Benoeming van een lid van de Rekenkamer (Iliana Ivanova - Bulgarije)
185k
30k
Besluit van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over de voordracht van Iliana Ivanova voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (C7-0111/2012 – 2012/0803(NLE))
– gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0111/2012),
– gezien artikel 108 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0188/2012),
A. overwegende dat zijn Commissie begrotingscontrole de kwalificaties van de voorgedragen kandidate heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden;
B. overwegende dat de Commissie begrotingscontrole het kandidaat-lid van de Rekenkamer vervolgens op 4 juni 2012 heeft gehoord,
1. brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad voor de benoeming van Iliana Ivanova tot lid van de Rekenkamer;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmede aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.
67ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
158k
77k
Aanbeveling van het Europees Parlement van 13 juni 2012 aan de Raad over de 67ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (2012/2036(INI))
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en met name de artikelen 21 en 34,
– gezien de ontwerpaanbeveling aan de Raad, ingediend door Alexander Graf Lambsdorff namens de ALDE-Fractie, over de prioriteiten van de Europese Unie voor de 67ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) (B7-0132/2012),
– gezien zijn aanbeveling van 8 juni 2011 aan de Raad voor de 66e zitting van de AVVN(1) en zijn resolutie van 11 mei 2011 over de EU als wereldspeler: de rol van de EU in multilaterale organisaties(2),
– gezien de prioriteiten van de EU voor de 66ste zitting van de AVVN, door de Raad vastgesteld op 10 juni 2011(3),
– gezien de 66e zitting van de AVVN, in het bijzonder de resoluties van dat orgaan over „De Verenigde Naties binnen de mondiale governance”(4), „Het bevorderen van de efficiëntie, verantwoordelijkheid, doeltreffendheid en transparantie van overheidsadministraties door hoge controle-instanties te versterken”(5), „De situatie in de Arabische Republiek Syrië”(6), „Het empowerment en de ontwikkeling van de bevolking”(7), „Naar mondiale partnerschappen”(8), „Zuid-zuidsamenwerking”(9), „De rol van de Verenigde Naties in het bevorderen van ontwikkeling in de context van mondialisering en onderlinge afhankelijkheid”(10), „De rol van de Verenigde Naties versterken in het verbeteren van periodieke, echte verkiezingen en het bevorderen van democratisering”(11), „Verslag van de Ontwapeningsconferentie”(12), „Een democratische en rechtvaardige internationale orde bevorderen”(13), en „De universele, ondeelbare, onderling verbonden, onderling afhankelijke en wederzijds versterkende aard van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden”(14),
– gezien de resolutie van de AVVN van 19 december 2011 over de strijd tegen intolerantie, negatieve stereotypering, stigmatisering en discriminatie van, en het aanzetten tot of aanwenden van geweld tegen personen, op grond van religie of overtuiging(15),
– gezien de resolutie van de AVVN van 3 mei 2011 over de deelname van de Europese Unie aan de werkzaamheden van de Verenigde Naties(16),
– gezien de resolutie van de AVVN van 31 maart 2010 over de tenuitvoerlegging van Agenda 21, het programma voor de verdere tenuitvoerlegging van Agenda 21 en de resultaten van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling(17),
– gezien de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000 waarin de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling worden uiteengezet die de internationale gemeenschap gezamenlijk heeft vastgesteld met het oog op de uitbanning van armoede,
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 september 2003 over „De Europese Unie en de Verenigde Naties: kiezen voor multilateralisme” (COM(2003)0526),
– gezien de opmerkingen van de voorzitter van de Europese Raad na afloop van zijn ontmoeting met de secretaris-generaal van de Verenigde Naties op 16 april 2012,
– gezien zijn resolutie van 16 februari 2012 over het standpunt van het Parlement inzake de 19de zitting van de VN-Raad voor de rechten van de mens (UNHRC)(18),
– gezien zijn resolutie van 17 november 2011 over „Steun van de EU voor het Internationaal Strafhof: aangaan van uitdagingen en overwinnen van moeilijkheden”(19),
– gezien zijn resolutie van 7 juli 2011 over het externe beleid van de EU ter bevordering van democratie(20),
– gezien zijn resolutie van 15 december 2010 over de toekomst van het strategisch partnerschap Afrika-EU na de derde topontmoeting Afrika-EU(21),
– gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over het tienjarig bestaan van resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid(22),
– gezien zijn resolutie van 23 november 2010 over civiel-militaire samenwerking en de ontwikkeling van civiel-militaire capaciteiten(23),
– gezien zijn resolutie van 9 juni 2005 over de hervorming van de Verenigde Naties(24),
– gezien het verslag van de gezamenlijke delegatie van de Commissie buitenlandse zaken en de Subcommissie mensenrechten naar de 66ste zitting van de Algemene Vergadering van de VN, van 28-29 november 2011,
– gezien artikel 121, lid 3, en artikel 97 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A7-0186/2012),
A. overwegende dat er internationaal gemeenschappelijke waarden en normen gelden die bedoeld zijn om overal ter wereld te zorgen voor vrede, bescherming van de mensenrechten, veiligheid en welvaart en om de voordelen van de mondialisering op een billijkere manier over de wereldbevolking te verdelen;
B. overwegende dat de VN centraal staan in de mondiale governance, maar tegelijkertijd hun eigen hervormingen doorvoeren om hun transparantie, doeltreffendheid en efficiëntie te verhogen;
C. overwegende dat er steeds meer behoefte is aan gezamenlijke regels en besluitvormingsmechanismen om de opkomende mondiale uitdagingen en de negatieve gevolgen van de mondiale economische crisis gezamenlijk aan te pakken;
D. overwegende dat de EU haar samenhang dient te versterken om een belangrijke speler te blijven in een steeds multipolairdere wereld waar mondiaal gecoördineerde actie nodig is; overwegende dat de lidstaten krachtens de Verdragen verplicht zijn hun optreden in internationale organisaties en op internationale conferenties te coördineren;
E. overwegende dat de EU zich inzet voor effectief multilateralisme met een sterke VN als middelpunt, aangezien dat van essentieel belang is om de mondiale uitdagingen het hoofd te bieden;
F. overwegende dat de Unie en haar lidstaten de voornaamste financiële contribuanten van het VN-bestel zijn; overwegende dat de EU-27 39% van de gewone begroting van de VN en meer dan 40% van de vredehandhavingsmissies van de VN financieren;
G. overwegende dat een solide en stabiel partnerschap tussen de EU en de VN van fundamenteel belang is voor het werk van de VN voor elk van de drie pijlers – vrede en veiligheid, mensenrechten en ontwikkeling – en tevens van essentieel belang is voor de rol van de EU als mondiale speler;
H. overwegende dat de EU en de VN vanzelfsprekende partners zijn voor vredesopbouw en staatsopbouw en samen een kader scheppen voor collectieve inspanningen op het vlak van vredesopbouw en staatsopbouw;
I. overwegende dat mensenrechten en democratie stichtende waarden van de EU zijn en dat zij de beginselen en doelstellingen zijn voor het externe optreden van de EU, met inbegrip van het handelsbeleid; overwegende dat de eerbiediging, de bevordering en de vrijwaring van de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten hoekstenen zijn van de Europese eenheid en integriteit;
J. overwegende dat rechtvaardigheid en de rechtsstaat pijlers zijn van een duurzame vrede, die eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden garanderen; overwegende dat het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof een doorslaggevende bijdrage levert aan de handhaving van de mensenrechten, het internationaal recht en de strijd tegen straffeloosheid;
K. overwegende dat alle landen en alle burgers, en ook de internationale gemeenschap zelf, voordeel hebben bij voortdurende ondersteuning van democratische processen; overwegende dat zij geconfronteerd worden met de uitdagingen van het opbouwen, herstellen en in stand houden van democratieën;
1. beveelt de Raad het volgende aan:
De EU bij de VN
a)
voor een zo groot mogelijke coördinatie te zorgen, verenigde standpunten naar voren te brengen en de samenhang en zichtbaarheid van de EU als mondiale speler bij de VN te versterken; te voldoen aan de verwachtingen van de VN-lidstaten ten aanzien van het vermogen van de EU om tijdig op te treden en resultaten te halen; op VN-niveau een brede en flexibele benadering te ontwikkelen ten aanzien van de standpunten in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), om de EU in staat te stellen snel op te treden en een totaalaanpak te volgen, wat GBVB-kwesties betreft;
b)
haar bijdrage tot het werk van de VN te verbeteren door tot een gemeenschappelijke interpretatie te komen van de AVVN-resolutie over de voorwaarden van de deelname van de EU aan de werkzaamheden van de AVVN en door samen te werken met partners om deze resolutie volledig toe te passen; bij het Parlement een verslag in te dienen over de toepassing ervan in de praktijk;
c)
samen te werken met de EU-lidstaten en de EU-delegatie bij de VN om de coördinatie, de transparantie en de informatie-uitwisseling in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) te verbeteren en de standpunten en belangen van de EU in de VNVR beter te laten verdedigen door de lidstaten die er lid van zijn dan wel door een vertegenwoordiger van de EU op verzoek van de voorzitter; de invloed van de EU op de beslissingen van de VNVR te versterken en de EU bij de VN meer zichtbaarheid te geven wat cruciale VNVR-aangelegenheden betreft;
d)
te zorgen voor een sterke vertegenwoordiging van de EU in alle organisaties en gespecialiseerde agentschappen van de VN;
e)
een langetermijnstrategie te ontwikkelen voor het VN-lidmaatschap en te werken aan een krachtigere openbare diplomatie inzake VN-aangelegenheden;
De EU en mondiale governance
f)
doeltreffend multilateralisme naar voren te schuiven als belangrijkste strategische zorg van de EU, door de representativiteit, transparantie, verantwoordingsplicht, efficiëntie en doeltreffendheid van de VN te verbeteren om zo de resultaten op het terrein te verbeteren; te herinneren aan de noodzaak om een nieuw institutioneel evenwicht te vinden tussen de steeds belangrijker rol van de G-20, de VN en de VN-agentschappen, en de internationale financiële instellingen (international financial institutions, IFI's); in dit verband de mondiale governance te bevorderen en te zoeken naar oplossingen voor een verdere verbetering van de coördinatie tussen de diverse G-formaties en het VN-systeem, waarbij de G-formaties op vruchtbare wijze kunnen worden belast met de economische dimensie, op voorwaarde dat de VN als organisatie haar centrale rol blijft spelen en blijft fungeren als legitiem orgaan voor mondiaal optreden;
g)
actievere contacten te onderhouden met strategische en andere bilaterale en multilaterale partners, met name de VS, om doeltreffende oplossingen te bevorderen voor problemen die zowel de burgers van de EU als de wereld als geheel treffen, met inbegrip van de armsten en meest kwetsbaren;
h)
een algehele en consensuele hervorming van de VNVR actief te ondersteunen om de legitimering, regionale vertegenwoordiging, verantwoordingsplicht en effectiviteit ervan te versterken; eraan te herinneren dat een EU-zetel in een uitgebreide VNVR een centrale doelstelling op lange termijn van de Europese Unie blijft; de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter (HV/VV) te verzoeken met het oog hierop een gezamenlijk standpunt van de lidstaten te formuleren; dit doel in de toekomst te verwezenlijken te werken aan een voorafgaande coördinatie van de standpunten in de Raad van de EU over de opname van nieuwe leden in de VNVR en de herziening van de besluitvorming binnen de VNVR;
i)
deel te nemen aan de bezinning die binnen de AVVN op gang is gebracht over de rol van de VN in de mondiale governance, om de transparantie en de samenwerking te bevorderen; een nauwere samenwerking tussen de EU en de AVVN te bevorderen;
j)
te helpen de AVVN nieuw leven in te blazen en de efficiëntie ervan te vergroten, onder meer door het werk te ondersteunen van de ad-hocwerkgroep, grondigere en resultaatgerichtere thematische debatten over actuele, belangrijke kwesties te bevorderen en te zorgen voor nauwere samenwerking van de AVVN met andere belanghebbenden, inclusief het maatschappelijk middenveld en andere internationale en regionale organisaties en fora; te onderstrepen dat de agenda's van de AVVN en de belangrijkste comités ervan nog beter op elkaar moeten worden afgestemd; het feit te onderstrepen dat de AVVN alleen een nieuwe impuls kan krijgen als zij relevante en passende maatregelen treft met betrekking tot zaken die de hele internationale gemeenschap aangaan;
k)
opnieuw zijn engagement te bevestigen om ervoor te zorgen dat de VN beschikken over voldoende financiële middelen, die worden beheerd op efficiënte en doeltreffende wijze, volgens de beginselen van begrotingsdiscipline en -coherentie, overeenkomstig de strengste internationale normen;
Vrede en veiligheid
Vredehandhaving en vredesopbouw
l)
het operationele partnerschap te versterken en de strategische coherentie en effectiviteit van collectieve inspanningen voor vredesopbouw te bevorderen, onder meer via de werkzaamheden van het speciaal comité voor vredesoperaties (Special Committee on Peacekeeping Operations);
m)
de samenwerking te bevorderen en partnerschappen aan te gaan op het gebied van conflictpreventie, civiel en militair crisisbeheer en conflictoplossing met de VN, de OVSE, de Afrikaanse Unie (AU), de Arabische Liga en andere internationale en regionale organisaties, en met het maatschappelijk middenveld; de capaciteit voor vredesopbouw van regionale organisaties te versterken, onder meer via de voorgestelde trilaterale partnerschappen tussen de EU, de VN en de AU en tussen de EU, de VN en de ECOWAS;
n)
de samenwerking tussen de verschillende actoren binnen de structuur voor vredesopbouw te bevorderen, in het bijzonder tussen het secretariaat van de VN, de VNVR, de AVVN en de lidstaten van de VN die betrokken zijn bij vredesmissies; inspanningen te leveren om ervoor te zorgen dat de lidstaten van de EU bijdragen tot de VN-vredesmissies via speciale capaciteit, zoals vervoer en logistiek, en opleiding; de mogelijkheid te overwegen om een militaire operatie op touw te zetten in het kader van het GVGB, inclusief de mogelijkheid een gevechtsgroep in te zetten vóór een VN-vredesmissie, indien de VN daarom verzoeken, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bescherming van alle leden van vredesmissies en van eventuele gevechtsgroepen; de capaciteitsopbouw voor conflictoplossing en -beheer en voor bemiddeling, vredeshandhaving en vredesopbouw op nationaal en subnationaal niveau te ondersteunen; de uitwisseling van knowhow en goede praktijken tussen de partners te bevorderen;
o)
steun te bieden aan de VN-evaluatie van de civiele capaciteit om praktische manieren te vinden om de vraag af te stemmen op het aanbod op kritieke domeinen op het vlak van civiele capaciteit; de aanwerving te versnellen, operationele incompatibiliteit tegen te gaan en overlapping te vermijden bij het inzetten van civiele GVDB-capaciteit ter ondersteuning van VN-acties; mogelijkheden te onderzoeken voor de gezamenlijke inzet van crisisresponsteams binnen een VN-missie in gevallen waar er behoefte is aan snel inzetbare capaciteit;
p)
te zorgen voor de deelname van vrouwen aan alle fases van het vredesproces en hen systematisch te betrekken bij preventieve diplomatie, vroegtijdige waarschuwing en veiligheidsbewaking; overeenkomstig VNVR-resolutie 1325 (2000) over vrouwen, vrede en veiligheid te focussen op de noodzaak het genderperspectief te incorporeren in conflictpreventie, vredeshandhavingsoperaties, humanitaire hulpverlening, wederopbouw na conflicten en DDR-initiatieven(25); zich in te zetten voor de uitvoering van VNVR-resolutie 1325 door alle VN-lidstaten;
q)
met de VN samen te werken om de bestaande mondiale uitdagingen, bijvoorbeeld de klimaatverandering, de proliferatie van kernwapens, georganiseerde misdaad en terrorisme, en pandemieën aan te pakken;
r)
bij te dragen tot het welslagen en tot de uitvoering van de conclusies van de VN-conferentie van 2012 inzake een wapenhandelsverdrag en van de toetsingsconferentie van 2012 van het actieprogramma inzake handvuurwapens en lichte wapens;
R2P (Responsibility to Protect, verantwoordelijkheid om te beschermen)
s)
landen te helpen om hun verantwoordelijkheid om hun bevolking te beschermen, op te nemen; te benadrukken dat spoedige en passende internationale maatregelen moeten worden genomen om genocide, etnische zuivering, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid te voorkomen en te beëindigen;
t)
verdere politieke en institutionele vooruitgang te boeken inzake de tenuitvoerlegging van het R2P-concept in de organen van de VN, in het bijzonder de VNVR, de AVVN en de UNHRC, en conclusies te trekken uit de interventie in Libië en het onvermogen tot het nemen van snelle maatregelen in het geval van Syrië; het debat te bevorderen over de manier waarop de VN-organen, in het bijzonder de VNVR, dit concept kunnen aanwenden om nauwere samenwerking tussen de VN-lidstaten tijdens crises te bewerkstelligen; te wijzen op de positieve rol van regionale organisaties bij de ontwikkeling en toepassing van een operationele benadering van R2P;
u)
samen te werken met partners om ervoor te zorgen dat dit concept gericht is op preventie, bescherming en wederopbouw na conflicten, overeenkomstig de driedeling van R2P in de verantwoordelijkheid om te voorkomen, te beschermen en wederop te bouwen; landen te helpen hiervoor capaciteit op te bouwen, onder meer door de mechanismen voor vroege waarschuwing en de VN-bemiddelingscapaciteiten op dit gebied te versterken; in samenwerking met de lidstaten van de VN de oprichting van contactpunten aan te moedigen om toezicht uit te oefenen op ontluikende conflictsituaties en binnen de EU-delegaties capaciteit op dit gebied op te bouwen;
v)
het EU-engagement voor het R2P-concept krachtig te herbevestigen en de totstandbrenging te initiëren van een interinstitutionele consensus inzake R2P tussen het Europees Parlement, de EDEO en de EU-lidstaten, om te zorgen voor een consistenter EU-optreden met betrekking tot deze kwesties op VN-fora;
Bemiddeling
w)
bemiddeling te bevorderen als kostenefficiënt instrument voor de vreedzame preventie en beslechting van conflicten en om te voorkomen dat landen waar een conflict heeft plaatsgehad, opnieuw in een conflict terechtkomen; doeltreffendere bemiddelingsrichtsnoeren uit te werken op het vlak van de rechtsstaat en democratische verantwoordingsplicht;
x)
dit instrument prioriteit te geven en de uitvoering ervan te ontwikkelen en de bemiddelingscapaciteit binnen de EDEO verder te ontwikkelen, op basis van het concept inzake versterking van de capaciteit van de EU ten aanzien van bemiddeling en dialoog;
y)
nauw samen te werken met de VN en andere actoren op het gebied van bemiddeling; te streven naar synergieën bij bemiddelingsactiviteiten met het VN-Departement Politieke Zaken (Department for Political Affairs, DPA); te pleiten voor partnerschappen en samenwerking van internationale, regionale en subregionale organisaties met de VN, onderling en met het maatschappelijk middenveld, bijvoorbeeld via een partnerschap tussen de EU en de VN op het gebied van bemiddelingscapaciteiten; de informatie-uitwisseling, de samenwerking en de coördinatie te verbeteren om ervoor te zorgen dat de inspanningen van de diverse actoren die bij een specifieke bemiddeling betrokken zijn, coherent en complementair zijn;
Internationale justitie
z)
het internationale strafrechtsstelsel te versterken; te wijzen op de rol van het Internationaal Strafhof in het kader van de strijd tegen straffeloosheid en het Internationaal Strafhof voort naar voren te schuiven als enige permanente gerechtelijke instantie die individuele daders kan berechten voor oorlogsmisdaden, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide, wanneer nationale gerechten hiertoe niet in staat of niet bereid zijn;
aa)
het Internationaal Strafhof te versterken door de verstrekking van politieke, diplomatieke, financiële en logistieke steun; alle lidstaten van de VN aan te moedigen zich bij het Internationaal Strafhof aan te sluiten door het Statuut van Rome te ratificeren; nauwe samenwerking tussen de VN en de organen en agentschappen ervan en het Strafhof te stimuleren;
Mensenrechten
ab)
de internationale inspanningen te versterken die erop gericht zijn te bereiken dat alle door VN-verdragen beschermde mensenrechten als universeel, ondeelbaar, van elkaar afhankelijk en met elkaar verbonden worden beschouwd; te helpen de nationale capaciteit te versterken om de internationale mensenrechtenverplichtingen na te komen; in samenhang hiermee te benadrukken dat de vrijheid van godsdienst en geloof voor iedereen moet worden gegarandeerd;
ac)
actief steun te verlenen aan het door Afrikaanse landen geïnitieerde initiatief en de aanbeveling van de Commissie inzake de positie van de vrouw door te werken aan de goedkeuring in 2012 van een AVVN-resolutie inzake de wereldwijde uitbanning van genitale verminking van vrouwen; de HV/VV en de Commissie te verzoeken de hoogste prioriteit te geven aan het welslagen van dit proces;
ad)
de mainstreaming van de mensenrechten in alle aspecten van het werk van de VN verder te bevorderen, en hierbij te bevestigen dat de mensenrechten onlosmakelijk verbonden zijn met de andere VN-doelstellingen betreffende vrede, veiligheid en ontwikkeling;
ae)
proactief deel te nemen aan het werk van de UNHRC, door resoluties te steunen, verklaringen af te geven en deel te nemen aan interactieve dialogen en debatten om voor een beter evenwicht in het werk van de UNHRC te zorgen;
af)
de vroegtijdige waarschuwingscapaciteit van de Speciale Procedures te verbeteren door te voorzien in een mechanisme waardoor een situatie automatisch aan de UNHRC wordt voorgelegd; het follow-upproces voor de tenuitvoerlegging van aanbevelingen uit de Speciale Procedures te versterken;
ag)
het proces van de universele periodieke toetsing (Universal Periodic Review, UPR) proberen te versterken door aanbevelingen mee te nemen in bilaterale en multilaterale dialogen met VN-lidstaten, en door deze dialogen te baseren op internationale normen en standaarden;
ah)
zich in de AVVN en de commissies ervan te blijven inzetten voor een moratorium op het gebruik van de doodstraf, dat door een steeds groter aantal landen wordt gesteund, en voor de rechten van het kind, vrije media en religieuze verdraagzaamheid; steun te verlenen aan alle inspanningen tot uitbanning van foltering; met name de goedkeuring aan te moedigen van het facultatieve protocol bij het VN-Verdrag tegen foltering;
Ondersteuning van de democratie
ai)
te helpen om te zorgen voor plaatselijke zeggenschap over het democratische proces en voor de ontwikkeling van een cultuur van democratie en rechtsstaat; de ondersteuning van de democratie uit te breiden naar andere terreinen dan het verkiezingsproces, om de democratie duurzaam te maken en de burgers tastbare resultaten te leveren; ervoor te zorgen dat parlementen en politieke partijen in grotere mate worden betrokken bij de programma's ter ondersteuning van de democratie; te onderstrepen dat onafhankelijke ngo's die ongestoord kunnen werken, belangrijk zijn voor de ontwikkeling van een sterke burgercultuur;
aj)
aandacht te besteden aan sociale en economische inclusie, democratische overgang en politieke/electorale processen, capaciteitsopbouw, het versterken van het maatschappelijk middenveld, de deelname van jongeren aan de parlementaire democratie, de bescherming van de vrijheid van meningsuiting, geweten en godsdienst en de bescherming van de rechten van vrouwen, inclusief hun deelname aan het publieke en politieke leven, zowel in de maatschappelijke praktijk als in de wetgeving;
ak)
de ondersteuning van de democratie beter te integreren in het externe optreden van de EU; democratische governance te ondersteunen door middel van zijn verschillende financiële instrumenten, indien mogelijk met gebruikmaking van de hulpmiddelen van de EU-delegaties; op mondiaal en plaatselijk niveau samen te werken met de VN en andere partners om de rechtsstaat te bevorderen, onafhankelijke media te ondersteunen en democratische instellingen op te bouwen en te versterken die resultaten kunnen halen;
al)
ervoor te zorgen dat bij de mandaten van vredesmissies rekening wordt gehouden met de noodzaak om verkiezingswaarnemingsmissies te ondersteunen en deze van de nodige middelen te voorzien om de veiligheid te garanderen van de waarnemers op het terrein;
Ontwikkeling
am)
het EU-beleid inzake kwesties die verband houden met ontwikkeling, op alle niveaus gelijk te trekken, om tegenstrijdigheden te voorkomen tussen op ontwikkeling gerichte beleidsmaatregelen enerzijds en obstakels voor de ontwikkeling van de partnerlanden in bi-, pluri- en multilaterale overeenkomsten en fora anderzijds; bijzondere aandacht te besteden aan de mensenrechten en de gevolgen voor ontwikkeling bij vrijhandelsakkoorden en tijdens onderhandelingen op WTO-niveau;
an)
zich te blijven inzetten om de mens centraal te zetten in het ontwikkelingsproces; de VN-verklaring over het recht op ontwikkeling te laten volgen door concrete actie en hierbij te focussen op praktische stappen in de richting van de uitvoering ervan;
ao)
ervoor te zorgen dat het aandeel van de totale Europese hulp dat wordt verleend via de EU-begroting, niet wordt verlaagd en dat met deze middelen nog altijd wordt gefocust op armoede en honger; te overwegen 20% van alle EU-hulp te bestemmen voor sociale basisvoorzieningen, volgens de definitie van de VN, met speciale nadruk op gratis en universele toegang tot eerstelijnsgezondheidszorg en basisonderwijs, rekening houdend met de EU-steun voor het „Onderwijs-voor-iedereen”-initiatief en haar engagement om een rol te spelen op het gebied van de volksgezondheid in de wereld;
ap)
bij te dragen tot een betere samenhang van het beleid wat ontwikkeling betreft en tot een verbetering van de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, aangezien deze kwesties essentieel blijven om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te halen;
aq)
het voortouw te nemen bij de in de VN ondernomen inspanningen om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te hamen en ervoor te zorgen dat deze doelstellingen sneller worden gerealiseerd, met name door te focussen op de doelstellingen waarvoor tot dusver de minste vooruitgang is geboekt;
ar)
zich te blijven inzetten om samen met de internationale gemeenschap armoede uit te bannen, maar tegelijk te werken aan de opstelling van een ambitieuze agenda voor de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling voor de periode na 2015, rekening houdend met de geboekte vooruitgang, maar ook met de nog resterende uitdagingen;
as)
actie te ondernemen als gevolg van de VN-conferentie Rio+20 over duurzame ontwikkeling en te werken aan de volledige tenuitvoerlegging van het resultaat van deze conferentie, onder andere door duurzame ontwikkeling te bevorderen als leidend beginsel voor de mondiale ontwikkeling op lange termijn;
at)
een VN-panel van vooraanstaande personen op te richten;
au)
actie te ondernemen voor de tenuitvoerlegging van de conclusies die zijn aangenomen in Busan;
av)
een cruciale bijdrage te leveren aan de strijd tegen speculatie met levensmiddelen en voor een oplossing van het nijpende probleem van armoede en honger;
aw)
voorrang geven aan voedselzekerheid, productiecapaciteit in de landbouw, infrastructuur, capaciteitsopbouw, inclusieve economische groei, gunstige marktomstandigheden en nieuwe ondernemingen, toegang tot technologie en menselijke en sociale ontwikkeling in de minst ontwikkelde landen, overeenkomstig het actieprogramma van Istanboel en de conclusies die zijn aangenomen tijdens de 13e UNCTAD-zitting op 26 april 2012 in Doha;
ax)
zijn engagement te herbevestigen voor de beginselen van Rome inzake voedselzekerheid; de gevolgen van speculatie met voedingsproducten te betreuren;
ay)
de ontwikkelingslanden aan te moedigen om, met de steun van internationale donoren, langetermijnmaatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat droogte niet onafwendbaar leidt tot honger; strategieën voor rampenrisicovermindering en vroegtijdige waarschuwingssystemen in te voeren;
az)
de centrale rol die wordt gespeeld door de VN, met name het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs, UNOCHA), ten volle te ondersteunen;
ba)
het langetermijnengagement van de EU voor steun voor het welzijn van de bevolking in de Hoorn van Afrika en voor de aanpak van de onderliggende oorzaken van de structurele voedselonzekerheid en conflicten te herbevestigen;
Klimaatverandering, mondiale milieubescherming en duurzaamheid
bb)
mondiaal het voortouw te nemen inzake governance op het gebied van klimaat en de internationale samenwerking met betrekking tot de klimaatverandering; bij te dragen aan een institutionele structuur die inclusief, transparant en rechtvaardig is en een evenwichtige vertegenwoordiging van de ontwikkelingslanden en de ontwikkelde landen in de bestuursorganen op dit gebied waarborgt; verder te werken aan een dialoog met centrale spelers, zoals de BRICS-landen en de ontwikkelingslanden, gezien het feit dat de klimaatverandering een centraal element is geworden in de internationale betrekkingen; het vermogen van de EDEO verder te ontwikkelden om een EU-beleid op te bouwen op het gebied van klimaatdiplomatie;
bc)
de burgers zeggenschap te blijven geven in verband met governance op het gebied van milieu door een effectieve mondiale toepassing van Rio-beginsel 10; in verband hiermee de bepalingen van de Overeenkomst van Århus ook buiten de United Nations Commission for Europe (UN/ECE) geldigheid te verlenen via een mondiale overeenkomst of door de Overeenkomst van Århus open te stellen voor partijen buiten de UN/ECE; betere governance te bevorderen op het gebied van duurzame ontwikkeling, onder andere door een versterking van het Milieuprogramma van de VN (United Nations Environment Programme, UNEP); actief samen te werken met partners op het gebied van een betere mondiale handhaving van milieuwetten;
bd)
het gezamenlijke standpunt te promoten van de EU en de AU om het UNEP op te waarderen tot een gespecialiseerd VN-agentschap met hoofdkwartier in Nairobi, Kenia; binnen deze nieuwe institutionele structuur aandacht te besteden aan financiering, technologieoverdracht en de opbouw van capaciteit in verband met duurzame ontwikkeling;
be)
de biodiversiteit en klimaatbescherming in de ontwikkelingslanden te ondersteunen, overeenkomstig de bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (United Nations Framework Convention on Climate Change, UNFCCC) vastgestelde doelstellingen; van zeeën en oceanen een van de centrale pijlers te maken van het kader van Rio, naast het klimaat en de bescherming van de biodiversiteit;
bf)
de actieve deelname te ondersteunen van de Commissie aan het lopende debat over lacunes in de bescherming en mogelijk reacties daarop, dat door de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen van de VN (UNHCR) is geïnitieerd in het kader van de dialoog van de Hoge Commissaris over uitdagingen op het gebied van bescherming, die bedoeld is om het bestaande internationale beschermingskader voor verdreven en staatloze personen te verbeteren; actief deel te nemen aan het debat over de term „klimaatvluchteling” voor mensen die door de klimaatverandering gedwongen zijn hun woonplaats te ontvluchten en hun toevlucht te zoeken in het buitenland, inclusief een mogelijke juridische definitie van deze term, die nog niet erkend is in het internationaal recht of in een wettelijk bindende internationale overeenkomst;
Varia
bg)
het onderlinge contact tussen regeringen en parlementen met betrekking tot mondiale kwesties te bevorderen en het debat over de mondiale rol van parlementen te bevorderen; wat mondiale governance betreft, de democratische aard ervan, de verantwoordingsplicht in verband ermee en de transparantie ervan te versterken en een grotere deelname van de bevolking en de parlementen aan de activiteiten van de VN mogelijk te maken;
2. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de HV/VV, de Raad en – ter informatie – aan de Commissie.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van een stelsel van algemene tariefpreferenties (COM(2011)0241 – C7-0116/2011 – 2011/0117(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0241),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0116/2011),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 6 juni 2012 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A7-0054/2012),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 13 juni 2012 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) nr. .../2012 van het Europees Parlement en de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) nr. 978/2012)
Economisch en budgettair toezicht op lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit in het eurogebied ***I
607k
264k
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 13 juni 2012 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de versterking van het economisch toezicht en budgettaire toezicht op lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit in de eurozone (COM(2011)0819 – C7-0449/2011 – 2011/0385(COD))(1))
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1
(1) De ongekende mondiale crisis die de wereld de afgelopen drie jaar in haar greep heeft gehouden, heeft de economische groei en de financiële stabiliteit ernstig geschaad en een sterke verslechtering van het overheidstekort en de schuldpositie van de lidstaten tot gevolg gehad, waardoor een aantal onder hen een beroep heeft gedaan op financiële bijstand buiten het Uniekader.
