Resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2012 over het Initiatief voor sociaal ondernemerschap - Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie (2012/2004(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's van 18 april 2012 getiteld „Naar een banenrijk herstel” (COM(2012)0173),
– gezien het werkdocument van de sectie voor een eengemaakte markt, productie en consumptie betreffende de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's getiteld „Initiatief voor sociaal ondernemerschap - Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie”, INT/606 van 22 februari 2012,
– gezien het voorstel van de Commissie van 8 februari 2012 voor een verordening van de Raad betreffende het statuut van de Europese stichting (FE) (COM(2012)0035),
– gezien het voorstel van de Commissie van 20 december 2011 voor een richtlijn betreffende het gunnen van overheidsopdrachten (COM(2011)0896),
– gezien het voorstel van de Commissie van 7 december 2011 voor een verordening inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (COM(2011)0862),
– gezien de mededeling van de Commissie van 25 oktober 2011 getiteld „Initiatief voor sociaal ondernemerschap - Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie” (COM(2011)0682),
– gezien de mededeling van de Commissie van 25 oktober inzake een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen (COM(2011)0681),
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 april 2011 getiteld „Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen - 'Samen werk maken van een nieuwe groei'” (COM(2011)0206),
– gezien de mededeling van de Commissie van 27 oktober 2010 getiteld „Naar een Single Market Act - Voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen” (COM(2010)0608),
– gezien het voorstel van de Commissie van 6 oktober 2011 inzake een programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie (COM(2011)0609),
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld „Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),
– gezien het voorstel van de Commissie van 6 oktober 2011 voor een verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 (COM(2011)0607),
– gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2010 getiteld „Het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale samenhang” (COM(2010)0758),
– gezien de publicatie van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) en het EMES European Research Network van 2008 getiteld „Social Enterprise: A new model for poverty reduction and employment generation”(1),
– gezien het verkennend advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 26 oktober 2011 getiteld „Sociaal ondernemerschap en sociale ondernemingen” IN/589,
– gezien zijn resolutie van 19 februari 2009 over de sociale economie(2),
– gezien zijn schriftelijke verklaring van 10 maart 2011(3),
– gezien zijn resolutie van 13 maart 2012 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers(4),
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en sociale zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7-0305/2012),
A. overwegende dat sociale ondernemingen, die in totaal 10% van de Europese ondernemingen vertegenwoordigen, oftewel 2 miljoen ondernemingen, en die werk bieden aan ruim 11 miljoen mensen binnen de EU, oftewel 6% van de totale Europese beroepsbevolking, een aanzienlijke bijdrage leveren tot het Europees sociaal model en de Europa 2020-strategie;
B. overwegende dat verschillende historische ontwikkelingen ertoe geleid hebben dat wettelijke kaders voor ondernemingen, waaronder sociale ondernemingen, tussen de lidstaten aanzienlijke verschillen vertonen;
C. overwegende dat de meeste soorten ondernemingen van de sociale economie op Europees niveau niet wettelijk erkend zijn en slechts in bepaalde lidstaten nationaal erkend zijn;
D. overwegende dat de gevolgen van de huidige sociale, economische en financiële crisis tezamen met de demografische ontwikkelingen, met name de vergrijzing, een wissel trekt op de socialezekerheidsstelsels, met inbegrip van verplichte en vrijwillige sociale verzekeringen, en dat er derhalve stimulansen moeten worden gegeven aan innovatieve systemen om een adequate en fatsoenlijke sociale zekerheid te waarborgen;
