en betrouwbare ramingen van de uitgaven kan opstellen; nodigt de Raad en de Commissie daarom uit op een interinstitutionele vergadering op een adequaat politiek niveau in het eerste semester van 2012, om na te gaan welke misverstanden er bestaan op het gebied van uitvoeringscijfers en geraamde betalingsbehoeften en hoe deze kunnen worden opgelost en om samen een inventaris te maken van de situatie van de betalingen voor de begrotingsjaren 2012 en 2013;
27. wijst op het belang van financiering voor de Europese toezichthoudende autoriteiten (EBA, EAVB en ESMA) voor een alomvattende tenuitvoerlegging van de agenda inzake financiële regelgeving en de structuren voor toezicht, teneinde crises in de toekomst te vermijden; onderstreept dat financiering voor de Europese toezichthoudende autoriteiten en voor hen werkende onafhankelijke juridische diensten op de begroting prioriteit moeten krijgen;
28. is verheugd over het in december 2011 bereikte akkoord over de financiering van de extra kosten van het ITER-project; verzoekt de Commissie met klem de gezamenlijke conclusies van dit akkoord volledig na te leven en concrete voostellen te formuleren voor dit bedrag van 360 miljoen EUR in de ontwerpbegroting voor 2013, met volledige toepassing van de bepalingen van het Financieel Reglement en het IIA van 17 mei 2006 en met uitsluiting van verdere herzieningen in verband met ITER in het MFK; herlaat er sterk van overtuigd te zijn dat de veiligstelling van het bedrag van 360 miljoen EUR in de begroting 2013 niet ten koste mag gaan van de geslaagde uitvoering van ander EU-beleid, met name het beleid dat bijdraagt tot het halen van de doelstellingen van de EU 2020-strategie, tijdens dit laatste jaar van de programmeringsperiode, en verzet zich specifiek tegen herschikkingen die deze begrotingsprioriteit schaden; onderstreept het feit dat de Commissie in haar financiële programmering voorziet in een marge van 47 miljoen EUR in rubriek 1a, hetgeen gedeeltelijk de ITER-behoeften dekt;
29. verwacht, gelet op de komende toetreding van Kroatië op 1 juli 2013, dat de herziening van het MFK snel zal worden aangenomen, in overeenstemming met punt 29 van het IIA („Aanpassing van het financiële kader in verband met de uitbreiding”) en verzoekt de Commissie haar voorstel voor de overeenkomstige bijkomende kredieten in te dienen zodra alle lidstaten de toetredingsakte geratificeerd hebben; herhaalt dat de toetreding van Kroatië gepaard moet gaan met de nodige extra financiering, met nieuw geld in plaats van herschikkingen voor de tweede helft van 2013;
Administratieve uitgaven
30. neemt kennis van de brief van de commissaris voor Begroting en financiële programmering van 23 januari 2012, waarin de Commissie zich bereid verklaart het aantal posten in haar personeelsformatie al in 2013 met 1% te verminderen, naar behoren rekening houdend met de verschillende gevolgen voor grote, middelgrote en kleine directoraten-generaal; is voornemens een nauwkeurig onderzoek te wijden aan het voornemen van de Commissie om het personeelsbestand van de instellingen en de organen van de EU tegen 2018 te verminderen met 5% ten opzichte van 2013 en herinnert eraan dat dit als een algemene doelstelling moet worden gezien; herinnert eraan dat elke verandering van de personeelsformatie rechtstreekse gevolgen heeft voor de begroting en dat een verandering van de personeelsformatie in geen geval de begrotingsprerogatieven van de Begrotingscommissie en van het Europees Parlement mag aantasten; meent dat bij iedere korte- of langetermijnmaatregel tot inkrimping van het personeelsbestand vooraf een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd en onder meer rekening moet worden gehouden met de wettelijke verplichtingen van de Unie en met de uit de Verdragen voortvloeiende nieuwe bevoegdheden en uitgebreide taken van de instellingen;
31. herinnert eraan dat nauwe en constructieve interinstitutionele samenwerking tijdens de gehele begrotingsprocedure belangrijk is en bevestigt eens te meer zijn bereidheid om ten volle aan deze samenwerking bij te dragen, in volstrekte overeenstemming met de bepalingen van het VWEU; verwacht dat tijdens de begrotingsprocedure en bij de voorbereiding van de ontwerpbegroting ten volle rekening met deze richtsnoeren wordt gehouden;
o o o
32. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
Mandaat van de Bijzondere Commissie georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen
181k
34k
Besluit van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over de instelling, de bevoegdheden, het aantal leden en de ambtstermijn van de Bijzondere Commissie georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen
– gezien het besluit van de Conferentie van voorzitters van 16 februari 2012 waarin wordt voorgesteld een Bijzondere Commissie georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen in te stellen en de bevoegdheden en het aantal leden van deze commissie worden vastgesteld,
– gezien zijn resolutie van 25 oktober 2011 over georganiseerde criminaliteit in de Europese Unie(1) waarin het te kennen gaf om een bijzondere commissie te willen instellen,
– gezien zijn resolutie van 15 september 2011 over de inspanningen van de EU ter bestrijding van corruptie(2),
– gezien artikel 184 van zijn Reglement,
1. besluit tot instelling van een Bijzondere Commissie georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen, met de volgende bevoegdheden:
(a)
het analyseren en evalueren van de omvang van de georganiseerde misdaad, corruptie en het witwassen van geld, en de impact daarvan op de Europese Unie en de lidstaten, en het voorstellen van adequate maatregelen om de Europese Unie in staat te stellen deze bedreigingen af te wenden of te pareren, zowel op internationaal, Europees als nationaal niveau;
(b)
het analyseren en evalueren van de huidige uitvoering van EU-wetgeving inzake georganiseerde misdaad, corruptie en het witwassen van geld en verwante beleidsterreinen, om ervoor te zorgen dat de wetgeving en het beleid van de EU gebaseerd zijn op bewijs en geschraagd worden door de beste beschikbare dreigingsanalyses, alsmede het controleren van de verenigbaarheid daarvan met de grondrechten in overeenstemming met artikelen 2 en 6 van het Verdrag inzake de Europese Unie, en met name de rechten die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de beginselen die ten grondslag liggen aan het externe optreden van de Europese Unie, in het bijzonder de beginselen als neergelegd in artikel 21 van het Verdrag;
(c)
het onderzoeken en toetsen van de uitvoering van de rol en de activiteiten van de EU-agentschappen op het gebied van binnenlandse zaken (zoals Europol, COSI en Eurojust), die zich bezighouden met kwesties op het gebied van georganiseerde misdaad, corruptie en het witwassen van geld, en daaraan gerelateerd veiligheidsbeleid;
(d)
het aanpakken van de problemen waarvan melding werd gemaakt in zijn resolutie van 25 oktober 2011 over georganiseerde criminaliteit in de Europese Unie, met name paragraaf 15(3), en in zijn resolutie van 15 september 2011 over de inspanningen van de EU om corruptie te bestrijden;
(e)
met het oog daarop, het leggen van de nodige contacten met, het bezoeken van en het houden van hoorzittingen met de instellingen van de EU en internationale, Europese en nationale instellingen, nationale parlementen en regeringen van de lidstaten en derde landen, vertegenwoordigers van de wetenschappelijke wereld, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld, alsmede actoren in het veld, slachtofferorganisaties, ambtenaren die betrokken zijn bij de dagelijkse strijd tegen georganiseerde misdaad, corruptie en het witwassen van geld, zoals wetshandhavingsinstanties, rechters en magistraten, en actoren uit het maatschappelijk middenveld die zich inzetten voor een cultuur van legaliteit op moeilijke terreinen;
2. besluit dat de bevoegdheden van de vaste commissies van het Parlement die belast zijn met zaken in verband met de vaststelling, follow-up en tenuitvoerlegging van de ter zake geldende EU-wetgeving ongewijzigd blijven, maar dat de bijzondere commissie aanbevelingen kan doen inzake te nemen maatregelen of initiatieven, in nauwe samenwerking met de vaste commissies;
3. besluit dat de bijzondere commissie 45 leden zal tellen;
4. besluit dat de ambtstermijn van de bijzondere commissie ingaat op 1 april 2012 en twaalf maanden zal duren, en dat deze termijn kan worden verlengd; besluit dat deze commissie aan het Parlement een tussentijds verslag en een eindverslag zal voorleggen met aanbevelingen voor te nemen maatregelen of initiatieven.
Dze paragraaf luidt als volgt: „15. beoogt binnen drie maanden na aanneming van deze resolutie een bijzondere commissie in te stellen die zich buigt over de verspreiding van internationaal opererende criminele en maffiose organisaties en die onder meer tot doel heeft de omvang van het fenomeen en de negatieve sociale en economische invloeden ervan in de EU te onderzoeken, zoals verduistering van overheidsmiddelen door criminele en maffiose organisaties, infiltratie in de publieke sector, en de ”besmetting' van de legale economie en het financiële stelsel, alsook een reeks wettelijke maatregelen uit te werken waarmee deze concrete en bekende dreiging voor de EU en haar burgers kan worden aangepakt; verzoekt de Conferentie van voorzitters dan ook overeenkomstig artikel 184 van het Reglement het voorstel in te dienen„.
Justitiële opleiding
124k
47k
Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over justitiële opleidingen (2012/2575(RSP)))
– gezien artikelen 81 en 82 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die voorzien in de vaststelling volgens de gewone wetgevingsprocedure van maatregelen die „de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel” beogen,
– gezien zijn resolutie van 10 september 1991 over de oprichting van een Europese Academie voor Rechtswetenschappen(1), zijn standpunt van 24 september 2002 over de aanneming van het besluit van de Raad tot instelling van een Europees netwerk voor justitiële opleiding(2), zijn resolutie van 9 juli 2008 over de taak van de nationale rechter binnen het Europees gerechtelijk apparaat(3) en zijn aanbeveling aan de Raad van 7 mei 2009 betreffende de ontwikkeling van een strafrechtsgebied in de EU(4),
– gezien de mededeling van de Commissie over een actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm (COM(2010)0171),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 november 2009 over het programma van Stockholm(5),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 juni 2010 over de gerechtelijke opleiding(6),
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 september 2011 getiteld „Opbouwen van vertrouwen in justitie in de hele EU - Een nieuwe dimensie in de Europese justitiële opleiding” (COM(2011)0551),
– gezien het proefproject inzake justitiële opleiding dat in 2011 is voorgesteld door het Parlement,
– gezien de vergelijkende studie over de justitiële opleiding in de lidstaten die in opdracht van het Parlement werd uitgevoerd door de Academie voor Europees recht in samenwerking met het Europees netwerk voor justitiële opleidingen(7),
– gezien artikel 115, lid 5 en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de hoger genoemde studie een overzicht geeft van de activiteiten in dit gebied in de nationale scholen voor magistraten, waarbij het type van aangeboden opleiding, de desbetreffende voorwaarden en de begrotingsmiddelen worden bekeken, met aandacht ook voor het vaststellen van behoeften en suggesties voor verbetering en beste praktijken, en dat in deze studie ook de resultaten worden weergegeven van een diepgaande bevraging van 6000 rechters en openbare aanklagers in de lidstaten, waarbij aandacht gaat naar hun ervaring inzake de opleiding in EU-recht en hun suggesties voor verbetering;
B. overwegende dat de justitiële opleiding met de juiste term „justitiële studie” moet worden benoemd om de bijzondere aard weer te geven van de constante intellectuele inspanning die van de magistraten wordt gevraagd, alsook het feit dat degenen die een justitiële studie het best kunnen aanbieden, de rechters zelf zijn;
C. overwegende dat het opleidingsaanbod momenteel nog ver verwijderd is van het streefdoel van de Commissie, namelijk dat dit voor de helft van de beoefenaren van juridische beroepen moet openstaan;
D. overwegende dat volgens de studie het relatief geringe percentage van respondenten met een opleiding in EU-recht (53%, en slechts een derde daarvan gedurende de laatste drie jaar) onder meer kan worden verklaard door taalbarrières, een gebrek aan (tijdige) informatie over de bestaande programma's, het feit dat de programma's niet altijd aan de behoeften van de rechters zijn aangepast, alsmede de hoge werklast van de rechters en het gebrek aan voldoende middelen;
E. overwegende dat het verstandig zou zijn, ook budgettair gezien in de huidige situatie van financiële beperkingen, gebruik te maken van de bestaande instellingen, met name de nationale instellingen voor justitiële opleiding, maar ook universiteiten en beroepsverenigingen, voor wat betreft de aspecten van „nationaal recht” bij het ontwikkelen van een Europese justitiële cultuur; overwegende dat zodoende beste praktijken kunnen worden vastgesteld in de lidstaten en bevorderd en verspreid in de hele EU; overwegende dat op het gebied van de opleiding in EU-recht, de Academie voor Europees recht (ERA) haar rol moet blijven vervullen;
F. overwegende dat, zoals het Parlement reeds heeft opgemerkt, de Europese justitiële ruimte moet berusten op een gedeelde justitiële cultuur onder de rechtsbeoefenaars, rechters en openbare aanklagers, die niet alleen gebaseerd is op EU-recht, maar wordt ontwikkeld via wederzijdse kennis en begrip van de nationale rechtssystemen, een ingrijpende hervorming van de universitaire curricula, uitwisselingen, studiebezoeken en gezamenlijke opleidingen met de actieve steun van de Academie voor Europees recht, het Europees netwerk voor justitiële opleiding en het Instituut voor Europees recht,
G. overwegende dat de justitiële opleiding moet worden verbonden aan een debat over de traditionele rol van de magistratuur en de modernisering ervan, hoe deze open te trekken en haar horizon te verruimen; overwegende dat dit ook inhoudt dat een talenopleiding wordt aangeboden en dat de studie van vergelijkend recht en internationaal recht wordt bevorderd;
H. overwegende dat een gemeenschappelijke justitiële cultuur ook tot stand moet worden gebracht onder de leden van het gerechtelijk apparaat, uitgaande van het Handvest van de grondrechten en de werkzaamheden van de Commissie van Venetië van de Raad van Europa, teneinde de kernwaarden van het juridische beroep te bevorderen door over de gemeenschappelijke beroepsethiek, de rechtsstaat en de principes voor de benoeming en de selectie van rechters te debatteren en dit ook bekend te maken en om de politisering van het gerecht te voorkomen en zo het wederzijds vertrouwen te versterken dat nodig is om de gemeenschappelijke justitiële ruimte concrete vorm te geven;
I. overwegende dat het nodig is netwerken tussen rechters van verschillende culturen tot stand te brengen en de coördinatie van de bestaande netwerken te verbeteren om „kringen van samenhang” te creëren; overwegende dat hiervoor elektronische communicatie niet volstaat, maar dat er fora moeten komen waar de rechters contact leggen met elkaar en dat het cruciaal is hierbij rechters te betrekken van de gerechtshoven uit Luxemburg en Straatsburg;
J. overwegende dat een justitiële studie niet beperkt kan blijven tot materieel en procedureel recht en overwegende dat rechters een opleiding nodig hebben die betrekking heeft op hun justitiële werkzaamheden en die tot „rechterkunde” leidt;
1. erkent dat directe contacten de beste optie zijn, maar meent dat, in het licht van de budgettaire beperkingen alsook van de antwoorden van de rechters in de studie, een dergelijke opleiding en advies ook via het internet kunnen worden aangeboden (videoconferenties, online-cursussen, webstreaming) alsook door middel van uitwisselingen; merkt op dat rechters vragen om verdere beoordeling en aanpassing van de opleidingsprogramma's aan hun behoeften en kennelijk een interactieve opleiding verkiezen, waar ze ervaringen kunnen uitwisselen en praktijkgevallen bespreken, eerder dan de klassieke opleidingsformules met hoorcolleges;
2. meent dat ook moet worden gestreefd naar coördinatie van de opleidingen die door de bestaande instellingen voor justitiële opleiding worden aangeboden, en naar het faciliteren en bevorderen van dialoog en professionele contacten;
3. merkt op dat een meertalige opleiding belangrijk is aangezien uit de studie blijkt dat slechts een relatief klein aantal rechters voldoende kennis hebben van een vreemde taal om actief te kunnen deelnemen aan een justitiële opleiding in andere lidstaten;
4. meent dat de problemen (kosten, talenopleiding, kosten-effectiviteit) onder meer kunnen worden opgelost door het gebruik van moderne technologie en door het financieren van de creatie van applicaties („apps”) op de lijnen van ITunes U van Apple; dergelijke „apps”, die worden voorbereid door de nationale scholen, de ERA, de universiteiten en andere opleiders, zouden bestaan uit opleidingscursussen, met videomateriaal met onder meer taalonderricht (met extra aandacht voor juridische terminologie) en onderwijs over de nationale rechtssystemen, bijzondere rechtsprocedures, enz. en zouden gratis aan de leden van het gerechtelijk apparaat worden verstrekt;
5. meent dat rechters na een succesvolle deelname aan dergelijke cursussen in het kader van Erasmus in het buitenland opleidingscursussen zouden kunnen volgen;
6. stelt voor dat dergelijke „apps” ook tegen een gering bedrag ter beschikking worden gesteld aan beoefenaars van juridische beroepen, beroepsverenigingen, academici en rechtenstudenten en meent dat de ontwikkeling en de verspreiding van deze „apps” kan zorgen voor een bescheiden stimulans van de economie en de werkgelegenheid voor een relatief kleine kostprijs;
7. meent dat het proefproject dat door Luigi Berlinguer en Erminia Mazzoni is gepresenteerd en dat voor 2012 gepland is, in de eerste plaats moet gericht zijn op het vaststellen en uitbreiden van de beste praktijken voor het organiseren van de toegang tot EU-recht en de desbetreffende opleiding binnen de nationale gerechtelijke systemen en opleidingsinstituten; vindt bijvoorbeeld dat de EU de lidstaten ertoe moet aansporen om succesvolle instituten, zoals de coördinatoren voor EU-recht die in Nederland en Italië binnen de nationale juridische structuren bestaan, te imiteren en de opleiding van dergelijke coördinatoren te bevorderen en anderszins ook hun werk op EU-niveau te vergemakkelijken;
8. is van oordeel dat binnen het proefproject een werkgroep moet worden opgericht waaraan nationale en Europese aanbieders van justitiële opleiding deelnemen alsook actoren van buiten het gerechtelijk apparaat, die tot doel heeft een reeks thematische „clusters” van onderwerpen van EU-recht vast te stellen die het meest relevant zijn voor de dagelijkse justitiële praktijk, zowel voor „praktische” kwesties (hoe stel ik een prejudiciële vraag, hoe krijg ik toegang tot gegevensbanken van EU-recht, enz.) als over inhoudelijke onderwerpen,
9. stelt voor dat in het pilootproject wordt gezorgd voor een coördinatie van (a) de uitwisseling van advies en kennis over specifieke rechtssystemen tussen de diverse instellingen voor justitiële opleiding, uitgaande van de bestaande netwerken en middelen en (b) een officiële opleiding om vertrouwd te geraken met buitenlandse rechtssystemen;
10. stelt ten slotte voor dat de Commissie een jaarlijks forum organiseert waar rechters van alle niveaus van anciënniteit in rechtsgebieden waar vaak nationale en grensoverschrijdende kwesties aan de orde zijn, kunnen debatteren over zaken die recentelijk tot controverse of problemen hebben geleid, teneinde discussie te stimuleren, contacten te leggen, communicatiekanalen tot stand te brengen en wederzijds vertrouwen en begrip te creëren; meent dat een dergelijk forum ook de gelegenheid kan bieden voor de bevoegde autoriteiten, opleiders en deskundigen, met inbegrip van de universiteiten en de beroepsverenigingen, om te discussiëren over het beleid inzake justitiële opleiding en de toekomst van de rechtenopleiding in Europa;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie.
