Resolutie van het Europees Parlement van 22 november 2012 over de situatie van migranten in Libië (2012/2879(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het VN-verdrag van 1951 betreffende de status van vluchtelingen en het aanvullende protocol van 1967,
– gezien het feit dat Libië op 25 april 1981 het Verdrag van de Afrikaanse Unie betreffende specifieke aspecten van de vluchtelingenproblematiek in Afrika heeft geratificeerd,
– gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren en het bijbehorende protocol inzake de oprichting van een Afrikaans Hof voor de rechten van de mens en de volkeren, die Libië respectievelijk op 26 maart 1987 en 19 november 2003 heeft geratificeerd,
– onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over Libië, met name die van 15 september 2011(1),
– gezien het ENB-pakket voor Libië van 15 mei 2012,
– gezien zijn resolutie van 14 juni 2012 over de mensenrechten en de veiligheidssituatie in het Sahelgebied(2),
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juli 2012,
– gezien zijn resolutie van 12 september 2012 over het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid(3),
– gezien de verklaringen die de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) op 19 juli 2012 en 3 november 2012 over Libië heeft afgelegd,
– gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN over de ondersteuningsmissie van de Verenigde Naties in Libië, dat op 30 augustus 2012 werd aangenomen,
– gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Libië in juli 2012 op bijzonder vreedzame en ordelijke wijze zijn eerste vrije, democratische verkiezingen heeft gehouden; overwegende dat het land op 9 augustus 2012 voor het eerst in zijn geschiedenis een vreedzame machtsoverdracht beleefde, van de Nationale Overgangsraad aan het Algemeen Nationaal Congres, dat ermee belast is een grondwet en andere essentiële wetgevingshervormingen goed te keuren;
B. overwegende dat op 14 november 2012, voor het eerst in meer dan vijftig jaar, een na democratische verkiezingen gevormde Libische regering de eed heeft afgelegd;
C. overwegende dat Libië een post-revolutionaire periode vol uitdagingen doormaakt, gaande van veiligheid (ontwapening, demobilisatie en re-integratie van de revolutionaire milities en hervorming van 's lands leger, politie, grenswacht en andere nationale veiligheidstroepen) over nationale verzoening, overgangsjustitie, handhaving van de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, tot het doorvoeren van veel andere hervormingen van cruciaal belang voor de opbouw van democratische instellingen en een democratische staat;
D. overwegende dat Libië in het verleden een beroep deed op arbeidsmigranten in sectoren als gezondheidszorg, onderwijs, landbouw en gasten- en schoonmaakdiensten; overwegende dat Libië nog steeds een belangrijke draaischijf is voor asielzoekers en vluchtelingen uit conflictgebieden in Afrika, Azië en het Midden-Oosten;
E. overwegende dat de capaciteit van de autoriteiten om te controleren wie het land binnenkomt, over het merendeel van de 4.378 km lange Libische landsgrenzen uiterst beperkt is;
F. overwegende dat in Libië onder het bewind van kolonel Kadhafi tussen 1,5 en 2,5 miljoen buitenlanders werkten; overwegende dat vanaf het begin van de bevrijding op 17 februari 2011 veel migranten gedwongen werden om deel uit te maken van Kadhafi-getrouwe huurlingengroepen, en dat een groot deel van hen nu zonder proces gevangen zit of het land ontvlucht is; overwegende dat volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) eind november 2011 al circa 800.000 migranten naar de buurlanden waren gevlucht, maar dat er ondertussen velen zijn teruggekeerd of aangekomen;
G. overwegende dat migranten, asielzoekers en vluchtelingen in Libië regelmatig het slachtoffer worden van mensenrechtenschendingen en dat buitenlanders zonder papieren gevaar blijven lopen op uitbuiting, racisme, willekeurige hechtenis, afranseling en marteling, ook in gevangenschap;
H. overwegende dat buitenlanders in Libië nog altijd bijzonder kwetsbaar zijn voor misbruik vanwege het veiligheidsvacuüm, de verspreiding van wapens, het ontbreken van nationale wetgeving inzake asiel en arbeidsmigranten, het ontoereikende rechtsstelsel en zwak bestuur; overwegende dat buitenlanders, onder wie zwangere vrouwen, vrouwen met kleine kinderen en samen met volwassenen vastgehouden onbegeleide kinderen, opgesloten zitten in tal van detentiecentra die speciaal voor illegale migranten zijn opgezet, of rechtstreeks door milities gevangen gehouden worden;
I. overwegende dat in recente verslagen van de Ιnternationale Federatie voor de Rechten van de Mens, Migreurop, Amnesty International en Justice Without Borders for Migrants (JWBM), op basis van een aantal onderzoeken in Libië in juni 2012, de aandacht wordt gevestigd op de herhaalde mishandeling van migranten die worden vastgehouden in acht detentiecentra in Kufra, Tripoli, Benghazi en het Nafoesagebergte;
J. overwegende dat Libië het VN-verdrag van 1951 betreffende de status van vluchtelingen nog niet heeft geratificeerd;
K. overwegende dat het UNHCR nu wel in Libië aanwezig is maar er nog geen rechtsstatus heeft;
L. overwegende dat enkele EU-lidstaten de gesprekken met Libië over het beheersen van de migratiestromen hebben hervat;
M. overwegende dat een volwaardig functionerende, democratische regering in Libië voor de EU, de VN en andere internationale partners een voorwaarde is om over samenwerkingsovereenkomsten met Libië te onderhandelen;
1. verwelkomt de installatie van de eerste democratisch verkozen Libische regering en moedigt de leden ervan aan doortastend op te treden om de grondslagen te leggen van een democratische, verantwoording verschuldigde en functionerende staatsstructuur in Libië; roept alle internationale actoren en met name de EU op klaar te staan om de Libische regering en het Algemeen Nationaal Congres (GNC) bij deze ontzaglijke opgave bij te staan;
2. verzoekt Libië wetgeving aan te nemen en uit te voeren in overeenstemming met zijn internationale verplichtingen, met name wat betreft het waarborgen van de eerbiediging van de universele mensenrechten; erkent evenwel dat deze inspanningen tijd zullen kosten aangezien de nieuw verkozen regering pas is aangetreden; beseft dat er, om de rampzalige nalatenschap van Kadhafi's schrikbewind te boven te komen, doortastende maatregelen en degelijke opleiding nodig zullen zijn totdat er een rechtsbestel, een gerechtelijk apparaat en een veiligheidsstelsel bestaan die volledige verantwoording verschuldigd zijn en op rechten gebaseerd zijn;
3. spreekt zijn bezorgdheid uit over de bijzonder kwetsbare veiligheids- en mensenrechtensituatie van de nu in Libië aanwezige buitenlanders, vooral zij die uit subsaharaans en Oost-Afrika komen om er werk te zoeken of politiek asiel aan te vragen, en zij die nog altijd in de gevangenis zitten; is met name bezorgd over de levensomstandigheden en de behandeling van gedetineerde migranten in detentiecentra, met name in Kufra, Tripoli, Benghazi en het Nafoesagebergte;
4. drukt zijn ernstige bezorgdheid uit over de extreme detentieomstandigheden waaraan buitenlanders, met inbegrip van vrouwen en kinderen, worden onderworpen – wetende dat velen van hen het slachtoffer zijn van seksueel en seksistisch geweld –, en over het feit dat zij verstoken blijven van een geschikt rechtskader en adequate rechtsbescherming, waardoor zij voor onbepaalde tijd opgesloten zitten en tegen hun deportatie geen beroep kunnen aantekenen;
5. dringt er bij de Libische autoriteiten op aan alle buitenlanders, ongeacht hun immigratiestatus, te beschermen tegen geweld, uitbuiting, bedreigingen, intimidatie en misbruik;
6. roept de regering van Libië en het GNC op alle nationale en lokale structuren van passende wetgeving en instructies te voorzien om alle vluchtelingen, asielzoekers en migranten een eerlijke behandeling, non-discriminatie en de nodige bescherming te garanderen, met bijzondere aandacht voor de veiligheid en de rechten van vrouwen en kinderen;
7. verwacht van de nieuwe Libische autoriteiten dat zij onverwijld het VN-verdrag van 1951 betreffende de status van vluchtelingen en het aanvullende protocol van 1967 ratificeren en asielwetgeving aannemen in overeenstemming met de internationale rechtsregels en normen;
8. roept de nieuwe Libische autoriteiten op het UNHCR onmiddellijk rechtsstatus te verlenen en het werk van het commissariaat te vergemakkelijken; moedigt nauwere samenwerking aan tussen de EU, het UNHCR en andere VN-agentschappen die bij de post-conflictsituatie betrokken zijn;
9. verzoekt de nieuwe Libische autoriteiten het werk te vergemakkelijken voor organisaties die asielzoekers, vluchtelingen en migranten kunnen helpen beschermen en ondersteunen;
10. roept Libië op wetgeving aan te nemen om de binnenkomst en het verblijf van buitenlandse onderdanen in het land te regelen, met inbegrip van een functionerend asielsysteem; verzoekt de EU haar buurland Libië hierbij technische en politieke bijstand te verlenen, met inbegrip van maatregelen ter verbetering van de huidige detentiecentra;
11. verzoekt Libië een rechtsstatus voor arbeidsmigranten in Libië in te voeren en ze volledige bescherming te bieden inzake eerbiediging van hun mensenrechten, met inbegrip van arbeidsrechten, overeenkomstig de desbetreffende IAO-normen;
12. dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan bij onderhandelingen met de nieuwe Libische autoriteiten over toekomstige samenwerkingsovereenkomsten en overeenkomsten inzake migratiebeheersing behoedzaam te werk te gaan en ervoor te zorgen dat dergelijke overeenkomsten doeltreffende toezichtmechanismen ter bescherming van de mensenrechten van migranten, vluchtelingen en asielzoekers omvatten;
13. roept de buitenlandse, en met name de Europese bedrijven die in Libië actief zijn, op als leidraad in al hun activiteiten toe te zien op de volledige naleving van hun verantwoordelijkheid op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), met name ten aanzien van arbeidsmigranten;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Libische regering en het GNC, de secretaris-generaal van de VN, de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie.