Resolutie van het Europees Parlement van 11 september 2012 over versterkte solidariteit binnen de EU op het gebied van asiel (2012/2032(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 67, lid 2, 78 en 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de mededeling van de Commissie van 2 december 2011 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake versterkte solidariteit binnen de EU op het gebied van asiel – Een EU-agenda voor een betere verdeling van verantwoordelijkheid en meer wederzijds vertrouwen (COM(2011)0835),
– gezien zijn resolutie van 25 november 2009 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende „Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger – programma van Stockholm”(1),
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 april 2005 aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een kaderprogramma voor solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007-2013 (COM(2005)0123),
– gezien de conclusies van de 3151e vergadering van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 maart 2012 betreffende een gemeenschappelijk kader voor echte en praktische solidariteit met lidstaten waarvan de asielsystemen onder druk staan, onder meer als gevolg van gemengde migratiestromen,
– gezien internationale en Europese mensenrechteninstrumenten, waaronder in het bijzonder het VN-Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (het EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest),
– gezien het Groenboek van de Commissie van 6 juni 2007 over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (COM(2007)0301),
– gezien het Asielbeleidsplan van de Commissie van 17 juni 2008: Een geïntegreerde aanpak van bescherming in de hele EU (COM(2008)0360),
– gezien Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen(2),
– gezien het 18-maandenprogramma van de Raad van 17 juni 2011, opgesteld door het Poolse, Deense en Cypriotische voorzitterschap,
– gezien het voorstel voor een verordening van de Commissie van 15 november 2011 tot oprichting van het Fonds voor asiel en migratie (COM(2011)0751),
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0248/2012),
A. overwegende dat de Europese Unie zich ertoe heeft verbonden in 2012 een gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand te brengen;
B. overwegende dat solidariteit van meet af aan erkend is als een essentieel onderdeel en uitgangspunt van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, alsook als een kernbeginsel van de EU-wetgeving volgens hetwelk de lidstaten zowel de voordelen als de lasten gelijk en billijk moeten verdelen;
C. overwegende dat solidariteit en verantwoordelijkheid moeten samengaan en dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun asielstelsels voldoen aan de normen van het internationaal en Europees recht, met name die van het Vluchtelingenverdrag van Genève van 1951 en het aanvullend protocol van 1967, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
D. overwegende dat het verlenen van steun bij het uitvoeren van asielprocedures in de zin van doeltreffende solidariteit en een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid moet worden gezien als een middel om de lidstaten te helpen bij het nakomen van hun verplichting om bescherming te bieden aan personen die internationale bescherming nodig hebben en om bijstand te verlenen aan derde landen die de meeste vluchtelingen opvangen, teneinde de gemeenschappelijke ruimte van bescherming als geheel te versterken;
E. overwegende dat – onverminderd de verplichting dat afzonderlijke asielaanvragen van geval tot geval moeten worden behandeld – gezamenlijke verwerking weliswaar tot gezamenlijke besluiten zal leiden, doch dat er tegelijkertijd naar behoren rekening moet worden gehouden met de gezamenlijke EU-concepten van veilig land van herkomst en veilige derde landen, met inachtneming van de voorwaarden en waarborgen als opgenomen in het standpunt van het Parlement in eerste lezing van 6 april 2011 betreffende het voorstel van de Commissie voor herziening van de richtlijn inzake asielprocedures;
Inleiding
1. verwelkomt de mededeling van de Commissie over versterkte solidariteit binnen de EU op het gebied van asiel: waarin wordt gevraagd om vertaling van solidariteit en verdeling van verantwoordelijkheid in concrete maatregelen, en de lidstaten worden verzocht hun verantwoordelijkheid op zich te nemen om ervoor te zorgen dat hun eigen asielstelsels aan zowel de internationale als de Europese normen voldoen;
2. benadrukt de centrale rol en de horizontale werking van solidariteit en de verdeling van de verantwoordelijkheid bij de oprichting van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel; herhaalt dat moet worden gezorgd voor een efficiënte en uniforme toepassing van het asielacquis van de Unie en tenuitvoerlegging van wetgeving om te komen tot een hoog beschermingsniveau;