(1) De ongekende mondiale crisis die de wereld sinds 2007 in haar greep houdt, heeft de economische groei en de financiële stabiliteit ernstig geschaad en tot een sterke verslechtering van het overheidstekort en de schuldpositie van de lidstaten geleid, waardoor een aantal onder hen een beroep heeft gedaan op financiële bijstand buiten en binnen het Uniekader.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 1 bis (nieuw)
1 bis. In artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening houdt met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 2
(2) De volledige consistentie tussen het in het Verdrag vastgelegde multilaterale toezichtkader van de Unie en de eventueel aan de bovenbedoelde financiële bijstand verbonden beleidsvoorwaarden dient door Uniewetgeving te worden gewaarborgd. De economische en financiële integratie van de lidstaten die de euro als munt hebben, vereist een versterkt toezicht om te voorkomen dat een lidstaat die moeilijkheden ten aanzien van zijn financiële stabiliteit ondervindt, de rest van het eurogebied besmet.
(2) De volledige consistentie tussen het in het Verdrag vastgelegde multilaterale toezichtkader van de Unie en de eventueel aan de bovenbedoelde financiële bijstand verbonden beleidsvoorwaarden dient door Uniewetgeving te worden gewaarborgd. De economische en financiële integratie van alle lidstaten, met name degene die de euro als munt hebben, vereist een versterkt toezicht om te voorkomen dat een lidstaat die moeilijkheden ten aanzien van zijn financiële stabiliteit ondervindt, de rest van het eurogebied en bij uitbreiding de hele Europese Unie besmet.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 3
(3) De intensiteit van het economische en budgettaire toezicht moet in verhouding staan tot de ernst van de ondervonden financiële moeilijkheden en moet naar behoren zijn afgestemd op de aard van de ontvangen financiële bijstand, die kan variëren van louter anticiperende steun op basis van vooraf vastgestelde voorwaarden tot een volwaardig macro-economisch aanpassingsprogramma waaraan strikte beleidsvoorwaarden zijn verbonden.
(3) De intensiteit van het economische en budgettaire toezicht moet in verhouding staan tot en evenredig zijn met de ernst van de ondervonden financiële moeilijkheden en moet naar behoren zijn afgestemd op de aard van de ontvangen financiële bijstand, die kan variëren van louter anticiperende steun op basis van vooraf vastgestelde voorwaarden tot een volwaardig macro-economisch aanpassingsprogramma waaraan strikte beleidsvoorwaarden zijn verbonden. De macro-economische aanpassingsprogramma's moeten rekening houden met het nationale hervormingsprogramma van de betrokken lidstaat in het kader van de communautaire strategie voor groei en werkgelegenheid.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 4
(4) Wanneer een lidstaat die de euro als munt heeft, een ernstige financiële verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden, moet hij onder verscherpt toezicht worden gesteld opdat de toestand in de betrokken lidstaat snel wederom wordt genormaliseerd en de overige lidstaten van het eurogebied tegen mogelijke negatieve overloopeffecten worden beschermd. Dit verscherpte toezicht dient onder meer ruimere toegang te behelzen tot de informatie die nodig is voor een nauwlettende bewaking van de economische, budgettaire en financiële situatie, alsook regelmatige rapportage aan het Economisch en Financieel Comité (EFC) of aan een subcomité dat daardoor daartoe kan worden aangewezen. Voor lidstaten die om anticiperende bijstand van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF), het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), het Internationaal Monetair Fonds (IMF) of een andere internationale financiële instelling verzoeken, dienen dezelfde toezichtregelingen te gelden.
(4) Wanneer een lidstaat die de euro als munt heeft, een ernstige financiële verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden, moet hij onder verscherpt toezicht worden gesteld opdat de toestand in de betrokken lidstaat snel wederom wordt genormaliseerd en de overige lidstaten van het eurogebied tegen mogelijke negatieve overloopeffecten worden beschermd. Dit verscherpte toezicht dient in verhouding te staan tot de ernst van de problemen en dienovereenkomstig te worden gefaseerd. Het dient onder meer ruimere toegang te behelzen tot de informatie die nodig is voor een nauwlettende bewaking van de economische, budgettaire en financiële situatie, alsook regelmatige rapportage aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement alsmede het Economisch en Financieel Comité (EFC) of aan een subcomité dat het EFC daartoe kan aanwijzen. Voor lidstaten die om anticiperende bijstand van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF), het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), het Internationaal Monetair Fonds (IMF) of een andere internationale financiële instelling verzoeken, dienen dezelfde toezichtregelingen te gelden.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis)Een lidstaat die onder verscherpt toezicht is gesteld, moet ook maatregelen aannemen die erop gericht zijn de bronnen of potentiële bronnen van zijn moeilijkheden aan te pakken. Hiertoe moet rekening worden gehouden met alle aanbevelingen die de lidstaat in de loop van een buitensporigtekortprocedure of een procedure bij buitensporige macro-economische onevenwichtigheden heeft ontvangen.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 5
(5) Voor lidstaten met een macro-economisch aanpassingsprogramma dient het toezicht op de economische en budgettaire situatie fors te worden versterkt. Wegens het veelomvattende karakter van een dergelijk programma dienen de overige economische en budgettaire toezichtprocessen tijdens de duur van het macro-economische aanpassingsprogramma te worden opgeschort om overlapping van rapportageverplichtingen te vermijden.
(5) Voor lidstaten met een macro-economisch aanpassingsprogramma dient het toezicht op de economische en budgettaire situatie fors te worden versterkt. Wegens het veelomvattende karakter van een dergelijk programma dienen de overige economische en budgettaire toezichtprocessen tijdens de duur van het macro-economische aanpassingsprogramma te worden opgeschort of waar nodig te worden gestroomlijnd om de consistentie van het toezicht op het economische beleid te waarborgen en overlapping van rapportageverplichtingen te vermijden. Bij de uitwerking van het macro-economische aanpassingsprogramma moet er echter rekening worden gehouden met alle aanbevelingen die de lidstaat in de loop van een buitensporigtekortprocedure of een procedure bij buitensporige macro-economische onevenwichtigheden heeft ontvangen.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis)Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie1 kan het vrije verkeer van kapitaal – een grondbeginsel van het VWEU – om gegronde redenen betreffende de openbare veiligheid middels nationale regelgeving worden beperkt. Redenen inzake de openbare veiligheid kunnen de bestrijding van belastingontduiking omvatten, in het bijzonder voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit in het eurogebied.
1 Zie zaak C-463/00 en zaak C-174/04.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 5 ter (nieuw)
(5 ter)Dergelijke belastingontduiking vertegenwoordigt een tekort aan inkomsten dat gelijk kan zijn aan of zelfs hoger dan het bedrag van de financiële steun van een of meer lidstaten, het IMF, de EFSF, het EFSM of het ESM, en vloeit in de eerste plaats voort uit de gebrekkige tenuitvoerlegging van het nationale belastingbeleid.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 5 quater (nieuw)
(5 quater)Op grond van een voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank kan de Raad, overeenkomstig artikel 66 VWEU, beperkingen toestaan ten aanzien van derde landen die verantwoordelijk zijn voor kapitaalverkeer dat de werking van de Economische en Monetaire Unie ernstig bemoeilijkt.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis)De lidstaten betrekken overeenkomstig de huidige nationale voorschriften en praktijken zowel de sociale partners als de organisaties uit het maatschappelijk middenveld bij de voorbereiding, tenuitvoerlegging, controle en evaluatie van de technischebijstandsprogramma's.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 7
(7)Een besluit dat een lidstaat zich niet aan zijn aanpassingsprogramma houdt, zou ook leiden tot een schorsing van de betalingen en vastleggingen van Uniefondsen als bedoeld in artikel 21, lid 6, van Verordening (EU) nr. XXX houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme zaken en Visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006,
Schrappen
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis)In bepaalde omstandigheden kan de bescherming van een lidstaat tegen de volatiliteit van de markten betere langetermijnresultaten opleveren voor wat betreft de stabilisatie van de economische situatie van deze lidstaat en het vermogen van de lidstaat om zijn schulden af te lossen. In dergelijke omstandigheden kan een lidstaat op basis van een besluit van de Commissie tijdelijk onder rechtsbescherming worden geplaatst. De Raad kan een dergelijke beslissing van de Commissie middels de gevraagde meerderheid intrekken.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 7 ter (nieuw)
(7 ter)Referenties naar financiële steun in deze Verordening dienen ook de financiële steun te dekken die als voorzorg wordt gegeven, tenzij anders voorzien.
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 7 quater (nieuw)
(7 quater)De beslissing van de Commissie om onder deze Verordening een intensiever toezicht voor een lidstaat te laten gelden moet in nauwe samenwerking met het EFC, het Europees Comité voor systeemrisico en de relevante Europese Toezichthoudende Autoriteiten genomen worden. De Commissie moet ook samenwerken met het EFC als zij beslist over een verlenging van het verscherpte toezicht.
Amendement 16 Voorstel voor een verordning Artikel 1 – lid 1
1. In deze verordening worden voorschriften vastgesteld ter versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit en/of die financiële bijstand van een of meer andere staten, de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF), het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) of andere Internationale financiële instellingen (IFI), zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF), ontvangen of kunnen ontvangen.
1. In deze verordening worden voorschriften vastgesteld ter versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten die de euro als munt hebben en die:
- ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit en/of de houdbaarheid van hun overheidsfinanciën, met mogelijke negatieve overloopeffecten op andere lidstaten van het eurogebied; en/of
- financiële bijstand van een of meer andere staten, de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF), het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) of andere internationale financiële instellingen, zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF), aanvragen of ontvangen.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Deze Verordening formuleert bepalingen voor strengere nationale begrotingsvoorschriften en een betere coördinatie van het economisch beleid.
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Bij toepassing van deze verordening nemen de Commissie, de Raad en de lidstaten artikel 152 VWEU ten volle in acht en eerbiedigen de in het kader van deze verordening vastgestelde aanbevelingen de nationale praktijken en de instellingen voor loonvorming. Bij de toepassing van deze verordening en de hieronder aangenomen aanbevelingen nemen de Commissie, de Raad en de lidstaten eveneens artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in acht en hun toepassing laat dienovereenkomstig het recht onverlet om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen, deze te sluiten en de naleving ervan af te dwingen, en om vakbondsacties te voeren in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijken.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 1 bis (nieuw)
Artikel 1 bis
Stringentere begrotingsvoorschriften en coördinatie van economisch beleid
1.Met als doel het coördineren van een betere planning van hun nationale schuld zullen de lidstaten hun emissies van staatsschuld vooraf aan de Commissie en de Raad rapporteren.
2.Met als doel om beste praktijken te benchmarken en tot een nauwere coördinatie van het economisch beleid te komen, waarborgen de lidstaten dat alle belangrijke economische beleidshervormingen die zij beogen te ondernemen, vooraf worden besproken en coördineren zij deze hervormingen indien toepasselijk met de andere lidstaten.
3.In overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 zorgen de lidstaten ervoor dat de begrotingssituatie van de overheid als geheel op middellange termijn in evenwicht is of een overschot vertoont.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1
1. De Commissie kan besluiten een lidstaat die ernstige moeilijkheden ten aanzien van zijn financiële stabiliteit ondervindt, onder verscherpt toezicht te stellen. De betrokken lidstaat wordt vooraf de mogelijkheid geboden zijn standpunten kenbaar te maken. De Commissie besluit om de zes maanden of het verscherpte toezicht wordt verlengd.
1. Op basis van de laatste grondige herziening overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 en rekening houdende met aanvullende objectieve criteria, waaronder waarschuwingen van het Europees Comité voor systeemrisico (ECSR) en de verslagen waarnaar wordt verwezen in Verordening (EU) nr. .../2012 van het Europees Parlement en de Raad van ... [betreffende gemeenschappelijke bepalingen voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van het eurogebied] kan de Commissie besluiten een lidstaat onder verscherpt toezicht te stellen. De Raad kan een dergelijke beslissing binnen 10 dagen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen intrekken. Voordat de beslissing wordt genomen, krijgt de betrokken lidstaat de kans zijn standpunt kenbaar te maken. De Commissie besluit om de zes maanden of het verscherpte toezicht wordt verlengd.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Wanneer de Commissie conform lid 1 besluit om een lidstaat onder verscherpt toezicht te stellen, brengt zij het ECSR daarvan naar behoren op de hoogte en stelt zij de lidstaat in kwestie indien toepasselijk in kennis van de resultaten van het verscherpte toezicht.
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 2
2. De Commissie besluit om een lidstaat die van een of meer andere staten, de EFSF, het ESM of een andere internationale financiële instelling, zoals het IMF, anticiperende financiële bijstand ontvangt, onder verscherpt toezicht te stellen. De Commissie stelt een lijst op van de betrokken anticiperende financiële-bijstandinstrumenten en houdt deze actueel, zodat rekening wordt gehouden met mogelijke wijzigingen in het financiële steunbeleid van de EFSF, het ESM of een andere relevante internationale financiële instelling.
2. De Commissie besluit om een lidstaat die van een of meer andere staten, de EFSF, het EFSM, het ESM of een andere internationale financiële instelling zoals het IMF anticiperende financiële bijstand vraagt of ontvangt, onder verscherpt toezicht te stellen.
De Commissie maakt de beslissingen die zij in overeenstemming met leden 1 en 2 neemt, openbaar.
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 3
3. Lid 2 is niet van toepassing op een lidstaat die anticiperende financiële bijstand ontvangt in de vorm van een kredietlijn die niet van de vaststelling van nieuwe beleidsmaatregelen door de betrokken lidstaat afhankelijk is gesteld, zolang op de kredietlijn geen beroep wordt gedaan.
3. De Commissie kan beslissen dat lid 2 niet van toepassing is op een lidstaat die anticiperende financiële bijstand ontvangt in de vorm van een kredietlijn die niet van de vaststelling van nieuwe beleidsmaatregelen door de betrokken lidstaat afhankelijk is gesteld, zolang op de kredietlijn geen beroep wordt gedaan.
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De Commissie stelt een lijst op van de financiële-bijstandinstrumenten die aanleiding kunnen geven tot het in lid 2 vermelde verscherpte toezicht, en houdt deze lijst actueel.
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1
1. In overleg en in samenwerking met de Commissie – handelend in samenwerking met de Europese Centrale Bank (ECB) – neemt een lidstaat onder verscherpt toezicht maatregelen die erop gericht zijn de bronnen of potentiële bronnen van moeilijkheden aan te pakken.
1. In overleg en in samenwerking met de Commissie – handelend in samenwerking met de Europese Centrale Bank (ECB), de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) opgericht uit hoofde van verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad1, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) opgericht uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad2 en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) opgericht uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad3 (samen „de ETA's” genoemd), het ECSR en indien toepasselijk het IMF – neemt een lidstaat onder verscherpt toezicht maatregelen die erop gericht zijn de bronnen of potentiële bronnen van moeilijkheden aan te pakken, rekening houdend met alle aanbevelingen die hij uit hoofde van Verordeningen (EG) nr. 1466/97, (EG) nr. 1467/97 en (EU) nr. 1176/2011 heeft ontvangen met betrekking tot zijn nationale hervormingsprogramma's en zijn stabiliteits- of convergentieprogramma's. De werkgroep van de eurogroep, het EFC, de bevoegde commissie van het Europees Parlement en het parlement van de betrokken lidstaat worden van deze maatregelen in kennis gesteld.
1 PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.
2 PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48.
3 PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De Commissie onderzoekt de mogelijke door andere lidstaten veroorzaakte negatieve overloopeffecten, onder meer op fiscaal gebied. Wanneer de Commissie dergelijke negatieve overloopeffecten vaststelt, doet de Raad op aanbeveling van de Commissie en overeenkomstig de in artikel 121, lid 2, van het VWEU vastgelegde procedure de nodige aanbevelingen toekomen aan de lidstaten die de negatieve overloopeffecten veroorzaken.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 - inleidende formule
3. Op verzoek van de Commissie is de lidstaat onder verscherpt toezicht ertoe gehouden:
3. Op verzoek van de Commissie is een lidstaat onder verscherpt toezicht uit hoofde van artikel 2, lid 1, ertoe gehouden:
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 – onder a)
(a) met de verlangde frequentie aan de Commissie, de ECB en de Europese Bankautoriteit (EBA) uitgesplitste informatie mee te delen over de financiële situatie van de financiële instellingen die onder toezicht van zijn nationale toezichthouders staan;
(a) overeenkomstig artikel 35 van verordeningen (EU) nrs. 1093/2010, 1094/2010 en 1095/2010 met de verlangde frequentie aan de relevante ETA's uitgesplitste informatie mee te delen over de ontwikkelingen in zijn financiële stelsel, met inbegrip van een analyse van de resultaten van de uitgevoerde stresstests en gevoeligheidsanalyses (zie letter b hieronder). Op basis van de conclusies die worden getrokken uit de onderliggende indicatoren van het scorebord voor macro-economische onevenwichtigheden, evalueren de relevante ETA's in samenwerking met het ECSR de mogelijke zwakke plekken van het financiële stelsel en leggen zij deze evaluaties met de door de Commissie verlangde frequentie voor aan de Commissie en de ECB;
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 – onder b)
(b) onder toezicht van de Europese Bankautoriteit de door de Commissie en de ECB gespecificeerde stresstests of gevoeligheidsanalyses uit te voeren die nodig zijn om na te gaan in hoeverre de banksector tegen diverse macro-economische en financiële schokken is bestand, en de gedetailleerde resultaten met de genoemde instellingen te delen;
(b) onder toezicht van de relevante ETA's de door de Commissie en de ECB in overleg met de relevante ETA's en het ECSR gespecificeerde stresstests of gevoeligheidsanalyses uit te voeren die nodig zijn om na te gaan in hoeverre de financiële sector tegen diverse macro-economische en financiële schokken is bestand;
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 – onder c)
(c) in het kader van een specifieke collegiale toetsing van de EBA regelmatige beoordelingen te ondergaan van zijn vermogen om toezicht op de banksector uit te oefenen;
(c) in het kader van een specifieke collegiale toetsing door de relevante ETA's regelmatige beoordelingen te ondergaan van zijn vermogen om toezicht op de financiële sector uit te oefenen;
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 – onder d)
(d) alle benodigde informatie mee te delen voor de bewaking van macro-economische onevenwichtigheden zoals vastgelegd bijVerordening (EU) nr. XXX van het Europees Parlement en de Raad betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden.
(d) alle benodigde informatie mee te delen voor de bewaking van macro-economische onevenwichtigheden, overeenkomstigverordening (EU) nr. 1176/2011.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Op verzoek van de Commissie is een lidstaat onder verscherpt toezicht uit hoofde van artikel 2, lid 2, ertoe gehouden:
(a) overeenkomstig artikel 35 van verordeningen (EU) nrs. 1093/2010, 1094/2010 en 1095/2010 met de verlangde frequentie aan de Commissie, de ECB en de relevante ETA's uitgesplitste informatie mee te delen over de ontwikkelingen in zijn financiële stelsel, met inbegrip van een analyse van de resultaten van de uitgevoerde stresstests en gevoeligheidsanalyses (zie letter b hieronder). De Commissie, de ECB en de relevante ETA's behandelen deze uitgesplitste gegevens als vertrouwelijk;
(b) onder toezicht van de relevante ETA's de door de Commissie en de ECB in overleg met de relevante ETA's en het ECSR gespecificeerde stresstests of gevoeligheidsanalyses uit te voeren die nodig zijn om na te gaan in hoeverre de financiële sector tegen diverse macro-economische en financiële schokken is bestand;
(c) in het kader van een specifieke collegiale toetsing door de relevante ETA's regelmatige beoordelingen te ondergaan van zijn vermogen om toezicht op de financiële sector uit te oefenen;
(d) alle benodigde informatie mee te delen voor de bewaking van macro-economische onevenwichtigheden zoals vastgelegd bij verordening (EU) nr. 1176/2011.
Lidstaten die financiële steun ontvangen voor de herkapitalisatie van hun financiële instellingen, brengen bovendien verslag uit over de aan deze financiële instellingen opgelegde voorwaarden, inclusief wat betreft de vergoeding van leidinggevend personeel en de in de reële economie toepasselijke kredietverleningsvoorwaarden.
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 4
4. In samenwerking met de ECB legt de Commissie regelmatig controlebezoeken in de lidstaat onder toezicht af om te verifiëren welke vorderingen zijn gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de in de leden 1, 2, en 3 vermelde maatregelen. Elk kwartaal deelt zij haar bevindingen mee aan het Economisch en Financieel Comité (EFC) – of aan een subcomité dat daardoor daartoe kan worden aangewezen – en gaat zij met name na of verdere maatregelen zijn vereist. Deze controlebezoeken vervangen de in artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde controles ter plaatse.
4. In samenwerking met de ECB en de relevante ETA's en waar toepasselijk het IMF legt de Commissie regelmatig controlebezoeken in de onder verscherpt toezicht geplaatste lidstaat af om te verifiëren welke vorderingen zijn gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de in de leden 1, 2, 3 en 3 bis vermelde maatregelen. Elk kwartaal deelt zij haar bevindingen mee aan het EFC en aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement en gaat zij met name na of verdere maatregelen zijn vereist. Deze controlebezoeken vervangen de in artikel 10 bis, lid 2, van verordening (EG) nr. 1467/97 voorziene controles ter plaatse.
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 5
5. Wanneer op basis van de in lid 4 bedoelde evaluatie wordt geconcludeerd dat verdere maatregelen vereist zijn en dat de financiële situatie van de betrokken lidstaat aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor de financiële stabiliteit van het eurogebied, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de betrokken lidstaat aanbevelen financiële bijstand te vragen en een macro-economisch aanpassingsprogramma op te stellen. De Raad kan besluiten deze aanbeveling openbaar te maken.
5. Wanneer op basis van de in lid 4 voorziene controlebezoeken wordt geoordeeld dat verdere maatregelen vereist zijn en dat de financiële en economische situatie van de betrokken lidstaat een gevaar vormt voor de financiële stabiliteit of de ongestoorde werking van het eurogebied, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen tegelijkertijd:
(a) de betrokken lidstaat aanbevelen financiële bijstand te vragen en een macro-economisch aanpassingsprogramma op te stellen;
(b) de EFSF of het ESM aanbevelen om tegen gepaste voorwaarden zoals voorzien in deze verordening financiële bijstand te verlenen.
De Raad kan besluiten zijn aanbevelingen openbaar te maken.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 5 – alinea 1 bis (nieuw)
Indien een lidstaat krachtens lid 3, onder a, om financiële bijstand van het ESM verzoekt, doen de andere lidstaten hun uiterste best om ervoor te zorgen dat het ESM deze lidstaat daadwerkelijk en tijdig bijstand verleent.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 6 – onder a)
(a) kan de relevantecommissie van het Europees Parlement vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat uitnodigen om aan een gedachtewisseling deel te nemen;
(a) kan de bevoegdecommissie van het Europees Parlement de betrokken lidstaat en de Commissie de gelegenheid geven om aan een gedachtewisseling deel te nemen;
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 6 – onder b bis) (nieuw)
(b bis) brengt de Commissie de relevante commissie van het Europees Parlement tijdig op de hoogte van de inhoud van de aanbeveling.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 6 bis (nieuw)
6 bis. Gedurende het volledige proces kunnen de bevoegde commissie van het Europees Parlement en het parlement van de betrokken lidstaat vertegenwoordigers van het IMF, de ECB en de Commissie uitnodigen om deel te nemen aan een dialoog over belangrijke kwesties met betrekking tot de goede werking van de economie.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 4
Een lidstaat die van een of meer andere staten, de EFSF, het ESM, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) of een andere instelling buiten het Uniekader financiële bijstand wenst te verkrijgen, stelt de Raad, de Commissie en de ECB onmiddellijk van zijn voornemen in kennis. Het EFC, of een subcomité dat daardoor daartoe kan worden aangewezen, houdt een discussie over dit geplande verzoek, na een beoordeling van de Commissie te hebben ontvangen.
Een lidstaat die van plan is van een of meer andere lidstaten, de EFSF, het ESM, het IMF of een andere instelling buiten het Uniekader financiële bijstand te vragen, stelt het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de ECB onmiddellijk van zijn voornemen in kennis. Het EFC houdt een discussie over dit geplande verzoek, na een beoordeling van de Commissie te hebben ontvangen, met als doel, onder andere, om de mogelijkheden van de beschikbare financiële instrumenten in de Unie of eurozone te onderzoeken, voordat de betreffende lidstaat potentiële leners benadert.
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 5
Ingeval om financiële bijstand van de EFSF of het ESM wordt verzocht, stelt de Commissie – in samenwerking met de ECB en, steeds als dit mogelijk is, het IMF – een analyse op van de houdbaarheid van de overheidsschuld van de betrokken lidstaat, met inbegrip van het vermogen van de lidstaat om de beoogde financiële bijstand terug te betalen, en doet zij deze analyse toekomen aan het EFC of aan een subcomité dat daardoor daartoe kan worden aangewezen.
Ingeval om financiële bijstand van de EFSF, het EFSM of het ESM wordt verzocht, stelt de Commissie – in samenwerking met de ECB en, steeds als dit mogelijk en aangewezen is, het IMF – een analyse op van de houdbaarheid van de overheidsschuld en de actuele of potentiële financieringsbehoeften van de betrokken lidstaat, met inbegrip van de impact van macroprudentiële aanpassingsprogramma's op het vermogen van de lidstaat om de beoogde financiële bijstand terug te betalen, en doet zij deze analyse toekomen aan het EFC.
De beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld is gebaseerd op voorzichtige macro-economische en budgettaire prognoses, gebruikmakend van de meest recente informatie en met voldoende inachtneming van de conclusies van het verslag bedoeld in letter a) van artikel 3, lid 3, evenals van elke toezichthoudende taak die wordt uitgeoefend in overeenstemming met letter b) van artikel 3, lid 3. De prognoses beoordelen de impact van macro-economische en financiële schokken en ongunstige ontwikkelingen op de houdbaarheid van de overheidsschuld.
De gebruikte methode, de onderliggende economische en econometrische modellen en veronderstellingen, inclusief een raming van de potentiële opbrengst en de macro-economische multipliereffecten, alsook alle andere relevante parameters die de beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld ondersteunen, worden door de Commissie openbaar gemaakt.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1
1. Een lidstaat die van een of meer andere staten, het IMF, de EFSF of het ESM financiële bijstand ontvangt, stelt in overleg met de Commissie – handelend in samenwerking met de ECB – een ontwerpaanpassingsprogramma op dat erop gericht is wederom een gezonde en houdbare economische en financiële situatie tot stand te brengen en tevens zijn vermogen te herstellen om zich volledig op de financiële markten te financieren. In het ontwerpaanpassingsprogramma wordt naar behoren rekening gehouden met de geldende aanbevelingen die overeenkomstig de artikelen 121, 126 en/of 148 van het Verdrag tot de betrokken lidstaat zijn gericht – alsook met de acties die hij heeft ondernomen om daaraan gevolg te geven –, en wordt er tegelijkertijd naar gestreefd de vereiste beleidsmaatregelen te verruimen, te versterken en te verdiepen.
1. Een lidstaat die van een of meer andere staten, het IMF, de EFSF, het EFSM of het ESM financiële bijstand vraagt of ontvangt, stelt in overleg met de Commissie – handelend in samenwerking met de ECB en indien toepasselijk het IMF – een macro-economisch ontwerpaanpassingsprogramma op dat gebaseerd is op en in de plaats komt van alle eventuele economische partnerschapsovereenkomsten uit hoofde van Verordening (EU) nr. .../2012 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van het eurogebied en dat eveneens een jaarlijkse begrotingsdoelstelling bevat. Dit macro-economische ontwerpaanpassingsprogramma behandelt de specifieke dreigingen voor de financiële stabiliteit van het eurogebied die van de lidstaat in kwestie uitgaan, en is erop gericht wederom een gezonde en houdbare economische en financiële situatie tot stand te brengen en het vermogen van de lidstaat om zichzelf volledig op de financiële markten te financieren, te herstellen. In het macro-economische ontwerpaanpassingsprogramma, dat gebaseerd is op de beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld, wordt naar behoren rekening gehouden met de aanbevelingen die overeenkomstig de artikelen 121, 126, 136 en/of 148 VWEU tot de betrokken lidstaat zijn gericht, en wordt er tegelijkertijd naar gestreefd de vereiste beleidsmaatregelen te verruimen, te versterken en te verdiepen. Het macro-economische ontwerpaanpassingsprogramma eerbiedigt de praktijken en instellingen voor loonvorming en arbeidsverhoudingen in de Unie en houdt indien mogelijk rekening met het nationale hervormingsprogramma van de betrokken lidstaat in de context van de Europese strategie voor groei en werkgelegenheid. Het macro-economische ontwerpaanpassingsprogramma neemt artikel 151 VWEU en artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie volledig in acht.
Amendement42 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Een lidstaat die een macro-economisch ontwerpaanpassingsprogramma zoals voorzien in lid 1 voorbereidt, stelt in overleg met de Commissie een aangepast partnerschapsprogramma voor herstel op dat gericht is op het tot stand brengen van de nodige voorwaarden voor houdbare overheidsfinanciën.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2
2. Op voorstel van de Commissie hecht de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen zijn goedkeuring aan het aanpassingsprogramma.
2. De Commissie evalueert het macro-economische ontwerpaanpassingsprogramma binnen één week te rekenen vanaf de voorlegging van dit programma.
Als de Commissie van mening is dat het macro-economische ontwerpaanpassingsprogramma toereikend is, keurt zij het goed. De Raad kan deze beslissing binnen 10 dagen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen herroepen.
Als de Commissie van mening is dat de maatregelen of het tijdschema voorgesteld in het macro-economische ontwerpaanpassingsplan ontoereikend zijn, beveelt zij de lidstaat aan om binnen één week een nieuw macro-economisch ontwerpaanpassingsplan in te dienen en vermeldt zij daarbij de redenen waarom het oorspronkelijke plan niet volstaat. Behalve in dringende gevallen ligt het macro-economische ontwerpaanpassingsprogramma aan de basis van elk memorandum van overeenstemming, programma of technische akkoord dat met de relevante financiële bijstand verlenende partijen wordt afgesloten. Er wordt toegezien op coherentie tussen de diverse relevante documenten met betrekking tot de financiële steun en de geactualiseerde versies van het macro-economische ontwerpaanpassingsprogramma, alsook op coherentie met de algemene richtsnoeren inzake het economie- en werkgelegenheidsbeleid. De Raad kan de beslissing van de Commissie binnen 10 dagen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen herroepen.
Amendement44 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De Commissie en de Raad zien toe op de implementatie van het aanpassingsprogramma en de jaarlijkse begrotingsplannen die daarmee samenhangen.
Om dubbele rapportageverplichtingen te vermijden, moeten de procedures voor economisch en fiscaal toezicht in het kader van een macro-economisch aanpassingsplan voor een lidstaat die de euro als munt heeft, coherent zijn.
