Resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2012 over het sociale investeringspact - een reactie op de crisis (2012/2003(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 5, 6, 9, 147, 149, 151 en 153,
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld „Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),
– gezien de mededeling van de Commissie van 23 november 2010 getiteld „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: een Europese bijdrage aan volledige werkgelegenheid” (COM(2010)0682), en gezien zijn resolutie daarover van 26 oktober 2011(1),
– gezien de mededeling van de Commissie van 23 november 2011 over de Jaarlijkse groeianalyse 2012 (JGA) (COM(2011)0815), het als bijlage daaraan gehechte ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, en zijn resolutie van 15 februari 2012 over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012(2),
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 april 2012 getiteld „Naar een banenrijk herstel” (COM(2012)0173),
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2008 over een aanbeveling van de Commissie over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (COM(2008)0639) en zijn resolutie daarover van 6 mei 2009(3) ,
– gezien het Eurostat-onderzoek van januari 2012 en het Eurostat-persbericht van 8 februari 2012(4),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale samenhang” (COM(2010)0758), het desbetreffende standpunt van het Europees Economisch en Sociaal Comité(5) en zijn resolutie daarover van 15 november 2011(6),
– gezien het besluit van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010)(7),
– gezien de mededeling van de Commissie van 2 juli 2008 getiteld „Vernieuwde sociale agenda: kansen, toegang en solidariteit in het Europa van de 21ste eeuw” (COM(2008)0412), en zijn resolutie daarover van 6 mei 2009(8),
– gezien de mededeling van de Commissie over houdbare overheidsfinanciën op lange termijn voor een economie in herstel (COM(2009)0545), en zijn resolutie daarover van 20 mei 2010(9),
– gezien de mededeling van de Commissie van 9 juni 2010 getiteld „Een nieuwe impuls voor de Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie” (COM(2010)0296), en zijn resolutie daarover van 8 juni 2011(10),
– gezien zijn resolutie van 25 oktober 2011 over mobiliteit en integratie van gehandicapten en de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020(11);
– gezien zijn resolutie van 1 december 2011 over bestrijding van voortijdig schoolverlaten(12),
– gezien het Communiqué van Brugge over intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en opleiding voor de periode 2011-2020, dat op 7 december 2010 is aangenomen(13),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie over „Vooruitgang bij de verwezenlijking van de gemeenschappelijke Europese doelstellingen inzake onderwijs en opleiding” (SEC(2011)0526),
– gezien zijn resolutie van 6 juli 2010 over het bevorderen van de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt en het versterken van de positie van stagiair en leerling(14),
– gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie (COM(2011)0609),
– gezien het recent aangenomen pakket van 5 verordeningen en één richtlijn over economische governance van de EU(15),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 december 2011 over het initiatief Kansen voor de jeugd (COM(2011)0933),
– gezien de mededeling van de Commissie van 29 juni 2011 over het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (COM(2011)0398),
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0263/2012),
A. overwegende dat de huidige economische en financiële crisis nog lang zijn stempel zal blijven drukken, niet alleen op de economische groei, maar ook op de werkgelegenheidsgraad, de armoedecijfers, de sociale uitsluiting, de overheidsbesparingen en de kwantiteit en de kwaliteit van de sociale investeringen in Europa;
B. overwegende dat de overheidssector de laatste jaren een zware schuldenlast op zich heeft genomen en dat – om buitensporig hoge schulden te voorkomen – de antwoorden op de crisis zich de laatste tijd grotendeels richtten op kortetermijndoelstellingen, namelijk het herstel van de stabiliteit van de overheidsfinanciën, dat cruciaal is voor de bescherming van onze economie, en overwegende dat deze bezuinigings- en begrotingsconsolidatiemaatregelen gepaard moeten gaan met een coherente en ambitieuze investeringsstrategie die zich duurzame groei, werkgelegenheid, sociale cohesie en een solide concurrentiepositie ten doel stelt, alsook sociale governance om te voorzien in een strikt systeem van toezicht en controle op de werkgelegenheid en de sociale doelstellingen van de Europa 2020-strategie;
C. overwegende dat de Lissabonstrategie en de Europese werkgelegenheidsstrategie niet in hun opzet geslaagd zijn, en overwegende dat het succes van de Europa 2020-strategie nog onzeker is en een nog grotere inzet van de lidstaten en de Europese instellingen vergt in de vorm van maatregelen ter bevordering van concurrentievermogen, groei en werkgelegenheid;
D. overwegende dat de recent gepubliceerde jaarlijkse groeianalyse en het daarbij horende ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid laten zien dat de meeste lidstaten onvoldoende aandacht besteden aan de sociale, werkgelegenheids- en onderwijsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie, omdat ze begrotingsconsolidatie nog altijd als prioriteit behandelen en omdat deze nog niet in voldoende mate is gerealiseerd;
E. overwegende dat de werkloosheid in de EU-27 is opgelopen van 7,1% in 2008 tot meer dan 10% in januari 2012, dat er sprake is van duidelijke regionale verschillen, en dat zij vooral hoog is onder jongeren, laaggeschoolde werknemers en langdurig werklozen, en overwegende dat dit samen met de vergrijzing op lange termijn een ernstig risico voor verlies van menselijk kapitaal inhoudt en onomkeerbare gevolgen kan hebben voor de arbeidsmarkt, vooral wat betreft nieuwe banen, economische groei, concurrentiepotentieel en sociale cohesie;
F. overwegende dat 80 miljoen Europeanen momenteel het risico lopen in armoede te belanden en dat het percentage kinderen en volwassenen in werkloze huishoudens in 2010 bijna 10% bedroeg; overwegende dat dit, in combinatie met kinderarmoede, de steeds grotere armoede onder werkenden en de hoge werkloosheid onder jongeren in de toekomst tot een nog hoger risico van armoede en sociale uitsluiting zal leiden;
G. overwegende dat de armoede onder 16- tot 24-jarigen in 2011 in Europa gemiddeld 21,6% bedroeg en dat jongeren vaker een onzekere baan, een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of een deeltijdse baan hebben en dat zij eveneens vaker het risico lopen werkloos te worden; overwegende dat het aantal onzekere banen de afgelopen jaren sterk is gestegen en dat de werkloosheid in bepaalde landen explosief is toegenomen;
H. overwegende dat de onderwijs- en opleidingsresultaten in de Europese Unie door het gebrek aan investeringen nog altijd ontoereikend zijn om de noden van de arbeidsmarkt te lenigen en niet het hooggekwalificeerde personeel opleveren dat steeds vaker gevraagd wordt, noch de vaardigheden die verlangd worden in de sectoren die in de toekomst veel werkgelegenheid zullen bieden;
I. overwegende dat de druk op de stelsels voor sociale bijstand is opgelopen als gevolg van hogere uitgaven, lagere inkomsten en de drang om op kosten te besparen; overwegende dat de zwakke economische groei, de aanhoudend hoge langdurige werkloosheid, het toenemende aantal werkende armen, het feit dat veel in het zwart wordt gewerkt en de toenemende werkloosheid onder jongeren deze tendens wellicht nog zullen doen verergeren;
J. overwegende dat gerichte sociale investeringen belangrijk zijn om in de toekomst een behoorlijke werkgelegenheidsgraad voor zowel vrouwen als mannen te waarborgen, de economie te stabiliseren, de vaardigheden en kennis van de arbeidskrachten te verbeteren en het concurrentievermogen van de Europese Unie te versterken;
K. overwegende dat het mkb een groot potentieel herbergt voor het creëren van nieuwe banen en een cruciale rol speelt in de overgang naar een nieuwe, duurzame economie;
Nieuwe strategie voor sociale investeringen in Europa