– gezien de artikelen 3, 6 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien de artikelen 206 en 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verdrag nr. 182 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, Verdrag nr. 138 van de IAO betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces en het Verdrag van de Verenigd Naties inzake de rechten van het kind,
– gezien de Internationale Cacao-overeenkomst van 2010 en in het bijzonder de artikelen 42 en 43,
– gezien zijn eerdere resoluties over kinderhandel en uitbuiting van kinderen in ontwikkelingslanden,
– gezien zijn verslagen van 25 november 2010 over mensenrechten en sociale en ecologische normen in internationale handelsovereenkomsten(1) en over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten(2),
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat volgens de schattingen van de IAO wereldwijd meer dan 215 miljoen kinderen werken of betrokken zijn bij activiteiten die moeten worden afgeschaft; overwegende dat 152 miljoen van deze kinderen jonger zijn dan 15 jaar en dat 115 miljoen van hen gevaarlijk werk verrichten;
B. overwegende dat in deze resolutie kinderarbeid wordt opgevat zoals omschreven door de IAO in respectievelijk Verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces en Verdrag nr. 182 betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid;
C. overwegende dat het Europees Parlement zijn goedkeuring moet verlenen aan de sluiting van de Internationale Cacao-overeenkomst van 2010, overwegende dat belanghebbenden hebben aangegeven uiterst bezorgd te zijn over kinderarbeid bij het telen en oogsten van cacaobonen;
D. overwegende dat 70% van de cacao wereldwijd afkomstig is uit West-Afrika en dat in deze regio ongeveer 7,5miljoen mensen in de cacaosector werkzaam zijn, bijna uitsluitend in kleine familiebedrijven, waarvan er verspreid over heel West-Afrika 1,5à2miljoen bestaan; overwegende dat de cacaoteelt tijdens het oogstseizoen bijzonder arbeidsintensief is en dat producenten onder grote druk van nationale en internationale marktdeelnemers staan om de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden; overwegende dat tijdens drukke periodes een beroep wordt gedaan op alle gezinsleden, ook kinderen; overwegende dat kinderarbeid onaanvaardbare risico's met zich meebrengt;
E. overwegende dat volgens de IAO niet alle door kinderen verrichte werkzaamheden mogen worden bestempeld als kinderarbeid die moet worden uitgebannen, en dat er een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen deze twee vormen van werk; overwegende dat de deelname van kinderen of jongeren aan werkzaamheden die hun gezondheid en persoonlijke ontwikkeling niet negatief beïnvloeden en hun scholing niet in de weg staan, doorgaans als iets positiefs wordt beschouwd, dat wil zeggen op voorwaarde dat de hun opgelegde taken niet gevaarlijk zijn en hen niet beletten om naar school te gaan;
F. overwegende dat uit onderzoeken in Ghana en Ivoorkust blijkt dat kinderen die op cacaoplantages werken aan diverse gevaren worden blootgesteld; overwegende dat sommige kinderen bovendien het slachtoffer zijn geworden van kinderhandel en afkomstig zijn uit andere gebieden van het land of uit aangrenzende landen; overwegende dat aanvullend onderzoek moet worden gedaan naar kinderarbeid en kinderhandel in de regio, aangezien er geen betrouwbare cijfers bestaan;
G. overwegende dat het onaanvaardbaar is dat in het kader van de teelt en oogst van cacaobonen de ergste vormen van kinderarbeid worden aangetroffen;
H. overwegende dat er de voorbije jaren aanzienlijke vooruitgang is geboekt dankzij programma's en initiatieven ter bestrijding van de ergste vormen van kinderarbeid op West-Afrikaanse cacaoplantages, hoewel er nog veel werk moet worden verricht gezien de enorme omvang van de sector; overwegende dat herhaalde conflicten in de regio en in het bijzonder in Ivoorkust de situatie voor kinderen wederom hebben verslechterd;
I. overwegende dat armoede, het ontbreken van alternatieven voor het genereren van inkomens, de schaarste of het volledige ontbreken van buitenschoolse kansen voor jongeren, starre structuren binnen gemeenschappen en heersende gewoonten, het ontbreken van gepaste juridische bescherming van de kinderrechten en van verplicht openbaar onderwijs voor alle kinderen, ongeacht hun sekse, en ten slotte corruptie en slecht bestuur, sociaaleconomische en politieke factoren vormen die kunnen bijdragen tot het steeds terugkerende misbruik van kinderen in sommige delen van de wereld;
J. overwegende dat het de elementaire verantwoordelijkheid is van de regeringen van alle betrokken landen om het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en verdragen nrs. 138 en 182 van de IAO over respectievelijk de minimumleeftijd voor toelating tot arbeid en de ergste vormen van kinderarbeid volledig uit te voeren;
K. herinnerend aan de EU-strategie voor 2011-2014 inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, het Global Compact van de Verenigde Naties en met name beginsel 5 daarvan betreffende de uitbanning van kinderarbeid, en het Harkin-Engel-protocol, die een nuttig kader bieden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in de cacaosector;
1. roept de landen die het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en verdragen nrs. 138 en 182 van de IAO nog moeten ratificeren, ertoe op dit zonder uitstel te doen en deze verdragen snel uit te voeren; is bovendien van oordeel dat landen alle nodige maatregelen moeten nemen om het bewustzijn van het misbruik van kinderen op de arbeidsmarkt te vergroten, alsook van het feit dat de bestaande nationale en internationale regelgeving moet worden nageleefd;
2. veroordeelt het gebruik van gedwongen kinderarbeid op cacaoplantages ten zeerste;
3. roept alle belanghebbenden bij de teelt en verwerking van cacaobonen en daarvan afgeleide producten – met name overheden, de mondiale industrie, cacaoproducenten, vakbonden, niet-gouvernementele organisaties en consumenten – ertoe op hun respectieve verantwoordelijkheden voor de bestrijding van alle vormen van gedwongen kinderarbeid en kinderhandel op te nemen, knowhow uit te wisselen en samen te werken aan een duurzame distributieketen voor cacao waaraan geen kinderarbeid te pas komt;
4. is van mening dat echte veranderingen alleen mogelijk zijn met behulp van een holistische en gecoördineerde benadering die gericht is op de onderliggende oorzaken van kinderarbeid en die op lange termijn wordt gevolgd door overheden, bedrijven, handelaars, producenten en het maatschappelijk middenveld;
5. vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat al haar beleidsinitiatieven coherent zijn, met name die in verband met handel, ontwikkeling (in het bijzonder wat de toegang van kinderen tot onderwijs betreft), mensenrechten, openbare aanbestedingen en maatschappelijk verantwoord ondernemen, en zich daarnaast in te zetten voor de uitwisseling van optimale werkmethoden tussen verschillende economische sectoren waar kinderarbeid voorkomt;
6. vraagt de Commissie met klem ervoor te zorgen dat alle handelsovereenkomsten doeltreffende bepalingen bevatten voor de vermindering van armoede en de bevordering van fatsoenlijk werk en veilige arbeidsvoorwaarden, alsook juridisch bindende bepalingen met betrekking tot internationaal erkende normen inzake de mensenrechten, sociale kwesties en milieu en de naleving van deze normen, en sancties in het geval van inbreuken hierop;
7. brengt in herinnering dat het stelsel van algemene preferenties (SAP) van de EU – het belangrijkste instrument van het communautaire handelsbeleid voor de bevordering van fundamentele arbeidsnormen – momenteel herzien wordt en dat handelspreferenties die in het kader van dit stelsel aan begunstigde landen worden toegekend, in bepaalde omstandigheden kunnen worden ingetrokken, met name in het geval van ernstige en systematische schendingen van de beginselen die zijn vastgelegd in een aantal essentiële IAO-verdragen, zoals de verdragen nrs. 138 en 182;
8. wijst erop dat het Europees Parlement op 15 december 2011 besloot geen goedkeuring te verlenen aan een protocol inzake textiel bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Oezbekistan wegens verdenkingen van gedwongen kinderarbeid op katoenvelden in Oezbekistan, en de EU verzocht een tijdelijke intrekking van de SAP-privileges van Oezbekistan te overwegen indien de controlediensten van de IAO tot de slotsom komen dat Oezbekistan in ernstige mate en op systematische wijze verzuimt zijn verplichtingen na te komen(3);
9. verheugt zich over alle initiatieven waarbij meerdere belanghebbenden betrokken zijn, zoals overheden, bedrijven, producenten en het maatschappelijk middenveld, en die erop gericht zijn kinderarbeid uit te bannen, de levensomstandigheden van kinderen en volwassenen in cacaoplantages te verbeteren en ervoor te zorgen dat cacao op verantwoorde wijze wordt geteeld, en haalt in dit verband het voorbeeld aan van het recente regionale initiatief van de OESO, het secretariaat van de Sahel and West-Africa Club (SWAC) en het International Cocoa Initiative (ICI) ter bevordering van optimale werkmethoden inzake de bestrijding van de ergste vormen van kinderarbeid in West-Afrikaanse cacaoplantages; wijst erop dat dergelijke initiatieven een gepaste follow-up nodig hebben om daadwerkelijk tot verbeteringen te kunnen leiden; spoort overheden ertoe aan meer steun te verlenen aan netwerken voor eerlijke handel in de cacaosector en aan plattelandscoöperaties, en deze in staat te stellen hun producten rechtstreeks, dat wil zeggen zonder tussenpersonen, op de nationale en internationale markt te brengen en eerlijke prijzen te krijgen; vraagt dat de Commissie dergelijke maatregelen steunt;
10. steunt de doelstellingen van het Protocol voor het telen en verwerken van cacaobonen en de daarvan afgeleide producten op een manier die in overeenstemming is met Verdrag nr. 182 van de IAO betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid (ook bekend als het Harkin-Engel-protocol), en wenst dat dit protocol ten volle wordt uitgevoerd;
11. wijst erop dat het CEN (Europees Comité voor Normalisatie) onlangs heeft besloten een nieuw projectcomité op te richten, met als doel een Europese tweeledige norm voor traceerbare en duurzame cacao te ontwikkelen; verzoekt de Commissie zich te buigen over een doeltreffend traceermechanisme voor goederen die met behulp van gedwongen kinderarbeid worden geproduceerd, en indien wenselijk een wetgevingsvoorstel over dit onderwerp in te dienen; verzoekt de partijen bij de Internationale Cacao-overeenkomst hun steun te verlenen aan verbeteringen in de distributieketen en de organisatie van de boeren te verbeteren, met als doel de traceerbaarheid van de volledige distributieketen in de cacaosector mogelijk te maken;
12. verzoekt de partijen bij de Internationale Cacao-overeenkomst de mogelijkheid te overwegen om een officieel erkend, door een derde partij gecontroleerd traceersysteem voor de distributieketen voor cacao in te voeren;
13. wenst dat de Commissie, het Internationaal Programma van de IAO voor de uitbanning van kinderarbeid en andere partners zich blijven inspannen om een beter inzicht te verwerven in de complexe economische, maatschappelijke en culturele kenmerken van plattelandsgemeenschappen;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, UNICEF, de medevoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, de Afrikaanse Unie en de IAO.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van de Internationale Cacao-overeenkomst 2010 (09771/2011 – C7- 0206/2011– 2010/0343(NLE))
– gezien het ontwerpbesluit van de Raad (09771/2011),
– gezien de ontwerptekst van de Internationale Cacao-overeenkomst 2010 (08134/2011),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 207, leden 3 en 4, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0206/2011),
– gezien artikel 81 en artikel 90, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie internationale handel (A7-0024/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Aanpak van de diabetes-epidemie in de EU
305k
58k
Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over de aanpak van de diabetesepidemie in de EU (2011/2911(RSP))
– gezien artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de verklaring van Sint-Vincent over de behandeling van en het onderzoek naar diabetes in Europa, die is aangenomen tijdens de eerste bijeenkomst van de Verklaring van Sint-Vincent inzake het diabetesactieprogramma van 10 tot en met 12 oktober 1989(1),
– gezien het feit dat op 15 maart 2005 door de Commissie een EU-Platform voor voeding, lichaamsbeweging en gezondheid is opgericht(2),
– gezien het groenboek van de Commissie van 8 december 2005 met als titel „Bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging: een Europese dimensie voor de preventie van overgewicht, obesitas en chronische ziekten”, waarin wordt ingegaan op de cruciale factoren bij het optreden van type 2-diabetes (COM(2005)0637),
– gezien de conclusies van de conferentie van het Oostenrijkse voorzitterschap „Preventie van type 2-diabetes”, gehouden in Wenen op 15 en 16 februari 2006(3),
– gezien zijn verklaring van 27 april 2006 over diabetes(4),
– gezien de conclusies van de Raad met als titel „Bevorderen van gezonde levensstijlen en het voorkomen van type 2-diabetes”(5),
– gezien de resolutie van het regionaal comité voor Europa van de WHO van 11 september 2006 over de preventie en controle van niet-overdraagbare ziekten in de Europese regio van de WHO(6),
– gezien resolutie 61/225 van de Algemene Vergadering van de VN van 20 december 2006 over de Werelddiabetesdag,
– gezien Besluit nr. 1350/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013)(7) en het daarop volgende besluit van de Commissie van 22 februari 2011 tot vaststelling van een financieringsbesluit voor 2011 in het kader van het tweede communautaire actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013) en tot vaststelling van de selectie-, toekennings- en andere criteria voor de financiering van de acties van dit programma(8),
– gezien het Witboek van de Commissie van 23 oktober 2007 met als titel „Samen werken aan gezondheid: een EU-strategie voor 2008-2013” (COM(2007)0630),
– gezien het zevende kaderprogramma voor onderzoek (2007-2013)(9) en het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (COM(2011)0808),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 oktober 2009 getiteld „Solidariteit in de gezondheidszorg: Verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU” (COM(2009)0567),
– gezien resolutie 64/265 van de Algemene Vergadering van de VN van 13 mei 2010 over voorkoming en beheersing van niet-overdraagbare ziekten,
– gezien de belangrijkste resultaten en aanbevelingen van project FP7 – HEALTH – 200701 in „DIAMAP – Road Map for Diabetes Research in Europe”(10),
– gezien de Mededeling van de Commissie van 6 oktober 2010 getiteld „Europa 2020 – kerninitiatief Innovatie-Unie” (COM(2010)0546), en het proefpartnerschap inzake actief en gezond ouder worden,
– gezien de conclusies van de Raad van 7 december 2010 over innovatieve benaderingen van chronische ziekten in de volksgezondheid en de gezondheidzorgstelsels,
– gezien resolutie 65/238 van de Algemene Vergadering van de VN van 24 december 2010 over het doel, de voorwaarden, de vorm en de organisatie van de bijeenkomst op hoog niveau van de Algemene Vergadering over voorkoming en beheersing van niet-overdraagbare ziekten,
– gezien de Verklaring van Moskou, die werd aangenomen tijdens de eerste mondiale ministerconferentie van de Verenigde Naties over gezonde levensstijlen en controle van niet-overdraagbare ziekten, gehouden in Moskou op 28 en 29 april 2011(11),
– gezien de resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2011 over het standpunt en het engagement van de Europese Unie met betrekking tot de VN-vergadering op hoog niveau inzake de voorkoming en beheersing van niet-overdraagbare ziekten(12),
– gezien artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat diabetes een van de meest voorkomende niet-overdraagbare ziekten is waardoor naar schatting meer dan 32 miljoen EU-burgers getroffen worden, die bijna 10% van de totale EU-bevolking uitmaken, met nog eens 32 miljoen burgers die te lijden hebben onder een verminderde glucosetolerantie die met zeer grote waarschijnlijkheid zal leiden tot klinisch manifeste diabetes(13);
B. overwegende dat het aantal diabetici in Europa naar verwachting zal toenemen met 16,6% tegen 2030 ten gevolge van de obesitasepidemie, de vergrijzing van de Europese bevolking en andere, nog af te bakenen factoren;
C. overwegende dat ten gevolge van type 2-diabetes de levensverwachting met 5 tot 10 jaar afneemt(14) en dat ten gevolge van type 1-diabetes de levensverwachting met circa 20 jaar afneemt(15); overwegende dat jaarlijks 325 000 sterfgevallen in de EU aan diabetes te wijten zijn(16), dat wil zeggen één EU-burger om de twee minuten;
D. overwegende dat de terugdringing van de vastgestelde risicofactoren, met name de leefgewoonten, steeds meer wordt erkend als een essentiële preventiestrategie waarmee de incidentie, prevalentie en complicaties van zowel type 1-, als type 2-diabetes kan worden verminderd;
E. overwegende dat er nog onderzoek nodig is naar de risicofactoren voor type 1-diabetes, terwijl de genetische aanleg wordt onderzocht en type 1-diabetes op steeds jongere leeftijd optreedt;
F. overwegende dat type 2-diabetes een ziekte is die kan worden voorkomen en dat de risicofactoren – zoals slechte en onevenwichtige voeding, obesitas, gebrek aan lichaamsbeweging en alcoholgebruik – duidelijk zijn aangetoond en middels doeltreffende preventiestrategieën kunnen worden aangepakt;
G. overwegende dat er voor diabetes nog geen genezing bestaat;