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 3
3. In samenwerking met de ECB monitort de Commissie de vorderingen die bij de tenuitvoerlegging van het aanpassingsprogramma worden gemaakt; zij stelt het EFC, of een subcomité dat daardoor daartoe kan worden aangewezen, daarvan in kennis. De betrokken lidstaat verleent de Commissie zijn volledige medewerking. Hij verstrekt de Commissie met name alle informatie die zij nodig acht voor het monitoren van het programma. Artikel 3, lid 3, is van toepassing.
3. In samenwerking met de ECB monitort de Commissie de vorderingen die bij de tenuitvoerlegging van het aanpassingsprogramma worden gemaakt; zij stelt het EFC daarvan om de drie maanden in kennis. De betrokken lidstaat verleent de Commissie en de ECB zijn volledige medewerking. Hij verstrekt de Commissie en de ECB met name alle informatie die zij nodig achten voor het monitoren van het programma. Artikel 3, lid 3, is van toepassing. Bij ontoereikende samenwerking kan de Raad op voorstel van de Commissie een openbare aanbeveling aan de betrokken lidstaat richten betreffende de door die lidstaat te nemen actie.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 4
4. In samenwerking met de ECB gaat de Commissie samen met de betrokken lidstaat na welke wijzigingen eventueel in zijn aanpassingsprogramma moeten worden aangebracht. Op voorstel van de Commissie neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over alle wijzigingen die in het aanpassingsprogramma moeten worden aangebracht.
4. In samenwerking met de ECB en indien toepasselijk het IMF gaat de Commissie samen met de betrokken lidstaat na welke wijzigingen en updates eventueel in zijn aanpassingsprogramma moeten worden aangebracht om naar behoren rekening te houden met onder meer aanzienlijke verschillen tussen macro-economische prognoses en reële cijfers, die mogelijk het gevolg zijn van het aanpassingsprogramma, negatieve overloopeffecten en macro-economische en financiële schokken. De Commissie beslist over alle wijzigingen die in het macro-economische aanpassingsprogramma worden aangebracht. De Raad kan deze beslissingen binnen 10 dagen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen herroepen.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. De betrokken lidstaat neemt in nauwe samenwerking met de Commissie alle maatregelen die nodig zijn om privébeleggers ertoe aan te moedigen hun globale blootstelling uit vrije wil te handhaven.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 5
5. Indien uit de in lid 3 bedoelde monitoring blijkt dat er van aanzienlijke afwijkingen van het macro-economische aanpassingsprogramma sprake is, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten dat de betrokken lidstaat niet voldoet aan de beleidsvoorwaarden die in het aanpassingsprogramma worden gesteld.
5. Indien uit de in lid 3 bedoelde monitoring blijkt dat er van aanzienlijke afwijkingen van het macro-economische aanpassingsprogramma sprake is, kan de Commissie besluiten dat de betrokken lidstaat niet voldoet aan de beleidsvoorwaarden die in het aanpassingsprogramma worden gesteld. Bij het nemen van haar besluit houdt de Commissie uitdrukkelijk rekening met het feit of deze aanzienlijke afwijkingen al dan niet te wijten zijn aan oorzaken waarover de betrokken lidstaat geen controle heeft. De Raad kan een dergelijk besluit binnen 10 dagen na de goedkeuring ervan met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen herroepen. In haar besluit vermeldt de Commissie de redenen voor niet-naleving en de noodzaak en evenredigheid van de wijzigingen die zijn aangebracht in het in lid 4 vermelde macro-economische aanpassingsprogramma.
Het macro-economische aanpassingsprogramma schetst in het bijzonder de voorzorgsmaatregelen en noodplannen die in geval van onvoorziene gebeurtenissen zoals exogene schokken moeten worden aangenomen.
De in het macro-economische aanpassingsprogramma vastgelegde fiscale consolidatie-inspanningen houden rekening met de noodzaak om voldoende middelen veilig te stellen voor fundamentele beleidsgebieden zoals onderwijs en gezondheidszorg.
Wanneer de Commissie krachtens de eerste alinea een besluit neemt, neemt de betrokken lidstaat in nauwe samenwerking met de Commissie en in overleg met de ECB maatregelen om marktturbulentie te vermijden en de goede werking van zijn financiële sector in stand te houden.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 6
6. Een lidstaat waarvoor een aanpassingsprogramma loopt en die over onvoldoende administratieve capaciteit beschikt voor, dan wel ernstige problemen ondervindt bij de tenuitvoerlegging van zijn aanpassingsprogramma, verzoekt om technische bijstand van de Commissie.
6. Een lidstaat waarvoor een macro-economisch aanpassingsprogramma loopt en die over onvoldoende administratieve capaciteit beschikt voor, dan wel ernstige problemen ondervindt bij de tenuitvoerlegging van zijn aanpassingsprogramma, verzoekt om technische bijstand van de Commissie, die voor dit doel groepen kan vormen van deskundigen uit de lidstaten en andere instellingen van de Unie en/of relevante internationale instellingen. De doelstellingen en de middelen van de technische bijstand worden gedetailleerd beschreven in de bijgewerkte versies van het macro-economische aanpassingsprogramma. Daarnaast wordt de nationale zeggenschap in de tenuitvoerlegging van technische bijstand gegarandeerd. Technische bijstand is onder meer toegespitst op: verbetering van openbare aanbestedingen, bevordering van de mededinging, bestrijding van corruptie en vergroting van de efficiëntie van de belastinginning met als doel de financiële duurzaamheid te bevorderen.
Het macro-economische aanpassingsprogramma en een beoordeling van de gevolgen ervan voor de samenleving worden openbaar gemaakt.
De beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld wordt als bijlage bij het macro-economische aanpassingsprogramma gevoegd.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 6 bis (nieuw)
6 bis. Een lidstaat waarvoor een macro-economisch aanpassingsprogramma loopt, voert een alomvattende audit uit van zijn uitstaande schulden om onder meer de oorzaken van de opbouw van excessieve schulden te beoordelen, als ook onregelmatigheden in de schulduitgifteprocedure.
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 7
7. De relevantecommissie van het Europees Parlement kan vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de vorderingen die bij de tenuitvoerlegging van het aanpassingsprogramma worden gemaakt.
7. De bevoegdecommissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat en de Commissie de mogelijkheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de vorderingen die bij de tenuitvoerlegging van het aanpassingsprogramma worden gemaakt.
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 8 bis (nieuw)
8 bis. Dit artikel is niet van toepassing op anticiperende financiële bijstand en evenmin op leningen met het oog op herkapitalisatie van financiële instellingen.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 6 bis (nieuw)
Artikel 6 bis
Betrokkenheid van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld
Zowel organisaties die de economische en sociale partners vertegenwoordigen als organisaties uit het maatschappelijk middenveld krijgen de kans om hun standpunten kenbaar te maken over de in deze verordening voorziene openbare aanbevelingen en adviezen van de Commissie, evenals over de verslagen en ontwerpverslagen van de lidstaten, als bedoeld in artikelen 2 tot en met 7 van deze verordening. Deze standpunten worden openbaar gemaakt.
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 6 ter (nieuw)
Artikel 6 ter
Maatregelen ter vrijwaring van belastinginkomsten
1.De betrokken lidstaat neemt overeenkomstig artikel 65 VWEU en in nauwe samenwerking met de Commissie en in overleg met de ECB maatregelen om overtredingen van de nationale wetten en voorschriften tegen te gaan, met name op fiscaal gebied.
2.De betrokken lidstaat verzoekt de Commissie een voorstel te doen aan de Raad, overeenkomstig artikel 66 VWEU, om vrijwaringsmaatregelen te nemen ten aanzien van het kapitaalverkeer naar of uit derde landen dat ernstige problemen veroorzaakt, of dreigt te veroorzaken voor de werking van de Economische en Monetaire Unie. De Commissie raadpleegt de ECB vooraleer zij een dergelijk voorstel doet.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – titel
Consistentie met de buitensporigtekortprocedure
Consistentie met het stabiliteits- en groeipact
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1
1. Het aanpassingsprogramma en de wijzigingen daarin, als bedoeld in artikel 6 van deze verordening, worden geacht in de plaats te komen van de indiening van stabiliteitsprogramma's overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.
1. Het macro-economische aanpassingsprogramma en de wijzigingen daarin, als bedoeld in artikel 6 van deze verordening, komen in de plaats van de indiening van stabiliteitsprogramma's overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 2 – onder a)
(a) wordt het in artikel 6 van deze verordening bedoelde aanpassingsprogramma in voorkomend geval ook geacht in de plaats te komen van de verslagen als bedoeld in respectievelijk artikel 3, lid 4 bis, en artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad;
(a) komt het in artikel 6 van deze verordening bedoelde macro-economische aanpassingsprogramma in voorkomend geval ook in de plaats van de verslagen als bedoeld in respectievelijk artikel 3, lid 4 bis, en artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad;
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 2 – onder b)
(b) worden de jaarlijkse begrotingsdoelstellingen die zijn opgenomen in het in artikel 6, lid 3, van deze verordening bedoelde aanpassingsprogramma in voorkomend geval geacht in de plaats te komen van de jaarlijkse begrotingsdoelstellingen die overeenkomstig respectievelijk artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 in de genoemde aanbeveling en aanmaning zijn opgenomen. Indien tot de betrokken lidstaat een aanmaning uit hoofde van artikel 126, lid 9, van het Verdrag is gericht, wordt het in artikel 6, lid 3, van deze verordening bedoelde aanpassingsprogramma ook geacht in de plaats te komen van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 in de aanmaning verstrekte aanwijzingen met betrekking tot maatregelen die tot de verwezenlijking van deze doelstellingen moeten bijdragen.
(b) komen de jaarlijkse begrotingsdoelstellingen die zijn opgenomen in het in artikel 6, lid 3, van deze verordening bedoelde aanpassingsprogramma in voorkomend geval in de plaats van de jaarlijkse begrotingsdoelstellingen die overeenkomstig respectievelijk artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 in de genoemde aanbeveling en aanmaning zijn opgenomen. Indien tot de betrokken lidstaat een aanmaning uit hoofde van artikel 126, lid 9, van het Verdrag is gericht, komt het in artikel 6, lid 3, van deze verordening bedoelde aanpassingsprogramma ook in de plaats van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 in de aanmaning verstrekte aanwijzingen met betrekking tot maatregelen die tot de verwezenlijking van deze doelstellingen moeten bijdragen.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 2 – onder c)
(c) wordt de in artikel 6, lid 3, van deze verordening bedoelde monitoring geacht in de plaats te komen van de monitoring als bedoeld in artikel 10, lid 1, en artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad en van de monitoring die aan een besluit als bedoeld in artikel 4, lid 2, en artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 ten grondslag ligt.
(c) komt de in artikel 6, lid 3, van deze verordening bedoelde monitoring in de plaats van de monitoring als bedoeld in artikel 10, lid 1, en artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad en van de monitoring die aan een besluit als bedoeld in artikel 4, lid 2, en artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 ten grondslag ligt.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 8
De tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. XXX betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden wordt opgeschort voor lidstaten met een overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening door de Raad goedgekeurd macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze opschorting geldt voor de duur van het macro-economische aanpassingsprogramma.
De tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden wordt opgeschort voor lidstaten met een overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening door de Raad goedgekeurd macro-economisch aanpassingsprogramma, met uitzondering van de in artikelen 3, 4 en 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 bedoelde maatregelen in verband met het scorebord van macro-economische en macrofinanciële indicatoren, het waarschuwingsmechanisme en de diepgaande evaluatie. Deze opschorting geldt voor de duur van het macro-economische aanpassingsprogramma.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 9
De in artikel 6, lid 3, van deze verordening bedoelde monitoring wordt geacht in de plaats te komen van de monitoring en evaluatie van het Europees semester voor economische beleidscoördinatie als bedoeld in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid.
De in artikel 6, lid 3, van deze verordening bedoelde monitoring komt in de plaats van de monitoring en evaluatie van het Europees semester voor economische beleidscoördinatie als bedoeld in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid. De opschorting geldt voor de duur van het macro-economische aanpassingsprogramma.
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 10
De tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. XXX betreffende gemeenschappelijke bepalingen voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van het eurogebied wordt opgeschort voor lidstaten met een overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening door de Raad goedgekeurd macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze opschorting geldt voor de duur van het macro-economische aanpassingsprogramma.
De tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. XXX betreffende gemeenschappelijke bepalingen voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van het eurogebied wordt opgeschort voor lidstaten met een overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening door de Raad goedgekeurd macro-economisch aanpassingsprogramma, met uitzondering van de artikelen 1 tot 4 van Verordening (EU) nr…/2012. Deze opschorting geldt voor de duur van het macro-economische aanpassingsprogramma.
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 10 bis (nieuw)
Artikel 10 bis (nieuw)
Het onder rechtsbescherming plaatsen van een lidstaat
1.Daar waar de maatregelen krachtens artikel 3, lid 5 de financiële situatie van een lidstaat niet herstellen en waar die lidstaat het risico van achterstand of uitstel van betalingen draagt, kan de Commissie, na overleg met de Raad, een beslissing nemen om de lidstaat onder rechtsbescherming te plaatsen. De Raad kan binnen 10 dagen na de goedkeuring van een dergelijke beslissing, deze op basis van een eenvoudige meerderheid intrekken.
2.Doel van dit artikel is de betrokken lidstaat in staat te stellen zijn economische situatie te stabiliseren en zijn schulden af te lossen.
De beslissing om een lidstaat onder rechtsbescherming te plaatsen, heeft de volgende gevolgen:
(a) bepalingen voor „voortijdige verrekening” of „kredietgebeurtenis” worden ongeldig;
(b) de toegepaste rentetarieven voor leningen blijven behouden en nieuwe leningen aan de lidstaat, met uitzondering van financiële bijstand als bedoeld in artikel 1, lid 1, dienen met prioriteit te worden terugbetaald;
(c) de schuldeisers van de betreffende lidstaat maken zichzelf bekend aan de Commissie, binnen twee maanden na de publicatie van de beslissing om de lidstaat onder rechtsbescherming te plaatsen in het Publicatieblad van de Europese Unie; indien zij dit niet doen, worden hun terugvorderingen nietig verklaard;
(d) de autoriteiten van de betrokken lidstaat implementeren de maatregelen zoals aanbevolen in de technische bijstand als bedoeld in artikel 6, lid 6, en dienen ter goedkeuring een herstel- en schuldbeslechtingsplan in bij de Commissie.
3.Dit artikel is van toepassing vanaf 2017.
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 1
1. Een lidstaat blijft onder post-programmatoezicht staan zolang niet minimaal 75% van de van een of meer andere lidstaten, het EFSM, de EFSF of het ESM ontvangen financiële bijstand is terugbetaald. Op voorstel van de Commissie kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de duur van het post-programmatoezicht verlengen.
1. Een lidstaat blijft onder post-programmatoezicht staan zolang niet minimaal 75% van de van een of meer andere lidstaten, het EFSM, de EFSF of het ESM ontvangen financiële bijstand is terugbetaald. De Commissie kan beslissen om de duur van het post-programmatoezicht te verlengen. De Raad kan een dergelijke beslissing binnen 10 dagen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen intrekken.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 3
3. In samenwerking met de ECB legt de Commissie in de lidstaat onder post-programmatoezicht regelmatig controlebezoeken af om de economische, budgettaire en financiële situatie ervan te beoordelen. Elk halfjaar deelt zij haar bevindingen mee aan het EFC, of aan een subcomité dat daardoor daartoe kan worden aangewezen, en gaat zij met name na of corrigerende maatregelen zijn vereist.
3. In samenwerking met de ECB legt de Commissie in de lidstaat onder post-programmatoezicht regelmatig controlebezoeken af om de economische, budgettaire en financiële situatie ervan te beoordelen. Elk halfjaar deelt zij haar bevindingen mee aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement, het EFC of een subcomité dat het EFC daartoe kan aanwijzen, en het parlement van de betrokken lidstaat, en gaat zij met name na of corrigerende maatregelen zijn vereist.
De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat de mogelijkheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de gemaakte voortgang in het kader van het post-programmatoezicht.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 4
4. Op voorstel van de Commissie kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de lidstaat onder post-programmatoezicht aanbevelen corrigerende maatregelen te nemen.
4. De Commissie kan de lidstaat onder post-programmatoezicht aanbevelen correctieve maatregelen te nemen. De Raad kan een dergelijke aanbeveling binnen 10 dagen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen intrekken.
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. Het parlement van de betrokken lidstaat kan de Commissie uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling over het post-programmatoezicht.
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1
Met betrekking tot de in artikel 2, lid 1, artikel 3, artikel 6, lid 4, en artikel 11, lid 4, bedoelde maatregelen hebben alleen de leden van de Raad stemrecht die lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, en besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.
Met betrekking tot de in deze verordening bedoelde maatregelen hebben alleen de leden van de Raad stemrecht die lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, en besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 13
Artikel 13
Schrappen
Soorten bijstand en leningen die van de toepassing van de artikelen 5 en 6 zijn uitgesloten
Het bepaalde in de artikelen 5 en 6 is niet van toepassing op anticiperende financiële bijstand en evenmin op leningen met het oog op herkapitalisatie van financiële instellingen.
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 13 bis (nieuw)
Artikel 13 bis
Kennisgeving aan het Europees Parlement
De Raad en de Commissie informeren op regelmatige basis het Europees Parlement over de toepassing van deze verordening.
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 13 ter (nieuw)
Artikel 13 ter
Overgangsbepalingen
Deze verordening is van toepassing op de lidstaten die al programmabijstand krijgen op [de datum van de inwerkingtreding van deze verordening].
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 13 quater (nieuw)
Artikel 13 quater
Verslag
Uiterlijk op 1 januari 2014, en daarna elke vijf jaar, publiceert de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening.
In dat verslag worden onder meer de volgende zaken beoordeeld:
(a) de doeltreffendheid van deze verordening;
(b) de vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten overeenkomstig het VWEU;
(c) de bijdrage van deze verordening aan de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid;
(d) de gepastheid van een uitbreiding van de werkingssfeer van deze verordening tot lidstaten van buiten het eurogebied die ernstige problemen hebben of dreigen te krijgen met betrekking tot hun financiële stabiliteit in het eurogebied.
2.Het in lid 1 bedoelde verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening.
3.Het in lid 1 bedoelde verslag wordt naar het Europees Parlement en de Raad gestuurd.
De zaak werd terugverwezen voor een nieuwe behandeling naar de bevoegde Commissie uit hoofde van artikel 57, lid 2, tweede alinea, van het Reglement (A7-0172/2012).
Het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van het eurogebied ***I
557k
323k
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 13 juni 2012 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van het eurogebied (COM(2011)0821 – C7-0448/2011– 2011/0386(COD))(1)
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1 bis (nieuw)
(1 bis)Artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening houdt met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 2
(2) Het stabiliteits- en groeipact, met name Verordeningen (EG) nr. 1466/97 van 7 juli 1997 over het versterken van toezicht op de begrotingssituatie en het toezicht en coördinatie van economisch beleid en de Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten, ontwikkeld om begrotingsdiscipline binnen de gehele Unie te waarborgen, formuleert het kader voor het voorkomen en ter correctie van buitensporige overheidstekorten. Dit werd verder versterkt door Verordening nr. …/2011 van het Europees Parlement en de Amendement van de Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over de het versterken van het toezicht op de begrotingssituatie en het toezicht en de coördinatie van het economisch beleid en de Verordening(EU) nr. …/2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten. Verordening (EG) nr.…/2011 van het Europees Parlement en de Raad over de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in de eurozone heeft een systeem van effectieve, preventieve en geleidelijke handhavingsmechanismen toegevoegd, in de vorm van financiële sancties voor de lidstaten die de euro als valuta hebben.
(2) Het stabiliteits- en groeipact, met name Verordeningen (EG) nr. 1466/97 van 7 juli 1997 over het versterken van toezicht op de begrotingssituatie en het toezicht en coördinatie van economisch beleid en de Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten, die erop gericht is om begrotingsdiscipline binnen de gehele Unie te waarborgen, formuleert het kader voor het voorkomen en ter correctie van buitensporige overheidstekorten. Verordeningen (EG) nr. 1466/97 en 1467/97 zijn gewijzigd en het Pact voor groei en stabiliteit is verder versterkt door Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad1 en Verordening (EU) nr. 1177/2011 van het Europees Parlement en de Raad2. Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad over de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in de eurozone3 heeft een systeem van effectieve, preventieve en geleidelijke handhavingsmechanismen toegevoegd, in de vorm van financiële sancties voor de lidstaten die de euro als valuta hebben. Artikel 2-bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 regelt daarnaast de elementen die het Europees semester voor economische beleidscoördinatie vormen.
1 PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.
2 PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.
3 PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 2 bis (nieuw)
(2 bis)Overeenkomstig artikel-2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 omvat het Europees semester het opstellen van en het toezicht op de uitvoering van de brede richtsnoeren voor de economische beleidsmaatregelen van de lidstaten en de Unie (globale richtsnoeren voor het economisch beleid) overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU; het opstellen en het inspecteren van de uitvoering van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid waarmee de lidstaten rekening moeten houden overeenkomstig artikel 148, lid 2, VWEU (richtsnoeren inzake werkgelegenheid); het indienen en het beoordelen van de stabiliteits- of convergentieprogramma's van de lidstaten overeenkomstig die verordening; het indienen en het beoordelen van de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten die de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid ondersteunen en die zijn opgesteld in overeenstemming met de globale richtsnoeren, de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de algemene richtsnoeren voor de lidstaten die door de Commissie en de Europese Raad worden gepubliceerd aan het begin van de jaarlijkse toezichtcyclus; het toezicht voor de preventie en de correctie van macro-economische onevenwichtigheden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden1.
1 PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 3
(3) De wijzigingen in het stabiliteits- en groeipact bieden een betere leidraad en, voor de lidstaten die de euro als munt hebben, een grotere stimulans voor het uitstippelen en het voeren van een prudent begrotingsbeleid, terwijl tevens buitensporige overheidstekorten worden vermeden. Met deze voorschriften is op het niveau van de Unie een solider kader tot stand gebracht voor het toezicht op het nationale economische beleid.
(3) De wijzigingen in het stabiliteits- en groeipact bieden een betere leidraad en, voor de lidstaten die de euro als munt hebben, zwaardere en meer automatische sancties in het geval van niet-inachtneming van een prudent begrotingsbeleid, terwijl tevens buitensporige overheidstekorten worden vermeden. Met deze voorschriften is op het niveau van de Unie een solider kader tot stand gebracht voor het toezicht op het nationale economische beleid, maar er is nog wel behoefte aan verdergaande coördinatie van het economisch beleid en aan stimulansen voor naleving.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 3 bis (nieuw)
(3 bis)Het herziene stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke door financiële stabiliteit bevorderde duurzame groei en draagt zo bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake groei en werkgelegenheid.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 3 ter (nieuw)
(3 ter)De Europese Raad heeft op 17 juni 2010 zijn goedkeuring gehecht aan een nieuwe Uniestrategie voor groei en werkgelegenheid, die de EU in staat moet stellen sterker uit de crisis tevoorschijn te komen en haar economie af te stemmen op slimme, duurzame en inclusieve groei met hoge niveaus van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie. De Uniestrategie voor groei en werkgelegenheid bevat ook doelstellingen op de gebieden armoede, onderwijs, innovatie en het milieu.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 3 quater (nieuw)
(3 quater)Er dient gepaste aandacht te worden besteed aan de Uniestrategie voor groei en werkgelegenheid en de manier waarop de lidstaten deze uitvoeren in het kader van hun nationale hervormingsprogramma's.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 4
(4) Ingevolge het Verdrag kunnen specifieke maatregelen in het eurogebied worden genomen die verder gaan dan de bepalingen die voor alle lidstaten gelden, ten einde de goede werking van de economische en monetaire unie zeker te stellen.
(4) Ingevolge het VWEU kunnen specifieke maatregelen in het eurogebied worden genomen die verder gaan dan de bepalingen die voor alle lidstaten gelden, ten einde de goede werking van de economische en monetaire unie zeker te stellen en te voorkomen dat lidstaten beleidsmaatregelen treffen die deze goede werking in gevaar brengen. Waar nodig en wenselijk dient actiever gebruik te worden gemaakt van de in artikel 136 VWEU voorziene specifieke maatregelen, ten einde de nodige voorwaarden te scheppen voor een verdergaande en veerkrachtigere integratie, die gepaard moet gaan met een grotere democratische legitimiteit van de economische en monetaire unie.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis)Gezonde openbare financiën en evenwichtige begrotingen zijn een basisvereiste voor economische en financiële stabiliteit, zoals de staatsschuldencrisis duidelijk heeft aangetoond. Er is dan ook behoefte aan een sterk en solide begrotingskader. Bovendien vereisen de huidige tekorten in combinatie met stagnerende economieën veeleer hervormingen dan bezuinigingen.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 4 ter (nieuw)
(4 ter)De lidstaten mogen geen maatregelen treffen die een gevaar kunnen vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in het kader van de economische en monetaire unie, met name het opstapelen van schulden buiten de algemene overheidsrekeningen.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 5
(5) Het garanderen van solide overheidsfinanciën geschiedt het best tijdens de planningsfase en grove fouten dienen zo spoedig mogelijk te worden onderkend. Lidstaten zouden niet alleen gebaat zijn bij de vaststelling van richtsnoeren en begrotingsdoelstellingen, maar ook bij het gesynchroniseerd monitoren van hun begrotingsbeleid.
(5) Het garanderen van solide overheidsfinanciën en gecoördineerd economisch beleid geschiedt het best tijdens de planningsfase en grove fouten dienen zo spoedig mogelijk te worden onderkend. Lidstaten zouden niet alleen gebaat zijn bij de vaststelling van richtsnoeren en begrotingsdoelstellingen, maar ook bij het gesynchroniseerd monitoren van hun begrotings- en macro-economisch beleid en de uitgifte van overheidsschuldbewijzen. Ten einde de planning van de uitgifte van overheidsschuldbewijzen beter te coördineren, dienen de lidstaten hun plannen daartoe vooraf in te dienen.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis)Deze verordening heeft tot doel meer Uniemechanismen voor de coördinatie van en het toezicht op het budgettaire en economische beleid van de lidstaten vast te stellen. Niettemin moet tijdens elke fase van dit proces voorzichtigheid worden betracht. Daarom mogen aangelegenheden in verband met de plannen van de lidstaten voor de uitgifte van overheidsschuldbewijzen, de verlenging van uitstaande schulden of andere relevante activiteiten niet openbaar worden gemaakt en mogen deze uitsluitend worden aangewend voor interne coördinatie. Deze behoefte vloeit voort uit het mogelijke risico dat een lidstaat kan lopen wanneer zijn financiële behoeften vooraf aan de financiële markten worden bekendgemaakt.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 6
(6) Het uitstippelen van een gemeenschappelijk budgettair tijdpad voor de lidstaten die de euro als munt hebben, zou in een betere synchronisatie van de voornaamste stappen bij de opstelling van de nationale begrotingen moeten resulteren en aldus de doelmatigheid van het Europees semester voor budgettaire beleidscoördinatie in de hand moeten werken. Het hanteren van een gemeenschappelijk budgettair tijdpad zou tot sterkere synergieën moeten leiden door het bevorderen van de beleidscoördinatie tussen de lidstaten die de euro als munt hebben, en er tevens voor moeten zorgen dat de aanbevelingen van de Raad en de Commissie op passende wijze in de nationale procedure voor de vaststelling van de begroting worden meegenomen.
(6) Het uitstippelen van een gemeenschappelijk budgettair tijdpad voor de lidstaten die de euro als munt hebben, zou in een betere synchronisatie van de voornaamste stappen bij de opstelling van de nationale begrotingen moeten resulteren en aldus de doelmatigheid van het Europees semester voor economische en budgettaire beleidscoördinatie in de hand moeten werken. Het hanteren van een gemeenschappelijk budgettair tijdpad zou tot sterkere synergieën moeten leiden door het bevorderen van de beleidscoördinatie tussen de lidstaten die de euro als munt hebben, en er tevens voor moeten zorgen dat de aanbevelingen voor de individuele landen en de nationale hervormingsprogramma's en stabiliteits- en convergentieprogramma's, evenals de aanbevelingen die op de analyse van macro-economische onevenwichtigheden stoelen op passende wijze in de nationale procedure voor de vaststelling van de begroting worden meegenomen.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis)Het is van cruciaal belang dat het gemeenschappelijk budgettair tijdpad aansluit bij de begrotingstijdpaden van de lidstaten. Indien dit niet het geval is, bestaat het gevaar dat adviezen van de Commissie betreffende de ontwerpbegroting van een lidstaat in het nationale parlement van die lidstaat democratische legitimiteit ontbeert.
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 6 ter (nieuw)
(6 ter)Wanneer de begroting niet op 31 december, de in deze verordening vastgestelde datum, is aangenomen, dienen er uitgestelde-begrotingsprocedures vastgesteld te zijn die ervoor zorgen dat de overheid in staat blijft haar essentiële plichten te vervullen.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 7
(7) Er zijn sterke aanwijzingen dat op regels gebaseerde begrotingskaders het voeren van een gezond en duurzaam begrotingsbeleid op doeltreffende wijze ondersteunen. De invoering van nationale begrotingsregels die stroken met de op Unieniveau vastgestelde begrotingsdoelstellingen, zou een cruciale rol moeten spelen bij het waarborgen van de naleving van de voorschriften van het stabiliteits- en groeipact. De lidstaten dienen met name tot een structureel evenwichtige begroting strekkende regels in te voeren die de hoofdbeginselen van het uniale begrotingskader in nationale wetgeving omzetten. Om doelmatig te zijn, dient een dergelijke omzetting plaats te vinden in de vorm van bindende regels die bij voorkeur van constitutionele aard zijn om te tonen dat de nationale autoriteiten onverkort aan het stabiliteits- en groeipact vasthouden.
(7) Effectieve, op regels gebaseerde begrotingskaders kunnen belangrijk zijn om een gezond en duurzaam begrotingsbeleid op doeltreffende wijze te ondersteunen. De invoering van nationale begrotingsregels die stroken met de op Unieniveau vastgestelde economische en begrotingsdoelstellingen, inclusief de definitie van buitengewone omstandigheden en ernstige economische recessies, zou een cruciale rol moeten spelen bij het waarborgen van de duurzame naleving van de voorschriften van het stabiliteits- en groeipact. De lidstaten dienen met name een mechanisme in te voeren dat in werking treedt indien zich een significante afwijking van de begrotingsdoelstelling voor de middellange termijn of van het pad voor aanpassing aan die doelstelling voordoet, en dat tot doel heeft op korte termijn terug te keren naar een situatie waarin de middellangetermijndoelstelling weer wordt verwezenlijkt. Het is van cruciaal belang dat die regels voor de hele overheid in het algemeen gelden en dat ze bindende werking hebben, of dat op andere wijze wordt gegarandeerd dat ze in het hele nationale begrotingsproces worden gerespecteerd.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis)De omvang van de overheidsschuld in de Unie is een bijzonder grote uitdaging die moet worden aangepakt opdat de economie opnieuw kan worden gekenmerkt door een stabiele en veerkrachtige groeitrend voor de korte en lange termijn. Er zal veel tijd voorbijgaan voordat het gemiddelde niveau van de overheidsschulden in de lidstaten terugkeert op het in het stabiliteits- en groeipact vastgestelde traject van 60%. Het behalen van de middellange begrotingsdoelstellingen is een fundamentele voorwaarde in dit verband, terwijl het afwijken van die doelstellingen zou kunnen leiden tot bijzonder hoge rentevoeten die de groei en het herstel bedreigen.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 8
(8) Vertekende en onrealistische macro-economische en budgettaire prognoses kunnen de effectiviteit van de begrotingsplanning aanzienlijk belemmeren en derhalve de begrotingsdiscipline schaden. Onafhankelijke instanties kunnen voor onvertekende en realistische macro-economische prognoses zorgen.