3. herinnert eraan dat het recht op internationale bescherming een in het internationaal recht en het EU-recht verankerd grondrecht is dat wordt gecompleteerd door een aantal aanvullende rechten en beginselen, zoals het beginsel van non-refoulement, het recht op waardigheid, het verbod op foltering en op onmenselijke of vernederende behandeling, de bescherming van vrouwen tegen geweld en alle vormen van discriminatie, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en het recht op een privé- en gezinsleven;
4. benadrukt dat het beginsel van solidariteit en de verdeling van verantwoordelijkheid in de Verdragen is neergelegd en dat een doeltreffend solidariteitskader op zijn minst de plicht inhoudt dat de instellingen en agentschappen van de EU en de lidstaten samenwerken om manieren te vinden om dit beginsel in de praktijk te brengen; stelt dat deze solidariteit niet beperkt blijft tot de betrekkingen tussen de lidstaten onderling, doch eveneens geldt voor asielzoekers en personen die internationale bescherming genieten;
5. onderstreept dat het aantal asielzoekers in 2011 weliswaar is gestegen, doch dat het totale aantal asielaanvragen in de EU in de afgelopen tien jaar aanzienlijk is gedaald; onderstreept dat sommige lidstaten worden geconfronteerd met een onevenredig aantal asielaanvragen in vergelijking met andere lidstaten als gevolg van diverse factoren, waaronder hun geografische kenmerken, en dat de asielaanvragen ongelijk over de EU zijn verdeeld; wijst erop dat in 2011 tien lidstaten meer dan 90% van de asielaanvragen te verwerken kregen, dat tot de zomer van 2011 slechts 227 personen die internationale bescherming genieten, binnen de EU zijn overgebracht vanuit Malta naar zes andere lidstaten en in 2011 in de gehele EU slechts 4 125 vluchtelingen hervestigd werden in slechts tien lidstaten, hetgeen neerkomt op ongeveer 6,6% van alle dat jaar hervestigde personen; onderstreept dat het van cruciaal belang is om deze ongelijkheden vast te stellen, onder meer door absolute cijfers en capaciteitsindicatoren met elkaar te vergelijken, en dat de lidstaten met de meeste asielaanvragen, zowel op administratief als op financieel vlak, meer steun van de EU moeten krijgen;
6. benadrukt dat een hoog niveau van bescherming voor asielaanvragers en personen die internationale bescherming genieten niet kan worden verwezenlijkt, als de discrepanties tussen het aantal asielaanvragen en de technische en administratieve absorptiecapaciteit van de afzonderlijke lidstaten niet worden aangepakt en als de in de lidstaten genomen ondersteunende maatregelen slecht zijn afgestemd op een variërende toestroom van asielzoekers;
7. herhaalt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat eerlijke en efficiënte asielstelsels worden opgezet om in te spelen op een variërende toestroom van asielzoekers; is van oordeel dat het aantal asielaanvragen weliswaar niet constant is, doch dat er aanwijzingen zijn dat bepaalde plaatsen van binnenkomst aan de buitengrenzen van de EU hotspots vormen, waarvan in zekere mate kan worden verwacht dat er een groot aantal asielaanvragen zal worden ingediend; roept op tot maatregelen om de paraatheid van de asielstelsels van lidstaten aan de belangrijkste plaatsen van binnenkomst in de EU te verhogen, als teken van praktische solidariteit;
8. benadrukt dat alle lidstaten verplicht zijn zowel de EU-wetgeving als hun internationale verplichtingen inzake asiel volledig uit te voeren en toe te passen; merkt op dat lidstaten aan de buitengrenzen van de Unie met andere problemen in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te maken krijgen dan lidstaten zonder buitengrenzen en bijgevolg ook andere vormen van steun nodig hebben om hun respectieve taken adequaat uit te voeren; wijst erop dat artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de activering van bestaande maatregelen alsook de ontwikkeling van nieuwe maatregelen vereist om deze lidstaten zo nodig te helpen;
9. dringt erop aan het gebruik van bestaande maatregelen te optimaliseren, alsook nieuwe gerichte maatregelen en instrumenten te ontwikkelen om flexibel, maar toch doeltreffend te kunnen inspelen op de steeds veranderende uitdagingen; is van oordeel dat een dergelijke optimalisatie met name gelegen komt, nu de acute financiële crisis in de EU de inspanningen van de lidstaten om efficiënt met asielprocedures om te gaan nog meer onder druk zet, met name in het geval van lidstaten die een onevenredig aantal asielzoekers te verwerken krijgen;
10. merkt op dat in het licht van de groeiende behoeften op het gebied van vluchtelingen op mondiaal niveau, samenwerking met derde landen in het kader van milieu- en ontwikkelingsbeleid een cruciale rol kan spelen bij de opbouw van door solidariteit ingegeven betrekkingen;
11. onderstreept het belang van het verzamelen, analyseren en in perspectief plaatsen van betrouwbare, nauwkeurige, alomvattende, vergelijkbare en actuele kwalitatieve en kwantitatieve gegevens om maatregelen te monitoren en te evalueren en een goed inzicht in asielgerelateerde kwesties te krijgen; spoort de lidstaten er dan ook toe aan het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) en de Commissie relevante gegevens over asielzaken te verstrekken, naast de te verstrekken gegevens in het kader van de verordening inzake migratiestatistieken en de verordening inzake het EASO, zo mogelijk uitgesplitst naar gender;
12. betreurt de toename van vreemdelingenhaat en racisme en de negatieve en verkeerde veronderstellingen over asielzoekers en vluchtelingen die de onzekere sociaaleconomische situatie in de EU met zich brengt; beveelt de lidstaten aan bewustmakingscampagnes te organiseren over de werkelijke situatie van asielzoekers en van personen die internationale bescherming genieten;
Praktische samenwerking en technische bijstand
13. benadrukt dat de oprichting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) een nauwere praktische samenwerking tussen de lidstaten kan bevorderen teneinde aanzienlijke verschillen in de asielprocedures te helpen verkleinen, zodat er in de EU betere en rechtvaardigere asielstelsels kunnen worden opgezet; is van oordeel dat deze actieve en praktische samenwerking gepaard moet gaan met harmonisatie van de wetgeving inzake het Europees asielbeleid;
14. herinnert eraan dat het EASO technische ondersteuning en specifieke deskundigheid moet bieden aan de lidstaten bij de uitvoering van de asielwetgeving, in samenwerking met het maatschappelijk middenveld en het UNHCR; onderstreept dat de Commissie de door het EASO verzamelde gegevens moet gebruiken om mogelijke tekortkomingen in de asielstelsels van de lidstaten op te sporen; is van oordeel dat deze door het EASO overeenkomstig Verordening (EU) 439/2010 verzamelde gegevens ook van nut zijn in het kader van het mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing, paraatheid en crisisbeheer dat deel zal uitmaken van de gewijzigde Dublin-verordening; onderstreept dat het van belang is regelmatig verslagen in te dienen en actieplannen uit te werken teneinde tot gerichte oplossingen en aanbevelingen te komen om het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te verbeteren en mogelijke tekortkomingen te verhelpen; wijst met name op de rol van het bureau bij het coördineren en ondersteunen van gemeenschappelijke actie om lidstaten wier asielstelsels en opvangfaciliteiten onder bijzondere druk staan, bij te staan met maatregelen waaronder de detachering van ambtenaren aan de lidstaat in kwestie en de beschikbaarstelling van asieldeskundigenteams, maatschappelijk werkers en tolken die in crisissituaties snel kunnen worden ingezet; herinnert eraan dat de impact van het EASO afhankelijk zal zijn van de bereidheid van de lidstaten zijn potentieel volledig te benutten;
15. verzoekt het EASO, rekening houdend met zowel zijn taken als zijn beperkte begroting, middelen en ervaring, optimaal gebruik te maken van de beschikbare middelen door een intensieve dialoog en nauwe samenwerking aan te gaan met internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld, teneinde informatie uit te wisselen en kennis te bundelen op asielgebied, gegevens te verzamelen, beste praktijken uit te wisselen, alomvattende richtlijnen inzake gendergerelateerde vraagstukken op asielgebied uit te werken, opleidingen te ontwikkelen en pools van deskundigen, mensen die aanvragen behandelen en tolken op te zetten, die op korte termijn kunnen worden ingezet om bijstand te verlenen; beveelt het EASO voorts aan te zorgen voor een brede vertegenwoordiging van organisaties die deelnemen aan het overlegforum;
16. benadrukt dat de activiteiten van het EASO zich moeten concentreren op zowel preventieve langetermijndoelstellingen als reactieve kortetermijnmaatregelen teneinde adequaat op verschillende situaties te kunnen inspelen; is derhalve van oordeel dat het EASO weliswaar capaciteitsopbouwende maatregelen voor onderontwikkelde of slecht functionerende asielstelsels moet ondersteunen, doch voorrang moet geven aan noodsituaties en lidstaten die geconfronteerd worden met uitzonderlijke of onevenredige druk; benadrukt in dit verband de cruciale rol van de asieldeskundigenteams bij het verlenen van bijstand bij grote aantallen asielaanvragen en achterstanden, door opleiding aan te bieden, projectbeheer uit te voeren, advies te verlenen en concrete maatregelen aan te bevelen, toezicht te houden en follow-upmaatregelen ten uitvoer te leggen;
17. neemt kennis van het operationeel plan dat wordt uitgevoerd om het Griekse asielstelsel te ondersteunen en de toestand van asielzoekers en personen die internationale bescherming genieten in Griekenland te verbeteren; onderstreept dat er weliswaar enige vooruitgang is geboekt, doch er extra inspanningen van zowel de EU als de Griekse overheid nodig zijn om het asielstelsel te verbeteren en ervoor te zorgen dat de rechten van asielzoekers volledig geëerbiedigd worden; herinnert eraan dat maatregelen om het begrotingstekort in te perken het onmogelijk maken nationale middelen uit te trekken om meer ambtenaren in dienst te nemen en beveelt aan dit probleem aan te pakken, aangezien een goed functionerende asielautoriteit noodzakelijk is om Griekenland in de gelegenheid te stellen zijn verplichtingen in het kader van internationale en EU-wetgeving na te komen;