H. overwegende dat de complicaties van type 2-diabetes kunnen worden voorkomen dankzij het bevorderen van een gezonde levenswijze en een vroegtijdige diagnose; overwegende dat deze diabetes echter vaak te laat wordt vastgesteld en dat tot 50% van alle mensen met diabetes zich er momenteel niet van bewust is dat zij deze ziekte hebben(17);
I. overwegende dat 75% van alle diabetici hun aandoening niet goed onder controle heeft, hetgeen lijdt tot een groter risico op complicaties, verlies aan productiviteit en kosten voor de samenleving(18), zoals blijkt uit een recent onderzoek(19);
J. overwegende dat diabetes in de meeste lidstaten ruim 10% van de gezondheidskosten opslorpt, een cijfer dat in sommige gevallen zelfs oploopt tot 18,5%(20), en dat de algemene gezondheidskosten voor een EU-burger met diabetes jaarlijks gemiddeld 2 100 euro(21) bedragen; overwegende dat deze kosten onvermijdelijk nog gaan toenemen als gevolg van het stijgend aantal diabetespatiënten, de vergrijzing en de daaraan gerelateerde toename van multiple comorbiditeiten;
K. overwegende dat diabetes een van de voornaamste oorzaken van hartaanvallen, beroertes, blindheid, amputatie en nierinsufficiëntie is, indien de aandoening slecht wordt behandeld of te laat wordt vastgesteld;
L. overwegende dat de bevordering van gezonde levenswijzen en het aanpakken op alle beleidsgebieden van de voornaamste gezondheidsdeterminanten – tabak, slechte voeding, gebrek aan lichaamsbeweging en alcohol – een grote bijdrage kan leveren aan het voorkomen van diabetes en de daarmee gepaard gaande complicaties en economische en sociale kosten;
M. overwegende dat mensen met diabetes 95% van hun eigen verzorging moeten opbrengen(22); overwegende dat de lasten van diabetes voor individuen en hun families niet alleen van financiële, maar ook van psychische en sociale aard zijn en dat tevens sprake is van een verminderde leefkwaliteit;
N. overwegende dat slechts 16 op de 27 lidstaten beschikken over een nationaal kader of programma voor het aanpakken van diabetes, en dat geen duidelijke criteria voorhanden zijn om te bepalen wat een goed programma is of welke landen de beste praktijken hanteren(23); overwegende dat er in de kwaliteit van de diabetesbehandeling binnen de EU aanzienlijke verschillen en ongelijkheden bestaan;
O. overwegende dat er in de EU geen wetgevingskader bestaat om mensen die aan diabetes of andere chronische aandoeningen lijden, tegen discriminatie te beschermen, en dat de vooroordelen jegens patiënten nog steeds veel voorkomen op scholen, bij aanwerving, op de werkplek, bij het afsluiten van verzekeringen en bij de keuring voor rijbewijzen in de gehele EU;
P. overwegende dat er een gebrek aan financiële middelen en infrastructuur bestaat voor het coördineren van onderzoek naar diabetes in de EU, hetgeen negatieve uitwerkingen heeft op het concurrentievermogen van het diabetesonderzoek in de EU en het diabetici onmogelijk maakt om ten volle van Europees onderzoek te profiteren;
Q. overwegende dat er vooralsnog geen Europese strategie voor de bestrijding van diabetes bestaat, ondanks de conclusies van het Oostenrijkse voorzitterschap over het bevorderen van gezonde levensstijlen en het voorkomen van type 2-diabetes(24), een uitgebreide lijst van VN-resoluties en de schriftelijke verklaring van het Europees Parlement over diabetes;
1. is verheugd over de conclusies van de Raad van 7 december 2010 onder de titel „Innovatieve benaderingen van chronische ziekten in de volksgezondheid en de zorgstelsels”(25), en de oproep hierin aan de lidstaten en de Commissie om een denkproces op gang te brengen om na te gaan hoe het best op de problematiek van chronische ziekten kan worden gereageerd;
2. wijst op zijn bovengenoemde resolutie van 15 september 2011 over het standpunt en het engagement van de Europese Unie in het vooruitzicht van de VN-vergadering op hoog niveau inzake de voorkoming en beheersing van niet-overdraagbare ziekten, waarin het accent wordt gelegd op diabetes als één van de vier belangrijkste niet-overdraagbare ziekten;
3. doet een beroep op de Commissie om een gerichte diabetesstrategie van de EU te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen in de vorm van een aanbeveling van de Raad van de EU over preventie, diagnose, beheer, educatie omtrent en onderzoek naar diabetes;
4. verzoekt de Commissie om gemeenschappelijke, gestandaardiseerde criteria en methoden voor het verzamelen van gegevens over diabetes uit te werken en in samenwerking met de lidstaten uitgebreide epidemiologische gegevens over diabetes te coördineren, verzamelen, registreren, controleren en beheren, evenals economische gegevens over de directe en indirecte kosten van de preventie en behandeling van diabetes;
5. verzoekt de lidstaten om nationale diabetesprogramma's te ontwikkelen, uit te voeren en te controleren, die gericht zijn op de bevordering van de volksgezondheid, het terugdringen van de risicofactoren, het voorspellen, voorkomen, vroegtijdig diagnosticeren en behandelen van diabetes, die zowel bedoeld zijn voor de algehele bevolking als voor de groepen met een hoog risico, en die gericht zijn op het terugdringen van de ongelijkheid en de optimale aanwending van de middelen ten behoeve van de volksgezondheid;
6. doet een beroep op de lidstaten om de preventie van type 2-diabetes en obesitas te bevorderen (met de aanbeveling om strategieën te richten op jonge mensen middels educatie over gezonde voedingswijzen en lichaamsbeweging op scholen), evenals strategieën inzake gezonde levenswijzen, onder andere via voeding en beweging; onderstreept in dit verband dat het belangrijk is bij voedingsgerelateerde beleidsmaatregelen oog te hebben voor de doelstelling van het bevorderen van gezonde voeding, alsook voor het feit dat consumenten in staat moeten zijn geïnformeerde en gezonde keuzes te maken;
7. doet een beroep op de Commissie om de lidstaten te steunen door de uitwisseling van optimale praktijken inzake goede nationale diabetesprogramma's te bevorderen; onderstreept de noodzaak dat de Commissie de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de nationale diabetesprogramma's nauwkeurig blijft volgen en regelmatig de resultaten bekendmaakt in de vorm van een Commissieverslag;
8. verzoekt de lidstaten om diabetesbeheersingsprogramma's te ontwikkelen die uitgaan van optimale praktijken en op bewijs gestoelde behandelingsrichtsnoeren;
9. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat patiënten in de eerste- en tweedelijnszorg toegang hebben tot kwalitatief hoogwaardige interdisciplinaire teams, behandelingswijzen en technologieën voor diabetes, met inbegrip van e-healthtechnologieën, en patiënten te helpen bij het verwerven en actueel houden van de vaardigheden en de kennis die nodig zijn om een leven lang zelfstandig met de ziekte te kunnen functioneren;
10. verzoekt de Commissie en de lidstaten om de coördinatie van het Europese diabetesonderzoek te verbeteren door de samenwerking tussen de Europese onderzoeksdisciplines te bevorderen en door gemeenschappelijke infrastructuren voor het Europese diabetesonderzoek te bevorderen, ook op het vlak van het inventariseren van risicofactoren en -preventie;
11. verzoekt de Commissie en de lidstaten om continue steun te verzekeren voor financiering ten behoeve van diabetes in de huidige en toekomstige EU-kaderprogramma's voor onderzoek, waarbij type 1- en type 2-diabetes als afzonderlijke ziekten worden beschouwd;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor een goede en adequate follow-up van de resultaten van de topconferentie van de Verenigde Naties over niet-overdraagbare aandoeningen van september 2011;
13. herinnert eraan dat het belangrijk is dat de EU en de lidstaten de preventie en terugdringing van risicofactoren verder integreren in alle relevante wetgevings- en beleidsterreinen, en met name in hun milieu-, levensmiddelen- en consumentenbeleid, om zo de doelstellingen met betrekking tot niet-overdraagbare ziekten te verwezenlijken en de uitdagingen op het vlak van volksgezondheid en op sociaal en economisch vlak aan te gaan;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de parlementen van de lidstaten.
Diabetes – The Policy Puzzle: towards benchmarking in the EU 25 (2005) International Diabetes Federation, 2006, http://www.idf.org/webdata/docs/idf-europe/DiabetesReport2005.pdf
Diabetes – The Policy Puzzle: towards benchmarking in the EU 25 (2005) International Diabetes Federation, 2006, http://www.idf.org/webdata/docs/idf-europe/DiabetesReport2005.pdf
Diabetes expenditure, burden of disease and management in 5 EU countries, 2012 http://www2.lse.ac.uk/LSEHealthAndSocialCare/research/LSEHealth/MTRG/LSEDiabetesReport26Jan2012.pdf
Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over het voortgangsverslag 2011 betreffende de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2011/2887(RSP))
– gezien het besluit van de Europese Raad van 16 december 2005 om het land de status van kandidaat-land voor het EU-lidmaatschap te verlenen en gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 15 en 16 juni 2006 en 14 en 15 december 2006,
– gezien de resoluties 845 (1993) en 817 (1993) van de VN-Veiligheidsraad, alsook resolutie 47/225 van de van de Algemene Vergadering van de VN en het interim-akkoord van 1995,
– gezien het arrest van het Internationaal Gerechtshof van 13 september 1995 over de toepassing van het interim-akkoord (de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië versus Griekenland),
– gezien het voortgangsverslag 2011 van de Commissie (SEC(2011)1203) en de mededeling van de Commissie van 12 oktober 2011 „Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2011-2012” (COM(2011)0666),
– gezien zijn eerdere resoluties,
– gezien de aanbevelingen van de gemengde parlementaire commissie van 4 november 2011,
– gezien het eindverslag van de verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE/ODIHR over de vervroegde parlementsverkiezingen van 5 juni 2011,
– gezien Besluit 2008/212/EG van de Raad van 18 februari 2008 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het toetredingspartnerschap met het land,
– gezien de conclusies van de Raad algemene zaken en de Raad buitenlandse zaken van 13 en 14 december 2010 en van 5 december 2011,
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat alle staten van de westelijke Balkan op de bijeenkomst van de Europese Raad te Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 het lidmaatschap van de Europese Unie werd toegezegd en dat deze toezegging is herhaald tijdens de ontmoeting op hoog niveau over de westelijke Balkan te Sarajevo op 2 juni 2010;
B. overwegende dat de Commissie in haar voortgangsverslag 2011 haar aanbeveling van 2009 herhaalde om de toetredingsonderhandelingen met het land te openen;
C. overwegende dat de Commissie in haar uitbreidingsstrategie 2011 bevestigde dat „het uitbreidingsbeleid een krachtig instrument voor omvorming van de samenleving is gebleken” en dat „inzet, naleving van de voorwaarden en geloofwaardigheid kernelementen van het toetredingsproces en het succes daarvan zijn”;
D. overwegende dat het associatiepartnerschap vroeg om meer inspanningen, op basis van een constructieve benadering, om tot een op onderhandelingen gebaseerde en wederzijds aanvaardbare oplossing over de naamkwestie met Griekenland te komen in het kader van de resoluties 817 (1993) en 845 (1993) van de VN-Veiligheidsraad, en af te zien van ieder optreden dat deze inspanningen negatief kan beïnvloeden; overwegende dat zowel de Commissie als de Raad herhaaldelijk hebben benadrukt dat het onderhouden van goede betrekkingen tussen buurlanden, inclusief het toewerken naar een door onderhandelingen tot stand gekomen en wederzijds aanvaarde oplossing van de naamkwestie, onder de auspiciën van de VN, van wezenlijk belang is;
E. overwegende dat bilaterale kwesties geen obstakel in het toetredingsproces mogen vormen en evenmin als zodanig mogen worden gebruikt, maar dat ze op constructieve wijze, zo snel mogelijk, moeten worden opgelost, rekening houdend met de algemene belangen en waarden van de EU;
F. overwegende dat regionale samenwerking en goede betrekkingen tussen de buurlanden essentiële onderdelen blijven van het uitbreidingsproces en dat het uitwerken van compromissen over betwiste kwesties de beste manier is om de regionale samenwerking te versterken, in het belang is van het behoud van vrede en goede betrekkingen tussen buurlanden in de westelijke Balkan; overwegende dat voortzetting van het toetredingsproces bijdraagt aan de stabiliteit van het land en de interetnische betrekkingen verder zou verbeteren;
G. overwegende dat iedere kandidaat-lidstaat in zijn eigen tempo voortgang maakt en een eigen toetredingsdynamiek heeft; overwegende dat de EU de verantwoordelijkheid heeft om het land niet in de steek te laten en dat de geloofwaardigheid van het EU-toetredingsproces in gevaar kan worden gebracht door voortdurende vertragingen bij het openen van toetredingsonderhandelingen;
H. overwegende dat het een van de eerste landen in de regio was die de status van kandidaat-lidstaat kregen toegekend, dat in dit land de toetreding tot de EU het sterkst wordt gesteund in de publieke opinie, en dat de Commissie inmiddels voor het derde opeenvolgende jaar heeft aanbevolen een datum vast te stellen voor de opening van toetredingsonderhandelingen;
I. overwegende dat alle kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten tijdens het integratieproces volgens hun eigen verdiensten moeten worden behandeld;
1. herhaalt zijn verzoek aan de Raad om onverwijld een datum vast te stellen voor de opening van de toetredingsonderhandelingen met het land;
2. is het eens met de beoordeling in het voortgangsverslag 2011 betreffende het land dat het land zich voortdurend aan de politieke criteria heeft gehouden; betreurt dat de Raad ten derde male geen gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Commissie en op zijn bijeenkomst op 9 december 2011 niet heeft besloten om toetredingsonderhandelingen met het land te openen;
3. benadrukt het belang van de Europese integratie van het land, en van alle inspanningen om dit doel te steunen, met name dat een onderzoek vooraf wordt uitgevoerd naar de harmonisatie van de wetgeving met het acquis, en dat de tweede fase van het stabilisatie- en associatieakkoord wordt ingeleid;
4. is weliswaar ingenomen met de voortgang die andere landen in de westelijke Balkan boeken op hun weg naar toetreding tot de EU en wil deze geenszins in twijfel trekken, maar is niettemin bezorgd dat de ontstane indruk dat de voorsprong van het land is ingehaald, verdere verbetering van de interetnische verhoudingen in het land kan belemmeren, en dat uitblijvende gestage voortgang in de richting van EU-toetreding in één land in de regio uiteindelijk de stabiliteit en veiligheid van alle landen in gevaar kan brengen;
5. wijst erop dat iedere kandidaat-lidstaat weliswaar in zijn eigen tempo voortgang maakt en een eigen toetredingsdynamiek heeft, maar dat de EU de verantwoordelijkheid heeft om het land niet in de steek te laten;
6. neemt nota van de opmerking van de commissaris voor Uitbreiding en nabuurschapsbeleid van 5 september 2011 dat de positieve aanbeveling van de Europese Commissie niet in steen gebeiteld staat; wijst er echter op dat het besluit van de Raad om geen gevolg te geven aan de aanbeveling van de Commissie terechte frustratie en ontevredenheid bij de publieke opinie in het land heeft veroorzaakt, en wijst er eveneens op dat de EU en haar lidstaten het Europese perspectief van een kandidaat-lidstaat nooit als vanzelfsprekend moeten beschouwen en zich evenzeer moeten inspannen om het toetredingsproces in de geest van daadwerkelijk partnerschap te bespoedigen;
7. is verheugd over de benoeming van het nieuwe hoofd van de EU-delegatie en hoopt dat deze benoeming de betrekkingen tussen de EU en het land zal versterken;
8. is verheugd dat op 15 maart 2012 de toetredingsdialoog op hoog niveau met de Europese Commissie is aangevat als stap vooruit in het toetredingsproces, die tot doel heeft vooruitgang te boeken met de hervormingsagenda door een grondige gedachtewisseling en regelmatige technische raadplegingen op vijf belangrijke beleidsgebieden, namelijk de vrijheid van meningsuiting, de rechtsstaat, de hervorming van het overheidsapparaat, de hervorming van de kieswet en de economische criteria; deelt de mening van de Commissie en de regering dat de dialoog moet worden toegespitst op de hoofdstukken 23 (Rechterlijke macht en grondrechten) en 24 (Justitie, vrijheid en veiligheid), zodat verdere vooruitgang wordt geboekt met de toepassing van de toetredingscriteria en -normen van de EU; verwacht dat deze gevorderde vorm van dialoog zal worden voortgezet op andere gebieden die essentieel zijn voor het toetredingsproces; is van mening dat deze dialoog zal leiden tot nieuwe inzet voor hervormingen en onze betrekkingen zal versterken door halfjaarlijkse bijeenkomsten op politiek niveau;
9. onderkent dat het lidmaatschap van de NAVO en het lidmaatschap van de Europese Unie beide van groot belang zijn voor de Euro-Atlantische benadering die het land heeft gekozen, en merkt op dat de NAVO-top in Chicago in mei 2012, de aanvang van de toetredingsdialoog op hoog niveau en de Europese Raad in juni 2012 belangrijke gelegenheden bieden om meer voortgang te boeken; herinnert aan de recente verklaring van de secretaris-generaal van de NAVO dat het land ook een uitnodiging zal krijgen zodra er een wederzijds aanvaardbare oplossing voor de naamkwestie is bereikt;
10. herhaalt zijn oproep aan de autoriteiten en de media om aan een positieve sfeer te werken die bijdraagt tot betere betrekkingen met de buurlanden en niet aan te zetten tot haatzaaiende uitlatingen;