(8) Vertekende en onrealistische macro-economische en budgettaire prognoses kunnen de effectiviteit van de begrotingsplanning aanzienlijk belemmeren en derhalve de begrotingsdiscipline schaden. Onafhankelijke en technisch competente instanties die over functionele autonomie ten opzichte van de begrotingsautoriteiten van de lidstaat beschikken en die voldoen aan de minimumvereisten zoals bedoeld in bijlage I, kunnen voor onvertekende en realistische macro-economische prognoses zorgen, wanneer hun vergelijkbaarheid en samenhang is vastgesteld.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 9
(9) Dit gradueel strenger wordende toezicht zal de bestaande voorschriften van het stabiliteits- en groeipact verder aanvullen en het toezicht versterken op de begrotingsdiscipline in de lidstaten die de euro als munt hebben. Een gradueel strenger wordende monitoringprocedure zou tot betere begrotingsresultaten moeten bijdragen, hetgeen ten goede zou komen aan alle lidstaten die de euro als munt hebben. Een nauwlettender monitoring als onderdeel van een gradueel strenger wordende procedure is in het bijzonder waardevol voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt.
(9) Dit gradueel strenger wordende toezicht en coördinatie zal het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid vervolledigen, de bestaande voorschriften van het stabiliteits- en groeipact verder aanvullen en het toezicht versterken op de begrotings- macrofinanciële houdbaarheid en economische convergentie in de lidstaten die de euro als munt hebben. Een gradueel strenger wordende monitoringprocedure zou tot betere begrotings- en economische resultaten moeten bijdragen, hetgeen ten goede zou komen aan alle lidstaten die de euro als munt hebben, zonder voor onnodige bureaucratie te zorgen. Een nauwlettender monitoring als onderdeel van een gradueel strenger wordende procedure is in het bijzonder waardevol voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 10
(10) Zoals wordt aangetoond door de staatsschuldencrisis, en met name door de noodzaak om in gemeenschappelijke financiële vangnetten te voorzien, worden de lidstaten die de euro als munt hebben, met grotere onderlinge overloopeffecten van het door hen gevoerde begrotingsbeleid geconfronteerd. Alle lidstaten die de euro als munt hebben, dienen dan ook de Commissie en de overige lidstaten die de euro als munt hebben te raadplegen voordat zij hun goedkeuring hechten aan belangrijke plannen tot hervorming van het begrotingsbeleid welke overloopeffecten kunnen sorteren, zodat de gelegenheid wordt geboden de mogelijke gevolgen ervan voor het eurogebied als geheel te beoordelen. Zij dienen hun begrotingsplannen te beschouwen als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en deze met het oog op de toetsing ervan bij de Commissie in te dienen voordat zij bindend worden. De Commissie dient in een positie te verkeren om, indien nodig, een advies over het ontwerpbegrotingsplan uit te brengen; de lidstaat, en in het bijzonder de begrotingsautoriteit, moet dan worden verzocht met dit advies rekening te houden in het kader van de procedure voor de aanneming van de begrotingswet. Een dergelijk advies zou ervoor zorgen dat de uniale beleidsrichtsnoeren op begrotingsgebied op passende wijze in de nationale budgettaire voorbereidingen worden meegenomen. In dit advies dient met name te worden beoordeeld of in de begrotingsplannen al dan niet op passende wijze gevolg is gegeven aan de aanbevelingen op begrotingsgebied die in de context van het Europees semester zijn gedaan. De Commissie dient klaar te staan om dit advies aan het parlement van de betrokken lidstaat te presenteren indien het daarom verzoekt. De mate waarin met dit advies rekening is gehouden, dient in aanmerking te worden genomen bij de evaluatie die – mits aan de voorwaarden is voldaan – leidt tot het besluit om tegen de betrokken lidstaat een buitensporigtekortprocedure in te leiden, waarbij het nalaten om aan de in een vroeg stadium door de Commissie verstrekte richtsnoeren gevolg te geven, als een verzwarende omstandigheid moet worden aangemerkt. Ook dient de Eurogroep op basis van een algehele evaluatie van de plannen door de Commissie de begrotingssituatie en -vooruitzichten voor het eurogebied te bespreken.
(10) De lidstaten die de euro als munt hebben, genereren overloopeffecten, of worden geconfronteerd met de overloopeffecten van het door hen gevoerde begrotingsbeleid. Daarom moeten overloopeffecten worden vastgesteld en aangepakt in het kader van toezichtprocedures voor de individuele landen evenals in de algehele evaluatie van de begrotingssituatie en -vooruitzichten in het eurogebied als geheel. Deze evaluatie dient per land mogelijke negatieve overloopeffecten voor de instandhouding van de overheidsfinanciën van de lidstaten vast te stellen die door de particuliere sector van dat land of door andere lidstaten worden veroorzaakt. De staatsschuldencrisis heeft ook het onderlinge verband tussen staatsschuld, financiële stabiliteit en solvabiliteit van de banken aangetoond. Alle lidstaten die de euro als munt hebben, dienen dan ook de Commissie en de overige lidstaten die de euro als munt hebben te raadplegen voordat zij hun goedkeuring hechten aan belangrijke plannen tot hervorming van het begrotings- en economisch beleid welke overloopeffecten kunnen sorteren, zodat de gelegenheid wordt geboden de mogelijke gevolgen ervan voor het eurogebied als geheel te beoordelen. Zij dienen hun begroting- en economische plannen als gemeenschappelijk belang te bezien en deze aan de Commissie te overhandigen met als doel om de plannen te controleren voordat deze bindend worden. De Commissie dient in een positie te verkeren om zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 15 november een advies over het ontwerpbegrotingsplan uit te brengen; de lidstaat, en in het bijzonder de begrotingsautoriteit, moet dan worden verzocht met dit advies rekening te houden in het kader van de procedure voor de aanneming van de begrotingswet. Een dergelijk advies zou ervoor zorgen dat de uniale beleidsrichtsnoeren op economisch en begrotingsgebied op passende wijze in de nationale budgettaire voorbereidingen worden meegenomen. In dit advies dient met name te worden beoordeeld of in de begrotingsplannen al dan niet op passende wijze gevolg is gegeven aan de aanbevelingen op economisch en begrotingsgebied die in de context van het Europees semester zijn gedaan (beleidsaanbevelingen per land). In dezelfde context dient het te waarborgen dat de verplichtingen van de lidstaten in het kader van hun nationale hervormingsprogramma's, alsook de verplichtingen aangegaan in het kader van economische partnerschapprogramma's en enige aanbeveling van de Raad in de procedure betreffende macro-economisch onevenwichtigheden, op een juiste wijze in het ontwerp van de nationale begroting worden verrekend. De Commissie dient klaar te staan om dit advies aan het parlement van de betrokken lidstaat te presenteren indien het daarom verzoekt. De mate waarin met dit advies rekening is gehouden, dient in aanmerking te worden genomen bij de evaluatie die – mits aan de voorwaarden is voldaan – leidt tot het besluit om tegen de betrokken lidstaat een buitensporigtekortprocedure in te leiden, waarbij het nalaten om aan de in een vroeg stadium door de Commissie verstrekte richtsnoeren gevolg te geven, als een verzwarende omstandigheid moet worden aangemerkt. Ook dienen de Eurogroep en het Europees Parlement op basis van een algehele evaluatie van de plannen door de Commissie de begrotingssituatie en -vooruitzichten voor het eurogebied te bespreken.
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 10 bis (nieuw)
(10 bis)Indien sprake is van een buitengewoon ernstige afwijking tussen het ontwerpbegrotingsplan en het traject voor aanpassing aan de begrotingsdoelstelling voor de middellange termijn, verzoekt de Commissie, na overleg met de betrokken lidstaat, om een herzien ontwerpbegrotingsplan, in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening. Dit zal met name het geval zijn wanneer de tenuitvoerlegging van het oorspronkelijke begrotingsplan de financiële stabiliteit van de betrokken lidstaat in gevaar zou brengen of de goede werking van de economische en monetaire unie in het gedrang zou brengen, of wanneer de tenuitvoerlegging van het oorspronkelijke begrotingsplan een duidelijke en belangrijke schending zou teweegbrengen van de door de Raad geformuleerde aanbevelingen in het kader van het stabiliteits- en groeipact.
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 10 ter (nieuw)
(10 ter)In het kader van betere coördinatie en ex ante gesprekken op het niveau van de lidstaten over belangrijke plannen voor hervorming van het economisch en begrotingsbeleid met mogelijke overloopeffecten presenteert de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag en, indien noodzakelijk, een voorstel met een gedetailleerd plan waarin ze aangeeft hoe dergelijke coördinatie en ex ante gesprekken moeten worden georganiseerd, in welke vorm deze coördinatie en gesprekken moeten plaatsvinden, welk beleid wordt overwogen, alsook de te verwachten politieke gevolgen - voor de lidstaten en, in het bijzonder, voor de nationale parlementen - van besluiten die naar aanleiding van dergelijke coördinatie en ex ante gesprekken worden genomen. Dit verslag van de Commissie dient in ieder geval te waarborgen dat de coördinatie in het Europees semester wordt geïntegreerd.
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 10 quater (nieuw)
(10 quater)Bovendien moet de versterking van de economische governance een grotere en tijdigere betrokkenheid van het Europees Parlement en de nationale parlementen inhouden. De bevoegde commissie van het Europees Parlement erkent weliswaar dat de tegenhangers van het Europees Parlement in het kader van de dialoog de betrokken instellingen van de Unie en haar vertegenwoordigers zijn, maar kan een gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling met een lidstaat waarover een besluit van de Raad wordt genomen dat in overeenstemming met deze verordening een rentedragend deposito of een jaarlijkse boete oplegt. De deelname van een lidstaat aan zulke gedachtewisseling is vrijwillig van aard.
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 11
(11) De lidstaten die de euro als munt hebben en waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, dienen nauwlettender te worden gemonitord om te garanderen dat het buitensporige tekort volledig en tijdig wordt gecorrigeerd. Een nauwlettender monitoring moet resulteren in een vroegtijdige correctie van eventuele afwijkingen van de aanbevelingen van de Raad om het buitensporige tekort te verhelpen. Een dergelijke monitoring zou een aanvulling vormen op het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1467/97. De gradatie van deze nauwlettender monitoring dient afhankelijk te worden gesteld van de fase van de tegen de lidstaat lopende procedure, zoals vastgelegd in artikel 126 van het Verdrag.
(11) De lidstaten die de euro als munt hebben en waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, dienen nauwlettender te worden gemonitord om te garanderen dat het buitensporige tekort coherent, duurzaam en tijdig wordt gecorrigeerd. Een nauwlettender monitoring moet resulteren in een vroegtijdige preventie en correctie van eventuele afwijkingen van de aanbevelingen van de Raad om het buitensporige tekort te verhelpen of van de landenspecifieke aanbevelingen. Een dergelijke monitoring zou een aanvulling vormen op het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1467/97. De gradatie van deze nauwlettender monitoring dient afhankelijk te worden gesteld van de fase van de tegen de lidstaat lopende procedure, zoals vastgelegd in artikel 126 VWEU. De lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, dienen een economisch partnerschapsprogramma voor te stellen, inclusief een gedetailleerde beschrijving van de structurele hervormingen. Het is van essentieel belang dat dergelijke structurele hervormingen worden gepland en geïmplementeerd, ten einde voor een effectieve en duurzame correctie van hun buitensporige tekorten te zorgen. Waar van toepassing dienen de sociale partners overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken bij dit proces te worden betrokken.
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 12
(12) De nauwlettender monitoring van lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, moet het mogelijk maken vast te stellen of aan de inachtneming door een lidstaat van de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort risico's verbonden zijn. Ingeval dergelijke risico's worden onderkend, dient de Commissie een aanbeveling tot de betrokken lidstaat te richten om binnen een gegeven tijdsbestek maatregelen te nemen; deze aanbeveling dient aan het parlement van de betrokken lidstaat te worden gepresenteerd indien het daarom verzoekt. Deze beoordeling dient een snelle bijsturing mogelijk te maken van eventuele ontwikkelingen die de correctie van het buitensporige tekort binnen de vastgestelde termijn in het gedrang brengen. De beoordeling van de inachtneming van deze aanbeveling van de Commissie dient deel uit te maken van de permanente evaluatie door de Commissie of effectieve maatregelen zijn getroffen om een buitensporig tekort te corrigeren. Bij het uitmaken of effectieve maatregelen zijn getroffen om het buitensporige tekort te corrigeren, dient de Raad zijn besluit ook te baseren op het feit of de betrokken lidstaat al dan niet gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Commissie.
(12) Het is essentieel dat lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt aan een nauwlettender monitoring worden onderworpen in het kader van een economisch partnerschapsprogramma. In die context dient de Commissie de lidstaat te verzoeken een brede beoordeling van de voor het lopende jaar uitgevoerde begroting voor de algemene overheid en haar subsectoren uit te voeren, en regelmatig aan de Commissie en aan het Economisch en Financieel Comité te rapporteren over de algemene overheid en haar subsectoren, de uitvoering van de begroting van het lopende jaar, het effect op de begroting van discretionaire maatregelen genomen t.a.v. zowel de uitgaven als de inkomsten, doelstellingen voor de uitgaven en inkomsten van de overheid en informatie over de genomen maatregelen en de aard daarvan die worden overwogen om de doelstellingen te halen.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 12 bis (nieuw)
(12 bis)Om de goede werking van de economische en monetaire unie en de eerbiediging van de begrotingsdiscipline te garanderen, is het absoluut noodzakelijk om de stabiliteit in het eurogebied in zijn geheel veilig te stellen en daarom de doeltreffendheid en veerkracht van het financiële stelsel van het eurogebied tegen nadelige schokken te versterken, liquiditeitsbeperkingen aan te pakken evenals negatieve niet in de prijs doorberekende kosten in verband met de versnippering van de staatsobligatiemarkten en om de marginale financieringskosten voor lidstaten die met financieringsdruk worden geconfronteerd te verminderen. Voor die overkoepelende doelstellingen moet een routekaart naar gemeenschappelijke staatsschuldinstrumenten voor het eurogebied worden aangenomen, met inbegrip van de vaststelling van een kader voor intensievere coördinatie van het economische beleid. Als eerste stap in de richting van een gecoördineerde en gemeenschappelijke uitgifte van staatsschuldinstrumenten in de eurozone is het essentieel dat een aflossingsfonds voor een periode van ongeveer 25 jaar wordt vastgesteld, en dat de uitgifte van staatsschuldbewijzen in de lidstaten van de eurozone wordt gecoördineerd. Deze eerste stap laat verdere stappen in de routekaart voor het eind van die periode onverlet.
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 12 ter (nieuw)
(12 ter)Bij de toepassing van deze verordening dienen de Raad en de Commissie de rol van de sociale partners en verschillen in de nationale stelsels, zoals de loonvormingsstelsels, ten volle te eerbiedigen.
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 13
(13) Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, te bevorderen en meer transparantie en verantwoordelijkheid te bewerkstelligen, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement een lidstaat die een aanbeveling van de Commissie heeft ontvangen, de gelegenheid bieden aan een gedachtewisseling deel te nemen,
(13) Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, te bevorderen en meer transparantie en verantwoordelijkheid te bewerkstelligen, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement een lidstaat die een aanbeveling van de Commissie heeft ontvangen, de gelegenheid bieden aan een gedachtewisseling deel te nemen. Er dienen ook regels te worden ontwikkeld voor het versterken van de verantwoordingsplicht, de transparantie en het toezicht op het begrotings- en het economisch beleid in het algemeen, en de coördinatie daarvan, in de eurozone, overeenkomstig democratische beginselen. Daartoe dient in specifieke voorschriften te worden voorzien, in overeenstemming met nationale praktijken inzake de betrokkenheid van het nationale parlement, de sociale partners en organisaties van de burgermaatschappij.
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 13 bis (nieuw)
(13 bis)Begrotingsplannen en structurele hervormingen moeten stroken met de bescherming van sociale rechten en toenemende ongelijkheden voorkomen. Daarom mag de begrotingsdiscipline niet worden uitgevoerd ten nadele van middelen voor de middellange en lange termijn die nodig zijn voor een duurzame en milieuvriendelijke transformatie van de economie in overeenstemming met de Uniestrategie voor groei en werkgelegenheid en de klimaatveranderingsdoelstellingen voor 2050.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 13 ter (nieuw)
(13 ter)Het belastingbeleid speelt een cruciale rol in de versterking van de doelmatigheid en billijkheid van de begrotingsplannen terwijl het ook bijdraagt tot duurzame groei. Een alomvattend pakket maatregelen en wetgevingsinitiatieven, zoals een Europese belasting op financiële transacties en een gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelastinggrondslag, dienen snel te worden goedgekeurd op Unie- en nationaal niveau om ongerechtvaardigde uitzonderingen weg te werken, de belastinggrondslag te verruimen, de belastinginning doeltreffender te maken, belastingontduiking aan te pakken en het beginsel „de vervuiler betaalt” op alle vlakken toe te passen.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 – inleidende formule
1. In deze verordening worden voorschriften vastgesteld ter versterking van de monitoring van het begrotingsbeleid in het eurogebied door:
1. In deze verordening worden voorschriften vastgesteld ter versterking van de monitoring van het begrotings- en economisch beleid en voor een kader voor versterkte coördinatie van het economisch beleid in het eurogebied door:
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 – onder a bis) (nieuw)
(a bis) de procedure ter voorkoming en correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, opgezet door Verordening (EU) nr. 1174/2011, aan te vullen;
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – alinea 1 – onder c bis) (nieuw)
(c bis) het waarborgen van de verenigbaarheid van het begrotingsbeleid en de procedure ter voorkoming en correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, opgezet door Verordening (EU) nr. 1174/2011, door het intensiever controleren van de hervormingsprogramma's en economische partnerschapsprogramma's van de lidstaten, om een duurzame convergentie en naleving binnen het eurogebied te waarborgen.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Deze verordening wordt toegepast in volledige overeenstemming met artikel 152 VWEU, en de aanbevelingen die in het kader van deze verordening worden aangenomen, worden geïmplementeerd met volledige inachtneming van nationale praktijken en organen voor loonvorming. De toepassing van deze verordening en die aanbevelingen houdt rekening met artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en zal dienovereenkomstig geen invloed hebben op het recht om collectieve overeenkomsten te onderhandelen, te sluiten en af te dwingen en om collectieve actie te ondernemen in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijken.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 – punt 1
(1) „onafhankelijke begrotingsraad”: een instantie die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van de lidstaat functioneel autonoom is en met het monitoren van de toepassing van nationale begrotingsregels is belast;
(1) „begrotingsraad”: een onafhankelijke en technisch competente instantie die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van de lidstaat functioneel autonoom is en met het monitoren van de toepassing van nationale begrotingsregels is belast;
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 – punt 2
(2) „onafhankelijke macro-economische prognoses”: de macro-economische en/of budgettaire prognoses die worden opgesteld door een onafhankelijke instantie of een instantie die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van de lidstaat functioneel autonoom is:
(2) „onafhankelijke macro-economische prognoses”: de macro-economische prognoses die worden opgesteld of goedgekeurd door een onafhankelijke en technisch competente instantie die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van de lidstaat functioneel autonoom is en die voldoet aan de in bijlage I vastgestelde minimumvereisten: De Commissie waarborgt de vergelijkbaarheid en samenhang van de onafhankelijke prognoses van de verschillende lidstaten;
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 – punt 5
(5) „overheid” en „tekort”: als bedoeld in artikel 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.
(5) „overheid”, „tekort” en „schuld”: 'overheid„, ”tekort' respectievelijk „schuld” als bedoeld , in artikel 2 van Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU is gehecht.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 – punt 5 bis (nieuw)
(5 bis) „stabiliteits- en groeipact”: het multilaterale toezichtsysteem zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1466/97 en de procedure voor het voorkomen van buitensporige tekorten van lidstaten, zoals vastgesteld bij artikel 126 VWEU en Verordening (EG) nr. 1467/97;
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 – punt 5 ter (nieuw)
(5 ter) „een bijzonder ernstige niet-naleving van het aanpassingstraject naar de begrotingsdoelstelling op de middellange termijn”: een afwijking in de cijfers in de ontwerpbegroting van tenminste 1% van het bbp in een enkel jaar of van tenminste 0,5% van het bbp gemiddeld per jaar in twee opeenvolgende jaren die niet kan worden gerechtvaardigd door uitzonderlijke omstandigheden of een ernstige economische terugval, na inachtneming van verzachtende factoren en overloopeffecten zoals beschreven in Verordening (EG) 1467/97 en Verordening (EU) 1176/2011.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De toepassing van deze verordening laat artikel 9 VWEU onverlet.
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Hoofdstuk I bis (nieuw)
Hoofdstuk I bis
Economische beleidscoördinatie
Artikel 2-bis
Tijdspad voor het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid, zoals bedoeld in artikel 2-bis van Verordening (EG) nr. 1466/97
1.De begrotingsprocedure van de lidstaten is coherent met het kader van het Europees semester, volgens een jaarlijkse cyclus die het volgende omvat:
(a) de beleidsoriëntaties voor de individuele lidstaten van de Europese Voorjaarsraad, gebaseerd op de Jaarlijkse groeianalyse, inclusief het ontwerp van het Gezamenlijk werkgelegenheidsrapport van de Commissie en de jaarrapportages zoals bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1176/2011; die oriëntaties bieden de lidstaten richtsnoeren voor het ontwerpen van hun nationale hervormingsprogramma's en stabiliteits- en convergentieprogramma's, die door de lidstaten in april voorgelegd moeten worden, overeenkomstig de artikelen 4, lid 1, en 8, lid 1, van Verordening (EG) 1466/97;
(b) de bekrachtiging van de landenspecifieke aanbevelingen door de zomerbijeenkomst van de Europese Raad, volgens de adviezen van de Commissie over de toereikendheid van de voorgelegde nationale hervormingsprogramma's en stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten, overeenkomstig de artikelen 121 en 148 VWEU.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Hoofdstuk II – titel
Gemeenschappelijke budgettaire voorschriften
Gemeenschappelijke budgettaire voorschriften en informatievereisten betreffende de nationale emissie van staatsobligaties
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1
1. Uiterlijk op 15 april van elk jaar maken de lidstaten samen met hun stabiliteitsprogramma's hun begrotingsplannen voor de middellange termijn openbaar welke stroken met hun op een onafhankelijke macro-economische prognose gebaseerd begrotingskader voor de middellange termijn.
1. De lidstaten maken elk jaar in het kader van het Europees semester, bij voorkeur uiterlijk op 15 april maar niet later dan 30 april, hun nationale begrotingsplannen voor de middellange termijn openbaar welke stroken met hun op geloofwaardige en onafhankelijke macro-economische prognoses gebaseerd begrotingskader voor de middellange termijn. Deze plannen worden ingediend samen met de nationale hervormingsprogramma's en de stabiliteits- of convergentieprogramma's, en stroken volledig met de beleidsoriëntaties die gebaseerd zijn op de jaarlijkse groeianalyse en de jaarlijkse verslagen zoals bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1176/2011.
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3
3. De begrotingswetten voor de overheid als geheel worden jaarlijks uiterlijk op 31 december aangenomen en openbaar gemaakt.
3. De begrotingswetten voor de overheid als geheel worden jaarlijks uiterlijk op 31 december aangenomen en openbaar gemaakt. De lidstaten beschikken over voorlopige begrotingsprocedures die kunnen worden toegepast wanneer de begroting om objectieve redenen of om redenen waarop de regering van de lidstaat geen controle uitoefende, niet uiterlijk op 31 december wordt aangenomen of overeengekomen, noch openbaar is gemaakt.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1
1. De lidstaten beschikken over cijfermatige begrotingsregels inzake het begrotingssaldo die in het kader van de nationale begrotingsprocedure uitvoering geven aan hun middellangetermijndoelstelling voor de begroting als omschreven in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr.1466/97. Deze regels hebben betrekking op de overheid als geheel en hebben een bindend, en bij voorkeur constitutioneel, karakter.
1. De lidstaten beschikken over cijfermatige begrotingsregels die in het kader van de nationale begrotingsprocedure uitvoering geven aan hun middellangetermijndoelstelling voor de begroting als omschreven in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr.1466/97. Deze regels bevatten ook de definitie van buitengewone omstandigheden en van een ernstige economische terugval die kunnen resulteren in een tijdelijke afwijking van de begrotingsdoelstelling voor de middellange termijn of van het pad voor aanpassing aan die doelstelling, op voorwaarde dat een dergelijke afwijking de begrotingshoudbaarheid op de middellange termijn, zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 1466/97, niet in gevaar brengt. Deze regels omvatten een mechanisme dat in werking treedt indien zich een ernstige afwijking van de begrotingsdoelstelling op de middellange termijn of van het aanpassingstraject naar deze doelstelling voordoet, en dat erop gericht is op korte termijn terug te keren naar een situatie waaraan de middellange termijn kan worden verwezenlijkt. Deze regels hebben betrekking op de overheid als geheel en hebben een bindend karakter, of er wordt op andere wijze gegarandeerd dat zij tijdens de gehele nationale begrotingsprocedure volledig worden geëerbiedigd en nageleefd.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2
2. De lidstaten hebben een onafhankelijke begrotingsraad opgezet voor het monitoren van de toepassing van de in lid 1 bedoelde nationale begrotingsregels.
2. De lidstaten hebben een begrotingsraad opgezet voor het zowel ex ante, als ex post monitoren van de toepassing van de nationale begrotingsregels, die voldoet aan de in bijlage I vastgelegde minimumvereisten.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1
1. Uiterlijk op 15 oktober van elk jaar dienen de lidstaten bij de Commissie en de Eurogroep een ontwerpbegrotingsplan voor het komende jaar in.
1. Uiterlijk op 1 oktober van elk jaar dienen de lidstaten bij de Commissie en de Eurogroep een ontwerpbegrotingsplan voor het komende jaar in, waarbij rekening wordt gehouden met de beleidsaanbevelingen per land van de zomerbijeenkomst van de Europese Raad en enige andere aanbevelingen gericht aan de lidstaat in het kader van het stabiliteits- en groeipact of de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 1174/2011 en Verordening (EU) nr. 1176/2011.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2
2. Tegelijkertijd wordt het ontwerpbegrotingsplan openbaar gemaakt.
2. Het ontwerpbegrotingsplan, zoals omschreven in dit artikel, wordt openbaar gemaakt wanneer het aan de Commissie wordt voorgelegd.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – onder b)
(b) de projecties bij ongewijzigd beleid voor de uitgaven en ontvangsten van de overheid en de belangrijkste onderdelen daarvan als percentage van het bbp;
(b) de projecties bij ongewijzigd beleid voor de uitgaven en ontvangsten van de overheid en de belangrijkste onderdelen daarvan als percentage van het bbp; deze projecties hebben betrekking op zowel lopende uitgaven, als investeringsuitgaven, en met het oog hierop worden duidelijke begrotingsdoelstellingen voor lopende en investeringsuitgaven vastgesteld en wordt, met betrekking tot investeringsuitgaven, een evaluatie van het economisch rendement gepubliceerd.
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – onder c bis) (nieuw)
(c bis) details met betrekking tot de uitgaven die direct gerelateerd zijn aan het verwezenlijken van de strategie voor groei en werkgelegenheid van de Unie (inclusief overheidsinvesteringen), samen met een gedetailleerde beschrijving van het verband met de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen voor de lange termijn, alsook een beoordeling van de maatschappelijke effecten van de maatregelen in het begrotingsplan;
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – onder d)
(d) een gedetailleerde beschrijving en goed gedocumenteerde kwantificering van de in de begroting voor het komende jaar op te nemen maatregelen voor het overbruggen van de kloof tussen de onder c) bedoelde doelstellingen en de overeenkomstig punt b) verstrekte projecties bij ongewijzigd beleid. De beschrijving mag minder gedetailleerd zijn voor maatregelen waarvan het effect op de begroting op minder dan 0,1 % van het bbp wordt geraamd. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan belangrijke plannen tot hervorming van het begrotingsbeleid die overloopeffecten kunnen sorteren voor andere lidstaten die de euro als munt hebben;
(d) een gedetailleerde beschrijving en goed gedocumenteerde kwantificering van de in de begroting voor het komende jaar op te nemen maatregelen voor het overbruggen van de kloof tussen de onder c) en c bis) bedoelde doelstellingen en de overeenkomstig punt b) verstrekte projecties bij ongewijzigd beleid. De beschrijving mag minder gedetailleerd zijn voor maatregelen waarvan het effect op de begroting op minder dan 0,1 % van het bbp wordt geraamd. Er wordt bijzondere en uitdrukkelijke aandacht besteed aan belangrijke plannen tot hervorming van het begrotingsbeleid die overloopeffecten kunnen sorteren voor andere lidstaten die de euro als munt hebben;
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – letter e
(e) de voornaamste aannamen met betrekking tot verwachte economische ontwikkelingen en belangrijke economische variabelen die relevant zijn voor de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen. Deze aannamen worden op onafhankelijke macro-economische groeiprognoses gebaseerd;
(e) de voornaamste aannamen met betrekking tot verwachte economische ontwikkelingen en belangrijke economische variabelen die relevant zijn voor het verwezenlijken van de begrotingsdoelstellingen, bepaald overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad. De macro-economische en budgettaire prognoses omvatten een raming van de veronderstelde effecten op de potentiële output en de macro-economische multiplicatoreffecten. De methode, de economische en econometrische onderliggende modellen en aannamen, evenals alle andere relevante parameters die de onafhankelijke macro-economische prognose funderen, worden als bijlage bij de jaarlijkse begrotingsplannen voor de middellange termijn gevoegd;
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – onder f)
(f) eventuele additionele indicaties met betrekking tot de wijze waarop gevolg zal worden gegeven aan de geldende aanbevelingen op begrotingsgebied welke overeenkomstig artikel 121 van het Verdrag tot de betrokken lidstaat zijn gericht.
(f) eventuele additionele indicaties met betrekking tot de wijze waarop gevolg zal worden gegeven aan de geldende aanbevelingen welke overeenkomstig de artikelen 121 en 148 VWEU tot de betrokken lidstaat zijn gericht, overeenkomstig a) tot en met c bis);
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – onder f bis) (nieuw)
(f bis) een kwantificering van de behoeften aan overheidsinvesteringen en, in voorkomend geval, van de gevolgen voor de begroting en een beoordeling van het economisch rendement van de maatregelen die zijn bepaald in de nationale hervormingsprogramma's;
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – onder f ter) (nieuw)
(f ter) een analyse van de bijdrage van in de nationale hervormingsprogramma's opgenomen hervormingen en investeringen aan het behalen van de doelstellingen van stabiliteitsprogramma's, waaronder een kosten-batenanalyse van de hervormingen vanuit budgettair oogpunt.
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 4
4. Indien de overeenkomstig lid 3, onder a) en c), in het ontwerpbegrotingsplan vermelde begrotingsdoelstellingen of de projecties bij ongewijzigd beleid verschillen van die in het recentste stabiliteitsprogramma, worden de verschillen naar behoren gemotiveerd.
4. Indien de overeenkomstig lid 3, onder a) en c bis), in het ontwerpbegrotingsplan vermelde begrotingsdoelstellingen of de projecties bij ongewijzigd beleid verschillen van die in het recentste stabiliteitsprogramma, worden de verschillen naar behoren gemotiveerd.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. De begrotingsplannen voor de middellange termijn omvatten een geactualiseerde prognose van de meerjarige uitgaven als percentage van het bbp voor de overheid als geheel en voor hun belangrijkste bestanddelen, alsook meerjarige streefdoelen en vastleggingen van uitgaven direct gerelateerd aan het verwezenlijken van de doelstellingen ingebed in de Uniestrategie voor groei en werkgelegenheid.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 5
5. Ingeval de Commissie bijzonder ernstige gevallen van niet-nakoming van de in het stabiliteits- en groeipact neergelegde verplichtingen ten aanzien van het begrotingsbeleid vaststelt, verzoekt zij de betrokken lidstaat binnen twee weken na de indiening van het ontwerpbegrotingsplan om een herzien ontwerpbegrotingsplan. Dit verzoek wordt openbaar gemaakt.
