Resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2012 over Belarus, en met name de zaak van Andrzej Poczobut (2012/2702(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Belarus, en met name die van 29 maart 2012(1), 16 februari 2012(2), 15 september 2011(3), 12 mei 2011(4), 10 maart 2011(5), 20 januari 2011(6), 10 maart 2010(7) en 17 december 2009(8),
– gezien de verklaring van 28 juni 2012 van de hoge vertegenwoordiger van de Unie, Catherine Ashton, over de situatie in Belarus,
– gezien de persmededeling van 22 juni 2012 van de OVSE-vertegenwoordiger voor mediavrijheid, Dunja Mijatovic, over de arrestatie van de Pools-Belarussische journalist Andrzej Poczobut,
– gezien de schriftelijke verklaring nr. 523 van 26 juni 2012 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, waarin wordt opgeroepen tot de vrijlating van de Pools-Belarussische journalist Andrzej Poczobut uit de gevangenis in Belarus,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 1 en 2 maart 2012, waarin hij zijn ernstige bezorgdheid uit over de verdere verslechtering van de situatie in Belarus,
– gezien Uitvoeringsbesluit 2012/126/GBVB van de Raad van 28 februari 2012 tot uitvoering van Besluit 2010/639/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus(9),
– gezien de conclusies van de Raad betreffende het aanknopen van een Europese moderniseringsdialoog met de Belarussische samenleving, aangenomen tijdens de 3157e bijeenkomst van de Raad buitenlandse zaken in Brussel op 23 maart 2012,
– gezien Verordening (EU) nr. 354/2012 van de Raad van 23 april 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus(10),
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie, Catherine Ashton, van 28 februari 2012 over het besluit van de Poolse regering en haarzelf om de ambassadeur van Polen in Belarus respectievelijk het hoofd van de EU-delegatie in Minsk terug te roepen,
– gezien Besluit 2012/36/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 tot wijziging van Besluit 2010/639/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus(11),
– gezien resolutie 1857(2012) van 25 januari 2012 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa over de situatie in Belarus, waarin de Raad de voortdurende vervolging van leden van de oppositie en de intimidatie van activisten die zich inzetten voor het maatschappelijk middenveld, onafhankelijke media en mensenrechtenactivisten in Belarus veroordeelt,
– gezien het verslag van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN van 10 april 2012 en resolutie 17/24 van de VN-Mensenrechtenraad van 17 juni 2011 over de mensenrechtensituatie in Belarus,
– gezien de verklaring die tijdens de Top van het oostelijk partnerschap van 7 tot en met 9 mei 2009 in Praag werd aangenomen en de verklaring over de situatie in Belarus die tijdens de Top van het oostelijk partnerschap in Warschau op 30 september 2011 werd aangenomen,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Visegrádgroep, Estland, Letland en Litouwen, in Praag op 5 maart 2012,
– gezien de verklaring van het Belarussische Nationaal platform van het middenveldforum van het oostelijk partnerschap in Minsk op 2 maart 2012,
– gezien de conclusies van de Raad over Belarus, aangenomen tijdens de 3101e bijeenkomst van de Raad buitenlandse zaken op 20 juni 2011,
– gezien de verklaring van 10 april 2011 van de woordvoerder van de hoge vertegenwoordiger van de Unie, Catherine Ashton, over het harde optreden tegen onafhankelijke media in Belarus,
– gezien artikel 19 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens, artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien artikel 19 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948 en de VN-verklaring over de verdedigers van de mensenrechten van december 1988,
– gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de heer Andrzej Poczobut, correspondent van de Poolse krant Gazeta Wyborcza, prominent Pools-Belarussisch minderhedenactivist en voorzitter van de vereniging van Polen in Belarus, op 21 juni 2012 gearresteerd werd in de stad Grodno in Belarus;
B. overwegende dat de flat van de heer Poczobut in Grodno door medewerkers van de aanklager werd doorzocht en dat zijn bezittingen in beslag werden genomen; overwegende dat wetshandhavers vervolgens ook het kantoor van de vereniging van Polen in Grodno hebben doorzocht, dat de heer Poczobut officieel huurt, en computers in beslag hebben genomen;
C. overwegende dat de heer Poczobut op grond van artikel 367 van het Strafwetboek van de Republiek Belarus beschuldigd werd van zogenaamde smaadschriften tegen president Alyaksandr Lukashenka wegens de publicatie van twaalf artikelen op de websites „Charter 97” en „Belarusian Partisan” over onder meer het proces van vorig jaar over de metroaanslagen;
D. overwegende dat de heer Poczobut in het verleden reeds drie maanden in de gevangenis heeft doorgebracht en dat er tegen hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar is uitgesproken wegens dezelfde beschuldiging van zogenaamde belediging van de president in een artikel dat gepubliceerd werd in Gazeta Wyborcza en op een Belarussische website; overwegende dat voor hem bijgevolg een beperking of beroving van de vrijheid tot zeven jaar en negen maanden dreigt, de voorwaardelijke straf inbegrepen;
E. overwegende dat de heer Poczobut op 30 juni 2012 voorwaardelijk werd vrijgelaten en zich ertoe heeft moeten verbinden zijn woonplaats niet te verlaten;
F. overwegende dat de Leninski-rechtbank van Grodno op 5 juli 2011 een vonnis heeft geveld waarin de heer Poczobut op grond van deel 1, artikel 368, van het Strafwetboek werd vrijgesproken van belediging van de president, maar op grond van deel 1, artikel 367, van het Strafwetboek schuldig werd bevonden aan smaad van de president;
G. overwegende dat de jongste arrestatie van de heer Poczobut op 21 juni 2012 samenviel met een vreedzame betoging, georganiseerd door de vereniging van Polen en onder zijn leiding, tegen de gedwongen russificatie van een Poolse school in Grodno door het regime van Lukashenka, waarbij ongeveer twintig personen werden opgepakt;
H. overwegende dat de mediawet in Belarus, die in 2008 van kracht is geworden, restrictief van aard is, aangezien journalistieke activiteiten worden gecontroleerd aan de hand van diverse maatregelen zoals televisie- en radiocensuur, toezicht op de activiteiten van onafhankelijke journalisten en controle over uitgeverijen;
I. overwegende dat, overeenkomstig artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, iedereen het recht heeft zonder inmenging een mening te koesteren en het recht heeft deze mening vrij te uiten, terwijl artikel 34 van de grondwet van Belarus de vrijheid van meningsuiting garandeert; overwegende dat onafhankelijke en internationale mediawaarnemers en journalisten constant aanklagen dat de overheid de vrijheid van meningsuiting en de media beperkingen oplegt;
J. overwegende dat Amnesty International de heer Poczobut na zijn arrestatie in april 2011 als gewetensgevangene heeft erkend;
K. overwegende dat de zaak van de heer Poczobut deel uitmaakt van een groter patroon van permanente pesterijen jegens vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, de Poolse minderheid en mensenrechtenactivisten die al aan de gang zijn sinds de presidentsverkiezingen in december 2010 en tot een dramatische verslechtering van de situatie op het vlak van de mensenrechten en burgerlijke en politieke vrijheden in Belarus hebben geleid;
L. overwegende dat er constant melding wordt gemaakt van stelselmatige pesterijen jegens vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in Belarus; overwegende dat er onlangs nog arrestaties hebben plaatsgevonden, onder meer van de democratische oppositieactivisten Alyaksandr Artsybashaw, Paval Vinahradaw en Siarhei Kavalenka, van de journalisten Aliaksandr Barazenka, Siarhei Balai, Alina Radachynskaya en Ina Studzinskay, en van de activisten van de organisatie „Tell the Truth” Hanna Kurlovich, Mikhail Pashkevich, Aliaksandr Ulitsionak en Siarhei Vazniak;
M. overwegende dat Ales Bialiatski, voorzitter van het mensenrechtencentrum Viasna en ondervoorzitter van de Ιnternationale Federatie voor de rechten van de mens (FIDH), die opgesloten zit in een strafkolonie in de stad Bobruiks, onlangs aan nieuwe illegale beperkende maatregelen en druk van de gevangenisadministratie is onderworpen met de duidelijke bedoeling hem te dwingen zijn zogenaamde schuld te bekennen;
N. overwegende dat Aleh Volchek, voormalig hoofd van „Legal Aid to the Population”, een organisatie die rechtsbijstand verleende totdat ze in 2003 werd geliquideerd, op 24 mei 2012 werd gearresteerd door agenten in burger die hem ervan beschuldigden „in het openbaar te vloeken”; overwegende dat hij dezelfde dag werd veroordeeld tot negen dagen administratieve opsluiting, op grond van artikel 17.1 van het Wetboek van administratieve overtredingen („vloeken naar de politie”); overwegende dat de heer Volchek reeds eerder, in januari 2012, werd veroordeeld tot vier dagen administratieve opsluiting wegens zogenaamd obsceen taalgebruik op straat; overwegende dat zijn naam op de lijst staat van personen die Belarus niet mogen verlaten;
O. overwegende dat sinds begin maart 2012 aan vijftien politici van de oppositie, onafhankelijke journalisten en mensenrechtenactivisten onder diverse voorwendsels het recht is ontzegd het land te verlaten, terwijl de Belarussische autoriteiten naar verluidt overwegen een lijst op te stellen van 108 mensenrechten- en oppositieactivisten die een verbod zouden krijgen het land te verlaten;
P. overwegende dat het Belarussische parlement op 14 juni 2012 een aantal amendementen op de staatsveiligheidswet heeft goedgekeurd, die de Belarussische KGB ruime bevoegdheden verlenen, onder meer het vrij gebruik van dwangmaatregelen; overwegende dat de KGB op grond van deze nieuwe wet vrij privé-eigendom mag betreden en zonder beperkingen Belarussische burgers, diplomaten en vertegenwoordigers van internationale instellingen mag arresteren;
Q. overwegende dat in de loop van 2011 minstens 95 journalisten tijdens stilleprotestacties werden vastgehouden, 22 journalisten voor de rechtbank moesten verschijnen en 13 journalisten tot diverse soorten administratieve aanhoudingen werden veroordeeld; overwegende dat de autoriteiten eind 2011 de internetcontroles verder hebben verscherpt, onder meer via bijkomende internetregulering;
R. overwegende dat wordt gevreesd dat de pogingen van de Belarussische autoriteiten om strafzaken tegen oppositieactivisten aan te spannen een voorwendsel zijn om hun wettelijk te verbieden het land te verlaten en contacten te onderhouden met de Verenigde Naties en andere mechanismen;
1. veroordeelt ten zeerste de recente arrestatie van en de beschuldigingen tegen Andrzej Poczobut, een journalist voor de Poolse krant Gazeta Wyborcza;
2. is verheugd over de vrijlating van de heer Poczobut en vraagt dat het onderzoek en alle aanklachten tegen hem worden ingetrokken;
3. is ten zeerste bezorgd over de verslechterende situatie van mensenrechtenactivisten in Belarus, en veroordeelt alle bedreigingen tegen journalisten en personen die gebruik maken van hun recht op vrije meningsuiting;
4. verzoekt de ministers van buitenlandse zaken van het oostelijk partnerschap op hun vierde bijeenkomst op 23-24 juli 2012 in Brussel de verslechterende mensenrechtensituatie in Belarus en de zaak van de heer Poczobut te onderzoeken en te bespreken;
5. dringt aan op de beëindiging van gerechtelijk pesterijen tegen journalisten, activisten van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten; verzoekt de Belarussische autoriteiten hun huidig repressief beleid om te keren;
6. is in deze context en gezien het nooit eerder vertoonde harde optreden tegen het maatschappelijk middenveld in Belarus na de presidentsverkiezingen van december 2010 en de nasleep ervan (waarbij minstens 21 reporters werden geslagen en 27 journalisten werden opgepakt, waarvan er 13 tot tien tot vijftien dagen opsluiting werden veroordeeld), van mening dat de zaak tegen de heer Poczobut politiek gemotiveerd is en bedoeld is om hem te verhinderen zijn legitiem werk als journalist en leider van een nationale minderheid te verrichten;
7. is ten zeerste bezorgd over de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar waartoe de heer Poczobut wegens gelijkaardige vermeende „overtredingen” is veroordeeld; is bezorgd over het feit dat de voorwaardelijkheid kan worden ingetrokken, wat betekent dat hij op elk ogenblik en naar volledig goeddunken van het regime van Lukashenka opnieuw kan worden opgesloten als de autoriteiten oordelen dat hij „de wet opnieuw heeft overtreden” terwijl hij zijn journalistieke werk verricht; is van mening dat dit effectief een vorm van intimidatie is en een poging om hem te dwingen aan zelfcensuur te doen;
8. betreurt dat de Belarussische autoriteiten het voor journalisten onmogelijk maken te werken, door repressieve wetten in te voeren die bedoeld zijn om het maatschappelijk middenveld het zwijgen op te leggen en door te dreigen met strafrechtelijke sancties om mensenrechten- en minderhedenactivisten te intimideren;
9. is van mening dat de Belarussische wetgeving en internationale mechanismen opzettelijk door de Belarussische autoriteiten worden misbruikt en geïnstrumentaliseerd;
10. verzoekt de Belarussische autoriteiten in alle omstandigheden te zorgen voor de eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, overeenkomstig de Universele Verklaring van de rechten van de mens en de internationale en regionale mensenrechteninstrumenten die Belarus heeft geratificeerd; benadrukt dat de vrijheid van de media en de vrijheid van meningsuiting tot de hoekstenen van de democratie behoren en dat de Belarussische autoriteiten zich ertoe hebben verbonden deze te eerbiedigen;