18. neemt kennis van de aanbeveling van de Commissie en de Raad betreffende onderlinge samenwerking tussen het EASO en Frontex, en benadrukt dat de volledige en snelle tenuitvoerlegging van de grondrechtenstrategie van Frontex een voorwaarde sine qua non is voor een dergelijke samenwerking in het kader van internationale bescherming, inclusief de benoeming van een mensenrechtenfunctionaris, het opzetten van een overlegforum met het maatschappelijk middenveld en het uitnodigen van internationale organisaties om als mensenrechtenwaarnemers aan zijn activiteiten deel te nemen; benadrukt dat elke samenwerking moet worden gezien in de context van handhaving van de door Europese en internationale normen gestelde standaarden, hetgeen in de praktijk tot kwaliteitsverbetering van de aan asielzoekers geboden bescherming leidt; verzoekt het EASO dan ook Frontex te steunen bij diens verplichtingen in verband met toegang tot internationale bescherming en met name het beginsel van non-refoulement; onderstreept dat grensmaatregelen dienen te worden toegepast op een beschermingsgevoelige wijze;
19. beseft dat het mandaat van het EASO regelmatig moet worden herzien om ervoor te zorgen dat adequaat kan worden ingespeeld op de diverse uitdagingen waarmee de asielstelsels te maken krijgen; stelt, in het besef dat alle actie die het EASO onderneemt afhangt van de goede wil van de lidstaten, voor de mogelijkheid in overweging te nemen om structurele waarborgen in het mandaat van het EASO op te nemen om ervoor te zorgen dat zo nodig praktische samenwerking en technische bijstand worden verleend;
Financiële solidariteit
20. spoort de lidstaten aan ten volle gebruik te maken van de beschikbare mogelijkheden in het kader van het Europees Vluchtelingenfonds (EVF) voor wat betreft het ondernemen van gerichte acties voor de verbetering van asielstelsels; beveelt de lidstaten aan actie te ondernemen om kwesties zoals omslachtige bureaucratische procedures, opnemingsachterstanden en liquiditeitsproblemen aan te pakken teneinde voor een effectieve en snelle verdeling van middelen te zorgen;
21. wijst erop dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat optimaal gebruik wordt gemaakt van alle mogelijkheden die het Europees Vluchtelingenfonds biedt en alle toegekende middelen kunnen worden uitbetaald, zodat projectleiders niet in de problemen komen bij de tenuitvoerlegging van gefinancierde projecten;
22. is verheugd over de invoering in 2014 van een eenvoudiger en flexibeler Fonds voor asiel en migratie (FAM) dat het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen en het Europees Terugkeerfonds zal vervangen en onderstreept dat toereikende middelen moeten worden uitgetrokken om de bescherming van personen die internationale bescherming genieten en asielzoekers te steunen; onderstreept in dit verband hoe belangrijk het is in het FAM waarborgen op te nemen om buitensporige toewijzing van gelden aan slechts één beleidsgebied ten koste van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel als geheel te voorkomen; acht het in het kader van de hervorming van de toewijzing van middelen op het gebied van binnenlandse zaken voor het MFK 2014-2020 noodzakelijk dat eveneens voldoende middelen voor grensbewaking worden uitgetrokken om ook op dit gebied tot meer solidariteit te komen; herinnert eraan dat er altijd voldoende middelen beschikbaar moeten zijn om internationale beschermings- en solidariteitsmaatregelen voor lidstaten te financieren;
23. onderstreept dat het Fonds voor asiel en migratie voldoende flexibel, gemakkelijk inzetbaar en snel toegankelijk moet zijn om snel en adequaat te kunnen inspelen op onverwachte druk of noodsituaties die een of meerdere lidstaten treffen; stelt in dit verband voor zo nodig een bepaald percentage van het bedrag van het FAM in het kader van de tussentijdse beoordeling te reserveren voor maatregelen, die bedoeld zijn om de lidstaten te helpen het bestaande EU-asielacquis uit te voeren en toe te passen en alle internationale verplichtingen ter zake na te komen;
24. is verheugd over de dialoog inzake binnenlands beleid met de afzonderlijke lidstaten over het gebruik van de fondsen voorafgaand aan de meerjarenprogrammering; benadrukt het belang van een op participatie gerichte aanpak om optimale resultaten te behalen en beveelt aan het partnerschapsbeginsel te versterken door het maatschappelijk middenveld, internationale organisaties, lokale en regionale overheden alsook relevante belanghebbenden bij een en ander te betrekken, aangezien hun praktijkervaring essentieel is om realistische prioriteiten te stellen en duurzame programma's te ontwikkelen; is van oordeel dat hun inbreng bij de uitwerking, uitvoering, controle en beoordeling van de doelstellingen en programma's dan ook van belang is en dat de lidstaten hiermee rekening dienen te houden;