5. De Commissie is gerechtigd om gedelegeerde handelingen aan te nemen, in overeenstemming met artikel 11, waarin de inhoud van het in lid 1 bedoelde ontwerpbegrotingsplan wordt gespecificeerd, evenals de inhoud van de bepalingen waar in de leden 2, 3 en 4 naar wordt verwezen.
In geval van de indiening van een herzien ontwerpbegrotingsplan zijn de leden 2, 3 en 4 van toepassing.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid -1 (nieuw)
-1.Wanneer de Commissie een bijzonder ernstige strijdigheid van het ontwerpbegrotingsplan met het aanpassingstraject naar het begrotingsdoel op de middellange termijn identificeert, mag zij na voldoende raadpleging van en uitleg door de lidstaat, om een herzien ontwerpbegrotingsplan verzoeken. Dit verzoek wordt binnen één maand na het indienen van het ontwerpbegrotingsplan gedaan.
Artikel 5, lid 2 en lid 4, zijn van toepassing op herziene ontwerpbegrotingsplannen.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1
1. Indien nodig brengt de Commissie uiterlijk op 30 november een advies uit over het ontwerpbegrotingsplan.
1. De Commissie brengt uiterlijk op 15 november een advies uit over het ontwerpbegrotingsplan van elke lidstaat.
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2
2. Het advies van de Commissie wordt openbaar gemaakt en wordt op verzoek van het parlement van de betrokken lidstaat door de Commissie aan het betrokken parlement gepresenteerd.
2. Het in lid 1 bedoelde advies van de Commissie wordt openbaar gemaakt en aan de Eurogroep voorgelegd. Op verzoek van het parlement van de betrokken lidstaat, of van het Europees Parlement, wordt het door de Commissie aan het betrokken parlement gepresenteerd.
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 3
3. De Commissie voert een algehele evaluatie van de begrotingssituatie en -vooruitzichten van het eurogebied als geheel uit. De evaluatie wordt openbaar gemaakt.
3. De Commissie voert een algehele evaluatie van de begrotingssituatie en -vooruitzichten van het eurogebied als geheel uit. De algehele evaluatie omvat stresstests die een aanwijzing geven van de risico's voor de instandhouding van de overheidsfinanciën wanneer zich nadelige financiële of budgettaire ontwikkelingen voordoen. De evaluatie stelt per land mogelijke negatieve overloopeffecten voor de instandhouding van de overheidsfinanciën van de lidstaten vast die door de particuliere sector van dat land of door andere lidstaten worden veroorzaakt.
De evaluatie wordt openbaar gemaakt en wordt opgenomen in de volgende jaarlijkse groeianalyse. De Commissie voegt bij de evaluatie een gedetailleerde samenvatting van de voor- en najaarsprognoses van het eurogebied als geheel. Het voor de evaluatie gekozen referentiescenario wordt met de bijbehorende redeneringen beschreven en wordt gebaseerd op een evenwichtige beschrijving van op- en neerwaartse risico's zodat het volledige scala van mogelijke resultaten in overweging kan worden genomen. De evaluatie vermeldt de methoden, aannamen en relevante parameters die de macro-economische prognoses en stresstests ervan funderen evenals een ex-post evaluatie van het referentiescenario van het voorgaande jaar.
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 4
4. Op basis van de overeenkomstig lid 3 door de Commissie uitgevoerde algehele evaluatie bespreekt de Eurogroep de adviezen van de Commissie over de nationale begrotingsplannen en de begrotingssituatie en -vooruitzichten in het eurogebied als geheel. De evaluatie wordt openbaar gemaakt.
4. Op basis van de overeenkomstig lid 3 door de Commissie uitgevoerde algehele evaluatie bespreken de Eurogroep en de relevante commissie van het Europees Parlement de adviezen van de Commissie over de nationale begrotingsplannen en de begrotingssituatie en -vooruitzichten in het eurogebied als geheel. De uitkomst van deze bespreking wordt openbaar gemaakt en er wordt tijdens het volgende Europees semester rekening mee gehouden, met name in de jaarlijkse groeianalyse.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. Na de bespreking tussen de Eurogroep en de betrokken commissie van het Europees Parlement actualiseert de Commissie, indien van toepassing, haar specifieke aanbevelingen in het kader van de jaarlijkse groeianalyse in een streven om het gemeenschappelijke macro-economische kader van het eurogebied te versterken en om ondersteunende maatregelen te schetsen waarin wordt voorzien in het geval van nadelige financiële, economische of budgettaire ontwikkelingen.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 6 bis (nieuw)
Artikel 6 bis
Verslaglegging aangaande schuldemissies
1.De lidstaten brengen vooraf en tijdig verslag uit aan de Commissie en de Eurogroep over hun nationale schuldemissieplannen.
2.De vorm en inhoud van de in lid 1 bedoelde verslaglegging worden geharmoniseerd en vastgesteld door de Commissie in samenwerking met de lidstaten.
3.Onderwerpen die aan de jaarlijkse schuldemissieplannen van de lidstaten gerelateerd zijn, zoals financiële behoeften en verlenging van uitstaande schulden, worden niet openbaar gemaakt.
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Hoofdstuk III bis (nieuw)
Hoofdstuk III bis
Ontwikkeling van een routekaart voor versterkte coördinatie van het economisch beleid, een groeifaciliteit en een kader voor verbeterde schuldemissies
Artikel 6 ter
Routekaart voor een kader voor versterkte coördinatie van het economisch beleid en een groeifaciliteit
1.De Commissie presenteert uiterlijk op ...* een verslag houdende de ontwikkeling van een routekaart voor stabiliteitsobligaties voor de eurozone. Tevens presenteert ze een voorstel voor een instrument voor duurzame groei voor de eurozone, gericht op het mobiliseren van ongeveer 1 % van het bbp per jaar gedurende een periode van tien jaar, inclusief een verhoging van het kapitaal van de EIB en projectobligaties, voor investeringen in Europese infrastructuur, met inbegrip van wetenschap en technologie. Het instrument beoogt de totstandbrenging van de noodzakelijke omstandigheden voor duurzame groei, teneinde de goede werking van de economische en monetaire unie te waarborgen en de stabiliteit van de euro te garanderen, en daarmee de duurzame coördinatie van de begrotingsdiscipline van de lidstaten.
2.De in artikel 6 quater en 6 quinquies bedoelde stappen laten de implementatie van verdere stappen voor het eind van deze periode onverlet.
Artikel 6 quater
Coördinatie van schuldemissies door lidstaten van de eurozone
1.Met het oog op het beter coördineren van de planning en tenuitvoerlegging van hun staatsschuldemissies rapporteren de lidstaten hun emissies van overheidsschuld ex ante aan de Commissie en de Raad.
2.De lidstaten die de euro als munt hebben, trachten de financieringsvoorwaarden van hun nationale schuld te verbeteren door, na een voorstel van de Commissie, een jaarlijks kader voor gecoördineerde nationale schuldenemissies overeen te komen.
3.De lidstaten die in het kader van lid 2 samenwerken, kunnen hun financieringsvoorwaarden verder verbeteren en stabiliseren op basis van hun economische parameters en de marktomstandigheden, en aan de hand van een middels een verordening van het Europees Parlement en de Raad vast te stellen methode.
Artikel 6 quinquies
Europees aflossingsfonds
1.Als element van de eerste stap van de routekaart, zoals bedoeld in artikel 6 bis, wordt een Europees aflossingsfonds (ERF) in het leven geroepen, dat stoelt op gemeenschappelijke aansprakelijkheid en strikte begrotingsdiscipline, met als doel het reduceren van buitensporige schulden gedurende een periode van 25 jaar, met aanpassingen overeenkomstig jaarlijkse groeicijfers. Aan het eind van deze periode wordt het ERF ontbonden.
2.De lidstaten die de euro als valuta hebben en die geen bijstands- of aanpassingsprogramma volgen, dienen het volgende te doen:
(a) schuldbedragen die uitstijgen boven de 60 % van het bbp overdragen aan het ERF gedurende een instapperiode van vijf jaar;
(b) beschikken over cijfermatige begrotingsregels die in het kader van de nationale begrotingsprocedure uitvoering geven aan hun middellangetermijndoelstelling voor de begroting als omschreven in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr.1466/97;
(c) een strategie ter consolidatie van de begroting en een agenda voor structurele hervormingen implementeren;
(d) garanties stellen ter adequate dekking van door het ERF verstrekte leningen;
(e) gedurende de instapperiode hun structureel tekort afbouwen om de begrotingsregel van letter b) na te komen.
3.De Commissie zorgt voor de oprichting en het dagelijks beheer van het ERF, en de detailinvulling hiervan wordt geregeld in een verordening van het Europees Parlement en de Raad.
4.Deelname aan het ERF staat open voor andere lidstaten vanaf het ogenblik van inwerkingtreding van het besluit van de Raad van de Europese Unie dat wordt getroffen in overeenstemming met artikel 140, lid 2, VWEU om hun derogatie voor aanname van de euro in te trekken.
5.De lidstaten nemen in hun nationale wetgeving bepalingen op om ervoor te zorgen dat het ERF na maximaal 25 jaar wordt vereffend en ontbonden, met aanpassingen overeenkomstig jaarlijkse groeicijfers.
*PB datum invoegen: een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel -7 (nieuw)
Artikel -7
Economische partnerschapsprogramma's
1.Indien de Raad, in overeenstemming met artikel 126, lid 6, VWEU, besluit dat in een lidstaat sprake is van een buitensporig tekort, legt de betreffende lidstaat de Commissie en de Raad een economisch partnerschapsprogramma voor waarin de beleidsmaatregelen en structurele hervormingen worden beschreven die noodzakelijk zijn voor een effectieve, duurzame correctie van het buitensporige tekort, als een nadere uitwerking van zijn stabiliteitsprogramma en zijn nationale hervormingsprogramma, en met volle inachtneming van de aanbevelingen van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde richtsnoeren voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de betrokken lidstaat.
2.Het economische partnerschapsprogramma is volledig verenigbaar met het in artikel 1 bedoelde beleid.
In het economische partnerschapsprogramma wordt een aantal specifieke begrotingsprioriteiten vastgesteld en geselecteerd dat erop gericht is de economie op de korte termijn te stabiliseren, duurzame groei op de lange termijn te bevorderen en structurele zwakheden in de betrokken lidstaat aan te pakken. Deze prioriteiten zijn erop gericht het concurrentievermogen terug in evenwicht te brengen overeenkomstig de totstandbrenging van Europese meerwaarde, en sluiten aan bij de Uniestrategie voor groei en werkgelegenheid. De lidstaat stelt, in nauw overleg met de Commissie, een verslag op waarin de geselecteerde programma's en projecten worden geschetst, met inbegrip van een actieplan dat gericht is op het vinden, frontloaden en inzetten van financiële middelen, met inbegrip van kredietlijnen van de EIB en toepasselijke financiële instrumenten van de Unie. Dit verslag wordt elk jaar geactualiseerd.
3.In het geval van een forse economische neergang zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97of een aanzienlijke neerwaartse bijstelling van de prognoses neemt de betrokken lidstaat een bijgewerkt aanpassingstraject naar het begrotingsdoel op de middellange termijn aan dat wordt overeengekomen met de Commissie, met terdege inachtneming van het procyclische effect van consolidatiemaatregelen. De toepassing van de schuldregel wordt op coherente wijze aangepast.
4.Het economische partnerschapsprogramma wordt op hetzelfde moment ingediend als de rapportages voorzien in artikel 3, lid 4 bis, en artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97.
5.Na een voorstel van de Commissie brengt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen advies uit over het economische partnerschapsprogramma.
6.Indien een plan met corrigerende maatregelen is ingediend overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1176/2011, worden de in lid 1 bedoelde maatregelen in dat plan opgenomen.
7.De tenuitvoerlegging van het programma en de jaarlijkse begrotingsplannen die daarmee samenhangen, worden door de Commissie en de Raad gecontroleerd.
8.De bevoegde Commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat en de Commissie de mogelijkheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling. De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan andere commissie van het Europees Parlement uitnodigen ook aan deze gedachtewisseling deel te nemen.
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1
1. Wanneer de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag besluit dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat, worden de leden 2 tot en met 5 van dit artikel op de betrokken lidstaat toegepast tot de stopzetting van de tegen hem lopende buitensporigtekortprocedure.
1. Voor het monitoren van het in artikel -7, lid 7, bedoelde partnerschapsprogramma voldoet de betrokken lidstaat, op verzoek van de Commissie, aan de in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel bedoelde voorwaarden, tot de stopzetting van de tegen hem lopende buitensporigtekortprocedure.
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 2
2. De lidstaat die onder nauwlettender monitoring staat, gaat onverwijld over tot een alomvattende toetsing voor de overheid en de subsectoren ervan van de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar. De toetsing heeft ook betrekking op de financiële risico's die aan overheidsentiteiten en -contracten verbonden zijn, voor zover deze tot het bestaan van een buitensporig tekort kunnen bijdragen. De uitkomst van deze toetsing wordt opgenomen in het overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, of artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 in te dienen verslag over de genomen maatregelen om het buitensporige tekort te corrigeren.
2. Op verzoek van de Commissie verricht de lidstaat een alomvattende toetsing voor de overheid en de subsectoren ervan van de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar. De toetsing heeft ook betrekking op de financiële risico's die aan overheidsentiteiten en voorwaardelijke verplichtingen met een potentieel groot effect op de overheidsbegrotingen, zoals bedoeld in Richtlijn 2011/85/EU van de Raad, verbonden zijn, voor zover deze tot het bestaan van een buitensporig tekort kunnen bijdragen. De uitkomst van deze toetsing wordt opgenomen in het overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, of artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 in te dienen verslag over de genomen maatregelen om het buitensporige tekort te corrigeren.
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 3
3. De lidstaat brengt regelmatig verslag uit aan de Commissie en aan het Economisch en Financieel Comité, of een subcomité dat daardoor daartoe wordt aangewezen, over de overheid en de subsectoren ervan, de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar, de gevolgen voor de begroting van discretionaire maatregelen aan zowel de ontvangsten- als de uitgavenzijde en de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en -ontvangsten, alsook over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken. Het verslag wordt openbaar gemaakt.
3. Op verzoek van de Commissie brengt de lidstaat regelmatig verslag uit aan de Commissie en aan het Economisch en Financieel Comité over de overheid en de subsectoren ervan, de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar, de gevolgen voor de begroting van discretionaire maatregelen aan zowel de ontvangsten- als de uitgavenzijde en de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en -ontvangsten, alsook over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken. Het verslag wordt openbaar gemaakt.
De Commissie preciseert de inhoud van het in dit lid bedoelde verslag.
De Commissie preciseert de inhoud van het in dit lid bedoelde verslag.
De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat de gelegenheid bieden aan een gedachtewisseling deel te nemen.
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 6 – onder a
(a) de uitvoering van en rapportage over een alomvattende onafhankelijke audit van de overheidsrekeningen in coördinatie met nationale hoge controle-instanties met de bedoeling de betrouwbaarheid, volledigheid en juistheid van deze overheidsrekeningen te beoordelen voor de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. In dat verband toetst de Commissie (Eurostat) de kwaliteit van de door de betrokken lidstaat gerapporteerde gegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 679/2010;
(a) de uitvoering van en rapportage over een alomvattende onafhankelijke audit van de overheidsrekeningen in coördinatie met nationale hoge controle-instanties met de bedoeling de betrouwbaarheid, volledigheid en juistheid van deze overheidsrekeningen te beoordelen voor de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. In dat verband toetst de Commissie (Eurostat) de kwaliteit van de door de betrokken lidstaat gerapporteerde gegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 479/2009, in het bijzonder voor wat betreft de kwaliteit van de statistische gegevens in het kader van de buitensporigtekortprocedure;
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2
2. Ingeval er een risico bestaat dat de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort niet in acht wordt genomen, richt de Commissie een aanbeveling tot de betrokken lidstaat om binnen een tijdsbestek dat strookt met de in lid 1 bedoelde termijn voor de correctie van zijn buitensporige tekort verdere maatregelen te nemen. De aanbeveling van de Commissie wordt openbaar gemaakt en wordt op verzoek van het parlement van de betrokken lidstaat door de Commissie aan het betrokken parlement gepresenteerd.
2. Ingeval er een risico bestaat dat de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort niet in acht wordt genomen en wanneer dat risico niet is toe te schrijven aan omstandigheden waarop de betrokken lidstaat geen invloed heeft, richt de Commissie een aanbeveling tot de betrokken lidstaat om binnen een tijdsbestek dat strookt met de in lid 1 bedoelde termijn voor de correctie van zijn buitensporige tekort volledig uitvoering te geven aan de in de oorspronkelijke aanbevelingen opgenomen maatregelen. De aanbeveling van de Commissie wordt openbaar gemaakt en wordt op verzoek van het parlement van de betrokken lidstaat door de Commissie aan het betrokken parlement gepresenteerd.
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 3
3. Binnen het tijdsbestek dat krachtens de in lid 2 bedoelde aanbeveling van de Commissie is vastgesteld, brengt de betrokken lidstaat gelijktijdig met de in artikel 7, lid 3, bedoelde verslagen aan de Commissie verslag uit over de maatregelen die in reactie op deze aanbeveling zijn genomen. Het verslag bevat het volgende: de gevolgen voor de begroting van alle genomen discretionaire maatregelen, de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en -ontvangsten, informatie over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken, alsook informatie over de andere maatregelen die in reactie op de aanbeveling van de Commissie worden genomen. Het verslag wordt openbaar gemaakt.
3. Binnen het tijdsbestek dat krachtens de in lid 2 bedoelde aanbeveling van de Commissie is vastgesteld, brengt de betrokken lidstaat aan de Commissie daarnaast verslag uit over de maatregelen die in reactie op deze aanbeveling zijn genomen. Het verslag wordt openbaar gemaakt.
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel -11 (nieuw)
Artikel -11
Uitoefening van de delegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.De in artikel 5, lid 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van drie jaar vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van 3 jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen een verlenging verzet.
3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegate te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en aan de Raad.
5.Een overeenkomstig artikel 5, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Artikel -11 bis (nieuw)
Artikel -11 bis
Economische dialoog
Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, te bevorderen en meer transparantie en verantwoordelijkheid te bewerkstelligen, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement de voorzitter van de Raad, de Commissie en, zo nodig, de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep uitnodigen om voor de commissie te verschijnen en er besprekingen te voeren over besluiten die genomen zijn krachtens artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 4, artikel 7, lid 5, artikel 8, lid 4, en artikel 9, lid 3.
De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de bij zulke besluiten betrokken lidstaat de gelegenheid bieden aan een gedachtewisseling deel te nemen.
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 1 – onder b bis) (nieuw)
(b bis) de bijdrage van deze verordening aan de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid.
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Zo snel mogelijk, maar uiterlijk op 31 december 2012 presenteert de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag over de haalbaarheid van opties en met daarin voorstellen voor een mogelijke routekaart voor de gemeenschappelijke uitgifte van staatsschuldinstrumenten, met inachtneming van financiële, budgettaire en wettelijke aspecten. De Commissie besteedt hierbij in het bijzonder aandacht aan de haalbaarheid van de oprichting van een aflossingsfonds waarbij de tijdelijke gemeenschappelijke uitgifte van schuldinstrumenten en strenge regels inzake begrotingsaanpassingen worden gecombineerd.
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Artikel 11 bis (nieuw)
Artikel 11 bis
Rapportage door de Commissie
Uiterlijk op ...* presenteert de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag en, indien noodzakelijk, een voorstel waarin ze aangeeft hoe coördinatie en ex ante gesprekken tussen de lidstaten over plannen voor vergaande hervorming van het economisch en begrotingsbeleid met mogelijke overloopeffecten moeten worden georganiseerd, in welke vorm deze coördinatie en gesprekken moeten plaatsvinden, welk beleid wordt overwogen, alsook de te verwachten politieke gevolgen - voor de lidstaten en, in het bijzonder, voor de nationale parlementen - van besluiten die naar aanleiding van dergelijke coördinatie en ex ante gesprekken worden genomen.
* PB datum invoegen: drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Artikel 11 ter (nieuw)
Artikel 11 ter
Europese schuldenautoriteit
Uiterlijk op ...* presenteert de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag, en zo nodig een voorstel, waarin de mogelijkheid wordt nagegaan van oprichting van een Europese schuldenautoriteit die verantwoordelijk zou zijn voor het beheer en de coördinatie van alle aangelegenheden in verband met het jaarlijkse schuldemissieplan van de lidstaten, de verlenging van hun uitstaande schulden en een beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld van alle lidstaten. Het verslag van de Commissie bevat daarnaast een beoordeling van de mogelijke jaarlijkse publicatie van gegevens met betrekking tot de staatsschuld van de lidstaten, en tot tekort- en andere macro-economische indicatoren.
* PB datum invoegen: drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Bijlage I (nieuw)
Gemeenschappelijke beginselen voor onafhankelijke begrotingsinstellingen (IFI's)
-Eigendom: onverminderd de hieronder uiteengezette beginselen dienen de kenmerken van IFI's in overeenstemming te zijn met het wettelijk kader en het politiek-bestuursrechtelijke systeem van de betrokken lidstaat. Bij de ontwikkeling van deze kenmerken dient rekening te worden gehouden met de capaciteitssituatie in kleinere lidstaten.
-Mandaat: het mandaat van IFI's dient duidelijk in wetgeving te worden gedefinieerd, om ongewettigde inmenging door begrotingsautoriteiten of een ongewettigde uitbreiding van hun mandaat ten nadele van de bevoegdheden van begrotingsautoriteiten of de bevoegdheden van nationale parlementen te voorkomen.
-Middelen: de middelen die aan IFI's ter beschikking worden gesteld dienen evenredig te zijn met hun mandaat en hen in staat stellen dit mandaat op geloofwaardige wijze uit te voeren.
-Verantwoordingsplicht: er dienen statutaire mechanismen te worden ontwikkeld die de controleerbaarheid door de wetgevende macht bevorderen. De verslagen en analyses van IFI's dienen te worden gepubliceerd en gratis ter beschikking te worden gesteld.
- Leidinggevend personeel: kaderpersoneel dient te worden geselecteerd op basis van verdienste, ervaring en technische kennis, met name op het gebied van het begrotingsproces. Het benoemingsproces kan meerdere instellingen omvatten, bijvoorbeeld in de vorm van een parlementaire bevestigingsprocedure of een procedure waarbij meerdere instellingen één of meerdere leden aanwijzen. De duur van de mandaatperiode van de leiding van IFI's dient duidelijk in wetgeving te worden vastgelegd, en de mandaatperiode dient niet-verlengbaar te zijn en bij voorkeur langer dan de parlementaire zittingsperiode. De ontbinding van contracten dient beperkt te blijven tot gevallen van ernstig wangedrag van de betrokkenen.
-Personeel: het personeel van IFI's dient te worden geselecteerd middels aanwervingsprocedures op basis van verdienste en technische kennis. De arbeidsvoorwaarden dienen vergelijkbaar te zijn met die van de overheidsdienst.
-Toegang tot informatie, transparantie en communicatiebeleid: als regel geldt dat IFI's over een in wetgeving vastgelegd recht dienen te beschikken op onbelemmerde toegang tot alle informatie die relevant is voor het doeltreffend en tijdig vervullen van hun mandaat. Elke inperking van deze regel dient duidelijk te worden gespecificeerd. Onverminderd die wetgeving dient de mogelijkheid van IFI's om tijdig en met gebruikmaking van passende mediakanalen te communiceren niet te worden ingeperkt. Indien ondergebracht bij een andere entiteit dient duidelijk te worden gemaakt dat de meningen uitsluitend voor rekening zijn van de desbetreffende IFI en niet aan de gastinstelling zijn toe te schrijven.
De zaak werd terugverwezen voor een nieuwe behandeling naar de bevoegde Commissie uit hoofde van artikel 57, lid 2, tweede alinea, van het Reglement (A7-0173/2012).
Uitbreiding van het geografische werkingsgebied van de EBWO tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied ***I
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende wijzigingen in de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) waardoor het geografische werkingsgebied van de werkzaamheden van de EBWO wordt uitgebreid tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied (COM(2011)0905 – C7-0523/2011 – 2011/0442(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0905),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0523/2011),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 3 mei 2012 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0142/2012),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 13 juni 2012 met het oog op de vaststelling van Besluit Nr. .../2012/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende wijzigingen in de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) waardoor het geografische werkingsgebied van de werkzaamheden van de EBWO wordt uitgebreid tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Besluit nr. 602/2012/EU.)
Meerjarig financieel kader en eigen middelen
118k
38k
Resolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over het meerjarig financieel kader en eigen middelen (2012/2678(RSP))
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1),
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 311 en 312,
– gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa(2),
– gezien de voorstellen van de Commissie van 29 juni 2011 met als titel „Een begroting voor Europa 2020”,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat overeenkomstig artikel 312, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de Raad verplicht is om, na goedkeuring door het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen een verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader vast te stellen;
B. overwegende dat overeenkomstig artikel 311 VWEU de Unie zich voorziet van de middelen die nodig zijn om haar doelstellingen te verwezenlijken en aan haar beleid uitvoering te geven en de begroting volledig uit eigen middelen wordt gefinancierd;
C. overwegende dat het Deense fungerend voorzitterschap de Europese Raad in juni een onderhandelingskist wil voorzetten waarin opties worden aangereikt voor alle aspecten van het overleg, ook de ontvangstenzijde, maar waarin in deze fase nog geen cijfers worden genoemd;
D. overwegende dat het in zijn bovengenoemde resolutie van 8 juni 2011 zijn politieke prioriteiten voor het volgende meerjarig financieel kader heeft geformuleerd, zowel wat de wetgeving als wat de begroting betreft, en daarmee een stevige basis voor de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader heeft gelegd;
E. overwegende dat de meerjarenprogramma's die verband houden met het volgende meerjarig financieel kader, door het Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure zullen worden vastgesteld;
F. overwegende dat het herhaaldelijk heeft aangedrongen op de creatie van nieuwe en echt eigen middelen;
1. benadrukt het feit dat de EU-begroting een investeringsbegroting is met een groot hefboomeffect, aangezien 94% van de kredieten ervan zijn bestemd voor de stimulering van de economische groei en de schepping van banen en voor de bevordering van de rol van de Unie als mondiale speler; benadrukt het feit dat de EU-begroting ondanks de beperkte omvang ervan – slechts 2% van de overheidsuitgaven in de Unie – middelen samenbrengt, fungeert als katalysator, schaalvoordelen biedt en grensoverschrijdende effecten teweegbrengt, om de gezamenlijk vastgestelde politieke doelstellingen van de EU te verwezenlijken; is er sterk van overtuigd dat de EU-begroting een zeer krachtig instrument is om een verhoging te bewerkstelligen van de strategische investeringen met Europese toegevoegde waarde en om de Europese economie weer op de rails te krijgen, doordat er groei en banen mee worden gecreëerd, terwijl zij er tegelijk op is gericht de economische en sociale cohesie in de Unie als geheel te bevorderen; benadrukt daarom het feit dat de EU-begroting een strategische rol moet spelen, parallel met de maatregelen ter consolidering van de begroting die momenteel gelden ten aanzien van de nationale begrotingen;
2. herinnert eraan dat het in zijn resolutie van 8 juni 2011 met overgrote meerderheid zijn goedkeuring heeft gehecht aan het verslag van de bijzondere commissie beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen voor een duurzame Europese Unie na 2013 (SURE), waarvan de inhoud onverkort blijft gelden en dat moet worden beschouwd als zijn standpunt voor de onderhandelingen over het komende meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020; herhaalt dat de politieke doelstellingen van de Unie niet zullen kunnen worden gehaald zonder adequate financiering uit een degelijke EU-begroting; benadrukt het feit dat de Europa 2020-strategie, die door alle 27 lidstaten is goedgekeurd, de Unie moet helpen om zich te herstellen van de crisis en er sterker uit te komen door de schepping van banen en slimme, duurzame en inclusieve groei; herhaalt gekant te zijn tegen elk voorstel waarbij de Unie niet in staat is haar rol te spelen en de reeds aangegane politieke engagementen na te komen of nieuwe verantwoordelijkheden op te nemen;
3. benadrukt het feit dat de EU-begroting een adequaat evenwicht moet vertonen tussen inkomsten uit echte eigen middelen en uitgaven overeenkomstig de vereisten van het Verdrag; verklaart niet bereid te zijn zijn goedkeuring te hechten aan de verordening betreffende het volgende meerjarig financieel kader zonder politiek akkoord over een hervorming van het stelsel van eigen middelen, om een einde te maken aan de bestaande kortingen en andere correctiemechanismen en te komen tot meer transparantie, billijkheid en duurzaamheid; is tevreden met de wetgevingsvoorstellen voor een hervorming van het stelsel van eigen middelen die op 29 juni 2011 door de Commissie zijn ingediend, inclusief de voorstellen voor de verkrijging van eigen middelen via een belasting op financiële transacties en een nieuwe Europese btw, om het aandeel van de bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting op basis van het bni te verminderen tot 40% in 2020, hetgeen tegelijk bijdraagt tot de consolidatie-inspanningen van de lidstaten;
4. dringt er gelet op de macro-economische omgeving en de uitdagingen van de veranderende wereld en met het oog op een beter en efficiënter gebruik van de EU-middelen op aan dat het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 meer budgettaire flexibiliteit moet bieden, zowel binnen rubrieken als over de rubriekgrenzen heen, alsmede tussen de begrotingsjaren die binnen het meerjarig financieel kader vallen, om ervoor te zorgen dat de begrotingsmiddelen op adequate wijze kunnen worden aangepast aan de evoluerende omstandigheden en prioriteiten; houdt vast aan het eenheidsbeginsel voor de EU-begroting en onderstreept hierbij dat alle beleidsmaatregelen en programma's van de EU met een passende financiering in het meerjarig financieel kader moeten worden opgenomen, om zo bij te dragen tot transparantie, voorspelbaarheid en verantwoording;
5. eist dat over de politieke standpunten die worden overeengekomen door de Europese Raad, wordt onderhandeld tussen het Parlement en de Raad, in de formatie Algemene Zaken, vóór de Raad zijn voorstellen formeel indient om de goedkeuring te verkrijgen van het Parlement van de verordening betreffende het volgende meerjarig financieel kader overeenkomstig artikel 312 VWEU; benadrukt het feit dat de onderhandelingen over de wetgevingsvoorstellen betreffende de meerjarenprogramma's zullen worden gevoerd volgens de gewone wetgevingsprocedure en zullen worden afgewerkt zodra een akkoord over de financiële middelen voor de programma's is bereikt; is vastbesloten indien nodig onbeperkt gebruik te maken van zijn bevoegdheden in het kader van de goedkeuringsprocedure en de gewone wetgevingsprocedure, zoals die zijn vastgelegd in het Verdrag;
6. benadrukt het feit dat over de in het meerjarig financieel kader te formuleren doelstellingen en beleidsmaatregelen overeenstemming moet worden bereikt voordat zij cijfermatig worden ingevuld en benadrukt dat Parlement en Raad over alle aspecten van het meerjarig financieel kader uitgebreid moeten onderhandelen, voordat de cijfers worden ingevuld en de laatste aanpassingen in het totale pakket van het meerjarig financieel kader worden aangebracht; beschouwt het principe dat er geen akkoord is tot er een akkoord is over alles, als adequate basis voor de werkzaamheden;
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten alsmede de overige betrokken instellingen en organen.
– gezien artikel 3, lid 1, letter e, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 218, leden 2 en 10, van het VWEU,
– gezien het rapport van Copenhagen Economics getiteld „Assessment of barriers to trade and investment between the EU and Japan” van 30 november 2009,
– gezien de gezamenlijke verklaring die op 28 april 2010 op de negentiende top EU-Japan in Tokio is aangenomen,
– gezien de resultaten van de openbare raadpleging door de Commissie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan, die op 21 februari 2011 bekend zijn gemaakt,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2011,
– gezien zijn resolutie van 11 mei 2011 over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan(1),
– gezien de gezamenlijke verklaring die op 28 mei 2011 op de twintigste top EU-Japan in Brussel is aangenomen,
– gezien artikel 90, lid 2, en artikel 110, lid 2,van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Raad en de Commissie erop wijzen dat onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met Japan pas van start kunnen gaan als blijkt dat Japan in staat is handelsbelemmeringen weg te nemen, hetgeen ten goede zal komen aan een hechtere economische integratie tussen de beide strategische handelspartners;
B. overwegende dat de leiders op de twintigste top EU-Japan in Brussel op 28 mei 2011 hebben besloten dat beide partijen besprekingen zullen aanvatten om de reikwijdte en het ambitieniveau van dergelijke onderhandelingen te bepalen;
C. overwegende dat een verkennende groep moet nagaan wat de gemeenschappelijke inzichten zijn over de reikwijdte en het ambitieniveau van mogelijke handelsbesprekingen tussen Japan en de EU;
1. vraagt de Raad geen toestemming te geven voor het openen van handelsbesprekingen tot het Parlement zich op grond van een verslag van zijn bevoegde commissie over het voorgestelde onderhandelingsmandaat heeft uitgesproken;
2. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Commissie.
– gezien de eerste ronde van de presidentsverkiezingen van 18 maart 2012 en de tweede ronde die stond gepland voor 29 april 2012 in Guinee-Bissau,
– gezien de verklaringen van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) van 31 maart, 13 en 21 april en 8 mei 2012 en zijn resolutie 2048 van 18 mei 2012,
– gezien de verklaringen van de voorzitter van de Commissie van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) van 6, 12 en 19 april 2012,
– gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 12 en 14 april 2012,
– gezien de verklaringen van de secretaris-generaal van de VN van 13 en 16 april 2012,
– gezien de verklaring van de voorzitter van de Commissie van 13 april 2012,
– gezien de verklaring van het voorzitterschap van de Gemeenschap van Portugeestalige landen (CPLP) van 13 april 2012,
– gezien de resoluties van de 8e en 9e buitengewone vergaderingen van de Raad van Ministers van de CPLP van 14 april en 5 mei 2012,
– gezien de verklaring van de secretaris-generaal van de Internationale Organisatie voor de Francofonie (OIF) van 16 april 2012,
– gezien de besluiten van de Vredes- en Veiligheidsraad van de Afrikaanse Unie (AU) van 17 en 24 april 2012,
– gezien het besluit van de Conferentie van de Permanente Raad van de OIF van 18 april 2012,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de Afrikaanse ontwikkelingsbankgroep en de Wereldbankgroep van 19 april 2012,
– gezien de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 23 april en 3 mei 2012,
– gezien de slotcommuniqués van de buitengewone top van staatshoofden en regeringsleiders van de ECOWAS van 26 april en 3 mei 2012,
– gezien de diplomatieke, economische en financiële sancties die de ECOWAS aan Guinee-Bissau heeft opgelegd op 29 april en 31 mei 2012,
– gezien het speciale verslag van de secretaris-generaal van de VN van 30 april 2012,
– gezien Verordening (EU) nr. 377/2012 van de Raad van 3 mei 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen, en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 458/2012 van de Raad van 31 mei 2012 tot uitvoering van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 377/2012,
– gezien de verklaring van het Voorzitterschap namens de Europese Unie van 18 mei 2012,
– gezien zijn resoluties van 12 maart 2009 over Guinee-Bissau(1), van 10 maart 2010 over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid(2), en van 11 mei 2011 over het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in 2009(3),
– gezien de Overeenkomst van Cotonou, en met name de artikelen 1, 8, 9, 10, 11, 20 en 33,
– gezien artikel 110, lid 2 en lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat op 12 april 2012 leden van de strijdkrachten met geweld de macht hebben gegrepen in Guinee-Bissau en zowel interim-president Raimundo Perreira als minister-president Carlos Gomes Júnior gevangen hebben genomen;
B. overwegende dat deze onrechtmatige daad een dag voor het begin van de verkiezingscampagne voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in Guinee-Bissau plaatsvond;
C. overwegende dat nationaal en internationaal is erkend dat het verkiezingsproces in Guinee-Bissau, waarbij minister-president Gomes Júnior in de eerste ronde 48,7% van de stemmen kreeg, transparant verliep;
D. overwegende dat de militaire staatsgreep krachtig is veroordeeld door de internationale gemeenschap;
E. overwegende dat de militaire leiders en bepaalde oppositiepartijen onder auspiciën van de ECOWAS hebben besloten tot de instelling van een nationale overgangsraad en een overgangsregering zonder de goedkeuring van „s lands wettige politieke instellingen;
F. overwegende dat Guinee-Bissau als gevolg van decennialange politieke instabiliteit in een diepe politieke, bestuurs- en humanitaire crisis verkeert;
G. overwegende dat de militaire leiding van Guinee-Bissau zich herhaaldelijk en op onacceptabele wijze heeft gemengd in het politieke leven van het land, hetgeen een zeer negatieve weerslag heeft op het institutionaliseringsproces van de democratie en de totstandbrenging van de rechtsstaat, alsmede op de veiligheid van de bevolking en de ontwikkeling van de economie;
H. overwegende dat de instabiliteit in Guinee-Bissau niet alleen een doeltreffende bestrijding van drugshandel in de weg staat, maar tevens een bedreiging vormt voor de bestendiging van de vrede in het land en voor de stabiliteit in de West-Afrikaanse regio;
I. overwegende dat de middelen die de EU voor Guinee-Bissau heeft uitgetrokken in het kader van het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (2008-2013) in het totaal 102,8 miljoen euro bedragen;
J. overwegende dat de economie van Guinee-Bissau een van de armste en meest afhankelijke van de hele West-Afrikaanse regio is, en dat internationale hulp 80% van „s lands overheidsbegroting uitmaakt;
K. overwegende dat de huidige politieke situatie in het land de aandacht afleidt van de behoeften van de bevolking en de verergering van de humanitaire crisis;
L. overwegende dat de missie van de EU voor de hervorming van de veiligheidssector (SSR-missie) in Guinee-Bissau, die in 2008 van start ging en plaatsvond in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, haar opdracht op 30 september 2010 als voltooid beschouwde en uit het land vertrok;
1. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen de ongrondwettige machtsgreep door de strijdkrachten van Guinee-Bissau op 12 april 2012;
2. neemt kennis van de vrijlating van de interim-president en de minister-president op 27 april 2012 en van het feit dat zij werden gedwongen het land te verlaten, en dringt erop aan dat beiden vrijelijk in staat worden gesteld de volledige uitoefening van hun burger- en politieke rechten te hervatten;
3. eist volledige eerbiediging van de fysieke integriteit van alle overheidsfunctionarissen en andere burgers die door de militaire rebellen worden vastgehouden, en dringt aan op hun onvoorwaardelijke vrijlating en de beëindiging van het geweld, de plunderingen en de intimidatie;
4. veroordeelt het gewelddadig neerslaan van vreedzame betogingen waarbij wordt opgeroepen tot herstel van de rechtsstaat, met name van de betoging die op 25 mei 2012 plaatsvond in Bissau;
5. roept alle betrokkenen op hun gewelddadige en illegale optreden onmiddellijk te beëindigen, en herinnert aan de belofte van het leger om zich te houden aan de grondwet van Guinee-Bissau;
6. roept de internationale gemeenschap op alle vereiste invloed aan te wenden en alle steun te verlenen om ervoor te zorgen dat er een grondig onderzoek komt naar deze onwettige daden en dat degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn worden berecht;
7. verwerpt de instelling van een zogenaamd „militair commando”, een „nationale overgangsraad” en een „overgangsregering”, benadrukt dat het zelfbenoemde militaire en overgangsinstellingen niet erkent, en dringt er bij de internationale gemeenschap op aan dit ook niet te doen;
8. herinnert aan en onderschrijft het door de ECOWAS gehanteerde „zero tolerance”-beginsel ten aanzien van macht die via ongrondwettelijke en ondemocratische middelen wordt verkregen of gehandhaafd, en is van mening dat de overgangsovereenkomst in Guinee-Bissau apert in strijd is met dit beginsel, een inbreuk vormt op „s lands grondwet en de staatsgreep legitimeert;
9. eist dat de constitutionele orde en de rechtsstaat onmiddellijk in ere worden hersteld en dat het verkiezingsproces, met inbegrip van de parlementsverkiezingen, wordt voltooid, zodat de bevolking van Guinee-Bissau de kans krijgt over haar toekomst te beslissen door middel van vrije en eerlijke verkiezingen;
10. verwerpt iedere poging die van buitenaf wordt ondernomen om de huidige situatie uit te buiten en daarmee de soevereiniteit van de bevolking, de territoriale integriteit en onafhankelijkheid van Guinee-Bissau te ondermijnen;
11. dringt erop aan de grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid, de vrijheid van vergadering en vereniging en de vrijheid van verkeer, volledig in ere te herstellen en te waarborgen;
12. roept op tot een oplossing van de conflicten met behulp van politieke en vreedzame middelen binnen het kader van de wettige instanties van Guinee-Bissau;
13. dringt er bij de politieke partijen op aan om, als eerste stap in de richting van politieke stabiliteit, overeenstemming te bereiken over een ingrijpende hervorming van het leger, de politie, de veiligheidssector en het gerechtelijk apparaat;
14. steunt nationale en internationale inspanningen om het vertrouwen tussen politici, het leger, veiligheidsdiensten en het maatschappelijk middenveld te herstellen teneinde de weg vrij te maken voor een terugkeer van het land naar normale grondwettelijke verhoudingen;
15. spreekt nogmaals de stellige overtuiging uit dat het gevaar bestaat dat Guinee-Bissau in militair opzicht instabiel zal blijven en niet in staat zal zijn de welig tierende corruptie aan te pakken of verandering te brengen in zijn positie van centraal doorvoerland voor drugssmokkel zolang zijn instellingen structureel zwak blijven;
16. onderstreept dat er een „crisiscontactgroep” voor Guinee-Bissau moet worden opgericht die zal worden gecoördineerd door de VN en waarin vertegenwoordigers van de Afrikaanse Unie (AU), de ECOWAS en de CPLP zitting zullen hebben, overeenkomstig het speciaal verslag van de secretaris-generaal van de VN van 30 april 2012 over de situatie in Guinee-Bissau, en dringt aan op betrokkenheid van de EU bij deze crisiscontactgroep;
17. steunt de bereidheid van de EU om samen te werken met West-Afrikaanse landen en haar regionale en internationale partners, onder andere de VN, de AU, de CPLP en de ECOWAS, teneinde een doeltreffend partnerschap tot stand te brengen dat kan bijdragen aan de bewerkstelliging van vrede in Guinee-Bissau en de stabilisatie van het land op de lange termijn;
18. is ingenomen met de betreurenswaardige doch noodzakelijke diplomatieke, economische en financiële sancties die de ECOWAS aan Guinee-Bissau heeft opgelegd, alsmede met de door de Raad van de Europese Unie aangenomen beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, veiligheid of stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen, en het door de VN-Veiligheidsraad opgelegde reisverbod voor bepaalde personen;
19. roept alle internationale partijen op de situatie in Guinee-Bissau voortdurend en nauwlettend te blijven volgen en bereid te zijn om de geschiktheid van de getroffen maatregelen te herzien en ook de noodzaak van aanscherping hiervan te overwegen, doch daarbij alles in het werk te stellen om negatieve gevolgen voor de bevolking te vermijden;
20. neemt kennis van het besluit van de ECOWAS om haar stand-by troepenmacht in te zetten teneinde de veilige terugtrekking van de Angolese technische militaire bijstandsmissie (MISSANG) en de aankomst van haar eerste contingent in Guinee-Bissau te waarborgen;
21. verwelkomt het voorstel van de CPLP om een stabilisatiemacht voor Guinee-Bissau in het leven te roepen binnen het kader van de VN en met een door de VN-Veiligheidsraad gedefinieerd mandaat, in samenwerking met de ECOWAS, de AU en de EU, waarbij rekening wordt gehouden met de ervaring van de MISSANG;
22. verzoekt de Raad advies te geven en bijstand te verlenen ter ondersteuning van de urgente hervorming van de defensie- en veiligheidssector in Guinee-Bissau en te overwegen de opzet van een internationale stabilisatieoperatie binnen het kader van het GVDB effectief te ondersteunen;
23. spoort de EU, de VN, de AU, de ECOWAS en de CPLP aan om de reeds aanwezige diverse militaire eenheden van de buurlanden, met name die van Angola, Nigeria, Senegal en Burkina Faso, te coördineren;
24. dringt er bij de EU op aan de autoriteiten van de landen die strijdkrachten en veiligheidstroepen leveren - alle ACS-partners - te waarborgen dat deze troepen niet worden gebruikt voor de ondersteuning van de door de coupplegers nagestreefde onrechtmatige orde en de door henzelf uitgeroepen overgangsautoriteiten of om mensenrechtenschendingen tegen de bevolking van Guinee-Bissau te begaan;
25. betreurt de beëindiging van de SSR-missie in Guinee-Bissau in 2010;
26. verzoekt de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger en de Raad na te gaan of het mogelijk is een nieuwe SSR-missie naar Guinee-Bissau te zenden, met een versterkt mandaat om bij te dragen aan de hervorming van de veiligheids- en defensiesector, de capaciteitsopbouw te bevorderen, het overheidsapparaat te hervormen, en de rechtsstaat te versterken, zodra de uitoefening van het gezag in Guinee-Bissau weer volledig in handen is van de legitieme instanties;
27. dringt er nogmaals bij de Raad en de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger op aan nieuwe manieren te overwegen om de legitieme regering van Guinee-Bissau te helpen bij de bestrijding van drugssmokkel en de georganiseerde misdaad, en aldus te voorkomen dat het land de zoveelste „narcostaat” wordt;
28. herinnert eraan dat Guinee-Bissau een doorvoerhaven is voor drugssmokkel richting de Europese markt en dat de drugssmokkelaars banden onderhouden met andere criminele netwerken die actief zijn in de regio, met inbegrip van de terroristische netwerken in de Sahel en meer bepaald in Nigeria;
29. roept op tot grotere betrokkenheid van de EU en de internationale gemeenschap teneinde van Guinee-Bissau een democratisch en stabiel land te maken;
30. vraagt aandacht voor de humanitaire situatie in Guinee-Bissau, met name voor die van ontheemden en vluchtelingen in eigen land, alsook voor het risico op de uitbraak van epidemieën en het gevaar voor de voedselveiligheid en de gezondheidszorg, en verzoekt de EU en de internationale gemeenschap om snel concrete en adequate steunmaatregelen te treffen;
31. verzoekt de Commissie haar humanitaire bijstand en rechtstreekse steun aan de bevolking voort te zetten;
32. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de secretarissen-generaal van de VN en van de ECOWAS, de instellingen van de AU, de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, het secretariaat van de CPLP en de regering en het parlement van Guinee-Bissau.
– gezien resolutie 2046 (2012) van de VN-Veiligheidsraad van 2 mei 2012 over Sudan en Zuid-Sudan,
– gezien de verklaring waarin de vicevoorzitter van de Commissie/Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid Catherine Ashton haar instemming uitspreekt met resolutie 2046/2012 van de VN-Veiligheidsraad van 2 mei 2012,
– gezien de conclusies van de Raad over Sudan van 31 januari 2011 en Besluit(1) van de Raad van 23 mei 2011,
– gezien het memorandum van overeenstemming (MoU) inzake non-agressie en samenwerking dat op 10 februari 2012 door Sudan en Zuid-Sudan werd ondertekend,
– gezien de verklaringen van 28 maart 2012 en 11 april 2012 van de woordvoerder van de Hoge vertegenwoordiger van de Unie Catherine Ashton, over grensschermutselingen tussen Sudan en Zuid-Sudan,
– gezien de verklaring van de Afrikaanse Unie van 17 april 2012 waarin Sudan en Zuid-Sudan worden opgeroepen verantwoordelijk te handelen en acht te slaan op de oproepen van de Afrikaanse Unie en de internationale gemeenschap tot onmiddellijke beëindiging van het huidige conflict tussen beide landen,
– gezien de verklaring van de woordvoerder van de VN-secretaris-generaal van 16 april 2012 over de situatie in Sudan en Zuid-Sudan, waarin hij zijn diepe verontrusting uitspreekt over de doorgaande vijandelijkheden tussen beide landen, met alle gevolgen daarvan voor onschuldige burgers,
– gezien de verklaring van VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon van 19 april 2012, waarin hij er bij Sudan en Zuid-Sudan op aandringt de vijandelijkheden te beëindigen en het niet opnieuw te laten komen tot een conflict dat de afgelopen twintig jaar al miljoenen mensenlevens heeft gekost,
– gezien de conclusies van de Raad van 23 april 2012 over Sudan en Zuid-Sudan (3159e vergadering van de Raad Buitenlandse zaken), waarin de diepe bezorgdheid van de EU wordt uitgesproken over het escalerende conflict tussen Sudan en Zuid-Sudan,
– gezien de routekaart voor Sudan en Zuid-Sudan zoals vervat in het door de Raad voor vrede en veiligheid van de Afrikaanse Unie op 24 april 2012 uitgebrachte communiqué, waar de EU volledig achter staat,
– gezien de alomvattende vredesovereenkomst (CPA) voor Sudan van 2005,
– gezien de instelling van de VN-missie in Zuid-Sudan (UNMISS) en van de interim-veiligheidsmacht voor Abyei (UNISFA),
– gezien de verklaring van de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over Sudan en Zuid-Sudan die op 30 mei 2012 door de PPV is aangenomen,
– gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat herhaalde gewelddadige incidenten aan de grens tussen Sudan en Zuid-Sudan, met inbegrip van troepenbewegingen, de inname en bezetting van Heglig, de ondersteuning van gelieerde milities en van elkaars rebellen, alsook de gevechten tussen het Sudanese leger en het Sudanese Volksbevrijdingsleger (SPLA), het conflict hebben doen escaleren tot een volledige confrontatie;
B. overwegende dat als gevolg van de strijd tussen Sudan en Zuid-Sudan en de voortzetting van de vijandelijkheden in de staten Zuid-Kordofan en Blauwe Nijl in Sudan een ernstige humanitaire situatie is ontstaan;
C. overwegende dat het ontbreken van een economische overgangsregeling tussen de twee landen, onder meer over het gebruik van de olievoorraden, ertoe heeft geleid dat Khartoem beslag heeft gelegd op zuidelijke olie en dat Zuid-Sudan heeft besloten de olieproductie stop te zetten, en aanzienlijk heeft bijgedragen tot de huidige crisis;
D. overwegende dat op 29 juni 2011 een overeenkomst tussen de regering van Sudan en de regering van Zuid-Sudan is gesloten over grensbewaking en een gezamenlijk politiek en veiligheidsmechanisme, met de verplichting tot instelling van een veilige gedemilitariseerde grenszone (SDBZ), en dat op 30 juli 2011 een overeenkomst tot stand kwam tussen de regering van Sudan en de regering van Zuid-Sudan over de missie ter ondersteuning van het grenstoezicht;
E. overwegende dat Zuid-Sudan heeft aangekondigd dat het zich conform de overeenkomst tussen Sudan and Zuid-Sudan van 20 juni 2011 onverwijld zal terugtrekken uit het Abyei-gebied;
F. overwegende dat de ontwerpbesluiten van het gezamenlijk politiek en veiligheidsmechanisme, die op 4 april 2012 aan de partijen zijn voorgesteld door het panel op hoog niveau van de Afrikaanse Unie, een deugdelijke basis verschaffen voor het bereiken van wederzijdse veiligheid aan de gemeenschappelijke grens tussen Sudan en Zuid-Sudan;
G. overwegende dat met de resolutie die op 2 mei 2012 met algemene stemmen door de VN-Veiligheidsraad is aangenomen een routekaart voor Sudan en Zuid-Sudan is bekrachtigd om de vijandelijkheden te staken en de sinds de afscheiding uitstaande kwesties binnen de komende drie maanden op te lossen;
H. overwegende dat zowel Sudan als Zuid-Sudan met de routekaart hebben ingestemd en hun toezegging van een onmiddellijke staking van de vijandelijkheden hebben bevestigd; dat de spanningen echter nog altijd hoog zijn;
I. overwegende dat zowel Sudan als Zuid-Sudan op 4 juni 2012 van start zijn gegaan met hun eerste besprekingen op hoog niveau inzake grensbeveiliging, aangezien een reeks grensschermutselingen de voormalige burgeroorlog opnieuw dreigden te laten uitmonden in een volledig conflict;
J. overwegende dat de EU bijzonder belang hecht aan onmiddellijke activering van het gezamenlijke mechanisme voor grensverificatie en grenstoezicht door ter plaatse internationale waarnemers en ander personeel in te zetten voor observatie en hulp bij het toezicht op de naleving;
K. overwegende dat Sudan en Zuid-Sudan zijn getroffen door een ernstige droogte en de mensen op weg zijn gegaan op zoek naar voedsel, en dat volgens de VN-functionarissen ongeveer een miljoen mensen gevaar loopt te verhongeren als voedselhulp hen in de komende maanden niet bereikt;
1. acht het verheugend dat Sudan en Zuid-Sudan beide met de routekaart die in resolutie 2046/2012 van de VN-veiligheidsraad van 2 mei 2012 werd bekrachtigd hebben ingestemd en hun toezegging hebben bevestigd om de vijandelijkheden onmiddellijk te staken; verwelkomt de hervatting van rechtstreekse onderhandelingen in Addis-Abeba en de rol van de Afrikaanse Unie en de bemiddeling van de heer Thabo Mbeki in dit proces;
2. vraagt Sudan en Zuid-Sudan met klem hun politieke en praktische bereidheid te tonen om de weg van de vrede te volgen, door de wederzijdse veiligheidskwesties aan te pakken via zinvolle onderhandelingen binnen het kader van het gezamenlijke politieke en veiligheidsmechanisme, te beginnen met de instelling van een veilige, gedemilitariseerde zone en de onvoorwaardelijke terugtrekking van al hun strijdkrachten naar de eigen kant van de grens, overeenkomstig de eerder bereikte akkoorden, waaronder de overeenkomst inzake de missie ter ondersteuning van het grenstoezicht van 30 juli 2011;
3. pleit voor onmiddellijke activering van het gezamenlijke mechanisme voor grensverificatie en grenstoezicht (JBVMM) door ter plaatse internationale waarnemers en ander personeel in te zetten voor observatie en hulp bij het toezicht op de naleving;
4. roept Sudan en Zuid-Sudan op om de nog openstaande punten van de overeenkomst van 20 juni 2011 inzake tijdelijke veiligheids- en administratieve regelingen voor het Abyei-gebied uit te voeren, in het bijzonder de terugtrekking van alle Sudanese en Zuid-Sudanese troepen uit het Abyei-gebied; is verheugd over het feit dat het leger van Zuid-Sudan zich heeft teruggetrokken uit Heglig en roept de regering van Sudan ertoe op dit voorbeeld te volgen; roept op tot onmiddellijke beëindiging van de luchtbombardementen door de Sudanese strijdkrachten op Zuid-Sudan;
5. roept Sudan en Zuid-Sudan ertoe op geen rebellengroepen meer te herbergen en tegen elkaar te op te zetten;
6. dringt er bij alle partijen op aan zich te houden aan de paragrafen 7 en 16 van het besluit van 24 april 2012 van de Raad voor vrede en veiligheid van de Afrikaanse Unie, waarin er andermaal op wordt gewezen dat staatsgrenzen niet met geweld mogen worden veranderd, dat voor eventuele territoriale conflicten uitsluitend een regeling mag worden gevonden met behulp van wederzijds overeengekomen, vreedzame en politieke middelen en dat een militaire oplossing van het conflict in Zuid-Kordofan en het gebied van de Blauwe Nijl van de hand moet worden gewezen;
7. dringt er bij de EU op aan nauw te blijven samenwerken met haar internationale partners, met name de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties, om ervoor te zorgen dat Sudan en Zuid-Sudan uitvoering geven aan de resolutie van de VN-Veiligheidsraad van 2 mei 2012 over de routekaart voor Sudan en Zuid-Sudan;
8. geeft uiting aan zijn ernstige verontrusting over de humanitaire situatie die ontstaan is als gevolg van de strijd tussen Sudan en Zuid-Sudan en de voortzetting van de vijandelijkheden in de staten Zuid-Kordofan en Blauwe Nijl in Sudan; veroordeelt nadrukkelijk alle daden van geweld die onder schending van de internationale humanitaire rechtsregels en de rechten van de mens tegen de burgerbevolking worden begaan;
9. roept alle partijen op de mensenrechten te bevorderen en te beschermen, ook die van vrouwen en mensen uit kwetsbare bevolkingsgroepen, en zich te houden aan hun verplichtingen uit hoofde van het internationale recht, waaronder het internationale humanitaire en mensenrechtenrecht, en dringt erop aan dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige schendingen van dat recht, met inbegrip van seksueel geweld, ter verantwoording worden geroepen;
10. dringt er bij Sudan en Zuid-Sudan krachtig op aan humanitaire hulp toe te laten tot de getroffen bevolking in conflictgebieden, met name in Zuid-Kordofan, en overeenkomstig het internationale recht en het internationale humanitaire recht toe te zien op veilige, onbelemmerde en onmiddellijke toegang voor de Verenigde Naties en ander humanitaire hulpverleners, alsook te zorgen voor aanvoer van levensmiddelen en uitrusting, zodat deze hulpverleners hun helpende taak ten behoeve van de getroffen burgerbevolking efficiënt kunnen uitvoeren;
11. vraagt beide zijden met klem hun ophitsende retoriek en vijandige propaganda, die wederzijdse demonisering, xenofobie en geweldsdreiging in de hand werken, te staken; vraagt beide regeringen de volle verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de bescherming van elkaars burgers overeenkomstig internationale beginselen, in overeenstemming met de kaderovereenkomst inzake de Status van onderdanen van de andere Staat en verwante aangelegenheden, die in maart 2012 werd geparafeerd;
12. is verheugd over het besluit van de VN-Veiligheidsraad het mandaat van de VN-missie naar Sudan (UNMIS) te verlengen en aanvullende vredeshandhavingstroepen naar Sudan te zenden; acht een voortzetting van de VN-aanwezigheid uiterst waardevol voor de vreedzame ontwikkeling van twee levensvatbare staten; dringt er zowel bij Sudan als bij Zuid-Sudan op aan om de VN-aanwezigheid te verwelkomen en de veiligheid ervan te waarborgen;
13. spoort Sudan en Zuid-Sudan aan om tot overeenstemming te komen over de onopgeloste politieke en economische overgangsregelingen tussen beide landen, waaronder ook het gebruik van olie; stelt nogmaals dat oplossing van de kwesties rond de grenzenafbakening een eerste voorwaarde is voor totstandbrenging van vrede en stabiliteit in de regio;
14. roept Sudan en Zuid-Sudan op gebruik te maken van de diensten van het Border Programme van de Afrikaanse Unie, waarmee de partijen kunnen worden bijgestaan bij het oplossen van kwesties inzake begrenzing en afbakening van omstreden gebieden en beslechting van geschillen daarover, op basis van goede Afrikaanse praktijken en internationale beginselen;
15. is ervan overtuigd dat voor stabiliteit op lange termijn in de regio een nieuwe, gebundelde alomvattende internationale strategie nodig is, waarin de EU naast andere mondiale en regionale partijen een rol moet spelen die niet alleen is gericht op noord-zuidkwesties en de situatie in de staten Zuid-Kordofan en Blauwe Nijl, maar ook op het al te lang uitgebleven hervormingsproces in Sudan en op grondiger democratische hervormingen in Zuid-Sudan; vraagt de HV/VV en de Commissie zich gereed te houden voor het bieden van de nodige hulp, zodra de thans regerende Sudanese National Congress Party (NCP) akkoord gaat met een vrije en onbelemmerde nationale dialoog die gericht moet zijn op invoering van inclusieve constitutionele regelingen die door iedereen wordt aanvaard, en serieuze maatregelen neemt om een einde te maken aan de straffeloosheid in Darfur, Zuid-Kordofan en Blauwe Nijl;
16. verzoekt de Commissie, de lidstaten van de EU en de internationale gemeenschap hun financieringstoezeggingen aan de regio na te komen en met name de ernstige tekorten aan voedselhulp, noodonderkomens en bescherming aan te pakken; dringt erop aan dat de voedselsituatie nauwgezet in het oog wordt gehouden en dat er maatregelen worden genomen als de toestand slechter wordt;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de VN-Veiligheidsraad en de secretaris-generaal van de VN, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Zuid-Sudan, de regering van Sudan, de regering van Zuid-Sudan, de instellingen van de Afrikaanse Unie, de voorzitter van het panel op hoog niveau voor Sudan van de Afrikaanse Unie, en de regeringen van de EU-lidstaten.
