Resolutie van het Europees Parlement van 22 november 2012 over de mensenrechtensituatie in Iran, met name massa-executies en het recente overlijden van de blogger Sattar Beheshti (2012/2877(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Iran, met name over de mensenrechten,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 23 oktober 2012 over tien recente terechtstellingen in Iran,
– gezien de verklaring van de woordvoerder van de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger van 11 november 2012 over het overlijden van de Iraanse blogger Sattar Beheshti in gevangenschap,
– gezien het verslag van de speciale rapporteur van de VN van 13 september 2012 over de mensenrechtensituatie in Iran,
– gezien de vrijlating van dominee Youcef Nadarkhani uit de gevangenis in september 2012,
– gezien de op 18 december 2007 en 18 december 2008 aangenomen resoluties 62/149 respectievelijk 63/168 van de Algemene Vergadering van de VN over een moratorium op de toepassing van de doodstraf,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, het Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Verdrag inzake de rechten van het kind, die alle door Iran zijn ondertekend,
– gezien artikel 122, lid 5 en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de huidige mensenrechtensituatie in Iran wordt gekenmerkt door een permanent patroon van systematische schending van de grondrechten; overwegende dat verdedigers van de mensenrechten (met name voorvechters van de rechten van vrouwen, kinderen en minderheden), journalisten, bloggers, kunstenaars, studentenleiders, advocaten, vakbondslui en milieuactivisten nog steeds leven onder grote druk en met een permanent risico van arrestatie;
B. overwegende dat de blogger Sattar Beheshti, die op internet kritiek op het Iraanse regime had geuit, op 30 oktober 2012 door de FATA, een gespecialiseerde internetpolitie-eenheid, is gearresteerd op beschuldiging van internetmisdrijven, en in gevangenschap is overleden; overwegende dat de precieze omstandigheden van zijn overlijden nog niet zijn vastgesteld en dat van verscheidene kanten wordt bericht dat hij is overleden aan de gevolgen van foltering in een Iraanse gevangenis;
C. overwegende dat familieleden van Sattar Beheshti die in Iran wonen, zijn bedreigd met arrestatie als zij over zijn dood zouden spreken met de media of klacht zouden indienen tegen de vermoedelijke folteraars;
D. overwegende dat de dood van Sattar Beheshti alweer een tragisch voorbeeld is van de stelselmatige en onophoudelijke foltering, mishandeling en ontzegging van elementaire rechten waaraan gewetensgevangenen in Iran regelmatig worden blootgesteld, terwijl de veiligheids- en inlichtingendiensten in een sfeer van totale straffeloos te werk gaan;
E. overwegende dat de mensenrechtenraad van de Iraanse justitie na dagenlang zwijgen over de dood van Sattar Beheshti heeft beloofd alle aspecten van de zaak te onderzoeken en alle schuldigen streng te vervolgen;
F. overwegende dat de Iraanse parlementsvoorzitter, Hasan Abutorabifard, op 11 november 2012 heeft verklaard dat de Iraanse parlementaire commissie voor nationale veiligheid en buitenlands beleid de zaak zou onderzoeken;
G. overwegende dat de speciale rapporteurs van de VN over de mensenrechtensituatie in Iran, standrechtelijke executies, foltering en vrijheid van meningsuiting verheugd waren over het besluit van het Iraanse parlement en de Iraanse justitie om een onderzoek naar de dood van de heer Beheshti in te stellen, en ook hebben opgemerkt dat in Iran een aantal gevallen gemeld zijn van gedetineerden die naar verluidt in gevangenschap zijn overleden ten gevolge van mishandeling, foltering, gebrek aan medische behandeling of verwaarlozing;
H. overwegende dat Saeed Sedighi en negen andere mannen op 22 oktober 2012 zijn terechtgesteld op beschuldiging van drugsmisdrijven; overwegende dat de meeste van deze mannen geen eerlijk proces hebben gekregen en gedurende hun gevangenschap zijn gefolterd;