11. verzoekt de Belarussische autoriteiten met klem de wetgeving te hervormen en de Belarussische wetgeving, met name op het gebied van vrijheid van vereniging en van meningsuiting, af te stemmen op de internationale normen, komaf te maken met de praktijk van censuur en zelfcensuur, en af te zien van verder misbruik van de wet, zoals het opsluiten van politieke tegenstanders, het monddood maken van journalisten, het pesten van onafhankelijke advocaten van de verdediging en het opleggen van controlemaatregelen voor het internet;
12. verzoekt de Belarussische autoriteiten met klem de amendementen in te trekken op een aantal wetten die het parlement in oktober 2011 heeft goedgekeurd en die de vrijheid van vereniging, vergadering, mening en meningsuiting verder beknotten;
13. verzoekt de Belarussische autoriteiten met klem een eind te maken aan de korte arbitraire opsluitingen en de arbitraire reisverboden, die blijkbaar bedoeld zijn om mensenrechtenactivisten, de media, de politieke oppositie en activisten van het maatschappelijk middenveld te intimideren en hun te beletten hun werk te doen;
14. is van mening dat de overbrenging van Mykola Statkevych naar een isoleercel een daad van repressie is en een poging om hem te dwingen een verzoek om genade in te dienen; verzoekt de Commissie en de EDEO bijgevolg tussenbeide te komen in deze zaak;
15. verzoekt de Belarussische autoriteiten onmiddellijk een eind te maken aan alle vormen van druk op journalisten en mediamedewerkers, alle klachten in te trekken tegen journalisten die wegens hun beroepsactiviteiten worden vervolgd en maatregelen te nemen om hen te rehabiliteren; verzoekt hen tevens de vrijheid van meningsuiting te waarborgen, een rechtsklimaat en praktijken in het leven te roepen die tot daadwerkelijke vrijheid van de media leiden, komaf te maken met de praktijk van censuur en zelfcensuur, en ervoor te zorgen dat de maatregelen inzake internetcontrole tot een minimum beperkt blijven en dat de regulering niet leidt tot censuur van de elektronische media en van de vrije meningsuiting;
16. benadrukt dat mogelijke betrekkingen van de EU met Belarus afhankelijk zijn van strenge voorwaarden en van een toezegging door Belarus de mensenrechten en de rechtsstaat te eerbiedigen, zoals geformuleerd in de gezamenlijke verklaring van de top van Praag betreffende het oostelijk partnerschap van 7 mei 2009, die mede is ondertekend door de Belarussische regering;
17. verzoekt de Raad en de Commissie hun toezeggingen tegenover organisaties van het Belarussische maatschappelijk middenveld te vergroten en meer contacten van mens tot mens te bevorderen;
18. verzoekt de EU-lidstaten die momenteel lid zijn van de VN-Mensenrechtenraad, in dat orgaan alle inspanningen te leveren om op zijn minst voor twee jaar een landspecifiek mandaat in te stellen, zoals een speciale rapporteur, met betrekking tot de mensenrechtensituatie in Belarus; benadrukt dat een dergelijk mechanisme ook een belangrijke rol zou vervullen om op onafhankelijke wijze misbruiken te documenteren en toe te zien op de uitvoering van aanbevelingen van de diverse VN-mechanismen, met name de aanbevelingen die de hoge commissaris in zijn jongste verslag heeft geformuleerd;
19. herhaalt dat de betrekkingen en de politieke dialoog tussen de EU en haar oostelijke buren moeten worden verbeterd in het kader van het oostelijk partnerschap, met inbegrip van zijn parlementaire dimensie - de Parlementaire Vergadering Euronest -, om samen democratische hervormingen in Belarus te bewerkstelligen;
20. verzoekt de Belarussische autoriteiten met klem om, met het oog op de parlementsverkiezingen van 2012, het hervormingsproces voor de kieswet en de kiespraktijken voort te zetten, door rekening te houden met alle aanbevelingen van de OVSE/ODIHR en van de Europese Commissie voor democratie door middel van het recht, en door hun handelen af te stemmen op alle internationale democratische normen en waarden;
21. verzoekt de lidstaten de efficiëntie van de bestaande beperkende maatregelen tegen Belarus te beoordelen en te overwegen de bestaande sancties te verruimen, door de lijst uit te breiden van Belarussen voor wie een visumverbod of een bevriezing van de activa geldt;
22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Parlementaire Vergaderingen van de OVSE en van de Raad van Europa, en de regering en het parlement van Belarus.