– gezien het einde van de onderhandelingen over een handelsovereenkomst (TA) tussen de EU, Colombia en Peru op 1 maart 2010 en de aankondiging van de afsluiting van de handelsbesprekingen op 19 mei 2010,
– gezien het ondertekenen van de handelsovereenkomst tussen de EU, Colombia en Peru op 23 maart 2011,
– gezien de officiële goedkeuring van de handelsovereenkomst door de drie partijen op 13 april 2011,
– gezien het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Colombia en Peru (COM(2011)0570),
– gezien zijn resoluties van 5 mei 2010 over de strategie van de EU voor de betrekkingen met Latijns-Amerika(1) en van 21 oktober 2010 over de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika(2),
– gezien de resoluties van de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering, met name die van 19 mei 2011 over de stand van de handelsbesprekingen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika,
– gezien de vraag van 26 april 2012 aan de Commissie over de handelsovereenkomst tussen de EU enerzijds en Colombia en Peru anderzijds (O-000107/2012 – B7-0114/2012),
– gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2,van zijn Reglement,
A. overwegende dat de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Colombia en Peru, gezien de belangrijke historische en culturele banden, de markten moet openen voor onder meer goederen, diensten, overheidsopdrachten en investeringen en de economische integratie tussen de verdragsluitende partijen moet bevorderen evenals een alomvattende economische ontwikkeling, met als doel vermindering van armoede, schepping van nieuwe werkgelegenheid, verbetering van arbeidsomstandigheden en verbetering van levensomstandigheden, en wel door liberalisering en uitbreiding van handel en investeringen tussen hun gebieden, en aanmoediging van de intentie om de handelsovereenkomst uit te voeren in overeenstemming met de doelstelling van duurzame ontwikkeling, bevordering van economische vooruitgang, eerbiediging van het arbeidsrecht en bescherming van het milieu, overeenkomstig de internationale verplichtingen van de verdragsluitende partijen;
B. overwegende dat de Europese Unie de op een na grootste handelspartner is van Colombia en Peru, en overwegende dat de voorgenomen handelsovereenkomst voorziet in een totale vrijhandel in industrie- en visserijproducten, die op de langere termijn het Colombiaanse bnp met 1,3% en het Peruviaanse bnp met 0,7% zou kunnen doen stijgen, doch volgens een onafhankelijk duurzaamheidseffectbeoordelingsonderzoek op milieu- en sociaal niveau ook aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben;
C. overwegende dat Colombia en Peru met de inwerkingtreding van de handelsovereenkomst het bijzondere stimuleringsregelingsplan van het algemene preferentiestelsel van de EU (APS+) zouden verlaten, dat momenteel herzien wordt;
D. overwegende dat Colombia en Peru onder het huidige APS+ handelspreferenties ontvangen in ruil voor de effectieve tenuitvoerlegging van 27 fundamentele mensenrechten- en milieuovereenkomsten, waaronder de vier fundamentele arbeidsnormen van de IAO;
E. overwegende dat de beginselen die aan de oprichting, ontwikkeling en uitbreiding van de Europese Unie ten grondslag liggen en die zij wereldwijd uitdraagt, volgens het Verdrag betreffende de Europese Unie een leidraad dienen te vormen voor haar optreden op het internationale vlak: de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht; overwegende dat de Unie erop gericht moet zijn om relaties op te bouwen en partnerschappen te sluiten met derde landen en internationale, regionale en mondiale organisaties die de voornoemde principes onderschrijven;
F. overwegende dat artikel 1 van de handelsovereenkomst uitgebreide en bindende bepalingen bevat, die de bescherming van de mensenrechten garanderen en waarin wordt bepaald: „(…) de eerbiediging van de beginselen en fundamentele rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, en het beginsel van de rechtsstaat, vormen de basis van het binnen- en buitenlands beleid van de partijen. Eerbiediging van deze beginselen vormt een essentieel element van deze overeenkomst”; overwegende dat het niet respecteren van mensenrechten en democratische beginselen een „grove schending” van de handelsovereenkomst zou zijn, die, naar internationaal recht, aanleiding zou kunnen geven tot het nemen van passende maatregelen, waaronder de mogelijkheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te beëindigen of op te schorten; overwegende dat alle ondertekenende partijen dienen te zorgen voor gedegen toezicht op de eerbiediging van de mensenrechten en een garantie dienen te bieden voor de praktische handhaving van de mensenrechtenclausule;
G. overwegende dat de handelsovereenkomst garanties biedt die ervoor zorgen dat de nieuwe opzet van handels- en investeringsrelaties met de EU vergaande voordelen biedt voor een sociale, milieubeschermende en duurzame ontwikkeling door de bevordering en handhaving van goede arbeidsomstandigheden en hoge milieubeschermingsnormen door alle partijen, omdat zij een hoofdstuk bevat over handel en duurzame ontwikkeling;
H. overwegende dat zowel Colombia als Peru de laatste jaren een enorme inspanning hebben geleverd om de algemene levensomstandigheden van hun burgers te verbeteren, ook wat betreft de mensen- en arbeidsrechten;
I. overwegende dat er ondanks de immense inspanningen, zowel in Colombia als Peru, nog veel werk te doen is om volledig te voldoen aan de hoge normen die door de individuele burgers, de organisaties van het maatschappelijk middenveld, de oppositiepartijen en de regering werden vastgesteld respectievelijk verlangd, vooral waar het gaat om effectieve tenuitvoerlegging van het nieuwe wetgevingskader dat bedoeld is om de oude, maar nog niet geheel opgeloste problemen aan te pakken die betrekking hebben op armoede, geweld, corruptie, intern gewapend conflict (dat in het geval van Colombia al meer dan 50 jaar voortduurt), illegale gewapende groeperingen, drugshandel, straffeloosheid en landontvreemding;
J. overwegende dat Colombia ondanks deze enorme inspanningen nog steeds het land is waar de meeste vakbondsleiders worden vermoord, en waar meer dan 90% van deze misdrijven onbestraft blijft, de recente fundamentele verbeteringen in de rechtshandhaving ten spijt; overwegende dat het land bijna 4 miljoen binnenlands ontheemden telt; overwegende dat de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechtensituatie en de fundamentele vrijheden van inheemse bevolkingsgroepen waardering kon opbrengen voor de erkenning, door de staat Colombia, van de rechten van de inheemse bevolking, maar er niettemin bij Colombia op heeft aangedrongen de speciale adviseur voor de preventie van genocide van de Verenigde Naties uit te nodigen om de situatie te volgen van de inheemse gemeenschappen, die cultureel of fysiek ten onder dreigen te gaan als gevolg van de langdurige gewapende conflicten in het binnenland;
1. betreurt dat het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling weliswaar wettelijk bindende bepalingen bevat, maar dat de handelsovereenkomst geen bindende geschillenbeslechtingsregeling voor dit hoofdstuk kent en de maatregelen en sancties uit hoofde van de bindende algemene arbitrageregeling zijn uitgesloten in het geval van inbreuken op de normen uit het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling, wat een achteruitgang betekent ten opzichte van de huidige bindende voorwaarden van het APS+ van de EU;
2. is uitermate verheugd over de door alle partijen getoonde betrokkenheid bij de bevordering van de mensenrechten, de democratische grondbeginselen en de rechtsstaat, zoals blijkt uit de in artikel 1 van het handelsovereenkomst opgenomen uitgebreide en bindende bepalingen inzake deze fundamentele beginselen;
3. benadrukt het belang van het handhaven van een constructieve dialoog met onze partnerlanden over het effectief toepassen van striktere normen ten aanzien van de mensenrechten;is uitermate verheugd met het wederzijdse overlegmechanisme voor de mensenrechten (het EU/Colombia-mensenrechtenoverleg) dat Colombia en de EU vrijwillig zijn aangegaan in 2009 door Colombia en de EU en waarvoor sindsdien twee keer per jaar een overleg georganiseerd wordt en wat een duidelijk bewijs is dat de Colombiaanse regering openstaat voor een dialoog over de mensenrechten met de EU en met andere internationale partners; betreurt evenwel dat het Europees Parlement niet regelmatig en uitvoerig van de agenda en de resultaten op de hoogte wordt gehouden;
4. is overtuigd voorstander van de opname van een hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling in de handelsovereenkomst en het creëren van interne overlegmechanismen met het maatschappelijk middenveld, waarbij burgers betrokken worden, hetzij individueel, hetzij in een ordelijk collectief verband;
5. doet een beroep op de organisaties van het maatschappelijk middenveld, zowel in de Andeslanden als in de EU, om deel te nemen aan het toezicht waarvoor mechanismen in het leven geroepen zijn in de handelsovereenkomst, onder de noemer van handel en duurzame ontwikkeling; verzoekt de betrokken regeringen om zo snel mogelijk het juridische kader te scheppen voor interne mechanismen en het overleg met het maatschappelijk middenveld voor zover die nog niet bestaan, en een intensieve informatie- en reclamecampagne op te zetten om zoveel mogelijk geïnteresseerde groepen en personen te betrekken bij het mechanisme voor monitoring door het maatschappelijk middenveld; stelt zich voor dat zulke procedures kunnen worden opgezet binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de handelsovereenkomst, in plaats van een jaar zoals in de handelsovereenkomst gesteld(3);
6. herinnert aan het belang van het instellen van interne adviesgroepen, zoals vastgelegd in artikel 281 van de handelsovereenkomst, met de participatie van vakbonden, werkgeversvertegenwoordigers of andere belanghebbenden, zoals ngo's, die een verplichte rol zullen spelen in het toezicht op de tenuitvoerlegging van de handelsovereenkomst, met name op de gebieden van arbeid en duurzame ontwikkeling, waaraan het recht verbonden is om op regelmatige basis geconsulteerd te worden, klachten naar voren te brengen binnen de verplichte en geïnstitutionaliseerde klachtenprocedure, alsmede aanbevelingen en suggesties te doen, waaronder het voorstel om onafhankelijk overleg te plegen met hun evenknieën binnen de EU;
7. stelt de betrokken partijen voor om spoedig een speciale interne adviesgroep (DAG) voor de mensenrechten en democratische grondbeginselen op te richten, om volledige aan de hoge, in de handelsovereenkomst gestelde mensenrechtennormen te kunnen voldoen waartoe zowel de regeringen van de Andeslanden als de EU zich verplicht hebben; deze interne adviesgroep moet de tenuitvoerlegging van deze en andere handelsovereenkomsten begeleiden en observeren en functioneren als effectief intern adviesorgaan voor de binnenlandse instellingen die betrokken zijn bij het handelscomité voor de handelsovereenkomst, waarbij het rechtskader, dat in de handelsovereenkomst geschetst is voor de deelname van het maatschappelijk middenveld in de subcommissie voor handel en duurzame ontwikkeling, als voorbeeld kan dienen; verzoekt de partijen bij de handelsovereenkomst om deze adviesgroepen (DAG's) dezelfde mate van bindende betrokkenheid voor het maatschappelijke middenveld te garanderen als in de handelsovereenkomst met Zuid-Korea het geval is, waartoe ook een formele en geïnstitutionaliseerde klachtenprocedure behoort; vraagt partijen bovendien om de volledige onafhankelijkheid van de DAG's te garanderen, ook op het punt van keuzevrijheid voor aan te zoeken leden;
8. bekrachtigt al de door beide Andeslanden getroffen wetgevende en niet-wetgevende maatregelen ter bestrijding cq het tegengaan van armoede, alle vormen van geweld, straffeloosheid, corruptie en drugshandel, ter waarborging van de rechten van kinderen en vrouwen, met name waar het gaat om kinderarbeid, ter nastreving van duurzame ontwikkeling als de enige levensvatbare weg voor de toekomst van onze planeet, ter bevordering van de rechten van de inheemse bevolking, een bredere dialoog en participatie van de burger bij het wetgevingsproces en herstel van de rechtsstaat;
9. spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de moordpartijen onder vakbondsbestuurders, mensenrechtenactivisten, burgers, mensen uit de inheemse bevolking en onder alle partijen bij het binnenlandse gewapende conflict (politieagenten, militairen en leden van illegale gewapende groeperingen), die met name in Colombia plaatsgrijpen; merkt nochtans op dat in de afgelopen twee jaar een afname van het aantal moordzaken onder vakbondsbestuurders wordt gemeld;
10. steunt de inspanningen van de Colombiaanse regering om op te treden tegen straffeloosheid en moordaanslagen tegen vakbondsbestuurders en mensenrechtenactivisten, die zich bijvoorbeeld uit in een toename van het aantal opsporingsambtenaren van het Colombiaanse Openbaar Ministerie (FGN), dat vooral in het geval van de onderzoeken naar misdaden gepleegd tegen vakbondsleden groeide van 100 opsporingsambtenaren in 2010 tot 243 in 2011; ook werden volgens de IAO tussen 2010 en juni 2011 355 arrestaties verricht, en 88 vonnissen geveld waarbij 483 burgers veroordeeld werden voor misdrijven tegen vakbondsleden; benadrukt in dit verband het belang van het „speciale beschermingsprogramma” het SPP, dat momenteel overheidsbescherming biedt aan meer dan 8.500 burgers, waaronder vakbondsleden (13%), gemeenteraadsleden (30%) en mensenrechtenactivisten (15%); merkt op dat het budget voor dit programma is gegroeid van EUR 10,5 miljoen in 2002 tot meer dan EUR 120 miljoen in 2011;
11. noemt het verheugend dat in de artikelen 271 en 324 van de handelsovereenkomst melding wordt gemaakt van het belang van de begrippen „handel ten behoeve van duurzame groei” en „de bevordering van eerlijke en billijke handel”; verzoekt de partijen om de handel in goederen die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling te faciliteren, met inbegrip van die goederen die passen binnen het stelsel van eerlijke en ethisch verantwoorde handel en goederen die passen in het kader van maatschappelijke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van bedrijven, zoals de „fair trade”, „rainforest”-alliantie, het Utz-certificaat, BSCI (het maatschappelijk verantwoord zaken doen), of andere vergelijkbare regelingen;
12. dringt er bij de partijen op aan om voldoende technische en financiële capaciteit beschikbaar te stellen om ervoor te zorgen dat de in de handelsovereenkomst aangegeven duurzaamheidsnormen volledig gehaald worden en er voorzien kan worden in een volledig overzicht van, voldoende toezicht op, en een complete inventarisatie van de tenuitvoerlegging van het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling, en wel uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst;
13. benadrukt in het bijzonder hoe belangrijk het is maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (MVO) te bevorderen, en is verheugd over de opname daarvan in de handelsovereenkomst; vraagt aan alle partijen om beste bedrijfspraktijken in de zin van MVO te bevorderen, in lijn met de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, de OESO-richtsnoeren voor MVO, of met de mededeling van de Commissie van 25 oktober 2011, over „de vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen” (COM(2011)0681); is er stellig van overtuigd dat een hogere levensstandaard voor burgers alleen bereikt kan worden door actieve samenwerking tussen ondernemers, de werknemers, ngo's en de overheid, op centraal, regionaal dan wel lokaal gemeenschapsniveau; bevestigt daarom nog maar eens het belang van het engagement van alle betrokken partijen, vooral van die van de regeringen, die een essentiële rol hebben te vervullen in de tenuitvoerlegging van MVO in hun landen; doet een beroep op de EU en de Andeslanden om toe te werken naar de bindende en mondiale tenuitvoerlegging van de leidende VN-beginselen voor MVO;
14. verwelkomt de stevige milieuwetten die door de Colombiaanse autoriteiten aan de wetgeving zijn toegevoegd, maar onderstreept dat een volledige en correcte handhaving van deze wetten nodig is; vestigt de aandacht op potentiële milieuproblemen, waaronder toegenomen ontbossing en vervuiling door industrie, landbouw en mijnbouw, welke negatieve gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van de drinkwatervoorziening en de bescherming van de biodiversiteit;
15. vraagt beide Andeslanden om toe te zien op de invoering van een transparant en bindend stappenplan voor mensenrechten, milieurechten en arbeidsrechten, dat hoofdzakelijk moet zijn gericht op waarborging van de mensenrechten, versterking en verbetering van de vakbondsrechten en bescherming van het milieu; geeft in overweging hiervoor te kijken naar het Actieplan voor arbeidsrechten van de VS en Colombia, met name voor de volgende punten:
–
handhaving en uitvoering van wetgeving en beleidsmaatregelen die vrijheid van vereniging en collectieve arbeidsonderhandelingen garanderen, zonder enige mazen in de wetten; in het bijzonder voor de werknemers in het informele circuit en vooral door het elimineren van de coöperaties, collectieve afspraken (de zogenaamde „collectieve pacten”) en andere maatregelen die tot doel hebben om werknemers hun vakbondsrechten of de voordelen van een directe arbeidsverhouding te ontzeggen,
–
strenge arbeidsinspecties die tot sancties leiden in gevallen van discriminatie, onterechte ontslagen, intimidatie en bedreigingen jegens werknemers,
–
heldere en verifieerbare stappen om tot sociaal overleg op regionaal en lokaal niveau te komen, ook van de kant van de ondernemingen,
–
maatregelen ter waarborging van een doeltreffende handhaving van wetgeving ter bescherming van milieu en biodiversiteit, met name tegen de negatieve effecten van ontbossing en grondstoffendelving,
–
de nodige stappen om een einde te maken aan de straffeloosheid door middel van onderzoek, vervolging en bestraffing door civiele rechtbanken van degenen die zowel in intellectueel als in praktisch opzicht het meest verantwoordelijk zijn voor de misdaden welke in Colombia zijn begaan,
–
formulering van duidelijke, tijdsgebonden en resultaatgerichte doelstellingen op elk van de bovengenoemde terreinen,
–
erop aandringen bij de Europese Commissie om onmiddellijk aanstalten te maken met de hulp aan Colombia en Peru bij de uitvoering en invulling van het hierboven genoemde proces, en om hiervan regelmatig verslag uit te brengen aan het Europees Parlement,
–
onderstrepen dat sommige doelstellingen van dit stappenplan liefst nog vóór de inwerkingtreding van de handelsovereenkomst al van kracht zouden moeten worden;
16. vraagt de Commissie deze maatregelen te ondersteunen via samenwerkingsprogramma's voor onderwijs, opleiding en regulerende samenwerking, met name door de capaciteit van de Colombiaanse en Peruaanse autoriteiten te vergroten waar het gaat om het voorstellen, handhaven en evalueren van milieuwetgeving; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan ten volle gebruik te maken van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR);
17. is uitermate verheugd over de nieuwe wet voor „de schadeloosstelling van slachtoffers en de teruggave van land” (ook bekend als „Ley 1448”), die in Colombia op 1 januari 2012 van kracht werd en die financiële compensatie en teruggave van land aanbood aan de bijna 4 miljoen slachtoffers van de gewapende conflicten en het geweld van de afgelopen 50 jaar; benadrukt de immense financiële inspanning van de Colombiaanse regering, die geschat wordt op meer dan 25 miljard Amerikaanse dollars voor de komende tien jaar, wat ongeveer staat voor 160 miljoen euro per maand; onderstreept de noodzaak voor een gedegen toezicht en evaluatie bij de tenuitvoerlegging van deze wet, in nauwe overleg met het maatschappelijk middenveld, met name waar het gaat om bescherming van terugkerende ontheemden;
18. acht het verheugend dat de zeer controversiële geheime dienst DAS is ontbonden en de voormalige directeur is veroordeeld tot 25 jaar gevangenisstraf; ziet dit als belangrijk teken van een veranderende houding en een grotere openheid bij de Colombiaanse regering, en van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht;
19. onderstreept dat het recht op eigendom ook een van de fundamentele mensenrechten vormt en dat alle partijen bij de handelsovereenkomst dit recht moeten waarborgen; waarschuwt dan ook alle partijen bij de overeenkomst tegen eenzijdig handelen dat de investeringsbescherming in gevaar zou kunnen brengen, onderstreept in dit verband de noodzaak om adequate geschillenbeslechting op doeltreffende wijze te handhaven;
20. neemt verheugd kennis van het feit dat Colombia en Peru alle acht IAO-overeenkomsten, plus drie van de vier sociale bestuursverdragen hebben geratificeerd, zoals de IAO-vertegenwoordiger tijdens de openbare hoorzitting van de INTA in het Europese Parlement in Brussel op 29 februari 2012 gemeld heeft; houdt vast aan het belang van een spoedige ratificatie en een effectieve tenuitvoerlegging van al deze fundamentele overeenkomsten van de IAO, vooral C122 in het geval van Colombia en 129 in het geval van Peru; wijst alle partijen uitdrukkelijk op het belang van de ratificatie van IAO-overeenkomst 135 over werknemersvertegenwoordiging; herinnert er in deze context aan dat 24 lidstaten van de EU nog steeds IAO C169 niet geratificeerd hebben, de overeenkomst over inheemse en in stamverband levende volken;
21. benadrukt het belang van de principes van eerlijke, rechtvaardige en transparante bestuurlijke en wettelijke procedures met het oog op de tenuitvoerlegging van nationale arbeidswetgeving, waaronder strenge arbeidsinspecties, alsmede internationale mensenrechtennormen, overeenkomstig internationale verplichtingen; is van mening dat eerlijke, rechtvaardige en transparante bestuurlijke en wettelijke procedures ook nodig zijn om te waarborgen dat er geen buitensporige beperkingen worden gesteld aan communicatie of vrijheid van meningsuiting, die uitermate belangrijk zijn voor het vermogen van de burgers zich te organiseren;
22. gelooft dat de in het Verdrag van Lissabon verankerde nieuwe bevoegdheden van het Europees Parlement op gebied van internationale overeenkomsten ook nieuwe verantwoordelijkheden met zich meebrengen; stelt daarom voor om in het laatste kwartaal van 2013 in het Europees Parlement en in een van de Andeshoofdsteden openbare hoorzittingen te houden; bepleit dat na die hoorzittingen een schriftelijk verslag aan de Commissie internationale handel en de Subcommissie mensenrechten wordt voorgelegd over de resultaten van de toepassing van de handelsovereenkomst tot dusver;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen van Colombia en Peru.
Speciale vertegenwoordiger van de EU voor mensenrechten
122k
42k
Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad van 13 juni 2012 over de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten (2012/2088(INI))
– gezien de artikelen 2, 3, 6, 21, 31, 33 en 36 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien zijn resolutie van 16 december 2010 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie(1),
– gezien zijn resolutie van 18 april 2012 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie, waaronder de implicaties voor het strategische mensenrechtenbeleid van de EU(2),
– gezien de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2011 met als titel „Een centrale plaats voor mensenrechten en democratie in het externe optreden van de EU - Voor een meer doeltreffende aanpak” (COM(2011)0886),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met de titel „Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor de burgers van Europa – Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm” (COM(2010)0171),
– gezien de richtsnoeren van de Europese Unie inzake mensenrechten en internationaal humanitair recht(3),
– gezien de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over politieke verantwoording(4),
– gezien artikel 97 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie buitenlandse zaken (A7-0174/2012),
A. overwegende dat met artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt bevestigd dat de EU zich in heel haar extern optreden inzet voor de bevordering van de mensenrechten en de democratie en tevens zorgt voor samenhang en consistentie op alle relevante gebieden en tussen het externe optreden van de EU en haar overige beleid;
B. overwegende dat artikel 33 VEU de rechtsgrondslag biedt voor de benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de EU (SVEU) voor de mensenrechten: „De Raad kan, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, een speciale vertegenwoordiger met een mandaat voor specifieke beleidsvraagstukken benoemen. De speciale vertegenwoordiger voert zijn mandaat uit onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger”;
C. overwegende dat het Europees Parlement herhaaldelijk heeft aangedrongen op de benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten (SVEU voor MR), zoals blijkt uit bovengenoemde resoluties van 16 december 2010 en 18 april 2012;
D. overwegende dat de SVEU voor MR moet zorgen voor meer zichtbaarheid en samenhang van het EU-mensenrechtenbeleid, dat een fundamenteel onderdeel is van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de EU helpt de mensenrechten sterker te profileren in de wereld;
1. doet de Raad de volgende aanbevelingen:
(a)
hoewel de benoeming van een SVEU voor MR en de vaststelling van diens mandaat officieel onderworpen zijn aan een besluit van de Raad op basis van een voorstel van de hoge vertegenwoordiger, dient de SVEU voor MR namens de Europese Unie te spreken en op te treden en daarbij uiting te geven aan de gezamenlijke en ondeelbare verantwoordelijkheid van alle Europese instellingen en lidstaten voor de bescherming en bevordering van de mensenrechten in de wereld; de benoeming van de eerste met een specifiek thema belaste SVEU moet zorgen voor meer zichtbaarheid, doeltreffendheid, samenhang en verantwoording op het gebied van het EU-mensenrechtenbeleid; met name het Europees Parlement moet zijn taak naar behoren vervullen, zowel tijdens de benoemingsprocedure als bij het toezicht op het mandaat, gedurende de hele looptijd daarvan,
(b)
om te kunnen zorgen voor een sterkere mate van transparantie en verantwoording in het mandaat van de SVEU dient er binnen de bevoegde commissie van het Europees Parlement een gedachtewisseling/hoorzitting plaats te vinden met de door de hoge vertegenwoordiger voorgedragen SVEU voor MR,
(c)
de uitvoering van het mandaat en de samenhang ervan met de andere bijdragen van de EU op dit terrein dienen regelmatig te worden getoetst; de SVEU moet de Raad, de hoge vertegenwoordiger, het Parlement en de Commissie een jaarlijks voortgangsverslag en een alomvattend verslag over de uitvoering van het mandaat bij beëindiging ervan voorleggen,
(d)
de beleidsdoelstellingen van de SVEU voor MR moeten onder meer een streven naar meer samenhang, doeltreffendheid en zichtbaarheid van het EU-optreden voor de bescherming en bevordering van de mensenrechten en de democratie omvatten; de SVEU voor MR dient nauw samen te werken met de Werkgroep mensenrechten van de Raad (COHOM); de SVEU voor MD dient een gesprekspartner op hoog niveau te zijn voor zijn of haar tegenhangers in derde landen en in internationale organisaties, en in staat zijn betrekkingen te onderhouden met de VN (Algemene Vergadering, VN-mensenrechtenraad, enz.) en met relevante regionale organisaties; de SVEU voor MR moet mensenrechtendialogen op hoog niveau voorzitten en het overleg met derde landen over mensenrechtenvraagstukken leiden,
(e)
om deze doelstellingen te verwezenlijken dient de SVEU weliswaar op te treden onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger maar niettemin een krachtig, onafhankelijk en flexibel mandaat te ontvangen, dat niet wordt bepaald door eng gedefinieerde, specifieke thematische verantwoordelijkheden maar veeleer de SVEU in staat stelt snel en doeltreffend op te treden; overeenkomstig de in het actieplan aangegeven acties en prioriteiten moet de SVEU voor MR zich ook bezighouden met diverse horizontale vraagstukken om te kunnen bijdragen tot een doeltreffender en coherenter optreden op het gebied van het extern beleid van de EU; de reikwijdte van het mandaat van de SVEU moet volledig stroken met de beginselen van universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en met de in artikel 21 VEU opgenomen beleidsdoelstellingen, waarbij het moet gaan om de versterking van de democratie, de rechtsstaat en de institutionele opbouw, internationale gerechtigheid en het internationaal humanitair recht; het mandaat moet onder meer gericht zijn op de afschaffing van de doodstraf, mensenrechtenverdedigers, de strijd tegen foltering en straffeloosheid, de vrijheid van meningsuiting (ook op internet), de vrijheid van vergadering, vereniging, godsdienst of overtuiging, de rechten van minderheden en vrouwen, kinderbescherming, vrede en veiligheid, gendervraagstukken en de strijd tegen discriminatie in al haar vormen, zij het op basis van handicap, ras of etnische origine, geslacht, seksuele geaardheid of genderidentiteit,
(f)
het mandaat moet gebaseerd zijn op de grondbeginselen van het mensenrechtenbeleid van de EU en in het bijzonder op de richtsnoeren van de EU inzake de doodstraf (2008), foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of straffen (2008), de mensenrechtendialogen met derde landen (2009), kinderen en gewapende conflicten (2008), mensenrechtenverdedigers (2008), de bevordering en bescherming van de rechten van het kind (2008), geweld tegen vrouwen en meisjes en bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen (2008), het internationaal humanitair recht (2009), de LGBT-toolkit (2010) evenals op de jaarverslagen van de EU over de mensenrechten in de wereld; voorts dient het mandaat het ondersteunen van de hoge vertegenwoordiger en de instellingen van de EU bij het bevorderen van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights te omvatten,
(g)
de SVEU voor MR dient te beschikken over de noodzakelijke beroepskwalificaties, over een uitvoerige ervaring en een goede staat van dienst op het gebied van de mensenrechten, gekenmerkt te worden door persoonlijke en professionele integriteit en een internationale reputatie te genieten,
(h)
de SVEU voor MR dient te worden benoemd voor een termijn van 2,5 jaar; teneinde continuïteit, de samenhang en de democratische verantwoordelijkheid te kunnen waarborgen, moet het mandaat kunnen worden verlengd en moet het Europees Parlement terdege en tijdig worden geraadpleegd tijdens de verlengingsprocedure,
(i)
de SVEU voor MR moet nauw samenwerken met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de voorzitter van het Europees Parlement, om te kunnen zorgen voor samenhang en integratie van de mensenrechten op alle beleidsterreinen en in de werkzaamheden van alle Europese instellingen; de SVEU dient nauw samen te werken met het directoraat Mensenrechten en Democratie van de EDEO en met alle multilaterale EU-delegaties (New York, Genève, Wenen, Straatsburg) en alle EU-delegaties wereldwijd om de contacten met alle EU-diensten, EU-delegaties in derde landen en internationale organisaties bij de behandeling van mensenrechtenvraagstukken te vergemakkelijken; het directoraat Mensenrechten en Democratie van de EDEO dient alle noodzakelijke diensten te verlenen en de uitvoering van het mandaat van de SVEU te vergemakkelijken,
(j)
de SVEU voor MR moet nauwe banden onderhouden met het Politiek en Veiligheidscomité van de Raad en moet ook regelmatig verslag uitbrengen aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement over de situatie van de mensenrechten in de wereld en over de stand van zaken bij de uitvoering van het mandaat, waarbij tevens gewag dient te worden gemaakt van de resultaten van de bijeenkomsten van de VN-mensenrechtenraad en de Algemene Vergadering van de VN, de mensenrechtendialogen met derde landen, en de uitvoering van de landenstrategieën inzake mensenrechten,
(k)
de SVEU voor MR dient bij de uitvoering van het mandaat samen te werken met vertegenwoordigers van het plaatselijke, regionale en nationale maatschappelijk middenveld, ngo's, deskundigen en regionale en internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de bescherming van de mensenrechten en de democratie,
(l)
de SVEU moet kunnen beschikken over toereikende financiële en menselijke hulpbronnen om te verzekeren dat de SVEU en zijn of haar team doeltreffend kunnen werken; het budget van de SVEU voor MR dient jaarlijks te worden herzien,
(m)
de SVEU voor MR moet verantwoordelijk zijn voor de samenstelling van een team dat over alle noodzakelijke relevante beleidsexpertise beschikt en dat optreedt in het belang van zijn/haar mandaat; gezien de omvang en de sectoroverschrijdende aard van het mandaat, is het belangrijk dat er voldoende personeelsleden worden toegewezen die onder de rechtstreekse leiding van de SVEU voor MR werken; het team mag uit de lidstaten of Europese instellingen gedetacheerd personeel omvatten, onder meer om tegemoet te kunnen komen aan de noodzaak van samenhang en integratie van de mensenrechten in alle activiteiten van de Europese instellingen en lidstaten,
(n)
in het mandaat van de SVEU voor MR moet een verwijzing naar deze aanbeveling worden opgenomen;
2. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en, ter informatie, aan de Commissie.