25. onderstreept hoe belangrijk het is om de financiële verantwoordelijkheid op het gebied van asiel te delen en beveelt aan een goed toegerust mechanisme in het leven te roepen om, absoluut of proportioneel, grotere aantallen asielzoekers en personen die internationale bescherming genieten op te vangen en lidstaten met minder ontwikkelde asielstelsels te helpen; is van oordeel dat nader onderzoek moet worden gedaan om de werkelijke kosten van het ontvangen en verwerken van asielaanvragen vast te stellen en te kwantificeren; verzoekt de Commissie dan ook onderzoek te doen om na te gaan hoeveel middelen moeten worden uitgetrokken naargelang van de verantwoordelijkheid die elke lidstaat draagt, op basis van indicatoren zoals: het aantal eerste asielaanvragen, het aantal positieve besluiten voor toekenning van de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming, het aantal hervestigde of overgebrachte vluchtelingen, het aantal terugkeerbesluiten en handelingen en het aantal opgepakte illegale migranten;
26. beveelt de lidstaten aan gebruik te maken van financiële stimuleringsmaatregelen die in het kader van het FAM beschikbaar zijn voor overbrengingsactiviteiten, in het besef dat financiële steun via het fonds en technische ondersteuning via het EASO belangrijk zijn; stelt voor om prioritaire gebieden te introduceren voor de aanpak van dringende situaties en meer substantiële financiële steun te bieden aan lidstaten die deel wensen te nemen aan overbrengingsinitiatieven, ter verlichting van de hieraan gerelateerde financiële kosten;
27. is van mening dat de invoering van een duidelijker en doeltreffender stelsel van financiële stimulansen voor de lidstaten die deelnemen aan overbrengingsactiviteiten en proactieve strategieën ter verbetering van de infrastructuur van nationale asielstelsels op de lange termijn een positief effect heeft op de convergentie van normen in de EU en de kwaliteit van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel;
28. is verheugd over de mogelijke verhoging van de bijdrage van de Commissie tot 90% van de totale in aanmerking komende uitgaven voor projecten die anders niet zouden zijn uitgevoerd; is van oordeel dat een duidelijke meerwaarde moet voortkomen uit door de Commissie gefinancierde projecten; benadrukt dat Europese financiering in geen geval in de plaats mag komen van de in het kader van de nationale begrotingen voor het asielbeleid uitgetrokken middelen;
29. onderstreept de momenteel aan de financiering van activiteiten gerelateerde problemen met betrekking tot de toegang tot correcte informatie en financiering, het uitwerken van realistische en op maat gesneden doelstellingen en de uitvoering van doeltreffende vervolgmaatregelen; stelt voor waarborgen in te voeren ter voorkoming van verdubbeling, voor een duidelijke toewijzing van financiële middelen alsook voor een grondige evaluatie van de meerwaarde van de activiteiten en de behaalde resultaten;
30. benadrukt het belang van streng toezicht voor wat betreft de besteding en het beheer van de fondsen, op basis van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en specifieke criteria, teneinde de onjuiste bestemming van personele en financiële middelen te voorkomen en de naleving van vastgelegde doelstellingen te garanderen; verwelkomt in dit opzicht de invoering van een gemeenschappelijk evaluatie- en controlesysteem;
31. dringt er bij de lidstaten op aan om, met de hulp van de Commissie, ervoor te zorgen dat de bestaande complementariteit tussen andere beschikbare financiële instrumenten, zoals het Europees Sociaal Fonds en andere structuurfondsen, ten volle wordt benut om tot een holistische financieringsaanpak voor asiel gerelateerd beleid te komen;
Toewijzing van de verantwoordelijkheden
32. is ingenomen met de toezegging van de Commissie om in 2014 een alomvattende evaluatie van het Dublin-systeem uit te voeren en de wettelijke, economische en sociale effecten te beoordelen alsook de effecten ervan op de mensenrechten, met name de effecten op de situatie van vrouwelijke asielzoekers; is van mening dat verdere reflectie nodig is inzake de ontwikkeling van een billijk mechanisme van gedeelde verantwoordelijkheid voor het bepalen van welke lidstaat verantwoordelijk moet zijn voor het verwerken van asielaanvragen, hetgeen snelle en doeltreffende praktische steun voor lidstaten in noodsituaties en met onevenredige lasten mogelijk zou maken;
33. is van oordeel dat de Dublin-verordening, die de toewijzing van verantwoordelijkheid voor asielaanvragen regelt, een onevenredige last op de lidstaten legt die een ingangspunt van de EU zijn en niet voorziet in een eerlijke verdeling van de asielverantwoordelijkheid tussen de lidstaten; stelt vast dat het Dublin-systeem zoals het tot dusverre is toegepast, in een context die werd gekenmerkt door zeer uiteenlopende asielstelsels en ontoereikende niveaus van tenuitvoerlegging van het asielacquis, tot ongelijke behandeling van asielzoekers heeft geleid en eveneens negatieve gevolgen voor gezinshereniging en integratie heeft gehad; onderstreept voorts de tekortkomingen ervan voor wat betreft de doeltreffendheid en kostenefficiëntie ervan, aangezien meer dan de helft van de overeengekomen overdrachten nooit plaatsvindt en er nog steeds sprake is van een groot aantal meerdere asielaanvragen; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat asielzoekers die terugkeren naar een lidstaat op grond van de Dublin II-verordening niet worden gediscrimineerd enkel en alleen omdat ze Dublin II-repatrianten zijn;