1. herinnert eraan dat middels sociale investeringen geldmiddelen worden vrijgemaakt en benut om zowel maatschappelijk als economisch rendement te genereren, dat deze investeringen moeten ingezet worden om nieuw ontstane maatschappelijke risico's en onvervulde behoeften aan te pakken en zich met name richten op overheidsmaatregelen en strategieën voor investeringen in menselijk kapitaal om individuele personen, gezinnen en samenlevingen te helpen zich voor te bereiden op de aanpassing aan de diverse hervormingen en op hun overgang naar veranderende arbeidsmarkten en zich te wapenen voor de andere uitdagingen die op hen afkomen, onder andere door het verwerven van nieuwe vaardigheden die gevraagd zullen worden in sectoren die in de toekomst veel werkgelegenheid zullen bieden;
2. merkt op dat onder meer de gehele openbare dienstverlening in de welzijns-, gezondheids- en onderwijssector en de particuliere dienstverlening op deze gebieden als sociale investeringen kunnen worden beschouwd en wijst er eens te meer op dat die gebieden volgens de gemaakte afspraken onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen;
3. benadrukt dat het vermogen om sociale en economische doelstellingen met elkaar te verzoenen een van de voornaamste kenmerken van sociale investeringen is en dat ze daarom niet alleen als uitgaven, maar vooral ook als investeringen met een concreet tweevoudig toekomstig rendement moeten worden beschouwd, mits de middelen op de juiste manier worden besteed;
4. merkt derhalve op dat gerichte sociale investeringen een belangrijk onderdeel van het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de EU en van de lidstaten en van hun reacties op de crisis moeten vormen om de werkgelegenheids-, sociale en onderwijsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie te kunnen verwezenlijken;
5 is van mening dat het bevorderen en centraal stellen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en van toegang tot microfinanciering voor kwetsbare groepen en voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt verwijderd zijn, essentiële elementen zijn in de context van sociale investeringen, aangezien zij het mogelijk maken nieuwe banen te scheppen en vaak duurzame veranderingen in de economische cyclus bewerkstelligen;
6. merkt op dat de crisis noopt tot modernisering van het Europees sociaal model, tot heroverweging van het nationale sociale beleid en tot het ombouwen verzorgingsstaten – die zich vooral plegen te richten op het opvangen van de schade die ontstaat door het falen van de markten – tot „activerende verzorgingsstaten”, die investeren in mensen en die instrumenten en stimulansen aanreiken om duurzame banen en duurzame groei te genereren en het ontstaan van sociale misstanden tegen te gaan; merkt op dat de crisis de behoefte aan investeringen in maatschappelijk verantwoord ondernemen nog scherper aan de orde heeft gesteld;
Activerende verzorgingsstaten
7. dringt er in dit verband bij de lidstaten en de Commissie op aan het evenwicht te bewaren tussen de maatregelen die worden genomen ter bestrijding van de directe gevolgen van de crisis en het beleid op middellange en lange termijn, en daarbij vooral prioriteit te geven aan activiteiten die erop gericht zijn:
a)
werklozen weer aan het werk te krijgen door het creëren van een innovatiegerichte en dynamische omgeving en door het bieden van maatwerkoplossingen en van de nodige opleidingsfaciliteiten; degenen die de arbeidsmarkt betreden te helpen werk te vinden en te randvoorwaarden te creëren voor een soepeler overgang van onderwijs en opleiding naar het beroepsleven,
b)
de jeugdwerkloosheid te bestrijden en duurzame integratie van jongeren in het beroepsleven mogelijk te maken, ook voor jongeren zonder baan, onderwijs of beroepsopleiding,
c)
de economische groei te stimuleren om hoogwaardige en duurzame banen te creëren voor zowel vrouwen als mannen, met name in het midden- en kleinbedrijf; zowel de productiviteit als de werkverdeling te verbeteren,
d)
het werkklimaat te verbeteren en de oorzaken van vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt, zoals arbeidsongevallen, pesten op de werkvloer en andere ongunstige arbeidsomstandigheden weg te nemen,
e)
te investeren in onderwijs en levenslang leren voor alle leeftijdsgroepen door speciaal de nadruk te leggen op vroegschoolse educatie en toegang tot het hoger onderwijs, samenwerking tussen bedrijven en scholen, bedrijfs- en speciale opleidingen voor sectoren met een tekort aan arbeidskrachten, alsmede beroepsonderwijs,
f)
te investeren in innovatie door de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten te ondersteunen, in het bijzonder op het gebied van klimaatverandering, energie-efficiëntie, gezondheid en vergrijzing van de bevolking,
g)
de oorzaken van gendersegregatie op de arbeidsmarkt weg te werken,
h)
te zorgen voor meer evenwicht tussen flexibele en vaste arbeidscontracten ter bevordering van de werkgelegenheid en om gezins- en beroepsleven beter met elkaar te kunnen combineren,
i)
de pensioenstelsels af te stemmen op de veranderende economische en demografische omstandigheden, de noodzakelijke hervormingen door te voeren en te zorgen dat deze zowel duurzaam als houdbaar zijn, en de economische afhankelijkheidsgraad te verminderen door bijvoorbeeld de voorwaarden te scheppen voor langer doorwerken op vrijwillige basis, betere gezondheids- en veiligheidsvoorwaarden op het werk, het creëren van diverse stimulansen en flexibele arbeidsmodellen, evenals het bieden van meer werk voor alle leeftijdsgroepen,
j)
armoede en sociale en medische uitsluiting te bestrijden, waarbij vooral de nadruk moet liggen op preventieve en proactieve initiatieven;
8. roept de lidstaten en de Commissie ertoe op stappen te ondernemen om groei- en werkgelegenheidsgericht beleid te ontwikkelen (bijvoorbeeld door effectievere ondersteuning van mkb-bedrijven, alsook door middel van effectievere, doelgerichtere en activerende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid en sociale bijstandsregelingen), mogelijkheden tot levenslang leren en speciale opleidingen voor sectoren met een tekort aan arbeidskrachten te introduceren, te voorzien in de behoeften van de regionale en lokale arbeidsmarkten en de noodzaak tot herscholing om de inzetbaarheid van langdurig werklozen te ondersteunen en levenslange bij- en nascholing, bedrijfsopleidingen en betaalde stages met bijzondere aandacht voor werkloze jongeren en voor werknemers met een laag opleidingsniveau te bevorderen, die erop gericht moeten zijn voltijdwerkers in staat te stellen van hun werk te leven;
9. onderstreept dat werkgelegenheid voor jongeren een belangrijk onderdeel moet vormen van de sociale investeringsstrategie; spoort de lidstaten ertoe aan te investeren in en te komen met toekomstgerichte ambitieuze strategieën om te voorkomen dat er een generatie verloren gaat en om de toegang tot de arbeidsmarkt voor jongeren te verbeteren door:
a)
het ontwikkelen van partnerschappen tussen scholen, opleidingscentra en lokale of regionale bedrijven,
b)
het verzorgen van opleidingen en hoogwaardige stageprogramma's voor jongeren, het bieden van beroepsopleidingsmogelijkheden in samenwerking met bedrijven en van mentoringfaciliteiten door oudere werknemers om jongeren in dienst te kunnen nemen en hen binnen het bedrijf zelf te kunnen opleiden,
c)
het bevorderen van ondernemerschap en van een Europees jeugdgarantiestelsel en het creëren van prikkels voor werkgevers om afgestudeerden in dienst te nemen,
d)
te zorgen voor een betere overgang van onderwijs naar werk en Europese en regionale mobiliteit te bevorderen;
10. wijst daarnaast ook op de persoonlijke verantwoordelijkheid, in die zin dat mensen ook moeten nadenken over wat zij kunnen doen om ervoor te zorgen dat zij in de wedloop om talent tot de winnaars behoren;
11. dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan alle mogelijke maatregelen te nemen om onderwijsstelsels op alle niveaus te verbeteren door duidelijk de nadruk te leggen op strategieën voor voor- en vroegschoolse educatie, door een integratiegericht schoolklimaat tot stand te brengen, door voortijdig schoolverlaten te voorkomen, door het secundair onderwijs te verbeteren en leerlingen te begeleiden en te adviseren, door betere omstandigheden te scheppen zodat jongeren met succes hoger onderwijs kunnen aanvatten of rechtstreeks toegang krijgen tot de arbeidsmarkt, door instrumenten te ontwikkelen om beter te kunnen anticiperen op toekomstige vaardigheidsbehoeften en de samenwerking tussen onderwijsinstellingen, bedrijven en arbeidsbemiddelingsdiensten te versterken, door de erkenning van beroepskwalificaties te verbeteren en nationale kwalificatiekaders te ontwikkelen;
12. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan een goed evenwicht tussen zekerheid en flexibiliteit op de arbeidsmarkt te garanderen door consistente toepassing van flexizekerheidsbeginselen, en arbeidsmarktsegmentering aan te pakken door zowel adequate sociale bescherming te bieden voor mensen die zich in een overgangspositie bevinden of mensen met deeltijdse of halftijdse banen, als toegang te verschaffen tot faciliteiten voor opleiding, loopbaanontwikkeling en voltijds werk; spoort de lidstaten ertoe aan te investeren in diensten als betaalbare, voltijdse en kwalitatief verantwoorde kinderopvang, scholen waar kinderen de hele dag terecht kunnen en tehuizen voor ouderenzorg, die gendergelijkheid helpen bevorderen, zorgen voor een beter evenwicht tussen werk en gezin en een situatie creëren die de mogelijkheid biedt de arbeidsmarkt te betreden of opnieuw aan het werk te gaan;
13. spoort de lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, ertoe aan de nodige hervormingen door te voeren om hun pensioenstelsels duurzaam, veilig en integratief te maken, en de economische afhankelijkheidsgraad te verlagen om een voldoende groot personeelsbestand te kunnen handhaven, een en ander in combinatie met een constante verbetering van de arbeidsomstandigheden en met levenslange opleidingsprogramma's om gezondere en langere beroepsloopbanen mogelijk te maken;
Betere governance dankzij het sociaal investeringspact
14. spoort de lidstaten ertoe aan grotere inspanningen te leveren om sociale investeringen op te nemen in hun begrotingsdoelstellingen voor de middellange en lange termijn en in hun nationale hervormingsprogramma's; verzoekt de Europese Raad en de Commissie er nauwlettend op toe te zien dat de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken worden verwezenlijkt;
15. merkt op dat het recent ontwikkelde systeem voor macro-economisch en begrotingstoezicht in de EU moet aangevuld worden met beter toezicht op het beleid inzake werkgelegenheid en sociale zaken, ten einde de daadwerkelijke verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken te kunnen garanderen; roept de Commissie er daarom toe op zich te beraden over de opstelling van een scorebord met gemeenschappelijke indicatoren voor sociale investeringen waarmee de in de lidstaten en op Unieniveau geboekte vorderingen nauwlettend kunnen worden gevolgd, en om maatschappelijk verantwoord ondernemen op bedrijfsniveau – met name in het midden- en kleinbedrijf – te bevorderen door een Europees sociaal kwaliteitsmerk in te voeren;
16. verzoekt de lidstaten zich te beraden over de sluiting van een „sociaal investeringspact”, waarbij investeringsdoelstellingen worden vastgelegd en een strikter controlesysteem wordt gecreëerd ter ondersteuning van hun inspanningen om te voldoen aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en onderwijs; het is de bedoeling dat in dit „sociaal investeringspact”, naar het model van onder andere het „Euro Plus-pact”, een lijst wordt opgenomen van specifieke maatregelen die in de vorm van sociale investeringen binnen een bepaald tijdsbestek door de lidstaten moeten worden uitgevoerd om de doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en onderwijs te verwezenlijken in overeenstemming met de jaarlijkse groeianalyse en de nationale hervormingsprogramma's; een en ander moet worden onderworpen aan een regulier toezichtsysteem, waarbij een belangrijke rol wordt toebedeeld aan de Europese Commissie en het Europees Parlement, en waarbij alle relevante formaties van de Raad moeten worden betrokken;
17. verzoekt de Commissie alle mogelijke stappen te ondernemen om de lidstaten ertoe aan te moedigen dit „sociaal investeringspact” te ondertekenen en om de doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en onderwijs in het kader van het Europees Semester 2013 te evalueren;
18. verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 in de nodige begrotingsmiddelen voorziet om de sociale investeringen in Europa te kunnen stimuleren en ondersteunen, dat de beschikbare financiering op een rationele en doelmatige wijze gebruikt wordt en dat ook de structuurfondsen, met name het Europees Sociaal Fonds, worden ingeschakeld ter ondersteuning van de sociale investeringen, waarbij moet worden gegarandeerd dat de desbetreffende prioriteiten de specifieke behoeften van de lidstaten weerspiegelen; verzoekt de Commissie om, zo zij dit nodig acht, ook andere mogelijke financieringsbronnen ter beschikking van de lidstaten te stellen voor sociale investeringen;
o o o
19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.