Onderhandelingen over het VN-wapenhandelsverdrag (ATT)
212k
61k
Resolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over de onderhandelingen over het wapenhandelsverdrag van de Verenigde Naties (ATT)) (2012/2636(RSP))
– gezien de conferentie van de Verenigde Naties over de onderhandelingen over een wapenhandelsverdrag (WHV), die van 2 tot en met 27 juli 2012 zullen plaatsvinden in New York,
– gezien resolutie 61/89(1) van de Algemene Vergadering van de VN van 6 december 2006 met de titel „Op weg naar een wapenhandelsverdrag: vaststelling van gemeenschappelijke internationale normen voor de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens”, die ondersteund werd door 153 lidstaten van de VN en waarmee formeel de aanzet is gegeven tot de ontwikkeling van een wapenhandelsverdrag, en resolutie 64/48(2) van 2 december 2009 over het wapenhandelsverdrag, ook ondersteund door 153 VN-lidstaten, in het kader waarvan werd besloten een VN-conferentie bijeen te roepen over het wapenhandelsverdrag, die in 2012 vier weken achtereen zal vergaderen ter uitwerking van een juridisch bindend instrument voor zo streng mogelijke gemeenschappelijke internationale normen voor de overdracht van conventionele wapens,
– gezien Besluit 2010/336/GBVB(3) van de Raad van 14 juni 2010 en eerdere besluiten van de Raad betreffende activiteiten van de Europese Unie ter ondersteuning van het wapenhandelsverdrag,
– gezien het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie(4),
– gezien de conclusies van de Raad van de Europese Unie, met name die van 10 december 2007 en 12 juli 2010 over het wapenhandelsverdrag,
– gezien zijn resolutie van 21 juni 2007 over de sluiting van een wapenhandelsverdrag tot vaststelling van gemeenschappelijke internationale normen voor de in- en uitvoer en de overdracht van conventionele wapens(5), en zijn resoluties van 13 maart 2008 over de Gedragscode van de EU betreffende wapenuitvoer(6) en van 4 december 2008 over de Gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer(7), die beiden de noodzaak van een wapenhandelsverdrag onderstrepen,
– gezien het antwoord van de EU op het verzoek van de secretaris-generaal van de VN om standpunten met betrekking tot de aspecten van een wapenhandelsverdrag,
– gezien de vele campagnes van het maatschappelijk middenveld overal ter wereld voor een sterk en degelijk wapenhandelsverdrag, zoals de campagne „Control Arms” en de oproep van Nobelprijswinnaars,
– gezien Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap(8),
– gezien artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat er geen wettelijk bindend, wereldwijd verdrag over de overdracht van conventionele wapens bestaat;
B. overwegende dat meer dan 40 VN-landen geen nationale regelgeving kennen voor de controle op de overdracht van wapens en evenmin aan regionale of internationale normen voldoen
C. overwegende dat de US Congressional Research Service de waarde van alle akkoorden over wapenoverdracht aan ontwikkelingslanden in 2010 schat op 40 355 miljard USD, en die van daadwerkelijk geleverd wapentuig op 34 989 miljard USD(9);
D. overwegende dat resolutie 64/48 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de VN-staten oproept een doeltreffend en evenwichtig juridisch bindend instrument tot stand te brengen voor zo streng mogelijke gemeenschappelijke internationale normen voor de overdracht van conventionele wapens, en tot een sterk en solide verdrag te komen;
E. overwegende dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het wapenhandelsverdrag heeft omschreven als „juridisch bindend verdrag houdende vaststelling van gemeenschappelijke normen voor de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens”(10) en de staten opdraagt „hun nationale stelsels en interne controles op het hoogst mogelijke peil te brengen om te voorkomen dat conventionele wapens uit het legale circuit op de illegale markt terechtkomen, waar zij gebruikt kunnen worden voor terroristische aanslagen, georganiseerde misdaad en andere criminele activiteiten”(11);
F. overwegende dat de ongecontroleerde en ongereguleerde wapenhandel een serieuze bedreiging vormt voor de plaatselijke, nationale, regionale en internationale vrede, veiligheid en stabiliteit en tevens voor de democratie, de rechtsstaat en duurzame sociale en economische ontwikkeling; overwegende dat ongereguleerde wapenhandel bijdraagt aan gewapende conflicten, ontheemding, georganiseerde misdaad en terrorisme;
G. overwegende dat het wapenhandelsverdrag waarover in 2012 zal worden onderhandeld heldere en bindende bepalingen moet bevatten die aan de hoogste internationale normen voldoen en die volledig in overeenstemming zijn met de internationale mensenrechten en het internationale humanitaire recht;
H. overwegende dat een eensgezinde, coherente en consistente EU-aanpak cruciaal is voor de goedkeuring en een doeltreffende wereldwijde toepassing van een dergelijk verdrag;
I. overwegende dat er op het gebied van wapenoverdracht geen bindende verplichting bestaat waarbij de internationale mensenrechten en het internationale humanitaire recht ondubbelzinnig worden gegarandeerd;
J. overwegende dat de Raad heeft benadrukt dat alles in het werk moet worden gesteld om ervoor te zorgen dat tijdens de bijeenkomsten van het voorbereidend comité een zo breed mogelijk scala van onderwerpen aan de orde komt; overwegende dat de Raad hiertoe op 14 juni 2010 Besluit 2010/336/GBVB heeft vastgesteld betreffende activiteiten van de Europese Unie ter ondersteuning van het wapenhandelsverdrag, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie, teneinde steun te winnen voor het wapenhandelsverdrag bij de VN-lidstaten, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven;
K. overwegende dat het gemeenschappelijk standpunt van de EU tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie sinds zijn aanvaarding heeft bijgedragen aan de harmonisering van het nationale beleid voor beheersing van de wapenexport van de EU-lidstaten, en dat de daarin vervatte beginselen en criteria door verschillende derde landen worden onderschreven;
L. overwegende dat het wapenhandelsverdrag de verantwoordingsplicht moet versterken en dat de tenuitvoerlegging ervan open en transparant moet zijn;
M. overwegende dat het Handvest van de Verenigde Naties de VN-lidstaten rechten en verantwoordelijkheden toekent, waaronder uit hoofde van artikel 51 het recht van alle staten op individuele of gezamenlijke zelfbescherming;
Transparantie en verantwoordingsplicht – de sleutel tot een solide wapenhandelsverdrag
1. merkt op dat de waarde van de mondiale export onverminderd is blijven toenemen, ondanks de economische en financiële crisis, en dat de EU-lidstaten consequent ongeveer 30% van alle export voor hun rekening nemen en daarmee tot de grootste wapenproducenten en -exporteurs ter wereld behoren(12); benadrukt daarom dat de EU zowel een verantwoordelijkheid heeft voor, als een belang bij de ontwikkeling van en de deelname aan een gereguleerde, meer doorzichtige en gecontroleerde wapenhandel op mondiaal niveau;
2. merkt op dat de slecht gereguleerde, ongecontroleerde en ondoorzichtige wapenhandel onverantwoord is, onnodig menselijk leed heeft veroorzaakt, gewapende conflicten, instabiliteit en terroristische aanslagen en corruptie in de hand heeft gewerkt, vredesprocessen, goed bestuur en de sociaaleconomische ontwikkeling heeft ondermijnd en geleid heeft tot de omverwerping van democratisch gekozen regeringen, de schending van de rechtsstaat, de mensenrechten en het internationale humanitaire recht;
3. pleit er daarom voor om in juli 2012 bij de onderhandelingen over een wettelijk bindend internationaal wapenhandelsverdrag een historische stap voorwaarts te zetten, door de transparantie en verantwoordingsplicht te vergroten en door de hoogste internationale normen en criteria vast te leggen voor de beoordeling van besluiten over de overdracht en de in- en uitvoer van conventionele wapens;
4. roept de internationale gemeenschap op om haar betrokkenheid bij de regulering van de internationale wapenhandel te tonen, door volledig gebruik te maken van het Reglement om overeenstemming te bereiken over een alomvattende tekst waarin alle onderwerpen worden behandeld die van belang zijn om tijdens de conferentie in juli 2012 tot een solide verdrag te komen;
5. dringt aan op vlotte onderhandelingen en een snelle goedkeuring en inwerkingstelling van een mondiaal en veelomvattend VN-wapenhandelsverdrag;
Toepassingsgebied
6. gelooft dat een doeltreffend verdrag een zo breed mogelijk spectrum van handelsactiviteiten voor conventionele wapens dient te bestrijken, met inbegrip van de in- en uitvoer, de overdracht (inclusief de doorvoer en de overslag, en tijdelijke in- en uitvoer en wederuitvoer), de productie onder een buitenlandse licentie, voorraadbeheer, alsmede alle aan de wapenhandel gerelateerde diensten inclusief de bemiddeling, het transport en de financiering;
7. is van oordeel dat een doeltreffend verdrag alle aspecten van de handel in conventionele wapens moet omvatten, met inbegrip van de overdracht van staat tot staat, de overdracht van staten aan private eindgebruikers, commerciële verkoop en verhuur alsmede leningen, giften, hulp of welke vorm van overdracht dan ook;
8. is van mening dat een effectief verdrag ook het breedste spectrum van de conventionele wapens dient te bestrijken, met inbegrip van kleine en lichte wapens en munitie, immateriële overdracht, goederen voor tweeërlei gebruik, de bijbehorende onderdelen en de technologie die verbonden is aan het gebruik, de productie en het onderhoud, hetzij voor militaire doeleinden, hetzij voor andere veiligheids- en wetshandhavingsdoeleinden;
9. stelt dat de markering en traceerbaarheid van conventionele wapens en munitie voldoende aandacht moeten krijgen, met het oog op een grotere verantwoordingsplicht en de voorkoming van wapenoverdracht aan illegale ontvangers;
Criteria en internationale normen
10. denkt dat succes op lange termijn van het wapenhandelsverdrag valt of staat met de instelling van de hoogste en de duidelijkst mogelijke normen;
11. wil dat het wapenhandelsverdrag de verdragsluitende partijen eraan herinnert dat alle besluiten betreffende de overdracht van wapens volledig in overeenstemming moeten zijn met hun bestaande internationale verplichtingen, in het bijzonder met betrekking tot de internationale wetgeving inzake mensenrechten, het internationale humanitaire recht en het Handvest van de Verenigde Naties, met inbegrip van de sancties en wapenembargo's van regionale organisaties en de VN-Veiligheidsraad; meent dat de verdragsluitende partijen geen wapens mogen overdragen aan landen waar een aanzienlijk risico bestaat dat die wapens worden ingezet voor het begaan of begunstigen van ernstige schendingen van de internationale wetgeving inzake mensenrechten of het internationale humanitaire recht, zoals genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden;
12. dringt er bij de VN-lidstaten op aan om extra bindende criteria op te nemen (die uit zouden moeten groeien tot internationale maatstaven) als leidraad voor besluitvormers bij wapenexporten; meent dat deze criteria met name moeten uitgaan van de staat van dienst van het land van bestemming inzake goed bestuur, democratie, de rechtsstaat, mensenrechten, non-proliferatie, corruptiebestrijding, het risico van omleiding, het effect op de sociaaleconomische ontwikkeling van het land, en van de handhaving van vrede en veiligheid in de desbetreffende regio; is van mening dat er speciale anticorruptiecriteria in het verdrag moeten worden opgenomen;
13. doet een beroep op de VV/HV en de EU-lidstaten om de opname in het toekomstige verdrag van krachtige anti-corruptiemechanismen te bevorderen, zoals geformuleed onder punt 3 van de EU-verklaring van 12 juli 2011; wijst er nogmaals op dat een verwijzing naar corruptie moet worden opgenomen die consistent is met de desbetreffende internationale instrumenten en dat adequate maatregelen moeten worden genomen ter bestrijding van dergelijke misdrijven;
14. wenst dat deze criteria worden vastgelegd in de vorm van gemeenschappelijke operationele richtsnoeren voor risicoanalyses die als basis dienen voor besluiten over wapenoverdrachten;
15. vraagt de Europese Unie om, ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen over het wapenhandelsverdrag, te blijven vasthouden aan de strengst mogelijke normen en de striktst mogelijke uitlegging van het gemeenschappelijk standpunt 2008/944/GBVB van de Raad inzake wapenexport en de acht daarin vervatte criteria, met name ten aanzien van de internationale wetgeving inzake de mensenrechten en het internationale humanitaire recht;
Uitvoering en verslaggeving
16. benadrukt het belang van een doeltreffende en geloofwaardige uitvoering van het wapenhandelsverdrag, vooral wat betreft de verantwoordingsplicht, transparantie, de verantwoordelijkheid van de verdragsluitende staten en nauwere samenwerking tussen de bevoegde instanties;
17. benadrukt dat een solide wapenhandelsverdrag bepalingen en criteria moet bevatten die de verdragsluitende staten verplichten om nationale wetgeving aan te nemen en een nationale autoriteit op te zetten die verantwoordelijk is voor het controleren van de overdracht van alle zaken die onder het toepassingsgebied van het verdrag vallen en voor de naleving van alle verslaggevings- en uitvoeringsvereisten; is van oordeel dat de toepassing van het wapenhandelsverdrag ook controle op het eindgebruik en de tussenhandel in wapens moet omvatten, met inbegrip van een registratie- en vergunningsplicht voor ondernemers, openbaarmaking van de nodige informatie met onderbouwende documentatie door aanvragers van een wapenexportvergunning voordat de vergunning wordt afgegeven, en wettelijke maatregelen op grond waarvan iedere overdracht van conventionele wapens en munitie zonder vergunning van een nationale instantie of die niet in overeenstemming is met het verdrag als strafbaar feit wordt aangemerkt;
18. denkt dat een doeltreffende uitvoering van het verdrag zal afhangen van het bevorderen van transparantie en het uitwisselen van informatie en optimale werkmethoden tussen de verdragsluitende partijen met betrekking tot de besluitvorming over de in- en uitvoer en de overdracht van wapens;
19. denkt dat de ervaringen met het zich ontwikkelende VN-register voor conventionele wapens kunnen bijdragen tot de totstandbrenging van deze transparantie en informatieoverdracht, en vraagt om een verdere uitbreiding van wapencategorieën in het register door ook kleine en lichte wapens en munitie op te nemen;
20. wenst daarom dat het wapenhandelsverdrag krachtige en duidelijke bepalingen bevat die alle verdragsluitende partijen verplichten op jaarbasis verslag uit te brengen over alle besluiten op het gebied van wapenoverdracht, met informatie over de types, de hoeveelheden en de ontvangers van de uitrusting waarvoor een overdrachtsvergunning bestaat, en over de volledige toepassing van het wapenhandelsverdrag en zijn bepalingen; bepleit dat het wapenhandelsverdrag de verdragsluitende partijen ook moet verplichten om voor ten minste de laatste 20 jaar een gedetailleerd archiefsysteem bij te houden van alle internationale transacties die door het nationale controlesysteem zijn verwerkt;
21. wenst dat er een speciale uitvoerings- en ondersteuningseenheid voor het wapenhandelsverdrag wordt opgezet, met onder meer als taak het verzamelen en analyseren van de verslagen van de verdragsluitende staten, en verzoekt de secretaris-generaal van de VN om een jaarlijks verslag te publiceren met verdere voorstellen om de operationele bepalingen van het verdrag te verstevigen; pleit ervoor om de uitvoerings- en ondersteuningseenheid voor het wapenhandelsverdrag het recht te geven om ook gegevens over wapenoverdrachten te analyseren en om discrepanties en mogelijke inbreuken op het verdrag vast te stellen, en hierover verslag uit te brengen aan de vergadering van verdragsluitende staten;
22. dringt aan op openbaarmaking van al deze verslagen;
23. dringt aan op jaarlijkse bijeenkomsten van de verdragsluitende staten, alsmede een vijfjaarlijkse herzieningsconferentie, waarbij de deelname van organisaties uit het maatschappelijk middenveld zou moeten worden aangemoedigd;
24. is ervan overtuigd dat het succes van het wapenhandelsverdrag op lange termijn afhankelijk is van totale transparantie en een volledige verantwoordingsplicht jegens de bevoegde nationale instanties, zoals parlementaire controleorganen in de landen van invoer en van uitvoer; vraagt om die reden om solide transparantiemechanismen – waaronder jaarlijkse verslaggeving – om de rol van de parlementen te verstevigen, zodat die hun regeringen kunnen vragen rekenschap af te leggen omtrent besluitvorming over de in- en uitvoer en overdracht van wapens;
25. is van mening dat iedere verdragsluitende staat die om steun vraagt bij de uitvoering van zijn verplichtingen in het kader van het wapenhandelsverdrag van de noodzakelijke hulp en technische ondersteuning moet worden voorzien; roept de Europese Unie op haar ondersteunende activiteiten voort te zetten en meer hulp te bieden op gebieden als wetgeving, institutionele opbouw en administratie, en bij het verhogen van de nationale deskundigheid in alle organen die betrokken zijn bij de overdrachtscontrole, met inbegrip van maatschappelijke organisaties en parlementen;
De rol van de EU-begroting en het EP
26. erkent de coherente en consistente rol die de EU en de lidstaten hebben vervuld bij de ondersteuning van het internationale proces voor de vaststelling van een wapenhandelsverdrag; roept op tot een blijvende betrokkenheid en activiteit in de aanloop naar de conferentie, ook op het hoogste politieke niveau bij toppen en demarches ter voorbereiding van de conferentie in juli, alsmede bij het daaropvolgende ratificatie- en uitvoeringsproces;
27. is ervan overtuigd dat het antwoord van de EU op het verzoek van de secretaris-generaal van de VN om standpunten ten aanzien van de aspecten van een wapenhandelsverdrag voldoende basis biedt voor een gecoördineerd optreden door de EU-lidstaten op de internationale conferentie voor het wapenhandelsverdrag;
28. dringt bij de HV/VV aan op intensief overleg met alle lidstaten en op een doeltreffende coördinatie, om ervoor te zorgen dat de EU met één stem zal spreken en een krachtig standpunt uitdraagt;
29. roept de lidstaten op om, overeenkomstig de verplichtingen van het Verdrag van Lissabon, op de conferentie vast te houden aan het standpunt dat ingenomen is in het antwoord aan de secretaris-generaal van de VN, om zodoende een ambitieuze uitkomst en een solide verdrag veilig te stellen; vraagt de lidstaten daarom dringend om openlijk en ondubbelzinnig hun volledige steun te betuigen aan de EU-delegatie die aan de onderhandelingen deelneemt;
30. vraagt de VV/HV en de lidstaten dringend om degelijkheid de boventoon te laten voeren bij de inhoud van en de toetreding tot het toekomstige verdrag; dringt er bij de VS op aan zijn standpunt dat het wapenhandelsverdrag op basis van consensus tot stand moet komen, los te laten;
31. verheugt zich over de verklaring van de HV/VV, overeenkomstig artikel 34, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin zij het standpunt van de EU voorafgaand aan de conferentie aan het Parlement zal presenteren;
o o o
32. verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de Verenigde Naties en de nationale parlementen van de EU-lidstaten.
Cijfers afkomstig van de SIPRI Trend Indicator Values (uitgedrukt in USD t.o.v. het prijsindexjaar 1990) en te raadplegen via: http://www.sipri.org/databases/armstransfers/background/explanations2_default
Follow-up van de verkiezingen in de Democratische Republiek Congo
127k
48k
Resolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over de opvolging van de verkiezingen in de Democratische Republiek Congo (2012/2673(RSP))
– gezien de Beginselverklaring inzake internationale verkiezingswaarneming, die in oktober 2005 in de VN is herdacht,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,
– gezien het Afrikaanse Handvest voor mensenrechten en volkerenrechten, dat door de Democratische Republiek Congo (DRC) in 1982 werd geratificeerd,
– gezien de mededeling van de Commissie over verkiezingsondersteuning en -waarneming door de EU,
– gezien zijn eerdere resoluties over de Democratische Republiek Congo,
– gezien de in juni 2000 ondertekende partnerschapsovereenkomst van Cotonou,
– gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 22 november 2007 over de toestand in de DRC, met name in het oosten van het land, en de gevolgen daarvan voor de regio,
– gezien gemeenschappelijk optreden 2009/769/GBVB van de Raad van 19 oktober 2009 tot wijziging van gemeenschappelijk optreden 2007/405/GBVB met betrekking tot de politiemissie van de Europese Unie in het kader van de hervorming van de veiligheidssector en haar aansluitpunten met het rechtsstelsel in de DRC (Europol RD Congo),
– gezien de EU-missie ter hervorming van de veiligheidssector in de DRC (EUSEC RD Congo), opgericht in juni 2005 (gemeenschappelijk optreden 2005/355/GBVB van de Raad van 2 mei 2005 met betrekking tot de adviserende en bijstandverlenende EU-missie voor de hervorming van de veiligheidssector in de DRC),
– gezien het mandaat van de verkiezingswaarnemingsmissie (EUEOM) van de Europese Unie voor de presidents- en parlementsverkiezingen van 28 november 2011 om een gedetailleerde, onpartijdige en onafhankelijke evaluatie van de verkiezingen op te stellen, in overeenstemming met het nationale en regionale rechtskader alsook met de internationale normen en verdragen die de DRC heeft ondertekend,
– gezien het mandaat van de delegatie van het Europees Parlement, die zich bij de EUEOM heeft gevoegd en met de conclusies ervan heeft ingestemd,
– gezien de verklaring die de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, op 9 december 2011 over de verkiezingen in de DRC heeft afgelegd,
– gezien de gezamenlijke verklaring van 2 december 2011 van hoge vertegenwoordiger Ashton en commissaris Piebalgs over de verkiezingen, alsmede de Verklaring van 7 juni 2012,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, van 20 december 2011, over de verkiezingen in de DRC,
– gezien het eindverslag van de verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie in de DRC en de aanbevelingen daarin,
– gezien de in april 2012 door de onafhankelijke nationale verkiezingscommissie (CENI) gedane aanbevelingen,
– gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
– gezien artikel 122 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie in de DRC in haar eindverslag tot de slotsom komt dat de verkiezingen zijn ontsierd door een gebrek aan transparantie en geloofwaardigheid ten gevolge van een groot aantal onregelmatigheden en gevallen van fraude;
B. overwegende dat de EUEOM in de DRC ter attentie van de Congolese overheid 22 aanbevelingen heeft geformuleerd die erop gericht zijn de transparantie en de geloofwaardigheid van de stembusgang op wezenlijke punten te verbeteren en die technisch uitvoerbaar zijn in de aanloop naar de komende provinciale en lokale verkiezingen;
C. overwegende dat vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Catherine Aston namens de EU nogmaals haar bezorgdheid heeft geuit over de ernstige tekortkomingen en het gebrek aan transparantie bij de bundeling en de bekendmaking van de verkiezingsresultaten, waar onder meer op werd gewezen door de verkiezingswaarnemers van de EU;
D. overwegende dat het Hooggerechtshof van de DRC, ondanks de tekortkomingen die de Congolese autoriteiten zelf en de onafhankelijke nationale verkiezingscommissie (CENI) hadden vastgesteld, de definitieve uitslag van beide verkiezingen heeft bevestigd en de herverkiezing van de zittende president Joseph Kabila op 16 december 2011 officieel heeft bekrachtigd;
E. overwegende dat de vastgestelde datum voor provinciale en plaatselijke verkiezingen, namelijk 25 maart 2012, niet is geëerbiedigd en dat de voorzitter van de CENI op 6 juni 2012 een gewijzigd tijdschema heeft aangekondigd voor provinciale, stedelijke, gemeentelijke en plaatselijke verkiezingen, hetgeen betekent dat het electorale proces zal voortduren tot in 2014;
F. overwegende dat de CSAC, de hoge raad voor audiovisuele media en communicatie, niet in staat is gebleken te waarborgen dat alle kandidaten in de media gelijke kansen krijgen;
G. overwegende dat de straffeloosheid van ernstige mensenrechtenschendingen een klimaat van onveiligheid creëert en dat de mensenrechtensituatie en het democratiseringsproces in de Democratische Republiek Congo nog steeds zorgen baren omdat het aantal politiek gemotiveerde schendingen van de mensenrechten is toegenomen in de aanloop naar de presidentsverkiezingen;
H. overwegende dat de onderdrukking van mensenrechtenactivisten en journalisten in Congo is toegenomen en dat deze het slachtoffer zijn van willekeurige arrestaties en intimidatie;
I. overwegende dat de moord op Floribert Chebeya Bahizire, een vooraanstaande Congolese mensenrechtenactivist en de wijze waarop met deze zaak is omgegaan niet alleen op zichzelf ernstige misdrijven zijn, maar dat hiermee ook een buitengewoon kwalijk signaal wordt afgegeven aan allen die zich in Congo inzetten voor de mensenrechten;
J. overwegende dat zich in de aanloop naar verkiezingen een aantal problemen heeft opgestapeld, waaronder het systeem van één ronde voor de presidentsverkiezingen, een niet gevalideerde kieslijst, onvoldoende legitimiteit van de CENI, een ondermaats en onvoldoende in de praktijk gebracht juridisch kader alsmede de benoeming van een aantal rechters aan het Hooggerechtshof;
K. overwegende dat de EU in het kader van deel A van het 10e Europese Ontwikkelingsfonds steun verleent aan projecten ter bevordering van goed bestuur, zoals de uitvoering van democratische en eerlijke verkiezingen;
L. merkt op dat de EU deze verkiezingen financieel ondersteunt met een bedrag van 47,5 miljoen euro, met daarbovenop nog eens 2 miljoen euro voor veiligheidsmaatregelen; spreekt zijn waardering uit voor het werk van de 147 waarnemers die in 2011 in het kader van de verkiezingswaarnemingsmissie van de EU toezicht uitoefenden op de verkiezingen in de DRC;
M. overwegende dat de VN-Veiligheidsraad in zijn resolutie 1991 van 28 juni 2011 het mandaat van de VN-Stabilisatiemissie in de DRC (Monusco) verlengde tot 30 juni 2012;
N. overwegende dat de toename van de werkloosheid, de sociale achteruitgang en de verarming van de bevolking mede bijdragen tot de politieke instabiliteit in de Democratische Republiek Congo;
O. overwegende dat in Congo zelf 1,7 miljoen mensen ontheemd zijn en dat zich in de buurlanden nog eens 426 000 Congolese vluchtelingen bevinden;
1. gelooft dat om een democratische samenleving op te bouwen vooral een sterke politieke wil en een ambitieuze visie van de politieke leiders, zowel in de regering als in de oppositie, nodig is, met als doel politieke instellingen op te bouwen die de mensenrechten en sociale, economische en milieurechten van de bevolking garanderen;
2. is van mening dat de politieke leiders, de maatschappelijke organisaties, de religieuze leiders en de vrouwenverenigingen in de DRC een nationale consensus dienen te bereiken over de nodige instellingen en vastgestelde en overeengekomen procedures waarmee de democratie in de praktijk kan worden gebracht;
3. beschouwt een onafhankelijke rechtspraak en onafhankelijke media als cruciaal voor de vormgeving en reglementering van het democratisch proces met het oog op de versteviging van de rechtsstaat, de ontwikkeling van democratische instellingen, waaronder een functionerend parlement ter uitdrukking van het politiek pluralisme, en de versterking van de rol van maatschappelijke organisaties;
4. is van mening dat verkiezingen een noodzakelijke, maar niet de enige voorwaarde zijn voor een succesvol democratiseringsproces aangezien dit meer omvat dan alleen het organiseren van verkiezingen; meent dat een democratiseringsproces alleen succesvol kan verlopen als er ook wordt gewerkt aan de sociaaleconomische ontwikkeling van een land, en om de bevolking de basisvoorzieningen te geven waar ze recht op heeft, zoals onderwijs, gezondheid en werkgelegenheid;
5. betuigt eer aan het Congolese volk dat massaal aan de presidents- en parlementsverkiezingen van november 2011 heeft deelgenomen en hiermee bewijst hoezeer het gehecht is aan de totstandkoming van een daadwerkelijke democratie in de DRC;
6. Moedigt de regering aan een politieke dialoog aan te gaan met alle partijen, met inbegrip van de oppositiegroepringen en het maatschappelijk middenveld, en zo de weg te bereiden voor daadwerkelijke democratie en politieke hervormingen in het land;
7. onderstreept het belang van de oprichting van een Constitutioneel Hof, dat moet zorgen voor meer transparantie bij de verkiezingen, in het bijzonder wat de afhandeling van verkiezingsgeschillen betreft;
8. constateert eens te meer dat de CENI, de onafhankelijke nationale verkiezingscommissie, in gebreke is gebleven en dringt aan op diepgaande hervormingen op vele vlakken, in de allereerste plaats in haar samenstelling, die daadwerkelijk paritair moet worden gemaakt zodat ze het gehele Congolese samenleving vertegenwoordigt;
9. verheugt zich over de bereidheid van de CENI om het vertrouwen van de verschillende belanghebbenden terug te winnen en de aanbevelingen van de EU-verkiezingswaarnemingsmissie uit te voeren, en vraagt dat de CENI met het oog hierop een concreet en adequaat actieplan voorstelt;
10. wijst met klem op de sleutelrol die in het kader van de verkiezingen is weggelegd voor het Congolese maatschappelijke middenveld op het vlak van burgereducatie en nationale observatie; vraagt derhalve aan de Europese Unie en de internationale gemeenschap de DRC te begeleiden in haar inspanningen om de democratie en de vrede te consolideren, de Congolese ngo's te ondersteunen bij de bewustmaking van de kiezers en de interne verkiezingswaarneming en het Congolese volk te steunen in zijn streven naar democratie en sociale rechtvaardigheid;
11. dringt erop aan de CSAC, de hoge raad voor audiovisuele media en communicatie, in staat te stellen daadwerkelijk en efficiënt te opereren om te waarborgen dat het beginsel wordt nageleefd dat alle verkiezingskandidaten in de media gelijke kansen krijgen;
12. veroordeelt ten stelligste de betreurenswaardige gewelddaden en de schendingen van de grondrechten bij de verkiezingen van 28 november 2011 en dringt er bij de Congolese autoriteiten op aan de onderste steen boven te halen bij het opsporen van de schuldigen; juicht de inspanningen van leger en politie toe om alle schendingen van de mensenrechten effectief tegen te gaan, en moedigt ze daarin aan;
13. benadrukt dat geen serieuze vorderingen zijn geboekt bij het strafrechtelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen, in het bijzonder grootschalige verkrachtingen; stelt vast dat het gerechtelijk apparaat nauwelijks in staat is gebleken recht te spreken en de slachtoffers een schadeloosstelling te bieden;
14. uit zijn bezorgdheid over het feit dat de moordenaars van Floribert Chebeya nog steeds op vrije voeten zijn, ondanks een rechterlijke uitspraak; dringt er bij de Congolese justitie op aan het beroep dat de weduwe van Chebeya tegen deze uitspraak heeft ingesteld in behandeling te nemen en hiervoor een datum vast te stellen;
15. verzoekt de Congolese autoriteiten in naam van de vrijheid van meningsuiting de distributie in de DRC van de film van regisseur Thierry Michel over deze kwestie rechtstreeks noch indirect te belemmeren;
16. verzoekt de Congolese regering zich te verbinden tot een politiek waarbij alle mensenrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting, het recht om te demonstreren, vrijheid van geloof en beëindiging van discriminatie op grond van geslacht of seksuele oriëntatie, daadwerkelijk worden geëerbiedigd; benadrukt het belang van versterking van de rechtsstaat, behoorlijk bestuur, bestrijding van corruptie en controle over de veiligheidsdiensten;
17. verzoekt de huidige regering van de DRC haar inspanningen op te voeren om de rechtsstaat en de veiligheid van de Congolese bevolking op het volledige grondgebied van de DRC te waarborgen; verzoekt de premier, die binnen de regering officieel verantwoordelijk is voor de overheidsfinanciën, ervoor te zorgen dat in de beleidsvorming van de regering van de DRC voortaan systematisch de hoogste normen voor financieel beheer en solide begrotingsprocedures worden gehanteerd;
18. stelt vast dat de discriminatie van vrouwen, die hen belemmert aan het politieke leven deel te nemen, voortduurt ondanks het feit dat het beginsel van gelijke rechten van mannen en vrouwen en de paritaire aanwezigheid van mannen en vrouwen in de besluitvormingsorganen in de grondwet is verankerd; stelt voor dat alle nodige maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de vrouwen aan het politieke leven kunnen deelnemen en dat de kieswet wordt gewijzigd om het beginsel van paritaire vertegenwoordiging van mannen en vrouwen erin vast te leggen;
19. verwelkomt de aankondiging, in een persbericht van 6 juni 2012, van het bureau van de CENI dat het bij besluit N 019/CEN/BUR/12 een gewijzigd tijdschema heeft vastgesteld voor provinciale, stedelijke, gemeentelijke en plaatselijke verkiezingen, hetgeen betekent dat het electorale proces zal voortduren tot in 2014;
20. verzoekt de CENI een organisatie- en begrotingsplan op te stellen die een duidelijke blauwdruk bevatten van hoe de komende verkiezingen zullen worden georganiseerd; meent dat deze blauwdruk ter goedkeuring zou moeten worden voorgelegd aan alle politieke partijen en maatschappelijke organisaties;
21. doet een oproep aan alle leden van de presidentiële meerderheid en de oppositie, het ambtelijk apparaat, het maatschappelijk middenveld en de Congolese bevolking in het algemeen om ervoor te zorgen dat de verkiezingen die in het kader van het gewijzigde tijdschema tussen nu en 2014 zullen plaatsvinden, transparant, geloofwaardig en betrouwbaar zijn en dat de mensenrechten en fundamentele vrijheden worden geëerbiedigd;
22. spoort de Commissie en de lidstaten ertoe aan de financiële steun van de EU aan de Congolese verkiezingen te koppelen aan de voorwaarde dat de aanbevelingen van de EUEOM effectief in praktijk worden gebracht;
23. onderstreept dat de veiligheids- en de mensenrechtensituatie in het land een bedreiging blijft vormen voor de stabiliteit in de regio en wijst erop dat vrede, veiligheid, democratie en goed bestuur absolute vereisten zijn voor de ontwikkeling op lange termijn van de DRC;
24. wenst dat het Congolese parlement wordt betrokken bij het toezicht op de mijnbouwsector en pleit voor een onafhankelijk onderzoek met het oog op het waarborgen van een transparante werking van deze sector;
25. steunt het creëren van de post van Speciaal rapporteur voor de DRC in de Raad voor de mensenrechten en de verlenging van het mandaat van de Monusco ter bescherming van de burgerbevolking;
26. dringt er bij de Congolese overheid op aan het Afrikaans Handvest voor democratie, verkiezingen en goed bestuur zo spoedig mogelijk te ratificeren;
27. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Afrikaanse Unie, de regeringen van de landen uit de regio van de Grote Meren, de VN-Raad voor de mensenrechten en de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo.