Resolutie van het Europees Parlement van 17 januari 2013 over de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten die de EU binnenkomen vanuit derde landen (2012/2923(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen (COM(2005)0661 – C7-0048/2010 – 2005/0254(COD)),
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0273/2010),
– gezien zijn standpunt in eerste lezing van 21 oktober 2010(1),
– gezien de bijlage bij de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Werkprogramma van de Commissie” 2013 (COM(2012)0629) van 23 oktober 2012,
– gezien al zijn eerdere resoluties over vermelding van het land van oorsprong,
– gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Europees Parlement op 21 oktober 2010 in eerste lezing, met 525 stemmen vóór, 49 stemmen tégen en bij 44 onthoudingen, zijn standpunt heeft vastgesteld over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen;
B. overwegende dat er sindsdien weliswaar reeds meer dan twee jaar zijn verstreken, maar de Raad nog altijd geen gemeenschappelijk standpunt heeft goedgekeurd, waardoor er sprake is van een patstelling in de medebeslissingsprocedure;
C. overwegende dat de Commissie in haar Werkprogramma 2013 aangeeft dat, naast het gebrek aan overeenstemming in de Raad, recente ontwikkelingen met betrekking tot de juridische interpretatie van WTO-regels in de beroepsinstantie van deze organisatie ertoe hebben geleid dat haar voorstel is achterhaald;
D. overwegende dat de EU geen geharmoniseerde regels betreffende het vermelden van de oorsprong van geïmporteerde producten heeft, behalve voor sommige landbouwproducten;
E. overwegende dat sommige niet-EU-leden van de WTO, zoals Brazilië, Canada, China en de VS, voor bepaalde producten wel over regelgeving betreffende het vermelden van de oorsprong beschikken;
F. overwegende dat gemeenschappelijke bepalingen vereist zijn om de concurrentie tussen WTO-leden te versterken en te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden met producenten in die belangrijke partnerlanden van de EU welke vermelding van de oorsprong hebben geïmplementeerd;
G. overwegende dat „informatie” één van de hoekstenen van de vrijheid van burgers en de consumentbescherming is;
1. betreurt het voornemen van de Commissie om het voorstel voor een verordening over de vermelding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen, dat in het Parlement in eerste lezing was goedgekeurd, in te trekken zonder het Parlement daarvan tijdig op de hoogte te brengen en zonder de medewetgevers vooraf een gedetailleerde toelichting op haar besluit te verschaffen;
2. verzoekt de Commissie haar voornemen te heroverwegen;
3. verzoekt de Commissie met klem om, bij wijze van alternatief, nieuwe, met de WTO-regels verenigbare wetgeving voor te stellen voor de aspecten die in het oorspronkelijke voorstel aan bod kwamen;
4. vraagt de Commissie het Parlement op de hoogte te brengen van het tijdschema voor de toekomstige stappen die vereist zijn om de wetgevingsprocedure opnieuw op gang te brengen en de huidige patstelling te doorbreken;
5. vraagt de Commissie zonder enig verder dralen een vergelijkende studie te (laten) uitvoeren naar de wetgevingsprocedures met betrekking tot het vermelden van de oorsprong die op dit moment in elk WTO-lid van kracht zijn en worden gehanteerd, met het oog op het analyseren van de onderliggende beginselen en het beoordelen van de verenigbaarheid met de WTO-regels;
6. herinnert er, net als bij eerdere gelegenheden, aan hoe belangrijk het is om in het kader van de multilaterale handel een gelijk speelveld te handhaven voor EU-ondernemingen en hun concurrenten uit derde landen, en een consistente aanpak te volgen om de bescherming van de consument te waarborgen; onderstreept dat dit ook belangrijk is om waarde toe te kennen aan strenge productie-, milieu- en sociale normen, hetgeen in het bijzonder van belang is voor kmo's;
7. onderstreept dat er - tot het moment waarop we over nieuwe wetgeving beschikken - op regionaal, nationaal en EU-niveau alles aan moet worden gedaan om consumenten op de interne markt in staat te stellen bij het doen van aankopen beter geïnformeerde keuzes te maken, waaronder middels voorlichting en het via de media vergroten van het bewustzijn;
8. verzoekt de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt te bepalen na de eerste lezing van het Parlement, teneinde een normaal institutioneel debat mogelijk te maken;
9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.