11. neemt nota van het besluit van de regering van juli 2011 om de amnestiewet toe te passen op de vier met oorlogsmisdaden gerelateerde zaken die het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië in 2008 aan de nationale rechtsmacht heeft overgedragen; vraagt de regering alternatieve mogelijkheden te onderzoeken om de slachtoffers van deze misdrijven en hun families verhaalsmogelijkheden en schadeloosstelling te garanderen overeenkomstig de verplichtingen van het internationaal humanitair recht;
Het geschil over de naam
12. neemt nota van het arrest van het Internationaal Gerechtshof van 5 december 2011 over het geschil over de naam; is van mening dat dit arrest een nieuwe impuls moet zijn om ervoor te zorgen dat alles in het werk wordt gesteld om het geschil over de naam in VN-verband op te lossen, en roept de partijen op om te goeder trouw uitvoering te geven aan het arrest en het aan te grijpen om de dialoog te intensiveren, benadrukt tegelijkertijd dat er gestreefd moet worden naar een compromis dat voor beide partijen aanvaardbaar is; is in dit verband verheugd over de verklaring van de door de VN aangewezen bemiddelaar en zijn oproep aan beide partijen om het arrest te zien als een kans om constructief na te denken over hun wederzijdse betrekkingen en een nieuw initiatief te overwegen om tot een definitieve oplossing van het geschil te komen;
13. betreurt ten zeerste dat het geschil over de naam nog altijd de weg naar toetreding van het land tot de EU blokkeert, en daarmee het uitbreidingsproces zelf belemmert; onderstreept dat goede betrekkingen tussen buurlanden een cruciaal criterium zijn voor het uitbreidingsproces van de EU en vraagt de betrokken regeringen controversiële handelingen, controversiële maatregelen en uitlatingen te vermijden die de betrekkingen negatief kunnen beïnvloeden;
14. herhaalt zijn oproep aan de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de commissaris voor Uitbreiding om een overeenkomst over de naamkwestie te faciliteren en politieke begeleiding aan te bieden; is voorts van mening dat het leiderschap van het land en de Europese Unie het publiek consequent moeten uitleggen welke voordelen de gevonden oplossing biedt, voordat een referendum over dit onderwerp wordt gehouden;
15. betreurt het ontbreken van de term „Macedonische” in het voortgangsverslag 2011 en sinds 2009, ondanks het feit dat het de norm is in verwijzingen naar de taal, de cultuur en de identiteit van het land in teksten van de Verenigde Naties; wijst erop dat de publieke opinie dit jaar negatief op dit aspect heeft gereageerd en dringt er bij de Commissie op aan hier rekening mee te houden bij de opstelling van haar volgende verslagen; herinnert eraan dat de kaderovereenkomst van Ohrid gebaseerd is op het beginsel van eerbiediging van de etnische identiteit van alle gemeenschappen;
16. benadrukt hoe belangrijk het is de dynamiek van het toetredingsproces in stand te houden; is in dit verband ingenomen met het voorstel van de regering van het land om direct na opening van de onderhandelingen en uiterlijk voor het einde van het door de Commissie uit te voeren onderzoeksproces een uiterste termijn vast te leggen waarbinnen een afdoende oplossing voor het geschil over de naam gevonden moet zijn; is van mening dat werkelijke inspanningen van de regering en doorvoering van de EU-hervormingen op alle cruciale gebieden kunnen bijdragen tot de totstandbrenging van een politiek klimaat dat gunstig is voor het oplossen van bilaterale kwesties, zoals bij andere uitbreidingsprocessen is gebleken; wijst erop dat het parallelle proces van oplossing van het bilaterale geschil en streven naar toetredingsonderhandelingen, naar het Slovenië/Kroatië-model, zowel voor het land als voor de EU gunstig zal zijn;
17. herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de Raad om overeenkomstig de EU-Verdragen te beginnen met de ontwikkeling van een algemeen toepasbaar arbitragemechanisme dat gericht is op beslechting van bilaterale geschillen tussen toetredende landen en lidstaten;
Parlementaire samenwerking
18. is tevreden over de verkiezing van het nieuwe parlement en de op de vervroegde parlementsverkiezingen volgende snelle vorming van een coalitieregering; vraagt dat de politieke dialoog wordt versterkt, en vestigt de aandacht op het parlement als centrale politieke instelling voor het bespreken en oplossen van problemen die het gevolg zijn van politieke onenigheid; neemt nota van het feit dat de Nationale Vergadering zich in haar resolutie ingenomen heeft verklaard met de aanbevelingen van het voortgangsverslag van dit jaar, en dat deze resolutie met algemene stemmen is aangenomen; roept alle politieke actoren in het land op nog meer inspanningen tot voortzetting van de noodzakelijke hervormingen te leveren, inclusief effectieve tenuitvoerlegging van en gevolg aan de aanbevelingen van de Commissie;
19. feliciteert het land met het verloop van de vervroegde parlementsverkiezingen op 5 juni 2011 en is tevreden met de beoordeling van de OVSE/ODIHR waaruit blijkt dat de verkiezingen gekenmerkt werden door competitie en transparantie, en overal in het land goed georganiseerd waren; vraagt evenwel aandacht voor bepaalde tekortkomingen en verzoekt de autoriteiten gevolg te geven aan de aanbevelingen van de internationale gemeenschap, met name de conclusies en aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE/ODIHR, en van de binnenlandse waarnemers van de organisatie „Most”, zoals actualiseren van de kieslijst, zorgen voor evenwichtige verslaggeving door de pers en door de publieke zender over zowel de regerings- als de oppositiepartijen, beschermen van ambtenaren tegen allerlei vormen van politieke druk, waarborgen van effectieve controle op partijfinanciering en transparante overheidssteun, regelingen voor het uitbrengen van de stem in het buitenland, en volledige inachtneming van de scheiding tussen staats- en partijstructuren; vraagt de respectieve autoriteiten deze kwesties in de nabije toekomst aan te pakken;
20. is tevreden over de beëindiging van de boycot van het parlement en is van mening dat verdere consolidatie van de democratie in het land alleen kan worden gerealiseerd wanneer de politieke dialoog binnen gevestigde democratische instellingen, waaraan alle politieke partijen moeten deelnemen, wordt geïntensiveerd; dringt erop aan dat de controlerende rol van het parlement ten opzichte van de regering en haar instanties wordt versterkt; verlangt dat voldoende middelen beschikbaar worden gesteld en dat het nodige extra personeel wordt benoemd om het Parlementaire Instituut volledig te kunnen uitrusten; is zeer te spreken over de voortgang die is geboekt dankzij de invoering van parlementaire hoorzittingen en steunt verdere maatregelen waarmee de Europese Unie technische hulp biedt aan de Nationale Vergadering bij de ontwikkeling van haar procedures; steunt de voortzetting van de activiteiten van de gemengde parlementaire commissie;
Economische ontwikkeling
21. prijst het land om zijn goede economische prestaties en de handhaving van zijn macro-economische stabiliteit; feliciteert de regering met het feit dat het land bij de doorvoering van hervormingen op het gebied van wet- en regelgeving de afgelopen vijf jaar wereldwijd de derde plaats inneemt, zoals blijkt uit het verslag „Doing Business” van de Wereldbank; merkt op dat de wereldwijde economische neergang ervoor zorgt dat de rechtstreekse buitenlandse investeringen in het land zeer beperkt blijven; is van mening dat het potentieel voor investering, handel en economische ontwikkeling een doorslaggevend argument blijft om toetreding van het land tot de EU na te streven;
22. merkt op dat juridische voorspelbaarheid en efficiënte rechtshandhaving onontbeerlijk zijn voor het verbeteren van het ondernemingsklimaat; dringt er derhalve bij de regering op aan meer inspanningen te leveren om te komen tot een doeltreffende en onafhankelijke rechterlijke macht en professioneel, bekwaam en onpartijdig bestuur; inclusief stappen ter versterking van de onafhankelijkheid en de capaciteit van de regelgevende en toezichthoudende instanties;
23. erkent dat de hoge werkloosheidsgraad en de armoede een grote last zullen blijven voor de samenleving; is verheugd dat er momenteel in het parlement gedebatteerd wordt over een minimumloon; herinnert eraan dat het land een lage rang inneemt op de Index van menselijke ontwikkeling van de VN en is ingenomen met de goedkeuring van de strategie tegen armoede en sociale uitsluiting; roept de regering op zich nader in te spannen voor de bestrijding van structurele werkloosheid en de bescherming van kwetsbare groepen, maar onderstreept tevens dat alleen duurzame economische groei door het creëren van een goed ondernemingsklimaat dat bedrijven aanmoedigt meer te investeren een oplossing kan vormen voor de blijvend hoge werkloosheid in het land; dringt er bij de regering op aan het midden- en kleinbedrijf te steunen door hun een betere toegang tot financiering te verlenen en moedigt de regering aan door te gaan met haar goede praktijk om zich te laten adviseren door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven;
24. is ermee ingenomen dat het land de afgelopen vijf jaar veertig plaatsen is gestegen op de anti-corruptie-index van Transparency International; feliciteert het land omdat het de GRECO-aanbevelingen heeft opgevolgd en verbeteringen heeft aangebracht aan zijn juridische kader voor anti-corruptiebeleid; deelt evenwel het standpunt van de Commissie dat corruptie reden tot ernstige bezorgdheid blijft geven; verlangt nadrukkelijk dat verdere inspanningen worden geleverd, zodat een prestatiebalans overlegd kan worden inzake strafrechtelijke veroordelingen in corruptiezaken door onafhankelijke rechters, met name van veroordelingen op hoog niveau op belangrijke probleemgebieden zoals de aanbesteding van overheidsopdrachten; benadrukt dat er meer transparantie nodig is met betrekking tot overheidsuitgaven en de financiering van politieke partijen; vraagt investeerders en de met het land handeldrijvende ondernemingen uit de EU een duidelijker leidinggevende rol op zich te nemen en zich daarbij tegen hun lokale partners uit te spreken tegen corruptie;
25. wijst op de constatering in het voortgangsverslag dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de staatscommissie ter voorkoming van corruptie kwetsbaar blijft; verzoekt om een betere juridische en institutionele bescherming voor klokkenluiders; is tevreden over het nieuwe wetboek van strafvordering dat in het kader van de bredere hervorming van het strafrecht werd aangenomen, omdat dit de procedures voor het onderzoek van complexe zaken van georganiseerde misdaad en corruptie zou moeten verbeteren; is tevreden over het feit dat met ingang van volgend jaar een onderzoeksteam wordt aangesteld dat rechtstreeks werkt voor het openbaar ministerie, en hoopt dat dit in meer gevallen waarop de staatscommissie heeft gewezen, daadwerkelijk tot veroordelingen zal leiden; verzoekt de regering om voldoende geld en personeel vrij te maken voor de staatscommissie ter voorkoming van corruptie; benadrukt dat de aanpak van systemische corruptie staat of valt met de aanwezige politieke wil;
26. neemt kennis van de goedkeuring van een breed wetgevingspakket dat de doeltreffendheid en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht moet versterken; is in dit opzicht ingenomen met het efficiënte werk van de academie van rechters en openbare aanklagers, en met de invoering van het systeem van de willekeurige toewijzing van rechtszaken; moedigt de bevoegde autoriteiten aan de anti-corruptiewetgeving te blijven uitvoeren en de onafhankelijkheid, de doeltreffendheid en de ondersteuning van de rechterlijke macht verder te verbeteren; wijst erop dat het belangrijk is dat het rechtssysteem vrij van politieke inmenging functioneert; is verheugd over de pogingen om de doeltreffendheid en transparantie van het rechtssysteem te vergroten; benadrukt dat het nodig is een overzicht op te stellen van vervolgingen en veroordelingen op basis waarvan de vooruitgang kan worden gemeten; dringt aan op de eenmaking van de jurisprudentie, teneinde de rechtspraak voorspelbaar te maken en het vertrouwen van het publiek te verzekeren;
De kaderovereenkomst van ohrid
27. feliciteert het land met het feit dat het twintig jaar geleden is dat het land onafhankelijk werd en met het feit dat de kaderovereenkomst van Ohrid in 2011 tien jaar geleden is gesloten; onderstreept dat de overeenkomst voor de hele regio als model kan dienen voor de succesvolle oplossing van interetnische conflicten, waarbij de territoriale integriteit in tact blijft en de staatsstructuren worden hervormd; benadrukt evenwel dat er nog meer inspanningen nodig zijn om te komen tot een volledige verzoening tussen de verschillende partijen en een stevige basis te leggen voor onpartijdige en interetnische democratische instellingen;
28. is vol lof over de toespraak van de minister-president op 5 september 2011, waarin hij zich uitsprak vóór multiculturalisme als sociaal en politiek model van het land, onderstreepte dat de kaderovereenkomst van Ohrid ten uitvoer gelegd moet worden, en zich daarbij „integratie zonder assimilatie” ten doel stelde; steunt de toezeggingen die zijn gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van de kaderovereenkomst van Ohrid in het komende decennium;
29. wijst op de recente vaststelling van een aantal wetten, in het bijzonder op de wijziging van de wet op taalgebruik en het gebruik van symbolen; verlangt dat alle gemeenten de comités voor de betrekkingen tussen de gemeenschappen actief ondersteunen;
30. stelt tot zijn bezorgdheid vast dat in het huidige debat gebruik wordt gemaakt van aan de geschiedenis ontleende argumenten, waaronder het verschijnsel van „antiquisatie”, waardoor het gevaar ontstaat dat de spanningen met de buurlanden groter worden en nieuwe interne verdeeldheid ontstaat;
31. benadrukt dat de volkstelling op grondige wijze moet worden voorbereid en op doeltreffende wijze moet worden georganiseerd in overeenstemming met de wetgeving en de normen van Eurostat; verzoekt de regering een realistisch plan voor de organisatie van een telling voor te leggen; merkt op hoe belangrijk de drempel van 20% is om aanspraak te kunnen maken op bepaalde rechten die voortvloeien uit de kaderovereenkomst van Ohrid, maar wijst er met klem op dat geen enkele vorm van discriminatie van de Albanese of welke andere etnische minderheid dan ook op basis van bevolkingsaantallen mag worden gerechtvaardigd;
32. verlangt dat aanmerkelijk meer inspanningen worden geleverd om de scheiding van kinderen op grond van etnische herkomst in het onderwijssysteem tegen te gaan, steunt echter het recht van alle burgers op onderwijs in hun moedertaal; onderstreept hiertoe hoe belangrijk het is nieuwe schoolboeken te ontwikkelen ter verbetering van het wederzijds begrip en om een eind te maken aan de schadelijke praktijk van de wijziging van de etnische herkomst van scholieren, die op sommige scholen nog altijd gangbaar is; verzoekt het onderwijs meer steun toe te kennen uit het pretoetredingsinstrument, aangezien onderwijs van cruciaal belang is voor het land, maar enkel als segregatie in het onderwijs op doeltreffende wijze het hoofd wordt geboden;
Decentralisatie
33. ondersteunt, tevens in het belang van goed openbaar bestuur, de beslissende stappen in de richting van politieke decentralisatie van het land, die door de regering als „belangrijkste pijler” van de kaderovereenkomst van Ohrid zijn aangemerkt; is ingenomen met de goedkeuring van de actieplannen ter realisering van dit doel;
34. sluit zich aan bij de aanbeveling van de Commissie om het decentralisatieproces sterker te stimuleren; is van mening dat deze decentralisatie alleen gerealiseerd kan worden door de begrotingsmiddelen nauwkeurig te herverdelen tussen de centrale en lokale overheden; benadrukt het belang van transparantie, objectiviteit en onpartijdigheid bij het verstrekken van subsidies aan gemeenten; is bezorgd dat sommige gemeenten te kampen zullen krijgen met financiële problemen door een tekort aan capaciteit op het gebied van financieel beheer, en verzoekt de regering, waar nodig met steun van de Commissie, deze gemeenten de gepaste technische bijstand te verlenen;
35. prijst het succesvolle programma voor samenwerking tussen gemeenten, dat mede dankzij het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties tot stand is gekomen, en verzoekt de EU deze samenwerking meer te steunen;
Grondrechten
36. is zeer verontrust over de recente ontwikkelingen in de media en over het feit dat media-eigendom nog steeds ondoorzichtig en sterk geconcentreerd is; vraagt het land zich zonder voorbehoud te committeren aan mediavrijheid en pluralisme en te zorgen voor een deskundig en pluralistisch debat over de in het voortgangsverslag genoemde hervormingskwesties; is ingenomen met de uitnodiging van de OVSE-vertegenwoordiger voor een discussie over mediavrijheid, die plaats zal vinden in het kader van het rondetafelgesprek over mediavrijheid, en sluit zich aan bij haar stelling dat alle mediaorganen weliswaar moeten voldoen aan de juridische en financiële regels voor het verrichten van economische activiteiten, maar dat justitie zich niet specifiek mag richten op media die kritisch tegenover een bepaalde partij staan; dringt er bij de autoriteiten op aan de rechtsstaat en de mediavrijheid in het land te garanderen en zo de beoordeling van de Commissie in de toekomst positief te houden;
37. verlangt dat overheidsinkomsten uit reclame eerlijk en op transparante wijze verdeeld worden tussen alle nationale zenders, en dat de inhoud van de programma's of de politieke strekking daarbij geen rol speelt; steunt de aanbeveling van de Commissie om actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de staatszender de doelen verwezenlijkt en de onpartijdige rol van een publieke zender vervult; verzoekt de autoriteiten de nodige veranderingen door te voeren om de omroepwet in overeenstemming te brengen met de EU-wetgeving;
38. vraagt om maatregelen waarmee lasterprocessen tegen journalisten om politieke redenen vermeden kunnen worden; is verheugd over de recente aankondiging van de regering dat de lasterwet uit het wetboek van strafrecht zal worden geschrapt en dat de lopende rechtszaken tegen journalisten zullen worden gestaakt; benadrukt dat mediavrijheid de hoeksteen van de democratie is en door elk land dat het EU-lidmaatschap ambieert, geëerbiedigd moet worden; onderschrijft het standpunt dat de mediasector strenge professionele normen voor journalisten moet vaststellen en handhaven, en dat de journalisten de journalistieke etiquette moeten naleven; verzoekt de autoriteiten anti-trustwetgeving met betrekking tot de media op te stellen en maatregelen te treffen om politieke inmenging in de sector te voorkomen;
39. is ingenomen met het feit dat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst over het algemeen geëerbiedigd wordt; moedigt de regering aan een intensiever anti-discriminatiebeleid te blijven voeren, benadrukt dat discriminatie op etnische gronden moet worden voorkomen, waaronder discriminatie van burgers die openlijk uitkomen voor hun Bulgaarse identiteit en/of etnische achtergrond;
40. is tevreden over het feit dat dit jaar een commissie ter bestrijding van discriminatie is opgericht en verlangt dat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en het Equinet-netwerk van Europese onafhankelijke anti-discriminatieagentschappen deze commissie ten volle ondersteunen en met haar samenwerken; is ingenomen met het feit dat drie door de coalitie voor seksuele en gezondheidsrechten ingediende klachten wegens vermeende discriminatie op grond van seksuele geaardheid door de Commissie worden onderzocht;
41. verlangt dat een intensiever anti-discriminatiebeleid wordt gevoerd, dat dit daadwerkelijk wordt toegepast en dat meer inspanningen worden geleverd ter bescherming van de rechten van vrouwen en kinderen, alsook van mensen met een handicap; is zeer te spreken over de actieve en effectieve rol van de damesclub van het parlement, maar is bezorgd over het feit dat nog altijd weinig vrouwen deelnemen aan het politieke leven op lokaal niveau en pleit voor een versterking en een betere uitvoering van onderwijsprogramma's die de participatie van vrouwen in het maatschappelijke en politieke leven trachten te bevorderen; verlangt dat verdere maatregelen worden genomen zodat mensen met een handicap minder in instellingen verzorgd hoeven te worden; is verheugd over de ratificering door het parlement van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap op 7 december 2011;
42. is bezorgd over het feit dat er weinig vooruitgang is geboekt op het gebied van gendergelijkheid en vrouwenrechten; spoort de regering aan om gendergelijkheid hoog op de politieke agenda te zetten, en meer steun te verlenen aan acties en initiatieven ter bestrijding van discriminatoire gebruiken, tradities en stereotypen die de grondrechten van vrouwen ondergraven;
43. herhaalt zijn oproep om de wet ter voorkoming van en bescherming tegen discriminatie te wijzigen om discriminatie op alle in artikel 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde gronden te verbieden, en benadrukt dat dit een vereiste is voor toetreding; toont zich bezorgd over het feit dat leerboeken van scholen en universiteiten homoseksualiteit een ziekte noemen en vraagt dat deze leerboeken onmiddellijk worden aangepast; verzoekt de Commissie programma's voor capaciteitsopbouw te ontwikkelen om het maatschappelijk middenveld te versterken, waaronder de holebigemeenschap;
44. is tevreden over het huidige voorzitterschap van het land van het initiatief „Decennium Roma-integratie” en hoopt dat dit voorzitterschap leidt tot vorderingen bij de integratie van Roma in het politieke, sociale en economische leven; is tevreden over de geboekte vooruitgang met betrekking tot de integratie van Roma in het onderwijssysteem, waarbij steeds meer Roma zich inschrijven in het secundair en universitair onderwijs, en over betere vertegenwoordiging van Roma in overheidsdiensten; wijst er echter op dat de Commissie concludeerde dat er behoefte blijft aan initiatieven ter bevordering van het vertrouwen, vooral op het gebied van onderwijs, cultuur en taal; herhaalt zijn bezorgdheid over de zeer moeilijke levensomstandigheden waarin de Roma-gemeenschap verkeert en over het feit dat Roma nog altijd geconfronteerd worden met discriminatie bij de toegang tot het onderwijs, de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening; wijst op de schrijnende situatie van Roma-vrouwen en -kinderen, die vaak onder de armoedegrens leven, en verzoekt de autoriteiten onmiddellijk maatregelen te treffen om dit probleem het hoofd te bieden;
45. is tevreden dat de regering de strategie voor sociale integratie van Roma 2012-2014 heeft aangenomen; merkt echter op dat de staat in 2012 geen financiële middelen heeft uitgetrokken om de maatregelen van het bijbehorende actieplan uit te voeren en verzoekt de overheid daarom de nodige middelen te verzamelen;
46. verzoekt alle betrokken partijen de ontwikkeling van een onafhankelijk, pluralistisch, interetnisch, intercultureel en onpartijdig maatschappelijk middenveld in het land te bevorderen en te ondersteunen; benadrukt evenwel dat organisaties van het maatschappelijk middenveld alleen deze rol kunnen vervullen wanneer zij substantieel versterkt worden en onafhankelijk zijn van externe invloeden, in het bijzonder vanuit de politiek, hetgeen in het algemeen nog niet het geval is in het land; verzoekt binnenlandse financiering beschikbaar te maken voor non-gouvernementele organisaties, zodat zij niet meer overmatig zijn aangewezen op buitenlandse donors;
47. is niettemin van mening dat de EU-Faciliteit voor het maatschappelijk middenveld de mogelijkheid biedt het aantal uitwisselingen tussen ngo's, bedrijven en vakbonden in het land met partners uit de EU-lidstaten drastisch te verhogen met het oog op wederzijds voordeel en met het directe doel het proces van EU-uitbreiding te ondersteunen; verzoekt de Commissie hiertoe meer financiële steun uit het pretoetredingsinstrument beschikbaar te stellen om in het bijzonder de ontwikkeling van non-gouvernementele organisaties te stimuleren;
48. benadrukt dat het land de acht verdragen over de fundamentele arbeidsrechten van de IAO heeft geratificeerd; is bezorgd over het feit dat er slechts beperkte vooruitgang is geboekt op het gebied van arbeidsrechten en vakbonden; verzoekt de autoriteiten de arbeids- en vakbondsrechten verder te versterken; moedigt de regering in dit verband aan ervoor te zorgen dat de overheid over voldoende bestuurscapaciteit beschikt om de daadwerkelijke uitvoering en naleving van de arbeidswetgeving te kunnen waarborgen; wijst op het belang van de sociale dialoog en moedigt de regering aan haar ambities voor een zo breed mogelijke sociale dialoog met de belanghebbenden te verhogen en deze in te stellen;
Justitie en binnenlandse zaken
49. merkt op dat er vooruitgang is geboekt bij de hervorming van het rechtsstelsel; feliciteert de Academie voor de training van rechters en openbare aanklagers naar aanleiding van haar vijfjarig jubileum met haar werk; is bezorgd over de hiaten in de wet op het rechterambt, omdat de ontslagprocedures ruimte bieden voor politieke inmenging, maar wijst erop dat consensus bestaat over het feit dat objectievere criteria voor het ontslag van rechters moeten worden vastgesteld; is enerzijds ingenomen met het feit dat de prestaties van rechters sinds kort centraal moeten komen te staan, maar onderstreept dat dit niet kan worden gerealiseerd wanneer er niet gelijktijdig aandacht is voor de kwaliteit van vonnissen, die verhoogd kan worden door bijscholingen te organiseren en aanwervingsprocedures op grond van verdiensten te hanteren, en voor het beginsel van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht;
50. is bezorgd over de meldingen van mishandeling door de politie en verlangt dat deze meldingen grondig onderzocht worden, in het bijzonder met betrekking tot het tragische incident dat plaatsvond op de verkiezingsavond en de beschuldigingen dat op de plaats delict geen volledig onderzoek is gedaan; onderstreept dat de onafhankelijkheid van de mechanismen ter controle van de politie hoe dan ook gewaarborgd moet worden, in het bijzonder de afdeling interne controle en beroepsnormen van het ministerie van Binnenlandse Zaken;
51. juicht toe dat er stappen worden gezet om de situatie in gevangenissen te verbeteren, onder meer door middel van nieuwe opleidingen en bijscholingen voor gevangenispersoneel, de vervanging van een aantal oude gevangenissen door nieuwe, en het wetsontwerp inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling, dat een oplossing kan zijn voor de overbevolking in de gevangenissen; verlangt dat de omstandigheden in gevangenissen verder verbeterd worden en vraagt daarbij specifiek aandacht te besteden aan justitiële jeugdinrichtingen en aan de conclusies van het voortgangsverslag, waaruit blijkt dat de eenheid ter bestrijding van mishandeling niet in staat is zich van zijn taak te kwijten;
52. prijst de samenwerking met de Europese Unie bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorisme en is verheugd over de met een aantal buurlanden gesloten overeenkomsten inzake justitiële en politiële samenwerking; is verheugd over de sluiting van een operationele overeenkomst tussen het land en Europol, die het heel wat gemakkelijker maakt om analytische gegevens uit te wisselen en de strijd tegen georganiseerde misdaad en terrorisme op te voeren; neemt kennis van de systematisatie-akte en van de veranderingen die deze akte doorvoert in de afdeling georganiseerde misdaad van het ministerie van Binnenlandse Zaken, waarmee gestreefd wordt naar een betere werking en een betere integratie van deze afdeling in het nationale en internationale inlichtingensysteem voor strafrechtelijk onderzoek; is ingenomen met het nieuwe wetboek van strafvordering, dat de procedures voor het onderzoek van complexe zaken van georganiseerde misdaad en corruptie moet verbeteren; dringt erop aan dat de bewaking evenredig moet zijn aan het daadwerkelijke gevaar voor de openbare veiligheid en onder voldoende juridische controle moet staan, waarbij het parlement intensiever toezicht moet kunnen houden op de inlichtingendiensten en contra-inlichtingendiensten;
53. moedigt de autoriteiten aan de lang verwachte bekendmaking van de namen van de bij de voormalige Joegoslavische geheime diensten aangesloten agenten te voltooien, daar deze openbaarmaking een beslissende stap is om met het communistische verleden te breken; verzoekt om een uitgebreider mandaat voor de commissie Gegevensverificatie en pleit er met name voor dat de commissie haar bevindingen in volledige onafhankelijkheid rechtstreeks aan het publiek openbaar kan maken, en dat alle relevante documenten definitief in haar gebouwen worden ondergebracht;
54. neemt nota van de maatregelen om de toestroom van migranten doelmatiger te kunnen beheersen, waarmee in het bijzonder het probleem van valse asielzoekers kan worden aangepakt; uit evenwel zijn bezorgdheid over de opstelling van profielen en verlangt dat het non-discriminatiebeginsel bij al deze maatregelen strikt wordt toegepast; verlangt dat meer inspanningen worden geleverd om burgerrechten te verlenen aan daarvoor in aanmerking komende vluchtelingen en om asielaanvragen tijdig te behandelen, met volledige eerbiediging van de internationale mensenrechtennormen;
55. is ingenomen met het feit dat de burgers van het land sinds december 2009 hebben geprofiteerd van de visumliberalisering; zegt toe zich in te zetten voor de regeling voor visumvrij personenverkeer als hoeksteen van de betrekkingen tussen het land en de Europese Unie en als cruciale maatregel voor de bevordering en versterking van de contacten van mens tot mens;
Openbaar bestuur
56. is ingenomen met het feit dat de geactualiseerde hervormingsstrategie voor openbaar bestuur tot 2015 is aangenomen en dat de wet betreffende de ambtenaren in april 2011 in werking is getreden; verzoekt de regering met klem om het juridische kader betreffende ambtenaren of ander overheidspersoneel verder te hervormen, onder meer door de op dit domein van toepassing zijnde wetten te wijzigen; benadrukt dat verdere maatregelen genomen moeten worden om een professioneel en onpartijdig overheidsapparaat te realiseren, ook op gemeentelijk niveau; is in dit verband ingenomen met de oprichting van het administratief gerechtshof en spoort de instellingen die verantwoordelijk zijn voor de hervorming van het openbaar bestuur aan het hervormingsproces te bespoedigen; beklemtoont dat benoemingen plaats moeten vinden op grond van verdienste en niet op grond van politieke kleur, en dat daarbij tegelijkertijd moet worden gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging;
57. prijst de regering om de geboekte vooruitgang op het gebied van regionale ontwikkeling bij de voorbereiding van de overdracht van het beheer van de IPA-middelen; neemt met voldoening kennis van de accreditering van nationale instanties voor de IPA-componenten die betrekking hebben op omschakeling en institutionele opbouw, regionale ontwikkeling, ontwikkeling van het menselijk potentieel en plattelandsontwikkeling; verzoekt de regering en de Commissie om spoed te zetten achter de werkzaamheden die nodig zijn voor de overdracht van het beheer van de overblijvende IPA-component, namelijk grensoverschrijdende samenwerking; herhaalt dat het IPA een uiterst belangrijk instrument is om het land voor te bereiden op lidmaatschap van de EU, en spoort de regering aan de coördinatie tussen de ministers ten aanzien van deze programma's te verbeteren, zodat het land de beschikbare middelen ten volle kan benutten;
Andere hervormingskwesties
58. is verheugd over de campagne voor efficiënt energiegebruik en verwacht doeltreffendere maatregelen ter bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie, die overeenstemmen met de mogelijkheden van het land; onderstreept hoe belangrijk effectieve tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving is ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen, in het bijzonder water; merkt op dat het land nog geen toezeggingen heeft gedaan over de terugdringing van broeikasgassen, en dat het nationale debat over de negatieve gevolgen van de klimaatverandering een impuls moet krijgen; vraagt meer inspanningen te leveren om de nationale wetgeving op dit gebied in overeenstemming te brengen met het EU-acquis;
59. is ingenomen met de voortgang die is geboekt bij de modernisering van de vervoers-, energie- en telecommunicatienetwerken, en in het bijzonder met de inspanningen om Corridor X te voltooien; is, gezien het belang van spoorverbindingen als alternatief voor wegtransport, tevreden met de plannen van de regering om de spoorverbindingen tussen Skopje en de hoofdsteden van de buurlanden te verbeteren of aan te leggen, en roept op tot voltooiing van de spoorverbindingen in het kader van Corridor VIII;
60. betreurt dat er zo weinig vooruitgang geboekt is ten aanzien van de gezamenlijke viering van historische gebeurtenissen en de gezamenlijke herdenking van personen die tot het gemeenschappelijke erfgoed van het land en de naburige EU-lidstaten behoren, omdat dit zou bijdragen tot een beter begrip van de geschiedenis en tot goede betrekkingen met de buurlanden; spoort het land aan om met Bulgarije en Griekenland gemengde comités van deskundigen in geschiedenis en onderwijs op te richten, om bij te dragen tot een objectieve, op feiten gebaseerde interpretatie van de geschiedenis, tot nauwere academische samenwerking en tot een positieve houding van jongeren tegenover hun buren;
61. ondersteunt verdere inspanningen met het oog op de tenuitvoerlegging van het Bologna-proces in het hoger onderwijs en het aangaan van samenwerking met andere landen in de regio ter bevordering van de kwaliteit van universiteiten; wijst er nogmaals op hoe belangrijk academische vrijheid is;
62. feliciteert het land met de geweldige prestaties van zijn team op het Europees basketbalkampioenschap 2011;
63. is tevreden over het feit dat het buitenlands beleid van het land in hoge mate overeenstemt met de gemeenschappelijke standpunten van de EU op dat gebied; ondersteunt de pogingen die het land onderneemt om goede betrekkingen met zijn buurlanden aan te knopen; is ingenomen met het feit dat de exacte markering van de grens met Kosovo in 2009 tot nauwere betrekkingen heeft geleid, en dat sinds september 2011 een overeenkomst van kracht is over gezamenlijke grenscontroles; gaat ervan uit dat deze overeenkomst in de nabije toekomst volledig zal worden toegepast; feliciteert de autoriteiten met de succesvolle organisatie van de recente vergadering van de ministers van EU-integratie van de westelijke Balkan in Skopje;
64. onderstreept het belang van regionale samenwerking als cruciaal onderdeel van het proces van toenadering tot de Europese Unie; is verheugd over de maatregelen die werden genomen om het vrije verkeer in de regio te bevorderen, met name in het verdrag met Albanië en Montenegro, dat bepaalt dat de burgers van deze drie landen slechts een identiteitskaart nodig hebben om de grens over te steken en zich vrij te verplaatsen binnen deze landen; spoort hen aan om dit initiatief uit te breiden naar andere landen in de regio;
65. is tevreden over de betrokkenheid van het land op het internationale toneel, die onder meer tot uiting komt in zijn deelname aan de EUFOR-missie Althea, zijn voorzitterschap van het Zuidoost-Europees Samenwerkingsproces in 2012-2013 en zijn volledige medewerking aan het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië;
o o o
66. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsmede de regering en het parlement van het land.
Uitbreidingsverslag IJsland
133k
49k
Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over het uitbreidingsverslag IJsland (2011/2884(RSP))
– gezien het besluit van de Europese Raad van 17 juni 2010 om toetredingsonderhandelingen met IJsland te starten,
– gezien de resultaten van de toetredingsconferenties met IJsland op ministerieel niveau van 27 juni 2010, 27 juni 2011 en 12 december 2011 en de toetredingsconferentie met IJsland op het niveau van speciale vertegenwoordigers van 19 oktober 2011,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad met als titel „Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2011-2012” (COM(2011)0666) en het op 12 oktober 2011 goedgekeurde voortgangsverslag 2011 over IJsland (SEC(2011)1202),
– gezien de resultaten van de onderzoeksprocedure,
– gezien het in oktober 2011 goedgekeurde nationale IPA-programma voor IJsland met een begroting van 12 miljoen EUR,
– gezien zijn resolutie van 7 juli 2010 over het door IJsland aangevraagde lidmaatschap van de Europese Unie(1) en zijn resolutie van 7 april 2011 over het voortgangsverslag 2010 over IJsland(2),
– gezien de vergaderingen van de gemengde parlementaire commissie EU-IJsland,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat IJsland aan de criteria van Kopenhagen voldoet en dat er op 27 juli 2010 toetredingsonderhandelingen met IJsland zijn gestart, nadat de Raad hiervoor toestemming had verleend;
B. overwegende dat de toetsing van het EU-acquis bijna is voltooid;
C. overwegende dat er in het kader van de toetredingsonderhandelingen tot nu toe acht hoofdstukken geopend en voorlopig gesloten zijn (Hoofdstuk 2 – Vrij verkeer van werknemers, Hoofdstuk 6 – Vennootschapsrecht, Hoofdstuk 7 – Recht inzake intellectuele eigendom, Hoofdstuk 20 – Ondernemings- en industriebeleid, Hoofdstuk 21 – Trans-Europese netwerken, Hoofdstuk 23 – Rechterlijke macht en fundamentele rechten en Hoofdstuk 25 – Wetenschap en onderzoek, Hoofdstuk 26 – Onderwijs en cultuur) en drie andere geopend zijn (Hoofdstuk 5 – Overheidsopdrachten, Hoofdstuk 10 – Informatiemaatschappij en media en Hoofdstuk 33 – Financiële en budgettaire bepalingen);
D. overwegende dat, zoals uit de hernieuwde consensus over de uitbreiding is gebleken, de vooruitgang van ieder land in de richting van lidmaatschap van de Europese Unie gebaseerd moet zijn op verdienste;
E. overwegende dat IJsland reeds nauw met de EU samenwerkt als lid van de Europese Economische Ruimte (EER), de overeenkomsten van Schengen en de Dublin II-verordening en reeds een beduidend deel van het acquis heeft overgenomen;
F. overwegende dat bij het toetredingsproces van IJsland de beginselen en het acquis van de EU volledig gewaarborgd moeten worden;
G. overwegende dat IJsland bijdraagt tot Europese samenhang en solidariteit via het financiële mechanisme in het kader van de Europese Economische Ruimte (EER) en met de EU samenwerkt bij operaties op het gebied van vredeshandhaving en crisisbeheersing;
H. overwegende dat de economische en de begrotingsconsolidatie op schema liggen, de IJslandse economie een bescheiden groei vertoont en het bbp zich naar verwachting langzaam zal herstellen;
Algemene opmerkingen
1. wijst erop dat de criteria van Kopenhagen en de integratiecapaciteit van de Unie als algemene basis dienen voor toetreding tot de EU;
2. steunt de vorderingen die IJsland bij het toetredingsproces maakt; is verheugd over de opening van elf onderhandelingshoofdstukken en de voorlopige sluiting in het kader van de toetredingsonderhandelingen van acht hiervan; acht het van belang dat de noodzakelijke voorwaarden worden geschapen om het toetredingsproces van IJsland af te ronden en ervoor te zorgen dat de toetreding van het land een succes wordt;
Politieke criteria
3. is verheugd over het vooruitzicht een land met een ver in de geschiedenis teruggaande en krachtige democratische traditie en maatschappelijke cultuur als nieuwe lidstaat op te nemen;
4. wijst op de nauwe historische banden van IJsland met Noord-Europa en de succesvolle Europees-Atlantische samenwerking gedurende meer dan 60 jaar;
5. neemt met tevredenheid kennis van de oprichting van de grondwettelijke raad en van het lopende beoordelingsproces van de IJslandse grondwet dat gericht is op vergroting van de democratische waarborgen, versterking van de controlemechanismen, verbetering van het functioneren van de overheidsinstellingen en een betere definiëring van hun respectieve functies en bevoegdheden; is tevreden met de inspanningen om de rol en de efficiëntie van het IJslandse parlement (Althing) te vergroten door de toezichtstaken ervan en de transparantie van het wetgevingsproces te versterken;
6. neemt kennis van de herschikking van de IJslandse regering van 31 december 2011; spreekt zijn vertrouwen uit dat de nieuwe regering de onderhandelingen met een nog sterkere en vasthoudendere inzet ten aanzien van het toetredingsproces zal voortzetten;
7. prijst IJsland om zijn goede reputatie op het gebied van bescherming van de mensenrechten en het waarborgen van nauwe samenwerking met internationale mechanismen voor de bescherming van de mensenrechten; onderstreept dat de toetreding van IJsland tot de EU de rol van de Unie als wereldwijde voorvechter en beschermer van mensenrechten en fundamentele vrijheden verder zal onderbouwen;
8. is verheugd over de goede vooruitgang die geboekt is bij het verbeteren van de onafhankelijkheid en doelmatigheid van de rechterlijke macht, evenals van de versterking van het beleidskader ter bestrijding van corruptie, hetgeen erkend is door de voorlopige sluiting van Hoofdstuk 23;
9. is voorts verheugd over de op 20 april 2011 door het Althing aangenomen nieuwe mediawet; moedigt de in de zomer van 2011 hiervoor aangewezen parlementaire commissies aan om te werken aan het wetgevingskader op dit terrein en aan de eigendomsconcentratie op de IJslandse mediamarkt en de rol van de IJslandse nationale omroep op de reclamemarkt;
10. spreekt nogmaals zijn steun uit voor het IJslandse Initiatief voor Moderne Media, en ziet uit naar de omzetting in wetgeving en de rechtspraktijk van dit initiatief, dat IJsland en de EU in staat stelt een sterke positie in te nemen met betrekking tot de wettelijke bescherming van de vrijheid van meningsuiting en informatie;
11. herhaalt zijn verzoek aan de IJslandse autoriteiten om de rechten van EU-burgers met betrekking tot hun recht om bij plaatselijke verkiezingen in IJsland te stemmen, te harmoniseren;
12. neemt kennis van de politieke verdeeldheid in de regering en binnen het Althing en de belangrijkste politieke krachten in IJsland, wat het EU-lidmaatschap betreft; spoort aan tot de goedkeuring van algemene strategieën voor de toetreding tot de EU op bepaalde terreinen, met name diegene die niet onder de EER vallen;
13. stelt met genoegen vast dat een aanzienlijk deel van de IJslandse bevolking vóór voortzetting van de toetredingsonderhandelingen is; is verheugd over de steun van de autoriteiten voor een gefundeerd, evenwichtig debat over de toetredingsprocedure en over de betrokkenheid van de IJslandse samenleving bij de maatschappelijke discussies over het EU-lidmaatschap; is van mening dat de opening van het EU-informatiebureau in IJsland de EU de mogelijkheid biedt om de burgers van IJsland alle mogelijke informatie te verstrekken met betrekking tot alle gevolgen van EU-lidmaatschap voor het land en voor de EU zelf;
14. acht het van essentieel belang dat de EU-burgers heldere, volledige en op feiten gebaseerde informatie over de gevolgen van toetreding van IJsland krijgen; verzoekt de Commissie en de lidstaten hierop toe te zien en acht het even belangrijk te luisteren naar en in te gaan op de zorgen en vragen van de burgers en hun standpunten en belangen in aanmerking te nemen;
Economische criteria
15. is verheugd over de nauwe economische banden van IJsland met de EU en over de in het algemeen bevredigende staat van dienst van het land met betrekking tot de tenuitvoerlegging van zijn EER-verplichtingen en zijn vermogen weerstand te bieden aan concurrentiedruk en marktkrachten in de EU op de middellange termijn, mits het zijn aanpak van de huidige zwakke punten met een adequaat macro-economisch beleid en structurele hervormingen voortzet; herinnert er echter aan dat IJsland volledig moet voldoen aan de bestaande EER-verplichtingen, zoals door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA vastgesteld;
16. verzoekt de IJslandse autoriteiten om maatregelen te nemen tegen de nog steeds aanzienlijke overheidsinterventie in het bankwezen; moedigt de IJslandse autoriteiten aan sectoren als energie, luchtvervoer en visserij, die nog steeds tegen buitenlandse concurrentie worden beschermd, geleidelijk te hervormen en open te stellen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het land; steunt in verband hiermee de inspanningen om de oorzaken van de ineenstorting van het IJslandse economische en financiële systeem verder op te helderen; benadrukt dat uitbanning van protectionisme een voorwaarde is voor duurzame economische ontwikkeling;
17. prijst IJsland voor zijn geslaagde voltooiing van het economisch herstelprogramma met het IMF, dat gericht was op economische en begrotingsconsolidatie;
18. neemt verheugd kennis van de goede economische vooruitgang die al is geboekt en van de uitgebreide herstructureringen en hervormingen die zijn doorgevoerd in de financiële sector; moedigt de IJslandse autoriteiten aan hun inspanningen voort te zetten om de werkloosheid terug te dringen en in het bijzonder de jeugdwerkloosheid;
19. is verheugd over de goedkeuring van de IJslandse Beleidsverklaring 2020 en moedigt de regering aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) in het land te stimuleren door de aanwezigheid ervan op de internationale markt te faciliteren en door adequate toegang tot financiële middelen te verstrekken;
20. neemt kennis van de goedkeuring door het Althing van de herziene strategie voor de afschaffing van de controle op kapitaalverkeer, die de IJslandse autoriteiten in overleg met het IMF hebben voorbereid, en van de constructieve dialoog op dit gebied tussen IJsland en de EU; wijst erop dat de afschaffing van de controle op kapitaalverkeer een belangrijke voorwaarde is voor de toetreding van het land tot de EU;
21. wijst erop dat het Icesave-geschil op dit moment nog niet is opgelost; benadrukt dat de Icesave-kwestie buiten de toetredingsonderhandelingen om moet worden opgelost en geen obstakel mag zijn in het toetredingsproces van IJsland; neemt kennis van het besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA om de zaak-Icesave aan het Hof van de EER voor te leggen en van de uitspraak van het hooggerechtshof van IJsland betreffende de handhaving van de noodwet van 6 oktober 2008; waardeert de aanhoudende inzet van de IJslandse autoriteiten om dit geschil op te lossen en is ingenomen met de eerste gedeeltelijke betalingen aan de preferente schuldeisers bij de liquidatie van Landsbanki Íslands hf, die naar schatting bijna een derde van de erkende preferente schuldvorderingen uitmaken;
Vermogen de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen
22. dringt er bij IJsland op aan de voorbereidingen voor aanpassing aan het EU-acquis op te voeren, met name op terreinen die niet onder de EER vallen, en ervoor te zorgen dat deze maatregelen worden uitgevoerd en gehandhaafd als het moment van toetreding daar is;
23. neemt kennis van de resultaten van de onderzoeksprocedure; is verheugd over de door IJsland uitgesproken ambitie om alle onderhandelingshoofdstukken te openen tijdens het Deense voorzitterschap; hoopt dat de toetredingsonderhandelingen tijdens dit voorzitterschap voorspoedig zullen verlopen en beklemtoont tegelijk dat moet worden voldaan aan de openingscriteria in Hoofdstuk 11 - Landbouw en plattelandsontwikkeling en Hoofdstuk 22 - Regionaal beleid en structurele maatregelen en de afsluitingscriteria voor Hoofdstuk 5 - Overheidsopdrachten, Hoofdstuk 10 - Informatiemaatschappij en media en Hoofdstuk 33 - Financiële en budgettaire bepalingen;
24. juicht de lopende consolidering van de ministeries toe, erkent de doelmatigheid en bekwaamheid van de IJslandse overheid en steunt het algemeen doel om de bestuurlijke en coördinerende capaciteit van de IJslandse ministeries te vergroten;
25. is verheugd over de verdere inspanningen die worden geleverd om de institutionele tekortkomingen in de financiële sector aan te pakken en de vooruitgang die is geboekt bij de versterking van de regelgevings- en toezichtspraktijken in het bankwezen;
26. dringt er, tegen de achtergrond van het feit dat zowel het gemeenschappelijk visserijbeleid als het IJslandse visserijbeleid momenteel worden herzien, bij IJsland en de EU op aan dit hoofdstuk van de onderhandelingen op constructieve wijze aan te pakken, teneinde tot een wederzijds bevredigende oplossing te komen voor duurzaam beheer en exploitatie van de visbestanden in het kader van het acquis dat dan van toepassing zal zijn;
27. acht het belangrijk dat voorbereidingen worden getroffen zodat de noodzakelijke administratieve structuren adequaat zijn aangepast voor de volledige deelname van IJsland aan het GLB vanaf de dag van toetreding, met inachtneming van de bijzonderheden van de IJslandse landbouw, in het bijzonder met betrekking tot de bestaande zelfvoorziening van het land op het gebied van voedsel, en het lopende hervormingsproces van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
28. betreurt dat de recente bijeenkomst van de vier kuststaten, IJsland, de EU, Noorwegen en de Faeröer over het beheer van de makreelvisserij in de Noordoostelijke Atlantische Oceaan in 2012 is afgesloten zonder dat een overeenkomst is bereikt en moedigt alle kuststaten aan een extra inspanning te leveren om voort te gaan met de onderhandelingen over een oplossing voor het makreelgeschil op basis van realistische voorstellen, rekening houdend met historische rechten en met het advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, om de toekomst van de bestanden veilig te stellen, de werkgelegenheid in de pelagische visserij te beschermen en te handhaven en te zorgen voor een langetermijngeoriënteerde, duurzame visserij; neemt kennis van het voorstel van de Commissie om handelsmaatregelen te introduceren ter bestrijding van niet-duurzame visserijpraktijken;
29. is van mening dat IJsland, dat bijna al zijn stationaire energie haalt uit hernieuwbare bronnen, een waardevolle bijdrage kan leveren aan het beleid van de EU door zijn ervaring met hernieuwbare energie, met name wat het gebruik van energie uit aardwarmte, de bescherming van het milieu en maatregelen tegen de klimaatverandering betreft; is er ook overtuigd dat intensievere samenwerking op dit gebied een positief effect op de investeringen en bijgevolg op de economische situatie en de werkgelegenheid in IJsland en de EU kan hebben;
30. stelt evenwel vast dat de meningen tussen de EU en IJsland uiteen blijven lopen als het gaat over het beheer van dierlijk leven in zee, met name de walvisjacht; herinnert eraan dat het verbod op de walvisvangst deel uitmaakt van het EU-acquis en dringt aan op uitvoerigere discussies over de eventuele afschaffing van de walvisjacht en de handel in walvisproducten;
31. is verheugd over het feit dat IJsland voortdurende steun biedt aan civiele GVDB-operaties en zich aansluit bij het merendeel van de verklaringen en besluiten op het gebied van het GBVB; benadrukt dat als onderdeel van de pretoetredingsprocedure van IJsland wordt verwacht dat het zijn standpunten coördineert met de EU op alle internationale fora, inclusief de WTO;
Regionale samenwerking
32. is van mening dat de toetreding van IJsland tot de EU de kansen van de Unie om een actievere en constructievere rol te spelen in Noord-Europa en het Noordpoolgebied aanmerkelijk zal doen toenemen en daarmee zal bijdragen tot multilateraal bestuur en duurzame beleidsoplossingen in dit gebied, omdat problemen in het Noordpoolgebied een gedeelde zorg zijn; is van mening dat IJsland een strategisch bruggenhoofd in de regio kan worden en dat zijn toetreding tot de EU de Europese aanwezigheid in de Arctische Raad verder zou versterken;
33. vindt het een positieve zaak dat IJsland deelneemt aan de activiteiten van de Noordse Raad, de activiteiten van de Raad van de Oostzeestaten (Council of the Baltic Sea States, CBSS), het EU-beleid voor de noordelijke dimensie, de activiteiten van de Euro-Arctische Raad voor de Barentszzee, de activiteiten van de Arctische Raad en de samenwerking tussen Noordelijke en Oostzeestaten (NB8); beschouwt de aanneming van een resolutie over een IJslands „beleid voor het hoge Noorden”, die is aangenomen door het Althing in maart 2011, als een bewijs van de grotere bereidheid van IJsland om een actieve rol te spelen in het Noordpoolgebied in het algemeen;
34. onderstreept de behoefte aan een doeltreffender en beter gecoördineerd beleid van de Europese Unie voor het Noordpoolgebied en is van mening dat de toetreding van IJsland tot de EU zowel de stem van de EU in het Noordpoolgebied als de Noord-Atlantische dimensie van het buitenlands beleid van de Unie zal versterken;
o o o
35. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de voorzitter van het Althing en de regering van IJsland.
– gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en Bosnië en Herzegovina anderzijds, die op 16 juni 2008 werd ondertekend, en door alle EU-lidstaten en Bosnië en Herzegovina is geratificeerd,
– gezien Besluit 2008/211/EG van de Raad van 18 februari 2008 over de principes, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europees Partnerschap met Bosnië en Herzegovina en tot intrekking van Besluit 2006/55/EG(1),
– gezien Besluit 2011/426/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina(2),
– gezien de conclusies van de Raad over Bosnië en Herzegovina, van 21 maart 2011, 10 oktober 2011 en 5 december 2011,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2011-2012” (COM(2011)0666) en het op 12 oktober 2011 goedgekeurde voortgangsverslag 2011 betreffende Bosnië en Herzegovina (SEC(2011)1206),
– gezien zijn resolutie van 17 juni 2010 over de situatie in Bosnië en Herzegovina(3),
– gezien de gezamenlijke verklaring van de 13e interparlementaire bijeenkomst van het Europees Parlement en de parlementaire vergadering van Bosnië en Herzegovina, gehouden te Brussel op 19-20 december 2011,
– gezien artikel 110, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie zich blijft inzetten voor een soeverein en verenigd Bosnië en Herzegovina; overwegende dat het een van de uitgangspunten van het EU-beleid is om de vooruitgang van het land op weg naar het EU-lidmaatschap te versnellen en zo bij te dragen aan een verbetering van de levenskwaliteit van alle burgers; overwegende dat voor deze vooruitgang goed werkende instellingen op alle niveaus en de betrokkenheid van de politieke leiders van het land vereist zijn;
B. overwegende dat de toekomst van Bosnië en Herzegovina binnen de Europese Unie ligt en dat het vooruitzicht van het EU-lidmaatschap een van de factoren vormt die de bevolking van het land het meest bindt;
C. overwegende dat de eerste verantwoordelijkheid voor een succesvol EU-toetredingsproces bij deze potentiële kandidaat-lidstaat ligt en dat de voorbereidingen in eerste instantie moeten worden getroffen door degenen die gekozen zijn door en verantwoording moeten afleggen aan de burgers, conform een gedeelde visie op de urgente politieke, economische en sociale problemen; overwegende dat Bosnië en Herzegovina alleen als één land uitzicht heeft op EU-lidmaatschap, en overwegende dat het ondermijnen van de overheidsinstellingen ertoe zal leiden dat de burgers niet de vruchten kunnen plukken van EU-integratie;
D. overwegende dat de leiders van de politieke partijen na een politieke impasse van ongeveer vijftien maanden een principeakkoord hebben bereikt over een nieuwe centrale regering die sindsdien ook is gevormd;
E. overwegende dat het land vanwege de politieke en institutionele impasse de hoognodige hervormingen die erop gericht zijn het land dichter bij de EU te brengen, niet heeft kunnen doorvoeren, met name op cruciale gebieden zoals staatsvorming, bestuur, invoering van de rechtsstaat en aanpassing aan Europese normen; overwegende dat het ontbreken van een centrale regering ook van invloed is geweest op het vermogen om te komen tot een coherente economische en fiscale beleidsvorming;
F. overwegende dat een grondwetsherziening van essentieel belang is om Bosnië en Herzegovina om te vormen in een doeltreffende en goed functionerende staat;
G. overwegende dat er in een land met verschillende bestuursniveaus sterke coördinatie tussen de verschillende actoren, alsmede oprechte samenwerking vereist is zodat het land beter in staat is met één stem te spreken; overwegende dat geen enkel coördinatiemechanisme de broodnodige politieke wil kan vervangen; overwegende dat samenwerking kan leiden tot tastbare resultaten ten behoeve van alle burgers, zoals de afschaffing van de visumplicht, maar dat het in veel gevallen aan de nodige coördinatie schort;
H. overwegende dat de beleidsdoelstellingen in de versterkte rol van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) en het delegatiehoofd (DH) bestaan uit het geven van advies namens de EU, de facilitering van het politieke proces en het waarborgen van consistentie en coherentie in het EU-beleid;
I. overwegende dat de ingewikkelde structuur van het rechtswezen met het ontbreken van een hooggerechtshof op staatsniveau, het gebrek aan harmonisatie tussen de vier binnenlandse jurisdicties, de inmenging van de politiek in het rechtswezen en de uitdagingen voor de bevoegdheden van de rechtscolleges op staatsniveau de werking van het rechtsstelsel ondermijnen en de hervormingsinspanningen belemmeren;
J. overwegende dat de in 2003 opgerichte politiemissie van de Europese Unie is verlengd tot 30 juni 2012 met het oog op de overheveling van toekomstige activiteiten naar financiering met communautaire instrumenten, en de invoering van een strategische adviestaak op het gebied van de rechtshandhaving en de strafrechtspraak op het kantoor van de speciale vertegenwoordiger van de EU;
K. overwegende dat Bosnië en Herzegovina assistentie verleent in lopende rechtszaken over oorlogsmisdaden en beroepsprocedures, en dat het zijn medewerking verleent aan overgedragen zaken;
L. overwegende dat corruptie de sociaaleconomische en politieke ontwikkeling van het land ernstig blijft aantasten;
M. overwegende dat mensenhandel een ernstig misdrijf is en een grove schending van de mensenrechten vormt; overwegende dat Bosnië en Herzegovina een land van herkomst, doorvoer en bestemming voor de handel in mensen is, in het bijzonder vrouwen en meisjes;
N. overwegende dat de geringe kans op het vinden van een baan, met name voor jongeren, de vooruitgang van het land belemmert en bijdraagt aan sociale onvrede;
O. overwegende dat samenwerking met de andere landen in de regio een absolute vereiste is voor duurzame vrede en verzoening in Bosnië en Herzegovina en op de westelijke Balkan;
Algemene opmerkingen
1. is verheugd over de vorming van een nieuwe centrale regering na het akkoord dat politieke leiders hebben bereikt over een scala aan belangrijke kwesties; roept op tot volledige uitvoering van dat akkoord door onopgeloste problemen aan te pakken, waaronder de goedkeuring van de staatsbegroting 2012 en de benoeming van directeuren voor overheidsinstanties; verzoekt de politieke elite voort te bouwen op deze positieve ontwikkeling, die een nieuwe impuls kan geven aan het EU-integratieproces, en zich tevens opnieuw in te zetten voor een constructieve dialoog over andere belangrijke hervormingen;
2. is bezorgd over de geringe vooruitgang die is geboekt door Bosnië en Herzegovina als potentiële kandidaat-lidstaat van de EU op weg naar stabilisatie en sociaaleconomische ontwikkeling; is echter van mening dat vooruitgang richting EU-integratie mogelijk is ten behoeve van de burgers van Bosnië en Herzegovina, mits vastberadenheid, politieke verantwoordelijkheid, bereidheid tot het sluiten van compromissen en een gedeelde visie op de toekomst van het land de leidraad vormen voor verdere acties; spoort de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina ertoe aan nadere concrete maatregelen te treffen om het land weer stevig op koers naar de EU te brengen;
3. herinnert alle politieke actoren in Bosnië en Herzegovina aan het feit dat hervormingen op weg naar de Europese integratie de burgers van Bosnië en Herzegovina ten goede moeten komen en dat het hun verantwoordelijkheid ten opzichte van hun burgers is om compromissen te sluiten, te zorgen voor een doeltreffende coördinatie, en overeenstemming te bereiken over hervormingen en deze door te voeren; wijst er opnieuw op dat een goed functionerende overheid, centrale regering en administratie ook voorwaarden zijn voor een succesvolle aanvraag van het EU-lidmaatschap; dringt er bij alle politieke actoren op aan de nodige grondwetswijzigingen en andere fundamentele hervormingen door te voeren en zich te concentreren op het creëren van de voorwaarden voor inwerkingtreding van de stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO); benadrukt dat lokale inbreng en politiek engagement onontbeerlijk zijn voor succesvolle EU-steun; verzoekt de autoriteiten van het land met het oog hierop de benodigde structuur op te zetten voor het gedecentraliseerd beheer (DIS) van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA); benadrukt dat de coördinatiemechanismen voor de planning van toekomstige financiële steun van de EU moeten worden versterkt, met name in het kader van het IPA-programma;
4. is ervan overtuigd dat versterking van de centrale overheid niet neerkomt op verzwakking van de entiteiten, maar juist de voorwaarden schept voor een doelmatig centraal bestuur dat in staat is om het hele land voor te bereiden op EU-toetreding, in nauwe samenwerking met de verschillende bestuurslagen; benadrukt daarom dat de administratieve capaciteiten op alle bestuursniveaus in verband met EU-aangelegenheden, alsmede de coördinatie tussen de respectieve autoriteiten bij het plannen van de financiële steun van de EU en in alle sectoren die relevant zijn voor de omzetting van EU-wetgeving, moeten worden versterkt;
5. veroordeelt het gebruik van opruiende taal en acties, aangezien die het proces van interetnische verzoening en de werking van de staatsstructuren ondermijnen;
Versterkte aanwezigheid van de EU
6. is verheugd over de algemene strategie van de EU ten opzichte van Bosnië en Herzegovina, inclusief de versterking van de aanwezigheid van de EU in Bosnië en Herzegovina door de oprichting van een sterkere EU-vertegenwoordiger die optreedt als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) en delegatiehoofd (DH); prijst de SVEU/DH voor het steunen van Bosnië en Herzegovina in EU-gerelateerde zaken en voor het faciliteren van een EU-integratieproces dat gekenmerkt wordt door lokale inbreng; steunt de SVEU/DH volledig in zijn ambitie om de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina te helpen de EU-agenda in het politieke proces te verankeren door te zorgen voor consistentie, coördinatie en samenhang in het optreden van de Unie; dringt er in dit verband bij alle politieke actoren op aan nauw met de SVEU samen te werken; wijst andermaal op de noodzaak om de versterkte aanwezigheid van de EU vorm te geven middels duidelijke en allesomvattende strategieën voor de uiteenlopende problemen en tegelijkertijd middels sterke en coherente steun van alle EU-lidstaten voor de SVEU/HD; merkt in dit verband op dat de EU voldoende middelen, inclusief personeel, moet toewijzen om aanwezig te kunnen zijn in het hele land zodat de SVEU/DH de vereiste doelstellingen kan halen;
7. verzoekt de internationale gemeenschap te bespreken of het nodig is de „5+2”-agenda van de stuurgroep van de Vredesimplementatieraad uit te voeren om het mogelijk te maken het kantoor van de hoge vertegenwoordiger te sluiten, en oplossingen te bedenken om meer ruimte te creëren voor lokale inbreng en verantwoordelijkheid voor de eigen aangelegenheden van Bosnië en Herzegovina, rekening houdend met het feit dat dergelijke stappen geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de stabiliteit van het land, of voor het tempo en het resultaat van de hoognodige hervormingen; wijst er andermaal op dat de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina in dit verband de onopgeloste problemen van staatseigendom en militair eigendom moeten oplossen;
8. merkt met tevredenheid op dat de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) en operatie Althea van EUFOR een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd aan de stabiliteit en veiligheid van Bosnië en Herzegovina, en is van mening dat dit belangrijke elementen zijn van de versterkte algemene EU-strategie voor Bosnië en Herzegovina; prijst de resultaten van de EUPM, die een bijdrage heeft geleverd aan de strijd tegen de georganiseerde misdaad en corruptie door politie en justitie in Bosnië en Herzegovina; wijst op de overeenkomst om de EUPM tegen eind juni 2012 te beëindigen; wijst andermaal op de noodzaak van een ordelijk verlopende overgang van het werk van de EUPM naar door het IPA gefinancierde steunprojecten en naar een strategische adviestaak op het gebied van de wetshandhaving en de strafrechtspraak binnen het kantoor van de SVEU; is verheugd over de uitvoerende militaire rol van Althea ter ondersteuning van de inspanningen van Bosnië en Herzegovina om een veilige en stabiele status-quo te handhaven onder een hernieuwd VN-mandaat; onderstreept dat de vaardigheden en de bekwaamheid van de veiligheidstroepen van Bosnië en Herzegovina verder moeten worden bevorderd voor een grotere lokale inbreng en eigen verantwoordelijkheid;
Politieke criteria
9. herhaalt zijn standpunt dat het land voldoende wetgevende, budgettaire, uitvoerende en justitiële bevoegdheden moet hebben om te kunnen voldoen aan de criteria voor EU-toetreding;
10. is verheugd over het initiatief van het parlementair coördinatieforum dat zich bezighoudt met wetgevingsaspecten van EU-integratie op verschillende bestuursniveaus en eraan moet bijdragen dat de Europese agenda een nationale agenda wordt; beschouwt, hoewel er nog geen overeenstemming kon worden bereikt over concrete grondwetswijzigingen, het werk van het interim-gezamenlijk comité (IJC) als een belangrijke stap in de goede richting omdat politici van Bosnië en Herzegovina voor het eerst op een geïnstitutionaliseerde manier en op open en transparante wijze hebben gedebatteerd over grondwetswijzigingen zonder dat er vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap aanwezig waren, maar met de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld;
11. is bezorgd over het feit dat de sociale dialoog nog steeds zwak is en dat de sociale partners lukraak worden geraadpleegd; spoort de regeringen, zowel op staats- als op entiteitsniveau, van Bosnië en Herzegovina aan de administratieve capaciteit voor samenwerking met ngo's te vergroten en verdere steun te verlenen voor de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld door middel van een grotere inzet bij het opzetten van een sociale dialoog met de partners in kwestie; onderstreept dat de regels voor de erkenning en registratie van sociale partners duidelijker moeten worden gemaakt en dat de nationale wet op de representativiteit van de sociale partners moet worden goedgekeurd;
12. stelt vast dat een grondwetsherziening van essentieel belang blijft om Bosnië en Herzegovina te transformeren in een doeltreffende en volledig functionele staat; doet een beroep op de parlementaire commissie om in dit verband met concrete voorstellen te komen;
13. herhaalt zijn verzoek om overeenstemming te bereiken en volledig gevolg te geven aan de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens in de zaak Sejdić-Finci, en artikel 2 van de SAO betreffende eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten na te leven; herinnert eraan dat er behalve in de zaak Sejdić-Finci ook een algemene noodzaak bestaat om de grondwet zodanig te wijzigen dat een meer pluralistische, democratische en doeltreffende bestuurswijze en staatsstructuur kunnen ontstaan;
14. dringt er bij alle bevoegde autoriteiten op aan de herziening van de respectieve wetgeving te faciliteren en ervoor te zorgen dat er een onafhankelijk, onpartijdig en doelmatig rechtsstelsel wordt opgezet conform internationale en EU-normen, en de rechtsstaat te versterken ten behoeve van alle burgers; is verheugd over het feit dat er via de gestructureerde dialoog over het rechtssysteem lichte vooruitgang is geboekt in het aanbrengen van een balans tussen justitiële bevoegdheden op staats- en entiteitsniveau; dringt er echter bij de regering op aan de hervormingsstrategie voor de justitiële sector op doelmatige wijze ten uitvoer te leggen en pogingen te voorkomen om de rechterlijke instanties op staatsniveau, zoals de Hoge Raad voor justitie en rechtsvervolging, te ondergraven;
15. herhaalt zijn oproep tot mogelijke oprichting van een hooggerechtshof en vraagt dat andere strategische en structurele kwesties met betrekking tot de harmonisatie van de vier verschillende rechtssystemen van Bosnië en Herzegovina consequent aan de orde worden gesteld in de discussie in het kader van de gestructureerde dialoog over justitie; is van mening dat deze strategische kwesties, zoals ook is aangegeven in de hervormingsstrategie voor de justitiële sector, moeten worden besproken in een geest van volledige verantwoordelijkheid in de context van een proces van grondwetsherziening;
16. is verheugd over de geboekte vooruitgang met betrekking tot de voorbereidingen om het internationaal toezicht op het Brcko-district te beëindigen;
17. is verheugd over de aanneming van de kieswet door beide kamers van het parlement van Bosnië en Herzegovina, na de politieke overeenkomst tussen de leiders van de politieke partijen; verzoekt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina dringend de nodige technische voorbereidingen te treffen omdat deze wet niet alleen een duidelijke voorwaarde is voor EU-toetreding maar ook essentieel is voor de sociaaleconomische ontwikkeling van het land;
18. wijst in dit verband andermaal op de verplichting om bijlage VII van het vredesakkoord van Dayton ten uitvoer te leggen om te zorgen voor een duurzame terugkeer van binnenlandse ontheemden, vluchtelingen en andere door het conflict getroffen personen, alsmede voor rechtvaardige, alomvattende en permanente oplossingen voor deze mensen;
19. dringt er bij de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op aan doeltreffend onderzoek in te stellen naar en over te gaan tot vervolging in gevallen van corruptie, alsmede het aantal veroordeelde daders te verhogen; is verheugd over de ambitie om een actieplan te lanceren ter bestrijding van corruptie onder ambtenaren; onderstreept dat de bevolking beter moet worden voorgelicht over wetgeving en praktijken tegen corruptie, en dat een systeem moet worden ingevoerd waarmee burgers gevallen van corruptie kunnen melden; doet tevens een beroep op de regering om, indien nodig met EU-steun, speciale opleidingprogramma's voor politiekorpsen, openbare aanklagers, rechters en andere relevante instanties te ontwikkelen en uit te voeren om hun bewustzijn en kennis van wetgeving en praktijken tegen corruptie te vergroten;
20. is verheugd over de benoeming van de directeuren voor het Agentschap ter voorkoming van corruptie en voor de coördinatie van corruptiebestrijding, en benadrukt tegelijkertijd dat de nodige financiële middelen en mankracht ter beschikking moeten worden gesteld om ervoor te zorgen dat dit agentschap volledig operationeel wordt; steunt alle inspanningen om zo snel mogelijk een operationele overeenkomst met Europol te tekenen;
21. is bezorgd over de geringe vooruitgang die is geboekt op het gebied van het witwassen van geld; verzoekt het parlement de nodige wetswijzigingen aan te nemen, waarmee onder andere de melding van verdachte banktransacties wordt verbeterd, het aantal beslagleggingen op opbrengsten van misdaden wordt vergroot en de efficiëntie van de autoriteiten ter zake toeneemt; dringt aan op het versterken van het departement voor financiële inlichtingen door de onderzoekscapaciteiten daarvan te vergroten; onderstreept dat het belangrijk is structuren op te zetten voor het beheer en de bewaring van in beslag genomen opbrengsten;
22. merkt op dat de afschaffing van de visumplicht niet heeft geleid tot een stijging van het aantal asielaanvragen van burgers uit Bosnië en Herzegovina voor het Schengengebied, Bulgarije en Roemenië; prijst de autoriteiten voor de op bilateraal en multilateraal niveau ingevoerde mechanismen voor gevallen waarin afzonderlijke lidstaten geconfronteerd werden met een tijdelijke stijging van asielaanvragen;
23. doet een beroep op de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina om op actieve wijze de rechten te beschermen en te bevorderen van alle groepen en individuen die moeten worden beschermd tegen directe of indirecte vormen van discriminatie en geweld; stelt met bezorgdheid vast dat de uitvoering van de wetgeving tegen discriminatie zwak blijft en dat de wettelijke voorschriften lacunes vertonen; dringt er bij de regering en het parlement van Bosnië en Herzegovina op aan het wettelijke en institutionele bestel van het land op één lijn te brengen met de internationale en EU-normen op het gebied van LGBT-rechten; verzoekt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina om het maatschappelijk middenveld te versterken en actief te betrekken bij het opstellen en uitvoeren van beleid op het gebied van mensenrechten;
24. wijst op de vooruitgang die is geboekt in de uitvoering van de strategie ten aanzien van de Roma en de actieplannen voor huisvesting en werkgelegenheid; roept op tot verdere inspanningen op deze terreinen, aangezien de Roma-bevolking blijft kampen met discriminatie en moeilijke levensomstandigheden;
25. onderstreept dat er samen met de internationale gemeenschap doeltreffend moet worden opgetreden tegen mensenhandel om de daders te vervolgen, de slachtoffers bescherming en compensatie te bieden, en het bewustzijn te vergroten om te voorkomen dat de autoriteiten en de samenleving hen opnieuw tot slachtoffer maken; roept op tot nauwere samenwerking en partnerschap tussen de bevoegde instanties op diverse beleidsgebieden en ngo's uit het land en de regio; dringt aan op de vergroting van het bewustzijn van de politiekorpsen van Bosnië en Herzegovina ten aanzien van de mensenhandel door het ontwikkelen van speciale opleidingen; is van mening dat de EU steun moet blijven verlenen op het gebied van de mensenhandel aan en vraagt om nauwe samenwerking in dezen tussen DG Uitbreiding, DG Binnenlandse zaken en de EU-coördinator voor de bestrijding van de mensenhandel;
26. erkent dat er wettelijke voorschriften ter waarborging van de rechten van vrouwen en gendergelijkheid bestaan, maar is bezorgd over het feit dat op dit terrein slechts beperkte vooruitgang is geboekt; dringt er bij de regering van Bosnië en Herzegovina op aan te streven naar een grotere participatie van vrouwen aan de politiek en de arbeidsmarkt; spoort de regering bovendien aan om de steun te verhogen voor activiteiten en initiatieven ter bestrijding van discriminerende gewoontes, tradities en stereotypen die de grondrechten van vrouwen ondermijnen;
27. verzoekt de instanties van Bosnië en Herzegovina in nauwe samenwerking met de internationale gemeenschap op te treden tegen extremisme en religieuze haat en gewelddadigheden; roept op tot bewustmaking over, onderzoek naar en de uitbanning van alle soorten extremistische bedreigingen op de hele westelijke Balkan;
28. roept de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina onafhankelijke en gevarieerde media die vrij zijn van politieke inmenging te versterken en de media in staat te stellen vrijelijk vanuit alle delen van het land berichtgeving te verzorgen; betreurt de continue politieke druk op de media van het land, alsmede de bedreigingen van journalisten; dringt er verder op aan het probleem van de sterke politieke en etnische versnippering en polarisatie van de media aan te pakken;
Behandeling van oorlogsmisdaden
29. prijst de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina, zowel op staats- als op entiteitsniveau, omdat zij snel en adequaat hebben gereageerd op verzoeken van het Internationaal Oorlogstribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY);
30. dringt er bij alle bevoegde instanties op aan de capaciteit van de openbare ministeries en rechtbanken voor de behandeling van oorlogsmisdaden in Bosnië en Herzegovina te versterken, de grote achterstand in zaken over oorlogsmisdaden weg te werken, zich te buigen over de hantering van verschillende wetboeken van strafrecht die resulteert in ongelijke veroordelingen, en snellere vooruitgang te boeken bij de getuigenbescherming en de tenuitvoerlegging van de nationale strategie voor oorlogsmisdaden; benadrukt dat de procedure voor de verwijzing van zaken over oorlogsmisdaden door justitiële instanties op staatsniveau naar andere bevoegde instanties gewaarborgd moet worden aan de hand van objectieve en transparante criteria; veroordeelt alle politiek gemotiveerde aanvallen op de uitspraken van het gerechtshof van Bosnië en Herzegovina in zaken over oorlogsmisdaden; dringt er bij de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op aan meer vaart te zetten achter de vervolging van seksuele misdrijven die begaan zijn tijdens de oorlog en ervoor te zorgen dat de slachtoffers recht wordt gedaan en dat zij schadeloos worden gesteld;
31. is verheugd over de ontwikkeling van een strategie ten behoeve van de slachtoffers van oorlogsmisdaden van seksuele aard met het oog op de rechtstreekse toekenning aan de slachtoffers van een toereikende schadeloosstelling en economische, sociale en psychologische ondersteuning met inbegrip van een optimale dienstverlening ter ondersteuning van de psychische en lichamelijke gezondheid; doet een beroep op de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina om programma's te ontwikkelen en toereikende middelen toe te kennen voor de bescherming van getuigen; onderstreept in dit verband het belang van een betere coördinatie tussen de verschillende gerechtelijke instanties en van snellere procedures voor de vervolging van oorlogsmisdaden van seksuele aard; verzoekt de Commissie en andere internationale donoren de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op dit vlak bij te staan met financiële middelen en expertise ten behoeve van de slachtoffers van oorlogsmisdaden van seksuele aard; neemt er nota van dat het Ministerie van Mensenrechten en Vluchtelingen van Bosnië en Herzegovina, met steun van het UNFPA, tot taak heeft bovengenoemde strategie verder te ontwikkelen door een werkgroep van deskundigen op te richten; neemt er nota van dat de Republika Srpska is verzocht vertegenwoordigers van haar bevoegde ministeries aan te wijzen om deel te nemen, maar dat tot dusver niet heeft gedaan; vraagt de autoriteiten van de Republika Srpska actief deel te nemen aan deze essentiële inspanning om de strategie goed te keuren en uit te voeren;
32. is bezorgd over het feit dat Bosnië en Herzegovina nog steeds niet beschikt over een detentiefaciliteit op staatsniveau waarin gevangenen kunnen worden vastgehouden die zijn veroordeeld voor ernstige misdrijven, met inbegrip van oorlogsmisdaden; is verheugd over de gevangenneming van Radovan Stanković, die uit de gevangenis van Foča ontsnapt was nadat het staatsgerechtshof van Bosnië en Herzegovina hem had veroordeeld tot 20 jaar gevangenis voor misdaden tegen de menselijkheid, met inbegrip van verkrachting, slavernij en foltering;
33. roept de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op om de duurzame terugkeer van vluchtelingen en binnenlandse ontheemden te bevorderen en te voltooien, alsmede om een relevante strategie te bepalen; moedigt de plaatselijke autoriteiten ten zeerste aan een infrastructuur te garanderen voor succesvolle terugkeer; moedigt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina aan zich te blijven inzetten voor de tenuitvoerlegging van het proces van de verklaring van Sarajevo inzake vluchtelingen, door werk te maken van de belangrijkste aandachtspunten, te weten gezondheidszorg, werkgelegenheid en maatschappelijke dienstverlening;
34. wijst in dit verband andermaal op het belang van de volledige uitvoering van de actiestrategie tegen mijnen; onderstreept dat toekomstige wetgeving inzake mijnenbestrijding zich adequaat moet bezighouden met de bevoegdheden op het gebied van fondsenverwerving, de administratieve en beheerscapaciteiten en de coördinatie van ontmijningsmaatregelen, zoals de Commissie heeft benadrukt;
35. wijst op de uitspraak van het constitutionele hof van Bosnië en Herzegovina dat de wet op het burgerschap in strijd is met de grondwet; herhaalt de oproep van het constitutionele hof aan de parlementaire vergadering om de wet binnen een half jaar te wijzigen; dringt aan op de onverwijlde tenuitvoerlegging van de uitspraak van het hof;
Onderwijs
36. verzoekt de nieuwe regering, hoewel enige vooruitgang kan worden geconstateerd bij de verbetering van het algemene onderwijskader, onder andere de coördinatie tussen de 13 ministeries van Onderwijs en het departement van onderwijs van het district Brcko te verbeteren, de versnippering van het onderwijssysteem te verminderen en ervoor te zorgen dat scholen een inclusiever karakter krijgen;
37. dringt er, gezien het cruciale belang van onderwijs voor de totstandbrenging van een multi-etnische samenleving, bij alle regeringen in Bosnië en Herzegovina op aan te zorgen voor een inclusief, niet-discriminerend onderwijssysteem, en een einde te maken aan de segregatie van verschillende etnische groeperingen (twee scholen onder één dak) door in het gehele land gemeenschappelijke onderwijsprogramma's te ontwikkelen en geïntegreerde klassen samen te stellen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of gerichte EU-steun kan helpen om een einde te maken aan de segregatie in het onderwijssysteem;
38. dringt er bij de nieuwe regering en de bevoegde instanties van de entiteiten, de kantons en het district Brcko op aan meer werk te maken van het actieplan inzake de onderwijsbehoeften van de Roma en te zorgen voor adequate financiering voor de tenuitvoerlegging ervan; dringt er bij de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op aan manieren te vinden om alle Roma-kinderen bij hun geboorte te laten registreren zodat ze allemaal in aanmerking komen voor onderwijs;
39. benadrukt dat de kwaliteit van het onderwijs in het algemeen moet worden verbeterd om aan te sluiten op de eisen van de arbeidsmarkt; dringt er bij de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op aan de tekortkomingen in de beroepsopleidingen aan te pakken, en er onder andere om economische redenen voor te zorgen dat er een begin gemaakt wordt met de accreditatie van onderwijsinstellingen en dat de bureaus die belast zijn met de erkenning van titels en diploma's volledig operationeel zijn;
40. dringt er bij de nieuwe regering op aan de nodige stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat de relevante partijen in Bosnië en Herzegovina eindelijk van de gelegenheid gebruik zullen maken om deel te nemen aan de educatieve mobiliteitsprogramma's van de Europese Unie, waar zij al sinds 2007 de mogelijkheid toe hebben;
41. doet een beroep op de autoriteiten om duidelijkheid te scheppen in het juridische kader voor culturele instellingen zoals het nationale museum, de nationale bibliotheek en het museum voor geschiedenis, en ervoor te zorgen dat deze instellingen behouden blijven;
Sociaaleconomische problemen
42. wijst op de lagere levenstandaard en de stijgende werkloosheid, met name onder jongeren in de leeftijdscategorie tussen 18 en 24 jaar; is ervan overtuigd dat economische voorspoed en het uitzicht op een baan, met name voor jongeren, van cruciaal belang zijn voor de verdere ontwikkeling van het land; verzoekt de nieuwe regering om de economische groei aan te wakkeren die tot nu toe wordt belemmerd door de haperende bestuursstructuur, de buitensporig omvangrijke en kostbare overheidsbureaucratie en de langdurige problemen met georganiseerde misdaad en corruptie;
43. moedigt de leiders van het land en het bedrijfsleven aan alles in het werk te stellen om het vertrouwen van investeerders te herstellen en een ondernemersvriendelijk milieu te creëren nu Bosnië en Herzegovina wat betreft investeringsklimaat naar de laatste plaats is gezakt in de regio;
44. is verheugd over de uitvoering van de Wet op kleine bedrijven (Small Business Act) en de inspanningen van de Raad van ministers en de entiteiten om financiële steunmaatregelen te treffen ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf (MKB); onderstreept tevens dat er acuut een overheidsregister moet worden aangelegd voor het aanmaken van bedrijfsstatistieken, en één enkel MKB-registratiesysteem voor het hele land, waarmee de uitbreiding van het MKB zal worden vergemakkelijkt;
45. dringt er bij de nieuwe regering en de regeringen van de entiteiten op aan om op gecoördineerde wijze de gevolgen van de economische crisis aan te pakken, een gezond fiscaal beleid te steunen en haar goedkeuring te hechten aan de staatbegroting 2012 en het algemeen kader voor fiscaal beleid 2012-2014; is van mening dat de economische herstructurering moet worden versneld, met name in de Federatie; doet een beroep op de regering om te zorgen voor de nodige begrotingsmiddelen voor de op stapel staande gemeenteraadsverkiezingen in 2012;
46. dringt er bij de nieuwe regering op aan om haar inspanningen te richten op de hervormingen die nodig zijn voor de toetreding van Bosnië en Herzegovina tot de Wereldhandelsorganisatie om een nog gunstiger ondernemingsklimaat en buitenlandse investeringen in de hand te werken;
47. herhaalt zijn oproep aan alle betrokkenen om zich in te zetten voor de voltooiing van één economische markt voor het hele land door de economische beleidscoördinatie tussen de entiteitsregeringen te versterken, obstakels voor een toereikend rechtskader uit de weg te ruimen en ervoor te zorgen dat bedrijven landelijk met elkaar concurreren;
48. is verheugd over de aanneming van de wet inzake overheidssteun door beide kamers van de parlementaire vergadering van Bosnië en Herzegovina; stelt vast dat deze wet een van de voorwaarden is om de SAO in werking te laten treden; doet een beroep op de autoriteiten om de uitvoeringsvoorschriften van deze wet af te stemmen op het acquis;
49. verzoekt de nieuwe regering een efficiënt en duurzaam stelsel van sociale zekerheid te ontwikkelen, alsmede ervoor te zorgen dat sociale uitkeringen meer bij de juiste personen terechtkomen; verzoekt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina zich extra in te spannen op de gebieden werkgelegenheid, sociale cohesie en gendergelijkheid; acht het van essentieel belang dat de coördinatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt wordt verbeterd om beter te kunnen voldoen aan de eisen van de arbeidsmarkt;
50. dringt er bij de centrale regering en de entiteitsregeringen op aan de obstakels op te heffen die bijdragen aan de lage arbeidsmobiliteit in het land, en wel door de bepalingen van de verschillende arbeidswetgevingen en pensioen- en socialezekerheidsstelsels tussen de entiteiten en tussen de kantons te harmoniseren, waardoor de mobiliteit en overdraagbaarheid van uitkeringen in het hele land zouden worden gestimuleerd;
51. onderstreept het feit dat Bosnië en Herzegovina de voornaamste verdragen inzake arbeidsrechten van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en het herziene Europees Sociaal Handvest heeft geratificeerd; vestigt de aandacht op het feit dat de arbeids- en vakbondsrechten nog steeds beperkt zijn, en doet een beroep op de regering van Bosnië en Herzegovina om deze rechten te versterken en zich in te zetten voor de harmonisatie van het desbetreffende wettelijke kader in het hele land;
52. verzoekt de Commissie om een gedetailleerde routekaart voor te stellen om de mobiliteit op en de toegang van studenten, stagiairs en werknemers tot de arbeidsmarkt en het onderwijs in de Europese Economische Ruimte te bevorderen, met inbegrip van programma's voor circulaire arbeidsmigratie;
Regionale samenwerking
53. prijst Bosnië en Herzegovina voor zijn proactieve rol in het proces van de verklaring van Sarajevo, alsmede bij de aanneming van de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van Bosnië en Herzegovina, Servië, Kroatië en Montenegro over het beëindigen van de hervestiging, en het bieden van duurzame oplossingen voor kwetsbare vluchtelingen en binnenlandse ontheemden;
54. verwelkomt de inspanningen om de nog bestaande problemen tussen Bosnië en Herzegovina, Servië en Kroatië op te lossen, en is verheugd dat deze inspanningen de afgelopen maanden zijn toegenomen; moedigt alle partijen, inclusief de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina, aan bijzondere aandacht te schenken aan bilaterale en regionale samenwerking op het gebied van justitie en veiligheid;
55. dringt er bij Bosnië en Herzegovina op aan, nu er tussen Bosnië en Herzegovina en Servië sprake is van goed nabuurschap, de ondertekening van het protocol inzake de uitwisseling van bewijs in zaken die betrekking hebben op oorlogsmisdaden niet uit te stellen en nauwer samen te werken op dit gevoelige terrein; is echter verheugd over de bilaterale overeenkomst tussen Bosnië en Herzegovina en Servië over de samenwerking op het gebied van de uitwisseling van informatie bij de bestrijding van georganiseerde misdaad, smokkel en handel in drugs en menselijke organen, illegale migratie en terrorisme;
56. verzoekt de regering van Bosnië en Herzegovina en de buurlanden alles in het werk te stellen om de grensconflicten met hun buren tot een goed einde te brengen, hetzij via bilaterale overeenkomsten, hetzij met andere middelen; onderstreept dat bilaterale problemen op vastberaden wijze dienen te worden opgelost door de betrokken partijen, in een geest van goed nabuurschap en rekening houdend met de algemene belangen van de EU;
57. verzoekt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina, aangezien de toetreding van Kroatië tot de EU ook bilaterale gevolgen zal hebben, alles in het werk te stellen om de relevante wetgeving van Bosnië en Herzegovina op de desbetreffende bestuursniveaus in overeenstemming te brengen met de EU-wetgeving op het gebied van veterinaire en fytosanitaire en voedselveiligheid, alsmede om bij een aantal grensovergangen met Kroatië de nodige infrastructuur aan te leggen of te verbeteren om de door de EU vereiste grenscontroles te kunnen uitvoeren;
58. is bezorgd over het feit dat Bosnië en Herzegovina het enige land in de regio is dat geen burgers uit Kosovo binnenlaat op zijn grondgebied; dringt er daarom bij de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op aan om in navolging van Servië en andere landen de benodigde reisdocumenten van burgers uit Kosovo om het land binnen te gaan te accepteren;
o o o
59. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van Bosnië en Herzegovina en zijn entiteiten.