Resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2012 over de situatie in de Democratische Republiek Congo (2012/2907(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de in juni 2000 ondertekende Partnerschapsovereenkomst van Cotonou,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens (1948) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (1966),
– gezien artikel 3 van het Verdrag van Genève van 1949, en Protocol nr. II hierbij, dat standrechtelijke executies, verkrachting, gedwongen rekrutering en ander gruweldaden verbiedt,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, dat in het bijzonder het betrekken van kinderen bij gewapende conflicten verbiedt,
– gezien het optionele protocol bij het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind over het betrekken van kinderen bij gewapende conflicten, dat door de landen van het Grote-Merengebied is geratificeerd,
– gezien de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad, en met name de resoluties 2076 (2012), 2053 (2012), 1925 (2010) en 1856 (2008) over de situatie in de Democratische Republiek Congo (DRC), die de grondslag vormen van het mandaat van de Stabilisatiemissie van de VN in de DRC (Monusco), de verklaring van de Veiligheidsraad van 2 augustus 2012 en de maandelijkse verslagen van de secretaris-generaal van de VN over dit onderwerp,
– gezien de resoluties 1325 (2000), 1820 (2008), 1888 (2009) en 1960 (2010) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid,
– gezien resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 24 oktober 2005 over de resultaten van de wereldtop van 2005, met name de paragrafen 138 t/m 140 over de verantwoordelijkheid voor het beschermen van de bevolking,
– gezien het Afrikaanse Handvest voor mensenrechten en volkerenrechten, dat door de Democratische Republiek Congo (DRC) in 1982 is geratificeerd,
– gezien het besluit van de Raad voor vrede en veiligheid van de Afrikaanse Unie van 19 september 2012 over de veiligheidssituatie in het oosten van de DRC,
– gezien de conclusies van de Raad buitenlandse zaken van de EU van 25 juni en 19 november 2012 over de situatie in het oosten van de DRC,
– gezien de verklaring van de voorzitter van de VN-Veiligheidsraad van 19 oktober 2012,
– gezien de verklaring van 23 juni 2011 van Margot Wallström, voormalig bijzonder vertegenwoordiger van de VN-secretaris-generaal inzake seksueel geweld in conflicten,
– gezien de verklaring van 27 september 2012 van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy,
– gezien de verklaringen van 7 juni, 12 juni, 10 juli en 23 november 2012 van de vicevoorzitter van de Commissie/Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton,
– gezien de conclusies van de Raad over de situatie in het oostelijk deel van de Democratische Republiek Congo van 10 december 2012,
– gezien de verklaring van 22 februari 2011 van Andris Piebalgs, Europees commissaris voor ontwikkelingssamenwerking, getiteld „DRC: A Step towards Ending Impunity’,
– gezien de verklaring van 26 juni 2012 van Kristalina Georgieva, Europees commissaris bevoegd voor internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisrespons, met betrekking tot de verslechtering van de humanitaire situatie in de DRC,
– gezien de verklaringen van de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de internationale conferentie over het Grote-Merengebied (ICGLR) met betrekking tot de veiligheidssituatie in het oosten van de DRC, met name die van 24 november 2012,
– gezien de resolutie van de Organisation Internationale de la Francophonie (OIF), aangenomen op de 14e topconferentie van francofone landen in Kinshasa op 13 en 14 oktober 2012 over de situatie in de DRC,
– gezien het schrijven van 21 juni 2012 van de voorzitter van de bij resolutie 1533 (2004) in het leven geroepen DRC-commissie van de VN-Veiligheidsraad gericht tot de voorzitter van de Veiligheidsraad bij de indiening van het tussentijdse verslag van de groep van deskundigen inzake de DRC en de daaraan gehechte bijlagen, met het verzoek deze documenten als document van de Veiligheidsraad te publiceren (S/2012/348),
– gezien de verslagen van mensenrechtenorganisaties over de ernstige mensenrechtenschendingen in het oosten van de DRC,
– gezien de FLEGT-overeenkomst inzake Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw tussen de EU en de DRC, die in september 2010 in werking is getreden,
– gezien zijn eerdere resoluties over de DRC, en met name die van 13 juni 2012 over de waarneming van de verkiezingen in de DRC(1),
– gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat sinds april 2012 elementen van de gewapende strijdkrachten van de DRC (FARDC) in het oosten van het land, en vooral in de provincie Noord-Kivu, aan het rebelleren zijn, en overwegende dat deze rebellie snel is omgeslagen in een gewapende opstand onder de naam „Beweging 23 maart” (M23), welke aandringt op toepassing van de vredesovereenkomst die op 23 maart 2009 in Goma is ondertekend door de regering van de DRC en de gewapende groepering die bekend staat als het Nationale Volkscongres (CNDP);
B. overwegende dat de M23-rebellen één van het dozijn gewapende groeperingen zijn, waartoe enerzijds de Mai-Mai, de Democratische krachten voor de bevrijding van Rwanda (FDLR) en de Rwandese Hutu-rebellen, en anderzijds de FARDC behoren, die stuk voor stuk strijd leveren in deze regio die zo rijk is aan hulpbronnen;
C. overwegende dat de M23-rebellen al bijna zeven maanden lang een groot deel van de provincie Noord-Kivu bezet houdt, overwegende dat de groepering een eigen bestuur heeft opgezet en dat dit deel van de provincie daardoor volledig aan het gezag van de regering van de DRC onttrokken is, met voortdurende instabiliteit en onveiligheid als gevolg;
D. overwegende dat M23 zich elf dagen nadat zij de uitermate belangrijke stad Goma had veroverd op de door een VN-vredesmacht gesteunde regeringstroepen, in het kader van een regionaal tot stand gebrachte overeenkomst uit de stad heeft teruggetrokken;
E. overwegende dat er op 6 december 2012 onderhandelingen en een dialoog tussen de rebellengroeperingen en de Congolese regering van start zijn gegaan in Kampala, Oeganda;
F. overwegende dat de recente aanvallen van gewapende groeperingen op het Mugunga III-kamp laten zien hoezeer prioriteit moet worden verleend aan veiligheid op locaties voor binnenlandse ontheemden, evenals aan betere toegang voor humanitaire hulp;
G. overwegende dat de groep van deskundigen van de VN bewijzen heeft aangedragen van Rwandese steun aan de M23-rebellen, bestaande uit militaire steun in de vorm van wapens, munitie, training en soldaten;
H. overwegende dat de regeringen van Oeganda en Rwanda de door een VN-panel geuite beschuldigingen van steun aan de M23-rebellen en aan de verovering van de oost-Congolese stad Goma hebben weersproken;
I. overwegende dat de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland, Zweden en de EU naar aanleiding van het VN-verslag een deel van de steun aan Rwanda hebben ingetrokken;
J. overwegende dat de lidstaten van de ICGLR, de Gemeenschap voor de ontwikkeling van zuidelijk Afrika (SADC) en de EU zich hebben ingezet voor een constructieve politieke oplossing voor het conflict in het oosten van de DRC;
K. overwegende dat de lidstaten van de ICGLR een gemeenschappelijk verificatiemechanisme in het leven hebben geroepen voor toezicht op troepenbewegingen in het oosten van de DRC en dat zij hebben besloten neutrale internationale troepen in te zetten;
L. overwegende dat het mandaat van Monusco krachtens resolutie 2053 (2012) van de VN-Veiligheidsraad tot 30 juni 2013 is verlengd;
M. overwegende dat het oosten van de DRC telkens weer gruweldaden heeft ondergaan in de zin van mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden, zoals massaverkrachtingen, verkrachting van vrouwen en meisjes, marteling, moord op burgers en wijdverspreide rekrutering van kindsoldaten;
N. overwegende dat het gebruik van seksueel geweld en grootschalig gebruik van verkrachting verregaande consequenties hebben, zoals de fysieke en psychologische vernietiging van de slachtoffers, en dat dit als oorlogsmisdaden moet worden beschouwd;
O. overwegende dat het Congolese leger (FARDC) eveneens talloze gewelddaden heeft begaan in de oorlogsgebieden;
P. overwegende dat het feit dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden, niet vervolgd worden, de straffeloosheid doet toenemen en aanzet tot nog meer misdaden;
Q. overwegende dat meer dan 2,4 miljoen Congolezen uit de gebieden waar gevochten wordt op de vlucht zijn geslagen en dat 420 000 van hen naar buurlanden zijn gevlucht, en overwegende dat zij in onmenselijke omstandigheden moeten leven;
R. overwegende dat de DRC, en met name de oostelijke regio’s die nu in handen zijn van gewapende paramilitaire groeperingen, over enorme natuurlijke rijkdommen beschikken, zoals goud, tin en coltan, waarvan de illegale winning het conflict helpt financieren en voortzetten;
S. overwegende dat het Virunga National Park door de Unesco in 1979 als werelderfgoed is aangewezen op grond van zijn unieke biodiversiteit;
T. overwegende dat het onaanvaardbaar is dat er aardolieconcessies zijn uitgegeven voor het Virunga National Park, in overtreding van het Verdrag van Parijs van 16 november 1972 inzake de bescherming van het mondiale culturele en natuurlijke erfgoed;
U. overwegende dat de aardolieconcessies voor het Virunga National Park in strijd zijn met dit verdrag dat de DRC en Unesco bindt, en met de Congolese grondwet en het Congolese recht, en dat deze concessies dan ook moeten worden geannuleerd;
V. overwegende dat de toenemende werkloosheid, de maatschappelijke crisis, de voedselcrisis, de ontoereikendheid van basisvoorzieningen, de verarming van de bevolking en de aantasting van het milieu eveneens debet zijn aan de instabiliteit in de regio; overwegende dat er een grootschalig ontwikkelingsplan en een alomvattende strategie nodig zijn om deze problemen aan te pakken;
W. overwegende dat het nodig is de gevolgen van de conflicten aan te pakken, vooral door middel van demilitarisering, demobilisering en reïntegratie van ex-soldaten, repatriëring van vluchtelingen, hervestiging van personen die binnen hun eigen land ontheemd zijn geraakt en tenuitvoerlegging van realistische ontwikkelingsprogramma’s;
X. overwegende dat de inheemse Batwa-bevolking in het oosten van de DRC slechts 90 000 personen telt, maar dat zij het slachtoffer zijn van systematisch racisme, maatschappelijke en politieke uitsluiting en mensenrechtenschendingen in de DRC en in andere landen in het Grote-Merengebied;
Y. overwegende dat de onderdrukking van mensenrechtenactivisten en journalisten in de DRC is toegenomen en dat deze het slachtoffer zijn van willekeurige arrestaties en intimidatie; overwegende dat er geen stappen zijn ondernomen om degenen die verantwoordelijk zijn voor de rechter te brengen;
1. spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de verslechtering van de algemene situatie in het oosten van de DRC, die ernstige politieke, economische, maatschappelijke, humanitaire en veiligheidsgevolgen heeft in de DRC en in de hele regio;
2. veroordeelt ten zeerste de aanvallen door M23 en alle andere negatieve krachten in het oosten van de DRC in de afgelopen maanden; spreekt zich uit tegen elk extern ingrijpen in het conflict en onderstreept de noodzaak om een einde te maken aan de activiteiten van door het buitenland bewapende groeperingen in het oosten van de DRC;
3. roept met name de regeringen van Rwanda en Oeganda op om niet langer steun te verlenen aan de rebellengroepering M23, aangezien hiervan een destabiliserende invloed op het Grote-Merengebied uitgaat;
4. bekrachtigt het onvervreemdbare en onaantastbare recht van de DRC op eerbieding van zijn soevereiniteit en territoriale integriteit;
5. roept alle betrokken partijen in de regio op in goed vertrouwen bij te dragen tot een vreedzame oplossing; roept verder op tot onmiddellijke toepassing van het plan voor een aanpak van de crisis dat op 24 november 2012 in Kampala is aangenomen;
6. is ingenomen met de inspanningen en initiatieven van de lidstaten van de ICGRL, de Afrikaanse Unie (AU) en de VN om een blijvende en vreedzame politieke oplossing voor de crisis te vinden; benadrukt dat een militaire oplossing geen uitweg uit de crisis zal bieden; dringt daarom aan op een politiek vredesproces dat ontwapening van de rebellengroeperingen en de dieperliggende oorzaken van het conflict aanpakt;
7. onderstreept het belang van een doeltreffende werking van het gemeenschappelijke verificatiemechanisme en de totstandbrenging en effectieve inzet van de geplande neutrale internationale troepen;
8. dringt aan op een standpunt van de EU ten aanzien van alle personen die het VN-wapenembargo voor Congo hebben geschonden;
9. dringt er bij de regeringen van de DRC en de buurlanden op aan de nodige maatregelen te treffen om tot een structurele oplossing te komen die blijvende vrede, veiligheid, stabiliteit, economische ontwikkeling en eerbiediging van de mensenrechten in de regio waarborgt via samenwerking, permanente dialoog, totstandbrenging van vertrouwen en verzoening; bekrachtigt zijn verbintenis tot samenwerking met de DRC en het Grote-Merengebied om dit doel te bereiken;
10. veroordeelt alle gewelddaden en alle mensenrechtenschendingen in het oosten van de DRC en het Grote-Merengebied, en verklaart zich solidair met de bevolking van de DRC die door de oorlog wordt getroffen; roept alle strijdende groeperingen die bij de conflicten in het oosten van de DRC zijn betrokken op de mensenrechten en het internationaal humanitair recht te eerbiedigen, alle aanvallen op burgers, met name vrouwen en kinderen, te staken, en humanitaire organisaties die hulp bieden aan de getroffen burgerbevolking toegang en bescherming te bieden;
11. veroordeelt ten zeerste de seksuele gewelddaden die massaal hebben plaatsgevonden in de DRC, met name de verkrachting van vrouwen en meisjes, en de rekrutering van kinderen; dringt er bij de regering van de DRC en de internationale gemeenschap op aan alle personen in nood in het oosten van de DRC te voorzien van adequate medische hulp, met inbegrip van posttraumatische en psychologische steun;
12. veroordeelt de poging tot moord op dr. Mukwege, en dringt aan op een onafhankelijk gerechtelijk onderzoek dat duidelijkheid brengt omtrent deze aanval, waarbij zijn lijfwacht om het leven kwam;
13. acht het van essentieel belang dat er een neutraal en grondig onderzoek plaatsvindt naar alle vroegere en huidige gevallen van mensenrechtenschendingen en roept alle landen in het Grote-Merengebied op inspanningen om een einde te maken aan de straffeloosheid tot kern van het proces van grotere rechtsstatelijkheid te maken;
14. dringt er met name op aan dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid, seksueel geweld tegen vrouwen en rekrutering van kindsoldaten, overeenkomstig het nationale en internationale strafrecht worden aangegeven, opgespoord, vervolgd en bestraft; onderstreept dat straffeloosheid niet kan worden getolereerd, ongeacht wie de daders zijn;
15. roept de Congolese regering op zich van haar verantwoordelijkheid te kwijten en een einde te maken aan de straffeloosheid, ook wat betreft de gewelddaden die door het Congolese leger (FARDC) zijn begaan;
16. roept de DRC op een adequate hervorming van de nationale veiligheidssector uit te voeren en te voorzien in krachtige onafhankelijke instellingen die verantwoording aan de staat en de bevolking zijn verschuldigd en die in staat zijn misdaad en corruptie te bestrijden en te vervolgen;
17. roept de internationale gemeenschap en in het bijzonder de EU, de AU en de VN op alles in het werk te blijven stellen om meer gecoördineerde en doeltreffende hulp te bieden aan de bevolking in het oosten van de DRC en bij te dragen aan de inspanningen om op de humanitaire ramp te reageren;
18. dringt er bij de regering van de DRC en de internationale gemeenschap op aan alle personen in nood in het oosten van de DRC te voorzien van adequate medische hulp, met inbegrip van posttraumatische en psychologische steun;
19. roept de AU en de landen in het Grote-Merengebied op tot meer maatregelen om de illegale exploitatie van en de illegale handel in natuurlijke rijkdommen te bestrijden, die immers een van de redenen vormt voor de verspreiding van en handel in wapens, die weer een van de belangrijkste factoren is van de aanhoudende en toenemende conflicten in het Grote-Merengebied;
20. is van mening dat transparante toegang tot en beheersing van de natuurlijke rijkdommen van de DRC onontbeerlijk zijn voor de duurzame ontwikkeling van het land;
21. roept op tot krachtigere wettelijke maatregelen om betere traceerbaarheid van illegaal gewonnen mineralen te waarborgen, met een internationaal instrument voor marktcontrole op natuurlijke rijkdommen, naar het voorbeeld van de door het Amerikaanse Congres aangenomen Dodd-Frank-wet;
22. dringt er bij de Congolese regering op aan snel en krachtig op te treden om onomkeerbare schade aan het Virunga National Park als gevolg van prospectie en winning van aardolie of andere illegale activiteiten te voorkomen;
23. roept de Congolese regering op geen vergunningen te verlenen voor aardolieprospectie, overeenkomstig het uitdrukkelijke verzoek van Unesco;
24. dringt aan op inspanningen op nationaal en internationaal niveau om de autoriteit van de staat en de rechtsstaat in de DRC te vergroten, met name op het gebied van bestuur en veiligheid, onder meer in nauwe samenwerking met de missie voor militaire steun van de Europese Unie (EUSEC) en de missie voor politieke steun van de Unie (EUPOL), die moeten worden voortgezet om de vrede en veiligheid in het land en het Grote-Merengebied te consolideren;
25. roept de staatshoofden en regeringsleiders van het Grote-Merengebied op om zich in te zetten voor de concrete tenuitvoerlegging van de bestaande regionale vredes- en ontwikkelingsinstrumenten en roept alle lidstaten die het pact inzake veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling in het Grote-Merengebied hebben ondertekend op dit volledig ten uitvoer te leggen om de noodzakelijke basis voor vrede en veiligheid in de regio tot stand te brengen en te consolideren; verzoekt de VN, de EU en de AU alsmede alle vrienden van het Grote-Merengebied de inspanningen ten behoeve van tenuitvoerlegging van het pact krachtig en actief te steunen;
26. roept alle landen in de regio en alle internationale instellingen op actief samen te werken met de autoriteiten van de DRC teneinde alle gewapende groeperingen te ontmantelen en te demobiliseren, en duurzame vrede in het oosten van de DRC tot stand te brengen;
27. dringt er bij de stabilisatiemissie Monusco in de DRC op aan haar mandaat nog doeltreffender uit te voeren teneinde de veiligheid van de Congolese burgers te waarborgen; beveelt aan de totstandbrenging van plaatselijke vredesinitiatieven door Monusco en de Congolese regering te laten bevorderen en te faciliteren, met name in gebieden waar grote etnische spanningen heersen, teneinde tot een permanent stabilisering van de situatie te komen;
28. moedigt de leiders van de DRC aan alle noodzakelijke initiatieven te nemen om de democratie te consolideren en te voorzien in deelname van alle actieve krachten onder de bevolking van Congo aan het bestuur van het land op basis van grondwettelijke en wettelijke regels;
29. is ingenomen met de oprichting op 6 december 2012 door het parlement van de DRC van de nationale mensenrechtencommissie, zoals is vastgelegd in de grondwet, als eerste stap op weg naar aanneming van een wet om slachtoffers en getuigen van mensenrechtenschendingen, mensenrechtenactivisten, hulpverleners en journalisten te beschermen;
30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Afrikaanse Unie, de regeringen van de landen van het Grote-Merengebied, de president, de premier en het parlement van de DRC, de secretaris-generaal van de VN, de speciale vertegenwoordiger van de VN voor seksueel geweld in gewapende conflicten, de VN-Veiligheidsraad en de VN-Mensenrechtenraad.