34. onderstreept dat de desbetreffende rechtspraak reeds de ratio van het Dublin-systeem ondermijnt; is van oordeel dat de rechtspraak weliswaar voorziet in een antwoord op individuele gevallen, doch de tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van het asielacquis niet kan verhelpen; is dan ook verheugd over de inspanningen om aanvullende criteria op te nemen in Dublin II teneinde de ongewenste negatieve effecten van het systeem op te vangen, terwijl het tegelijkertijd beseft dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun asielstelsels aan de EU- en internationale normen voldoen; is van mening dat bij de discussies over het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat rekening moet worden gehouden met het feit dat sommige lidstaten reeds onder onevenredige druk gebukt gaan en dat sommige asielstelsels slechts ten dele of helemaal niet functioneren;
Gezamenlijke verwerking van asielaanvragen
35. acht het van essentieel belang een verdere dialoog aan te gaan over de verdeling van de verantwoordelijkheid voor asielzoekers en personen die internationale bescherming genieten, alsook over het gebruik van instrumenten zoals de gezamenlijke verwerking van asielaanvragen (hierna „gezamenlijke verwerking”) en overbrengingsregelingen;
36. is van oordeel dat gezamenlijke verwerking in verschillende gevallen een waardevol instrument kan zijn voor solidariteit en de verdeling van de verantwoordelijkheid, in het bijzonder wanneer lidstaten geconfronteerd worden met aanzienlijke of plotselinge toestromen van asielzoekers of in het geval van een aanzienlijke achterstand bij het verwerken van aanvragen die de asielprocedure vertraagt of ondermijnt ten koste van de asielaanvragers; is van mening dat gezamenlijke verwerking capaciteitsproblemen kan voorkomen of oplossen, de lasten en kosten in verband met asielverwerking kan verminderen, de verwerking van asielaanvragen kan bespoedigen en kan bijdragen tot een billijkere verdeling van de verantwoordelijkheid voor de verwerking van asielaanvragen; benadrukt dat gezamenlijke verwerking een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de betrokken lidstaten vereist teneinde het overdragen van verantwoordelijkheden te voorkomen en dat de lidstaat voor de besluitvorming verantwoordelijk blijft; merkt op dat een en ander moet worden aangevuld door een systeem dat een billijkere verdeling van de verantwoordelijkheid garandeert, zodra de aanvragen verwerkt zijn;
37. is verheugd dat de Commissie een haalbaarheidsstudie is gestart om de juridische en praktische gevolgen van gezamenlijke verwerking op het grondgebied van de Unie te onderzoeken, aangezien nogal wat kwesties een nadere toelichting vereisen;
38. merkt op dat gezamenlijke verwerking niet noodzakelijkerwijs een gemeenschappelijk besluit tot gevolg heeft, doch dat het hierbij kan gaan om steun en gemeenschappelijke verwerking met betrekking tot andere aspecten van de asielprocedure, zoals identificatie, voorbereiding van procedures in eerste aanleg, interviews, of de beoordeling van de politieke situatie in het land van herkomst;
39. onderstreept dat gezamenlijke verwerking een toegevoegde waarde moet bieden met betrekking tot de kwaliteit van het besluitvormingsproces en eerlijke, efficiënte en snelle procedures moet verzekeren en vergemakkelijken; benadrukt dat betere asielprocedures vanaf het begin („frontloading”) kunnen leiden tot vermindering van de duur en de kosten van de procedure, hetgeen ten goede zal komen van zowel de asielzoekers als de lidstaten;
40. onderstreept dat een regeling voor gezamenlijke verwerking de rechten van de aanvragers volledig moet eerbiedigen en solide waarborgen dienaangaande moet bevatten; dringt erop aan dat gezamenlijke verwerking in geen geval wordt gebruikt om de asielprocedure te versnellen ten koste van de kwaliteit ervan; is van mening dat gezamenlijke verwerking kan leiden tot efficiëntere asielprocedures, hetgeen ook ten goed komt van de afzonderlijke asielzoekers, aangezien hun behoeften aan bescherming dankzij grotere administratieve capaciteit sneller erkend kunnen worden;
41. is van oordeel dat het EASO een waardevolle rol zou kunnen spelen bij het samenstellen, opleiden en coördineren van asielondersteuningsteams die assistentie en advies geven en aanbevelingen doen bij procedures in eerste aanleg;
42. beveelt aan om in het kader van de geplande schema's voor gezamenlijke verwerking prioriteit te verlenen aan opties waarbij de betrokken autoriteiten worden ingezet en met hen wordt samengewerkt, in plaats van aan het overbrengen van asielzoekers;
43. verzoekt het EASO uitwisseling van informatie en andere activiteiten in verband met de gezamenlijke verwerking aan te moedigen, te vergemakkelijken en te coördineren;
Overbrenging van personen die internationale bescherming genieten en asielzoekers
44. onderstreept dat de EU-systemen voor hervestiging en interne overbrenging aanvullende maatregelen zijn die tot doel hebben de bescherming van asielzoekers en personen die internationale bescherming genieten te versterken en uiting te geven aan EU-solidariteit zowel naar binnen als naar buiten toe;
45. benadrukt dat de fysieke overbrenging van personen die internationale bescherming genieten en asielzoekers onder bepaalde omstandigheden de meest concrete vorm van solidariteit is en een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan een billijker gemeenschappelijk Europees asielstelsel; onderstreept dat dit weliswaar een solide uiting van gehechtheid aan internationale bescherming en bevordering van de mensenrechten is, doch dat tot dusverre nog maar weinig lidstaten initiatieven voor overbrenging hebben ontplooid;
46. benadrukt het belang van projecten zoals het EU-project voor overbrenging uit Malta (Eurema-project) en de verlenging ervan, in het kader waarvan personen die internationale bescherming genieten van Malta naar andere lidstaten zijn en worden overgebracht, en pleit voor de ontplooiing van meer initiatieven van dien aard; betreurt dat dit project niet zo succesvol is geweest als werd verwacht, omdat de lidstaten aarzelden om eraan deel te nemen; roept de lidstaten op om actiever in een geest van solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid aan het Eurema-project deel te nemen; is verheugd over de toezegging van de Commissie om een grondige evaluatie te maken van het Eurema-project en een voorstel in te dienen voor een permanent EU-overbrengingsmechanisme;
47. verzoekt de Commissie om in haar wetgevingsvoorstel voor een permanent en doeltreffend intern EU-overbrengingsmechanisme het gebruik van een EU-verdeelsleutel voor de overbrenging van personen die internationale bescherming genieten in overweging te nemen, gebaseerd op toepasselijke indicatoren inzake de opvang- en integratiecapaciteiten van de lidstaten zoals het bbp, de bevolking en de oppervlakte alsook de belangen van de begunstigden en de integratieperspectieven; meent dat deze EU-verdeelsleutel in aanmerking kan worden genomen voor lidstaten die geconfronteerd worden met specifieke en onevenredige druk op hun asielstelsels of in noodsituaties;onderstreept dat overbrenging altijd afhankelijk is van de instemming van degenen die internationale bescherming genieten en dat de invoering van een EU-verdeelsleutel geen afbreuk mag doen aan de verplichting van elke lidstaat om het bestaand Europees asielacquis inzake erkenning als beschermingsbehoeftige, de voorwaarden voor opvang en de procedurele waarborgen uit te voeren en toe te passen en alle internationale verplichtingen op dit gebied na te leven;
48. verzoekt de Commissie om solide procedurele waarborgen en duidelijke criteria op te nemen in haar voorstel voor een permanent EU-overbrengingssysteem, teneinde de belangen van mogelijke begunstigden te waarborgen en de migratiedruk in de lidstaten die in het bijzonder aan migratiestromen zijn blootgesteld, te verminderen; beveelt aan om de gastgemeenschap, het maatschappelijk middenveld en de lokale overheden van meet af aan bij de overbrengingsinitiatieven te betrekken;
49. onderstreept dat overbrenging personen die internationale bescherming genieten weliswaar een langdurige oplossing kan bieden en de asielstelsels van de lidstaten kan verlichten, doch niet mag leiden tot een verschuiven van de verantwoordelijkheid; dringt erop aan dat overbrenging gepaard dient te gaan met solide toezeggingen van lidstaten die hiervan gebruik maken om lacunes in de bescherming in hun asielstelsels effectief aan te pakken en om een hoge mate van bescherming te waarborgen aan diegenen die in de afkomstige lidstaat achterblijven qua opvang, asielprocedures en integratie;
50. is verheugd over de financieringsmogelijkheden in het kader van het FAM voor de overbrenging van asielzoekers en spoort de lidstaten aan vrijwillige initiatieven te ontplooien, met volledige inachtneming van de rechten van asielzoekers en hun instemming; verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar de haalbaarheid van de ontwikkeling van een EU-stelsel voor de overbrenging van asielzoekers en onder meer na te gaan of dit kan worden gebaseerd op een EU-verdeelsleutel waarin rekening wordt gehouden met objectief verifieerbare criteria zoals het bbp, de bevolking en de oppervlakte van de lidstaten alsook met de belangen van de asielzoekers en de integratieperspectieven; is van oordeel dat een dergelijk programma kan worden uitgevoerd als solidariteitsmaatregel in situaties waarin het aantal asielzoekers onevenredig hoog is ten opzichte van de capaciteit van het asielstelsel van de lidstaat, of in noodsituaties;
51. herinnert aan het mandaat van het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken met betrekking tot de bevordering van overbrenging van personen die internationale bescherming genieten tussen lidstaten en verzoekt het bureau om zijn capaciteit uit te bouwen teneinde actief en in nauwe samenwerking met het UNHCR overbrengingsprogramma's en -activiteiten te ondersteunen middels uitwisseling van informatie en beste praktijken en coördinatie- en samenwerkingsactiviteiten;
52. wijst erop dat de Commissie heeft aangegeven altijd activering van het mechanisme van de richtlijn inzake tijdelijke bescherming te zullen overwegen wanneer aan de juiste voorwaarden is voldaan, met name wanneer er sprake is van een massale toestroom of een dreigende massale toestroom van ontheemden die niet onder veilige en duurzame omstandigheden naar hun land van herkomst kunnen terugkeren; verzoekt de Commissie het mogelijk te maken om deze richtlijn ook te activeren wanneer de toestroom in kwestie een massale toestroom voor ten minste één lidstaat is en niet alleen wanneer de toestroom een massale toestroom voor de EU in haar geheel is;
Wederzijds vertrouwen als basis van een hernieuwd beheerssysteem
53. herhaalt dat wederzijds vertrouwen gebaseerd is op een gezamenlijk verantwoordelijkheidsbesef; benadrukt dat de naleving van EU-wetgeving een onontbeerlijk element is voor het vertrouwen tussen de lidstaten;
54. onderstreept dat zowel het vertrouwen als de solidariteit worden versterkt, als de lidstaten hun wettelijke verplichtingen en hun verplichtingen inzake de grondrechten nakomen;
55. benadrukt het belang van het leggen van een grondige fundering voor wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, aangezien dit essentieel is voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en een grotere solidariteit;
56. beseft dat de naleving van internationale beschermingsverplichtingen het wederzijds vertrouwen weliswaar vergroot, doch niet noodzakelijkerwijs resulteert in een uniforme toepassing van de voorschriften, aangezien de interpretatie en de toepassing van de internationale en EU-asielwetgeving nog steeds sterk uiteenlopen naargelang van de lidstaten, zoals duidelijk blijkt uit recente rechtspraak van het EHRM en het HvJEU betreffende de Dublin-verordening; onderstreept dat het de verantwoordelijkheid van de Commissie en de rechtbanken is om de toepassing van de asielvoorschriften overeenkomstig de internationale en de EU-wetgeving te bewaken en te beoordelen;
57. is van oordeel dat vroegtijdige waarschuwingsmechanismen een waardevol instrument kunnen zijn om problemen op te sporen en aan te pakken, alvorens deze tot crises leiden; is evenwel van mening dat ook aanvullende oplossingen moeten worden overwogen teneinde schendingen van grondrechten te voorkomen en een adequaat functioneren van de asielstelsels te garanderen;
58. onderstreept dat weliswaar meer gebruik moet worden gemaakt van inbreukprocedures om de aandacht te vestigen op de verantwoordelijkheden van de lidstaten alsook op het feit dat zij het bestaand asielacquis niet naleven, doch dat dit gepaard moet gaan met preventieve maatregelen, operationele plannen en toezichtmechanismen, wil een en ander resultaten opleveren; onderstreept het belang van regelmatige evaluaties, een constructieve dialoog en uitwisseling van beste praktijken als cruciale elementen om positieve ontwikkelingen teweeg te brengen in asielstelsels waarin tekortkomingen zijn vastgesteld; is van oordeel dat aldus verschillende vormen van financiële en praktische bijstand kunnen worden verleend teneinde te komen tot een volledige en correcte tenuitvoerlegging van de Europese asielwetgeving;
59. merkt op dat het Dublin-systeem gebaseerd is op wederzijds vertrouwen en dat de implementatie daarvan neerkomt op een wederzijdse erkenning van afwijzende beslissingen tussen lidstaten, aangezien een asielverzoek slechts een keer in de EU in behandeling kan worden genomen; verzoekt de Commissie om in 2014 met een mededeling te komen over een kader voor de overdracht van de bescherming van personen die internationale bescherming genieten en de wederzijdse erkenning van asielbeslissingen, overeenkomstig het actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm;
60. onderstreept dat migratiebeheer het wederzijds vertrouwen en solidariteitsmaatregelen alleen kan doen toenemen, als het gekoppeld wordt aan een beschermingsgevoelige aanpak op grond waarvan grensmaatregelen ten uitvoer worden gelegd zonder afbreuk te doen aan de rechten van vluchtelingen en personen die om internationale bescherming verzoeken;
61. onderstreept dat visumregelingen een groot aantal uiteenlopende inreis- en uitreisvergunningen regelen en dat deze inreis- en uitreisvoorschriften geen enkele beperking inhouden van de wettelijke verplichting tot het verlenen van toegang tot asiel;
62. verwijst naar de toezegging van de Commissie om een ordelijke aankomst in de EU van beschermingsbehoeftige personen te vergemakkelijken en verzoekt de Commissie nieuwe benaderingen met betrekking tot de toegang tot asielprocedures te onderzoeken; is in dit verband verheugd over de toezegging van de Commissie dat zij uiterlijk in 2013 een mededeling over een nieuwe aanpak voor de toegang tot asielprocedures voor de belangrijkste doorreislanden zal goedkeuren;
o o o
63. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten en de Raad van Europa.