I. overwegende dat de autoriteiten na de terechtstelling van de heer Sedighi zijn familie waarschuwden niet met de media te spreken en hen beletten na zijn begrafenis een publieke begrafenisplechtigheid te houden;
J. overwegende dat het aantal terechtstellingen, ook van jongeren, in Iran de afgelopen jaren opvallend is gestegen en dat er sinds het begin van dit jaar 300 terechtstellingen zijn geregistreerd; overwegende dat de doodstraf regelmatig wordt uitgevoerd in zaken waar de gewettigde procesrechten van de beklaagden met voeten zijn getreden en voor misdrijven die niet onder de categorie van „zeer ernstige misdaden” vallen in de zin van de internationale normen;
K. overwegende dat de Iraanse autoriteiten blijven proberen een „halalinternet” op te zetten, dat de Iraniërs effectief de toegang tot het world wide web ontzegt, en informatie- en communicatietechnologie blijven gebruiken om de fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting en van vergadering, te beknotten; overwegende dat Iran de internetvrijheid inperkt door de beschikbare bandbreedte te beperken, door de staat beheerde servers, specifieke internetprotocollen (IP's), internetserviceproviders (ISP') en zoekmachines te ontwikkelen en internationale en binnenlandse socialenetwerksites te blokkeren;
L. overwegende dat de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken in 2012 is uitgereikt aan twee Iraanse activisten, de jurist Nasrin Sotoudeh en de filmregisseur Jafar Panahi; overwegende dat Nasrin Sotoudeh een gevangenisstraf uitzit omdat zij op schendingen van de mensenrechten in Iran heeft gewezen; overwegende dat mevrouw Sotoudeh een hongerstaking is begonnen omdat zij haar man niet mocht bezoeken; overwegende dat Jafar Panahi in hoger beroep is gegaan tegen een veroordeling tot een gevangenisstraf van zes jaren, een twintigjarig verbod op het maken van films en een aan hem opgelegd reisverbod;
1. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de voortdurend verslechterende mensenrechtensituatie in Iran, het toenemende aantal politieke gevangenen en gewetensgevangenen, het permanent hoge aantal terechtstellingen, ook van jongeren, de algemeen verspreide praktijken van foltering, oneerlijke processen en buitensporige bedragen voor borgtocht, en de strenge beperking van de vrijheid van informatie, meningsuiting, vergadering, geloof, onderwijs en verkeer;
2. is uiterst bezorgd over het overlijden van Sattar Beheshti in de gevangenis; dringt erop aan dat de Iraanse autoriteiten de zaak grondig onderzoeken om de precieze omstandigheden van zijn dood vast stellen;
3. is uiterst bezorgd over de berichten dat Sattar Beheshti in de gevangenis is gefolterd; vraagt de Iraanse autoriteiten ervoor te zorgen dat alle vermoedelijke gevallen van foltering en wrede, onmenselijke of onterende behandeling worden onderzocht en dat de daders ter verantwoording worden geroepen; herinnert eraan dat de toediening van lijfstraffen – hetgeen neerkomt op foltering – onverenigbaar is met artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;
4. veroordeelt krachtig de toepassing van de doodstraf in Iran en vraagt de Iraanse autoriteiten overeenkomstig resoluties 62/149 en 63/168 van de Algemene Vergadering van de VN een moratorium op terechtstellingen af te kondigen in afwachting van de afschaffing van de doodstraf; dringt er bij de Iraanse regering op aan de terechtstelling van jongeren te verbieden en te overwegen alle doodstraffen voor ter dood veroordeelde jongeren om te zetten; vraagt de Iraanse regering statistieken over de doodstraf en feiten over de rechtsbedeling bij terdoodveroordelingen openbaar te maken;
5. betreurt ten zeerste het gebrek aan rechtvaardigheid en transparantie van de rechtsgang en de ontzegging van het recht op een eerlijke procesgang; vraagt de Iraanse autoriteiten te garanderen dat het recht van alle gedetineerden op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, strikt wordt geëerbiedigd;
6. vraagt de Iraanse autoriteiten alle politieke gevangenen en gewetensgevangenen vrij te laten, met inbegrip van Nasrin Sotoudeh, die samen met Jafar Panahi de Sacharovprijs won, en hun toe te staan in december 2012 hun prijs in ontvangst te nemen in het Europees Parlement; uit zijn bezorgdheid over de verslechterende gezondheidstoestand van Nasrin Sotoudeh; vraagt de Iraanse justitie en gevangenisautoriteiten een einde te maken aan de mishandeling van Nasrin Sotoudeh; uit zijn sympathie en volledige solidariteit met de verzoeken van Nasrin Sotoudeh; vraagt de Iraanse autoriteiten alle gevangenen toegang te geven tot een advocaat van hun keuze, de nodige gezondheidszorg en familiebezoeken, waarop zij krachtens de internationale mensenrechtenwetgeving recht hebben, en hen met waardigheid en respect te behandelen;
7. vraagt de Iraanse autoriteiten vreedzaam protest te accepteren en de talrijke problemen waarmee het Iraanse volk te maken krijgt, aan te pakken;
8. vraagt de Iraanse autoriteiten de vrijheid van godsdienst te garanderen overeenkomstig de Iraanse grondwet en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;
9. vraagt de Iraanse autoriteiten te tonen dat zij zich volledig inzetten voor samenwerking met de internationale gemeenschap om de mensenrechtensituatie in Iran te verbeteren en vraagt de Iraanse regering al haar verplichtingen na te komen, zowel de verplichtingen uit hoofde van het internationale recht als de verplichtingen uit hoofde van de internationale verdragen die zij heeft ondertekend;
10. meent dat een bezoek van een speciale rapporteur van de VN kan helpen om een overzicht van de mensenrechtensituatie in Iran te krijgen; merkt met bezorgdheid op dat Iran sinds 2005 geen bezoeken van speciale rapporteurs van de VN of van de hoge commissaris voor de mensenrechten meer heeft geaccepteerd; vraagt Iran zijn verklaarde voornemen uit te voeren om in 2012 een bezoek van de speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechten, dr. Ahmed Shaheed, aan Iran toe te staan
11. verzoekt de Commissie in nauw overleg met het Parlement effectief gebruik te maken van het nieuwe Instrument voor democratie en mensenrechten om de democratie en de naleving van de mensenrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting op internet, te ondersteunen;
12. vraagt de vertegenwoordigers van de EU en de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger de Iraanse autoriteiten aan te moedigen om opnieuw een dialoog over de mensenrechten aan te gaan; verklaart zich nogmaals bereid om met Iran op alle niveaus een dialoog over de mensenrechten aan te gaan op basis van de universele waarden die in het Handvest van de VN en in internationale verdragen zijn vastgelegd;
13. steunt de tweeledige aanpak van de EU ten aanzien van Iran (een combinatie van sancties en diplomatie), maar is bezorgd over de negatieve gevolgen van verregaande sancties tegen Iran voor het Iraanse volk, zoals stijgende inflatie en tekorten aan noodzakelijke goederen, met name geneesmiddelen;
14. vraagt de Raad om een verscherping van de gerichte maatregelen tegen Iraanse personen en entiteiten, waaronder overheidsinstellingen, die verantwoordelijk zijn voor of betrokken zijn bij ernstige schendingen van de fundamentele vrijheden, met name door misbruik van ICT, het internet en mediacensuur; vraagt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat alle eigendommen in de EU, met inbegrip van onroerend goed, van Iraniërs tegen wie de beperkende maatregelen gericht zijn, in beslag worden genomen en worden bevroren;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties en de regering en het parlement van Iran, en deze resolutie in het Farsi te laten vertalen.