E. overwegende dat de Single Market Act en de Europa 2020-strategie – beide gericht op slimme, duurzame en inclusieve groei, meer en betere banen en armoedebestrijding – onderling sterk verweven zijn en dat sociale ondernemingen een significante bijdrage kunnen leveren doordat ze over innovatiepotentieel beschikken en adequaat inspelen op sociale behoeften;
F. overwegende dat de Commissie onderkent dat actoren in de sociale economie en sociale ondernemingen de drijvende kracht vormen achter economische groei en sociale innovatie en daarbij tevens duurzame werkgelegenheid creëren en de integratie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt bevorderen;
G. overwegende dat de voorstellen van de Commissie voor verordeningen inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen en het programma voor sociale verandering en innovatie instemming verdienen;
H. overwegende dat sociale ondernemingen essentiële elementen van een verzorgingsstaat zijn en aldus bijdragen tot de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen van de Europese Unie;
I. overwegende dat vele sociale ondernemingen moeilijkheden ondervinden bij het financieren van uitbreiding van hun activiteiten en derhalve specifieke, toegesneden steun nodig hebben, zoals sociaal bankieren, risicodelingsinstrumenten, liefdadigheidsinstellingen en (micro)krediet, vooral als het om micro-ondernemingen en kmo's gaat; overwegende dat de structuurfondsen en -programma's van de EU in dit verband een belangrijke rol spelen door het bevorderen van toegang tot financiering voor sociale ondernemingen, ook die welke investeringsintensief zijn;
J. overwegende dat de meeste sociale ondernemingen beleidshervorming bevorderen door bevordering van behoorlijk bestuur, met name door inschakeling van de werknemers, klanten en belanghebbenden, en wederzijds leren en sociale innovatie ondersteunen en aldus inspelen op de toenemende vraag van burgers naar ethisch, sociaal en milieuvriendelijk optreden van ondernemingen;
K. overwegende dat sociale ondernemingen door hun aard en werkwijze bijdragen tot een samenleving die meer samenhang vertoont en democratischer en actiever is, en veelal betere arbeidsvoorwaarden bieden, en moeten bieden, alsook gelijk loon voor gelijk werk, en gelijke kansen van mannen en vrouwen steunen en aldus het combineren van werk en gezinsleven mogelijk maken;
L. overwegende dat de Commissie voorstelt om kansarmen toe te voegen aan de categorieën die in aanmerking komen voor voorbehouden opdrachten;
Inleiding
1. is ingenomen met de mededeling van de Commissie inzake het initiatief voor sociaal ondernemerschap en de mededeling getiteld „Naar een banenrijk herstel” met aanbevelingen aan nationale overheden voor verbetering van de randvoorwaarden voor sociale ondernemingen zodat nieuwe kansen en banen gecreëerd kunnen worden, onder meer in het snelgroeiende gezondheids- en socialezorgsegment (de „witte sector”) en in het milieusegment (de „groene sector”) - twee gebieden die nieuwe mogelijkheden bieden aan de sociale economie en de economie als geheel;
2. stelt vast dat de sociale economie deel uitmaakt van de ecosociale markteconomie en van de Europese interne markt en wijst erop dat zij goed bestand is tegen crises en solide bedrijfsmodellen hanteert; beklemtoont dat sociale ondernemingen veelal inspelen op sociale en menselijke noden waaraan commerciële bedrijven en de overheid geen of onvoldoende aandacht besteden; wijst erop dat banen in de sociale economie een grotere kans hebben om ter plaatse te blijven;
3. wijst erop dat een sociale onderneming ongeacht de rechtsvorm een onderneming is die:
a)
als hoofddoel heeft het realiseren van meetbare positieve sociale effecten overeenkomstig haar statuten of elk ander statutair document waarbij de onderneming is opgericht, en:
–
diensten of goederen levert ten behoeve van kwetsbare, gemarginaliseerde, benadeelde of uitgesloten personen en/of
–
diensten of goederen levert volgens een productiemethode die haar sociale doelstelling tot uiting brengt;
b)
haar winst in de eerste plaats gebruikt om haar hoofddoelen te realiseren in plaats van winst uit te keren en voor alle omstandigheden waarin winst wordt uitgekeerd aan aandeelhouders en eigenaars, vooraf bepaalde procedures en regels heeft ingesteld die ervoor zorgen dat de verdeling van winst de hoofddoelen niet ondermijnt; alsmede
c)
op verantwoorde en transparante wijze wordt beheerd, in het bijzonder door participatie van de werknemers, klanten en/of belanghebbenden bij de bedrijfsactiviteiten;
Aanbevolen acties voor verschillende soorten ondernemingen
4. benadrukt dat werk van vrijwilligers in de diverse sectoren van de sociale economie, waaronder jongeren die aan het begin van hun carrière staan en die enthousiasme en nieuwe vaardigheden meebrengen, alsook ouderen die ruime ervaring en beproefde vaardigheden hebben, een belangrijke bijdrage levert tot de economische groei, solidariteit en sociale cohesie en het leven van veel mensen zin geeft; dringt aan op erkenning en adequate financiële en structurele steun op lokaal, nationaal en Europees niveau;
5. verzoekt de Commissie en de lidstaten erop toe te zien dat sociale ondernemingen niet benadeeld worden door andere soorten ondernemingen die de winstgevende gebieden wegkapen; wijst erop dat deze gebieden voornamelijk stedelijke gebieden zijn, zodat minder winstgevende gebieden op het platteland en in meer afgelegen streken, waar de logistiek duurder is, het met minder en kwalitatief slechtere dienstverlening moeten doen; beklemtoont dat de gebruiker vrij moet kunnen kiezen uit meerdere dienstverleners;
6. benadrukt het belang van een strategie en maatregelen ter bevordering van sociaal ondernemerschap en innovatieve sociale ondernemingen, met name met betrekking tot jongeren en gehandicapten, om ervoor te zorgen dat ondernemers, mannen zowel als vrouwen, gemakkelijker gebruik kunnen maken van de programma's en financiering van de EU en de lidstaten; dringt aan op toereikende steun om het programma Erasmus voor jonge ondernemers te continueren en de aantrekkelijkheid en zichtbaarheid van dit programma ook in de sociale economie te vergroten; wijst er wel op dat zelfstandig ondernemerschap gepaard moet gaan met voldoende begeleiding;
7. wijst op de diversiteit binnen de sociale economie; benadrukt dat de ontwikkeling van nieuwe rechtskaders op EU-niveau facultatief voor de ondernemingen moet zijn en dat er eerst een effectbeoordeling moet plaatsvinden om rekening te houden met de verschillende sociale bedrijfsmodellen in de lidstaten; benadrukt dat maatregelen wel hun Europese meerwaarde moeten bewijzen;
8. steunt initiatieven op EU-niveau om het reeds sterk ontwikkelde verenigingsleven in de diverse lidstaten uit te breiden en te versterken; dringt aan op een Europese rechtsregeling voor verenigingen, als aanvulling op de bestaande nationale rechtsregelingen;
9. verwelkomt de intentie van de Commissie om een voorstel te presenteren voor vereenvoudiging van de verordening inzake het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap;
10. is ingenomen met de studie van de Commissie naar de situatie van de onderlinge maatschappijen in Europa met sterke inbreng van de sector; benadrukt dat onderlinge maatschappijen erkend moeten worden met behulp van een Europees statuut, als een afzonderlijke en belangrijke speler binnen de Europese economie en samenleving; beklemtoont dat de voordelen van een Europees statuut bevorderlijk zouden zijn voor grensoverschrijdende activiteiten van onderlinge maatschappijen; dringt er bij de lidstaten die nog geen nationaal statuut voor onderlinge maatschappijen kennen, op aan een dergelijk statuut alsnog in te voeren;
11. verwelkomt het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende het statuut van de Europese stichting;
12. herinnert eraan dat de Commissie zich in COM(2004)0018 heeft verbonden tot twaalf concrete acties om de ontwikkeling van coöperaties te ondersteunen en betreurt dat er tot nog toe zo weinig vooruitgang is geboekt; verzoekt de Commissie zich ambitieus op te stellen en aansluitend op het initiatief van 2004 nadere maatregelen voor te stellen om de operationele voorwaarden voor coöperaties, onderlinge maatschappijen en stichtingen te verbeteren en aldus de ontwikkeling van de sociale economie in het algemeen te ondersteunen;
13. verwelkomt de goedkeuring van het herziene pakket van EU-regels voor staatssteun betreffende sociale en lokale diensten, en spoort de Commissie tevens aan de regels verder te verduidelijken zodat ze voor de lagere overheden begrijpelijker en makkelijker toepasbaar worden, met name met betrekking tot de sociale ondernemingen;
Ondernemingen die sociale doelstellingen vervullen of een sociale impact verwezenlijken
14. wijst erop dat sociale ondernemingen belangrijke leveranciers zijn van diensten van algemeen belang; wijst erop dat dit soort ondernemingen veelal voortkomen uit of nauw verbonden zijn met maatschappelijke organisaties, vrijwilligersorganisaties en/of welzijnsverenigingen die mensgerichte diensten leveren die toegesneden zijn op essentiële menselijke behoeften, met name van gebruikers in een kwetsbare positie; wijst erop dat sociale ondernemingen veelal een middenpositie innemen tussen de traditionele particuliere en publieke dienstverleners, met name in het kader van overheidsopdrachten;
15. is van oordeel dat het begrip „maatschappelijk verantwoord ondernemen” (mvo) los moet worden gezien van het begrip „sociale economie”, zij het dat bepaalde commerciële bedrijven met een aanzienlijke activiteit op het gebied van mvo sterk verweven kunnen zijn met sociale ondernemingen;
Financiële perspectieven - verbeteren van het wettelijk en fiscaal milieu
16. is van mening dat het EU-programma voor sociale verandering en innovatie voor 2014-2020, met het aandachtspunt microfinanciering en sociaal ondernemerschap, bijdraagt tot betere toegang tot microkredieten voor micro-ondernemingen van de sociale economie met inachtneming van de uiteenlopende financieringsbehoeften van sociale ondernemingen;
17. is van oordeel dat er verschillende financieringsinstrumenten nodig zijn - zoals de Europese sociaalondernemerschapsfondsen, de Europese durfkapitaalfondsen en de European Angels Funds (EAF) om de toegang van sociale ondernemingen tot de financiële markten te bevorderen;
18. benadrukt dat sociale ondernemingen gesteund moeten worden door middel van toereikende financiële instrumenten op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau en wijst op de daarvoor in aanmerking komende fondsen in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020 (zoals het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, het Europees programma voor sociale verandering en innovatie, het Programma voor onderzoek en innovatie, en Horizon 2020); vraagt uitdrukkelijk om steun voor innovatieve sociale ondernemingen, met name die welke kwaliteitsbanen opleveren, armoede en sociale uitsluiting bestrijden en investeren in onderwijs, scholing en levenslang leren;
19. beklemtoont dat de toegang tot Europese financiering eenvoudiger wordt terwijl de nodige flexibiliteit op nationaal niveau mogelijk moet blijven, dat er financieringsmogelijkheden moeten worden geboden en dat daaraan duidelijk bekendheid moet worden gegeven en dat er tevens organisatorische, administratieve en boekhoudkundige vereenvoudigingen moeten worden doorgevoerd;
20. wijst erop dat de invoering van nieuwe vormen van financiële steun zal worden voorafgegaan door een analyse van de huidige instrumenten om de efficiëntie ervan te evalueren, en acht het in dit verband noodzakelijk te kunnen beschikken over hulpmiddelen waarmee het maatschappelijke rendement van investeringen kan worden gemeten en vergeleken, teneinde de ontwikkeling van een transparantere investeringsmarkt te bevorderen;
21. acht het noodzakelijk omstandigheden te creëren waarin sociale ondernemingen financiële onafhankelijkheid kunnen verwerven en zich kunnen bezighouden met commerciële zakelijke activiteiten;
22. is van mening dat verantwoorde beheersprocessen, ondersteund door naar behoren gecontroleerde en transparante financieringsmechanismen, noodzakelijk zijn om zich te kunnen blijven concentreren op sociaal ondernemerschap;
Metingen, ondersteuning en promotie
23. vraagt om een vergelijkende studie op initiatief van de Commissie, uit te voeren in samenwerking met sociale ondernemingen, naar de verschillende rechtskaders in de verschillende EU-landen en de bedrijfsomstandigheden en -karakteristieken voor sociale ondernemingen, waaronder hun omvang, aantal, werkterrein en certificatie- en etiketteringsregelingen;
24. benadrukt dat er grote verschillen bestaan tussen sociale ondernemingen wat betreft vorm, omvang, activiteiten, financiële situatie en samenwerkingsverbanden; merkt op dat sommige sociale ondernemingen toonaangevend zijn voor de ontwikkeling in hun sector en over voldoende capaciteit beschikken voor hun eigen ontwikkeling, maar dat andere behoefte hebben aan knowhow met betrekking tot de oprichting en de ontwikkeling van een onderneming en de bedrijfsvoering;
25. is van mening dat het, om de concurrentiekracht van sociale ondernemingen in de gehele EU te vergroten, noodzakelijk is de totstandbrenging te bevorderen van sociale innovatieclusters, waarvan de toegevoegde waarde het lokale niveau overstijgt; is bovendien van oordeel dat sociale ondernemingen, met behulp van passende stimulansen, van essentieel belang kunnen zijn voor de werkgelegenheid van gekwalificeerde werknemers ouder dan 50 jaar die de arbeidsmarkt hebben verlaten;
26. steunt het voorstel van de Commissie om een meertalig, toegankelijk en gebruikersvriendelijk onlineplatform voor sociale ondernemingen op te zetten, onder meer met het oog op wederzijds leren, uitwisseling van beproefde modellen, ontwikkeling van partnerschappen, bevordering van informatie-uitwisseling omtrent toegang tot financierings- en scholingsmogelijkheden, en met de functie van netwerk voor grensoverschrijdende samenwerking; verzoekt de Commissie en de lidstaten aandacht aan sociale ondernemingen te besteden via de open coördinatiemethode;
27. steunt het voorstel van de Europese Commissie om een deskundigengroep in te stellen voor sociaal ondernemerschap om de voortgang van de in mededeling COM(2011)0682 beoogde maatregelen te bewaken en evalueren;
28. verzoekt de Commissie en de lidstaten om de haalbaarheid en wenselijkheid van de ontwikkeling van een „Europees sociaal label” te overwegen dat aan sociale ondernemingen wordt toegekend, teneinde een betere toegang tot sociaal innovatieve overheidsopdrachten te verzekeren zonder de mededingingsregels te overtreden; stelt voor dat ondernemingen met een dergelijk label op gezette tijden gecontroleerd worden om na te gaan of ze nog aan de voorwaarden van het label voldoen;
29. dringt aan op Europese regels inzake overheidsopdrachten waarbij het beginsel wordt toegepast van „de economisch gunstigste offerte ” in plaats van de „laagste kosten” bij het inhuren van dienstverlening;
30. verzoekt de Commissie te werken aan beter begrip en kennis over sociale ondernemingen en de sociale economie en er ruimere bekendheid aan te geven via ondersteuning van universitair onderzoek, onder meer via het achtste kaderprogramma (Horizon), en een periodiek activiteitenrapport over sociale ondernemingen en hun prestaties te gaan uitbrengen; verzoekt de lidstaten gehoor te geven aan de oproep van de Commissie tot indiening van voorstellen met het oog op betrouwbare statistieken over sociale ondernemingen, afkomstig van de nationale bureaus voor de statistiek;
31. verzoek de Commissie en de lidstaten sociale ondernemingen een plaats te geven in hun actieplannen voor werkgelegenheid en sociale inclusie en hun steun te geven aan de instelling van een Europese prijs voor sociaal ondernemerschap, warmee de sociale effecten ervan erkenning kunnen krijgen;
32. wijst erop dat sociale ondernemingen een maximum aan ondersteuning en aanvaarding door middel van voorlichting nodig hebben, niet in de laatste plaats door de niet-economische baten te onderstrepen, en dringt aan op een brede voorlichtingscampagne met steun van de Commissie, de lidstaten en de sociale partners via een toegankelijke, meertalige website waarmee snel informatie kan worden verkregen over sociale producten en diensten ten behoeve van burgers;
33. verzoekt de lidstaten stil te staan bij de voordelen van opneming van de beginselen van sociaal ondernemerschap en sociale verantwoordelijkheid in de curricula van scholen, universiteiten en andere onderwijsinstellingen, en in de programma's voor „levenslang leren”, met het oog op de ontwikkeling van sociale en burgerschapsvaardigheden en de ondersteuning van aanstellingen in sociale ondernemingen; verzoekt de Commissie en de lidstaten voorts conventionele en onlinescholing voor sociale ondernemers te ondersteunen en nauwere samenwerking tussen sociale ondernemingen, commerciële bedrijven en universiteiten te bevorderen teneinde begrip voor sociale ondernemingen te kweken en de kennis erover te vergroten en eventuele stereotiepe denkbeelden te bestrijden;
34. is van mening dat de invoering van een gemeenschappelijk Europees kader voor de publicatie van gegevens een waarborg zal vormen voor duidelijkere en doeltreffendere informatievoorziening over investeringen in sociale ondernemingen;
35. verwelkomt de toezegging van de Commissie om te onderzoeken en te overwegen of sociale ondernemingen gebruik kunnen maken van slapende octrooien, om zo hun ontwikkeling te bevorderen, en hoopt op concrete maatregelen in de nabije toekomst;
o o o
36. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.